RIS180652_10-JUNI-2011
Onderzoek naar dierenoverlast in Den Haag Inleiding Het onderzoek naar overlast van dieren in de stad is gedaan door de stadsecoloog van de gemeente en andere ecologen en biologen, intern en extern. Er is gekeken naar de stad als biotoop voor dieren; de belangrijke factoren waarom dieren in de stad voorkomen. Dit is belangrijk om vervolgens een voldoende onderbouwd antwoord te kunnen geven waarom sommige soorten in (te) grote aantallen voorkomen, en zodoende tot overlast kunnen leiden. Vervolgens is, aan de hand van bestaande onderzoeken en consultatie van deskundigen, inzicht gegeven in de ervaren overlast door dieren binnen de Gemeente Den Haag. Er is een overzicht opgesteld waarin per soortgroep in Den Haag ingegaan wordt op de betrokken diersoorten, de aard van de overlast of schade en de oorzaken die hieraan ten grondslag liggen. Daarnaast worden de mogelijkheden benoemd die er in beginsel zijn op het gebied van voorlichting, preventie en bestrijding van overlast en schade. Tot slot worden aanbevelingen gegeven voor een gemeentelijk beleid met betrekking tot wilde en verwilderde dieren in de stad. De stad als biotoop voor (ver)wilde(rde) dieren Welke soorten in een bepaald gebied voorkomen, wordt bepaald door verschillende factoren. Voedsel, - natuurlijke - vijanden, concurrentie, weet iedereen wel te noemen. Ook ziekten en plagen, fysischchemische omstandigheden als temperatuur en vochtigheid en de import van dieren (bedoeld of onbedoeld), leefruimte (voor voortplanting, overwinteren of schuilen), wisselwerking tussen soorten en tenslotte het veranderen van omstandigheden in de tijd bepalen het succes van dieren in de stad. Doordat de stad een specifiek leefmilieu aanbiedt, zullen sommige soorten zich er wel thuis voelen en andere niet. Hoewel het moeilijk is om daar in het algemeen een lijn aan te geven, zijn met name dieren met een groot leervermogen, dieren die zich makkelijk verspreiden, graaneters en dieren die goed raad weten met tijdelijk en plaatselijk voedselaanbod goed uitgerust om in de stad te overleven. Een dominante factor voor de samenstelling van de stedelijke fauna vandaag de dag is de bedoelde en onbedoelde import van dieren. Dat proces is al millennia aan de gang, maar is de afgelopen jaren dankzij de uitbreiding van handelsrelaties en steeds omvangrijker transport in een versnelling gekomen. Het is een komen en gaan van soorten, vanuit de hele wereld. Veel nieuwkomers komen niet verder dan kleine populaties, anderen weten zich te handhaven en worden onderdeel van de fauna. In enkele gevallen leidt dat tot het ontstaan van (zeer) grote populaties, omdat de omvang niet door de bovengenoemde omstandigheden beperkt wordt. Die worden aangeduid met de term invasie exoten. De Amerikaanse brulkikker is daar een recent voorbeeld van. Beïnvloeding van het leefmilieu Steden zijn op te vatten als een leefmilieu waarin de omstandigheden voor een groot deel door mensen worden beïnvloed. Vaak zijn dat neveneffecten van menselijke woonvoorkeuren. De beïnvloeding kan ook bewust ingezet worden. Mensen kunnen ongewenste soorten ontmoedigen door bijvoorbeeld het voedselaanbod of de leefruimte te beperken. Ook kunnen gewenste soorten uitgenodigd worden om in de stad te leven, bijvoorbeeld door het in stand houden van onder meer ecologische verbindingszones en kerngebieden. Het moge duidelijk zijn dat het onderscheid tussen gewenste en ongewenste soorten een normatieve is en van persoon tot persoon kan variëren. De mate waarin burgers en overheden mogen ingrijpen in het voorkomen van dieren is wettelijk vastgelegd, voornamelijk op het vlak van dierenwelzijn en soortenbehoud. Bij de keuze welk middel te gebruiken bij het tegengaan van dierenoverlast zijn naast wettelijke overwegingen ook andere criteria als effectiviteit, kosten en maatschappelijke acceptatie van belang. Generiek kan gezegd worden dat sturing in de beschikbaarheid van voedsel en leefruimte het grootste effect zal hebben op de omvang van populaties. Of deze omstandigheden ook daadwerkelijk veranderd worden, hangt onder meer af van de bereidheid van zowel overheid als burgers om daar consequent aan te werken. Wat overlast is en welke soorten ongewenst zijn, daarover lopen de meningen uiteen. Bijgevoegd zijn een overzicht van de overlast en mogelijke aanpak van de betrokken diersoorten in Den Haag en een overzicht van de geraadpleegde bronnen.
