Periodiek Bericht
Onderzoek en Ontwikkeling i n Ke m p e n h a e g h e in het teken van samenwerking…
0 1 Maart 2014
Periodiek Bericht
Onderzoek en Ontwikkeling i n Ke m p e n h a e g h e in het teken van samenwerking…
0 1 Maart 2014
colofon Uitg av e Kempenhaeghe, maart 2014 Producti e Sector Onderzoek & Ontwikkeling i.s.m. afdeling Communicatie Kempenhaeghe Tekst & Teken, Hubertine van den Biggelaar Fotog r a fi e Henk Pluijm Vor m g evi ng & re a l i sa ti e De Wit Media Consultancy BV, Eindhoven Rob de Wit i.s.m. Ilona Gijzen
4
i n h oi u n dh sooupdgs aovpeg a v e
V O ORW OORD
S PE E RP UNTE N: I nterviews 1. drs. Dominique IJff, prof. dr. Bert Aldenkamp & dr. Marian Majoie: Onderzoek cognitieve bijwerkingen van anti-epileptica 2. ir. Lei Wang & prof. dr. Johan Arends: Onderzoek ambulant EEG-registratiesysteem voor de detectie van non-convulsieve aanvallen 3. drs. Sylvie van der Kruijs & dr. Nynke Bodde: Onderzoek Psychogene Niet-Epileptische Aanvallen (PNEA) 4. ir. Kees Hermans & dr. Pauly Ossenblok: Onderzoek EEG - MEG - MRI 5. ir. Tamar van Veenendaal & prof. dr. Bert Aldenkamp: Onderzoek imaging/beeldvorming MRI en cognitie bij epilepsie 6. Loes Leenen (MANP), drs. Ben Wijnen & dr. Marian Majoie: Onderzoek zelfmanagement interventie leven met epilepsie (ZMILE) 7. drs. Louis Wagner & prof. dr. Paul Boon: Europees onderzoek Deep Brain Stimulation (DBS) bij refractaire epilepsie 8. drs. Kim Beerhorst & drs. Francis Tan: Onderzoek osteoporose: lage botmineraaldichtheid bij r efractaire epilepsie en verstandelijke beperking 9. drs. Merel van Gilst & dr. Sebastiaan Overeem: Onderzoek slaapstoornissen bij Parkinson 10. drs. Janneke Peijnenborgh & dr. Jos Hendriksen: Onderzoek naar tijdsbesef bij kinderen met een neurologische leer- of ontwikkelingsstoornis
5
9 15
19 23 27 31 37 41
45 49
afgeronde PhD-studies
53
LOPENDE ONDERZOEKEN PROMOVENDI
56
PUBLICATIES
61
COMMISSIE ONDERZOEK & ONTWIKKELING KEMPENHAEGHE
73
INTERNATIONAL SCIENTIFIC ADVISORY BOARD
75
5
6
v o o rw o o r d
Dit is de tiende editie van het Periodiek Bericht waarmee de sector Onderzoek & Ontwikkeling (O&O) van Kempenhaeghe verantwoording aflegt over een essentieel deel van haar taken: de wetenschappelijke activiteiten met als output wetenschappelijke artikelen en proefschriften. Het totaal aan Periodieke Berichten bestrijkt daarmee een periode van twintig jaar wetenschappelijk onderzoek binnen Kempenhaeghe. De periode die dit verslag bestrijkt, betreft de jaren 2012 en 2013. Het wetenschappelijk onderzoek in Kempenhaeghe concentreert zich op strategisch gekozen speerpunten. De vraagstellingen voor onderzoek en ontwikkeling komen voort uit de patiëntenzorg en omgekeerd zijn de projecten direct of indirect gericht op innovatie van de patiëntenzorg. De sector Onderzoek & Ontwikkeling van Kempenhaeghe richt zich specifiek op de expertiseontwikkeling en verspreiding daarvan. In de voorbije periode zijn twee voor Kempenhaeghe belangrijke ontwikkelingen op het gebied van Onderzoek & Ontwikkeling aan de orde geweest. De strategische samenwerking met de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), die in 2010 gestart is, heeft een grote vlucht genomen, zowel op het gebied van gemeenschappelijke projecten als op het gebied van aanstellingen. Prof. dr. J. Arends en prof. dr. A. Aldenkamp werden als deeltijdhoogleraar benoemd, respectievelijk op het vlak van aanvalsdetectie en imaging en neurocognitieve aspecten van epilepsie. Ook op het gebied van slaap geneeskunde en neuromodulatie is de samenwerking actief. In de komende periode zullen de gemeenschappelijke wetenschappelijke activiteiten in al deze domeinen groeien. De voorbereidingen voor het Academisch Centrum voor Epileptologie (ACE), de strategische samenwerking van Kempenhaeghe en het M aastricht UMC+ op het gebied van epilepsiezorg en -onderzoek en -onderwijs, zijn afgerond. Het ACE is op 1 januari 2014 formeel opgestart. Veel epilepsieonderzoek van Kempenhaeghe gebeurt al in samenwerking met het Maastricht UMC+ en het is de ambitie van de sector Onderzoek & Ontwikkeling om in de verdere vorming van het ACE een drijvende rol te spelen. De sector Onderzoek & Ontwikkeling van Kempenhaeghe werkt samen met tal van landelijke en buitenlandse universiteiten en kenniscentra. In de afgelopen periode werd intens samengewerkt met het Universitair Ziekenhuis Gent en een verdere structurele en inhoudelijke versterking van de wetenschappelijke samenwerking is nadrukkelijk aan de orde. Daarnaast blijven de bestaande samenwerkingsverbanden met het Universitair Medisch Centrum Utrecht, Radboud Universitair Medisch Centrum Nijmegen, VU Medisch Centrum, Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) en een aantal buitenlandse epilepsiecentra onverminderd bestaan.
7
In dit Periodiek Bericht zullen speerpunten op de drie expertisegebieden van Kempenhaeghe, epileptologie, slaapgeneeskunde en neurologische leer- en ontwikkelingsstoornissen, worden toegelicht door de betrokken onderzoekers. Het jaarlijkse internationale Kempenhaeghe symposium ‘
[email protected]’ blijft een belangrijk instrument voor kennisoverdracht op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Dit jaar vindt de zestiende editie plaats van wat intussen is uit gegroeid tot het belangrijkste neurowetenschappelijke symposium van de Lage Landen. Dagelijks Bestuur Sector Onderzoek & Ontwikkeling: prof. dr. A.P. Aldenkamp, secretaris Onderzoek & Ontwikkeling Kempenhaeghe prof. dr. J.B.A.M. Arends, portefeuille innovatie prof. dr. P.A.J.M. Boon, directeur Onderzoek & Ontwikkeling Kempenhaeghe dr. L.M.C. Gottmer - Welschen, manager Onderzoek & Ontwikkeling Kempenhaeghe dr. A.J.A. de Louw, medisch directeur Academisch Centrum voor Epileptologie prof. dr. D.A.A. Pevernagie, medisch hoofd Centrum voor Slaapgeneeskunde
8
speerpunten - interviews
9
D o mi m in i q u e IJf f :
“Met nieuwe patiëntenp rofielen kunnen we medicatie beter afstemmen op de individuele patiënt.”
10
1. drs. Dominique IJff, dr. Marian Majoie & prof. dr. Bert AldenkamP
Onderzoek cognitieve bijwerkingen van anti-epileptica
Het middel moet nooit erger worden dan de kwaal De meest gerapporteerde cognitieve bijwerking van anti-epileptica is a lgemeen bekend: een minder goed functionerend geheugen. Maar er is nauwelijks kennis over de lange-termijn-effecten van bijwerkingen. Toch is dat broodnodig, want er is een groot verschil tussen een middel gaan gebruiken en blijven g ebruiken. Medicatietrouw hangt - zeker op langere termijn - af van de ernst van de bijwerkingen. Weten wat die bijwerkingen zijn en bij wie en waarom ze optreden geven duidelijke handvatten voor een beter medicatiebeleid.
“Niet elke patiënt verdraagt hetzelfde medicijn even goed,” verduidelijkt professor Bert Aldenkamp. “Medicamenteuze behandeling bij chronische epilepsie is altijd zoeken naar een balans tussen het positieve effect op de ziekte en het negatieve effect van bijwerkingen. Als we beter begrijpen welke bijwerkingen er bij wie, wanneer en waarom optreden, kan medicatie veel gerichter worden voorgeschreven. Behandelend artsen kunnen dan met behulp van patiëntenprofielen de opbrengsten en risico’s van bepaalde medicatie nog beter afwegen. En dat verhoogt weer de levenskwaliteit van de chronische epilepsiepatiënt.” B eter m edicatiebe l e i d Dat klinkt eenvoudig, maar dat is het niet. “Dit is het eerste methodisch onderzoek naar cognitieve bijwerkingen op lange termijn,” vertelt neuroloog dr. Marian Majoie. “In een van de lopende studies onderzoeken we met behulp van neuropsychologisch en MRI-onderzoek de cognitieve bijwerkingen van vier anti-epileptica. Twee middelen zijn relatief mild en van twee middelen is bekend dat ze tot cognitieve bijwerkingen kunnen leiden.” Promovenda drs. Dominique IJff is verantwoordelijk voor het klinische deel van de studie. “Ik hoop dat de onderzoeksuitkomsten leiden tot aangepaste medicatieprotocollen voor chronische epilepsiepatiënten waarmee we bestaande medicijnen beter kunnen inzetten.” Bert hoopt dat het onderzoek uiteindelijk een spin
11
off krijgt als web based e-health applicatie. “Het zou geweldig zijn als we naar aanleiding van de onderzoeksresultaten met de Technische Universiteit Eindhoven een screeningsapp kunnen ontwikkelen waarmee patiënten zelf kunnen meten of cognitieve bijwerkingen optreden of verergeren. Dan kan nog sneller bijgestuurd worden in de medicatie.” Mu ltidi sci pl i na i r Zover is het nog niet, want het onderzoek is in 2013 gestart en duurt nog vier jaar. Tot nu toe ondergingen 54 patiënten een MRI- en neuropsychologisch onderzoek. De resultaten van deze onderzoeken worden in de tweede fase in een database verzameld. Daarna start de derde fase, waarin men patronen probeert te ontdekken in de verzamelde gegevens. “Een van de hoofdvragen is of we in de ‘breindetectie’ van de MRI patronen zien die gerelateerd kunnen worden aan gesignaleerde cognitieve bijwerkingen. En de vervolgvraag is of die bijwerkingen gerelateerd zijn aan bepaalde medicijnen of patiëntkenmerken. Dat zijn ingewikkelde vragen, waarbij je alle expertise nodig hebt om ze te beantwoorden. Vandaar dat deze discussie multidisciplinair gevoerd gaat worden,” legt Bert uit. “En dat is ook belangrijk,” vindt Dominique. “Bijwerkingen zijn bij zorgverleners vaak nog een ondergeschoven kindje, terwijl ze het dagelijkse leven van de patiënt sterk kunnen beïnvloeden. Dat bewustzijn wordt dankzij deze multi disciplinaire aanpak vergroot.”
