Onderzoek naar de verbetering van de ondersteuning van de werknemers in het verhalen van de schade na een geweldsdelict.
Naam: Studentnummer: Organisatie: Plaats: Datum:
Gaby Koekkoek 2006941 Arriva Personenvervoer Nederland B.V. ’s-Hertogenbosch 11 januari 2011
Onderzoek naar de verbetering van de ondersteuning van de werknemers bij het verhalen van de schade na een geweldsdelict.
Auteur: Studentnummer: Opleiding: Onderwijsinstelling: Onderwijslocatie:
Gaby Koekkoek 2006941 HBO-rechten Juridische Hogeschool Avans-Fontys Tilburg
Afstudeerperiode:
6 september 2010 – 28 januari 2011
Afstudeerorganisatie: e 1 afstudeermentor: e 2 afstudeermentor: e 1 afstudeerdocent: e 2 afstudeerdocent:
Arriva Personenvervoer Nederland B.V. mevrouw K. Steenbergen de heer J. Politiek de heer K. de Jong de heer M. Bindraban
Datum:
11 januari 2010
Voorwoord Dit rapport heb ik geschreven in het kader van het afstuderen aan de Juridische Hogeschool Avans-Fontys te Tilburg. Ik heb mijn onderzoek mogen uitvoeren bij Arriva Personenvervoer Nederland B.V. te ’s-Hertogenbosch en Heerenveen. Ik heb onderzoek gedaan naar de verbetering van de ondersteuning van de werknemers bij het verhalen van de schade, nadat ze het slachtoffer zijn geworden van een geweldsdelict. Uiteindelijk wordt de informatie uit dit rapport schriftelijk gepresenteerd in een schadeverhaalbeleid. De totale duur van mijn onderzoek is zeventien weken, waarvan veertien weken bij het afstudeeradres. Ik vond mijn afstudeerperiode een leerzame periode en ik kijk er positief op terug. Door het schrijven van dit rapport heb ik voor mezelf de bevestiging gekregen dat mijn voorkeur toch uitgaat naar het strafrecht. Wellicht kan ik in de toekomst een baan vinden in het strafrecht. Graag wil ik iedereen bedanken die mij tijdens mijn afstudeerperiode hebben geholpen. Allereerst wil ik mijn begeleiders mevrouw Steenbergen en de heer J. Politiek en mijn docent de heer K. de Jong bedanken voor hun begeleiding en advies. Tevens wil ik de heer K. de Rijk,de heer H. Schipper, de heer J. Huisman en mevrouw A. Sofronas bedanken voor alle praktische informatie en ondersteuning tijdens het onderzoek. Daarnaast wil de heer B. Mertens en mevrouw K. Broekhuizen bedanken voor het nakeken van mijn stukken. Als laatste wil ik de collega’s van Arriva ’s-Hertogenbosch bedanken voor de gezellige afstudeerperiode, de ondersteuning en voor de wijze woorden. Gaby Koekkoek ’s-Hertogenbosch, 1 december 2010
Inhoudsopgave Begrippenlijst Lijst met afkortingen Samenvatting 1. Inleiding 2. De juridische grondslag en algemene kenmerken schade 2.1 Juridisch kader schade 2.2 Algemene kenmerken schade 3. De strafrechtelijke procedure 3.1 Incidenten 3.2 Strafrechtelijke procedure in de huidige wetgeving 3.2.1 Aangifte 3.2.2 Schadebemiddeling bij politie en OM 3.2.3 Voeging 3.2.4 Ad informandum 3.2.5 Schadefonds Geweldsmisdrijven 3.3 Knelpunten 3.3.1 Voeging 3.3.2 Ad informandum 3.3.3 CJIB 3.4 De strafrechtelijke procedure volgens toekomstig recht 3.4.1 Rechten slachtoffer 3.4.2 Informatieverstrekking 3.4.3 Bijstand 3.4.4 Kennisnemen processtukken 3.4.5 Schaderegeling 3.4.6 Voorschot op schadevergoeding 3.4.7 Jeugdige dader 3.4.8 Spreekrecht 3.4.9 Voeging 3.4.9.1 Voorwaarden 4.4.10 Ad-informandum 3.5 Knelpunten 3.5.1 Bijstand slachtoffer 3.5.2 Schaderegeling 3.5.3 Voorschotregeling 3.5.4 Jeugdige dader 3.5.5 Voeging 3.6 Conclusie 4. De civielrechtelijke procedure 4.1 Schadevergoeding 4.1.1 Schade werkgever 4.1.2 Schade werknemer 4.2 Civielrechtelijke procedure 4.2.1 Kortgeding procedure 4.2.2 Bodemprocedure 4.2.2.1 Kantonprocedure 4.2.2.2 Rechtbankprocedure 4.3 Procedure binnen Arriva 4.5.4 Knelpunten 4.4.1 Kosten en baten 4.4.2 Schadeverhaal 4.5 Conclusie
6 7 8 9 11 11 12 13 13 14 15 15 16 17 18 19 19 19 19 20 20 21 21 22 22 23 23 24 25 25 26 26 26 27 27 27 28 28 30 30 30 31 31 32 32 32 33 33 34 34 34 35
5. Een vergelijking tussen beide rechtsgebieden 5.1 De veranderingen in het strafrecht 5.1.1 Rechten van het slachtoffer 5.1.2 Voeging 5.2.3 Verhaalsmogelijkheden 5.2 De strafrechtelijke- en civielrechtelijke procedure 5.2.1 Procedure 5.2.2 Kosten en baten 5.2.3 Schadevergoedingsmaatregel 5.3 Favoriete procedure binnen Arriva 5.4 Conclusie 6. De huidige ondersteuning 6.1 Eerste opvang 6.2 Nazorg 6.3 Schadeverhaal 7. De verbetering in de ondersteuning 7.1 Opvang 7.2 Bijstand 7.2.1 Administratieve zaken 7.2.2 Onderzoek ter terechtzitting 7.2.3 Nazorg 7.3 Schadeverhaal 8. Conclusies en aanbevelingen 8.1 Conclusies 8.2 Aanbevelingen 8.2.1 Korte termijn 8.2.2 Lange termijn Literatuurlijst Literatuur Wet- en regelgeving Jurisprudentie Elektrische bronnen Artikelen Intern Overig Bijlagen: Bijlage 1 Man slaat chauffeur: ‘ik was boos’ Bijlage 2 Onderzoeksplan Bijlage 3 Vormen van schade Bijlage 4 Interview Anna Sofronas Bijlage 5 Interview Karin Steenbergen Bijlage 6 Schadeopgave formulier Misdrijven en Gegevens administratie Bijlage 7 Interview met Kees de Rijk Bijlage 8 Agressie en Geweldsprocotol Arriva Bijlage 9 Interview Jan Huisman Bijlage 10 Schade verhaalbeleid
36 36 36 37 37 38 38 38 39 39 40 41 41 41 42 45 45 45 45 45 46 47 48 48 49 49 49 51 51 51 51 51 52 52 53
Begrippenlijst Ad-informandum
Het strafbare feit is niet tenlaste gelegd, maar wel ter informatie gevoegd voor de rechter
Benadeelde partij
Het slachtoffer die zich in het strafproces heeft gevoegd.
Geweldsdelict
Misdrijf waarbij geweld is gebruikt.
Immateriële schade
Nadeel die niet in vermogensschade bestaat die wel op grond van een wettelijke verplichting moet worden vergoed.
Materiële schade
Vermogensschade die op grond van een wettelijke verplichting moet worden vergoed.
Minderjarige
Degene die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en niet gehuwd of geregistreerd is, dan wel gehuwd of geregistreerd is geweest of meerderjarig is verklaard.
Nabestaande
De echtgenoot of geregistreerde partner of levensgezel en de bloedverwanten in de rechte lijn in de eerste graad en bij afwezigheid dan wel niet in staat of bereid zijn van deze, de bloedverwanten in de zijlang in de tweede graad.
Slachtoffer
Degene die rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit, vermogenschade of ander nadeel heeft ondervonden.
Lijst met afkortingen AMVB
Algemene Maatregel van Bestuur
ASL
Arriva Support & Logistiek
BOA’s
Buitengewoon Opsporingsambtenaren
BOT
Bedrijfs Opvang Team
BW
Burgerlijk Wetboek
CAO
Collectieve arbeidsovereenkomst
CJIB
Centraal Justitieel Incassobureau
EEG
Ernstige Emotionele Gebeurtenis
Jo.
Juncto
NCVL
Nederlands Centrale Verkeersleiding
OM
Openbaar Ministerie
ROTEP
Registratie en Overdracht Traumatische Ervaring Personeel
Rv
Wetboek van Rechtsvordering
Sr
Wetboek van Strafrecht
Sv
Wetboek van Strafvordering
Wet RO
Wet op de Rechtelijke Organisatie
Samenvatting Dit rapport bevat een onderzoek naar de manier en via welke procedure(s) Arriva de ondersteuning van de werknemers kan verbeteren om de schade te verhalen. Het rapport geeft de mogelijkheden in zowel een strafrechtelijke- als de civielrechtelijke procedure weer. Voor dit onderzoek is er gebruik gemaakt van deskresearch en fieldresearch. Van deskresearch is gebruik gemaakt door het verzamelen van informatie uit literatuur, internet, interne bronnen, jurisprudentie en wet- en regelgeving. Van fieldresearch is gebruik gemaakt door het afnemen van interviews met de werknemers van Arriva, eigen observatie en de deelname aan verschillende projecten. In onze samenleving komt agressie tegen mensen met een publieke taak regelmatig voor. Dit agressief gedrag wordt niet getolereerd. Het is daarom van groot belang dat de dader aansprakelijk wordt gesteld voor zijn/haar daden. Voor de werknemer is het niet altijd mogelijk om de dader aansprakelijk te stellen. In zowel de huidige strafrechtelijke- als de civielrechtelijke procedure zijn er een aantal knelpunten waardoor de werknemer regelmatig de geleden schade niet kan verhalen om de dader. In januari 2011 treedt de wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces in werking. Door de komst van deze wetgeving krijgt het slachtoffer meer rechten in het strafproces. Dit betekent dat zowel Arriva en de werknemers meer mogelijkheden zullen hebben om de geleden schade te verhalen in een voegingprocedure. Voor Arriva is het van belang om de werknemers die het slachtoffer zijn geworden van een geweldsdelict efficiënt te ondersteunen in het verhalen van de schade. Momenteel wordt de werknemer voornamelijk psychisch ondersteund door de direct leidinggevende. Arriva zal de dader rechtstreeks aansprakelijk stellen. Bij geen positieve reactie zal ze kiezen om de geleden schade te verhalen via een voegingprocedure. Momenteel komt het met enige regelmaat voor dat de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard in een voegingprocedure. In dit geval blijft de weg naar de civiele rechter over. Arriva zal meestal niet voor een civielrechtelijke procedure kiezen. Dit vanwege de negatieve kosten- en batenanalyse en de kansberekening. Hierdoor is het mogelijk dat de geleden schade niet kan worden verhaald op de dader. Om de juridische ondersteuning van de werknemers te verbeteren zal Arriva een schadeverhaalbeleid moeten toepassen. In dit beleid is het van belang om de rechten van het slachtoffer, die door de komst van de nieuwe wetgeving in werking treden, de juridische mogelijkheden en de werkwijze van de direct leidinggevende te beschrijven. In bijlage 10 wordt dit schade verhaalsbeleid toegevoegd. Arriva zal dit schade verhaalbeleid vertalen in een handleiding voor de regio’s. Door de komst van het schade verhaalsbeleid kan de communicatie tussen de afdelingen die werkzaam zijn in het nazorgtraject verbeteren. Door de verbetering van de communicatie kan de werknemer efficiënter worden ondersteund bij het verhalen van de geleden schade. De belangrijkste punten in de ondersteuning zijn het in kaart brengen van de schade en de werknemer te voorzien van informatie. Daarnaast brengt de nieuwe wet met zich mee dat het slachtoffer kan worden bijgestaan tijden het onderzoek ter terechtzitting. Tevens wordt het spreekrecht gecodificeerd. Arriva zal de keuze moeten maken wie verantwoordelijk is voor deze bijstand. Wellicht de direct leidinggevende, de juridische afdeling of een advocaat.
1 Inleiding Dit onderzoek naar de ondersteuning van de werknemers bij het verhalen van de schade, gebeurt in opdracht van Arriva te Heerenveen en ’s-Hertogenbosch. Arriva is inmiddels uitgegroeid tot één van de drie grootste openbaarvervoerbedrijven in Nederland. 1 In totaal rijdt ze in elf concessiegebieden door heel Nederland. Naast het exploiteren van verschillende buslijnen heeft Arriva ook treinen en touringcars, de zogeheten Arriva Touring. Sinds 1 januari is Arriva en Koninkrijke Doeksen een joint venture aangegaan om zich te verplaatsen over het water met de waterbus.2 Arriva wil in de toekomst een steeds grotere rol gaan spelen in het personenvervoer. Ze wil hierbij vooral de continuïteit en de veiligheid waarborgen. Om deze twee doelstellingen te bereiken zal Arriva zich bezig moeten houden met het ontwikkelen van innovatieve vervoersoplossingen. Voor deze ontwikkelingen wordt er veel waarde gehecht aan de mening van de passagiers. Arriva probeert ten alle tijden hun passagiers een zo goed mogelijk aanbod te doen.3 Om aan een goed aanbod te voldoen moet Arriva zorgen dat zowel de passagiers als de werknemers zich veilig voelen in het openbaar vervoer. In de media komt geweld tegen mensen een publieke taak regelmatig voor. Onderstaand voorbeeld en bijlage 1 geven een duidelijk voorbeeld van een geweldsdelict in de praktijk. “Een man sloeg een buschauffeur van Arriva omdat hij boos was. De verdachte wekte de indruk dat de buschauffeur de mishandeling aan zichzelf heeft te danken. De verdachte vindt het niet vreemd dat hij de chauffeur een gebroken oogkas en een gebroken neus bezorgde omdat de chauffeur hem zomaar onver reed. Ik was boos en geschrokken, aldus de verdachte.”4 De media zit er bovenop. Dit gedrag wordt namelijk niet getolereerd in onze samenleving. Een reactie naar de dader om hem financieel aansprakelijk te stellen voor de geleden schade door zijn/haar daad is daarom ook niet meer dan normaal. Echter is het niet altijd mogelijk om de dader financieel aansprakelijk te stellen. In de huidige wetgeving zijn een aantal knelpunten in de juridische procedures, waardoor het soms niet haalbaar is voor de werknemers om de geleden schade te verhalen op de dader(s). In januari 2011 treedt de wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces in werking. Deze wetgeving brengt een aantal veranderingen ten gunste van het slachtoffer tot stand. Arriva wil voor januari 2011 een onderzoeksrapport ontvangen met daarin een advies over de manier waarop en via welke juridische procedure(s) Arriva de ondersteuning aan de werknemers, die het slachtoffer zijn geworden van een geweldsdelict, kan verbeteren om aldus tot een snellere en eenvoudiger verhaal van de door hen geleden schade te komen. Door te onderzoeken op welke manier en via welke juridische procedure(s) Arriva de ondersteuning van haar werknemers, die slachtoffer zijn geworden van een geweldsdelict, bij het verhalen van de door hen geleden schade kan verbeteren, met het oog op een snellere en eenvoudigere manier van inning van de door hen geleden schade, kunnen er aanbevelingen aan Arriva worden gegeven. Deze aanbevelingen worden aan het einde van dit rapport geformuleerd.
1
http://intranet/page.php?id=168, geraadpleegd op 1 december 2010 http://intranet/page.php?id=168, geraadpleegd op 1 december 2010 3 http://www.arriva.nl/secundair-menu/over-arriva/, geraadpleegd op 1 december 2010 4 Brabants Dagblad d.d. 16 november 2010 2
-9-
Om de bovenstaande vraag te beantwoorden wordt er tijdens dit onderzoek gebruik gemaakt van zowel deskresearch als fieldresearch, zie bijlage 2. De deskresearch wordt toegepast in het analyseren van documenten en literatuur. De fieldresearch wordt in interviews met de werknemers van Arriva toegepast. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van eigen observatie door een dossieronderzoek en door deel te nemen aan verschillende projecten: meerijden elektrische bus, op vrijdag avond een grote controle in de bussen vanaf Eindhoven, een grote controle in Haarlem in samenwerking met de politie en het bijwonen van een zitting. Dit rapport is als volgt opgebouwd. In het tweede hoofdstuk worden de juridische grondslag en de algemene kenmerken van de schade uitgewerkt. Dit hoofdstuk geldt als een inleidend hoofdstuk voor de daaropvolgende hoofdstukken. In het derde hoofdstuk wordt de strafrechtelijke procedure uitgewerkt. Deze procedure is onderverdeeld in de procedure via het huidige recht en de procedure via de nieuwe wetgeving. Hierbij worden ook de knelpunten beschreven waar de werknemers mee te maken hebben en/of kunnen krijgen. In hoofdstuk 4 wordt de civielrechtelijke procedure beschreven. Hierbij worden de knelpunten in deze procedure genoemd. In hoofdstuk 5 wordt er een vergelijking gemaakt tussen een strafrechtelijke- en een civielrechtelijke procedure. Uit deze vergelijking zal de meeste efficiënte procedure worden beschreven. In het zevende hoofdstuk wordt de ondersteuning beschreven die Arriva momenteel aan de werknemer biedt. In hoofdstuk 8 wordt beschreven hoe Arriva deze ondersteuning kan verbeteren. In hoofdstuk 9 volgen de conclusies en aanbevelingen, die opgesteld zijn op basis van de voorgaande hoofdstukken. In de bijlage zal een schade verhaalbeleid voor Arriva worden toegevoegd. Dit beleid heeft betrekking op de ondersteuning van de werknemers om de geleden schade te verhalen op de dader. Hierin worden de juridische procedures, de rechten van het slachtoffer en de werkwijze van de direct leidinggevende uitgelegd.