Aanbevelingen Op grond van het bovenstaande en de overzichten wordt aanbevolen om indien er sprake is van (objectief meetbare) schade of (subjectieve) overlast, de volgende afweging stapsgewijs te doorlopen. Ten opzichte van de huidige werkwijze, waarbij op basis van individuele gevallen actie wordt ondernomen, wordt een meer structurele werkwijze voorgesteld. Daarbij blijft het uitgangspunt “nee, tenzij”. In volgorde van toepassing gaat het om: Voorlichting: a. Algemeen: door voorlichting over de leefwijze en het gedrag van soorten of soortgroepen die schade of overlast veroorzaken met name voor en tijdens het broedseizoen; b. Eigen verantwoordelijkheid: de voorlichting richt zich daarnaast op de mogelijkheden die burgers of bedrijven zelf hebben om schade en overlast te voorkomen, dan wel te beperken. 2. Preventie van schade en overlast. De preventieve maatregelen zijn in eerste instantie gericht op de oorzaak van de overlast of schade, en gericht op een structurele oplossing. Indien op de oorzaak onvoldoende invloed kan worden uitgeoefend om de betreffende schade of overlast te voorkomen dan wel beperken, worden pas maatregelen genomen gericht op de symptomen van de overlast. 3. Bestrijding van schade en overlast. Pas indien voorlichting én het treffen van preventieve maatregelen niet afdoende effectief zijn gebleken ter voorkoming of beperking van schade en overlast, wordt overgegaan tot bestijding. Bestrijding is (net als preventie) in eerste instantie gericht op de oorzaak van de overlast of schade en gericht op een structurele oplossing. Indien op de oorzaak onvoldoende invloed kan worden uitgeoefend om de betreffende schade of overlast te voorkomen dan wel beperken, worden pas de symptomen van de overlast of schade bestreden. 1.
Dienst Stadsbeheer/Openbare ruimte en Groen 2010
Bijlage: gebruikte bronnen
Calladine, J.R., K.J. Park, K. Thompson, C.V. Wernham, 2006. Review of Urban Gulls and their Management in Scotland, a report to the Scottish Executive. Courtens, W., E. Strienen, M. van der Walle, H. Vercruysse, 2006. Grote meeuwen in Zeebrugge: problemen en oplossingen. Dierenbescherming afdeling Groningen, 2002. Onze stadsduif, op weg naar een ethisch beleid, visie en beleidsvoorstel. Faunabeheereenheid Zuid-Holland, 2006. Faunabeheerplan deel 5 Konijn. Faunafonds, 2009. Handreiking faunaschade, preventieve maatregelen, soorten faunaschade, wetgeving, beleidsregels en procedures. Gaia, 2009. Plan goed duivenbeleid Gemeente Amsterdam, 2010. Met gezond verstand samenleven met dieren, nota beleid en aanpak van overlast van dieren in de openbare ruimte in Amsterdam. Gemeente Amsterdam, GGD Amsterdam, 2010. Anders voeren, natuurlijk! Gemeente Amsterdam, projectgroep dierplagen in openbare ruimte, 2009. Richtlijnen Dierplaagbeheersing, Stadsduif (Columba livia forma domestica), Tamme gans (Anser anser), Kip (Gallus gallus domesticus), Konijn (Oryctolagus cuniculus). Gemeente Den Haag, 1993. Nota Wildbeheer, beleid op hoofdlijnen. Gemeente Den Haag, 1997. Nota Dierenwelzijn. Gemeente Leiden, 2008. Leiden geeft meeuwen de gele zak, kleinschalige tussenproef meeuwbestendige vuilniszakken T80 en T100, Leiden augustus 2008. Gemeente Leiden, 2008. Leiden geeft meeuwen de gele zak, vervolgproef meeuwbestendige vuilniszakken – deel 1, juli 2008. Gemeente Leiden, 2009. Leiden geeft meeuwen de gele zak, eindproef meeuwbestendige vuilniszakken - deel 2, Leiden, mei tot en met augustus 2009. Kleunen, A. van, H.P. van der Jeugd, R. Foppen, 2005. Stadsduivenproblematiek in de stad Groningen, een analyse van de effectiviteit