Armoede in Nederland 2008
Onderzoek n diaconieën, aar financiële hulpverl andere kerkparochiële caritas insteening door elijke organ l isaties in Ne lingen en derland
Armoede in Nederland 2008
Onderzoek n diaconieën, aar financiële hulpverl andere kerkparochiële caritas insteening door elijke organ l isaties in Ne lingen en derland
© uitgave van
Kerk in Actie Postbus 456 3500 AL Utrecht tel. (030) 880 14 56
[email protected] www.kerkinactie.nl
2
Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland Diaconaal Bureau Postbus 334 3900 AH Veenendaal Tel. (0318) 5823 50
[email protected] www.cgk.nl
(Kerk in Actie is het diaconale werk in binnen- en buitenland en het zendingswerk van de Protestantse Kerk in Nederland)
Bisschoppenconferentie van de Nederlandse Rooms-Katholieke Kerkprovincie Postbus 13049 3507 LA Utrecht Tel. (030) 232 69 00
[email protected] www.rkk.nl
Remonstrantse Broederschap Nieuwegracht 27A 3512 LC Utrecht tel. (030) 231 69 70
[email protected] www.remonstranten.org Werkgroep Arme Kant van Nederland/EVA Luijbenstraat 17 5211 BR Den Bosch (073) 612 19 39
[email protected] www.armekant-eva.nl Onderzoeker drs. Olaf Crutzen VERWERKING GEGEVENS Nel Hoogendoorn († juni 2008)
Oud-Katholieke Kerk van Nederland Kon. Wilhelminalaan 3 3818 HN Amersfoort tel. (033) 462 08 75
[email protected] www.okkn.nl
Opmaak Ontwerpkamer, Utrecht Foto Jaap de Jager/Kerk in Actie Druk Libertas, Bunnik
Vincentiusvereniging Nederland Geestbrugweg 128 2281 CS Rijswijk tel. (070) 380 00 11
[email protected] www.vincentiusvereniging.nl
Prijs € 5,Besteladres
[email protected], tel. (030) 880 17 24 Utrecht, juni 2008
Inhoudsopgave
3
I Inleiding
4
II Samenvatting en aanbevelingen
5
III Onderzoeksverantwoording
14
3.1 Onderzoeksmethode
14
3.2 Populatie
14
3.3 Steekproef
14
3.3.1 Responsoverzicht 3.3.2 Representativiteit en weging 3.3.3 Statistische marges 3.3.4 Een aantal rekenvoorbeelden
3.4 Dataverzameling
15
3.4.1 De vragenlijst 3.4.2 De veldwerkperiode
3.5 Verwerking van de (open) vragen
15
3.6 Opmerkingen over het onderzoek en rapportage
15
IV Onderzoeksresultaten
16
4.1 Inleiding
16
4.2 Deelnemende kerkelijke organisaties
16
4.3 Betrokkenheid van kerkelijke organisaties
16
4.4 Kwantificering van de financiële hulp
21
4.4.1 Aantal aanvragen voor financiële hulp 4.4.2 Aantal aanvragen toegenomen, afgenomen of gelijkgebleven 4.4.3 Aantal gehonoreerde aanvragen voor financiële hulp 4.4.4 Gehonoreerd totaalbedrag voor financiële hulp 4.4.5 Totaalbedrag toegenomen, afgenomen of gelijkgebleven
4.5 Groepen met financiële problemen
27
4.6 Aard van de problematiek
28
29
4.7 Contact en samenwerking met andere instellingen en organisaties 4.8 Betrokkenheid bij het verstrekken van voedsel
4.9 Toerusting voor armoedebestrijding
31
4.10 Signalen voor de overheid
32
Bijlage: Vragenlijst
30
34
I Inleiding
Ondanks het hoge welvaartsniveau in Nederland, hebben grote groepen mensen in ons land moeite om financieel het hoofd boven water te houden. Armoedebestrijding krijgt niet de grootste prioriteit in het overheidsbeleid. Kerkelijke instanties voelen zich daardoor vaak gedwongen om bij te springen. Deze signalering baart verschillende kerken zorgen. Om meer inzicht te krijgen in de situatie en de rol van de verschillende kerken is het onderzoek ‘Armoede in Nederland’ uitgevoerd. Dit onderzoek is ook in 2005 en 2006 uitgevoerd in opdracht van Kerk in Actie, het diaconale en zendingswerk van de Protestantse Kerk in Nederland. Dit jaar - 2008 - hebben meer kerken geparticipeerd in het onderzoek. Dat zijn: - Protestantse Kerk in Nederland/Kerk in Actie - Rooms-Katholieke Kerk - Vincentiusvereniging Nederland - Oud-Katholieke Kerk van Nederland - Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland - Remonstrantse Broederschap De term kerkelijke organisaties In het onderzoek wordt gesproken over kerkelijke organisaties en over protestantse diaconieën. Waar over kerkelijke organisaties wordt gesproken, worden álle plaatselijke kerkelijke diaconale organen bedoeld van de bovenstaande kerken en vereniging. Waar wordt gesproken over protestantse diaconieën, zijn uitsluitend de diaconieën van de Protestantse Kerk in Nederland bedoeld. Het onderzoek is uitgezet onder de ‘kerkelijke organisaties’: • protestantse diaconieën • parochiële caritas instellingen • rooms-katholieke parochies • Vincentiusverenigingen • oud-katholieke parochies • christelijk gereformeerde diaconieën • remonstrantse diaconieën
4
Wat is er onderzocht en waarom? Net als in de onderzoeken van 2005 en 2006 is onderzocht in welke mate en op welke wijze kerkelijke organisaties betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen die financieel in de problemen zijn geraakt. Tevens is geïnventariseerd hoeveel aanvragen voor financiële hulp er in 2007 bij kerkelijke organisaties zijn binnengekomen, hoeveel aanvragen gehonoreerd zijn en om welke bedragen het hierbij gaat. Ook is onderzocht binnen welke bevolkingsgroepen de financiële problemen het grootst zijn en wat hiervan de oorzaken zijn. Kortom, het onderzoek laat zien op welke manieren de verschillende kerken hulpverlening bieden aan mensen met financiële problemen. Verder geeft het inzicht in zowel de aard van de problemen als in de doelgroepen die te maken hebben met armoede. Onder de protestantse diaconieën is een soortgelijk onderzoek reeds in 2005 en 2006 uitgevoerd. Voor dit kerkgenootschap kan een vergelijking worden gemaakt met voorafgaande jaren. Zo worden ontwikkelingen omtrent hulp bij armoede zichtbaar. De resultaten van dit onderzoek geven een kader om het beleid op het gebied van armoedebestrijding verder gestalte te geven. Tevens kunnen de kerken aantonen welk werk zij verrichten op het gebied van financiële hulpverlening. De cijfers geven voldoende aanknopingspunten om in gesprek te gaan met de overheid. Gedetailleerd overzicht Voor een gedetailleerd overzicht van de punten die in dit onderzoek aan de orde komen, wordt verwezen naar de inhoudsopgave en naar de gebruikte vragenlijst die als bijlage in dit rapport is opgenomen. De tabellen van het onderzoek zijn te vinden op www.kerkinactie.nl/armoede.
II Samenvatting en aanbevelingen 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk is een samenvatting van het onderzoek dat onder kerkelijke organisaties is uitgevoerd naar de financiële hulpverlening aan mensen die financieel in de knel zitten. Op basis van de resultaten zijn er aanbevelingen geformuleerd. Deze worden aan het einde van dit hoofdstuk beschreven. Waar in het onderzoek wordt gesproken over kerkelijke organisaties worden álle respondenten van het onderzoek bedoeld. Zie de Inleiding voor verdere informatie. Met protestantse diaconieën worden alleen de diaconieën van de Protestantse Kerk in Nederland bedoeld. Naast de inleiding zijn er in dit hoofdstuk tien paragrafen opgenomen, waarbij wordt aangesloten op de indeling van hoofdstuk IV. Achtereenvolgens komen aan de orde: 2.2 Deelnemende kerkelijke organisaties 2.3 Betrokkenheid van kerkelijke organisaties 2.4 Kwantificering van de financiële hulp 2.5 Groepen met financiële problemen 2.6 Aard van de problematiek 2.7 Contact en samenwerking met andere instellingen en organisaties 2.8 Betrokkenheid bij het verstrekken van voedsel 2.9 Toerusting voor armoedebestrijding 2.10 Signalen voor de overheid 2.11 Conclusies en aanbevelingen
2.2 Deelnemende kerkelijke organisaties In totaal zijn 3.424 kerkelijke organisaties benaderd om mee te doen aan het onderzoek. De onderstaande tabel geeft aan hoeveel kerkelijke organisaties benaderd zijn en hoeveel er gereageerd hebben.
5
2.3 Betrokkenheid van kerkelijke organisaties 76% van de kerkelijke organisaties is betrokken bij de ondersteuning van mensen die financieel in de knel zijn geraakt. Dit zijn gemiddeld zo´n 2.613 kerkelijke organisaties in Nederland. Met 95% zekerheid ligt dat aantal in ieder geval tussen de 2.532 en 2.700. Voor de protestantse diaconieën kunnen we een vergelijking in de tijd maken. We kunnen dan ook concluderen dat de betrokkenheid bij de ondersteuning van mensen die financieel in de knel zijn geraakt vanaf 2004 vrij stabiel is. Zo was de betrokkenheid in het onderzoek van 2005 74%, in 2006 78% en in het huidige onderzoek 75%. Dit zijn geen significante verschillen. Van de kerkelijke organisaties die betrokken zijn bij de armoedeproblematiek is 65% actief op zoek naar armoede binnen hun gemeente. In absolute getallen zijn dit tussen de 1.626 en 1.790 kerkelijke organisaties. De meest voorkomende manier om armoede op te sporen is door contact te onderhouden met andere instellingen. Wijze van betrokkenheid Mensen die financieel in de knel zijn geraakt kunnen door de kerkelijke organisaties op verschillende manieren geholpen worden. De kerkelijke organisaties zijn gemiddeld op 4,2 verschillende manieren betrokken bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen. De materiële hulpverlening, zowel met geld (giften en leningen) als in natura vormt de hoofdmoot in de wijze waarop kerkelijke organisaties betrokken zijn bij armoedesituaties. 83,3% verleent financiële hulp door middel van giften. Meer dan de helft (53,9%) verleent materiële hulp in
Tabel 1: Categorisering kerkelijke organisaties
Populatie Respons
Rooms-Katholiek (parochiële caritas instellingen, parochies en Vincentiusverenigingen)
1.124
425
Protestantse Kerk in Nederland (diaconieën)
2.041
745
Andere kerkgenootschappen (diaconieën van Remonstrantse Broederschap en Christelijke Gereformeerde Kerk, en parochies Oud-Katholieke Kerk)
259
55
Oecumenische samenwerking (zoals interkerkelijke noodfondsen)
-
8
Onbekend
-
3
3.424
1.236
Totaal
6
natura. 51,0% geeft aan dat ze financiële hulp verleent door middel van leningen. Dit beeld komt sterk overeen met de vorige onderzoeken, waarin alleen is gekeken naar de protestantse diaconieën. In het onderzoek van 2006 zagen we dat 80,0% van de protestantse diaconieën hielpen door middel van giften, 51,7% door middel van leningen en 54,5% door middel van hulp in natura. Bij de vraag op welke wijze men betrokken is bij het ondersteunen van mensen met financiële problemen, is dit jaar voor het eerst de antwoordcategorie ‘het mogelijk maken van een vakantie’ toegevoegd. Daaruit blijkt dat 41,8% van de kerkelijke organisaties die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen, één of meerdere vakanties mogelijk hebben gemaakt. Bij de protestantse diaconieën ligt dit percentage nog hoger (51,0%). Een andere belangrijke ontwikkeling binnen de protestantse diaconieën is dat men steeds vaker een diaken voor armoedebestrijding instelt (11,2% in 2006 en 16,9% in 2008). Niet betrokken Indien kerkelijke organisaties niet betrokken zijn bij de armoedeproblematiek, geven de respondenten als belangrijkste reden (52,2%) aan dat er in de gemeente geen mensen leven die financieel in de knel zitten. Bijna één op de vijf binnen deze groep (18,1%) ontvangt geen signalen of aanvragen van mensen met (financiële) problemen. Er zijn wel een aantal significante verschillen tussen de roomskatholieke organisaties en de protestantse diaconieën te zien (deze zijn rood gekleurd).
Wanneer we de redenen afzetten tegen omvang van de burgerlijke gemeente, dan zien we dat de redenen ‘in de gemeente geen mensen leven die financieel in de knel zitten’ en ‘geen signalen of aanvragen ontvangen’ afnemen naarmate de gemeente groter wordt. De reden ‘wij hebben andere prioriteiten’ neemt toe naarmate de omvang van de burgerlijke gemeente toeneemt (zie www.kerkinactie.nl/ armoede, voor de extra tabel 1).