- 10 -
2 De juridische grondslag en de algemene kenmerken In dit hoofdstuk worden het juridisch kader en de algemene kenmerken van schade beschreven. Dit hoofdstuk geeft een duidelijk beeld van schade en zal daarmee een inleiding zijn voor de volgende hoofdstukken. De algemene kenmerken van schade worden beschreven aan de hand de onrechtmatige daad. Zowel in een civielrechtelijkeals strafrechtelijke procedure moet er sprake zijn van een onrechtmatige daad. 2.1 Juridisch kader schade Als een werknemer het slachtoffer is geworden van een geweldsdelict dan kan hij/zij schade lijden. Indien de verdachte bekend is, kan het slachtoffer de geleden schade verhalen op de dader. Het slachtoffer heeft de keuze of hij/zij de schadevergoeding wil verhalen op de dader via een strafrechtelijke- of civielrechtelijke procedure. De wet geeft geen exacte beschrijving van het begrip schade.5 Op grond van een wettelijke schadevergoedingsverplicht in artikel 6:95 BW bepaalt de wet dat vermogensschade en het ander nadeel moet worden vergoed. De schade die voortvloeit uit een onrechtmatige daad kan uit verschillende soorten schaden bestaan. Afdeling 10 uit boek 6 van het Burgerlijk Wetboek regelt de wettelijke verplichting tot schadevergoeding. Artikel 6:95 jo. 6:96 BW geeft een beschrijving van de materiële schade. De immateriële schade wordt beschreven in artikel 6:106 jo. artikel 6:107 BW. Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming voor de gevallen waar schadevergoeding wordt gegeven voor de immateriële schade. Artikel 6:107 BW geeft een beschrijving van de schadevergoeding bij letsel en de verweermiddelen. Een werknemer kan door een geweldsdelict te maken krijgen met zowel materiële- als immateriële schade. Het beginsel van volledige vergoeding van de vermogensschade kan alleen worden toegepast op de materiële schade. De werknemer moet er altijd rekening mee houden met het feit dat de schade niet volledig wordt vergoed. Naast deze materiële schade kan de werknemer ook immateriële schade aan een geweldsdelict overhouden. Deze immateriële schade is altijd lastiger vast te stellen en wordt daardoor niet volledig vergoed. Via een ANWB Smartengids wordt de immateriële geschat. De geschatte schade wordt verhaald op de dader, mits deze bekend is. Mocht de dader onbekend zijn, dan kan er geen procedure worden gestart en dus kan de gelede schade niet worden verhaald op de dader. In afdeling 6.1.10 van het Burgerlijk Wetboek is er sprake van regelend recht. Dit betekent dat partijen van de regels uit het wetboek mogen afwijken. Wanneer er sprake zou zijn van dwingend recht, dan mogen partijen niet van de regels afwijken. Bij het voeren van een procedure is er sprake van dwingend recht.6 In beginsel geldt de volledige vergoeding van de vermogensschade. Dit beginsel wordt het beginsel van volledige vergoeding van de vermogenschade genoemd. De centrale doelstelling van deze afdeling is om met het geregelde schadevergoedingsrecht de schade goed te maken.7 Niet in alle gevallen wordt echter de volledige schadevergoeding uitgekeerd. Er gelden een aantal beperkingen op het beginsel van volledige vergoeding van
5 6 7
Zwaartepunten van het vermogensrecht, p. 388 http://www.rechtspraak.nl/Wat+is+rechtspraak/Rechtsgebieden/Civiel+recht/, geraadpleegd op 25 november 2010 Zwaartepunten van het vermogensrecht, p. 389
- 11 -
vermogenschade, namelijk: · het causaliteitleerstuk, artikel 6:98 BW. Dit betekent dat er voldoende verband moet zijn tussen de gebeurtenis en het delict; · het leerstuk van de voordeeltoerekening, artikel 6:100 BW. Dit betekent dat het voordeel aan de benadeelde partij in rekening wordt gebracht; · het leerstuk van eigen schuld, artikel 6:101 BW. Dit betekent dat de schade die aan de benadeelde partij kan worden toegerekend naar evenredigheid wordt verminderd.8 Dit leerstuk wordt ook wel de billijkheidscorrectie genoemd. Tenslotte kan op grond van artikel 6:109 jo. 6:110 BW de aansprakelijkheid voor volledige schadevergoeding worden beperkt. De rechter kan op basis van deze artikelen de schadevergoeding matigen.9 In artikel 6:109 BW is het matigingsrecht beschreven. De rechter houdt hierbij rekening met alle omstandigheden van de aansprakelijkheid. In artikel 6:110 BW wordt de limitering bij AMVB beschreven. Dit houdt in dat de bedragen vastgesteld kunnen worden bij algemene maatregel van bestuur. Voor deze vaststelling wordt gekeken naar de aard van de gebeurtenis, de aard van de schade en de grond van de aansprakelijkheid. 2.2 Algemene kenmerken Om zowel in een civielrechtelijke als in een strafrechtelijke procedure in aanmerking te komen voor schadevergoeding, moet er sprake zijn van een onrechtmatige daad uit artikel 6:162 BW. Er zijn drie soorten gedragingen die leiden tot een onrechtmatige daad, namelijk: · inbreuk op een (subjectief) recht; · het doen of nalaten in strijd met de wettelijke plicht; · het doen of nalaten wat in strijd is met het maatschappelijk verkeer.10 Een geweldsdelict bestaat uit één of meerdere gedragingen. Vernieling van eigendom en mishandeling zijn voorbeelden van een inbreuk op een (subjectief) recht. Daarnaast is er sprake van een gedraging die in strijd is met de wet. Geweldsdelicten zijn immers wettelijk verboden. De dader handelt tevens in strijd met het maatschappelijke verkeer. Een geweldsdelict wordt namelijk niet geaccepteerd in de maatschappij. Het slachtoffer van een geweldsdelict kan twee soorten schade lijden, zo blijkt uit paragraaf 2.1. De schade waar een werknemer mee te maken kan krijgen zijn: · materiële schade: schade die aan de goederen van de werknemer is ontstaan; · immateriële schade: als de werknemer ten gevolge van het uitoefenen van zijn beroep lichamelijk letsel heeft of ander nadeel heeft opgelopen, zie bijlage 3. Daarnaast kan Arriva zelf ook schade lijden doordat de werknemer tijdelijk niet kan werken. Ook kan ze schade hebben aan haar eigendommen als gevolg van een geweldsdelict naar haar werknemer. Uit het bovenstaande blijkt dus dat een geweldsdelict gezien kan worden als een onrechtmatige daad uit artikel 6:162 BW. Het slachtoffer kan zowel materiële- als immateriële schade lijden door een geweldsdelict. In beginsel is het mogelijk om zowel een strafrechtelijk- als civielrechtelijke procedure te voeren. In de volgende paragrafen worden de mogelijkheden van beide procedures beschreven.
8 9
Zwaartepunten van het vermogensrecht, p. 389 Zwaartepunten van het vermogensrecht, p. 389 Zwaartepunten van het vermogensrecht, p. 347
10
- 12 -
3 De strafrechtelijke procedure In dit hoofdstuk wordt de huidige wetgeving en de knelpunten waar de werknemers momenteel mee te maken hebben beschreven. In januari 2011 treedt de nieuwe wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces in werking. Deze nieuwe wet brengt een aantal veranderingen met zich mee. In paragraaf 3.4 worden deze veranderingen opgesomd en uitgelegd. Daarnaast zullen de verwachte knelpunten, door de nieuwe wet, voor de werknemers worden beschreven. Voor Arriva is het is belangrijk om te weten welke veranderingen gaan plaatsvinden door deze nieuwe wet. Zo kan ze zich voorbereiden om de werknemers efficiënt te ondersteunen bij het verhalen van de schade. 3.1 Incidenten Zowel in bussen, treinen als de waterbus gebeuren incidenten waardoor een werknemer het slachtoffer kan worden van diverse soorten geweldsdelicten. In onderstaande voorbeelden en wetsartikelen zullen de geweldsdelicten worden uitgewerkt. Het doel van deze voorbeelden is om het delict te verduidelijken. In de praktijk krijgen de werknemers regelmatig te maken met mishandeling, zo blijkt uit het jaarverslag van de coördinator Sociale Veiligheid uit ’s-Hertogenbosch. Onderstaand praktijkvoorbeeld geeft een duidelijk beeld van mishandeling in de praktijk. “ Een chauffeur is in het centrum, in de Kruisstraat, mishandeld. Hij heeft een klap in zijn gezicht gekregen. Omstanders hebben de politie gebeld. Verdere gegevens zijn niet bekend. De chauffeur geeft dit later pas door. De direct leidinggevende is ingelicht. Hij onderneemt actie. De toezichthouder is in Veghel en komt ook zo snel mogelijk. Later blijkt dat de chauffeur met de ambulance naar het ziekenhuis is gebracht. Deze was door de politie geregeld. De direct leidinggevende is hierover ook ingelicht. Inmiddels zijn twee buitengewoon opsporings ambtenaren (BOA’s) ook onderweg. Ze waren nog in ’sHertogenbosch. Dienst is tot 19.00 uur vervallen. Daarna komt een andere chauffeur in dienst”.11 In artikel 300 Sr wordt de eenvoudige mishandeling zoals hierboven beschreven. De wet geeft geen exacte definitie van het begrip mishandeling. Uit het wetsartikel volgt dat mishandeling bestaat in het opzettelijk toebrengen van lichaamspijn of lichamelijk letsel. Naast de eenvoudige mishandeling geeft artikel 302 Sr een beschrijving van de zware mishandeling. Zware mishandeling wordt uitgelegd als iemand opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengen. Een ander regelmatig terugkomend probleem is bedreiging. Dit blijkt uit het jaarverslag van de coördinator Sociale Veiligheid. Onderstaand volgt een voorbeeld van het geweldsdelict bedreiging. “Bij de halte op de Eekhoornlaan in Son staan twee getinte jongens met een ongeldig plaatsbewijs. De zone klopt niet, geeft de chauffeur aan. De jongen trekt zich daar niets van aan en loopt door. De chauffeur stuurt hem de bus uit waarop de jongen dreigt de chauffeur zijn nek te breken! Hij is uiteindelijk wel uit de bus gestapt. De tekst voor andere bussen is op het scherm gezet”.12
11 12
Jaaroverzicht agressie 2010 Jaaroverzicht agressie 2010
- 13 -
In artikel 285 Sr wordt bedreiging met bepaalde ernstige misdrijven weergegeven, namelijk bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen met geweld met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen bestaat. In het jaarverslag van de coördinator Sociale Veiligheid komen de feiten diefstal en diefstal met geweldpleging niet regelmatig voor. Onderstaand een voorbeeld uit de praktijk van het feit diefstal. “De chauffeur mist de op laatste rit een blok van drie strippenkaarten. Waarschijnlijk is het blok gestolen door twee jongens die meereisden vanaf Maasoever. De toezichthouder is op de hoogte, de chauffeur gaat morgen de wachtdienst inlichten en de camerabeelden uitlezen”.13 Diefstal wordt beschreven in artikel 310 Sr als hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. wordt als schuldig aan diefstal gestraft. In artikel 312 Sr wordt diefstal met geweldpleging beschreven. Diefstal met geweldpleging is het voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen met diefstal als oogmerk. Het laatste veelvoorkomend probleem is vandalisme. Dit is afhankelijk van een bepaalde tijd in het jaar. Het delict kent namelijk pieken en dalen. In het najaar worden de bussen in ’s-Hertogenbosch regelmatig bekogeld met stenen of andere voorwerpen. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat het buiten eerder donker is. De jongeren gaan zich vervelen. Hierdoor kan vandalisme ontstaan. Onderstaand een praktijkvoorbeeld van vandalisme. “Bus bekogeld met stenen op de Plooisehof. De daders zijn drie jongeren van Marokkaanse afkomst. De exacte schade is nog niet bekend”.14 Vandalisme wordt in de wet beschreven in artikel 350 Sr als het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, of beschadigen, onbruikbaar maken of weg maken. Vandalisme komt regelmatig voor in zowel de bussen als de treinen van Arriva. Indien de dader bekend is kan hij/zij worden vervolgd via het strafrecht. In de volgende paragraaf wordt deze strafrechtelijke procedure verder beschreven. 3.2 Strafrechtelijke procedure in de huidige wetgeving In 1995 is de wet Terwee in werking getreden.15 Deze wet heeft met zich meegebracht dat de slachtoffers van misdrijven via het strafrecht in aanmerking komen voor een schadevergoeding. Dit bekent dat het slachtoffer van een misdrijf geen aparte civiele procedure hoeft te volgen voor het verkrijgen van schadevergoeding. Het slachtoffer heeft de mogelijkheid om zich te voegen in het strafproces als benadeelde partij. De rechter doet uitspraak over zowel de bestraffing van de dader als de schade die het slachtoffer heeft geleden ten gevolge van het geweldsdelict.16 Uit een dossieronderzoek blijkt dat er regelmatig een voegingprocedure wordt gevoerd. De werknemer voegt zich dan in het strafproces als benadeelde partij. Deze voegingprocedure wordt nader uitgewerkt in paragraaf 3.2.3. Voorafgaand aan een voegingprocedure moet de werknemer en/of Arriva 13
Jaaroverzicht agressie 2010 Jaaroverzicht agressie 2010 Staatscourant 1995, nr. 65 16 http://www.om.nl/onderwerpen/item_147860/schadevergoeding_in/, geraadpleegd op 4 november 2010 14 15
- 14 -
aangifte doen wegens een geweldsdelict. In de volgende paragraaf wordt de aangifte verder uitgewerkt. 3.2.1 Aangifte Een ieder die het slachtoffer wordt van een geweldsdelict, voor zover daardoor levensgevaar is veroorzaakt, is verplicht om aangifte te doen, artikel 160 Sv. Een ieder die hier kennis van draagt is bevoegd om aangifte te doen, artikel 161 Sv. Dit betekent dat bijvoorbeeld een direct leidinggevende van een werknemer die het slachtoffer is geworden van een geweldsdelict, ook bevoegd is om aangifte te doen namens de werknemer. Door het doen van aangifte wordt de strafrechtelijke procedure gestart. Van deze aangifte wordt een proces-verbaal opgemaakt. Na het doen van aangifte wordt het onderzoek gestart en kan de dader worden opgespoord en berecht. Binnen Arriva is het de vraag of de werknemer altijd aangifte doet na een geweldsdelict. Hij/zij heeft hier een keuzemogelijkheid. De aangiftebereidheid van de werknemers verschilt per persoon, zo blijkt uit een eigen observatie. De direct leidinggevende raadt de werknemer aan om aangifte te doen en hij/zij gaat eventueel mee naar het politiebureau om de werknemer te ondersteunen. Als een werknemer het slachtoffer is geworden van een geweldsdelict, kan de drempel hoog zijn om aangifte te doen. Deze hoge drempel kan te maken hebben met de angst voor represaille of de confrontatie met het geweldsdelict. Dat men dit moet navertellen is een vervelende situatie. Uit een observatie blijkt dat werknemers niet altijd bereid zijn om aangifte te doen omdat ze de straffen te laag vinden of omdat ze vinden dat het geen effect heeft om aangifte te doen. Het is aan de direct leidinggevende om de werknemers te stimuleren wel aangifte te doen na een geweldsdelict omdat hij/zij verantwoordelijk is voor de nazorg. Het doen van aangifte is namelijk belangrijk, omdat dit een basis is voor de opsporing van de dader en geldt tevens als potentieel bewijsmiddel, artikel 338 Sv e.v.17 3.2.2 Schadebemiddeling bij politie en OM Na het doen van aangifte kan de schadevergoeding worden gekregen via de bemiddeling van de politie tussen slachtoffer en de verdachte. Het moet echter wel gaan om een ‘licht’ delict, de zogenoemde ‘boter-bij-de-vis-zaken’, en de dader moet bereid zijn om de schade te vergoeden. Als de dader de schade daadwerkelijk vergoedt, wordt de zaak niet doorgezonden naar het OM, artikel 74c Sr. Er wordt dan gesproken van een politiesepot. Mocht de dader de schade niet willen vergoeden, dan wordt de zaak doorgestuurd naar het OM. Een politiesepot is geen vaste procedure. De politie heeft namelijk keuze, indien het gaat om een “licht” delict, tussen een politiesepot en de zaak door te sturen naar het OM. Als de zaak door het OM is ontvangen heeft ze de keuze om een schadevergoeding te regelen tussen het slachtoffer en de verdachte of de zaak verder te vervolgen. Mocht er sprake zijn van een totstandkoming van schadevergoeding, dan kan het OM op basis van artikel 167 jo. 142 Sv de zaak voorwaardelijk seponeren. Dit betekent dat de officier van justitie van vervolging van de zaak afziet als de verdachte de schade vergoedt. Dit voorwaardelijke sepot wordt omgezet in een definitieve sepot als de verdachte aan de voorwaarde heeft voldaan. Deze voorwaarde is het betalen van de schadevergoeding. Mocht de officier van justitie besluiten om de zaak niet voorwaardelijk te seponeren dan zal hij de zaak voorleggen aan de rechter.