Wie, wat en waarom?
Prof. dr. Bert Aldenkamp is hoofd van de Gedragswetenschappelijke Dienst van Kempenhaeghe, bijzonder hoogleraar epilepsie aan de Universiteit van Maastricht en deeltijdhoogleraar ‘Cognition and Imaging in Epilepsy’ aan de faculteit Electrical Engineering van de Technische Universiteit Eindhoven. Hij leidt diverse onderzoeken naar de lange-termijn-effecten van chronische epilepsie. Eén daarvan is dit duo promotieonderzoek naar cognitieve bijwerkingen van anti-epileptica (zie ook pagina 27). Neuroloog dr. Marian Majoie maakt als coördinator van de onderzoeksgroep Geneesmiddelen van Kempenhaeghe eveneens deel uit van dit onderzoeksteam. Neuropsycholoog en GZ-psycholoog in opleiding drs. Dominique IJff werkt sinds 2013 als promovenda in deeltijd aan deze studie. Zij onderzoekt welke cognitieve bijwerkingen er op lange termijn bij het gebruik van anti-epileptica optreden, of deze bijwerkingen objectief aantoonbaar zijn en of ze voorkomen bij specifieke patiëntprofielen. Van daaruit kan het medicatiebeleid voor individuele patiënten in de eerste- tweede- en derdelijnszorg verbeterd worden.
12
Mari an majoi e:
“Dit onderzoek vult een leemte in kennis over bijwerkingen.”
13
Bert A l d en kamp :
“We hopen dat dit onderzoek de basis legt voor betere medicatiemonitoring.”
14
15
L e i Wa n g:
“Er gaat een heel nieuwe wereld voor me open.”
16
2.
ir. Lei Wang & prof. dr. johan Arends
Onderzoek ambulant EEG-registratiesysteem voor de detectie van non-convulsieve aanvallen:
Het is onze zorgplicht om deze kwetsbare patiënten goed te bewaken 30% van de bewoners van het Centrum voor Epilepsiewoonzorg van Kempenhaeghe heeft last van non-convulsieve perioden, die vooral ’s nachts moeilijk herkend w orden en veelal onopgemerkt blijven. Maar deze aanvallen kunnen wel uren d uren en tot diverse complicaties leiden. Voor patiënten op een intensive care van een ziekenhuis vormen deze aanvallen zelfs een verhoogd r isico op overlijden. Met een ambulant EEG-registratiesysteem hoopt prof. dr. Johan Arends deze aanvallen te kunnen herkennen, zodat ingrijpen mogelijk wordt.
Dit onderzoek vloeit voort uit eerdere onderzoeken die professor Johan Arends deed naar aanvalsdetectie met behulp van lichaamsfuncties. “De hartslag, ademhaling en spierspanning geven interessante informatie over aanvallen. Met behulp van deze functies hebben we al eerder onderzocht of en hoe aanvallen herkend kunnen worden,” legt hij uit. “Daarbij focusten we vooral op de tonisch-clonische aanvallen. Maar we weten dat een flink percentage patiënten lijdt aan non-convulsieve aanvallen die niet als zodanig worden herkend. Het is onze zorgplicht om deze kwetsbare patiënten goed te bewaken. Daar moet dit onderzoek aan bijdragen.” P a tronen ontdekke n Maar dat is niet eenvoudig, omdat de non-convulsieve aanvallen erg heterogeen van aard zijn. Dat maakt ze lastiger te herkennen. Die herkenning gebeurt aan de hand van verschillende signalen, zoals een langdurig EEG en hartslag- en ademfrequentie, legt Johan uit. “Daarom is de eerste stap in ons onderzoek, dat in september 2013 gestart is, om non-convulsieve aanvallen van 80 tot 90 patiënten te analyseren. In Kempenhaeghe zijn veel EEG’s en videoregistraties van dergelijke aanvallen beschikbaar. Momenteel analyseren we deze data.” De volgende stap is om patronen in deze
17
gegevens te ontdekken. “Deze patronen geven belangrijke informatie over aanvals detectie. Ze vormen dan ook de basis om algoritmes te schrijven waarmee we via apparatuur non-convulsieve aanvallen direct - dus real time - signaleren. Dat klinkt heel wiskundig en technisch en dat is het ook. Vandaar dat bij dit onderzoek vooral ingenieurs betrokken zijn.” Andere w e re l d Eén van hen is de Chinese ir. Lei Wang. Hij kwam voor zijn promotie in Eindhoven, en daarmee ook in een heel andere wereld, terecht. “Er is sprake van een enorm taalen cultuurverschil,” memoreert Johan Arends. “Het is belangrijk dat bij zo’n internationaal onderzoek promovendi de tijd krijgen om te acclimatiseren. Lei volgt momenteel bij de Technische Universiteit Eindhoven diverse cursussen, zoals Engels en signaalanalyse. Daarnaast is de proactieve leerhouding van Nederlandse promovendi niet vanzelfsprekend voor internationale onderzoekers. Dat is voor alle partijen even zoeken. Het is daarom goed dat we tot eind 2016 de tijd hebben om dit onderzoek te doen. Maar mijn ambitie is wel hoog. Ik weet dat verschillende marktpartijen ver zijn in de ontwikkeling van implanteerbare EEG-systemen. Mijn doel is om gelijktijdig de algoritmes voor ‘seizure detection’ - zowel in EEG-analyse als in lichaamsfuncties klaar te hebben, zodat we als expertisecentrum kunnen aansluiten bij deze nieuwe ontwikkeling in de medische markt. Niet alleen omdat we graag voorop willen lopen, maar ook omdat we daarmee garant staan voor een veiliger leven van veel epilepsie patiënten.”
Wie, wat en waarom?
Prof. dr. Johan Arends is klinisch neurofysioloog en neuroloog bij het Academisch Centrum voor Epileptologie. Daarnaast is hij deeltijdhoogleraar Ambulatory Monitoring of Epilepsy and Related Diseases aan de faculteit Electrical Engineering van de Technische Universiteit Eindhoven. In beide functies coördineert en leidt hij diverse (promotie)onderzoeken naar a mbulante monitoring van epilepsiepatiënten. Het onderzoek naar registratie van non-convulsieve aanvallen wordt uitgevoerd binnen de projectgroep Episode van Kempenhaeghe en focust op de mogelijkheden om langdurig non-convulsieve aanvallen tijdens de slaap bij epilepsiepatiënten te registreren en te monitoren. Externe begeleiders zijn prof. dr. ir. Bert de Vries en dr. ir. Chiara Rabotti (Signal Processing Group, faculteit Electrical Engineering van de Technische Universiteit Eindhoven). Ir. Lei Wang is als promovendus bij dit onderzoek betrokken. Subsidieverstrekker is de Chinese Research Council, die Chinese promovendi de mogelijkheid biedt om in een internationaal samenwerkingsverband te promoveren.
18
J ohan Arends:
“We werken hard aan betere bewaking van kwetsbare epilepsiepatiënten.”
19
S y lv i e va n der Kruijs :
“MRI en ECG geven ons een beter beeld van PNEA.”
20
3. drs. Sylvie van der Kruijs & dr. Nynke Bodde
Onderzoek Psychogene Niet-Epileptische Aanvallen PNEA)
Herkenning en erkenning van PNEA als basis voor betere behandeling Aanvalsdiagnostiek is een belangrijke pijler van een succesvolle behandeling. De wetenschap aan welke vorm(en) van epilepsie een patiënt lijdt, bepaalt immers welk zorg je moet geven. Toch blijft bij 20% van de patiënten die voor aanvalsdiagnostiek doorverwezen wordt naar een gespecialiseerd epilepsie centrum de diagnose steken bij Psychogene Niet-Epileptische Aanvallen (PNEA) of een combinatie van PNEA en epilepsie. Deze mensen hebben wel degelijk aanvallen, maar ze worden niet of niet allemaal veroorzaakt door epilepsie. De hypothese dat de aanvallen een emotionele oorzaak hebben is algemeen aanvaard. Maar wat houdt dat dan eigenlijk in? Die vraag staat centraal in het onderzoek van dr. Nynke Bodde en promovenda drs. Sylvie van der Kruijs.