2.4 Kwantificering van de financiële hulp 86% van de kerkelijke organisaties die betrokken zijn bij de armoedeproblematiek verleent hulp middels financiële giften of leningen. Bij kwantificering van dit percentage constateren we dat het hierbij gaat om een aantal tussen de 2.197 en 2.313 kerkelijke organisaties. Gemiddeld zijn dit 2.255 kerkelijke organisaties. Bij de rooms-katholieken geeft 89% van de kerken hulp middels financiële giften of leningen. Bij de andere kerkgenootschappen en oecumenische samenwerkingsverbanden is dit 82%. Voor de protestantse diaconieën kunnen we weer een vergelijking maken in de tijd. In het onderzoek van 2005 was het percentage 90%, in 2006 85% en in dit onderzoek weer 85%. Aantal aanvragen voor financiële hulp Aan alle kerkelijke organisaties is gevraagd hoe vaak men in 2007 aanvragen heeft gekregen voor financiële hulpverlening. Hieruit blijkt dat men in 2007 gemiddeld 8,4 aanvragen heeft ontvangen. Op basis van deze
Tabel: Redenen niet-betrokkenheid bij ondersteuning
RK PKN Andere kerk- Onbekend Totaal
genootschappen
In gemeente zijn er geen mensen die financieel in de knel zitten
34,6%
58,5%
76,5%
0,0%
52,2%
Geen signalen/aanvragen ontvangen
21,0%
18,8%
0,0%
0,0%
18,1%
We hebben andere prioriteiten
24,7%
5,7%
5,9%
50,0%
11,6%
Overige
8,6%
4,0%
0,0%
50,0%
5,4%
Vermoeden dat mensen terughoudend zijn door schaamte
1,2%
7,4%
0,0%
0,0%
5,1%
Via een andere organisatie (die we ondersteunen)
3,7%
4,5%
11,8%
0,0%
4,7%
Kleine gemeente met weinig middelen
6,2%
1,1%
5,9%
0,0%
2,9%
7
gegevens is vervolgens het absolute aantal aanvragen voor financiële hulp berekend. We zien hieronder een overzicht voor alle afzonderlijke kerkelijke organisaties: Tabel: Aantal aanvragen voor financiële hulpverlening 2007 (alle kerkelijke organisaties)
Aantal
Gemiddeld
kerkelijke
aantal
organisaties
aanvragen
Alle kerkelijke organisaties RK PKN
Absolute aantallen 95% betrouwbaarheids interval Minimaal
Maximaal
Gemiddeld
2.255
8,4
14.054
24.062
18.942
804
12,2
6.272
13.590
9.809
1.290
5,6
4.676
10.017
7.263
150
10,5
0
3.810
1.575
Andere kerkgenootschappen en oecumenische samenwerking
In onderstaande tabel staat het aantal aanvragen in 2004, 2005 en 2007 bij de protestantse diaconieën weergegeven. Wanneer we de cijfers van het huidige onderzoek vergelijken met de vorige onderzoeken, constateren we een aanzienlijke daling. Binnen het onderzoek wordt in het kader van de betrouwbaarheid alleen gerekend met exacte aantallen. Doordat veel protestantse diaconieën die veel aanvragen hebben ontvangen hun cijfers hebben geschat, worden deze niet meegenomen in de berekening. Het geschatte aantal lag in 2007, voor de protestantse diaconieën, op 12,1. Tabel: Aantal aanvragen voor financiële hulpverlening (protestantse diaconieën)
Aantal
Gemiddeld
protestantse
aantal
Absolute aantallen
diaconieën
gehonoreerde
aanvragen
Minimaal
Maximaal
95% betrouwbaarheids interval Gemiddeld
Aantal aanvragen 2007
1.290
5,6
4.676
10.017
7.263
Aantal aanvragen 2005
1.385
8,2
7.310
15.660
11.357
Aantal aanvragen 2004
1.437
6,1
5.549
12.140
8.781
8
Aantal aanvragen voor financiële hulp gehonoreerd Gemiddeld werden in 2007 per kerkelijke organisatie zo’n 7,5 aanvragen voor financiële hulp gehonoreerd. Dit betekent dat de kerkelijke organisaties in 2007, met 95% zekerheid, tussen de 12.783 en 21.237 aanvragen voor financiële hulp gehonoreerd hebben. Wanneer we geen rekening houden met de betrouwbaarheidsmarge komen we tot een schatting van ca. 16.913 gehonoreerde aanvragen. Tabel: Aantal gehonoreerde aanvragen voor financiële hulpverlening (alle kerkelijke organisaties)
Aantal
Gemiddeld
kerkelijke
aantal
organisaties
gehonoreerde
aanvragen
Minimaal
Maximaal
Gemiddeld
2.255
7,5
12.783
21.237
16.913
804
10,2
5.443
11.122
8.201
1.290
5,4
4.406
9.586
6.914
150
8,1
119
2.585
1.215
Alle kerkelijke organisaties RK PKN
Absolute aantallen 95% betrouwbaarheids interval
Andere kerkgenootschappen en oecumenische samenwerking
De ontwikkeling bij de protestantse diaconieën in gehonoreerde aanvragen ziet er als volgt uit. Tabel: Aantal gehonoreerde aanvragen voor financiële hulpverlening (protestantse diaconieën)
Aantal
Gemiddeld
protestantse
aantal
diaconieën
gehonoreerde
aanvragen
Absolute aantallen 95% betrouwbaarheids interval Minimaal
Maximaal
Gemiddeld
Aantal gehonoreerde aanvragen 2007
1.290
5,4
4.406
9.586
6.914
Aantal gehonoreerde aanvragen 2005
1.385
7,2
6.613
13.542
9.972
Aantal gehonoreerde aanvragen 2004
1.437
5,41
5.252
10.978
8.047
9
Gehonoreerd totaalbedrag voor financiële hulp Per kerkelijke organisatie wordt gemiddeld zo’n € 5.021,per jaar besteed aan individuele financiële hulpverlening. Doorgerekend naar een totaalbedrag voor alle financiële hulpverlening in 2007 en rekeninghoudend met de 95%-betrouwbaarheidsinterval constateren we dat de kerkelijke organisaties tussen de € 8.130.577,- en € 14.662.655,- aan financiële hulp hebben besteed. Wanneer we geen rekening houden met de betrouwbaarheidsmarge komen we tot een totaalbedrag van € 11.320.100,- in 2007. Tabel: Gehonoreerd totaalbedrag voor financiële hulpverlening (alle kerkelijke organisaties)
Aantal
Gemiddeld
kerkelijke
gehonoreerd
organisaties
bedrag
Alle kerkelijke organisaties RK PKN
Absolute aantallen 95% betrouwbaarheids interval Minimaal
Maximaal
Gemiddeld € 1 1.320.100,-
2.255
€ 5.021,-
€ 8.130.577,-
€ 14.662.655,-
804
€ 5.381,-
€ 2.667.244,-
€ 6.100.420,-
€ 4.326.324,-
1.290
€ 4.733,-
€ 3.454.627,-
€ 8.933.344,-
€ 6.105.570,-
150
€ 4.702,-
€ 247.549,-
€ 1.276.856,-
€ 705.300,-
Andere kerkgenootschappen en oecumenische samenwerking
Het geschatte bedrag is bij de protestantse diaconieën, in tegenstelling tot het aantal aanvragen en gehonoreerde aanvragen, niet hoger dan het exacte bedrag (geschatte bedrag in 2007 is € 3.365,-). Als we alleen de protestantse diaconieën vergelijken, zien we de volgende ontwikkeling: Tabel: Gehonoreerd totaalbedrag voor financiële hulpverlening (protestantse diaconieën)
Aantal
Gemiddeld
protestantse
gehonoreerd
diaconieën
bedrag
Absolute aantallen 95% betrouwbaarheids interval Minimaal
Maximaal
Gemiddeld
Gehonoreerd totaalbedrag 2007
1.290
€ 4.733,-
€ 3.454.627,-
€ 8.933.344,-
€ 6.105.570,-
Gehonoreerd totaalbedrag 2005
1.385
€ 5.176,-
€ 4.815.967,-
€ 9.668.786,-
€ 7.168.760,-
Gehonoreerd totaalbedrag 2004
1.437
€ 3.174,-
€ 3.061.420,-
€ 6.133.714,-
€ 4.560.750,-
10
2.5 Groepen met financiële problemen
Tabel: Problemen die kerkelijke organisaties vaak of regelmatig tegenkomen
De groepen mensen die verhoudingsgewijs het meest als financiële knelgroep genoemd worden zijn: ‘alleenstaande ouders met kinderen’ (53,3%), ‘mensen zonder betaald werk’ (44,0%), ‘asielzoekers’ (41,8%), ‘ouderen’ (39,1%), ‘mensen met psychische problemen’ (31,0%), ‘mensen met een chronische ziekte of handicap’ (28,2%) en ‘gezinnen waarin slechts 1 persoon betaald werkt’ (13,7%). De percentages verschillen niet veel ten opzichte van de vorige onderzoeken, waarin alleen de protestantse diaconieën zijn onderzocht. Een totaaloverzicht van de geïdentificeerde groepen:
Schuldenproblematiek
41,4%
Langdurig laag inkomen
36,8%
Onvoorziene hoge uitgave/incidentele financiële tegenslag
16,5%
Onbekend met regelgeving
16,3%
Wachttijden bij toekenning uitkering
14,9%
Vastlopen in bureaucratie
14,8%
Vallen net buiten allerlei regelingen
13,7%
Ingewikkelde formulieren
13,4%
Angst of schaamte voor instanties
12,5%
Structurele hoge bijzondere uitgaven
10,5%
Hoge vaste lasten
10,3%
Problemen met flexwerken
Tabel: Meestgenoemde groepen in financiële problemen (top tien)
1,2%
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen en aangeven regelmatig of vaak in aanraking te komen met het desbetreffende knelpunt (n=826)
Alleenstaande ouders met kinderen
53,3%
Mensen zonder betaald werk
44,0%
Asielzoekers
41,8%
Ouderen
39,1%
Mensen met psychische problemen
31,0%
Mensen met een chronische ziekte of handicap
28,2%
Gezinnen waarin slechts 1 persoon werkt
13,7%
Mensen met een onvolledige AOW
13,0%
Jongeren
7,0%
Mensen met een partime baan
4,5%
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen (n=862)
2.6 Aard van de problematiek Op de vraag hoe vaak men bepaalde knelpunten tegenkomt, kregen respondenten de keuze tussen ‘nooit’, ‘soms’, ‘regelmatig’, ‘vaak’ en ‘weet niet’. Wanneer we de percentages ‘vaak’ en ‘regelmatig’ optellen, dan zien we dat ‘schuldenproblematiek’ (41,4%) en ‘langdurig laag inkomen’ (36,8%) de meest voorkomende problemen zijn. Deze stonden in 2005 en 2006 (bij de het onderzoek onder protestantse diaconieën) ook op de eerste en de tweede plek. In de volgende tabel staan de percentages van de antwoordcategorieën ‘regelmatig’ en ‘vaak’ opgeteld. Een totaaloverzicht:
Uit de tabel blijkt dat problemen in veruit de meeste gevallen worden veroorzaakt door een langdurig laag inkomen of schuldenproblematiek.
2.7 Contact en samenwerking met andere instellingen en organisaties Van de instellingen waarmee kerkelijke organisaties in het kader van financiële hulpverlening contact hebben, staat de gemeentelijke sociale dienst duidelijk het hoogst aangeschreven (58,7%). Ook maatschappelijk werk scoort hoog met 56,8%. Voedselbanken staan met 36,3% op de derde plek. Instellingen voor schuldhulpverlening (35,7%) staan op de vierde plaats. Organisaties van uitkeringsgerechtigden en/of cliëntenraden sluiten de top vijf af met 22,9%. Net als in 2006 (bij de het onderzoek onder protestantse diaconieën) staan dit jaar de voedselbanken weer in de top vijf van de instellingen waarmee men wel eens contact heeft bij armoedebestrijding. De voedselbanken zijn belangrijke instellingen geworden bij de hulpverlening rondom armoede.
11
2.8 Betrokkenheid bij verstrekken van voedsel Meer dan de helft van de kerkelijke organisaties (50,2%) is op een of andere manier betrokken bij initiatieven om voedsel te verstrekken. Hiervan is 26,2% betrokken bij een voedselbank die is aangesloten bij Voedselbank Nederland. Zo’n 19,4% is betrokken bij een soortgelijk initiatief. Aan de respondenten die hebben aangegeven betrokken te zijn bij initiatieven om voedsel te verstrekken is gevraagd op welke wijze men betrokken is. Veruit de meeste respondenten (46,4%) geven aan dat er kerkleden/parochianen actief zijn als vrijwilliger. Het geven van financiële steun (30,4%) staat op plaats twee.