van controle maatregelen, SOVON-onderzoeksrapport 2005/03. Mulder, J.L. 2000. De vos in Meijendel en Berkheide. Rapport Duinwaterbedrijf Zuid-Holland. Mulder, J.L., 2005. Vossenonderzoek in de duinstreek van 1979 tot 2000. VZZ rapport 2005.72, Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Mulder, J.L., 2007. Onbejaagde vossen in de duinen en implicaties voor vossenbeheer. De Levende Natuur 108(4):149-154. Mulder, J.L., S.Broekhuizen, 1998. Herintroductie van marterachtigen: moet het wel, en hoe dan? De Levende Natuur 99(5):195-198. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, 2005. Aanbevelingen voor provinciaal dierenwelzijnsbeleid Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, 2006. Beheer van (boeren)ganzen, bestrijden en voorkomen van overlast met oog voor dierenwelzijn. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, 2008. Aanbevelingen gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid Plagen Preventie Dienst, 2010. Rapportage meeuwen Den Haag 2010. Rock, P., 2005. Urban gulls, problems and solutions. British birds, july 2005, 98: 338 – 355. Strubbe, D., 2009. Invasieve halsbandparkieten Psittacula krameri in Europa, invasiesucces, habitatkeuze en impact op inheemse vogelsoorten, Universiteit Antwerpen. Strubbe, D., E. Matthysen, C. Graham, 2010. Assessing the potential impact of invasive ringnecked parakeets Psittacula krameri on native nuthatches Sitta europeae in Belgium, British Ecological Society, Journal of Applied Ecology.
Veen, I. van, 2001. Duivenoverlast in steden, literatuuronderzoek naar effectieve en diervriendelijke methoden om duivenoverlast in steden te verminderen, Universiteit Utrecht in opdracht van Landelijke Werkgroep Duivenoverlast. WBK Marktonderzoek, 2009. Vogeloverlast in Den Haag. WBK Marktonderzoek, 2010. Evaluatie pilot nestbeheer meeuwen Den Haag 2010. WBK Marktonderzoek, 2010. Meeuwenoverlast in Den Haag meting juli 2010 (en vergelijking met maart en juli 2009). WBK Marktonderzoek, 2010. Meeuwenoverlast in Den Haag meting juli 2009 (en vergelijking met maart 2009).
Websites http://www.duivenoverlast.nl Waarneming.nl, Halsbandparkiet (Psittacula krameri) http://waarneming.nl/soort.php?id=116&from=&to=&tab=info www.sovon.nl, Halsbandparkiet (Psittacula krameri) www.urbanseagullcontrol.co.uk
Bijlage: soorten dierenoverlast en mogelijke aanpak Soort(groep)
Aard overlast
Oorzaak
Voorlichting
Preventie
Bestrijding
Ganzen en eenden (Grauwe gans, Soepgans, Nijlgans, Canadese gans, Indische gans, Soepeend, Rosse stekelstaart)
Uitwerpselen, geluidsoverlast of verkeersgevaar door groepen ganzen. Algenbloei en verslechtering waterkwaliteit door vele uitwerpselen in water. Verslechtering van waterkwaliteit kan tot risico’s voor de volksgezondheid leiden in recreatiegebieden (zwemwater).
Locale uitbreiding aantallen vogels als gevolg van kunstmatig hoog voedselaanbod door menselijk voeren
Gericht op het niet voeren van dieren.
‐ Beperken voedselaanbod, door bijv. voederverbod, en/of broodcontainers. ‐ Minder aantrekkelijk maken leefgebied door gericht beheer.
Stadsduiven (Rotsduiven, verwilderde post‐ en sierduiven)
Lawaai en vervuiling door uitwerpselen, zowel op voederplaatsen als nestlocaties. Schade aan gebouwen door uitwerpselen.
a) Locale uitbreiding aantallen als gevolg van kunstmatig hoog voedselaanbod door menselijk voeren b) Verwildering van aanzienlijke aantallen postduiven
Gericht op het niet voeren van dieren, de mogelijkheden van burgers om overlast te voorkomen, en mogelijk gericht op VVE’s, woningbouw verenigingen en vastgoedbeheerders.