17
www.bnrm.nl/.../NRM7%20H1%20Inleiding%20(pp.%201-16)_tcm63-249960.pdf, geraadpleegd op 26 oktober 2010
- 15 -
Het OM heeft ook de mogelijkheid om de verdachte een transactie onder voorwaarde uit artikel 74e Sr aan te bieden. Deze transactie is afhankelijk van de ernst van de zaak. Op basis van artikel 74e lid 1 Sr is een transactie niet mogelijk als er meer dan zes jaar gevangenisstraf op het misdrijf is gesteld.18 Uit de interviews blijkt dat Arriva (bijna) nooit met een schadebemiddeling of een transactie te maken heeft, zie de interviews uit bijlage 4 en 5. De reden hiervoor kan zijn dat er sprake moet zijn van “lichte” delicten. Een geweldsdelict wordt niet verstaan onder een ‘licht’ delict. De politie en het OM kunnen dus kiezen voor een buitengerechtelijke afdoening. De werknemers krijgen de geleden schade vergoed door de schadebemiddeling. Door deze buitengerechtelijke afdoening blijft een procedure bespaard. Deze schadebemiddeling zou dus relevant kunnen zijn voor de werknemers. De reden hiervoor is dat door de schadebemiddeling de werknemer tijd en kosten bespaard blijven. De keuze voor deze buitengerechtelijke afdoening ligt echter bij de politie dan wel het OM. Mocht er niet gekozen worden voor een buitengerechtelijke afdoening. Dan wordt de zaak aan de rechter voorgelegd. De werknemers hebben de mogelijkheid om zich te voegen als benadeelde partij in het strafproces. In de volgende paragraaf zal de voegingprocedure verder worden beschreven. .3.2.3 Voeging De voeging van de benadeelde partij staat beschreven in artikel 51a Sv. Dit artikel biedt het slachtoffer de mogelijkheid om zich te voegen in het strafproces als benadeelde partij. Het doel van deze voeging is het verhalen van de schade op de dader. Er gelden echter wel een aantal voorwaarden waaraan de vordering moet voldoen wil ze gevoegd kunnen worden. De eerste eis is te vinden in artikel 6:162 BW. De vordering moet namelijk zijn ontstaan door een onrechtmatige daad, zie paragraaf 2.2. De overige eisen waaraan de vordering moet voldoen zijn te vinden in artikel 361 Sv: · kwalitatief criterium eenvoudig van aard; · de schade is een rechtstreeks gevolg van het ten laste gelegde feit. 19 Zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon is bevoegd om zich te voegen als benadeelde partij tijdens het vooronderzoek of tijdens het onderzoek ter terechtzitting.20 Dus Arriva als werkgever kan zich, mits ze direct schade heeft geleden als gevolg van het tenlaste gelegde feit, ook voegen als benadeelde partij in het strafproces. Deze voeging gebeurt meestal schriftelijk door middel van een voegingformulier. Op dit formulier wordt de geleden schade en de hoogte van de schade vermeld. Het voegingformulier wordt door de afdeling Risk Management ingevuld. Deze afdeling heeft de bevoegdheid om de schades af te wikkelen met de tegenpartijen en standpunten in te nemen over de aansprakelijkheid.21 Daarna wordt het voegingformulier verzonden naar de officier van justitie. Deze voeging betekent dat de rechter wordt verzocht om een uitspraak te doen over de schade. Deze schade weegt mee in het proces tegen de verdachte. Zodra het
18
www.wodc.nl/images/1409-volledige-tekst_tcm44_84120.pdf, geraadpleegd op 28 oktober 2010 Van rechtstreeks schade is sprake als iemand getroffen is in een belang dat door de strafbepaling, die overtreden is, wordt beschermd. Hier vallen niet de verzekeraars en de nabestaanden onder, want er is geen sprake van ‘rechtstreeks’. Een uitzondering hierop is de curator, hij kan zich namens de schuldeisers wel voegen. 20 HR 16 maart 2004, LJN AO1486 21 Handleiding schadebehandeling Arriva claims management 19
- 16 -
slachtoffer zich gevoegd heeft in het strafproces komt haar een aantal rechten toe, namelijk: · inzage in de processtukken, artikel 51b lid 1 jo. 2 Sv; · de schade bewijzen/aannemelijk maken en de vordering toelichten, artikel 334 lid 1 jo. 3 Sv; · recht op uitspraak over de vordering, artikel 335 Sv. Een werknemer heeft de mogelijkheid om twee vormen van schade te voegen in het strafproces. Deze soorten schades bestaan uit de materiële en de immateriële schadeposten, zie paragraaf 2.1. De materiële schade is meestal eenvoudig vast te stellen maar dit geldt niet voor de immateriële schade. De rechter verklaart meestal de gevoegde vordering niet-ontvankelijk omdat de schade niet voldoet aan het criterium eenvoudig van aard.22 De vraag die hierbij gesteld kan worden is wanneer een vordering eenvoudig van aard is? Dit is het geval als de vordering duidelijk is en eenvoudig kan worden vastgesteld. Voor de eenvoudigheids eis moet zowel de grondslag als de hoogte van de schade eenvoudig vastgesteld worden. Als de vordering niet eenvoudig van aard is, dan is er sprake van een te veel civiel karakter waardoor het recht van de verdachte in het geding kan komen. De schadevergoeding zal dan in de strafzaak overheersen en daarmee zou de redelijke termijn van de strafzaak gevaar kunnen lopen.23 De rechter heeft de mogelijkheid om ambtshalve een beslissing te nemen over de vordering. Zo kan hij de vordering voor een deel toe wijzen en het andere deel niet-ontvankelijk verklaren, omdat dit deel niet voldoet aan het criterium eenvoudig van aard. Voor het deel dat niet-ontvankelijk is verklaard kan de vordering alsnog worden ingediend bij de burgerlijke rechter, artikel 361 lid 3 Sv.24 Indien de rechter de vordering van de benadeelde partij toewijst, betekent dit niet dat men het geld onmiddellijk krijgt. De benadeelde partij krijgt een grosse van het vonnis, artikel 554 Sv. Met deze grosse heeft ze een executoriale titel om het vonnis ten uitvoer te leggen. Op basis van artikel 434 Rv kan de benadeelde partij de dader eerst sommeren voordat ze overgaat tot het inschakelen van een deurwaarder. Dit inschakelen van een deurwaarder hoeft niet te gebeuren als de rechter een schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd. Het CJIB zal ervoor zorgen dat de betaling op de rekening van het slachtoffer wordt gestort.25 De wettelijke basis van de schadevergoedingsregeling is te vinden in artikel 36f Sr. De meeste rechters leggen deze schadevergoedingsmaatregel niet op bij een rechtspersoon omdat ze zelf genoeg mogelijkheden heeft om te incasseren. Bij een natuurlijk persoon wordt hier wel regelmatig gebruik van gemaakt. Het CJIB is bevoegd om een betalingsregeling af te spreken met de dader. Het is mogelijk dat er kleine bedragen worden ontvangen van de dader. Voor de benadeelde partij kan het soms jaren duren voordat hij/zij het volledige bedrag heeft ontvangen.26 Arriva maakt echter ook gebruik van het CJIB. Ze probeert eerst haar schade rechtstreeks te verhalen op de dader. Het komt regelmatig voor dat de dader geen verhaal biedt, waardoor Arriva de incassoprocedure uit handen geeft aan het CJIB om alsnog met de dader tot een regeling te komen en kleine bedragen van de dader te ontvangen.
22
HR 18 maart 2006, LJN AU8103 Capita Strafrecht, p. 407 Pompe Reeks deel 34, p. 15 25 http://www.cjib.nl/onderwerpen/schadevergoedingsmaatregel/, geraadpleegd op 19 november 2010 26 www.wodc.nl/images/1409-volledige-tekst_tcm44_84120.pdf, geraadpleegd op 28 oktober 2010 23 24
- 17 -
3.2.4 Ad informandum Als een dader meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, worden deze feiten op één zitting behandeld. De feiten die niet ten laste worden gelegd mogen ad informandum op de tenlastelegging worden bijgevoegd. Wettelijk vallen deze feiten onder artikel 359 lid 5 Sv. 27 Een ad informandum gevoegd feit betekent dat een feit ter informatie wordt vermeld op de tenlastelegging. Deze feiten worden niet inhoudelijk op de zitting behandeld maar worden alleen meegenomen in de vaststelling van de straf.28 De werknemer kan een ad informandum gevoegd feit alleen toevoegen voor kennisneming van de zaak. Voor een toewijzing van de schade moet een civiele procedure worden gevoerd omdat een ad informandum gevoegd feit niet voor een schadevergoeding in aanmerking komt.29 De reden hiervoor is omdat deze feiten niet gevoegd kunnen worden. Arriva zal om deze reden weinig tot geen gebruik maken van ad informandum gevoegde feiten. Er zal eerder gekozen worden voor een voegingprocedure om een schadevergoeding toegewezen te krijgen. Kennisneming van de zaak is niet voldoende voor Arriva, de schadepost blijft dan open staan. Voor een toewijzing van een schadevergoeding zou ze alsnog een civiele procedure kunnen voeren. Deze procedure neemt veel tijd in beslag en brengt hoge kosten met zich ten opzichte van een voegingprocedure. De werknemer heeft nog een laatste mogelijkheid om de schade vergoed te krijgen, namelijk via een eenmalige uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Een uitkering uit dit schadefonds is wel een laatste middel om een vergoeding te krijgen. In de volgende paragraaf wordt dit schadefonds besproken. 3.2.5 Schadefonds Geweldsmisdrijven In 1973 is het Schadefonds Geweldsmisdrijven opgericht als een onderdeel van het ministerie van justitie. Het doel van dit fonds is om een eenmalig bedrag uit te keren aan slachtoffers die, als gevolg van een strafbaar feit, ernstig letsel of ernstige psychische klachten hebben opgelopen.30 Om voor een vergoeding in aanmerking te komen moet het slachtoffer het aanvraagformulier volledig invullen. Deze tegemoetkoming geldt alleen voor natuurlijk personen, die het slachtoffer, getuige of nabestaanden van een geweldsdelict zijn geworden. Arriva kan dus zelf geen aanspraak maken op een tegemoetkoming van het fonds. Wel kunnen de werknemers eventueel een beroep doen op het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Om voor deze uitkering in aanmerking te komen moet er sprake zijn van zeer ernstig letsel en deze uitkering geldt alleen voor de immateriële schade. Naast deze eisen gelden er nog een aantal voorwaarden waaraan het verzoek van een slachtoffer, nabestaande of getuige van een geweldsdelict moet voldoen: · het moet gaan om een slachtoffer, nabestaande of getuige; · er moet sprake zijn van een strafbaar feit; · ernstig lichamelijke letsel of ernstige psychische klachten; · geen schuld; · aanvraag op tijd indienen (binnen drie jaar na datum geweldsdelict); · de schade kan niet op een andere manier vergoedt worden.31 Het Schadefonds Geweldsmisdrijven bepaalt of het verzoek van het slachtoffer aan de voorwaarden heeft voldaan. Deze beslissing duurt ongeveer vier maanden.32 Het invullen 27
Capita Strafrecht, p. 514 HR 10 maart 2009, LJN BG3504 http://www.slachtofferzorg.nl/Voegen-strafproces/Feiten-Ad-informandum/, geraadpleegd op 26 oktober 2010 30 http://www.schadefonds.nl/algemeen3/, geraadpleegd op 27 oktober 2010 31 http://www.schadefonds.nl/algemeen/, geraadpleegd op 27 oktober 2010 32 http://www.schadefonds.nl/wanneerwordtereenbeslissinggenomen/, geraadpleegd op 27 oktober 2010 28
29
- 18 -
van een dergelijke aanvraag valt buiten de afdeling Risk Management omdat de aanvraag via de regio, waar de werknemer werkzaam is, zou moeten verlopen. De werknemers zijn zelf verantwoordelijk voor het invullen van het aanvraagformulier. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven moet gezien worden als een uiterst middel om voor een vergoeding in aanmerking te komen. Bij een licht incident voldoet de aanvraag al snel niet aan de voorwaarden en wordt er geen vergoeding uitgekeerd. Uit een interview blijkt dat zelden of nooit aan de voorwaarden voor een uitkering wordt voldaan, zie bijlage 4. Het komt dus niet veel voor dat werknemers een beroep kunnen doen op het Schadefonds Geweldsmisdrijven. 3.3 Knelpunten In de huidige wetgeving bestaat er een aantal knelpunten in het schadeverhaal waardoor het lastig is voor de werknemers om de schade te verhalen op de dader. In deze paragraaf worden de knelpunten beschreven waar de werknemers mee te maken hebben. Deze knelpunten in zowel de huidige wetgeving als de nieuwe wetgeving zijn van toepassing op de vergelijking die wordt beschreven in hoofdstuk 5. Van belang is om de knelpunten in de huidige wetgeving in kaart te brengen. Daarnaast kan worden geconcludeerd of de nieuwe wetgeving een op oplossing biedt voor de huidige knelpunten in het verhalen van de geleden schade. 3.3.1 Voeging Het criterium eenvoudig van aard, is een groot knelpunt voor zowel Arriva als de werknemers. In de praktijk komt het regelmatig voor dat hierdoor de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Een reden hiervoor is dat de schade niet eenvoudig is vast te stellen, zo blijkt uit een dossieronderzoek en de interviews, zie bijlage 4 en 5. Ook geldt dat de schadeposten volledig moeten worden ingevuld via een opgave wat in de praktijk voor problemen kan zorgen. Een reden hiervoor is dat de schadeposten goed onderbouwd moeten worden, wat door de werknemer als lastig kan worden ervaren. Als de schade bestaat uit materiële schade zou de werknemer en/of Arriva een factuur bij het voegingformulier kunnen voegen voor een goede onderbouwing. Bij de immateriële schade is de hoogte en omvang van de schade niet eenvoudig vast te stellen. Doordat de hoogte en de omvang niet eenvoudig zijn vast te stellen wordt de vordering snel niet-ontvankelijk verklaard. Bij een niet-ontvankelijkheid van de vordering, is er nog een mogelijkheid om een civiele procedure te volgen voor een schadevergoeding. Arriva houdt rekening met de hoge kosten en baten. Bij een civielrechtelijke procedure is er meestal sprake van hoge kosten en deze procedure kost veel tijd. In hoofdstuk 4 wordt de civielrechtelijke procedure uitgebreider beschreven. Mocht de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard in een strafprocedure, dan kan Arriva nogmaals proberen de schade rechtstreeks bij de dader te halen. Mocht dit niet lukken dan wordt er een kosten- en batenanalyse inclusief een kansberekening gemaakt. Mocht dit negatief uitvallen dan zal er niet worden gekozen voor een civielrechtelijke procedure. Het dossier zal dan worden gesloten en gearchiveerd als de schade niet kan worden verhaald op de dader. De schade blijft dus alsnog open staan en de dader blijft ongestraft. 3.3.2 Ad informandum De ad informandum gevoegde feiten kunnen een probleem opleveren doordat deze zaken alleen ter informatie worden vermeld op de tenlastelegging. Arriva en de werknemers kunnen zich niet als benadeelde partij in een strafproces voegen. Deze feiten komen niet in aanmerking voor een schadevergoeding. Deze gevoegde feiten hebben alleen invloed
- 19 -
op de vaststelling van de hoogte van de straf van de dader. Voor de werknemers zijn de ad informandum gevoegde feiten niet aantrekkelijk. De reden hiervoor is dat ze geen schadevergoeding krijgen maar alleen kennis kunnen nemen van de zaak. Er wordt binnen Arriva daarom ook geen gebruik gemaakt van ad informandum gevoegde feiten. 3.3.3 CJIB Het kan jaren duren voordat het volledige schadebedrag is vergoed door de dader. Nadat Arriva de dader rechtstreeks heeft benaderd om de schade te vergoeden geeft ze, bij geen gehoor, de vordering uit handen aan het CJIB. Het CJIB is bevoegd om een betalingsregeling af te spreken met de dader. Het kan hierdoor dus lang duren voordat de gehele schadevergoeding is voldaan. Naast de lange termijn kan het ook voorkomen dat de dader geen verhaal biedt. Binnen Arriva wordt hiervoor de term ‘kale kip’ gebruikt. Deze daders vormen een groot knelpunt in de huidige wetgeving. Naast deze daders zijn de onbekende daders en de jeugdige daders ook een probleem in het verhalen van de schade voor de werknemers. De huidige wetgeving biedt hier geen oplossing voor. Bij een onbekende dader wordt het dossier bij Arriva gesloten en gearchiveerd. De schadevergoeding is dus niet voldaan. De werknemers kunnen de schade niet verhalen. 3.4 De strafrechtelijke procedure volgens toekomstig recht In het kaderbesluit van de Raad van Europa van 15 maart 2001, betreffende de positie van het slachtoffer in het strafproces is er een voorziening tot stand gekomen ten behoeve van de slachtoffers van strafbare feiten. Door dit kaderbesluit zal het Wetboek van Strafecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven en de Wet Terwee gewijzigd worden.33 Op 15 december 2009 is het wetsvoorstel ‘Wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces’ aangenomen door de Eerste Kamer. De geplande inwerkingtreding is 1 januari 2011.34 Wanneer deze nieuwe wet inwerking treedt, zullen de rechten en de positie van het slachtoffer in een aparte afdeling in het wetboek van strafvordering worden vermeld.35 De positie van het slachtoffer in het strafproces is geruime tijd onvoldoende geweest. De reden hiervoor was de onduidelijkheid over de rechten van het slachtoffer. De verdachte heeft in tegenstelling tot het slachtoffer een sterke positie in het strafproces ingenomen. De afgelopen twintig jaar werd deze ongelijke positie als onredelijk ervaren. In het verleden zijn er een aantal verbeteringen aan de positie van het slachtoffer gekomen. De Wet Terwee en de invoering van het spreekrecht hebben de positie van het slachtoffer verbeterd. Naast deze verbeteringen zullen er ontwikkelingen blijven plaats vinden.36 Na het inwerking treden van het wetvoorstel zal het slachtoffer een zelfstandige positie in het stafproces krijgen. Deze rechten worden gecodificeerd in het Wetboek van Strafvordering. 3.4.1 Rechten van het slachtoffer In titel IIIA, artikel 51a tot en met 51f van het huidige Wetboek van Strafvordering wordt de positie van de benadeelde partij weergegeven. Deze artikelen geven voorschriften aan de benadeelde partij over de voeging in het strafproces. De nieuwe wetgeving zal titel IIIA wijzigen in twee afdelingen. In de eerste afdeling worden de rechten van het slachtoffer gecodificeerd. Deze afdeling zal de algemene positie van het slachtoffer in het strafproces
33
http://www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht/slachtoffers/@151908/aanwijzing_1/, geraadpleegd op 23 september 2010 Stb. 2010,1, Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces 35 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/vragen-en-antwoorden/wat-is-de-overheid-van-plan-met-de-positievan-het-slachtoffer-in-het-strafproces.html, geraadpleegd op 23 september 2010 36 Kamerstukken II 2005/06, 30143, nr 7, p.2 34
- 20 -
beschrijven. In de tweede afdeling zal de schadevergoeding worden gecodificeerd. Deze afdeling zal de belangrijkste elementen van zowel de schadevergoeding als de voeging in het strafproces beschrijven.37 In de nieuwe wetgeving hebben zowel de slachtoffers als de nabestaanden van de slachtoffers een aantal rechten gekregen. Deze rechten zijn in de huidige wetgeving niet gecodificeerd, gewijzigd of toegevoegd. De slachtoffers en de nabestaanden kunnen tijdens het vooronderzoek, het onderzoek ter terechtzitting en de tenuitvoerlegging van het vonnis gebruik maken van de rechten. De rechten die door de nieuwe wetgeving zijn ingevoerd en in de volgende paragrafen worden beschreven, zijn: · informatieverstrekking, artikel 51a lid 3 jo. 4 Sv (nieuw); · bijstand slachtoffer, artikel 51c Sv (nieuw); · kennis nemen processtukken, artikel 51b Sv (nieuw); · schaderegeling artikel 74c Sr jo. 167 Sv; · voorschot op de schadevergoeding, artikel 36 f lid Sv (nieuw); · rechten bij de jeugdige dader, artikel 51g Sv (nieuw); · spreekrecht, 51e Sv (nieuw).38 3.4.2 Informatieverstrekking Artikel 51a lid 1 Sv zal een algemene beschrijving van het begrip slachtoffer geven. Het slachtoffer wordt gelijk gesteld met een rechtspersoon. Deze gelijkstelling kan alleen als ze rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden.39 In artikel 51a lid 3 Sv zal de mededeling aan het slachtoffer van de politie en het OM worden geregeld. Wanneer het slachtoffer een verzoek indient moet de politie en de officier van justitie een juiste mededeling geven aan het slachtoffer over de aanvang en de voortgang van de zaak. Indien wordt gekozen wordt om van verdere vervolging af te zien, moet de politie dit schriftelijk aan het slachtoffer melden. Op basis van artikel 51a lid 4 Sv kan het slachtoffer verzoeken of ze een mededeling kan ontvangen over de mogelijkheden die hij/zij heeft voor eventuele schadevergoeding.40 Arriva en de werknemers vallen beiden onder het begrip slachtoffer, mits ze direct schade hebben geleden van een strafbaar feit. De rechten in de nieuwe wetgeving zullen dus van toepassing zijn op zowel Arriva als de werknemers. In de huidige wetgeving is in artikel 51f Sv geregeld dat de officier van justitie informatie verstrekt bij het wel of niet vervolgen van de verdachte. In vergelijking met de huidige wetgeving is de informatieversterkking aanzienlijk verruimd. De informatieverstrekking wordt in de nieuwe wetgeving vergroot door informatie te geven over het verloop van de zaak. Deze uitbreiding is van groot belang voor Arriva en de werknemers. Uit eigen observatie blijkt dat een terugkoppeling wordt gewaardeerd. Het komt voor dat de direct leidinggevende of de werknemer niet op de hoogte zijn van het verloop en de afronding van de zaak.