De diagnose PNEA komt vaak hard aan. Iemand heeft wel degelijk lichamelijke aanvallen, maar het is niet duidelijk waardoor die precies ontstaan. “PNEA zijn het gevolg van emotionele reacties. We weten inmiddels dat er niet sprake is van één oorzaak, maar dat meerdere factoren tezamen tot PNEA kunnen leiden,” legt Nynke uit. “Voor ons onderzoek hebben we een model opgesteld om deze factoren te ordenen. Als je samen met de PNEA-patiënt kunt achterhalen welke factoren een rol spelen, kun je sneller en gerichter zorg bieden.” K l in is ch aan toonba a r Daarom doet Sylvie sinds 2010 praktijk-klinisch onderzoek naar de herkenning van PNEA-aanvallen. “We zijn gestart met een MRI-studie bij 28 patiënten met PNEA-aanvallen en bij 20 patiënten in een gezonde controlegroep. Dat leverde opvallende resultaten op. We zagen dat bij PNEA-patiënten sterkere verbindingen tussen het limbisch systeem en de premotorische cortex bestaan. Eenvoudig gezegd lijken emoties bij deze mensen tot snellere en heftiger motorische reacties te leiden. Dat zou het optreden van PNEA-aanvallen kunnen verklaren.” Ook onderzoek naar de hartslagvariabelen laat een
21
opvallend patroon zien. “We hebben bij 20 PNEA-patiënten de hartslag voor, tijdens en na een aanval geregistreerd. Daaruit bleek dat de hartslag net voor een aanval sneller is en dat die tijdens en na de aanval afneemt. Dat werpt de vraag op of een patiënt - wellicht onbewust - de aanval voelt aankomen of dat deze verhoging van een andere spanningsbron komt.” Duid eli j k ge z i cht Hoewel de klinische onderzoeken dus intrigerende vervolgvragen oproepen, zijn Sylvie en Nynke nu al blij met de resultaten. “Dit type onderzoek helpt ons om PNEA beter te begrijpen, sneller te herkennen en specifieker te behandelen. Door onderliggende oorzaken objectief en fysiek aan te tonen, hebben we PNEA een duidelijk gezicht gegeven. Die erkenning motiveert patiënten enorm om zich te laten behandelen. Maar vervolgonderzoek is belangrijk om nog beter subgroepen te kunnen onderscheiden en de behandeling in samenwerking met de GGZ beter op maat te maken.” In 2014 rondt Sylvie haar promotieonderzoek af, maar ze hoopt dat er een vervolg komt. “We weten nu dat de hartslagvariabiliteit een belangrijke indicator is van verhoogde spanning voorafgaand aan een PNEA. Met die wetenschappelijke kennis kunnen we heel praktisch de zorg verbeteren. Daarom zou het geweldig zijn als we samen met de Technische Universiteit Eindhoven een meetinstrument kunnen ontwikkelen dat wordt ingezet om een beter beeld te krijgen van de spanning die patiënten in het dagelijks leven ervaren.”
Wie, wat en waarom?
Dr. Nynke Bodde is bij Kempenhaeghe werkzaam als klinisch psycholoog en psychotherapeut in de klinische praktijk met patiënten die lijden aan Psychogene Niet-Epileptische aanvallen (PNEA). Zij promoveerde in 2013 op een onderzoek naar de diagnose van deze aandoening. Daaruit bleek onder andere dat de diagnostiek en start van de behandeling vaak het beste in een gespecialiseerd epilepsiecentrum kan gebeuren. Neuroscientist en promovenda drs. Sylvie van der Kruijs onderzoekt of en welke lichaamsfuncties indicaties geven voor de onderliggende psychogene processen die een rol spelen bij een PNEA-aanval. Daardoor kan de behandeling in de toekomst beter afgestemd worden op deze specifieke patiëntengroep.
22
Ny nke B odde:
“Ons doel is om PNEA-patiënten beter en sneller te herkennen.”
23
Kees h er m a ns :
“Verminderen van ‘ruis’ verbetert de kwaliteit van beeldvormende technieken aanzienlijk.”
24
4.
ir. Kees Hermans & dr. Pauly Ossenblok
Onderzoek EEG - MEG - MRI
Innovatieve technieken toegankelijk maken voor de klinische praktijk Beeldvormende technieken zijn een groot ‘cadeau’ in de zorg. Ze zijn niet-invasief en leggen zaken bloot die we eerder letterlijk niet konden zien. Toch zijn er nog vele verbeteringen mogelijk. Bijvoorbeeld door technieken te combineren of te onderzoeken welke methode het beste ingezet kan worden voor een vroegtijdige, betrouwbare diagnose in de klinische praktijk. Vooral in het nauwkeurig lokaliseren van hersennetwerken en het zichtbaar maken van de dynamiek van epilep tische aanvalshaarden is nog winst te behalen.
Spin in het web: zo zou je de rol van Kempenhaeghe binnen dit grootscheepse onderzoek naar EEG-MEG-MRI kunnen samenvatten. “Vanuit onze rol als expertisecentrum kunnen we verbindingen leggen tussen de klinische praktijk en technologische innovaties. Technisch is er enorm veel mogelijk, maar je moet borgen dat die technische ontwikkelingen ook in de praktijk meerwaarde hebben,” verklaart projectleider en medisch fysicus dr. Pauly Ossenblok. Die meerwaarde is al bij eerdere wetenschappelijke en promotieonderzoeken gebleken. “We hebben met grootschalig patiëntenonderzoek aangetoond dat je met een MEG de aanvalshaard beter kunt lokaliseren dan met een EEG. Bovendien is MEG gevoeliger voor epilepsie dan een EEG na slaaponthouding. Deze techniek draagt daarom bij aan een efficiëntere, kosteneffectievere en patiëntvriendelijkere vroege diagnose van epilepsie.” Pauly wijst daarbij nadrukkelijk op het woord ‘we’. “Dit project wordt onder andere gefinancierd uit het Innovatiefonds Zorgverzekeraars. We werken nauw samen met het VU Medisch Centrum in Amsterdam - waar het MEG-centrum is gevestigd -, het Universitair Medisch Centrum Utrecht en de Universiteit Maastricht.” M eer waard e b ewe z e n Tegelijkertijd loopt er vanaf 2010 een grootschalig wetenschappelijk, innovatief onderzoek naar het in beeld brengen van epileptische netwerken met behulp van
25
beeldvormende technieken. “Functionele MRI is in combinatie met EEG een krachtig instrument voor planning van diepteregistraties en heeft daardoor meerwaarde. Maar juiste deze combinatie is nog vatbaar voor verbeteringen,” aldus Pauly. ”Dit onderzoek wordt gefinancierd door de Europese Unie, waarbij voor Kempenhaeghe de toepassingen en combinatiemogelijkheden van EEG en functionele MRI centraal staan. Daarvoor werken we onder andere samen met Philips Healthcare in Best, de Universiteit van Debrecen in Hongarije en met G.tec medical engineering GmBH uit Graz in Oostenrijk. Inmiddels zijn we zover dat functionele MRI in combinatie met EEG geïmplementeerd wordt voor klinische toepassing in het kader van préchirurgisch evaluatieonderzoek.” Den k en i n o pl o ssi nge n Hier buigt promovendus ir. Kees Hermans zich de komende jaren over. Hij startte in 2013 met zijn vierjarig onderzoek om de gelijktijdige fMRI en EEG betrouwbaarder en patiëntvriendelijker te maken. “We weten dat er artefacten ontstaan bij de gelijktijdige registratie van een EEG en MRI. Ik wil onderzoeken met welke technische oplossingen deze ‘ruis’ wordt verminderd. Daarmee verbeteren we de kwaliteit van het onderzoek en kunnen we tot een nauwkeuriger lokalisatie van de epilepsiehaard komen. Dan wordt de interpretatie van de gegevens gemakkelijker én betrouwbaarder en kan deze techniek geïmplementeerd worden in de klinische praktijk.” Daarbij denkt Kees graag al in mogelijke oplossingen. “Een oplossingsstrategie kan zijn om software te ontwikkelen die met behulp van specifieke algoritmes de artefacten uit de onderzoeksdata verwijdert. Een andere mogelijkheid is een hardware oplossing, waarbij het EEG in twee verschillende lagen om het hoofd wordt gemeten. Hierbij wordt een referentie signaal afgetrokken van het EEG-signaal om de artefacten te verwijderen. En misschien is een combinatie van beide wel de beste optie!”
Wie, wat en waarom?
Dr. Pauly Ossenblok is als medisch fysicus verbonden aan het Academisch Centrum voor Epileptologie. Zij is ook senior onderzoeker bij de faculteit Biomedische Technologie van de Technische Universiteit Eindhoven. Bij Kempenhaeghe leidt zij diverse onderzoeken naar diagnostiek van epilepsie met behulp van EEG, MEG en MRI. Einddoel van dit innovatie-onderzoek is de totstandkoming van een Diagnose Behandel Combinatie voor onderzoek met EEG, MEG en MRI. Natuurkundige en promovendus ir. Kees Hermans o nderzoekt hoe met co- registratie van functionele MRI en EEG meer duidelijkheid kan worden verkregen over de lokalisatie van de bron van een epileptische aanval en de hersennetwerken die daarbij een rol spelen.
26
Pau ly ossenblok:
“We leggen een link tussen de klinische praktijk en technologische innovaties.”
27
Ta ma r van Veenen daal :
“Je begint echt bij nul en zoekt naar nieuwe wegen, dat is uitdagend.”