2.9 Toerusting voor armoedebestrijding Op de vraag: ‘Voelt u zich voldoende toegerust in uw diaconale werk rondom armoede?’ geeft 55,7% van de kerkelijke organisaties aan dat men zich voldoende toegerust voelt. In het vorige onderzoek (2006) onder de protestantse diaconieën zagen we dat 65,2% zich voldoende toegerust voelde. In 2008 is dit gedaald tot 54,7%. De respondenten die zich niet voldoende toegerust voelen, geven aan behoefte te hebben aan meer informatie over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (60,5%). Men wil meer informatie over de veranderingen in de sociale wetgeving (56,5%). Zo’n 41,3% wil meer informatie over toeslagen (zorgtoeslag, huurtoeslag, kindertoeslag).
2.10 Signalen voor de overheid In deze laatste paragraaf wordt beschreven welke signalen kerkelijke organisaties hebben doorgegeven aan de burgerlijke gemeente ter verbetering van het armoedebeleid. Daarnaast wordt ook beschreven welke zaken of signalen men binnen dit onderzoek nog wil doorgeven met het oog op ons contact met de overheid.
26,5% van de kerkelijke organisaties hebben signalen doorgegeven aan de burgerlijke gemeente ter verbetering van het armoedebeleid. De belangrijkste signalen hadden betrekking op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO/23,1%). Men wenst meer samenwerking en overleg met de burgerlijke gemeente omtrent de WMO. Daarnaast hebben de kerkelijke organisaties over het algemeen ook behoefte aan meer en betere samenwerking tussen diaconieën/parochiële caritas instellingen en burgerlijke gemeenten (18,9%). Andere belangrijke signalen zijn ‘minder bureaucratie/betere voorlichting’ (15,0%) en ‘aandacht/regelgeving omtrent armoede’ (11,7%). Ongeveer een op de vijf respondenten (18,8%) heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid een zelf geformuleerde boodschap voor de overheid aan te dragen. De meeste respondenten gaven aan dat er minder formulieren, bureaucratie en meer duidelijkheid moet komen binnen de regelgeving rondom armoede (22,8%). Veel zwakkeren in onze samenleving overzien het woud aan regelgeving niet en lopen zo de steun van de overheid mis. Ook gaf 13,0% van de respondenten aan dat de overheid moet toezien op een goede uitvoering van de WMO. Zo’n 10,7% geeft aan dat het sociaal minimum omhoog moet.
12
2.11 Conclusies en aanbevelingen 1. U it het onderzoek blijkt dat de aandacht voor armoede in Nederland bij plaatselijke kerken onverminderd hoog is. Rond driekwart van de respondenten geeft aan op één of meer manieren betrokken te zijn. In eerder onderzoek onder protestantse diaconieën was dit ongeveer even hoog. Nu blijkt dat hetzelfde beeld ook voor de andere kerkelijke organisaties opgaat. Aanbeveling aan de kerkgenootschappen: plaatselijke kerken stimuleren om armoede in Nederland hoog op de eigen agenda te houden en die van de lokale samenleving. 2. I n dit onderzoek wordt het algemene beeld bevestigd dat kerken gedurende meerdere jaren een forse inzet laten zien bij hulp aan mensen die financieel in de knel zijn geraakt. Dat bleek eerder al in onderzoeken van de Protestantse Kerk en wordt nu voor de Rooms-Katholieke Kerk en enkele kleinere christelijke kerken bevestigd. Dit beeld kan verbreed worden naar alle kerken. Aanbeveling aan de landelijke overheid, burgerlijke gemeenten en instanties: De signalen die kerken doorgeven aan politiek en bedrijfsleven en het pleidooi voor armoedebestrijding dienen hoge prioriteit te krijgen. 3. D e aantallen ingediende en gehonoreerde hulpvragen, en de bedragen die daar in omgaan, zijn voor de hele onderzoeksgroep ruwweg even hoog als in het eerdere onderzoek onder protestantse diaconieën van 2006. Als we de vergelijking alleen maken voor de protestantse diaconieën, constateren we een daling ten opzichte van 2006. (Deze daling wordt in het totaalplaatje gecompenseerd door hogere aantallen en bedragen bij de andere kerkelijke organisaties). Hoewel deze daling op meerdere manieren verklaard kan worden, kan ze erop duiden dat er ook een daling in de armoedeproblematiek plaatsvindt. Dat is een hoopvol teken. Aanbeveling aan de kerkgenootschappen: onderzoeken of het verlenen van individuele materiële hulpverlening feitelijk leidt tot het afnemen van armoedesituaties. De kerken moeten deze ontwikkeling blijven volgen in de toekomst, zodat met meer zekerheid uitspraken gedaan kunnen worden.
4. De groepen die het meest in beeld zijn bij kerkelijke hulpverlening vormen ongeveer dezelfde top vijf als in de voorgaande onderzoeken in 2005 en 2006. Ook waar het de aard van de problemen betreft, is er weinig verandering. Met name schuldenproblematiek en langdurig moeten leven van een laag inkomen scoren daarin hoog. Dit duidt erop dat armoedebeleid dat ingezet wordt voor deze specifieke groepen en terreinen nog onvoldoende merkbare vruchten afwerpt. Aanbeveling aan de landelijke overheid en burgerlijke gemeenten: overheidsbeleid gericht op de vermindering van armoede onder specifieke aandachtsgroepen dient te worden geïntensiveerd. Deze intensivering van overheidsbeleid is ook nodig op het terrein van de schuldenproblematiek en de toereikendheid van uitkeringen. 5. Uit de antwoorden blijkt dat hulp te maken heeft met problemen rond bureaucratie, ingewikkelde formulieren, lange wachttijden bij het beoordelen van uitkeringsaanvragen, enz. Hier is geen verbetering opgetreden in vergelijking met de voorgaande onderzoeken in 2005 en 2006. Ook bij de vraag welke signalen naar de overheid moeten worden doorgegeven, scoort deze problematiek hoog. Inzet voor verbetering op deze terreinen is dan ook dringend gewenst. Aanbeveling aan de landelijke overheid, burgerlijke gemeenten en instanties: er is een steviger inspanning nodig van de landelijke overheid, gemeenten en instanties om bureaucratische drempels te slechten, niet-gebruik van (inkomens-)voorzieningen tegen te gaan, procedures te vereenvoudigen en te versnellen, formulieren te vereenvoudigen en proactief beleid te ontwikkelen, waardoor mensen gesteund worden in het benutten van voorzieningen en regelingen die er voor hen zijn. 6. Kerken geven aan in de hulpverlening zelf veel te doen en veel samen te werken met gemeenten en instanties. Een kwart van de kerken geeft aan aandacht te geven aan het doorgeven van signalen en knelpunten aan lokale overheden en instanties. De samenwerking lijkt dus eerder gericht te zijn op helpen dan op het signaleren van knelpunten en het zoeken naar politieke oplossingen.
13
Aanbeveling aan de kerkgenootschappen en plaatselijke kerkelijke organisaties: plaatselijke kerken moeten vaker aan overheden en instanties doorgeven wat ze tegenkomen in de hulp aan mensen in de knel, en meedenken in aanbevelingen om verbeteringen in beleid en uitvoering aan te brengen. De landelijke kerken moeten dit ondersteunen, met toerustingsmateriaal en gerichte trainingen. 7. De vraag naar toerusting en informatie door de kerkgenootschappen is groot, en is bij de protestantse diaconieën gestegen ten opzichte van eerder onderzoek. Aanbeveling aan de kerkgenootschappen: de kerkgenootschappen dienen de informatievoorziening voor de achterban te intensiveren over de snel veranderende wet- en regelgeving in sociale zekerheid en zorgsector, via bladen, websites en handreikingen. 8. Uit de antwoorden rond aantallen en bedragen van hulpverlening blijkt dat in vooral grotere gemeenten en bij samenwerkingsverbanden van kerken een vrij groot aantal daarbij uitgaat van schattingen in plaats van exacte getallen. In de presentatie van de uitkomsten zijn louter de exacte getallen meegerekend. Dit duidt erop dat een zorgvuldige registratie van de hulpverlening lang niet overal prioriteit heeft. Aanbeveling aan de kerkgenootschappen en plaatselijke kerkelijke organisaties: In verband met de signalering naar overheden en instanties toe, is regelmatige geanonimiseerde registratie van hulpaanvragen gewenst. Dat moet een eenvoudige, niet-bureaucratische registratie zijn, zodat dit geen drempels opwerpt. Dit dient tevens als pijler onder het diaconale beleid van de plaatselijke kerk. De kerkgenootschappen dienen de diaconieën en parochiële caritas instellingen hierbij te ondersteunen. 9. Hoe kleiner de (burgerlijke) gemeente, hoe minder kerken aan hulpverlening doen. Het is waarschijnlijk dat dit in een groot aantal kleinere gemeenten niet te maken heeft met het ontbreken van armoede. Van een aantal regio’s en kleinere gemeenten is namelijk bekend dat er relatief veel armoede is. De armoede blijft hier kennelijk meer verborgen of er is een groter taboe.
Aanbeveling aan de landelijke overheid, burgerlijke gemeenten, kerkgenootschappen en kerkelijke organisaties: overheid, kerken en, instanties in kleinere kernen moeten actiever de noden in de eigen samenleving opsporen. Kwalitatief onderzoek om meer te weten te komen over de feitelijkheden rond armoede en de mate van hulpverlening in kleinere gemeenten kan een aanvulling zijn op het onderhavige onderzoek naar kerkelijke hulpverlening. 10. De tendens bij kerkelijke organisaties om speciale diakenen of andere vrijwilligers dan wel betaalde krachten aan te stellen die zich met armoede in Nederland bezighouden, zet zich door. Dat is toe te juichen. anbeveling aan de kerkgenootschappen: A het vrijstellen van speciale diakenen of andere vrijwilligers of betaalde krachten moet verder worden gestimuleerd. 11. Uit het onderzoek komt naar voren dat kleinere kerkgenootschappen meer informele manieren van hulpverlenen kennen, vooral door inzet van vrijwilligers bij formulierenhulp, administratiehulp, zorghulp. De inzet van vrijwilligers uit kerken bij voedselbanken blijkt toegenomen. Kerken maken betaalbare vakanties voor huishoudens in armoedesituaties mogelijk. Vooral protestantse diaconieën kennen hierin een lange traditie. Rond hulpverlening bij armoede hebben kerken in de vorm van hun vrijwilligers een creatief en kundig netwerk, dat op verschillende manieren ingezet kan worden bij manieren van hulpverlenen. Door de onderlinge diversiteit in aanpak kunnen de kerkelijke organisaties van elkaar leren. De meerwaarde van dit oecumenisch opgezet armoedeonderzoek blijkt o.a. hieruit. Aanbeveling aan de kerkgenootschappen: Over enige jaren moeten de betrokken kerken dit onderzoek herhalen zodat trends waargenomen en geanalyseerd kunnen worden.
III Onderzoeksverantwoording
In dit hoofdstuk wordt een aantal zaken beschreven die inzicht geven in de gehanteerde methoden en technieken binnen het onderzoek. Achtereenvolgens worden de onderzoeksmethode, de populatie, de steekproef, de respons, de betrouwbaarheid en representativiteit, de wijze van dataverzameling en de verwerking van de vragenlijst beschreven.
3.1 Onderzoeksmethode oor dit exploratief onderzoek zijn de volgende kerkelijke V organisaties benaderd: • parochiële caritas instellingen • rooms-katholieke parochies • Vincentiusverenigingen • protestantse diaconieën • remonstrantse diaconieën • christelijke gereformeerde diaconieën • oud-katholieke parochies
3.3.1 Responsoverzicht Onderstaand schema geeft het responsoverzicht van de schriftelijke enquête.
Totale basis voor respons
3.424
100,0%
Geen vragenlijst retour ontvangen
2.188
63,9%
Respons%
1.236
36,1%
Het responspercentage 36,1% is zeer goed te noemen. Bij soortgelijke schriftelijke onderzoeken ligt het responspercentage meestal rond de 20%. De hoogte van de respons geeft dan ook zeker geen aanleiding om op voorhand ernstige selectiviteit te verwachten.
Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een schriftelijke vragenlijst. Belangrijkste redenen hiervoor zijn: • De respondent krijgt tijd om na te denken over de antwoorden. Daarnaast geeft het de mogelijkheid om vragen die men zelf niet kan beantwoorden met anderen door te spreken. • De respondent kan zelf kiezen voor het moment van antwoorden en wordt niet ‘lastig gevallen’.