37
https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/1887/14747/2/Omzetting+van+het+kaderbesluit+slachtofferzorg+in+formele+we tgeving+of+in+beleidsregels+van+het+Openbaar+Ministerie++Commentaar+op+een+implementatietraject.pdf geraadpleegd op 23 september 2010 38 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/vragen-en-antwoorden/wat-is-de-overheid-van-plan-met-de-positievan-het-slachtoffer-in-het-strafproces.html, geraadpleegd op 23 september 2010 39 Stb. 2010,1, Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces 40 Stb. 2010,1, Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces
- 21 -
3.4.3 Bijstand slachtoffer In artikel 51c Sv zal de bijstand van het slachtoffer worden vastgelegd. Het slachtoffer kan zich laten vertegenwoordigen tijdens het onderzoek ter terechtzitting door een advocaat of een gemachtigde, mits hij/zij een schriftelijke volmacht heeft.41 In de huidige wetgeving is de bijstand geregeld in artikel 51e Sv. De bijstand in de nieuwe wetgeving zal uitgebreider worden beschreven. Uit een interview blijkt dat het nog niet duidelijk is wie als gemachtigde de werknemer, indien hij/zij het slachtoffer is geworden, zal bijstaan tijdens het onderzoek ter terechtzitting, zie bijlage 5. Voor de werknemers zou deze bijstand ter ondersteuning kunnen functioneren, zie het interview in bijlage 5. De vraag die Arriva hierbij moet stellen is wie als gemachtigde zal optreden. Is het de afdeling juridische zaken of de direct leidinggevende of wellicht zelfs een advocaat? Arriva zou hier een keuze in moeten maken en dit door moeten geven aan de regio zodat de direct leidinggevende van de werknemer hem/haar over de bijstand kan informeren. 3.4.4 Kennisnemen processtukken In artikel 51b Sv zal de kennisneming en inzage van de processtukken door het slachtoffer worden geregeld. Het slachtoffer kan de officier van justitie verzoeken om kennis te nemen van de processtukken die voor hem/haar van belang zijn. De officier van justitie moet hier toestemming voor verlenen in het vooronderzoek. Tijdens het onderzoek op de terechtzitting wordt toestemming verleend door het gerecht in feitelijke aanleg. Het slachtoffer kan tevens verzoeken om documenten, die relevant zijn voor de zaak en/of de vordering, aan het dossier toe te voegen. De officier van justitie kan deze toevoeging van de documenten weigeren op grond van het algemeen belang. Hierover moet hij/zij wel binnen veertien dagen een schriftelijk mededeling geven aan het slachtoffer. Het slachtoffer heeft de mogelijkheid om ter griffie een afschrift te ontvangen over de stukken waar kennisneming van is toegestaan.42 Indien de inzage of toevoeging wordt geweigerd door de officier van justitie, kan het slachtoffer in beroep gaan bij de rechtbank.43 In de huidige wetgeving is het inzagerecht geregeld in artikel 51d Sv. Ook hier geldt dat de kennisneming is uitgebreid. De werknemers hebben de mogelijkheid om documenten toe te voegen aan het strafdossier. Voor de werknemers kan dit relevant zijn aangezien ze zelf een verzoek aan de officier van justitie kunnen indienen, om een document toe te voegen aan het strafdossier dat van belang is voor de strafzaak. 3.4.5 Schaderegeling In de nieuwe wetgeving zal er geen sprake meer zijn van een schadebemiddeling. De politie of het OM hebben wel de keuze om de geleden schade van het slachtoffer te regelen met de verdachte. Er wordt dus niet meer gesproken van schadebemiddeling. De reden hiervoor is dat het niet meer mogelijk is voor beide partijen om akkoord te gaan met een lager bedrag dan is vastgesteld door de politie of OM. De schade zal in de nieuwe wetgeving worden vastgesteld en voorgelegd aan de verdachte. Wanneer de verdachte niet akkoord gaat met de hoogte van het schadebedrag, wordt de zaak aan de
41
Stb. 2010,1, Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Stb. 2010,1, Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces http://abonneren.rijksoverheid.nl/article/justitie-bulletin/justitie-bulletin-begrotingsspecial/slachtoffer-krijgt-zelfstandigepositie-in-strafproces/283/1649?mode=html_mail, geraadpleegd op 23 september 2010
42
43
- 22 -
rechter voorgelegd. Voor een schaderegeling gelden een aantal uniforme voorwaarden, namelijk: · het slachtoffer wil een schadevergoeding; · de schade is bekend; · de verdachte bekent het feit; · de verdachte is bereid om de schade te betalen. Als aan de vier voorwaarden is voldaan, kan er een mogelijke schaderegeling tot stand komen. Op het moment dat de schaderegeling tot stand is gekomen, dan is er sprake van een buitengerechtelijke afdoening. Een schaderegeling zal niet automatisch tot finale kwijting leiden. Hier moet echter wel rekening mee gehouden worden. De vervanging van de schadebemiddeling door de schaderegeling kan zowel positief als negatief uitvallen de werknemers. Er is namelijk geen ruimte meer om te onderhandelen over de hoogte van de materiële- en de immateriële schade tussen verdachte en het slachtoffer. Er kan namelijk niet meer akkoord worden gegaan met een lage schadevergoeding en een akkoord bereiken wordt omdat de hoogte van het bedrag wordt vastgesteld door de officier van justitie. Bij geen akkoord zal de officier van justitie alsnog een procedure starten. 3.4.6 Voorschot op schadevergoeding In artikel 36f lid 6 Sv zal een voorschot op de schadevergoeding worden vastgelegd. Dit voorschot heeft betrekking op de zittingsfase. Van belang is dat de rechter een uitspraak over de schade heeft gedaan. Na deze uitspraak kan een voorschot op de schadevergoeding worden uitgekeerd. Het voorschot geldt alleen voor slachtoffers van een geweld- of zedendelict. Dit voorschot wordt alleen uitgekeerd als de veroordeelde niet of niet geheel aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan. Het termijn waarin de betalingsverplichting moeten worden voldaan is acht maanden, na de dag waarop het vonnis of arrest onherroepelijk is geworden. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven zal het (resterende) bedrag aan het slachtoffer uitkeren. Deze uitkering geldt niet voor een rechtspersoon. Dus Arriva heeft geen recht op dit voorschot in tegenstelling tot de werknemers, die wel recht hebben op deze voorschotregeling. De Staat verhaalt het bedrag bij de veroordeelde met een verhoging van 15%. De werknemers zouden eventueel wel gebruik kunnen maken van deze voorschotregeling.44 Het voorschot op schadevergoeding biedt een oplossing voor de daders zonder verhaal. Deze daders werden gezien als een groot knelpunt in de huidige wetgeving. Het CJIB blijft verantwoordelijk voor het incasseren van de vordering bij de veroordeelde, waarvoor een schadevergoedingmaatregel is opgelegd. Deze incasso zorgde regelmatig voor lange wachttijden omdat het CJIB de geïncasseerde vordering op de rekening van het slachtoffer doorstortte nadat de gehele vordering was voldaan door de veroordeelde. De voorschotregeling in de nieuwe wetgeving zorgt dat het geld van de vordering, binnen acht maanden nadat het vonnis onherroepelijk is geworden, uitgekeerd wordt aan het slachtoffer. Als de veroordeelde het bedrag niet of niet volledig heeft voldaan, keert de Staat het (resterende) bedrag uit. De veroordeelde behoudt wel zijn betalingsplicht. De Staat is namelijk bevoegd om het uitgekeerde bedrag aan het slachtoffer te verhalen op de veroordeelde inclusief de verhoging van 15%. 45 De voorschotregeling is in de huidige wetgeving niet gecodificeerd. Voor de werknemers is deze voorschotregeling een groot voordeel doordat ze de schade vergoed krijgt. Bij Arriva 44 45
Stb. 2010,1, Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Stb. 2010,1, Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces
- 23 -
blijft hetzelfde knelpunt van toepassing doordat ze bij een dader zonder verhaalsmogelijkheden nog steeds haar schade niet kan verhalen. De reden hiervoor is dat Arriva een rechtspersoon is, waarvoor deze voorschotregeling niet geldt. 3.4.7 Jeugdige dader In artikel 51g lid 4 Sv wordt de regeling van minderjarige verdachte geregeld. Wanneer de gedraging van de minderjarige als een onrechtmatige daad kan worden toegerekend en zijn/haar leeftijd zou niet in de weg staan, dan kan de vordering tegen de ouders met gezag of de voogd van de minderjarige worden gericht. 46 Volgens artikel 6:164 BW kan een daad niet toegerekend worden aan een persoon die de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt. Op basis van artikel 6:169 BW is degene aansprakelijk die met het ouderlijk gezag belast is voor de gedraging van het kind. Deze aansprakelijkheid is de risicoaansprakelijkheid.47 In artikel 361 lid 5 Sv wordt geregeld dat indien de vordering van de benadeelde partij gegrond wordt verklaard tegen de minderjarige, de vordering ten laste komt van de ouders met gezag/voogd van de minderjarige. Dit betekent dat zij de schade dienen te betalen. In artikel 496 Sv wordt vastgelegd dat de ouders met gezag, van een minderjarige, verplicht zijn om de terechtzitting bij te wonen. Bij een oproeping wordt vermeld dat ze aan deze verplichting moeten voldoen. De ouders met gezag worden wel in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren tegen de vordering. Daarnaast dienen ze vragen te beantwoorden betreffende de vordering tot schadevergoeding. Indien de ouders met gezag in gebreke blijven om op de terechtzitting te verschijnen is de rechter bevoegd om hun medebrenging te gelasten, wat zoveel inhoudt als een verplichting om op de zitting te verschijnen.48 Op deze regel bestaat een uitzondering, in artikel 496 lid 2 Sv, als de gezagsdrager in het buitenland verblijft of is gedetineerd. De verschijningsplicht van de ouders met gezag heeft als doel dat ze worden geconfronteerd met de ernst van het gepleegde feit en de noodzaak van het treffen van de opvoedende maatregelen.49 In de huidige wetgeving is het ook geregeld dat de ouders met gezag kwalitatief aansprakelijk zijn voor hun minderjarige kinderen. De verschijningsplicht van de ouders met gezag zou voor de werknemers positief kunnen zijn. De reden hiervoor is dat jeugdige daders meestal geen verhaal bieden, zo blijkt uit de interviews en het dossieronderzoek, zie de interviews in bijlage 4 en 5. De verschijningsplicht zal de ouders met gezag confronteren met de strafbare feiten die gepleegd zijn door hun minderjarige kind. Wanneer ze weten waartoe hun minderjarige kind in staat is, kunnen ze maatregelen treffen in de opvoeding. 3.4.8 Spreekrecht Sinds januari 2005 hebben de slachtoffers van een misdrijf en/of nabestaanden de mogelijkheid om een verklaring af te leggen tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Het spreekrecht wordt opgenomen bij de rechten en bevoegdheden van het slachtoffer in het Wetboek van Strafvordering.50 In artikel 51e Sv wordt het spreekrecht van slachtoffer(s) en/of nabestaande(n) vastgelegd. Als men gebruik wil maken van het spreekrecht dient men dit voor aanvang 46
Stb. 2010,1, Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces http://www.eerstekamer.nl/9370000/1/j9vviasdcklgjqj/vhr1gm0bc8zb/f=x.doc. geraadpleegd op 29 september 2010 Stb. 2010,1, Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces 49 http://www.eerstekamer.nl/9370000/1/j9vviasdcklgjqj/vhr1gm0bc8zb/f=x.doc. geraadpleegd op 29 september 2010 50 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/vragen-en-antwoorden/wat-is-de-overheid-van-plan-met-de-positievan-het-slachtoffer-in-het-strafproces.html, geraadpleegd op 27 september 2010 47
48
- 24 -
van het onderzoek ter terechtzitting schriftelijk aan te geven aan de officier van justitie. De reden hiervoor is dat de officier van justitie een ieder tijdig kan op roepen om op het onderzoek ter terechtzitting te verschijnen. Het spreekrecht kan alleen worden uitgeoefend als het tentlastegelegde feit een misdrijf is waarop meer dan acht jaar gevangenisstraf is gesteld. Minderjarigen, die gebruik willen maken van het spreekrecht, moeten de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, of kunnen hun belangen kenbaar maken.51 In de nieuwe wetgeving wordt het bestaande spreekrecht gecodificeerd. Voor de werknemers kan het spreekrecht van groot belang zijn. Zo zou het mogelijk zijn om de verdachte tijdens het onderzoek van de terechtzitting te confronteren met de gevolgen van het strafbare feit. Dit spreekrecht zou samen kunnen gaan met de bijstand ter ondersteuning van de werknemer. Spreken op het onderzoek ter terechtzitting evenals geconfronteerd worden met de verdachte kan een grote impact hebben op het slachtoffer. Ondersteuning tijdens het onderzoek ter terechtzitting vanuit Arriva zou van positieve invloed kunnen zijn op de werknemer. 3.4.9 Voeging In de huidige voegingprocedure hebben de slachtoffers, die rechtstreeks schade hebben geleden door een strafbaar feit, de mogelijkheid gekregen om in een strafrechtelijke procedure een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Als het slachtoffer is overleden dan kunnen ook zijn/haar erfgenamen zich voegen als benadeelde partij in het strafproces. De voegingprocedure zal in de nieuwe wetgeving in artikel 51f jo. 51g Sv worden geregeld. Op grond van artikel 51a lid 3 Sv zendt de officier van justitie een formulier van voeging naar het slachtoffer. Dit betreft een gewijzigd formulier ten opzichte van het oude, zie bijlage 6. Vervolgens zendt het slachtoffer het formulier met daarin een opgave van de inhoud en de gronden van de vordering terug aan de officier van justitie, die met vervolging van het strafbare feit is belast. Het formulier dient voor het onderzoek ter terechtzitting ontvangen te zijn door de officier van justitie. De officier van justitie stuurt na ontvangst van het formulier, zo spoedig mogelijk, een schriftelijke mededeling aan de verdachte of, indien van toepassing, aan de ouders met gezag van de minderjarige verdachte. In artikel 51g lid 3 Sv wordt een laatste mogelijkheid gegeven voor de voeging door opgave op het onderzoek ter terechtzitting. Deze opgave kan overigens ook mondeling worden gedaan.52 3.4.9.1 Voorwaarden Voor het voegen als benadeelde partij in het strafproces moeten er aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Een belangrijke wijziging ten opzichte van de huidige wetgeving, is het voegingcriterium. Het doel van deze wijziging is dat de rechter zoveel mogelijk over de inhoud van de vordering beslist. In de huidige wetgeving wordt de vordering regelmatig niet-ontvankelijk verklaard door dat het criterium eenvoudig van aard wordt overschreden. In de nieuwe voorwaarden is dit geen reden meer om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. In de nieuwe wetgeving is er een mogelijkheid dat de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard als de vordering wordt betwist, niet onmiddellijk met voldoende bewijsmiddelen wordt onderbouwd of dat er een getuige opgeroepen moet worden.53 De onderstaande
51 52 53
Stb. 2010,1, Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Stb. 2010,1, Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces http://www.eerstekamer.nl/9370000/1/j9vviasdcklgjqj/vhr1gm0bc8zb/f=x.doc, geraadpleegd op 1 oktober 2010
- 25 -
voorwaarden zijn in de nieuwe wetgeving verbonden aan de voeging: · het slachtoffer moet direct schade hebben gelden, die rechtstreeks voortvloeit uit een strafbaar feit; · er moet een verdachte zijn; · de schade is niet op een andere manier vergoed; · er moet een strafzitting zijn; · het feit waarvan het slachtoffer schade heeft moet op de tenlastelegging vermeld staan; · de vordering mag geen onevenredig belasting hebben op de behandeling van de zaak.54 Als de voeging niet aan de bovenstaande voorwaarden voldoet, wordt in beginsel de vordering niet-ontvankelijk verklaard en dus kan de vordering niet worden behandeld in het strafproces. Een civielrechtelijke procedure is echter wel mogelijk. Voor de werknemers zou het criterium geen onevenredige belasting op de behandeling van de zaak positief kunnen zijn. Doordat de eis van de eenvoudigheid vervalt wordt het criterium om in aanmerking te komen voor de toekenning van een schadevergoeding verruimd. Uit de interviews komt naar voren dat dit één van de grootste obstakels is waar Arriva tegen aanloopt om de schade te verhalen, zie de interviews in bijlage 4 en 5. Na het inwerkingtreden van deze wet kunnen de werknemers door het verruimen van het criterium zich in meer zaken voegen als benadeelde partij, die niet snel zullen leiden tot niet-ontvankelijkheid. 3.4.10 Ad informandum In de nieuwe wetgeving wordt het mogelijk om ad informandum door de benadeelde partij feiten te voegen in het strafproces. Het ad informandum feit kan alleen bij de strafoplegging van de verdachte worden betrokken als de verdachte ook daadwerkelijk heeft erkend of als het tijdens het onderzoek ter terechtzitting komt vast te staan dat de verdachte ook daadwerkelijk het tenlaste gelegde feit heeft begaan. Door de eis van erkenning van het feit zal de behandeling van de vordering niet veel tijd in beslag nemen.55 In de huidige wetgeving was het niet mogelijk om de gevoegde ad informandum feiten te voegen in het strafproces. Een belangrijke reden hiervoor was een onverwacht gebruik aan financiële draagkracht van de veroordeelde, ‘van een kale kip kan men niet plukken’. Dit zou dus leiden tot valse verwachtingen bij de benadeelde partij.56 Vanwege de wijziging van het criterium en de weinig tijd die een ad informandum toegevoegde feit in beslag zal nemen is het voor de werknemers een afweging of deze procedure wellicht iets voor hen kan betekenen in de nieuwe wetgeving. Een moeilijkheid schuilt wel in de erkenning van de verdachte. De werknemers moeten altijd rekening houden met het feit dat de verdachte zal ontkennen. 3.5 Knelpunten Ondanks dat de nieuwe wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, de rechten van het slachtoffer zal verbeteren, zijn er toch een aantal verwachte knelpunten voor de werknemers. In de volgende paragrafen zullen de verwachte knelpunten worden beschreven. Let wel op dat deze wet nog niet in werking is getreden en dat de knelpunten na het inwerking treden van deze nieuwe wet kunnen wijzigen. 54 55 56
http://www.slachtofferhulp.nl/documents/Analyse%20voegen%20op%20zitting.pdf, geraadpleegd op 1 oktober 2010 http://www.eerstekamer.nl/9370000/1/j9vviasdcklgjqj/vhr1gm0bc8zb/f=x.doc, geraadpleegd op 1 oktober 2010 Pompe reeks nr. 34, de wet Terwee, p. 13
- 26 -
3.5.1 Bijstand slachtoffer Het slachtoffer mag een advocaat of gemachtigde, die daartoe een bijzondere volmacht heeft, naar het onderzoek ter terechtzitting meebrengen. Dit betekent dat als een werknemer het slachtoffer is geworden van een geweldsdelict, hij/zij iemand mag meenemen als ondersteuning tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Voor Arriva kan deze ondersteuning een extra kostenpost worden, die veel tijd in beslag gaat nemen om de werknemer te ondersteunen tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Een moeilijkheid hierin is de vraag wie degene zal zijn die mee zal gaan naar het onderzoek ter terechtzitting. Een direct leidinggevende is bekwaam genoeg om de werknemer te ondersteunen tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Het probleem is de onbekendheid in de juridische ondersteuning, zo blijkt uit het interview, zie bijlage 7. Voor de juridische afdeling wordt deze ondersteuning teveel aangezien de regio’s van Arriva verspreid zijn door het gehele land. Het is dus van belang dat over de bijstand van het slachtoffer duidelijke afspraken worden gemaakt binnen Arriva en dat deze afspraken overlegd worden met de verschillende regio’s, wie verantwoordelijk is voor de bijstand van de werknemer tijdens het onderzoek ter terechtzitting. 3.5.2 Schaderegeling Mocht de werknemer akkoord gaan met een schaderegeling, dan kan het in sommige situaties lastig worden om aan de vier voorwaarden te voldoen. Het eerste knelpunt komt naar voren in de voorwaarde over de bekendheid van de dader. Arriva heeft regelmatig te maken met onbekende daders. Deze schaderegeling kan niet tot stand komen als de schade is veroorzaakt door een onbekende dader. Als de dader onbekend is dan kan overigens helemaal geen procedure worden gevoerd. Daarnaast vallen geweldsdelicten meestal niet onder lichte delicten. De schade kan dan niet geregeld worden door de politie. Een reden hiervoor is dat geweldsdelicten niet onder de ‘boter-bij-de-vis-zaken’ behoren. De schade kan geregeld worden door het OM. Aangezien de voorwaarden die worden gesteld behoorlijk zwaar zijn, is het voor de werknemers nauwelijks mogelijk om de schade vooraf door het OM te regelen. Als de schade vooraf niet geregeld kan worden zal er, indien de dader bekend is, alsnog een procedure gevoerd moeten worden om de schade vergoed te krijgen. 3.5.3 Voorschotregeling Door dit recht wordt na acht maanden, na het onherroepelijk worden van het vonnis, het (resterende) bedrag door de Staat uitgekeerd aan het slachtoffer. Deze voorschotregeling biedt een mogelijke oplossing voor de dader zonder verhaal, de zogenoemde ‘kale kip’. De betalingsplicht van de dader aan het CJIB loopt gewoon door. Deze voorschotregeling is echter beperkt tot de slachtoffers, die natuurlijke personen zijn. Het schadefonds keert alleen uit aan slachtoffers van geweld- en zedendelicten, met een beperking tot € 5000, -. Dit betekent dat de voorschotregeling voor Arriva geen mogelijkheid is, ondanks de komst van de nieuwe wet, om de schade te verhalen op een dader die geen verhaal biedt, de ‘kale kip’. Dus de dader zonder verhaal blijft als knelpunt bestaan voor Arriva. Ze hebben geen mogelijkheid om bij deze daders hun geleden schade vergoed te krijgen. Deze voorschotregeling heeft echter wel positieve gevolgen voor de werknemers, die wel vallen onder het begrip natuurlijke personen. Wel moeten de werknemers rekening houden met de beperking van € 5000, -. Bij letselschade kunnen de kosten hoog oplopen. Boven deze beperking wordt echter niets uitgekeerd. Dit bedrag kan dus een knelpunt opleveren bij de schadevergoeding van de immateriële schade.