28
5.
ir. Tamar van Veenendaal & prof. dr. Bert Aldenkamp
Onderzoek imaging/beeldvorming MRI en cognitie bij epilepsie
Biedt MRI perspectief op verklaringen voor cognitieve bijwerkingen van anti-epileptica? Dat is de vraag waar promovenda ir. Tamar van Veenendaal antwoord op hoopt te vinden. Het is bekend dat cognitieve bijwerkingen bij het gebruik van anti-epileptica vaak voorkomen en dat ze ook nog eens het minste door patiënten worden getolereerd. Maar nooit eerder is onderzocht of deze bijwerkingen metabolisch te verklaren zijn en of zij met behulp van MRI-technieken zichtbaar gemaakt kunnen worden.
“Veilig medicatiebeleid is een speerpunt bij Kempenhaeghe. Daar sluit dit onderzoek naadloos op aan. We weten eigenlijk niets over de oorzaken van cognitieve bijwerkingen. Juist dat maakt dit onderzoek heel spannend. Tegelijkertijd is het onderzoek enorm relevant,” vindt professor Bert Aldenkamp. “Elke neuroloog kent uit eigen praktijk chronische epilepsiepatiënten die vanwege de cognitieve bijwerkingen stoppen met hun medicatie. Onze ziekenhuisapotheker dr. Hans-Peter Bootsma toonde dit ook objectief aan met zijn proefschrift ‘New anti-epileptic drugs in pharmacoresistant epilepsy’. De vraag is waarom deze bijwerkingen optreden en of die uit metabolismen verklaard kunnen worden.” S tof tot nad en k e n Daar ligt een belangrijke taak voor biomedisch technoloog ir. Tamar van Veenendaal. “Met beeldvormende technieken brengen we op diverse manieren het functioneren van hersennetwerken in beeld. Eén van die technieken is spectroscopie, waarbij je moleculen zichtbaar maakt met behulp van de sterke magnetische pulsen van een MRI-scanner. De overkoepelende onderzoeksvraag is of er met behulp van MRI aanwijzingen te vinden zijn voor metabolische mechanismen die cognitieve bijwerkingen kunnen
29
v erklaren. Daarvoor analyseer ik de data van patiënten met chronische epilepsie. Daarnaast onderzoek ik of je met spectroscopie concentraties van twee neurotransmitters in de hersenen valide kunt meten. Dat geeft veel stof tot nadenken. Je staat voor een technische uitdaging én moet terdege rekening houden met de praktische uitvoerbaarheid.” Valide me e tme tho de Tamar startte in 2013 met haar onderzoek en beseft dat ze nog geen clou heeft wat in 2017 de uitkomsten zullen zijn. “We beginnen echt bij nul. Toch zijn er wel enkele aanknopingspunten. Ik concentreer me momenteel op het valideren van een al bestaande meetmethode voor de neurotransmitters GABA en glutamaat. We weten dat veel anti-epileptica invloed uitoefenen op deze stoffen in de hersenen om zo epileptische aanvallen te ‘blokkeren’. De vraag is of een bepaalde concentratie van deze stoffen ook een rol speelt in het optreden van cognitieve bijwerkingen. Dat kun je pas beoordelen als je die concentratie nauwkeurig kunt meten. Dat kan nu al wel, maar daarvoor moet je de MRI-instellingen steeds wijzigen. Dat is tijdrovend en patiëntonvriendelijk. Deze praktische bezwaren hoop ik in mijn onderzoek op te lossen. Daarnaast onderzoek ik welke van twee bestaande meetmethodes het meest geschikt is om glutamaatconcentraties in de hersenen te bepalen. Dat is een spannende en uitdagende zoektocht, maar beslist de moeite waard. Ik vind het mooi dat ik vanuit mijn technische expertise kan bij dragen aan een prettiger onderzoek én leven van epilepsiepatiënten.”
Wie, wat en waarom?
Prof. dr. Bert Aldenkamp is hoofd van de Gedragswetenschappelijke Dienst van Kempenhaeghe, bijzonder hoogleraar epilepsie aan de Universiteit van Maastricht en deeltijdhoogleraar ‘Cognition and Imaging in Epilepsy’ aan de faculteit Electrical Engineering van de Technische Universiteit Eindhoven. Hij leidt diverse onderzoeken naar de lange-termijn-effecten van chronische epilepsie. Eén daarvan is dit duo promotieonderzoek naar cognitieve bijwerkingen van anti-epileptica (zie ook pagina 9). Biomedisch technoloog ir. Tamar van Veenendaal is vanuit het Maastricht UMC+ als promovenda aan dit onderzoek verbonden. Zij onderzoekt of er een correlatie is tussen de concentratie van bepaalde stoffen in hersennetwerken en optredende bijwerkingen, zoals concentratiestoornissen en geheugenproblemen. Daarnaast onderzoekt zij of en hoe MRI als valide meetmethode voor de concentraties van deze stoffen gehanteerd kan worden.
30
bert aldenkamp:
“Dit onderzoek is een spannende zoektocht waarvan je niet weet waar je uitkomt.”
31
Ben W i j n en en::
“We maken meetbaar wat de effectiviteit van zelfmanagement is.”
32
6. drs. Ben wijnen, Loes Leenen (MANP) & dr. Marian Majoie
Onderzoek zelfmanagement interventie leven met epilepsie (ZMILE)
Wat is zelfmanagement bij patiënten met refractaire epilepsie waard? Die vraag staat centraal bij het onderzoek naar de mogelijkheden, kosten en opbrengsten van zelfmanagement bij mensen met moeilijk instelbare epilepsie. Deze patiënten kampen vaak met lichamelijke en sociale beperkingen. Ze moeten zelf een balans leren vinden tussen hun beperkingen en hun mogelijkheden. Daarvoor moeten zorgverleners hen wel goede gereedschappen in handen geven. Het ZMILE-onderzoek moet blootleggen welke gereedschappen dat zijn, hoe je ze het beste kunt inzetten en wat ze opleveren.
Dat zelfmanagement meerwaarde heeft voor deze groep epilepsiepatiënten staat voor verpleegkundig specialist Loes Leenen vast. “In 2009 behaalde ik met mijn afstudeerscriptie over een digitale aanvalskalender de master Advanced Nursing Practice. Sinds die tijd zijn er meerdere e-health toepassingen voor epilepsiepatiënten gekomen. Een mooi voorbeeld is de mede door Kempenhaeghe ontwikkelde app Eppy. Maar het effect en de waarde van dergelijke toepassingen én van zelfmanagement in een breder kader is nog nooit onderzocht. Ook is nog niet wetenschappelijk vastgesteld welke zelfmanagementtechnieken bijdragen aan een betere levenskwaliteit. Daar moet dit onderzoek antwoord op gaan geven. Pas dan kan zelfmanagementtraining als evidence based interventie worden ingezet.” K l in is ch en econo mi sch De waarde van zelfmanagement kan voor de individuele patiënt hoog zijn. “Bijvoorbeeld omdat hij meer gestructureerd gaat leven en daardoor minder aanvallen krijgt. Maar ook omdat hij doelen durft te stellen, zijn chronische ziekte beter in zijn leven inpast of omdat hij actiever met zijn arts zijn vragen en wensen durft te bespreken,” legt neuroloog dr. Marian Majoie uit. Die verbeteringen in levenskwaliteit zijn een grote opbrengst, maar welke waarde verbind je hieraan? Die vraag staat voor drs. Ben Wijnen
33
in het ZMILE-onderzoek centraal. Vanuit Maastricht University is hij betrokken bij het bepalen van de kosteneffectiviteit van zelfmanagement. “We hanteren een speciaal meetsysteem dat de stijging van levenskwaliteit economisch waardeert. Zo kunnen we kosten en baten afwegen en de effectiviteit van zelfmanagement berekenen. Uiteraard spelen daarbij vele andere kostenaspecten een rol. Zo kan het vergroten van de zelfstandigheid, het verhogen van de medicatietrouw of het toepassen van e-health zorgen voor een daling van specialistische consulten of begeleiding. Kostenbewustzijn wordt steeds belangrijker in de medische sector. We hopen met dit onderzoek gedegen handvatten te krijgen om de zorg voor refractaire epilepsiepatiënten te verbeteren en de kosten in de hand houden.” Meten i s w e te n Daarvoor worden de komende tijd 100 patiënten gevraagd om aan het ZMILE- onderzoek deel te nemen. De helft vormt de interventiegroep, die een cursus zelf management gevolgd heeft of gaat volgen. Zij vullen na 3, 6, 9 en 12 maanden een uitgebreid pakket van gevalideerde vragenlijsten in. De andere helft vormt de controlegroep. Deze groep vult na 3 en 6 maanden de vragenlijsten in. In 2016 moeten alle data geanalyseerd en geïnterpreteerd zijn. “Dan moet helder en transparant zijn hoe zelfmanagement bij patiënten met therapieresistente epilepsie bijdraagt aan een betere levenskwaliteit. Tegelijkertijd geven we de al bestaande praktisch georiënteerde initiatieven een wetenschappelijk fundament. Dat opent de deur om vanuit onze expertise zelfmanagement gestructureerd in te bedden in de behandelrichtlijnen van epilepsiepatiënten, binnen én buiten Kempenhaeghe.”
Wie, wat en waarom?
Dr. Marian Majoie is projectleider van het onderzoek Zelfmanagement Interventie Leven Met Epilepsie (ZMILE-studie). Ze is als neuroloog verbonden aan het Academisch Centrum voor Epileptologie. Daarnaast is zij onder meer coördinator van de onderzoeksgroep Geneesmiddelen van Kempenhaeghe. Loes Leenen (MANP) is verpleegkundig specialist en promovenda bij Kempenhaeghe. Binnen dit onderzoek focust zij op de klinische effecten van de studie. Drs. Ben Wijnen stelt binnen dit onderzoek de kosteneffectiviteit van zelfmanagement centraal. Hij is werkzaam bij het Health Technology Assesment (HTA) van Maastricht University. Het onderzoek is in september 2013 gestart en wordt naar verwachting in 2016 afgerond. Dan moet wetenschappelijk bekend zijn of, wat en hoe zelf management bijdraagt aan een betere levenskwaliteit van patiënten met therapieresistente epilepsie.