3.3.2 Representativiteit en weging Bij een schriftelijk onderzoek bestaat het risico dat bepaalde groepen oververtegenwoordigd dan wel ondervertegenwoordigd zijn in de responsgroep. In dat geval vormen de respondenten geen goede afspiegeling van de totale populatie en is het onderzoek daarmee niet representatief. Met betrekking tot armoede zijn er grote verschillen tussen gebieden met een hoge of lage urbanisatiegraad. Daarom is het van belang dat de respons representatief is naar omvang van burgerlijke gemeente. In onderstaande tabel wordt de omvang van burgerlijke gemeente in de steekproef vergeleken met de populatiecijfers.
3.2 Populatie
Representativiteit naar omvang burgerlijke gemeente
Tot de populatie van het onderzoek behoren alle bovengenoemde kerkelijke organisaties in Nederland. De totale onderzoekspopulatie bedraagt in totaal 3.424 kerkelijke organisaties.
3.3 Steekproef Vanaf week 2 in 2008 zijn in totaal 3.424 vragenlijsten verstuurd. In de volgende subparagraaf staat een overzicht van de respons op de vragenlijst en wordt een verantwoording gegeven over de representativiteit en de betrouwbaarheid van de cijfers.
Steekproef Populatie
< 10.000 inwoners
27,9%
14,8%
10.000-20.000
18,9%
33,2% 38,1%
20.000-50.000
26,5%
50.000-100.000
10,0%
8,6%
100.000-200.000
6,8%
4,3%
> 200.000 inwoners
3,6%
1,1%
Onbekend
6,3%
-
Uit de tabel valt af te lezen dat de kleine gemeenten (< 10.000 inwoners) en de grote gemeenten vanaf 50.000 inwoners oververtegenwoordigd zijn in de steekproef. De gemeenten met 10.000-20.000 inwoners en 20.000-50.000 inwoners zijn in de steekproef ondervertegenwoordigd. Om deze afwijkingen te corrigeren zijn de resultaten gewogen. Door de weging tellen antwoorden van kerkelijke instellingen uit ondervertegenwoordigde gemeenten (in de steekproef) relatief zwaarder mee in het totaalresultaat. De antwoorden van oververtegenwoordigde gemeenten tellen juist minder zwaar mee. De basis voor
14
15
de weging wordt gevormd door populatiecijfers die afkomstig zijn van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2004). De gewogen resultaten worden binnen de rapportage gebruikt wanneer het gaat om percentages. Voor absolute getallen, zoals aantallen en bedragen worden de ongewogen resultaten gebruikt. 3.3.3 Statistische marges De resultaten in dit onderzoek zijn steekproefuitkomsten. Dit betekent dat we rekening moeten houden met zekere statistische marges rondom de gepresenteerde uitkomsten. Bij elke uitkomst geldt, gegeven de spreiding in de antwoorden en het aantal ondervraagde organisaties, een betrouwbaarheidsmarge. Dit betekent dat de werkelijke waarde, met een betrouwbaarheid van 95%, binnen de grenzen van deze marge zal liggen. Voor het vaststellen van de marges worden de volgende formules gehanteerd.
Voorbeeld 2: gemiddelde bedragen Het gemiddelde gehonoreerde bedrag bij financiële hulp is 5.021 euro. De bijbehorende statistische marge bedraagt: 5.021 +/- 1,96 x 673 = 5.021 +/- 1.319 Dat wil zeggen dat met 95% zekerheid mag worden aangenomen dat het gemiddelde gehonoreerde bedrag bij financiële hulp in de hele onderzoekspopulatie tussen de 3.702 en 6.340 euro zal liggen.
3.4 De dataverzameling 3.4.1 De vragenlijst Met de vragenlijst is een aanbevelingsbrief meegestuurd. In deze brief is duidelijk aangegeven waarvoor het onderzoek dient en waarom het van belang is dat de vragenlijst wordt ingevuld. De gestructureerde vragenlijst (zie bijlage) is opgesteld in samenwerking met experts op het gebied van armoede(-bestrijding). Zie voor de volledige vragenlijst de bijlage in dit rapport.
Formules voor het vaststellen van de statistische marges Penetratiecijfers/percentages:
1,96 x √{(p x (1-p))/n}
Gemiddelden (aantallen, bedragen):
1,96 x SE
3.4.2 De veldwerkperiode De veldwerkperiode van het onderzoek liep van week 2 t/m week 14 in 2008. De vragenlijsten die zijn teruggezonden in deze periode zijn meegenomen in dit onderzoek.
In deze formules worden de volgende symbolen gebruikt: p: het aangetroffen percentage n: de steekproefomvang
3.5 Verwerking (open) vragen
SE: de standaardfout van het gemiddelde
3.3.4 Een aantal rekenvoorbeelden De steekproefgroottes worden in de tabellen steeds vermeld. Met de hulp van deze steekproefgroottes en bovenstaande formules kunnen de bijbehorende marges worden berekend. Hoe dergelijke marges worden berekend, zien we in onderstaande voorbeelden. Percentages Voorbeeld: 76,4% van de kerkelijke organisaties zijn betrokken bij ondersteuning van mensen met financiële problemen. De hierbij behorende statistische marge bedraagt: 76,4% +/- 1,96 x √ {(0,764 x (1-0,764))/1158} = 0,764 +/- 0,0244 Dit wil zeggen dat met 95% zekerheid mag worden aangenomen dat het percentage in de hele onderzoekspopulatie tussen 74,0% en 78,8% zal liggen. Gemiddelden Voorbeeld 1: gemiddelde aantal Het gemiddelde aantal aanvragen voor financiële hulp in 2007 is 8,25. De bijbehorende statistische marge bedraagt: 8,25 +/- 1,96 x 1,043 = 8,25 +/- 2,044. Dat wil zeggen dat met 95% zekerheid mag worden aangenomen dat de frequentie van het aantal aanvragen voor financiële hulp in 2007 in de hele onderzoekspopulatie tussen de 6,21 en 10,29 zal liggen.
Met behulp van het softwarepakket SPSS zijn de onderzoeksgegevens geanalyseerd en verwerkt tot tabellen en overzichten. Antwoorden op open vragen zijn na afloop zoveel mogelijk gecategoriseerd en voorzien van een code. Antwoorden die niet gecategoriseerd konden worden zijn één op één weergegeven in zogenaamde ‘open vraag tabellen’ (voor deze OV-tabellen zie de website: www.kerkinactie.nl/armoede). Ook de reguliere tabellen zijn te vinden op www.kerkinactie.nl/armoede. ‘Missing values’ worden buiten beschouwing gelaten in het onderzoeksresultaat en worden als normaal verdeeld verondersteld. Doordat de missing values normaal verdeeld zijn, hebben ze geen effect op de resultaten.
3.6 Opmerkingen over het onderzoek en rapportage Bij het lezen van het rapport dient rekening te worden gehouden met het feit dat de resultaten voor een belangrijk deel gebaseerd zijn op interviewgegevens. De antwoorden en opvattingen van de respondenten kunnen, binnen de betrouwbaarheidsmarges, afwijken van de realiteit.
IV Onderzoeksresultaten
16
4.1 Inleiding Het onderzoek is op te splitsen in een negental aandachtspunten. De aandachtspunten ‘deelnemende kerkelijke organisaties’, ‘betrokkenheid van diaconieën’, ‘samenwerking en contact met andere instellingen en organisaties’, ‘kwantificering van de financiële hulp’, ‘groepen met financiële problemen’, ‘aard van de problematiek’, ‘betrokkenheid bij verstrekken van voedsel’, ‘toerusting voor armoedebestrijding’ en ‘signalen voor de overheid’ staan in onderstaande paragrafen beschreven.
4.2 Deelnemende kerkelijke organisaties In totaal zijn er 3.424 kerkelijke organisaties benaderd om mee te doen aan het onderzoek. Deze kerkelijke organisaties zijn onder te verdelen in: Tabel 1: Categorisering kerkelijke organisaties Populatie Steekproef
% binnen steekproef
Rooms-katholieke parochiële caritas instellingen, parochies en Vincentiusverenigingen
1.124
425
34,4
Protestantse diaconieën
2.041
745
60,3
Andere kerkgenootschappen (remonstrantse en christelijke gereformeerde diaconieën, oud-katholieke parochies)
259
55
4,4
Oecumenische samenwerking
-
8
0,6
Onbekend
-
3
0,2
3.424
1.236
100,0
Totaal
4.3 Betrokkenheid van kerkelijke organisaties In deze paragraaf wordt beschreven hoeveel kerkelijke organisaties betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen die financieel in de knel zijn geraakt. Hierbij wordt tevens ingegaan op de wijze van betrokkenheid. Uit het onderzoek blijkt dat in 2007 zo’n 76% van de kerkelijke organisaties betrokken is bij de ondersteuning van mensen die financieel in de knel zijn geraakt.
In de onderzoeken van 2005 en 2006 is dit al onderzocht voor de diaconieën van de Protestantse Kerk in Nederland. In 2004 was zo’n 74% van de protestantse diaconieën betrokken en in het jaar 2005 was dit 78%. In 2007 ligt dit percentage rond de 75%. De betrokkenheid lijkt ten opzichte van 2005 gedaald te zijn, maar het verschil is niet significant. Wanneer we dit nieuwe percentage van 76% kwantificeren, blijkt dat er tussen de 2.532 en 2.700 kerkelijke organisaties betrokken zijn bij deze problematiek1.
1
Bij de kwantificeringen in deze rapportage wordt rekening gehouden met de 95%-betrouwbaarheidsmarge. In bovenstaande situatie kan er met 95% betrouwbaarheid worden vastgesteld dat het werkelijke aantal kerkelijke organisaties dat betrokken is binnen deze marge ligt.
17
Figuur 1: Kerkelijke organisaties die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen die financieel in de knel zitten Nee: 24%
Ja: 76%
Basis: Alle respondenten (n=1158)
Verder blijkt uit de resultaten dat de betrokkenheid van de kerkelijke organisaties samenhangt met de omvang van de burgerlijke gemeente. De betrokkenheid van het aantal kerkelijke organisaties loopt namelijk op naarmate de burgerlijke gemeente groter is. Zo is de betrokkenheid binnen de kleinste burgerlijke gemeenten 63%, terwijl dit binnen de grootste burgerlijke gemeenten 93% is. De samenhang tussen de omvang en de betrokkenheid binnen een gemeente is de belangrijkste reden dat de resultaten gewogen zijn op omvang van de burgerlijke gemeente.
Van de kerkelijke organisaties die betrokken zijn bij de armoedeproblematiek is 65% actief op zoek naar armoede binnen hun gemeente. In absolute getallen zijn dit tussen de 1.626 en 1.790 kerkelijke organisaties. De meest voorkomende manieren om armoede op te sporen is door contact te onderhouden met andere instellingen. De instelling maatschappelijk werk wordt hierbij het meest genoemd. Een andere veelvoorkomende manier is het plaatsen van artikelen over armoede in het plaatselijke kerkblad. In onderstaande figuur staat een totaaloverzicht.
Figuur 2: Manieren waarop kerkelijke organisaties actief armoede opsporen
Contacten onderhouden met instellingen (bijv. maatschappelijk werk)
63,7%
Artikelen in het kerkblad
54,6%
Contacten onderhouden met (belangen)organisaties van uitkeringsger.
49,2%
Verspreiden van informatie d.m.v. folders en/of posters
27,2%
Speciale diaken aanstellen met als taak armoedebestrijding
25,2%
Via ouderlingen/diaken/predikant/gemeenteleden
10,7%
Anders, namelijk...
5,5%
Contacten met andere diaconieën/pastoraat
4,7%
Via huisbezoeken
4,1%
Burgerlijke gemeente/sociale dienst
4,0%
Wijkteams
1,9%
WMO-raad
1,6%
0% Basis: Respondenten die actief armoede opsporen (n= 886)
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
18
Een groot gedeelte van de kerkelijke organisaties is betrokken bij de ondersteuning van mensen die financiële problemen hebben. Deze betrokkenheid wordt op verschillende manieren vormgegeven. Veruit de meest voorkomende manier is het verlenen van financiële hulp door middel van giften (83,3%). Meer dan de helft (53,9%) verleent materiële hulp in natura. 51,0% geeft aan dat ze financiële hulp verleent door middel van leningen. Ook het verwijzen en begeleiden naar instanties en regelingen (51,5%) wordt door meer dan de helft van de kerkelijke organisaties gedaan. Zie onderstaande tabel. Tabel 2: Wijze waarop de kerkelijke organisatie is betrokken bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen
RK PKN Andere
kerkgenoot-
schappen
Oecumenische
Onbekend Totaal
samenwerking
Financiële hulp (giften)
88,2%
80,4%
80,0%
81,8%
100,0%
83,3%
Materiële hulp in natura
56,2%
53,6%
43,3%
40,0%
0,0%
53,9%
Instanties of regelingen
49,5%
52,3%
53,3%
72,7%
0,0%
51,5%
Financiële hulp (leningen)
47,8%
53,9%
32,3%
72,7%
0,0%
51,0%
Mogelijk maken van een vakantie
28,9%
51,0%
23,3%
45,5%
0,0%
41,8%
steunpunt voedselbank
34,0%
42,4%
50,0%
30,0%
0,0%
39,3%
Hulp bij invullen formulieren
18,3%
25,3%
35,5%
63,6%
0,0%
23,5%
Participeren in een noodfonds
23,6%
21,9%
23,3%
20,0%
0,0%
22,5%
29,3%
17,0%
22,6%
0,0%
0,0%
21,4%
9,0%
16,9%
10,0%
20,0%
0,0%
13,8%
belastingteruggave
8,4%
13,0%
30,0%
40,0%
0,0%
12,2%
Opzetten van een voedselbank
6,5%
11,3%
3,3%
0,0%
0,0%
9,1%
Kledingwinkel/ruilwinkel
6,9%
2,9%
0,0%
9,1%
0,0%
4,3%
Anders, namelijk...