- 27 -
3.5.4 Jeugdige dader De verschijningsplicht van de ouders met gezag van de jeugdige dader, brengt naast mogelijke oplossingen ook knelpunten met zich mee. Het toevoegen van leed kan hierdoor te kort schieten. Het feit dat de ouders met gezag achter de jeugdige dader staan kan ook als positief worden ervaren voor een jeugdige dader. Het is mogelijk dat hij/zij zich met zijn/haar ouders achter zich sterker voelt. De ouders met gezag zijn kwalitatief aansprakelijk voor hun jeugdigen kinderen tot en met 18 jaar. Dit betekent dat ze aansprakelijk zijn voor de schade die hun minderjarige kind heeft toegebracht op basis van artikel 6:169 BW. De ouders met gezag zijn voor hun kinderen tot en met 14 jaar aansprakelijk. Voor de minderjarigen boven de 14 jaar geldt dat ze aansprakelijk mits ze de daad niet konden verkomen. Het doel van het strafproces is leed toevoegen. Voor het knelpunt met de jeugdige dader in de huidige wetgeving biedt deze regeling een oplossing. Maar er wordt door deze regeling een stukje leed wegenomen bij de jeugdige dader in plaats van leedtoevoeging. Voor Arriva zal deze mogelijke vermindering van leedtoevoeging niet relevant zijn. Het belangrijkste voor Arriva is dat ze haar schade kan verhalen op de jeugdige dader. Wellicht hebben de werknemers hier wel meer moeite mee. Uit een eigen observatie blijkt dat de werknemers de straffen te laag vinden. Nu de schade op de ouders met gezag verhaald kan worden wordt de straf in de ogen van de werknemers nog lager voor de jeugdige daders. 3.5.5 Voeging Naast het verruimde criterium voor de voeging, komen er ook nieuwe voegingformulieren. Dit voegingformulier zou het invullen van de schadeposten moeten vereenvoudigen. Het is aan de afdeling Risk Management en de werknemers om deze formulieren volledig in te vullen. Na het inwerking treden van de nieuwe wetgeving zal het invullen van het vernieuwde voegingformulier enige tijd en moeite kosten, in het bijzonder voor de werknemers omdat ze niet dagelijks met dit formulier te maken krijgen. De nieuwe wetgeving biedt geen oplossing voor onbekende daders. Dit geldt ook in de voegingprocedure. De werknemers kunnen niet via een voegingprocedure de schade verhalen op een onbekende dader. Daarnaast biedt deze nieuwe wetgeving ook geen oplossing voor Arriva om de schade te verhalen op daders die weinig/geen draagkracht hebben, zo blijkt uit paragraaf 3.4.6. De voorschotregeling die door de nieuwe wetgeving een oplossing biedt voor deze daders geldt niet voor rechtspersonen. Dus Arriva kan haar schade in een voegingprocedure ook niet verhalen op een dader met weinig/geen draagkracht. Dit geldt overigens niet voor de werknemers, zij zijn wel geholpen met deze voorschotregeling. 3.6 Conclusie Uit dit hoofdstuk kan geconcludeerd worden dat de nieuwe wetgeving ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, positieve veranderingen met zich mee brengt. Het voegingcriterium wordt aanzienlijk verruimd. De werknemers zullen door deze verruiming wellicht meer gebruik kunnen maken van de voegingprocedure. De knelpunten waar Arriva in de huidige wetgeving mee te maken heeft worden niet opgelost. De voorschotregeling geldt alleen voor de werknemers. Dat betekent dat Arriva nog geen mogelijkheden heeft, ondanks de nieuwe wetgeving, om haar schade te verhalen op een dader zonder verhaalsmogelijkheden. Voor de onbekende dader wordt geen oplossing geboden. Voor de jeugdige dader zijn de verhaalsmogelijkheden enigszins
- 28 -
verruimd. De verschijningsplicht van de ouders met gezag in het strafproces kan leiden tot confrontatie. Mogelijk zijn de ouders met gezag eerder bereid om de schade te betalen, na deze confrontatie. Echter zijn er nog een aantal schadeposten, dat niet gevoegd kunnen worden in het strafproces. Voor deze schadeposten zal een civiele procedure gestart moeten worden. In het volgende hoofdstuk wordt de civiele procedure behandeld. Dit hoofdstuk zal een beeld geven welke schadeposten Arriva en de werknemers in een civielrechtelijke procedure kunnen vorderen en via welke procedure.
- 29 -
4 De civielrechtelijke procedure Naast de strafrechtelijke procedure hebben de werknemers de mogelijkheid om de schade te verhalen in een civielrechtelijke procedure. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke schade ze kunnen verhalen en hoe de procedure in zijn werk gaat. Daarnaast worden de knelpunten beschreven waar de werknemers in deze procedure mee te maken kunnen krijgen. 4.1 Schadevergoeding Een geweldsdelict is een onrechtmatige daad waarvoor de dader aansprakelijk is voor de geleden schade. Rechtstreekse schade kan worden verhaald in een civielrechtelijke procedure. Een belangrijk vereiste voor deze procedure is dat de dader bekend is. Als een dader niet bekend is, kan er geen procedure worden gestart om de schade te verhalen. De afdeling Risk Management zal de schade beoordelen. Vervolgens wordt de schade ingeboekt in het Figtree systeem. Dit systeem is een schaderegistratiesysteem. Hierin worden de gegevens van Arriva ingevoerd en de gegevens van de tegenpartij inclusief de eventuele verzekeraar. Daarnaast worden financiële gegevens hierin verwerkt, waarover maandelijks een rapport wordt gemaakt. In deze rapporten wordt de status weergegeven. Status ‘C’ betekent current, de schade nog openstaat en de status ‘F’ betekent finalised, de schade is gesloten. De schade is hier mee afgewikkeld.57 Indien de dader bekend is zal Arriva eerst proberen haar schade te vorderen in een voegingprocedure. Na een eventuele niet-ontvankelijkheid kan er alsnog worden gekozen voor een civielrechtelijke procedure. Daarnaast kan er schade zijn ontstaan waar alleen de civiele rechter een uitspraak over kan doen.58 Arriva zal eerst een kosten- en batenanalyse inclusief een kansberekening maken voordat ze daadwerkelijk besluit om een civielrechtelijke procedure te starten. 4.1.1 Schade werkgever Arriva kan een aantal schadeposten verhalen op de dader: · materiële schade: bestaande uit schade aan de eigendommen van Arriva en de eigendommen van de werknemers welke schade door Arriva is vergoed; · doorbetaald nettoloon, artikel 6:107a lid 2 BW; · re-integratiekosten, artikel 6:107a lid 3 BW; · medische kosten die door Arriva aan de werknemers zijn vergoed.59 60 Op basis van artikel 6:107a BW is een werkgever is verplicht om maximaal 104 weken het loon door te betalen als de werknemer het slachtoffer is geworden van een geweldsdelict en hierdoor geen arbeid kan verrichten. De wettelijke verplichting bedraagt 170% van het nettoloon. Arriva betaald 200% van het nettoloon aan de werknemers op basis van de CAO. Dit betekent dat ze hierdoor loonschade oploopt. Arriva past het ‘regresrecht’ dat geregeld is in artikel 6:107a BW toe. De verjaringstermijn van het regresrecht is vijf jaar. Naast de kostenposten die Arriva kan verhalen op de dader, zijn er een aantal kostenposten die niet verhaald kunnen worden. Een reden hiervoor is dat deze schaden niet rechtstreeks zijn ontstaan door het geweldsdelict. De geleden schade die Arriva niet kan verhalen zijn de ingehouden loonbelasting, sociale premies en de kosten voor vervangend personeel.61
57
Handleiding schadebehandeling Arriva claims management, d.d. 13 januari 2009 http://www.helpdeskvpt.nl/Global?informatiebrochure-helpdesk-vpt.pdf, geraadpleegd op 2 november 2010 www.tweedekamer.nl/images/286840185bijlage01_118-179541.pdf, geraadpleegd op 2 november 2010 60 Rb. Rotterdam 21 januari 2009, LJN BH2248 61 http://www.helpdeskvpt.nl/Global?informatiebrochure-helpdesk-vpt.pdf, geraadpleegd op 2 november 2010
58
59
- 30 -
4.1.2 Schade werknemer De werknemer kan ook een aantal schadeposten verhalen op de dader: · materiële schade; · medische kosten, inclusief eigen risico, die niet vergoed worden op een andere manier; · schade door verlies van het arbeidsvermogen; · kosten huishoudelijke hulp; · kosten ter vaststelling van de schade; · overige kosten die rechtstreeks het geval zijn van het geweldsdelict; · smartengeld.62 De rechter stelt de schadevergoeding naar billijkheid vast. Hij/zij houdt rekening met de omstandigheden van het geval. De rechter kijkt hierbij naar een aantal factoren, namelijk: · aard en ernst van het lichamelijke letsel; · invloed op werk of vrijetijdsbesteding; · leeftijd en geslacht; · oorzaak; · de mate van schuld.63 Om voor een schadevergoeding in aanmerking te komen moet de werknemer uitdrukkelijk de gevolgen van het incident omschrijven en onderbouwen. Bij het vorderen van smartengeld, maakt de rechter altijd een schatting. De onderbouwing van deze schadepost is daarom van groot belang.64 4.2 Civielrechtelijke procedure De afdeling juridische zaken beslist of het dossier uit handen wordt gegeven aan een gespecialiseerd advocatenbureau, zo blijkt uit het interview zie bijlage 5. Dit geldt alleen voor de schade die Arriva zelf lijdt als de werknemer het slachtoffer is geworden van een geweldsdelict. Een werknemer zal voor zijn/haar schade een eigen civielrechtelijke procedure moeten starten. Arriva helpt de werknemer door middel van het schrijven van een aansprakelijkheidsbrief aan de dader. In dit schrijven wordt de dader financieel aansprakelijk gesteld en verzocht om de geleden schade te vergoeden. Indien Arriva geen dan wel een negatieve reactie van de dader ontvangt, kan de werknemer kiezen om de schade te verhalen via een civielrechtelijke procedure. In overleg met een gespecialiseerd advocatenkantoor zal worden gekeken of het zinvol is om een procedure te starten. Hierbij wordt rekening gehouden met de kosten en baten en de kansberekening. Daarnaast wordt er gekeken welke procedure in aanmerking komt om de geleden schade te verhalen. Een civielrechtelijke procedure verloopt bij de kantonrechter even als de rechtbankprocedure in grote lijnen op dezelfde manier. Het is echter mogelijk om bij de kantonzaken de vertegenwoordiging te laten doen door een jurist van Arriva. Bij een rechtbankprocedure is zowel Arriva als de werknemer verplicht om zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat. In tegenstelling tot een voegingprocedure is een civielrechtelijke procedure een kostbare procedure. Vooraf is niet bekend hoelang de procedure zal duren. De duur van de procedure is afhankelijk van de complexiteit van de zaak en de procesbereidheid van partijen. De werknemer zal dus rekening moeten houden met het feit dat deze procedure een jaar of langer kan duren. Aan deze procedure zijn proceskosten verbonden, 62 63 64
Ihttp://www.helpdeskvpt.nl/Global?informatiebrochure-helpdesk-vpt.pdf, geraadpleegd op 2 november 2010 http://www.helpdeskvpt.nl/Global/informatiebrochure-helpdesk-vpt.pdf, geraadpleegd op 6 december 2010 http://www.helpdeskvpt.nl/Global?informatiebrochure-helpdesk-vpt.pdf, geraadpleegd op 2 november 2010
- 31 -
artikel 238 tot en met artikel 241 Rv, die in beginsel verhaald kunnen worden op de verliezer. Een werknemer moet dus gebruik maken van een juridische expertise om vooraf vast te stellen of een civiele procedure wel haalbaar is, in verband met de hoge kosten. De juridische afdeling van Arriva maakt, eventueel met een gespecialiseerd advocaat, een kosten- en batenanalyse inclusief een kansinschatting. Als de kosten in verhouding staan met de baten, zal Arriva kiezen om een civielrechtelijke procedure te starten. Onderstaand worden de mogelijkheden beschreven die de werknemer in een civielrechterlijke procedure heeft. In een civiele procedure kan de werknemer namelijk uit drie varianten kiezen. Deze keus is afhankelijk van de soort schade en de complexiteit van de zaak: · een kortgeding; · een bodemprocedure die te onderscheiden is in: § een kantongerechtprocedure; § een rechtbankprocedure. 4.2.1 Kortgeding procedure Op basis van artikel 254 jo. 256 Rv kan de werknemer een kortgeding starten. Niet elke zaak is geschikt voor een kortgeding. Een belangrijke eis in een kortgeding is dat de zaak een spoedeisend belang moet hebben. Een zaak heeft een spoedeisend belang als er onmiddellijk een voorziening is vereist. Een mogelijkheid voor de weknemer is om via een kortgeding een voorschot op de schadevergoeding te vragen.65 Naast de eis spoedeisend belang moet de zaak ook geschikt zijn om in een kortgeding behandeld te worden. Een zaak is geschikt als de feiten eenvoudig zijn vast te stellen en niet juridische complex zijn.66 Indien de zaak niet geschikt is zal er alsnog een bodemprocedure gevoerd moeten worden om de schade te verhalen, in de volgende paragraaf zal deze bodemprocedure verder worden uitgewerkt. Het verhalen van schade naar aanleiding van een geweldsdelict is meestal niet geschikt voor een kortgeding. De reden hiervoor is dat de feiten gezien kunnen worden als juridisch complex. Daarnaast heeft de zaak meestal geen spoedeisend belang. De werknemer zou eventueel een voorschot op de schadevergoeding kunnen vragen doordat hij in geldnood is gekomen. Voor het verhalen moet de werknemer kiezen voor een bodemprocedure. 4.2.2 Bodemprocedure In een bodemprocedure kan er een onderscheid worden gemaakt tussen twee procedures. De kantonprocedure op basis van artikel 42 Wet RO jo. 93 Rv of de rechtbankprocedure op basis van artikel 42 Wet RO jo. 78 RV. Onderstaand zullen beide procedures worden beschreven. 4.2.2.1 Kantonprocedure Het uitgangspunt van de absolute competentie luidt in artikel 93 Rv als volgt: “de sector civiel is bevoegd, tenzij de sector kanton bevoegd is”. De kantonprocedure is geschikt voor vorderingen tot € 5000,-. Bij deze procedure is de werknemer niet verplicht om zich te laten bijstaan door een advocaat. De werknemer zou kunnen kiezen om zich bij te laten staan door een gemachtigde bijvoorbeeld door een jurist van Arriva. Een voordeel van de kantonprocedure is dat de kosten voor de bijstand aanzienlijk lager kunnen zijn, in vergelijking met een rechtbankprocedure, omdat hiervoor geen advocaat 65 66
Praktisch burgerlijk procesrecht, p. 109 Praktisch burgerlijk procesrecht, p. 111
- 32 -
behoeft te worden ingeschakeld. Een nadeel van deze procedure is dat het bedrag vooraf soms lastig is vast te stellen. Een geweldsdelict kan zowel materiële- als immateriële schade veroorzaken. De werknemer dient dus rekening te houden met het maximale bedrag van € 5000,-. Is het te vorderen bedrag hoger dan € 5000,- dan dient hij/zij een rechtbankprocedure te volgen. 4.2.2.2 Rechtbankprocedure De hoofdregel is dat de sector civiel bevoegd is. De meeste zaken, die niet geschikt zijn voor een kortgeding of een kantonprocedure, kunnen behandeld worden in een civielrechtelijke procedure bij de rechtbank. Voor deze procedure is een advocaat vereist. Dit betekent dat de kosten voor de procedure hoog kunnen uitvallen, vanwege de hoge bijstandkosten. Binnen Arriva wordt er weinig gebruik gemaakt van een civiele procedure bij de rechtbank. Een reden hiervoor is dat deze procedure hoge kosten met zich meebrengt in vergelijking tot de vordering. Voordat besloten wordt of er een civielrechtelijke procedure wordt gevoerd, is het verstandig dat er een kosten- en baten analyse inclusief een kansberekening wordt gemaakt. De juridische afdeling binnen Arriva, eventueel met een gespecialiseerd advocatenbureau, oordeelt aan de hand van de kosten- en baten analyse inclusief de kansberekening of er een civielrechtelijke procedure wordt gestart. 4.3 Procedure binnen Arriva Op het moment dat een werknemer te maken krijgt met een geweldsdelict, maakt hij/zij hiervan melding bij de ASL. De ASL luistert naar de melding en stelt, indien nodig, de wachtdienst op de hoogte. Ook is het mogelijk dat een chauffeur gebruik maakt van een zogenaamde noodknop. De ASL kan, na het indrukken van deze noodknoop, direct meeluisteren met hetgeen gebeurt in de bus. Vervolgens gaat de wachtdienst gaat ter plaatste, mits er sprake is van een ernstig incident. De ASL logt intussen de melding in het logboek, het NCVL. Daarnaast zal hij contact houden met de werknemer over de vervolgstappen. Intussen worden de (assistent) vestigingsmanager en de regiomanager ingelicht door de wachtdienst. Indien nodig wordt de directeur van Arriva op de hoogte gesteld. Daarnaast worden de afdelingen Communicatie en Risk Management ingelicht. De wachtdienst vult het ROTEP formulier in, zie bijlage 8. Vervolgens zal er een opvanggesprek binnen 24 uur tussen de werknemer en de direct leidinggevende plaats vinden. Na dit gesprek zal er een afspraak worden gemaakt voor een vervolgafspraak waarin het tweede formulier wordt ingevuld, zie bijlage 8. De werknemer krijgt na tien tot twaalf weken een afsluitend gesprek. Bij ernstige incidenten heeft Arriva er voor gekozen om een evaluatiegesprek te houden.67 De schade die is ontstaan door het geweldsdelict wordt zowel bij de directe leidinggevende als bij de ASL gemeld. De ASL meldt de schademelding schriftelijk aan de afdeling Risk Management. Op deze afdeling wordt een dossier aangemaakt over het geweldsdelict. Deze afdeling is bevoegd om het dossier te beheren en een standpunt over de aansprakelijkheid in te nemen. In geval van een “second opinion” wordt de zaak via de juridische afdeling doorgezonden naar een gespecialiseerd advocatenbureau. Dit bureau beoordeelt de haalbaarheid van de zaak en het financieel economische risico van de zaak. Mocht er sprake zijn van letsel dan onderscheidt Arriva vier soorten letsels, namelijk zeer licht letstel, licht en middelzwaar letsel, ernstig letsel en overlijden. Voor zeer licht letsel wordt er een externe medisch adviseur (MEDAS) ingeschakeld. Bij licht en 67