34
Lo es leenen:
“Evidence-based practice geeft degelijke handvatten voor zelfmanagement.”
35
M a r i a n m ajo ie:
“Met dit onderzoek willen we een brug slaan tussen expertise en praktijk.”
36
37
Lo ui s Wag ner :
“De zoektocht naar de kern van de zaak is fascinerend.”
38
7. drs. Louis Wagner & prof. dr. Paul Boon
Europees onderzoek Deep Brain Stimulation (DBS) bij refractaire epilepsie
Diepgaand onderzoek naar innovatieve behandelmethode Een goed alternatief bieden aan patiënten met refractaire epilepsie die onvoldoende reageren op een medicinale behandeling. Dat is een speerpunt in het beleid van het Academisch C entrum voor Epileptologie (ACE), het strategische samen werkingsverband tussen Kempenhaeghe en Maastricht UMC+. Bij ongeveer 30% van de epilepsiepatiënten lukt het niet om met medicatie de aanvallen voldoende onder controle te krijgen. Zij komen in aanmerking voor een préoperatieve screening, waarbij wordt afgewogen of operatieve verwijdering van de epilepsiehaard mogelijk is. Maar in meer dan 50% van de gevallen is chirurgie geen optie. De komende jaren loopt een Europees onderzoek over de vraag of Deep Brain Stimulation (DBS) voor deze patiënten uitkomst kan bieden. De eerste resultaten zijn zeer hoopgevend.
“Bij DBS wordt de voorste kern van de thalamus elektrisch gestimuleerd. Uit Amerikaans onderzoek is gebleken dat deze behandeling bij ongeveer 40% van de patiënten effectief is, omdat er een aanvalsreductie van meer dan 50% optreedt,” legt professor Paul Boon uit. Dit komt tot dusverre overeen met de eerste bevindingen van de Europese MORE-studie (Medtronic Observational Registry in Epilepsy), waarbij DBS-patiënten uit diverse landen langdurig worden gevolgd. In Kempenhaeghe zijn inmiddels tien patiënten in deze studie opgenomen. “Daarmee neemt ons centrum een vooraanstaande plek in bij het onderzoek. Maar we hebben niet zoveel informatie over het waarom van dit positieve resultaat. Er valt dus nog heel wat te onderzoeken!” D i ep g aand onder z o e k Het Europese onderzoek is in alle opzichten diepgaand. “Bij DBS gaat het om neuromodulatie diep in de hersenen,” legt neuroloog drs. Louis Wagner uit. “Dat is het grote verschil met de al langer toegepaste NVS-behandeling, waarbij de nervus vagus in de
39
hals elektrisch gestimuleerd wordt om aanvallen te verminderen. Bij DBS wordt de thalamus rechtstreeks gestimuleerd. Dit deel van de hersenen lijkt de ‘schakelkast’ te zijn van waaruit een aanval zich in diverse hersennetwerken verspreidt. We nemen bij DBS dus niet de aanvalshaard weg, maar blokkeren met behulp van elektronische prikkels de verspreiding van de aanval. Essentieel voor een beter behandelresultaat is de exacte plaatsing van de elektrode in de thalamus. Mijn hypothese is dat bij patiënten die geen resultaat van deze behandeling hebben de elektrode wellicht niet op de juiste plaats ligt. Daarom participeer ik in het onderzoek naar specifieke EEG-signalen die via de ingebrachte elektroden verkregen worden. Daarmee zouden we de juiste plek van het implantaat beter kunnen bepalen. Dit doe ik als participant van de werkgroep Epilepsiechirurgie van het ACE. Daarnaast is een belangrijke vraagstelling welke patiëntengroep het beste op DBS reageert.” Ju is te i nste l l i ng Een andere hoofdlijn in het DBS-onderzoek richt zich op de juiste instelling van de neurostimulator. “We weten dat een hoogfrequente stimulatie een beter effect heeft dan een laagfrequente stimulatie,” vertelt Paul. “Maar er zijn ook aanpassingen in stroomsterkte, duur van de pulsen en de ‘duty cycle’ mogelijk. Dankzij de follow up van patiënten weten we dat het per patiënt zoeken is naar de juiste instellingen van de neurostimulator.” De inschatting van Louis is dat het gemiddeld een jaar duurt voordat DBS bij een individuele patiënt optimaal ingesteld is. “Daarbij is het fascinerend dat het effect van DBS toe lijkt te nemen naarmate de neurostimulator langer geïmplementeerd is. Maar dat betekent tegelijkertijd dat we nog een lange en boeiende weg moeten afleggen om alle vragen rondom deze hoopgevende behandeling te beantwoorden.”
Wie, wat en waarom?
Prof. dr. Paul Boon is directeur Onderzoek & Ontwikkeling van Kempenhaeghe en diensthoofd Neurologie bij het Universitair Ziekenhuis Gent. Daarnaast leidt hij het Laboratorium voor Klinische en Experimentele Neurofysiologie aan de Universiteit Gent en is hij voorzitter van de werkgroep Epilepsiechirurgie van het Academisch Centrum voor Epileptologie (ACE). Neuroloog drs. Louis Wagner, die gespecialiseerd is in epilepsiechirurgie, maakt eveneens deel uit van deze werkgroep Epilepsiechirurgie en leidt het klinisch onderzoek naar Deep Brain Stimulation (DBS) van het ACE. Het ACE neemt een vooraanstaande plek in bij een Europees onderzoek naar een effectieve behandeling en de lange-termijneffecten van DBS in de voorste kern van de thalamus.
40
Pau l B oo n:
“Neuromodulatie is een speerpunt in ons beleid.”
41
kim beerhorst:
“Dit onderzoek was aanleiding om de behandelrichtlijnen binnen Kempenhaeghe aan te passen.”
42
8. drs. Kim Beerhorst & drs. Francis Tan
Onderzoek osteoporose: lage botmineraaldichtheid bij refractaire epilepsie en verstandelijke beperking
Nieuwe inzichten in diagnostiek en behandeling van osteoporose Epilepsiepatiënten hebben een verhoogd valrisico. Tegelijkertijd is er bij langdurig gebruik van anti-epileptica een hoger risico op botontkalking en daarmee op botbreuken. Goede diagnostiek en behandeling van osteopenie - het voorstadium van osteoporose - en osteoporose draagt wezenlijk bij aan de veiligheid van epilepsiepatiënten. Maar hoe groot is dit probleem eigenlijk en hoe kun je patiënten met een verstandelijke b eperking het beste diagnosticeren en behandelen? Dat was in 2010 de onderzoeksvraag van promovenda drs. Kim Beerhorst. In 2014 geeft ze bij haar promotie een heleboel antwoorden.
Maar het belangrijkste antwoord is al in 2013 opgenomen in de richtlijnen voor epilepsiebehandeling. “Daarin staat de aanbeveling om epilepsiepatiënten vanaf vijftig jaar te screenen op osteopenie en osteoporose. Dat is een grote stap in de goede richting,” vindt Kim. “Al hoop ik dat deze screening beschikbaar komt voor alle epilepsiepatiënten die langer dan vijf jaar anti-epileptica gebruiken, want bij hen bestaat een reëel risico op botontkalking.” H o g e res pon s Toch is Kim heel blij met de richtlijn, omdat daarmee het risico op botontkalking erkend en herkend wordt. Ook haar begeleider drs. Francis Tan vindt dat een goede zaak. “Kim heeft wetenschappelijk en objectief onderbouwd dat botontkalking een groot risico vormt bij refractaire epilepsie. Daarnaast leverde haar promotiestudie veel interessante informatie op, waarmee we in de praktijk de patiëntenzorg hebben kunnen verbeteren.” Uiteraard is het Centrum voor Epilepsiewoonzorg van Kempenhaeghe daar gaandeweg het onderzoek al mee gestart. “205 van de 261 bewoners werkten mee aan het onderzoek. Een enorm hoge respons,” memoreert Francis. “Al deze bewoners ondergingen diagnostische onderzoeken om vast te stellen of en in welke mate hun
43
botmineraaldichtheid verlaagd was. Van 54 bewoners was al bekend dat zij botontkalking hadden. Maar 80% van de bewoners bleek een verlaagde botmineraaldichtheid te hebben: 32% had osteoporose en 48% leed aan osteopenie. Die hoge score was verrassend.” Gouden sta nda a rd Kim Beerhorst focuste allereerst op de diagnostiek. “De zogenoemde DXA-meting is - en blijft - de gouden standaard. Maar dit onderzoek is voor patiënten met een verstandelijke beperking belastend en bovendien vrij kostbaar. Daarom onderzocht ik of bloedonderzoek naar zogenoemde ‘bonemarkers’ in combinatie met een echo afdoende botontkalking aantoont. Deze werkwijze is namelijk patiëntvriendelijker en kosten effectiever. Het blijkt dat deze methodiek voor een eerste screening voldoet, maar dat een DXA-meting nodig blijft om de mate van botontkalking vast te stellen.” Daarnaast onderzocht Kim de behandeling van botontkalking. “Vitamine D- en calcium supplementen zijn aan te bevelen. Ook worden vaak bisfosfonaten voorgeschreven om verlies van botmassa te voorkomen. Maar die kunnen op langere termijn onwenselijke bijwerkingen hebben, zoals een verhoogd risico op dijbeenfracturen. Belasting van botten en spieren verhoogt de weerstand van botten. Daarom hebben we een pilot gedaan waarbij bewoners van Kempenhaeghe met een powerplate trainen om zo met vibraties de botopbouw in het lichaam stimuleren. Het is nog te vroeg om te zeggen of dit een succesvolle behandeling is. Kempenhaeghe zoekt dus nog naar andere praktische oplossingen. Dat vind ik ook wel mooi aan deze studie. Het was voor mij figuurlijk gesproken ook vallen en opstaan. Maar door vol te houden heb ik bijgedragen aan meer kennis en aandacht voor ‘botontkalking’ bij epilepsiepatiënten. En daar ben ik trots op.”