3,7%
2,1%
3,3%
9,1%
0,0%
2,8%
Kerstpakketten
1,2%
2,5%
3,2%
0,0%
0,0%
2,0%
Verwijzing/begeleiding naar
Steungeven aan een voedselbank/
Ondersteunen van een lokale belangenorganisatie Aanstelling van een diaken voor armoedebestrijding Hulp bij aanvragen van
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen (n=886)
19
Wanneer we alleen naar de protestantse diaconieën kijken dan komt het beeld in het onderzoek van 2008 sterk overeen met het beeld in 2005 en 2006. Zo zijn financiële giften, financiële leningen, materiële hulp en het verwijzen en begeleiden naar instanties en het informeren over regelingen nog steeds de belangrijkste manieren van hulpverlening. Bij deze vraag is dit jaar voor het eerst de antwoordcategorie ‘het mogelijk maken van een vakantie’
toegevoegd. Van de protestantse diaconieën die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen, heeft 51% één of meerdere vakanties mogelijk gemaakt. Ook stellen de protestantse diaconieën steeds vaker een diaken aan voor armoedebestrijding (11,2% in 2006 en 16,9% in 2008). In onderstaande tabel zien we de verschuivingen in de wijze van betrokkenheid binnen de protestantse diaconieën.
Tabel 3: Wijze van betrokkenheid bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen (protestantse diaconieën)
2005 (PKN)
2006 (PKN)
2008 (PKN)
Financiële hulp (giften)
84,5%
80,0%
80,4%
Financiële hulp (leningen)
54,0%
51,7%
53,9%
Materiële hulp in natura
50,9%
54,5%
53,6%
Verwijzing/begeleiding naar instanties of regelingen
51,6%
50,5%
52,3%
Mogelijk maken van een vakantie
1,3%
-
51,0%
-
36,9%
42,4%
Steungeven aan een voedselbank/steunpunt voedselbank Hulp bij het invullen van formulieren
23,2%
33,8%
25,3%
Participeren in een noodfonds
23,1%
24,6%
21,9%
Ondersteunen van een lokale belangenorganisatie
25,2%
22,0%
17,0%
-
11,2%
16,9%
Aanstelling van een diaken voor armoedebestrijding Hulp bij aanvragen van belastingteruggave
10,3%
19,3%
13,0%
-
11,7%
11,3%
Opzetten van een voedselbank
Basis: Protestantse diaconieën die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen (n=515)
In onderstaande figuur zien we de percentages van alle kerkelijke organisaties. Figuur 3: Wijze van betrokkenheid bij ondersteuning van mensen met financiële problemen Financiële hulp (giften)
83,3%
Materiële hulp in natura
53,9%
Verwijzing/begeleiding naar instanties of regelingen
51,1%
Financiële hulp (leningen)
51,0%
Mogelijk maken van een vakantie
41,8%
Steungeven aan een voedselbank/steunpunt voedselbank
39,3%
Hulp bij het invullen van formulieren
23,5%
Participeren in een noodfonds
22,5%
Ondersteunen van een lokale belangenorganisatie
21,4%
Aanstelling van een diaken voor armoedebestrijding
13,8%
Hulp bij aanvragen van belastingteruggave
12,2%
Opzetten van een voedselbank
9,1%
Kleding/ruilwinkel
4,3%
Anders, namelijk…
2,8%
Kerstpakketten
2,0%
0%
10%
20%
30%
40%
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen (n=880)
50%
60%
70%
80%
90%
20
Mensen die financieel in de knel zijn geraakt kunnen door de kerkelijke organisaties op verschillende manieren geholpen worden. Als we kijken op hoeveel verschillende manieren kerkelijke organisaties helpen, blijkt dat de kleinste dorpen (minder dan 10.000 inwoners) gemiddeld op 3,1 verschillende manieren betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen. Bij de grotere gemeenten zien we dat ze op veel meer verschillende manieren bezig zijn met financiële hulpverlening. Op totaalniveau zijn alle kerkelijke organisaties gemiddeld op 4,2 verschillende manieren betrokken bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen. Voor de protestantse diaconieën kunnen we weer een vergelijking maken in de tijd. Hierbij is er ook onderscheid gemaakt in omvang van de burgerlijke gemeente. Als we de cijfers vergelijken met de afgelopen jaren blijkt dat er op alle niveaus sprake is van een stijging, met uitzondering van de gemeentes met 50.000 – 100.000 inwoners (zie onderstaande tabel). Tabel 4: Gemiddeld aantal manieren waarop kerkelijke organisaties mensen met financiële problemen steunen
2005
2006
2008
2008
(PKN)
(PKN)
(PKN)
(Alle kerkelijke
organisaties)
< 10.000 inwoners
2,4
2,8
3,3
3,1
10.000-20.000 inwoners
3,0
3,6
4,1
4,1
20.000-50.000 inwoners
3,4
4,3
4,9
4,6
50.000-100.000 inwoners
4,0
5,4
5,1
4,8
100.000-200.000 inwoners
3,8
5,1
5,6
5,3
> 200.000 inwoners
4,0
5,3
5,6
4,7
-
-
3,4
3,5
3,3
3,8
4,3
4,2
Onbekend Totaal
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen (n=886)
Indien kerkelijke organisaties niet betrokken zijn bij de armoedeproblematiek, geeft men als belangrijkste reden (52,2%) dat er in de gemeente geen mensen leven die financieel in de knel zitten. Ongeveer 18,1% binnen deze groep ontvangt geen signalen of aanvragen van mensen met (financiële) problemen. In tabel vijf staat een totaaloverzicht.
21
Tabel 5: Redenen niet-betrokkenheid bij ondersteuning van mensen met financiële problemen
RK PKN Andere
kerkgenoot-
schappen
Onbekend Totaal
In gemeente zijn er geen mensen die financieel in de knel zitten
34,6%
58,5%
76,5%
0,0%
52,2%
Geen signalen/aanvragen ontvangen
21,0%
18,8%
0,0%
0,0%
18,1%
We hebben andere prioriteiten
24,7%
5,7%
5,9%
50,0%
11,6%
8,6%
4,0%
0,0%
50,0%
5,4%
1,2%
7,4%
0,0%
0,0%
5,1%
(die we ondersteunen)
3,7%
4,5%
11,8%
0,0%
4,7%
Kleine gemeente met weinig middelen
6,2%
1,1%
5,9%
0,0%
2,9%
Overige Vermoeden dat mensen terughoudend zijn door schaamte Via een andere organisatie
Basis: Respondenten die niet betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen (n=276)
4.4 Kwantificering van de financiële hulp Wanneer we het binnen deze paragraaf hebben over financiële hulpverlening dan worden hiermee zowel giften als leningen bedoeld.
De ondergrens: 2.197 betrokken kerkelijke organisaties x (8,4 – (1,96 x 1,022)) = 14.054 aanvragen
4.4.1 Aantal aanvragen voor financiële hulp 86,2% van de kerkelijke organisaties die betrokken is bij de armoedeproblematiek, verleent hulp middels financiële giften of leningen. Bij kwantificering van dit percentage constateren we dat het hierbij gaat om een aantal tussen de 2.197 en 2.313 kerkelijke organisaties.
De bovengrens: 2.313 betrokken kerkelijke organisaties x (8,4 + (1,96 x 1,022)) = 24.062 aanvragen
Gemiddeld kregen de kerkelijke organisaties in 2007 zo’n 8,4 aanvragen voor financiële hulp binnen. We gaan hierbij alleen uit van de respondenten die exacte cijfers hebben gegeven. Dit om geen concessies te doen aan de betrouwbaarheid. In de vragenlijst kon men aangeven of het gegeven cijfer een exact getal is of een schatting (zie bijlage). Op basis van de exacte cijfers en rekeninghoudend met de 95%-betrouwbaarheidsinterval komen we tot de volgende omvang:
Dit betekent dat de kerkelijke organisaties in 2007, met 95% zekerheid, tussen de 14.054 en 24.062 aanvragen voor financiële hulp hebben ontvangen. Wanneer we geen rekening houden met de betrouwbaarheidsmarge komen we tot een schatting van ca. 18.942 aanvragen.
22
Hoe groter de omvang van de burgerlijke gemeente, hoe groter het aantal aanvragen. Dit blijkt uit onderstaande tabel. Hierbij is alleen gekeken naar exacte aantallen. Dat is ook de reden dat we bij gemeenten met meer dan 200.000 inwoners slechts een gemiddelde van 10,4 aanvragen zien. De reden is dat veel van de grotere gemeenten het aantal hebben geschat. Het geschatte aantal bij deze gemeenten is 40,1. Zie onderstaande tabel. Tabel 6: Gemiddeld aantal aanvragen naar omvang burgerlijke gemeente
Gemiddeld N Std. Error Std.
aantal aanvragen
of Mean Deviation
< 10.000 inwoners
3,19
94
0,786
7,625
10.000-20.000 inwoners
7,79
82
1,766
15,993
20.000-50.000 inwoners
8,29
119
1,346
14,685
50.000-100.000 inwoners
11,19
52
3,175
22,895
100.000-200.000 inwoners
24,96
28
10,019
53,014
> 200.000 inwoners
10,40
15
5,393
20,887
Onbekend Totaal
3,00
16
0,665
2,658
8,4
406
1,022
20,584
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen en die exacte aantal aanvragen hebben gegeven (n=396)
Voor de protestantse diaconieën kunnen we weer een vergelijking in de tijd maken. We zagen dat er in 2004 gemiddeld zo’n 8.781 aanvragen binnenkwamen. In 2005 waren dit 11.357 aanvragen en in 2007 ongeveer 7.263. Hieronder staat een overzicht van alle afzonderlijke kerkelijke organisaties. Tabel 7: Aantal aanvragen voor financiële hulpverlening 2007 (alle kerkelijke organisaties)
Aantal Gemiddeld Absolute aantallen
kerkelijke
aantal
organisaties
aanvragen
95% betrouwbaarheids interval
Minimaal Maximaal Gemiddeld Alle kerkelijke organisaties RK PKN
2.255
8,4
14.054
24.062
18.942
804
12,2
6.272
13.590
9.809
1.290
5,6
4.676
10.017
7.263
150
10,5
0
3.810
1.575
Andere kerkgenootschappen en oecumenische samenwerking
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen en die exacte aantal aanvragen hebben gegeven (n=396)
23
4.4.2 Aantal aanvragen toegenomen, afgenomen of gelijkgebleven Aan de respondenten is gevraagd of men kan aangeven of het aantal aanvragen voor financiële hulp gelijk is gebleven, gedaald of gestegen ten opzichte van 2006. Ook hier wordt alleen gekeken naar de kerkelijke organisaties die exacte aantallen hebben gegeven in het onderzoek (n=392). De reden hiervoor is dat deze respondenten een realistische inschatting kunnen maken van het verschil in aantal aanvragen, omdat men beschikt over de exacte aantallen. Hieruit blijkt dat 61,1% van de kerkelijke organisaties aangeeft dat het aantal aanvragen in 2007 gelijk is gebleven met 2006. 24,9% zegt dat het aantal aanvragen is gestegen en 9,9% zegt dat het aantal aanvragen juist is gedaald. Zo’n 4,2% geeft aan het niet te weten. Tabel 8: Aantal aanvragen toegenomen, afgenomen of gelijkgebleven
RK PKN Andere
kerkgenoot-
schappen
Oecumenische
Onbekend Totaal
samenwerking
Meer
21,3%
27,7%
13,3%
60,0%
0,0%
Minder
11,3%
9,4%
0,0%
20,0%
0,0%
24,9% 9,9%
Ongeveer gelijk
64,4%
58,0%
80,0%
20,0%
100,0%
61,1%
Weet niet
3,1%
4,9%
6,7%
0,0%
0,0%
4,2%
Aantal (n)
160
210
15
5
2
392
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen en die exacte aantallen aanvragen hebben gegeven (n=392)
4.4.3 Aantal gehonoreerde aanvragen voor financiële hulp Gemiddeld werden in 2007 van de 8,4 aanvragen zo’n 7,5 aanvragen voor financiële hulp door de kerkelijke organisaties gehonoreerd. We gaan ook hier uit van de kerkelijke organisaties die exacte cijfers hebben gegeven. Op basis van deze cijfers en rekeninghoudend met de 95%-betrouwbaarheidsinterval komen we tot de volgende schatting:
De ondergrens: 2.197 betrokken kerkelijke organisaties x (7,5 – (1,96 x 0,858)) = 12.783 aanvragen gehonoreerd
De bovengrens: 2.313 betrokken kerkelijke organisaties x (7,5 + (1,96 x 0,858)) = 21.237 aanvragen gehonoreerd Dit betekent dat de kerkelijke organisaties in 2007, met 95% zekerheid, tussen de 12.783 en 21.237 aanvragen voor financiële hulp gehonoreerd hebben. Wanneer we geen rekening houden met de betrouwbaarheidsmarge komen we tot een schatting van ca. 16.913 gehonoreerde aanvragen. Ook hier is uitsluitend gerekend met de exacte cijfers. Bij de gehonoreerde aanvragen kon echter slechts 54,8% van de kerkelijke organisaties die betrokken is bij de armoedeproblematiek een exact aantal geven.