‐ Beperken voedselaanbod, door bijv. voederverbod, en/of broodcontainers. ‐ Afspraken maken met de duivensport over verminderen aanwas door verwilderde Postduiven. ‐ Plaatsen van afweermechanismen om rust‐ of nestplaatsen ongeschikt te maken
Halsbandparkieten
Verdringing boomklever, overlast door geluid en vogelpoep nabij nestlocaties en slaapplaatsen. Vraatschade volkstuinen. Vraatschade aan boomknoppen monumentale bomen.
a) Uitbreiding aantallen doordat voor deze exoot natuurlijke vijanden grotendeels ontbreken b) Aanwezigheid van slaapplaatsen bij parkeerplaatsen en/of woongebieden (overlap in functies)
Gericht op de definitieve aanwezigheid van de soort, en wegnemen vooroordelen. Bij maatregelen; toelichten waarom ingrijpen noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij schade.
‐ Minder aantrekkelijk maken slaapplaatsen door gericht beheer.
Meeuwen (Zilvermeeuw, Kleine mantelmeeuw)
Zwerfvuil door openpikken vuilniszakken. Lawaai en vervuiling door uitwerpselen, zowel op voederplaatsen als nestlocaties. Schade aan gebouwen door uitwerpselen. Verstopping dakgoten door nestmateriaal. Agressief gedrag.
Locale uitbreiding aantallen vogels als gevolg van kunstmatig hoog voedselaanbod door menselijk voeren, zwerfvuil en afvalzakken.
Gericht op het niet voeren van dieren, de mogelijkheden van burgers om overlast te voorkomen, en mogelijk gericht op VVE’s, woningbouw verenigingen en vastgoedbeheerders.
Kraaiachtigen (Kauw, Zwarte kraai, Ekster, Roek)
Lawaai en vervuiling door uitwerpselen bij vaste slaapplaatsen (kauw). Nesten in schoorstenen (kauw). Predatie van (broed) vogels (ekster). Gooien met steentjes / voorwerpen op geparkeerde auto’s (ekster)
a) Locale uitbreiding aantallen als gevolg van kunstmatig hoog voedselaanbod door menselijk voeren b) Aanwezigheid van slaapplaatsen bij parkeerplaatsen en/of woongebieden (overlap in functies)
Gericht op de mogelijkheden van burgers om overlast te voorkomen, zoals aanbrengen nestroosters schoorstenen.
‐ Beperken voedselaanbod en zwerfvuil door plaatsing ondergrondse containers. ‐ Beperken voedselaanbod en zwerfvuil door (tijdelijke) toepassing meeuwbestendige vuilniszakken ‐ Beperken voedselaanbod, door bijv. voederverbod, en/of broodcontainers. ‐ Plaatsen van afweermechanismen om rust‐ of nestplaatsen ongeschikt te maken ‐ Gerichte schoonmaakacties ter beperking van de overlast door zwerfvuil ‐ Beperken voedselaanbod, door bijv. voederverbod, en/of broodcontainers. ‐ Aanbrengen van nestroosters schoorstenen. ‐ Minder aantrekkelijk maken slaapplaatsen door gericht beheer.
‐ Inperking populatiegroei door dompelen of schudden van eieren. ‐ Wegvangen van dieren van locaties waar zij overlast veroorzaken en onderbrengen bij opvang. ‐ Verjagen van dieren van locaties waar zij overlast veroorzaken. ‐ Doden van dieren ter beperking van de populatie. ‐ Aanleg duiventillen in combinatie met eimanipulatie, gericht voeren, en ongeschikt maken omliggende nestlocaties. ‐ Inperking populatiegroei door toediening anticonceptie in voer op voederplaatsen. ‐ Stimuleren natuurlijke vijanden, door bijv. plaatsing nestmogelijkheden slechtvalk ‐ Duiven wegjagen door inzet van valkenier met roofvogel(s) ‐ Halsbandparkieten wegvangen van locaties waar zij overlast veroorzaken en onderbrengen bij opvang. ‐ Verjagen van dieren van locaties waar zij overlast veroorzaken, door: ‐ inzet robotvalk; ‐ inzet valkenier met woestijnbuizerd; ‐ visuele middelen ‐ Verwisselen van eieren door nepeieren, waardoor op de lange termijn (mogelijk) de populatiegroei wordt geremd, en overlast tijdens de broedperiode kan afnemen ‐ Verjagen van meeuwen van locaties waar zij overlast veroorzaken (zwerfvuil, broeden) door inzet valkenier met roofvogels
Verjagen van dieren van locaties waar zij overlast veroorzaken, door: ‐ inzet robotvalk; ‐ inzet valkenier met woestijnbuizerd; ‐ visuele middelen
Soort(groep)
Aard overlast
Oorzaak
Voorlichting
Preventie
Bestrijding
Verwilderde katten
Predatie van (broed)vogels en (landbouw) huisdieren
Verwildering van huiskatten in grote groengebieden en natuurgebieden
Gericht op het melden van verwilderde dieren door burgers.