Concept Agressie en geweldsprotocol Arriva Nederland Openbaar Vervoer, d.d. 25 november 2009
- 33 -
middelzwaar letsel en ernstig letsel wordt de zaak uit handen gegeven aan Wynia Letselschadebureau B.V. Ondanks het uit handen geven van het dossier blijft de afdeling Risk Management het proces bewaken.68 De eventuele juridische stappen zullen dan ook worden overlegd met deze afdeling en de afdeling juridische zaken. 4.4 Knelpunten In een civiele procedure bestaan er een aantal knelpunten waardoor de werknemers niet snel voor een civielrechtelijke procedure zullen kiezen om de geleden schade te verhalen. Voor Arriva is het van belang om alsnog deze knelpunten in kaart te brengen, zodat ze wellicht de ondersteuning aan de werknemers kan verbeteren als ze de knelpunten onder ogen ziet. 4.4.1 Kosten en baten In veel gevallen wegen de kosten van de civielrechtelijke procedure zwaarder dan de baten. Om schadevergoeding te vorderen, die door een geweldsdelict is ontstaan, hebben de werknemers de mogelijkheid om de schade te verhalen via een civielrechtelijke procedure bij de rechtbank, zie paragraaf 5.2. Bij deze procedure is de bijstand van een advocaat vereist. Arriva heeft zelf geen advocaten in dienst om de werknemers bij te staan tijdens de zitting. Het dossier moet dus uit handen gegeven worden aan een gespecialiseerd advocatenbureau. Dit brengt extra kosten met zich mee. Arriva oordeelt aan de hand van een kosten- en batenanalyse inclusief kansberekening of het haalbaar is om een civielrechtelijke procedure te starten. In geval dit positief is wordt er een procedure gestart. Bij een negatieve kosten- en batenanalyse en kansinschatting wordt het dossier gesloten en gearchiveerd binnen Arriva. De schade blijft openstaan omdat er geen procedure wordt gevoerd. Voor Arriva zijn deze hoge kosten een groot knelpunt. Het komt regelmatig voor dat de vordering in het strafproces niet-ontvankelijk wordt verklaard. De weg naar de civiele rechter staat open om de schadevergoeding te vorderen. Aangezien vooraf niet bekend is hoelang een procedure kan duren, kan de procedure tijdrovend zijn. De kosten kunnen hierdoor hoog uitvallen waardoor een procedure niet haalbaar is. Bij een complexe zaak, wat een geweldsdelict kan zijn, kan een civielrechtelijke procedure soms jaren duren. Deze lange duur van de zaak betekent dat de kosten enorm hoog zullen uitvallen. Dit is een reden waarom Arriva niet snel voor een civielrechtelijke procedure zal kiezen. 4.4.2 Schadeverhaal Naast de kosten en batenanalyse is het verhalen van de schade ook een groot knelpunt. Het komt regelmatig voor dat de dader minder draagkrachtig is. Als de dader wordt veroordeeld tot het betalen van de schade en de proceskosten, betekent dit niet automatisch dat de werknemers ook daadwerkelijk de vordering zullen ontvangen. ‘Van een kale kip kan men niet plukken’. Arriva zal eerst de dader rechtstreeks aansprakelijk stellen, mits deze bekend is. Indien er geen of een afwijzende reactie wordt ontvangen zal het vonnis uit handen worden gegeven aan de deurwaarder. De deurwaarder zal het vonnis laten betekenen, artikel 54 Rv. Naast de daders die minder draadkrachtig zijn, heeft Arriva ook regelmatig te maken met jeugdige daders. Deze groep daders maakt zich veel schuldig aan het plegen van geweldsdelicten. Voor deze groep geldt ook dat het vonnis uit handen wordt gegeven aan de deurwaarder voor betekening, indien ze niet of afwijzend hebben gereageerd.
68
Handleiding schadebehandeling Arriva claims management, d.d. 13 januari 2009
- 34 -
Onbekende daders vormen een groot probleem. Er zijn geen mogelijkheden om een procedure te starten. Arriva kan niks anders doen dan het dossier te sluiten en te archiveren. De schade van de werknemers kunnen dus niet verhaald worden op de dader en blijven dus open staan. 4.5 Conclusie Uit dit hoofdstuk blijkt dat de kosten van een civielrechtelijke procedure hoog kunnen zijn. Vooraf is niet bekend hoe lang de procedure kan duren. In de meeste gevallen zullen de werknemers een bodemprocedure bij de rechtbank moeten voeren. Bij deze procedure is de bijstand van een advocaat verplicht. Daarnaast is het mogelijk dat de werknemer veroordeeld wordt in het betalen van de proceskosten, als ze de procedure verliezen. Naast de enorme kosten die aan een civielrechtelijke procedure zijn verbonden, spelen ook de verhaalsmogelijkheden een rol. Mocht de dader veroordeeld worden tot het betalen van de vordering, dan moet hij/zij verhaal kunnen bieden, “van een kale kip kan je niet plukken”. Indien de dader geen verhaalsmogelijkheden heeft, kan Arriva het dossier alsnog sluiten. Ze heeft dan een lange dure procedure gevoerd, maar haar schade wordt niet vergoed. De bovenstaande twee punten zijn de redenen waarom een civielrechtelijke procedure niet aantrekkelijk is. Een verruiming van de verhaalsmogelijkheden zou de civielrechtelijke procedure aantrekkelijker maken. Helaas is dit nog niet in de wet terug te vinden.
- 35 -
5 De vergelijking tussen beide rechtsgebieden In dit hoofdstuk wordt een vergelijking beschreven tussen de strafrechtelijke procedure via zowel de huidige- als de nieuwe wetgeving en de civielrechtelijke procedure. Uit de vergelijking zal de meeste geschikte procedure voor de werknemers worden beschreven om de geleden schade te verhalen. 5.1 De veranderingen in het strafrecht In januari 2011 treedt de nieuwe wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces in werking. In hoofdstuk 3 is de strafrechtelijke procedure via zowel de huidige- als de nieuwe wetgeving uitgebreid besproken. In onderstaande paragrafen zullen de belangrijkste veranderingen en de invloed voor het verhalen van de schade worden vergeleken. 5.1.1 Rechten van het slachtoffer Door de komst van de nieuwe wetgeving krijgt het slachtoffer meer rechten of de huidige rechten worden verbreed. Voor Arriva is het van belang om te weten welke rechten de werknemers hebben bij het verhalen van de schade, zodat ze de werknemer efficiënt kunnen ondersteunen. Aan de hand van hoofdstuk 3 en 4 worden de rechten in de huidige- en toekomstige wetgeving naast elkaar gezet om een vergelijking te kunnen maken. De informatieverstrekking en de kennisneming van de stukken wordt aanzienlijk verruimd. De werknemer heeft recht op meer informatie dan alleen over de vervolging van de verdachte. Hij/zij heeft nu ook recht om informatie te ontvangen over de voortgang en de aanvang van de zaak. Daarnaast geld dat de kennisneming van de stukken ook aanzienlijk wordt verruimd. De werknemer heeft in beginsel het recht om kennis te nemen van de processtukken die voor hem/haar van belang zijn. Hij/zij heeft in beginsel zelfs het recht om documenten aan het strafdossier toe te voegen. Momenteel kan het slachtoffer in de huidige wetgeving gebruik maken van het spreekrecht. Dit recht van spreken heeft momenteel geen juridische grondslag in de huidige wetgeving en zal daarom worden gecodificeerd in artikel 51e Sv. De werknemer dient wel voorafgaande aan het onderzoek ter terechtzitting aan te geven of hij/zij gebruik wil maken van het spreekrecht. Een belangrijk recht dat de nieuwe wetgeving met zich meebrengt is de bijstand van het slachtoffer tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Een werknemer kan een keuze maken om zich te laten bijstaan door een gemachtigde of een advocaat. Deze bijstand wordt in hoofdstuk 6 en 7 verder beschreven. Een belangrijke verandering door de nieuwe wetgeving is wijziging van de schadebemiddeling. Uit interviews blijkt dat er weinig tot geen gebruik wordt gemaakt van de buitengerechtelijke afdoening, zie bijlage 4 en 5. De nieuwe wetgeving spreekt echter niet meer van een schadebemiddeling door de politie en het OM in artikel 74e Sr maar van schaderegeling in artikel 74c Sr.69 De schaderegeling zou een mogelijke oplossing kunnen bieden voor de werknemers om een procedure bespaard te blijven. Dit betekent dat de werknemers kosten en tijd bespaard blijven. Door de komst van de schaderegeling hebben de politie en het OM geen bemiddelende rol maar een keuze om de geleden schade te regelen. Door het regelen van het schadebedrag komt het bedrag vast te staan. Zo bestaat er geen ruimte meer om te onderhandelen over de hoogte van de schade. Een moeilijkheid van deze regeling zijn de 69
Stb. 2010,1 Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces
- 36 -
voorwaarden. De verdachte moet het feit bekennen en de schade ook daadwerkelijk willen betalen. Bij een geweldsdelict is het de vraag of de verdachte daadwerkelijk het feit bekent en de schade wil betalen. Als dit niet het geval is, zal er alsnog een procedure worden gestart. Naast de schaderegeling krijgt het slachtoffer ook meer mogelijkheden als een jeugdige dader een geweldsdelict heeft gepleegd. In artikel 51g Sv jo. 361 lid 5 Sv wordt geregeld dat de vordering ten laste gelegd kan worden aan de ouders met gezag, als de jeugdige dader onder de 18 jaar is. Dit recht gaat zelfs zover dat de ouders met gezag verplicht kunnen worden om op de zitting te verschijnen. Deze verschijningsplicht wordt geregeld in artikel 496 Sv.70 Voor de werknemers kan deze verschijningplicht positief zijn. De ouders met gezag worden met de daad van hun minderjarige kind geconfronteerd. Daarnaast kunnen ze aansprakelijk worden gesteld voor de eventuele schade, mits deze aan het minderjarige kind kan worden toegerekend. 5.1.2 Voeging De werknemers behouden de mogelijkheid om als benadeelde partij te voegen in een strafproces. Voor Arriva is er ook een mogelijkheid om te voegen in het strafproces als benadeelde partij, mits ze rechtstreeks schade heeft geleden uit het geweldsdelict. Deze voegingprocedure is een aantrekkelijke procedure doordat dit een snelle procedure is waaraan weinig kosten zijn verbonden. In deze procedure geldt een moeilijkheid doordat het voegingcriterium moet voldoen aan de eis van de eenvoudigheid. Wanneer de vordering niet aan deze eis voldoet wordt de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Het belangrijkste verschil in de voegingprocedure is het criterium. In artikel 361 Sv van de huidige wetgeving is het criterium eenvoudig van aard. Dit criterium is zeer beperkt. In het bijzonder als het gaat om immateriële schade, deze schade is meestal niet eenvoudig vast te stellen Uit interviews en een eigen observatie blijkt dat veel schadeposten niet gevoegd kunnen worden door de eis van eenvoudigheid, zie bijlage 4 en 5. De nieuwe wetgeving biedt voor dit knelpunt een oplossing door het criterium te verruimen. Het criterium in de nieuwe wetgeving is het geen onevenredige belasting hebben op de behandeling van de zaak. Dit betekent dat het oproepen van getuigen is toegestaan. Getuigen oproepen betekent niet automatisch een onevenredige belasting van de zaak. In de nieuwe wet zal de voegingprocedure haar wettelijke grondslag krijgen in artikel 51f jo. 51g Sv.71 Doordat het criterium aanzienlijk is verruimd, hebben de werknemers meer ruimte om de schade te voegen. De gevoegde vordering zal niet snel tot niet-ontvankelijkheid leiden. Deze niet-ontvankelijkheid is een knelpunt in de huidige wetgeving waarvoor de nieuwe wetgeving een oplossing zal bieden. 5.1.3 Verhaalsmogelijkheden In zowel de huidige- als de nieuwe wetgeving zijn onbekende daders een knelpunt. Er kan geen procedure worden gestart op de geleden schade te verhalen op de dader. De werknemer blijft dus met lege handen achter. Ook zijn de daders zonder verhaalsmogelijkheden een knelpunt in de huidige wetgeving. Voor dit knelpunt biedt de nieuwe wetgeving een oplossing voor de werknemers. Natuurlijke personen hebben namelijk recht op een voorschot op de schadevergoeding. Dit geldt alleen als het gaat om een slachtoffer van een zeden- geweldsdelict. Deze voorschotregeling geldt niet voor een rechtspersoon. Arriva heeft dus zelf geen baat bij 70 71
Stb. 2010,1 Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Stb. 2010,1 Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces
- 37 -
deze regeling. Deze voorschotregeling zal worden vastgelegd in artikel 36f Sv.72 Deze regeling houdt in dat wanneer de dader na acht maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis niet aan zijn/haar betalingsverplichtingen heeft voldaan, het resterende bedrag wordt uitgekeerd door het Schadefonds Geweldsdelicten. De Staat zal het uitgekeerde bedrag terugvorderen bij de dader. De werknemers hebben een groot voordeel bij deze voorschotregeling doordat de verhaalsmogelijkheden hierdoor zijn uitgebreid waardoor ze sneller hun schade vergoed zullen krijgen. 5.2 De strafrechtelijke- en de civielrechtelijke procedure Het strafrecht en het civiele recht zijn twee verschillende rechtsgebieden. Toch kunnen de werknemers bij sommige schadeposten een keuze maken via welke procedure ze de schade gaan verhalen. In de volgende paragrafen wordt een vergelijking gemaakt tussen de strafrechtelijke- en civielrechtelijke procedure. 5.2.1 Procedure In de voorafgaande twee hoofdstukken zijn zowel de strafrechtelijke- als de civiele procedure uitgebreid besproken. Beide procedures brengen positieve- en negatieve punten met zich mee. In een strafrechtelijke procedure hebben de werknemers de mogelijkheid om zich te voegen als benadeelde partij in een strafproces. De gevoegde schadeposten zijn beperkt en kunnen tot niet-ontvankelijk leiden. In een civiele procedure kunnen meer schadeposten verhaald worden op de dader. Deze schadeposten leiden in deze procedure niet snel tot niet-ontvankelijkheid. Dit komt doordat er geen criteria aan de schadeposten worden gesteld. Het doel van beide procedures is niet vergelijkbaar. Het doel van voegen in het strafproces is een uitspraak van de rechter over de schade. Het doel van een civielrechtelijke procedure is het toewijzen van de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade, afhankelijk van het belang. Boven de € 5000, - , kan er in het civiele recht uit een drietal procedures worden gekozen, zie paragraaf 4.2. 5.2.2 Kosten en baten De kosten en baten kunnen per procedure verschillen. Aan een voegingprocedure in het strafproces zijn geen kosten verbonden. Daarnaast speelt de tijd een grote rol. Een voegingprocedure is namelijk een snelle procedure. Bij een civielrechtelijke procedure kunnen de kosten hoog oplopen. Dit heeft te maken met het feit dat het vooraf niet vast te stellen is hoe lang de procedure zal duren. Daarnaast bestaat het risico dat de verliezende partij wordt veroordeeld in het betalen van de proceskosten. Dit kan leiden tot hoge kosten. Het verhalen van de schade via een civiele procedure is lastig vooraf vast te stellen omdat men altijd rekening moeten houden met de afweging van de kosten tegen de baten. Deze hoge kosten spelen altijd een grote rol bij het afzien van een civielrechtelijke procedure. Het is dus niet verbazingwekkend dat Arriva niet snel voor een civielrechtelijke procedure zal kiezen. In tegenstelling tot een voegingprocedure waar geen kosten aan zijn verbonden. Arriva zal dus sneller voor een voegingprocedure kiezen. Arriva zal dus eerst een kosten- batenanalyse inclusief een kansberekening moet opstellen voordat ze eventueel overgaat tot het voeren voor een civielrechtelijke procedure.