24
In onderstaande tabel staat het gemiddelde aantal gehonoreerde aanvragen uitgesplitst naar omvang van de burgerlijke gemeente. Ook hier zien we weer een samenhang tussen omvang van de burgerlijke gemeente en het aantal gehonoreerde aanvragen. De reden dat vooral de hele grote burgerlijke gemeenten (> 200.000 inwoners) uit de toon vallen, is dat een groot aantal gehonoreerde aanvragen is geschat. Deze zijn niet meegenomen in onderstaande tabel. Tabel 9: Gemiddeld aantal gehonoreerde aanvragen naar omvang burgerlijke gemeente Gemiddeld aantal N Std. Error Std. Deviation
gehonoreerde
of Mean
aanvragen
< 10.000 inwoners
3,18
99
0,679
6,760
10.000-20.000 inwoners
7,36
88
1,640
15,389
20.000-50.000 inwoners
7,11
118
1,026
11,145
50.000-100.000 inwoners
9,76
58
2,491
18,973
100.000-200.000 inwoners
20,38
29
8,734
47,031
> 200.000 inwoners
9,36
22
3,337
15,653
Onbekend
3,29
14
0,730
2,730
Totaal
7,50
428
0,858
17,755
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen en die exacte aantallen gehonoreerde aanvragen hebben gegeven (n=428)
Wanneer we de protestantse diaconieën weer vergelijken in de tijd, zien we dat in 2004 gemiddeld zo’n 7.774 aanvragen zijn gehonoreerd. In 2005 waren dit 9.972 aanvragen en in 2007 ongeveer 6.914. Hieronder volgen de gehonoreerde aantallen voor de verschillende kerkelijke organisaties. Tabel 10: Aantal gehonoreerde aanvragen voor financiële hulpverlening (alle kerkelijke organisaties)
Aantal Gemiddeld Absolute aantallen
kerkelijke
aantal gehon.
organisaties
aanvragen
95% betrouwbaarheids interval
Minimaal Maximaal Gemiddeld Alle kerkelijke organisaties RK PKN
2.255
7,5
12.783
21.237
16.913
804
10,2
5.443
11.122
8.201
1.290
5,4
4.406
9.586
6.914
150
8,1
119
2.585
1.215
Andere kerkgenootschappen en oecumenische samenwerking
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen en die exacte aantal gehonoreerde aanvragen hebben gegeven (n=428)
25
4.4.4 Gehonoreerd totaalbedrag voor financiële hulp Iedere afzonderlijke kerkelijke organisatie besteedt gemiddeld zo’n € 5.021,- per jaar aan individuele financiële hulpverlening. Doorgerekend naar een totaalbedrag voor alle financiële hulpverlening in 2007 en rekeninghoudend met de 95%-betrouwbaarheidsinterval constateren we de volgende cijfers: De ondergrens: 2.197 betrokken kerkelijke organisaties x (5.020 – (1,96 x 673,08)) = € 8.130.577,De bovengrens: 2.313 betrokken kerkelijke organisaties x (5.020 + (1,96 x 673,08)) = €14.662.655,Dit betekent dat de kerkelijke organisaties in 2007, met 95% zekerheid, tussen de € 8.130.577,- en € 14.662.655,aan financiële hulp hebben besteed. Wanneer we geen rekening houden met de betrouwbaarheidsmarge komen we tot een totaalbedrag van € 11.320.100,- in 2007. In onderstaande tabel staan de gemiddelde gehonoreerde bedragen naar omvang van de burgerlijke gemeenten.
Tabel 11: Gemiddelde gehonoreerde bedragen naar omvang burgerlijke gemeente Gemiddeld aantal N Std. Error Std. Deviation
gehonoreerde
of Mean
bedragen
< 10.000 inwoners
€ 3.036,14
76
€ 1.496,256
€ 13.044,053
10.000-20.000 inwoners
€ 3.583,00
57
€ 805,322
€ 6.080,046
20.000-50.000 inwoners
€ 6.384,09
95
€ 1.396,994
€ 13.616,211
50.000-100.000 inwoners
€ 4.159,48
40
€ 858,202
€ 5.427,747
100.000-200.000 inwoners
€ 9.221,46
26
€ 3.418,883
€ 17.432,949
> 200.000 inwoners
€ 9.449,12
17
€ 4.069,269
€ 16.778,026
Onbekend
€ 1.116,25
12
€ 274,343
€ 950,352
Totaal
€ 5.020,54
323
€ 673,077
€ 12.096,668
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen en die exacte bedragen hebben gegeven (n=323)
26
De protestantse diaconieën gaven in 2004 in totaal zo’n € 4.560.750,- aan financiële hulpverlening. In 2005 was dit zo’n € 7.168.760,- en in 2007 ongeveer € 6.105.570,-. Een overzicht van de afzonderlijke kerkelijke organisaties: Tabel 12: Gehonoreerd totaalbedrag voor financiële hulpverlening (alle kerkelijke organisaties)
Aantal Gemiddeld Absolute bedragen
kerkelijke
gehonoreerd
organisaties
bedrag
95% betrouwbaarheids interval
Minimaal Maximaal Gemiddeld Alle kerkelijke organisaties RK PKN
2.255
€ 5.021,-
€ 8.130.577,-
€ 14.662.655,-
€ 11.320.100,-
804
€ 5.381,-
€ 2.667.244,-
€ 6.100.420,-
€ 4.326.324,-
1.290
€ 4.733,-
€ 3.454.627,-
€ 8.933.344,-
€ 6.105.570,-
150
€ 4.702,-
€ 247.549,-
€ 1.276.856,-
€ 705.300,-
Andere kerkgenootschappen en oecumenische samenwerking
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen en die exacte bedragen hebben gegeven (n=323)
Uiteraard is ook hier, net als bij voorafgaande berekeningen, uitsluitend gerekend met exacte getallen. De schattingen zijn buiten beschouwing gelaten. Dit geldt ook voor de volgende percentages. Deze cijfers geven aan of het totaalbedrag dat in 2007 is gehonoreerd voor financiële hulp (giften en/of leningen) hoger, lager of ongeveer gelijk is aan het totaalbedrag in 2006. Ook hier is dus uitsluitend gekeken naar de kerkelijke organisaties die exacte bedragen hebben gegeven in het onderzoek.
4.4.5 Totaalbedrag toegenomen, afgenomen of gelijkgebleven 35,0% van de kerkelijke organisaties signaleert een toename van het totaalbedrag voor financiële hulpverlening in vergelijking met het voorgaande jaar. Volgens 38,6% van de kerkelijke organisaties is het totaalbedrag ongeveer gelijkgebleven en 23,6% constateert een afname. 2,9% van de kerkelijke organisaties weet niet of er van een toename of afname sprake is.
Tabel 13: Bedragen toegenomen, afgenomen of gelijkgebleven RK PKN Andere
Oecumenische Totaal
kerkgenoot-
samenwerking
schappen
Meer
35,0%
38,5%
18,2%
75,0%
35,0%
Minder
23,6%
23,1%
54,5%
0,0%
23,6%
Ongeveer gelijk
38,6%
34,6%
18,2%
25,0%
38,6%
Weet niet
2,9%
3,8%
9,1%
0,0%
2,9%
Count (n)
140
156
11
4
311
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen en die exacte bedragen hebben gegeven (n=311)
27
4.5 Groepen met financiële problemen
‘mensen met psychische problemen’ (31,0%), ‘mensen met een chronische ziekte of handicap’ (28,2%) en ‘gezinnen waarin slechts 1 persoon betaald werkt’ (13,7%). De percentages verschillen niet veel ten opzichte van de vorige onderzoeken, waarbij alleen de protestantse diaconieën zijn onderzocht. Een totaaloverzicht van de geïdentificeerde groepen:
De groepen mensen die verhoudingsgewijs het meest als financiële knelgroep genoemd worden zijn: ‘alleenstaande ouders met kinderen’ (53,3%), ‘mensen zonder betaald werk’ (44,0%), ‘asielzoekers’ (41,8%), ‘ouderen’ (39,1%),
Figuur 4: In welke groepen zijn financiële problemen het meest te vinden? Alleenstaande ouders met kinderen
53,3%
Mensen zonder betaald werk
44,0%
Asielzoekers
41,8%
Ouderen
39,1%
Mensen met psychische problemen
31,0%
Mensen met een chronische ziekte of handicap
28,2%
Gezinnen waarin slechts 1 persoon betaald werkt
13,7%
Mensen met een onvolledige AOW
13,0%
Jongeren
7,0%
Mensen met een parttime baan
4,5%
Arbeidsmigranten uit de EU-landen
3,5%
Mensen met schulden
3,4%
Een andere groep, namelijk:
2,8%
Agrariers
1,3%
Drugsverslaafden/ (ex-)gedetineerden
0,7%
Dak-, en thuislozen
0,7%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiele problemen (n = 862)
In onderstaande tabel zien we van de tien belangrijkste probleemgroepen in hoeverre ze over- of ondervertegenwoordigd zijn in de verschillende gemeenten ten opzichte van het totaal. Wanneer een percentage in een blauwe kleur en cursief staat weergegeven, betekent dit dat de
probleemgroep ondervertegenwoordigd is. Bij een rode kleur en vetgedrukt is de groep oververtegenwoordigd. Voor de totaalcijfers per probleemgroep kunt u kijken naar de tabellen 13 op de website www.kerkinactie.nl/armoede.
Tabel 11: In welke groepen zijn financiële problemen het meest te vinden
< 10.000
10.000-
20.000-
50.000-
100.000-
20.000
50.000
100.000
200.000
Alleenstaande ouders met kinderen
38,1%
53,7%
56,2%
58,3%
60,5%
36,4%
Mensen zonder betaald werk
30,5%
37,9%
49,3%
55,3%
50,0%
54,5%
Asielzoekers
29,5%
37,4%
48,4%
38,8%
48,8%
54,5%
Ouderen
34,3%
39,2%
39,4%
36,9%
50,0%
50,0%
Mensen met psychische problemen
21,0%
21,0%
39,2%
36,9%
39,5%
54,5%
Mensen met een chronische ziekte of handicap
24,8%
26,0%
30,4%
27,1%
32,6%
33,3%
8,6%
9,2%
15,1%
17,6%
21,4%
16,7%
12,4%
13,2%
12,8%
17,9%
19,0%
8,3%
Jongeren
1,9%
2,9%
7,5%
16,5%
19,0%
16,7%
Mensen met een parttime baan
2,9%
1,8%
4,9%
9,4%
9,5%
8,3%
Mensen met een onvolledige AOW Gezinnen waarin slechts 1 persoon werkt
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen (n=862)
De meeste probleemgroepen zijn oververtegenwoordigd in de grotere gemeenten.