Huisdieren in degelijke huisvesting plaatsen ter voorkoming van predatie
Verwilderde kippen
Uitwerpselen, of verkeersgevaar door groepen kippen
Verwildering van kippen in (grote) groengebieden. Het ‘dumpen’ van kippen.
Gericht op het niet voeren van dieren.
‐ Beperken voedselaanbod, door bijv. voederverbod, en/of broodcontainers. ‐ Minder aantrekkelijk maken leefgebied door gericht beheer.
Vossen
Predatie van grondbroedende vogels en (landbouw) huisdieren, verspreiding van zwerfvuil door kapotscheuren vuilniszakken, vossen die mensen op korte afstand naderen in de stad.
Gericht op het niet voeren van dieren, en het opbergen van afval in kliko’s / ondergrondse containers, of het zo kort mogelijk voor het inzamelen aanbieden van de vuilniszakken.
‐ Beperken voedselaanbod en zwerfvuil door plaatsing ondergrondse containers. ‐ Beperken voedselaanbod, door bijv. voederverbod, en/of broodcontainers. ‐ Huisdieren in degelijke huisvesting plaatsen ter voorkoming van predatie.
Konijnen
Schade aan waterkeringen, wegen‐ en spoortaluds en sportvelden. Bij sportvelden kan dit leiden tot blessures
a) Ontwikkeling naar een natuurlijk evenwicht omdat de aanwezigheid van de dieren niet meer actief wordt bestreden b) de stad als aantrekkelijk biotoop als gevolg van kunstmatig hoog voedselaanbod door zwerfvuil en afvalzakken. Afwezigheid van effectieve preventieve middelen. Ligging van sportvelden direct aan duingebied.
‐ Wegvangen van locaties waar zij overlast veroorzaken en onderbrengen bij opvang. ‐ Sterilisatie van dieren ter beperking populatiegroei (jonge) verwilderde katten. ‐ Inperking populatiegroei door dompelen of schudden van eieren. ‐ Wegvangen van dieren van locaties waar zij overlast veroorzaken en onderbrengen bij opvang. Geen of nauwelijks bestrijding mogelijk. Jacht is niet effectief vanwege grotere voortplanting en instroom dieren vanuit andere gebieden.
Gericht op mogelijkheden ter preventie van overlast.
‐ Plaatsing afdoende konijnenwerend raster in gebieden waar dit redelijkerwijs mogelijk is. ‐ Minder aantrekkelijk maken leefgebied door gericht beheer.
Muskusratten
Schade aan waterkeringen en kades
Geen of nauwelijks preventie mogelijk.
Ratten en muizen
Schade aan gebouwen en goederen, overbrengen van ziektes.
Gericht op mogelijkheden ter preventie van overlast, en noodzaak tot bestrijding. Gericht op het niet voeren van dieren, en mogelijkheden ter preventie van overlast,
Uitbreiding aantallen doordat voor deze exoot natuurlijke vijanden grotendeels ontbreken Locale uitbreiding aantallen dieren als gevolg van kunstmatig hoog voedselaanbod door menselijk voeren en zwerfvuil.
‐ Beperken voedselaanbod en zwerfvuil door plaatsing ondergrondse containers. ‐ Beperken voedselaanbod, door bijv. voederverbod, en/of broodcontainers.
‐ Verjagen van dieren van locaties waar zij overlast veroorzaken door inzet visuele (nabootsing roofvogel) en akoestische middelen (schriklint/koord). ‐ Doden van dieren ter beperking van de populatie door: ‐ buidels en fretten ‐ jachtgeweer (in situaties buiten het stedelijke gebied) Doden van dieren ter beperking van de populatie door vallen. Inschakelen specialist ongediertebestrijding