72
Stb. 2010,1 Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces
- 38 -
5.2.3 Schadevergoedingsmaatregel Naast het verschil in de kosten en de tijd tussen deze procedures speelt er nog een belangrijk verschil mee. Via een strafrechtelijke procedure legt de rechter meestal een schadevergoedingsmaatregel, zoals beschreven is in paragraaf 3.2.3. Door deze schadevergoedingsmaatregel zal de inning van het geld via het CJIB lopen. De werknemer hoeft dus niet zelf achter het geld aan. Deze regeling geldt niet voor een civielrechtelijke procedure. De werknemer dient na het vonnis zelf het geld te halen bij de dader. Favoriete procedure binnen Arriva .5.3 Voordat er daadwerkelijk een procedure wordt gestart heeft de werknemer de mogelijk in sommige gevallen de mogelijkheid om de schade buitengerechtelijk af te doen door middel van een schadebemiddeling. Volgens het interview uit bijlage 5 wordt hier weinig tot geen gebruik van gemaakt binnen Arriva. Door de komst van de nieuwe wetgeving wordt de schadebemiddeling verruimd naar een schaderegeling. Indien een buitengerechtelijke afdoening mogelijk is, blijft de werknemer een procedure bespaart. Dus is deze manier van het verhalen van de schade aantrekkelijk voor de werknemer. Indien er geen buitengerechtelijke afdoening tot stand is gekomen heeft de werknemer de mogelijkheid om zich als benadeelde partij te voegen in het strafproces of een civielrechtelijke procedure te starten. Arriva maakt veel gebruik van de voegingprocedure, zo blijkt uit de interviews uit bijlage 4 en 5. Bij niet-ontvankelijkheid zal de juridische afdeling van Arriva een kosten- baten analyse inclusief een kansberekening opstellen. Arriva kiest er in de meeste gevallen voor om geen civiele procedure te starten. Arriva heeft regelmatig te maken met een negatieve kosten- batenanalyse, zo blijkt uit het interview in bijlage 5. De kosten die een civielrechtelijke procedure met zich mee brengen kunnen hoog uitvallen. Daarnaast speelt de onzekerheid over de duur van de procedure speelt een grote rol. Deze civielrechtelijke procedure zal dus niet aantrekkelijk zijn voor de werknemer. De goedkoopste en snelste procedure om de geleden schade te verhalen is het voegen als benadeelde partij in het strafproces. Aan deze procedure zijn geen kosten verbonden. Er schuilt echter wel een moeilijkheid in deze procedure. Doordat het criterium eenvoudig van aard, in de huidige wetgeving, wordt de immateriële schade van de werknemers regelmatig niet-ontvankelijk verklaard, zo blijkt uit de interviews uit bijlage 4 en 5. Door de wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces die in januari 2011 in werking treedt, wordt het voegingcriterium verruimd. Het criterium wordt veranderd in het geen onevenredig belasting hebben op de zaak. Het oproepen van getuigen wordt niet gezien als onevenredig belasting op de zaak.73 Deze verruiming kan positief zijn omdat er meer mogelijkheden zijn om de geleden schade te voegen. Zowel in de huidige- als de nieuwe wetgeving blijft de voegingprocedure de meest geschikte oplossing. De redenen hiervoor zijn de lage kosten, de tijd en de schadevergoedingsmaatregel. Door de verruiming van het voegingcriterium wordt deze procedure nog aantrekkelijker omdat er meer schaden gevoegd kunnen worden.
73
http://www.slachtofferhulp.nl/documents/Analyse%20voegen%20op%20zitting.pdf, geraadpleegd op 16 november 2010
- 39 -
5.4 Conclusie Mocht de werknemer de mogelijkheid hebben om de schade te voldoen via een buitengerechtelijk afdoening. Deze mogelijkheid is de meeste efficiënte manier om de geleden schade af te wikkelen omdat de werknemer een procedure bespaard blijft. Mocht er geen buitengerechtelijke afdoening mogelijk zijn dan is en blijft de voegingprocedure de meeste snelste, goedkoopste manier om de geleden schade te verhalen. Daarbij legt de rechter een schadevergoedingsmaatregel op. Het CJIB zal de vordering bij de dader gaan incasseren voor de werknemer. Door komst van de nieuwe wetgeving wordt het voegingcriterium verruimd van eenvoudig vast te stellen naar geen onevenredig belasting op de strafzaak. Deze verruiming zal meer snel leiden tot nietontvankelijkheid. Het verhalen van de schade via een civielrechtelijke procedure is niet efficiënt door de negatieve baten- kostenanalyse inclusief de kansberekening. Aan deze procedure zitten meestal hoge kosten verbonden en kost veel tijd. Daarnaast wordt er geen schaderegeling opgelegd waardoor de werknemer zelf achter zijn/haar geld aan moet. De werknemer zal om deze redenen niet snel voor een civielrechtelijke procedure kiezen.
- 40 -
De huidige ondersteuning In dit hoofdstuk wordt de huidige ondersteuning vanuit Arriva aan de werknemers beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de opvang, nazorg en het verhalen van schade. 6
6.1 Eerste opvang Arriva besteedt veel aandacht aan preventieve maatregelen. Als goed werkgever op basis van het beginsel van goed werkgeverschap uit artikel 7:611 BW jo. artikel 7:658 BW is het ook van belang dat Arriva, naast de preventieve maatregelen, de werknemers opvang en nazorg biedt aan na een geweldsdelict. In paragraaf 5.3 is de meest efficiënte procedure om de geleden schade te verhalen beschreven, namelijk de voegingprocedure. Voordat er een keuze wordt gemaakt om deze procedure te voeren moet de werknemer worden opgevangen, na een geweldsdelict, door de direct leidinggevende. De wachtdienst zal na een melding van een geweldsdelict het ROTEP formulier invullen. Dit ROTEP formulier is toegevoegd in bijlage 8. Dit formulier zal worden doorgezonden naar de direct leidinggevende. Hij/zij maakt binnen 24 uur de keuze of er een opvanggesprek zal plaatsvinden. Indien gekozen wordt voor een opvanggesprek wordt er gelijk een afspraak gemaakt met het slachtoffer.74 De direct leidinggevende is verantwoordelijk voor de nazorg. Hij/zij zorgt dat de werknemer wordt opgevangen binnen 24 uur na het delict. In overleg met het slachtoffer kan de direct leidinggevende er voor kiezen om het BOT in te schakelen. Dit team wordt ingezet om het slachtoffer te ondersteunen na een EEG. Deze ondersteuning vindt plaats in de vorm van gesprekken met medewerkers van het BOT, die zelf ervaring hebben met een geweldsdelict. Uit een interview blijkt dat de ondersteuning die een direct leidinggevende biedt, voornamelijk bestaat uit psychische ondersteuning, zie bijlage 7. Dit betekent dat het slachtoffer de kans krijgt om te praten tijdens het opvanggesprek. De direct leidinggevende luistert vooral naar het slachtoffer. Naast het zorgen dat de werknemer kan praten over de gebeurtenis, heeft de direct leidinggevende nog een aantal verantwoordelijkheden. Hij/zij biedt de werknemer aan om hem/haar te begeleiden bij het doen van aangifte. Het doen van aangifte is van groot belang. Zowel voor de opsporing en berechting van de dader als het eventuele verhalen van de geleden schade.75 Zoals in paragraaf 3.2.1 is beschreven, is de aangiftebereidheid verschillend onder de werknemers. De drempel om aangifte te doen kan hoog zijn omdat ze bang kunnen zijn voor represailles. De direct leidinggevende heeft de taak om te overleggen met het slachtoffer over de eventuele mogelijkheden. Op basis van artikel 161 Sv kan de direct leidinggevende namens de werknemer aangifte doen. Voor het doen van aangifte is het belangrijk om bewijsmateriaal te verzamelen. De direct leidinggevende heeft de mogelijkheid om de camerabeelden uit te lezen en dit te overhandigen als bewijsmateriaal. Mocht er besloten worden om geen aangifte te doen, dan kan de politie niet overgaan tot vervolging van de dader. 6.2 Nazorg Na het eerste opvanggesprek wordt binnen twee weken een vervolggesprek gepland. In dit gesprek zal het ROTEP formulier verder worden ingevuld. Na dit vervolggesprek zal er een afsluitend gesprek vindt na tien tot twaalf weken plaats tussen de direct 74 75
Agressie & Geweldsprotocol Arriva Nederland Brochure Reactiemogelijkheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkenrelaties, p. 8
- 41 -
leidinggevende en de werknemer. In dit gesprek wordt het ROTEP formulier verder ingevuld. Bij zeer ernstige incidenten vindt meestal een jaar na het incident nog een evaluatiegesprek plaats. Het ROTEP formulier wordt vervolgens verzonden en bewaard in het personeelsdossier op het hoofdkantoor in Heerenveen.76 Arriva heeft er voor gekozen om verschillende taken in de nazorg gescheiden te houden. Deze taken zijn verdeeld in personeelszorg, afhandeling van schade en letsel en de veiligheidsmaatregelen. De taken zijn summier beschreven in het agressie en geweldsprotocol. Het bewaken van het gehele nazorgtraject is de verantwoordelijkheid van de direct leidinggevende. In de verdeling van de taken schuilt een moeilijkheid. De communicatie tussen verschillende afdeling kan tekort schieten. Deze tekortkoming biedt verwarring voor de werknemer. Er zijn namelijk verschillende afdelingen die een deel van de nazorg op zich nemen. De communicatie kan hierdoor gevaar lopen. Naast het bieden van opvang en nazorg is het van groot belang dat de schade, die ontstaan is door het geweldsdelict, wordt verhaald op de dader. In de volgende paragraaf zal het verhalen van de schade binnen Arriva verder worden uitgewerkt. 6.3 Schadeverhaal De dader van een geweldsdelict is in beginsel aansprakelijk voor de financiële gevolgen. Hij/zij moet de schade, die de werknemer heeft geleden vergoeden. Een probleem in het verhalen van de schade is dat de dader niet altijd verhaalsmogelijkheden kan bieden. Daarnaast heeft de werknemer regelmatig te maken met onbekende daders. Hierdoor kan geen procedure worden gestart.77 De mogelijkheden die de werknemer heeft om de schade te verhalen zijn in hoofdstuk 3 en 4 beschreven, namelijk: · schadebemiddeling door de politie of het OM; · schadefonds Geweldsmisdrijven; · voegen in het strafproces; · civielrechtelijke procedure; · direct verhalen op de dader. De procedure waar het meeste gebruik van maakt is de voegingprocedure, zo blijkt uit paragraaf 5.3. Voordat er een procedure gestart kan worden, moet eerst de schade worden vastgesteld. Het is belangrijk om de dader financieel verantwoordelijk te stellen voor zijn/haar gedrag. Door deze reactie wordt de dader duidelijk gemaakt dat het plegen van een geweldsdelict niet wordt geaccepteerd in de maatschappij.78 Op basis van het beginsel van goed werkgeverschap uit artikel 7:611 BW jo. 7:658 BW biedt Arriva de werknemers opvang en nazorg na een geweldsdelict. Uit paragraaf 6.1 blijkt dat de direct leidinggevende verantwoordelijk is voor het gehele nazorgtraject. Hij/zij is dus ook verantwoordelijk voor hulp bij het in kaart brengen van de schade. Daarnaast moet hij/zij een heldere beschrijving geven van de mogelijke procedures die gevolgd kunnen worden na het geweldsincident.79
76
Agressie & Geweldsprotocol Arriva Nederland Brochure Reactiemogelijkheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkenrelaties, p. 10 Brochure Handreiking agressie en geweld 2010 van de Rijksoverheid, p.46 79 Brochure Handreiking agressie en geweld 2010 van de Rijksoverheid, p. 49 77
78
- 42 -
Uit de interviews blijkt dat de direct leidinggevende alleen psychische ondersteuning aan de werknemer biedt, zie bijlage 7. Door wellicht onwetendheid wordt er geen bijstand geboden in de juridische procedures, zie het interview in bijlage 9. De communicatie tussen een direct leidinggevende en de juridische afdeling kan soms ontbreken, zo blijkt uit interviews in bijlage 2 en bijlage 7. Het is niet altijd geheel duidelijk bij de juridische afdeling welke kwesties zich in de regio afspelen. Deze gebrekkige communicatie kan leiden tot frustraties bij de werknemer. Hij/zij wordt belast met administratieve taken in het kader van het verhalen van de schade. Het vaststellen van de schade kan een moeilijke aangelegenheid zijn voor de werknemer. Vele zaken kunnen niet met elkaar vergeleken worden. Zo is het vaststellen van immateriële schade zeer moeilijk omdat dit niet altijd in geld is uit te drukken. De meeste schaden worden gemeld bij de ASL. De schade wordt doorgezonden naar de afdeling Risk Management. Op deze afdeling wordt een dossier aangemaakt over de schade. Ze proberen zoveel mogelijk bewijsmateriaal te verzamelen. Ook is deze afdeling bevoegd om een standpunt in te nemen over de aansprakelijkheid, zie paragraaf 4.3.80 Indien de dader bekend is, zal Arriva altijd proberen om de dader rechtstreeks aansprakelijk te stellen. Mocht hierop geen positieve reactie volgen dan zal Arriva proberen te de schade te voegen in een strafproces. Zowel de schade van de werknemer als de schade die Arriva heeft geleden door het geweldsdelict kan in aanmerking komen voor een voegingprocedure. Er schuilt echter een moeilijkheid in deze procedure en dat is het criterium eenvoudig van aard. Voor zowel de werknemer als Arriva kan het lastig zijn om aan dit criterium te voldoen. De werknemer is in beginsel zelf verantwoordelijk voor het invullen van het voegingformulier. Hij/zij krijgt deze toegestuurd van het OM. Uit eigen observatie blijkt dat de coördinator Sociale Veiligheid hulp aanbiedt om het formulier in te vullen. Deze coördinator Sociale Veiligheid gaat regelmatig mee naar de zitting om de werknemer te ondersteunen. De geleden schade door het geweldsdelict wordt regelmatig niet-ontvankelijk verklaard in een voegingprocedure. Dit komt doordat de schade meestal niet eenvoudig is vast te stellen. Arriva probeert de dader nogmaals rechtstreeks aansprakelijk te stellen. Mocht ze hierop geen positieve reactie krijgen dan maakt Arriva, eventueel met een gespecialiseerd advocatenkantoor, een kosten en batenanalyse inclusief een kansberekening. In hoofdstuk 4 kwam naar voren dat de weg naar de civiele rechter meestal geen oplossing biedt. Deze procedure kan namelijk tijdrovend zijn en hoge kosten met zich mee brengen. De werknemer blijft dus regelmatig met de schade zitten door dit voegingcriterium en de negatieve kosten- en batenanalyse inclusief de kansberekening. De dader kan dan niet worden gestraft voor zijn/haar gedrag. Arriva kan in dit geval een reactie sturen naar de dader dat het gedrag niet getolereerd wordt in de maatschappij. De dader merkt dan niet financieel dat hij over de grens is gegaan. Voor een werknemer is dit een knelpunt omdat de dader niet gestraft wordt voor het plegen van een geweldsdelict. Daarnaast blijft de schade openstaan.
80
Handleiding Schadebemiddeling Arriva Claims Management, d.d. 13 januari 2009
- 43 -
Om het schadeverhaal te verbeteren, zou het van groot belang zijn dat de mogelijkheden om de schade te verhalen worden verruimd. In het volgende hoofdstuk zal daarom de ondersteuning met het oog op de nieuwe wetgeving worden beschreven. Arriva moet rekening houden met de rechten van het slachtoffer, die de nieuwe wet met zich meebrengt. Wellicht kan ze de ondersteuning aan de werknemers verbeteren door de komst van de nieuwe wetgeving.