Wie, wat en waarom?
Drs. Francis Tan is hoofd Behandeling bij het Centrum voor Epilepsiewoonzorg van Kempenhaeghe. Daarnaast is hij onder meer coördinator van de onderzoeksgroep Chronische epilepsie en verstandelijke beperking. Hij begeleidde promovenda drs. Kim Beerhorst tijdens een grootscheeps onderzoek naar osteoporose bij refractaire epilepsiepatiënten met een verstandelijke beperking. Hoofdvraag was of en hoe vaak een lage botmineraaldichtheid bij deze patiëntengroep voorkomt. Daaruit voortvloeiend onderzocht Kim of er patiëntvriendelijker en kosten efficiëntere d iagnostische methoden zijn en welke behandelmethoden geschikt zijn voor deze patiëntengroep.
44
Francis tan:
“Er is dankzij dit onderzoek veel in beweging gezet.”
45
M er e l va n Gil s t:
“Met dit onderzoek helpen we de wetenschap én de individuele patiënt.”
46
9. drs. Merel van Gilst & dr. Sebastiaan Overeem
Onderzoek slaapstoornissen bij Parkinson:
Puzzelen op het hoe en waarom van ‘sleep benefit’ bij Parkinsonpatiënten 60 tot 90% van de Parkinsonpatiënten kampt met ernstige slaapstoornissen. Tegelijkertijd functioneert meer dan een derde van de patiënten naar eigen zeggen na de nachtelijke slaap tijdelijk beter. Deze ‘sleep benefit’ staat centraal in het o nderzoek van promovenda drs. Merel van Gilst. Samen met dr. Sebastiaan Overeem hoopt ze te achterhalen of, wanneer en hoe slapen een verkwikkend effect heeft op Parkinsonpatiënten. Daarmee hopen zij dat artsen over enkele jaren de ‘slechte slapers’ slaapadviezen kunnen geven die heilzaam werken.
Dr. Sebastiaan Overeem onderzoekt al langer slaapstoornissen bij Parkinson. “Daarbij lag in eerste instantie de nadruk op ernstige nachtelijke slaapstoornissen, veroorzaakt door deze ziekte. Deze patiënten zie ik als somnoloog regelmatig in het Centrum voor Slaapgeneeskunde van Kempenhaeghe. Wat me intrigeerde is dat een groep patiënten aangeeft zich na de slaap tijdelijk beter te voelen en beter te kunnen bewegen. De logische vervolgvraag was hoe vaak deze ‘sleep benefit’ voorkomt en bij welke patiënten. S tap v oor s tap “Deze vragen lijken relatief eenvoudig, maar het antwoord is een complex verhaal,” zegt drs. Merel van Gilst. “Het fenomeen ‘sleep benefit’ bij Parkinson is al langer bekend. Maar onbekend was bij hoeveel patiënten dit effect optreedt. We wisten ook niet wanneer het effect optreedt, waarom mensen zich beter voelen en of dit een objectief gegeven of een subjectief gevoel is. Daarom hebben we 240 Parkinsonpatiënten gevraagd een vragenlijst in te vullen. Daaruit bleek dat 46% zich tijdelijk beter voelt na het slapen. Vervolgens hebben we een prospectieve studie gedaan met behulp van dagboeken, waarin patiënten precies bijhielden hoe het met hun Parkinsonsymptomen ging. Hieruit bleek dat dat 30% van de patiënten na de nachtelijke slaap tijdelijk subjectief beter functioneert. Deze patiënten waren relatief jonger, maar hadden al langer Parkinson en gebruikten meer medicatie dan de patiënten die geen ‘sleep bene-
47
fit’ beschreven. De volgende stap was om te onderzoeken of deze verbetering ook objectief meetbaar is. Daarom hebben we zestig patiënten in het slaapcentrum van Kempenhaeghe onderzocht. Twintig patiënten rapporteerden dat ze geen ‘sleep benefit’ ervaren, twintig patiënten wel en de overige twintig vormde de controlegroep. Naast nachtelijk onderzoek werd ook het effect van een middagdutje gemeten. Dankzij de schitterende voorzieningen van het opnamecentrum - zoals de eenpersoonskamer met hoogwaardige meetapparatuur - verzamelden we veel objectieve onderzoeksdata over de slaapopbouw, - kwaliteit en -intensiteit. Momenteel analyseer ik deze data.” Patron e n o ntde kke n Merel en Sebastiaan hopen dat die data-analyse een patroon laat zien. “Bijvoorbeeld of en hoe een middagdutje ’sleep benefit’ kan opleveren. Maar ook hoe lang dat positieve effect aanhoudt en of dit optreedt bij iedereen of alleen bij een groep met bepaalde kenmerken.” Om daar goed antwoord op te geven, moeten patiënten langer gevolgd worden. “Daarom willen we deze mensen langere tijd thuis gaan ‘bemeten’. We werken samen met de Technische Universiteit Eindhoven om met behulp van geavanceerde videoanalyse in de thuissituatie de motoriek van patiënten in relatie tot hun slaap te kunnen meten. Dat wordt de volgende stap in ons onderzoek. Uiteindelijk kunnen we met onze antwoorden een steentje bijdragen aan de wetenschap. Maar we hopen natuurlijk vooral dat het leidt tot een beter leven van de individuele Parkinsonpatiënt.”
Wie, wat en waarom?
Dr. Sebastiaan Overeem is als arts-somnoloog werkzaam bij Kempenhaeghe. Ook is hij als universitair docent verbonden aan de afdeling Neurologie van het Nijmeegse Radboud Universitair Medisch Centrum, waar hij de veelomvattende onderzoekslijn ‘Slaapstoornissen bij neurodegeneratieve aandoeningen’ coördineert. Drs. Merel van Gilst is promovenda bij diezelfde afdeling. Hun onderzoek naar ‘sleep benefit’ bij Parkinsonpatiënten startte in 2011 en wordt in 2016 afgerond. Doel is om te ontdekken of bepaalde slaappatronen het functioneren van Parkinsonpatiënten verbetert en daarbij behorende behandeladviezen op te stellen.
48
Sebasti aan Overeem:
“De vraag waarom slaap verkwikkend is, intrigeert me.”
49
Ja n n ek e Peijn enbo r gh:
“Dit project is uitermate leerzaam voor onderzoekers én kinderen.”
50
10. drs. Janneke Peijnenborgh & dr. Jos Hendriksen
Onderzoek naar tijdsbesef bij kinderen met een neurologische leer- of ontwikkelingsstoornis
Tijdsbesef is wezenlijk om goed te kunnen plannen en structureren Die overtuiging ligt ten grondslag aan het onderzoek van promovenda drs. Janneke Peijnenborgh. Zij bestudeert of en welke verschillen er zijn in het tijdsbesef bij’ ‘gezonde’ kinderen en kinderen met een neurologische leer- of ontwikkelingsstoornis. Dat vormt de basis voor een training tijdsbesef waardoor kinderen beter plannen en structureren.
Daarmee geeft dit unieke onderzoek een heel andere dimensie aan zijn vakgebied, vindt senior onderzoeker en begeleider dr. Jos Hendriksen. “Kinderen met neurologische leer- of ontwikkelingsstoornissen hebben vaak moeite met het onthouden en uitvoeren van opdrachten en in het verlengde daarvan met het plannen en organiseren van taken. De laatste jaren zijn werkgeheugentrainingen sterk in opkomst. In 2013 heeft Kempenhaeghe een review studie afgerond naar het effect van deze trainingen, die overigens positief lijken te zijn bij kinderen met leerproblemen. Maar mijn overtuiging is dat we deze kinderen nog beter kunnen ondersteunen door op analoge wijze hun tijdsbesef te trainen. Tijdsperceptie is namelijk fundamenteel voor het cognitief en sociaal functioneren. Het helpt een kind om taken te kunnen overzien, betere leerprestaties te halen en om ‘in lijn’ met zijn omgeving te functioneren. Dit onderzoek is overigens uniek in zijn soort.” P i on ieren Dat betekent ook dat promovenda drs. Janneke Peijnenborgh moet pionieren. “Daarom zijn we in 2012 gestart met het verzamelen van data over tijdsbesef bij ‘gemiddelde’ kinderen en kinderen met een neurologische leer-/ontwikkelingsstoornis. We hebben bij drie reguliere bassischolen vragenlijsten over tijdsbesef uitgezet. We weten namelijk dat bijvoorbeeld kinderen met ADHD meer moeite hebben met tijdsoriëntatie. Maar het is onbekend of dat komt doordat de ontwikkeling en totstandkoming van tijdsbesef bij
51
kinderen met een leer- /ontwikkelingsstoornis tussen de 4 en 8 jaar anders verloopt. Als we weten of en welke verschillen er zijn, weten we ook wat we moeten trainen. Dat vormt weer de basis om een praktische training voor tijdsbesef te ontwikkelen.” Diag no sti sche ga me Dat is een flinke puzzel, waar Janneke tot 2017 de tijd voor krijgt. Maar al in 2014 werd een mijlpaal bereikt. Onlangs werd een speciaal voor dit onderzoek ontwikkelde diagnostische computergame opgeleverd. “Een mooie prestatie, die we samen met de afdeling Designed Intelligence van de faculteit Industrial Design van de Technische Universiteit Eindhoven leverden,” vindt Jos. “Met de game verzamelen we allerlei data, onder andere hoe lang een kind over een taak doet, waar het naar kijkt, hoe lang het focust en hoe gestructureerd het spel wordt gespeeld. Die schat aan informatie helpt ons om meer te weten te komen over tijdsbesef bij kinderen.” Bij de ontwikkeling van de game is heel goed ingespeeld op de wensen van de wetenschappers, maar óók op die van kinderen. “Het computerspel prikkelt kinderen om sterren te verzamelen. Maar dan moeten ze wel de bewust ingebouwde afleidingsmanoeuvres weerstaan of overwinnen,” vertelt Janneke. “Uiteraard is tijdsbesef een wezenlijk aspect van de spelopdrachten. We meten de oogbewegingen van de speler en leggen vast hoe vaak en hoe lang een kind het scherm aanraakt. Zo verzamelen we heel veel informatie over hoe kinderen het spel aanpakken en spelen. Juist dat is van grote diagnostische waarde. Uiteindelijk vormen onze bevindingen de basis om een training te ontwikkelen waarmee kinderen in een virtual reality hun tijdsbesef kunnen oefenen.”