> 200.000
28
4.6 Aard van de problematiek Op de vraag hoe vaak men bepaalde knelpunten tegenkomt, kregen respondenten de keuze tussen nooit, soms, regelmatig, vaak en weet niet. In tabel 12 zijn de percentages van de antwoordcategorieën ‘regelmatig’ en ‘vaak’ opgeteld. In de tabel is er een uitsplitsing gemaakt naar omvang van gemeente, omdat uit vorige onderzoeken naar voren kwam dat de aard van de problematiek ook samenhangt met de omvang van de burgerlijke gemeente. Tabel 12: Aard van de problematiek
< 10.000
10.000-
20.000-
50.000-
100.000-
20.000
50.000
100.000
200.000
> 200.000 Totaal
Schuldenproblematiek
22,7%
33,4%
47,5%
59,0%
50,0%
54,6%
41,4%
Langdurig laag inkomen
24,0%
32,4%
38,8%
45,2%
58,5%
45,5%
36,8%
Onvoorziene hoge uitgave, of incidentele financiële tegenslag
12,6%
13,2%
17,2%
22,3%
26,1%
27,3%
16,5%
Onbekend met regelgeving
9,5%
13,1%
19,8%
17,5%
21,9%
18,2%
16,3%
Wachttijden bij toekenning uitkering
3,2%
9,4%
17,9%
27,5%
26,8%
18,2%
14,9%
Vastlopen in bureaucratie
5,3%
12,2%
18,3%
16,0%
24,4%
10,0%
14,8%
Vallen net buiten allerlei regelingen
8,5%
11,6%
14,9%
16,3%
21,4%
18,2%
13,7%
Ingewikkelde formulieren
9,7%
11,0%
15,5%
12,4%
19,5%
16,6%
13,4%
Angst of schaamte voor instanties
9,5%
8,5%
17,0%
10,0%
14,7%
9,1%
12,5%
Structurele hoge bijzondere uitgaven
8,3%
11,7%
10,9%
7,4%
14,3%
0,0%
10,5%
Hoge vaste lasten
5,3%
11,4%
7,6%
16,3%
22,5%
16,7%
10,3%
Problemen met flexwerken
0,0%
1,6%
1,5%
1,2%
0,0%
0,0%
1,2%
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen en aangeven regelmatig of vaak in aanraking te komen met het desbetreffende knelpunt (n=826)
Uit bovenstaande tabel komt duidelijk naar voren dat schulden en een langdurig laag inkomen mensen het meest in financiële problemen brengen. Een langdurig laag inkomen en schuldenproblematiek worden het meest gesignaleerd in de middelgrote en grote steden (vanaf 50.000 inwoners). Maar over de hele linie zijn dit eigenlijk de meest voorkomende redenen.
29
4.7 Contact en samenwerking met andere instellingen en organisaties Van de instellingen waarmee kerkelijke organisaties in het kader van financiële hulpverlening contact hebben, staat de gemeentelijke sociale dienst duidelijk het hoogst aangeschreven (58,7%). Ook maatschappelijk werk scoort hoog met 56,8%. Voedselbanken staan met 36,3% op de derde plaats. Instellingen voor schuldhulpverlening (35,7%) staan op de vierde plaats. Organisaties van uitkeringsgerechtigden en/of cliëntenraden sluiten de top vijf af met 22,9%. Net als in 2006 staan dit jaar de voedselbanken weer in de top vijf van de instellingen waarmee men wel eens contact heeft over armoedebestrijding. In de volgende paragraaf verdiepen we ons verder in de samenwerking met de voedselbanken. Figuur 5: Instellingen waarmee men wel eens contact heeft m.b.t. armoedebestrijding
Sociale dienst
58,7%
Maatschappelijk werk
56,8%
Voedselbanken
36,3%
Instelling voor schuldhulpverlening
35,7%
Organisaties van uitkeringsgerechtigden en/of cliëntenraden
22,9%
Inloophuizen
16,4%
Centrale en andere diaconieën/andere PCI’en/(inter)kerkelijke organisaties
4,0%
Anders, namelijk...
2,7%
Burgerlijke gemeente
2,4%
Asiel/vluchtelingenorganisaties
2,0%
Noodfonds/solidariteitsfonds
1,3%
Huisartsen/zorginstellingen
1,1%
WMO
1,0%
Woningbouw/huur- en bewonersverenigingen
0,6%
Geen enkele
8,2%
0%
10%
20%
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen (n=880)
30%
40%
50%
60%
70%
30
Maar eerst kijken we nog even of de verschillende kerkelijke organisaties ook met dezelfde instellingen samenwerken. Tabel 13: Instellingen waar men wel eens contact mee heeft met betrekking tot armoedebestrijding
RK PKN Andere
kerkgenoot-
schappen
Oecumenische
Onbekend Totaal
samenwerking
Sociale dienst
63,9%
56,0%
43,3%
90,0%
0,0%
58,7%
Maatschappelijk werk
66,8%
52,0%
32,3%
72,7%
0,0%
56,8%
Voedselbanken
35,4%
37,1%
26,7%
60,0%
0,0%
36,3%
Instelling voor schuldhulpverlening
37,9%
34,0%
30,0%
72,7%
0,0%
35,7%
Organisaties van uitkeringsgerechtigden en/of cliëntenraden
20,4%
24,6%
10,0%
54,5%
0,0%
22,9%
Inloophuizen
14,4%
18,0%
9,7%
18,2%
0,0%
16,4%
Geen enkele
5,6%
9,1%
16,1%
0,0%
100,0%
8,2%
andere pci’en/(inter)kerkelijke organisaties
6,6%
2,1%
6,7%
9,1%
0,0%
4,0%
Anders, namelijk...
3,1%
2,7%
0,0%
0,0%
0,0%
2,7%
Burgerlijke gemeente
1,9%
2,7%
3,2%
0,0%
0,0%
2,4%
Asiel/vluchtelingenorganisaties
3,4%
1,2%
3,3%
0,0%
0,0%
2,0%
Noodfonds/solidariteitsfonds
1,9%
0,6%
3,2%
9,1%
0,0%
1,3%
Huisartsen/zorginstellingen
0,9%
1,0%
0,0%
18,2%
0,0%
1,1%
WMO
1,3%
0,6%
6,5%
0,0%
0,0%
1,0%
Woningbouw/huur- en bewonersverenigingen
0,3%
0,8%
0,0%
0,0%
0,0%
0,6%
Centrale diaconie/andere diaconieën/
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen (n=880)
Uit de cijfers blijkt dat de rooms-katholieke organisaties veel vaker samenwerken met de sociale dienst en maatschappelijk werk. Bij maatschappelijk werk is er zelfs sprake van een significant verschil. Bij voedselbanken, instellingen voor schuldhulpverlening en organisaties van uitkeringsgerechtigden en/of cliëntenraden is er vrijwel geen verschil tussen de kerkelijke organisaties.
Figuur 6: Betrokken bij initiatieven om voedsel te verstrekken Kerstpaketten: 4,4%
Ja, bij een voedselbank aangesloten bij Voedselbank Nederland: 26,2%
4.8 Betrokkenheid bij het verstrekken van voedsel Meer dan de helft van de kerkelijke organisaties (50,2%) zijn op een of andere manier betrokken bij initiatieven om voedsel te verstrekken. Hiervan is 26,2% betrokken bij een voedselbank die is aangesloten bij Voedselbank Nederland. Zo’n 19,4% is betrokken bij een soortgelijk initiatief. De overige kerkelijke organisaties bezorgen kerstpakketten (4,4%) of verstrekken op een andere manier voedsel (0,1%) (zie OV-tabellen op de website www.kerkinactie.nl/armoede).
Nee: 49,8%
Ja, nl...: 0,1%
Ja, bij een soortgelijk initiatief: 19,4%
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen (n=877)
31
Aan de respondenten die hebben aangegeven betrokken te zijn bij initiatieven om voedsel te verstrekken is gevraagd op welke wijze men betrokken is. Veruit de meeste respondenten (46,4%) geven aan dat er kerkleden/parochianen actief zijn als vrijwilliger. Het geven van financiële steun (30,4%) staat op plaats twee. Een totaaloverzicht: Figuur 7: Wijze van betrokkenheid bij het verstrekken van voedsel
Kerkleden/parochianen zijn als vrijwilligers actief bij initiatief
46,4%
Financiële steun aan voedselbank
30,4%
Uitdeelpunt en vrijwilligers actief
7,0%
Anders, namelijk
6,5%
Ons kerkgebouw is uitdeelpunt
5,5%
Financiële steun en vrijwilligers actief
3,2%
Doorverwijzen
1,0%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
Basis: Respondenten die betrokken zijn bij initiatieven om voedsel te verstrekken (n = 401)
4.9 Toerusting voor armoedebestrijding Op de vraag: ‘Voelt u zich voldoende toegerust in uw diaconale werk rondom armoede?’ geeft 55,7% aan dat men zich voldoende toegerust voelt. De overige 44,3% voelt zich niet voldoende toegerust. Figuur 8 geeft aan waarover respondenten meer informatie willen. Deze respondenten geven aan behoefte te hebben aan meer informatie over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (60,5%). Men wil meer informatie over de veranderingen in de sociale wetgeving (56,5%). Zo’n 41,3% wil men meer informatie over toeslagen (zorgtoeslag, huurtoeslag, kindertoeslag). Verder geeft men nog zeer uiteenlopende behoeften aan. Deze zijn na te lezen in de OV-tabellen op de website www.kerkinactie.nl/armoede.
Figuur 8: Hoe beter tegemoet komen aan ondersteuningsbehoefte Anders, namelijk...: 13,8%
Informatie over veranderingen in
Meer informatie over WMO: 60,5%
Informatie over toeslagen: 41,3%
de Sociale Wetgeving: 56,5% Basis: Respondenten die aangeven onvoldoende toegerust te worden in hun werk rondom armoede (n = 392)
32
4.10 Signalen voor de overheid In deze laatste paragraaf wordt beschreven welke signalen kerkelijke organisaties hebben doorgegeven aan de burgerlijke gemeente ter verbetering van het armoedebeleid. Ook is gevraagd: Zijn er nog zaken of signalen die u aan ons wilt doorgeven met het oog op ons contact met de overheid? 26,5% van de kerkelijke organisaties hebben signalen doorgegeven aan de burgerlijke gemeente ter verbetering van het armoedebeleid. De belangrijkste signalen hadden betrekking op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (23,1%). Men wenst meer samenwerking en overleg met de burgerlijke gemeente betreffende de WMO. Daarnaast wenst men over het algemeen ook dat er meer en beter wordt samengewerkt tussen diaconieën/pci’en en burgerlijke gemeenten (18,9%). Andere belangrijke signalen zijn ‘minder bureaucratie/betere voorlichting’ (15,0%) en ‘aandacht/regelgeving omtrent armoede(nota)’ (11,7%). In onderstaande tabel zien we de verschillen tussen de afzonderlijke kerkelijke organisaties. Tabel 14: Signalen aan de burgerlijke gemeente ter verbetering van het armoedebeleid RK PKN Andere kerk-
Oecumenische Totaal
samenwerking
WMO
genootschappen
18,0%
28,0%
0,0%
0,0%
23,1%
Opzetten van voedselbank/voedselhulp
2,7%
2,7%
0,0%
0,0%
2,6%
Opzetten van een noodfonds
6,3%
7,1%
0,0%
0,0%
6,5%
Aandacht/regelgeving omtrent armoede
9,9%
12,6%
0,0%
22,2%
11,7%
Thuiszorg/zorg(premies)
1,8%
1,6%
40,0%
22,2%
2,9%
Aandacht/regelgeving omtrent ouderen
0,0%
1,6%
0,0%
0,0%
1,0%
Aandacht/regelgeving omtrent asielzoekers
0,9%
3,8%
0,0%
0,0%
2,6%
Minder bureaucratie/betere voorlichting
20,7%
11,0%
40,0%
11,1%
15,0%
Anders, namelijk...
8,1%
7,1%
0,0%
22,2%
7,8%
Aandacht/regelgeving omtrent schulden
3,6%
3,3%
20,0%
11,1%
3,9%
25,2%
15,9%
0,0%
11,1%
18,9%
2,7%
4,9%
0,0%
0,0%
3,9%
Betere samenwerking diaconieën/ pci’en en burg. gemeenten Lagere vaste lasten (huur/energie)
Basis: Respondenten die signalen hebben doorgegeven aan de burgerlijke gemeente (n=307)
Ook zijn er verschillen te zien wanneer we onderscheid maken tussen omvang van de burgerlijke gemeente. Zo willen kleinere gemeente meer uitleg en samenwerking omtrent de WMO en meer aandacht/regelgeving omtrent
armoede. De grotere gemeenten willen daarentegen vaker dat er beter wordt samengewerkt tussen diaconieën/pci’en en burgerlijke gemeenten en minder bureaucratie/betere voorlichting. Deze verschillen zien we in de volgende tabel.
33
Tabel 15: Signalen aan de burgerlijke gemeente ter verbetering van het armoedebeleid
< 10.000
10.000-
20.000-
50.000-
100.000-
20.000
50.000
100.000
200.000
WMO 34,6%
25,9%
24,2%
21,1%
Opzetten van voedselbank/voedselhulp
3,8%
0,0%
4,9%
0,0% 6,7%
Opzetten van een noodfonds
3,8%
7,4%
8,5%
0,0%
Aandacht/regelgeving omtrent armoede
> 200.000 Totaal
13,3% 33,3% 23,4% 0,0%
2,9%
0,0% 0,0% 6,5%
26,9%
15,8%
7,7%
7,4%
6,7%
Thuiszorg/zorg(premies)
3,8%
7,4%
0,0%
3,7%
0,0% 0,0%
0,0% 11,7% 2,9%
Aandacht/regelgeving omtrent ouderen
3,8%
0,0%
0,7%
0,0%
6,7%
1,0%
0,0%
Aandacht/regelgeving omtrent asielzoekers
0,0%
3,2%
2,8%
0,0%
6,7%
0,0%
2,6%
Minder bureaucratie/betere voorlichting
3,8%
8,4%
19,7%
22,2%
13,3%
33,3%
14,9%
Anders, namelijk...