- 44 -
7 De verbetering in de ondersteuning In dit hoofdstuk worden de oplossingen gegeven voor de knelpunten in de huidige ondersteuning. Bij deze verbetering worden ook de rechten die door de nieuwe wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces in werking treden toegepast. Arriva moet rekening houden met deze nieuwe wet om de ondersteuning aan de werknemer te kunnen verbeteren. 7.1 Opvang Uit het voorgaande hoofdstuk komt naar voren dat Arriva voornamelijk psychische ondersteuning biedt aan de werknemers. Deze ondersteuning is van groot belang voor de werknemer, die slachtoffer is geworden van een geweldsdelict. Naast het bieden van psychische ondersteuning is het belangrijk dat Arriva aan de werknemer ook juridische ondersteuning biedt. De incidenten bij Arriva worden gelogd in het NCVL, zo blijkt uit het voorgaande hoofdstuk. Het loggen van gegevens is van groot belang voor het starten van de hulpverlening van Arriva aan de werknemer. Bij de hulpverlening hoort ook het doen van aangifte, artikel 160 Sv. Uit het interview blijkt dat de direct leidinggevende alleen met de werknemer mee gaat om aangifte te doen als hij/zij dit op prijs stelt, zie het interview in bijlage 7. Het is de taak van de direct leidinggevende om de werknemer te stimuleren aangifte te doen. Hij/zij zou standaard mee moeten gaan met de werknemer om aangifte te doen. Daarnaast kan hij/zij ervoor kiezen om aangifte te doen namens de werknemer op basis van artikel 161 Sv. Het is van belang dat er altijd aangifte wordt gedaan van een geweldsincident. Door de aangifte kan de politie namelijk starten met het strafrechtelijk onderzoek.81 7.2 Bijstand Arriva zou de werknemer bijstand kunnen bieden in drie verschillende fases. Onderstaand wordt de bijstand beschreven die ze het beste kan bieden aan de werknemers om deze zo efficiënt mogelijk te ondersteunen. 7.2.1 Administratieve zaken Naast het doen van aangifte is het belangrijk dat de direct leidinggevende, of eventueel een jurist, tijdens een opvanggesprek de werknemer informatie geeft over de juridische bijstand. Zoals uit de voorgaande paragraaf blijkt is het van belang om de werknemer te voorzien van informatie over het doen van aangifte en te stimuleren om aangifte te doen. Een werknemer kan te maken krijgen met veel administratieve zaken na een geweldsdelict. Hierbij kan gedacht worden aan het invullen van formulieren, brieven en verzoekschriften schrijven en het indienen van een schadeclaim. Het is belangrijk om de werknemer in deze zaken te ondersteunen.82 De direct leidinggevende staat het dichtst bij de werknemer. Hij/zij zou de werknemer het beste kunnen begeleiden bij deze administratieve zaken. 7.2.2 Onderzoek ter terechtzitting In het voorgaande hoofdstuk kwam naar voren dat de werknemers verschillende procedures kunnen volgen om de geleden schade te verhalen. In paragraaf 7.3 zal het schadeverhaal verder worden uitgewerkt. De meest efficiënte procedure is, indien er geen gebruik kan worden gemaakt van een buitengerechtelijke afdoening, de voegingprocedure. Door komst van de nieuwe wetgeving verandert het criterium voor het 81 82
Brochure Reactiemogelijkheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkenrelaties, p. 8 Brochure Reactiemogelijkheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkenrelaties, p. 12
- 45 -
voegen. Het nieuwe criterium houdt in dat de vordering geen onevenredige belasting op de zaak mag hebben . Dit betekent dat de werknemers meer zaken kunnen voegen. De verwachting is dat het nieuwe criterium minder snel tot niet-ontvankelijkheid zal leiden. Door de komst van de wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces krijgt het slachtoffer meer rechten in het strafproces. Deze rechten zijn uitgebreid beschreven in hoofdstuk 4. De rechten die invloed hebben op de wijze van ondersteuning zijn het spreekrecht en de bijstand van het slachtoffer tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Om de werknemer juridisch te ondersteunen is het van belang dat een gemachtigde van Arriva mee gaat naar de zitting. De direct leidinggevende, jurist van Arriva of wellicht een advocaat zouden de werknemer kunnen voorzien van juridische bijstand. Naast deze bijstand kan het slachtoffer gebruik maken van het spreekrecht. Het hangt echter van de werknemer af of hij/zij hier gebruik van wil maken. Indien er voor gekozen wordt om van dit recht gebruik te maken, kan degene die hem/haar bijstand biedt ook ondersteuning bieden in het spreekrecht. Het gebruik van het spreekrecht kan voor de werknemer zeer ingrijpend zijn doordat hij de gevolgen van het delict zal verwoorden. Ondersteuning in het spreekrecht zou daarom voor de werknemer van groot belang kunnen zijn. 7.2.3 Nazorg Arriva biedt de werknemers nazorg. In paragraaf 6.2 is het nazorgtraject uitgewerkt. De communicatie verdient echter een kanttekening. De taken uit de nazorg zijn verdeeld onder verschillende afdelingen. De direct leidinggevende is degene die de totale verantwoordelijkheid heeft voor de nazorg. Doordat verschillende afdelingen betrokken zijn bij het nazorgtraject, is het van groot belang dat de communicatie goed verloopt. Uit interviews komt naar voren dat dit niet altijd het geval is. Zo dient de afdeling Risk Management te overleggen met de juridische afdeling over de eventuele juridische stappen. Dit gebeurt echter niet altijd. Ook komt het uit eigen observatie en uit de interviews naar voren dat niet alles wat zich op de regio’s afspeelt, bekend is op het hoofdkantoor van Arriva, zie de interviews uit bijlage 4 en 5. De communicatie tussen de direct leidinggevende, die eindverantwoordelijke is voor de nazorg, en de afdelingen die belast zijn met taken van de nazorg kan worden verbeterd. Deze communicatie heeft ook betrekking op het feit dat de direct leidinggevende geen ondersteuning biedt in juridische zaken. Wellicht is hier sprake van onwetendheid van de direct leidinggevende. Het is daarom van groot belang dat de communicatie tussen de direct leidinggevende en de juridische afdeling goed verloopt, om de werknemer juridische ondersteuning te bieden. Naast de begeleiding in de juridische zaken en de bijstand tijdens het onderzoek ter terechtzitting, is een terugkoppeling naar de werknemer van groot belang. Voor zowel de werknemer is het belangrijk om een reactie te krijgen op de ingevulde stukken en de brieven. Ook na het onderzoek ter terechtzitting is een terugkoppeling belangrijk. De meervoudige kamer van de rechtbank doet nooit gelijk uitspraak. De direct leidinggevende zal de werknemer een terugkoppeling moeten geven van het vonnis, indien dit niet bekend is bij de werknemer. In de volgende paragraaf wordt de ondersteuning in het verhalen van de schade verder uitgewerkt. Dit schadeverhaal wordt toegepast op de nieuwe wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces.
- 46 -
7.3 Schadeverhaal De direct leidinggevende kan de werknemer helpen om de geleden schade in kaart te brengen. Daarnaast wijst hij/zij de werknemer op de mogelijkheid om de schade te voegen in het strafproces. Hierbij kunnen ze gezamenlijk het voegingformulier invullen.83 Uit bovenstaande paragraaf komt naar voren dat de voorkeur van Arriva uitgaat naar een voegingprocedure. Voordat Arriva besluit om daadwerkelijk de schade te voegen in het strafproces zou ze de werknemer kunnen wijzen op de mogelijkheid van de buitengerechtelijke afdoening. De werknemer blijft hierdoor een procedure bespaard. Naast de buitengerechtelijke afdoening en de voegingprocedure zijn er nog meer mogelijkheden om de geleden schade te verhalen op de dader. De direct leidinggevende zou heel een heldere beschrijving aan de werknemer kunnen geven wat hij/zij voor mogelijkheden heeft. Als de nieuwe wetgeving in werking treedt vindt er een verruiming in het voegingcriterium plaats. Wat voorheen niet-ontvankelijk werd verklaard in een voegingprocedure, zou wel ontvankelijk kunnen zijn door het nieuwe criterium. Dit betekent dat er meer soorten schade gevoegd kunnen worden. Hierdoor blijven de werknemer minders snel met schadeposten achter blijven. Naast het gewijzigde voegingcriterium, komen er ook nieuwe voegingformulieren. Deze formulieren moeten het invullen van de schadeposten vereenvoudigen, zie bijlage 6. Voor de werknemer is het invullen van de formulieren altijd een lastige zaak. Het is daarom belangrijk dat hij/zij hier ondersteuning in krijgt van de direct leidinggevende. Naar verwachting kunnen er dus meer schades worden gevoegd in het strafproces. Daarnaast kan een vordering alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard. Een mogelijkheid om de geleden schade te verhalen is via een civielrechtelijke procedure. Van deze procedure wordt zelden tot nooit gebruik gemaakt door de negatieve kosten- baten analyse inclusief kansberekening. Indien er geen procedure gevoerd wordt blijft de schade openstaan. Uit interviews blijkt, wellicht ook door de gebrekkige communicatie, dat er snel gesproken wordt van een negatieve kosten- en batenanalyse inclusief kansberekening. Uit interviews komt ook naar voren dat de juridische afdeling niet altijd vragen voorgelegd krijgt. Dit geldt voor zaken van de regio’s en de afdeling risk management. Het is van groot belang dat er per zaak een kosten- en batenanalyse inclusief kansberekening wordt gemaakt voordat het dossier wordt gesloten en gearchiveerd. Om dit te realiseren moet de communicatie worden verbeterd. De afdelingen die belast zijn met de taken van de nazorg moeten op de hoogte zijn van wat er zich afspeelt. Pas als dit gebeurt kunnen alle afdelingen de taken van de nazorg nauwkeurig verzorgen. Indien er sprake is van onwetendheid kunnen de afdelingen hun werkzaamheden niet uitvoeren. Uit interviews blijk dat er al snel geconcludeerd door een andere afdeling er geen mogelijkheden zijn om een procedure te starten, zie bijlage 7 en 9. Uit dit hoofdstuk blijkt dus dat Arriva voornamelijk de juridische ondersteuning aan de werknemer moet verbeteren. Daarnaast kan de communicatie tussen de verschillende afdelingen, die te maken hebben met de nazorg, worden verbeterd. Belangrijk is voor Arriva om voor ogen te houden dat de schade zoveel mogelijk op de dader verhaald wordt. Zo moet Arriva per zaak een kosten- batenanalyse inclusief een kansberekening maken om te kijken of het haalbaar is om, na een voegingprocedure, een civielrechtelijke procedure te voeren. Arriva of de werknemer zal deze afweging per zaak moeten maken om te kijken wat de beste oplossing is om de geleden schade te verhalen. 83
Brochure Handreiking agressie en geweld 2010 van de Rijksoverheid, p. 49
- 47 -
8 Conclusies en Aanbevelingen In deze paragraaf zullen de conclusies en daarop gebaseerde aanbevelingen worden beschreven. De conclusies zijn gebaseerd op de voorgaande hoofdstukken. Arriva wil namelijk de ondersteuning van de werknemers verbeteren. De aanbevelingen geven weer hoe ze deze verbeteringen mogelijk gerealiseerd kunnen worden. 8.1 Conclusies Arriva maakt in de huidige wetgeving het meest gebruik van voegen in het strafrecht als benadeelde partij. Deze procedure leidt, zoals beschreven in hoofdstuk 4, regelmatig tot niet-ontvankelijkheid. Om de schade te verhalen blijft de weg naar de civiele rechter openstaan. Per zaak wordt er een kosten- batenanalyse gemaakt die meestal negatief uitvalt. Aan deze procedure zitten namelijk veel kosten verbonden en vooral is de tijdsduur van deze procedure niet in te schatten. Hierdoor wordt er zelden gekozen voor een civielrechtelijke procedure. Door het in werking treden de wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces in januari 2011 wordt het voegingcriterium aanzienlijk verruimd. Het criterium eenvoudig vast te stellen wordt verruimd naar het geen onevenredig belasting hebben op de behandeling van de zaak. Dit maakt de mogelijkheden om de schade te voegen in het strafproces ruimer. De vordering zal hierdoor minder snel tot niet-ontvankelijkheid leiden. Door de komst van de nieuwe wetgeving wordt geen oplossing geboden voor het probleem de onbekende dader. Wel wordt er een oplossing geboden voor de dader zonder verhaalsmogelijkheden. De werknemer kan gebruik maken van een voorschotregeling Hij/zij krijgt de schade uitgekeerd van de Staat. Voor deze uitkering geldt een beperking van € 5000,- en wordt alleen uitgekeerd bij gewelds- en zedendelicten. Voor het probleem jeugdige dader biedt de nieuwe wetgeving een oplossing door de ouders met gezag van de jeugdige dader aansprakelijk te stellen. Indien nodig, kunnen ze verplicht worden om tijdens het onderzoek ter terechtzitting te verschijnen. Binnen Arriva zal de voegingprocedure de meest efficiënte procedure blijven om de geleden schade te verhalen op de dader. Dit heeft te maken met het feit dat aan deze procedure weinig kosten zijn verbonden. Het is een snelle procedure en de rechter legt een schadevergoedingsmaatregel op waardoor de inning het geld via de overheid zal lopen. Naast deze voegingprocedure kan de buitengerechtelijke afdoening ook een efficiënte mogelijkheid zijn voor de werknemer. Hij/zij blijft een procedure bespaard als de schade geregeld kan worden. Momenteel wordt hier binnen Arriva weinig tot geen gebruik van gemaakt, maar wellicht is dit toch een interessante mogelijkheid. De nieuwe wetgeving spreekt niet meer van schadebemiddeling maar van schaderegeling. Dit betekent dat het bedrag wordt vastgesteld en er geen mogelijkheid meer is tot onderhandeling. Arriva biedt momenteel voornamelijk psychische ondersteuning aan haar werknemers. Om de werknemer een optimale ondersteuning te bieden zou er ook juridische ondersteuning geboden moeten worden. Zo heeft de werknemer recht om te weten wat de mogelijkheden zijn om de geleden schade te verhalen. Daarnaast zal het slachtoffer, door de komst van de nieuwe wetgeving, meer rechten in het strafproces krijgen. Waaronder recht op bijstand.
- 48 -
Behalve deze geringe ondersteuning blijkt dat de communicatie tussen de verschillende afdelingen, die werkzaam zijn in het nazorgtraject, tekort schiet. Deze tekortkoming in de communicatie zorgt er voor dat de afdelingen niet optimaal de werkzaamheden kunnen verrichten doordat ze niet op de hoogte zijn van wat er in de regio’s afspeelt. Hierdoor heeft de regio het idee dat er weinig tot geen mogelijkheden zijn om de werknemer juridisch te ondersteunen. Door dit communicatieprobleem is er sprake van een tekortkoming van de juridische ondersteuning van de werknemer. 8.2 Aanbevelingen Op basis van de conclusies uit de voorgaande paragraaf worden er twee soorten aanbevelingen aan Arriva gegeven. Door de komst van de nieuwe wetgeving moet ze op korte termijn de ondersteuning met oog op deze wet veranderen. De aanbevelingen op langere termijn kunnen gerealiseerd worden door het schade verhaalsbeleid die ze zou kunnen toepassen op korte termijn. 8.2.1 Korte termijn Arriva moet op korte termijn een schade verhaalsbeleid vaststellen. Hierin moeten alle mogelijkheden voor het verhalen van de geleden schade worden uitgelegd en toegepast. Dit schade verhaalsbeleid biedt een handleiding voor degene die met de nazorg zijn belast. De direct leidinggevende heeft hiermee een richtlijn en kan zo de werknemer (juridische) ondersteuning bieden. De volgende punten moeten worden vermeld in het schadeverhaalbeleid: · rechten van het slachtoffer; · juridische procedures · de afdelingen die belast zijn met de taken van de nazorg moeten hun verantwoordelijkheden nemen bij de afhandeling van de schade; · actieve benadering naar de werknemer door de overdracht juridische kennis en hulp bij procedures; o hulp en ondersteuning bij het voegen in het strafproces; o begeleiding bij een civielrechtelijke procedure o begeleiding bij eventueel overige vormen; · werkwijze direct leidinggevende. In bijlage 10 worden de bovenstaande punten in een schadeverhaalbeleid verder uitgewerkt. 8.2.2 Lange termijn Arriva moet op lange termijn de communicatie verbeteren tussen de afdelingen die belast zijn met het nazorgtraject. Op basis van een schade verhaalsbeleid worden de juridische procedures verduidelijkt en kan Arriva de kennis overdragen aan de werknemer om de geleden schade te verhalen. Van groot belang voor een optimale juridische ondersteuning is de communicatie tussen de juridische afdeling, afdeling risk management en de direct leidinggevende van de regio. Door het schade verhaalsbeleid kan de verbetering van de communicatie gerealiseerd worden. Daarnaast is het van belang dat er regelmatig overleg is tussen deze afdelingen. Dit overleg leidt tot een verbetering van de ondersteuning. Zo zijn de afdelingen op de hoogte van wat hetgeen zich in de regio’s afspeelt. Wanneer de afdelingen op de hoogte zijn kunnen ze hun kennis overdragen om een optimale ondersteuning aan de werknemer te bieden. Naast de verbetering van de communicatie zou Arriva eventueel kunnen kiezen voor een schadecoördinator die zowel werkzaam is op het hoofdkantoor als in de regio’s. Hij/zij heeft de nodige kennis om hulp te bieden bij het afwikkelen van de schade en bij het
- 49 -
doorlopen van de procedures. Arriva zou kunnen kiezen één persoon als schadecoördinator aan te stellen. Ze kan ook kiezen voor een schadecoördinator in een regio aan te stellen. Deze keuze zal binnen Arriva worden afwogen.
- 50 -
Literatuurlijst Literatuur Brahn, Reehuis 2007 Prof. Mr. O.K. Brahn, Prof. Mr. W.H.M. Reehuis, Zwaartepunten van het vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2007 Mevis 2006 P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2006 Kool, Moerings 2001 Dr. R. Kool, Dr. M. Moerings, Pompe Reeks deel 34, de wet Terwee, Evaluatie van juridische knelpunten, Deventer: Gouda: Quint 2001 Timmer, Paffen 2007 Mr. I. Timmer, Mr. A.L.A.M. Paffen, Verbintenissenrecht begrepen, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2007 Timmermans, Sommers, Geurden-Cuypers 2009 Mr. J.P.H. Timmermans, Mr. N.H.P.G. Sommers, Mr. M.P.E.M. Geurden-Cuypers, Praktisch Burgerlijk Procesrecht, Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers 2009 Wet- en regelgeving Burgerlijk Wetboek Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Wet op de Rechterlijke Organisatie Wetboek van Strafrecht Wetboek van Strafvordering Jurisprudentie HR 17 januari 1958, NJ 1961,568 HR 20 maart 1970, NJ 1970,251 HR 13 januari 1996, NJ 1997,175 HR 16 maart 2004, LJN AO1486 HR 18 maart 2006, LJN AU8103 RB Rotterdam 21 januari 2009, LJN BH2248 HR 10 maart 2009, LJN BG3504 HR 17 september 2010, LJN BM9646 Elektronische bronnen
< http://www.arriva.nl/secundair-menu/over-arriva> <www.bnrm.nl/.../NRM7%20H1%20Inleiding%20(pp.%201-16)_tcm63-249960.pdf>
- 51 -
http://www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht/slachtoffers/@151908/ aanwijzing_1/ > <www.rijksoverheid.nl/...en.../eindrapportwerkgroepschaderegeling.pdf> <www.wodc.nl/images/1409-volledige-tekst_tcm44_84120.pdf> Artikelen Brabants Dagblad d.d. 16 november 2010 Intern Concept Agressie en geweldsprotocol Arriva Nederland Openbaar Vervoer Handleiding schadebehandeling Arriva claims management
- 52 -
Jaaroverzicht agressie 2010 Sociale Veiligheidplan 2010 in de concessiegebieden De Meierij en Oost Brabant Overig Brochure Handreiking agressie en geweld 2010 van de Rijksoverheid Brochure Reactievermogen Koninkrijkenrelaties
van
het
Ministerie
van
Binnenlandse
Zaken
en
Brief van de minister van justitie d.d. 10 maart 2004, Tweede Kamer, vergaderjaar 20032004, 27213, nr. 8 inzake de positie van het slachtoffer in het strafproces Kamerstukken II 2005/06, 30143, nr. 7 Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 2010,1 Staatscourant 1995, nr. 65
- 53 -
- 54 -