Wie, wat en waarom?
Dr. Jos Hendriksen werkt als klinisch neuropsycholoog/klinisch psycholoog bij de Gedragswetenschappelijke Dienst van Kempenhaeghe. Daarnaast is hij programmaleider van het Centrum voor Neurologische Leer- en ontwikkelingsstoornissen van Kempenhaeghe. Hij begeleidt als praktijkopleider GZ-psychologie drs. Janneke Peijnenborgh, die bij Kempenhaeghe werkt als GZ-psycholoog in opleiding. Als promovenda onderzoekt zij of en hoe het trainen van tijdsbesef bij kinderen bijdraagt aan beter cognitief presteren en algeheel functioneren.
52
jos hendri ksen:
“Dit onderzoek geeft ons vakgebied een nieuwe dimensie.”
53
54
Afgeronde PhD-studies en lopende onderzoeken promovendi
55
Afgeronde PHD-studies dr. Marlien Aalbers: Inflammation & stimulation Universiteit Maastricht, 7 december 2012 promotoren: prof. dr. J.S.H. Vles, prof. dr. M.H.V. de Baets copromotoren: dr. G. Hoogland, dr. H.J.M. Majoie dr. Nynke Bodde: Psychogenic non-epileptic seizures: a separate disorder or part of a continuüm? Universiteit Maastricht, 31 oktober 2013 promotoren: prof. dr. R.J. van Oostenbrugge, prof. dr. K.E.J. Vonck copromotoren: dr. R.H.C. Lazeron, dr. A.J.A. de Louw dr. Hilde Braakman: Imaging the brain. Neuronal correlates of cognitive impairment in children with frontal lobe epilepsy Universiteit Maastricht, 14 juni 2013 promotoren: prof. dr. A.P. Aldenkamp, prof. dr. J.S.H. Vles copromotoren: dr. ir. W.H. Backes, dr. P.A.M. Hofman dr. ir. Petra van Houdt: Simultaneous EEG and functional MRI. A non-invasive tool in the presurgical evaluation of focal epilepsy Vrije Universiteit Amsterdam, 10 januari 2013 promotoren: prof. dr. ir. R.M. Verdaasdonk, prof. dr. P.A.J.M. Boon copromotoren: dr. P.P.W. Ossenblok, dr. J.C. de Munck dr. Saskia van Liempt: Sleep disturbances and post-traumatic stress disorder; a perpetual circle? Universiteit Utrecht, 21 juni 2012 promotoren: prof. dr. R.S. Kahn, prof. dr. J.B.A.M. Arends copromotor: dr. E. Vermetten dr. Geke Overvliet: Rolandic epilepsy, unraveling benign Universiteit Maastricht, 21 september 2012 promotoren: prof. dr. A.P. Aldenkamp, prof. dr. J.S.H. Vles copromotoren: dr. ir. W.H. Backes, dr. J.G. Hendriksen dr. Maarten Vaessen: The graphity of cognitive problems in epilepsy Universiteit Maastricht, 29 maart 2012 promotor: prof. dr. A.P. Aldenkamp copromotoren: dr. ir. W.H. Backes, dr. P.A.M. Hofman
56
Afgeronde PhD-studies van medewerkers van Kempenhaeghe die gepromoveerd zijn op andere expertisegebieden. dr. Hennie Janssen: Vitamin D and muscle function in older people Universiteit Utrecht, 28 januari 2014 promotor: prof. dr. ir. Y.T. van der Schouw copromotoren: dr. M.H. Emmelot-Vonk, dr. H.J.J. Verhaar
57
lopende onderzoeken promovendi drs. J.M. van Andel Home-based, multimodal detection of nocturnal seizures promotoren: prof. dr. C.B. Roes, prof. dr. J.B.A.M. Arends copromotor: dr. F.S.S. Leijten gepland jaar van promotie: 2014 drs. E.M. Barendse Study on working memory in adolescents with autism in the Netherlands promotoren: prof. dr. A.P. Aldenkamp, prof. dr. R.P.C. Kessels copromotoren: dr. M.P.H. Hendriks, dr. J.F.A. Jansen gepland jaar van promotie: 2014 drs. K. Beerhorst Effects of long term use of anti-epileptic drugs on bone metabolism promotor: prof. dr. A.P. Aldenkamp copromotoren: dr. P. Verschuure, prof. dr. R.J. van Oostenbrugge gepland jaar van promotie: 2014 ir. R.M.H. Besseling Brain wiring and neuronal dynamics/advances in MR imaging of focal epilepsy promotor: prof dr A.P Aldenkamp copromotoren: prof. dr. ir. W.H. Backes, dr. J.F.A. Jansen gepland jaar van promotie: 2014 drs. Z. Bouman Adaptation, standardization and validation of the Dutch version of the Wechsler Memory Scale - fourth edition promotoren: prof. dr. A.P. Aldenkamp, prof. dr. R.P.C. Kessels copromotor: dr. M.P.H. Hendriks gepland jaar van promotie: 2015 drs. L. Breuer Neurodegeneration and early ageing in epilepsy promotor: prof. dr. A.P. Aldenkamp gepland jaar van promotie: 2018 drs. A.J. Colon MMIND-E: MEG and MRI in diagnosis of epilepsy promotor: prof. dr. P.A.J.M. Boon copromotoren: dr. P.A.M. Hofman, dr. P.W.W. Ossenblok gepland jaar van promotie: 2014
58
drs. S.C.M. Ebus Interictal epileptiform activity and clinical correlations promotoren: prof. dr. A.P. Aldenkamp, prof. dr. J.B.A.M. Arends, prof.dr. P.A.J.M. Boon gepland jaar van promotie: 2015 drs. N. Gosens Mitochondrial dysfunction in refractory epilepsy promotoren: prof. dr. A.P. Aldenkamp, prof. dr. J.S.H. Vles copromotoren: dr. R.P.W. Rouhl, dr. G. Hoogland gepland jaar van promotie: 2016 drs. F. Guo Functional and structural analysis of brain network connectivity as tools to locate epileptic seizures promotoren: prof. dr. ir. B.M. ter Haar Romeny, prof. dr. P.A.J.M.Boon copromotoren: dr. P.P.W. Ossenblok, dr. A. Vilanova gepland jaar van promotie: 2017 ir. K.H.M. Hermans Pre-surgical functional mapping by EEG and fMRI in epilepsy promotoren: prof. dr. P.A.J.M. Boon, prof. dr. R.M. Verdaasdonk copromotoren: dr. P.P.W. Ossenblok, dr. J.C. de Munck gepland jaar van promotie: 2017 drs. D.M. IJff Cognitive effects of anti-epileptic drug treatment promotor: prof. dr. A.P. Aldenkamp copromotoren: dr. H.J.M. Majoie, dr. J.F.A. Jansen, dr. R.H.C. Lazeron gepland jaar van promotie: 2017 drs. R.J.A. de Kinderen Economic aspects of epilepsy promotoren: prof. dr. mr. S.M.A.A. Evers, prof. dr. A.P. Aldenkamp copromotoren: dr. H.J.M. Majoie, dr. D. Postulart gepland jaar van promotie: 2014 drs. S. Klinkenberg VNS effects and side-effects promotoren: prof. dr. J.S.H. Vles, prof. dr. A.P. Aldenkamp copromotor: dr. H.J.M. Majoie gepland jaar van promotie 2014
59
drs. S.J.M. van der Kruijs Physiological characteristics of psychogenic non-epileptic seizures promotoren: prof. dr. A.P. Aldenkamp, prof. dr. K.E.J. Vonck copromotoren: dr. J.F.A. Jansen, dr. A.J.A. de Louw gepland jaar van promotie: 2014 drs. M. van de Laar Personality traits in chronic insomnia promotor: prof. dr. D.A.P. Pevernagie copromotor: dr. S. Overeem gepland jaar van promotie: 2014 L.A.M. Leenen, MANP Self-management in people with epilepsy promotoren: prof. dr. mr. S.M.A.A. Evers, prof. dr. C.M. Heugten copromotor: dr. H.J.M. Majoie gepland jaar van promotie: 2016 drs. M. Louter Nocturnal sleep disorders in Parkinson’s disease, a focus on nocturnal movements promotoren: prof. dr. B.R. Bloem, prof. dr. D.A.P. Pevernagie copromotoren: dr. S. Overeem, prof. dr. J.B.A.M. Arends gepland jaar van promotie: 2014 drs. J.C.A.W. Peijnenborgh Time awareness and working memory in children with neurological learning disabilities: diagnostic and therapeutic implications promotoren: prof. dr. J.S.H. Vles, prof. dr. A.P. Aldenkamp copromotor: dr. J.G.M. Hendriksen, dr. P.P.M. Hurks gepland jaar van promotie: 2017 ir. A. Sazonov Epileptic seizure detection promotoren: prof. dr. J.B.A.M. Arends, prof. dr. ir. J.W.M. Bergmans copromotoren: dr. ir. P.A.M. Griep, dr. ir. P.J.M. Cluitmans, prof. dr. P.A.J.M. Boon gepland jaar van promotie: 2015 drs. F. Snoeijen - Schouwenaars Treatment and prevention of osteoporosis in chronic epilepsy promotor: prof. dr. A.P. Aldenkamp gepland jaar van promotie: 2018