7,7%
11,6%
4,9%
11,1%
6,7%
0,0%
7,8%
Aandacht/regelgeving omtrent schulden
0,0%
2,1%
4,9%
7,4%
6,7%
0,0%
3,9%
Betere samenwerking diaconieën/pci’s en burg. gemeenten
7,7%
16,8%
21,1%
22,2%
26,7%
33,3%
19,2%
Lagere vaste lasten (huur/energie)
3,8%
3,2%
3,5%
0,0%
6,7%
0,0%
3,2%
Basis: Respondenten die signalen hebben doorgegeven aan de burgerlijke gemeente (n=307)
De vraag: Zijn er nog zaken of signalen die u aan ons wilt doorgeven met het oog op ons contact met de overheid? heeft 18,8% van de respondenten met ‘ja’ beantwoord. De meeste respondenten gaven aan dat er minder formulieren, bureaucratie en meer duidelijkheid moet komen binnen de regelgeving rondom armoede (22,8%). Veel
zwakkeren in onze samenleving komen niet door het woud van regelgeving en lopen zo hun steun van de overheid mis. Ook gaf 13,0% van de respondenten aan dat de overheid moet toezien op een goede uitvoering van de WMO. Zo’n 10,7% geeft aan dat de ondergrens van het minimum omhoog moet. Een totaal overzicht:
Tabel 16: Zaken doorgeven met het oog op ons contact met de landelijke overheid RK PKN Andere kerk-
Oecumenische
genootschappen
samenwerking
Meer aandacht voor armoede
Onbekend Totaal
6,5%
12,1%
14,3%
0,0%
0,0%
9,3%
2,2%
7,5%
0,0%
0,0%
0,0%
4,7%
25,8%
19,6%
28,6%
14,3%
100,0%
22,8%
11,8%
15,0%
14,3%
0,0%
0,0%
13,0%
10,8%
11,2%
0,0%
14,3%
0,0%
10,7%
2,2%
2,8%
0,0%
0,0%
0,0%
2,3%
Overheid is verantwoordelijk voor het bestrijden van armoede Minder formulieren/bureaucratie/meer duidelijkheid Toezien op een goede uitvoering van de WMO Grens van het minimum moet omhoog Voedselbanken steunen zou overbodig moeten zijn Betere samenwerking tussen (lokale) overheid en diaconieën Anders, namelijk...
8,6%
9,3%
14,3%
0,0%
0,0%
8,8%
20,4%
18,7%
28,6%
28,6%
0,0%
20,0%
11,8%
3,7%
0,0%
42,9%
0,0%
8,4%
Overheid moet beleid maken t.a.v. onbeperkt krediet/schulden
Basis: Respondenten die nog zaken of signalen willen doorgeven aan de overheid (n=215)
BIJLAGE
34
Enquête armoedebestrijding - Indien u deze vragenlijst digitaal ontvangen heeft, kunt u hem in Word invullen, opslaan en per e-mail terugsturen naar:
[email protected]. - U kunt ook kiezen voor printen en op papier invullen. U stuurt dan de lijst terug naar: Antwoordnummer 53019, 3503 VB Utrecht. Geen postzegel nodig. - Steeds één antwoord aanklikken/aankruisen, tenzij er staat vermeld dat er meerdere antwoorden mogelijk zijn. De ruimte voor open antwoorden lijkt klein, maar wordt bij digitaal invullen vanzelf groter naarmate er meer ingetypt wordt. - Daar waar in deze vragenlijst diaconie staat wordt ook parochiële caritas instelling, Vincentiusvereniging, armenbestuur of armenfonds of oud-katholieke parochie bedoeld.
1. U vult deze vragenlijst in vanuit een....
Parochiële caritas instelling (RK) Rooms-katholieke parochie Vincentiusvereniging Protestantse diaconie (PKN) Remonstrantse diaconie Christelijk gereformeerde diaconie Oud-katholieke parochie Anders, namelijk
2. In welk postcodegebied ligt uw gemeente/parochie? Postcode:
3. Kunt u aangeven of uw diaconie betrokken is bij de ondersteuning van mensen die financieel in de knel zijn geraakt?
Ja (ga naar vraag 5) Nee (ga naar vraag 4)
4. Kunt u aangeven waarom uw diaconie niet betrokken is bij de ondersteuning van mensen die financieel in de knel zijn geraakt?
In onze gemeente leven geen mensen die financieel in de knel zitten We hebben andere prioriteiten Anders, namelijk
(ga naar vraag 20)
5. Is uw diaconie actief op zoek naar gevallen van armoede binnen uw gemeente/parochie?
Ja (ga naar vraag 6) Nee (ga naar vraag 7)
6. Wat doet u als diaconie om armoede op te sporen? (Meerdere antwoorden mogelijk)
Verspreiden van informatie d.m.v. folders en/of posters Aanstelling van een diaken/vrijwilliger/bestuurder voor armoedebestrijding Artikelen in het kerkblad/parochieblad Contacten onderhouden met instellingen (bijv. maatschappelijk werk)
Vervolg vraag 6 op volgende pagina
35
Contacten onderhouden met (belangen)organisaties van uitkeringsgerechtigden (bijvoorbeeld cliëntenraad, armekant/EVA, ouderenbond, WAO-platform, enz.) Anders, namelijk
7. Op welke wijze is uw diaconie betrokken bij de ondersteuning van mensen die financieel in de knel zijn geraakt? (Meerdere antwoorden mogelijk)
Financiële hulp (giften) Financiële hulp (leningen) Materiële hulp in natura Hulp bij het invullen van formulieren Hulp bij het aanvragen van belastingteruggave Verwijzing/begeleiding naar instanties of regelingen Ondersteunen van een lokale belangenorganisatie Aanstelling diaken/vrijwilliger/bestuurder voor armoedebestrijding Opzetten van een voedselbank Steun geven aan voedselbank/steunpunt voedselbank Mogelijk maken van een vakantie Kledingwinkel/ruilwinkel Participeren in een Noodfonds Anders, namelijk
(ga naar vraag 8) (ga naar vraag 8) (ga naar vraag 13) (ga naar vraag 13) (ga naar vraag 13) (ga naar vraag 13) (ga naar vraag 13) (ga naar vraag 13) (ga naar vraag 13) (ga naar vraag 13) (ga naar vraag 13) (ga naar vraag 13) (ga naar vraag 13) (ga naar vraag 13)
Vraag 8 t/m 12 zijn zeer belangrijke vragen in dit onderzoek. Voor de betrouwbaarheid van de resultaten hebben exacte getallen een grote voorkeur. Indien u echter de exacte cijfers niet kunt achterhalen volstaat een schatting.
8. U geeft aan dat uw diaconie financiële hulp (giften en/of leningen) biedt aan mensen die financieel in de knel zijn geraakt. Kunt u aangeven hoe vaak u in 2007 aanvragen heeft gekregen voor financiële hulp (giften en/of leningen)? (Indien u geen exacte cijfers weet is een schatting voldoende)
Ik weet het exacte aantal aanvragen in 2007, namelijk: Er waren naar schatting aanvragen in 2007 Weet niet
9. Is dit aantal meer, minder of ongeveer gelijk aan het aantal aanvragen in 2006?
Meer Minder Ongeveer gelijk Weet niet
10. Kunt u aangeven hoeveel aanvragen voor financiële hulp (giften en/of leningen) in 2007 gehonoreerd zijn? (Indien u geen exacte cijfers weet is een schatting voldoende)
Het exacte aantal gehonoreerde aanvragen in 2007 is: Naar schatting aanvragen gehonoreerd in 2007 Weet niet
36
11. Kunt u aangeven welk totaalbedrag in 2007 door uw diaconie is gehonoreerd voor financiële hulp (giften en/of leningen)? (Indien u geen exacte cijfers weet is een schatting voldoende)
In 2007 is exact € In 2007 is naar schatting € Weet niet
gehonoreerd voor financiële hulp gehonoreerd voor financiële hulp
12. Is dit bedrag hoger, lager of ongeveer gelijk aan het totaalbedrag voor financiële hulp (giften en/of leningen) in 2006?
Hoger Lager Ongeveer gelijk Weet niet
13. In welke groepen zijn de mensen die financieel in de knel zijn geraakt en uw diaconie om hulp hebben gevraagd met name te vinden? (Meerdere antwoorden mogelijk)
Ouderen Mensen met een onvolledige AOW Mensen zonder betaald werk Mensen met een parttime baan Alleenstaande ouders met kinderen Mensen met psychische problemen Gezinnen waarin slechts 1 persoon betaald werkt Agrariërs Jongeren Mensen met een chronische ziekte of handicap Asielzoekers Arbeidsmigranten uit de EU-landen Een andere groep, namelijk
14. Hieronder staat een aantal knelpunten voor mensen die financieel in de knel zijn geraakt. Kunt u bij ieder knelpunt aangeven hoe vaak dit van toepassing is voor mensen die bij uw diaconie aankloppen voor hulp? • Schuldenproblematiek • Langdurig een laag inkomen • Onvoorziene hoge uitgaven, of incidentele financiële tegenslag • Hoge vaste lasten (wonen, energie, verzekeringen) • Structurele hoge bijzondere uitgaven (bv. bij ziekte, handicap) • Onbekendheid met regelgeving • Angst of schaamte voor instanties • Ingewikkelde formulieren • Vastlopen in bureaucratie • Wachttijden bij toekenning uitkering • Problemen met flexwerken/seizoenswerk • Mensen vallen net buiten allerlei regelingen
Vaak Regelmatig Soms Nooit
37
15. Is uw diaconie betrokken bij initiatieven om voedsel te verstrekken aan mensen die in materiële nood verkeren?
Ja, bij een voedselbank aangesloten bij Voedselbank Nederland (ga naar vraag 16) Ja, bij een soortgelijk initiatief (ga naar vraag 16) Ja, namelijk Nee (ga naar vraag 17)
(ga naar vraag 16)
16. Hoe is uw diaconie betrokken bij het initiatief om voedsel te verstrekken?
Ons kerkgebouw is uitdeelpunt Kerkleden/parochianen zijn als vrijwilligers actief bij dit initiatief Anders, namelijk
17. Met welke instellingen of organisaties heeft uw diaconie wel eens contact met betrekking tot armoedebestrijding? (Meerdere antwoorden mogelijk)
Sociale Dienst Instelling voor schuldhulpverlening Maatschappelijk werk Organisaties van uitkeringsgerechtigden en/of cliëntenraden Inloophuizen Voedselbanken Anders, namelijk Geen enkele
18. De laatste tijd zijn er veel veranderingen doorgevoerd op het gebied van de sociale zekerheid, maar ook op andere gebieden, zoals zorg, wonen en welzijn. Voelt u zich voldoende toegerust in uw diaconale werk rondom armoede?
Ja (ga naar vraag 20) Nee (ga naar vraag 19)
19. Hoe kan Kerk in Actie, uw bisdom of uw kerk beter aan uw ondersteuningsbehoefte tegemoet komen? (Meerdere antwoorden mogelijk)
Meer informatie over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) Informatie over de toeslagen (zorgtoeslag, huurtoeslag, kindertoeslag) Informatie over veranderingen in de sociale wetgeving Anders, namelijk
20. Heeft uw diaconie in 2007 signalen doorgegeven aan de burgerlijke gemeente ter verbetering van het armoedebeleid?
Ja (ga naar vraag 21) Nee (ga naar vraag 22)
38
21. Om welke signalen ging het hierbij?
22. Zijn er nog zaken of signalen die u aan ons wilt doorgeven met het oog op ons contact met de landelijke overheid?
Ja, namelijk Nee
23. Kunt u aangeven hoeveel inwoners de burgerlijke gemeente heeft, waarin uw diaconie actief is?
Minder dan 10.000 inwoners 10.000-20.000 inwoners 20.000-50.000 inwoners 50.000-100.000 inwoners 100.000-200.000 inwoners Meer dan 200.000 inwoners Weet niet
Hartelijk dank voor uw medewerking! U kunt digitaal ingevulde enquêtes per e-mail terugsturen naar:
[email protected] Op papier ingevulde enquêtes kunt u in een ongefrankeerde enveloppe terugsturen naar: Antwoordnummer 53019 T.a.v. N. Hoogendoorn 3503 VB Utrecht
39