60
drs. J. van Tuijl Post-stroke epilepsy promotoren: prof. dr. A.P. Aldenkamp, prof. dr. R.J. van Oostenbrugge copromotoren: dr. R.P.W. Rouhl, dr. L. van Raak gepland jaar van promotie: 2015 drs. N.L.E. Vandenbussche Assessment of respiratory effort during sleep: esophageal pressure versus noninvasive techniques promotor: prof. dr. D.A.P. Pevernagie copromotor: dr. S. Overeem gepland jaar van promotie: 2018 ir. T.M. van Veenendaal Neurotransmitter metabolism of cognitive adverse events of antiepileptic drugs promotoren: prof. dr. A.P. Aldenkamp, prof. dr. ir. W.H. Backes copromotoren: dr. J.F.A. Jansen, dr. P.A.M. Hofman gepland jaar van promotie: 2017 ir. L. Wang Monitoring of non-convulsive seizure states of epilepsy promotor: prof. dr. ir. B. de Vries copromotor: prof. dr. J.B.A.M. Arends gepland jaar van promotie: 2017 drs. B.F.M. Wijnen Economic-evaluation and patient-based preference in epilepsy promotor: prof. dr. mr. S.M.A.A. Evers copromotor: dr. H.J.M. Majoie gepland jaar van promotie: 2018
61
62
PUBLICATIES
63
publicaties Pub lica ti e s i n i nte r na ti o na l pe e r-re vie w e d jo u r n a ls • Aalbers MW, Klinkenberg S, Rijkers K, Verschuure P, Kessels A, Aldenkamp A, Vles J, Majoie M. The Effects of Vagus Nerve Stimulation on Pro- and Anti-Inflammatory Cytokines in Children with Refractory Epilepsy: An Exploratory Study. Neuroimmunomodulation 2012; 19(6): 352-358. • Barendse EM, Hendriks MP, Jansen JF, Backes WH, Hofman PA, Thoonen G, Kessels RP, Aldenkamp AP. Working memory deficits in high-functioning adolescents with autism spectrum disorders: neuropsychological and neuroimaging correlates. J Neurodev Disord 2013; 5(1): 14. • Beerhorst K, Schouwenaars FM, Tan IY, Aldenkamp AP. Epilepsy: fractures and the role of cumulative antiepileptic drug load. Acta Neurol Scand 2012; 125(1): 54-59. • Beerhorst K, Tan IY, De Krom M, Verschuure P, Aldenkamp AP. Antiepileptic drugs and high prevalence of low bone mineral density in a group of inpatients with chronic epilepsy. Acta Neurol Scand 2013; 128(4): 273-280. • Beerhorst K, Tan J, Tan IY, Verschuure P, Aldenkamp AP. Dual-energy X-ray absorptiometry versus quantitative ultrasonography in diagnosing osteoporosis in patients with refractory epilepsy and chronic antiepileptic drug use. Ther Adv Musculoskelet Dis 2013; 5(2): 59-66. • Beerhorst K, van der Kruijs SJ, Verschuure P, Tan IY, Aldenkamp AP. Bone disease during chronic antiepileptic drug therapy: General versus specific risk factors. J Neurol Sci 2013; 331(1-2): 19-25. • Besseling RM, Jansen JF, Overvliet GM, Vaessen MJ, Braakman HM, Hofman PA, Aldenkamp AP, Backes WH. Tract specific reproducibility of tractography based morphology and diffusion metrics. PLoS One 2012; 7(4): e34125. • Besseling RM, Jansen JF, Overvliet GM, van der Kruijs SJ, Vles JS, Ebus SC, Hofman PA, de Louw A, Aldenkamp AP, Backes WH. Reduced functional integration of the sensorimotor and language network in rolandic epilepsy. Neuroimage Clin 2013; 2: 239-246. • Besseling RMH, Overvliet GM, Jansen JFA, Van der Kruijs SJM, Vles JSH, Ebus SCM, Hofman PAM, de Louw A, Aldenkamp AP, Backes WH. Aberrant functional connectivity between motor and language networks in rolandic epilepsy. Epilepsy Res 2013; 107(3): 253-262. • Besseling RM, Jansen JF, Overvliet GM, van der Kruijs SJ, Ebus SC, de Louw A, Hofman PA, Vles JS, Aldenkamp AP, Backes WH. Reduced Structural Connectivity between Sensorimotor and Language Areas in Rolandic Epilepsy. PLoS One 2013; 8(12): e83568.
64
• Bodde NM, Lazeron RH, Wirken JM, van der Kruijs SJ, Aldenkamp AP, Boon PA. Patients with psychogenic non-epileptic seizures referred to a tertiary epilepsy centre: Patient characteristics in relation to diagnostic delay. Clin Neurol Neurosurg 2012; 114(3): 217-222. • Bodde NM, van der Kruijs SJ, IJff DM, Lazeron RH, Vonck KE, Boon PA, Aldenkamp AP. Subgroup classification in patients with psychogenic non-epileptic seizures. Epilepsy Behav 2013; 26(3): 279-289. • Boon P, Raedt R, Stefan H. Innovative treatments for epilepsy: radiosurgery and local delivery. Handb Clin Neurol 2012; 108: 971-981. • Braakman HM, IJff DM, Vaessen MJ, Debeij-van Hall MH, Hofman PA, Backes WH, Vles JS, Aldenkamp AP. Cognitive and behavioural findings in children with frontal lobe epilepsy. Eur J Paediatr Neurol 2012; 16(6): 707-715. • Braakman HM, Vaessen MJ, Jansen JF, Debeij-van Hall MH, de Louw A, Hofman PA, Vles JS, Aldenkamp AP, Backes WH. Frontal lobe connectivity and cognitive impairment in pediatric frontal lobe epilepsy. Epilepsia 2012; 54(3): 446-454. • Braakman HM, van der Kruijs SJ, Vaessen MJ, Jansen JF, Debeij-van Hall MH, Vles JS, Aldenkamp AP, Backes WH, Hofman PA. Microstructural and functional MRI studies of cognitive impairment in epilepsy. Epilepsia 2012; 53(10): 1690-1699. • Braakman HMH, Vaessen MJ, Jansen JFA, Debeij-van Hall MHJA, de Louw A, Hofman PAM, JSH Vles, Aldenkamp AP, Backes WH. Pediatric frontal lobe epilepsy: white matter abnormalities and cognitive impairment Acta Neurol Scand 2013; (Sept 20). DOI: 10.1111/ane.12183. [Epub ahead of print] • Buffel I, Meurs A, Raedt R, De Herdt V, Decorte L, Bertier L, Delbeke J, Wadman W, Vonck K, Boon P. The effect of high and low frequency cortical stimulation with a fixed or a poisson distributed interpulse interval on cortical excitability in rats. Int J Neural Syst 2014; 24(2): 1430005. • Buskermolen M, Hoekman J, Aldenkamp AP. Assessing Challenging Behaviour in People with Hearing Impairments and Profound Intellectual Disabilities: The Development of an Individual Behaviour Observation and Recording Scale. International Journal on Mental Health and Deafness 2013; 3(1): 30-35. • Buteneers P, Verstraeten D, Nieuwenhuyse BV, Stroobandt D, Raedt R, Vonck K, Boon P, Schrauwen B. Real-time detection of epileptic seizures in animal models using reservoir computing. Epilepsy Res 2013; 103(2-3): 124-134. • de Kinderen RJ, Evers SM, Rinkens R, Postulart D, Vader CI, Majoie MH, Aldenkamp AP. Side-effects of antiepileptic drugs: The economic burden. Seizure 2013; (Nov 21). DOI: 10.1016/j.seizure.2013.11.009. [Epub ahead of print].
65
• de Munck JC, van Houdt PJ, Goncalves SI, van Wegen E, Ossenblok PP. Novel artefact removal algorithms for co-registered EEG/fMRI based on selective averaging and subtraction. Neuroimage 2012; 64: 407-415. • de Munck JC, van Houdt PJ, Verdaasdonk RM, Ossenblok PP. A semi-automatic method to determine electrode positions and labels from gel artifacts in EEG/fMRI-studies. Neuroimage 2012; 59(1): 399-403. • De Tiege X, Carrette E, Legros B, Vonck K, Op de Beeck M, Bourguignon M, Massager N, David P, Van Roost D, Meurs A, Lapere S, Deblaere K, Goldman S, Boon P, Van Bogaert P. Clinical added value of magnetic source imaging in the presurgical evaluation of refractory focal epilepsy. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2012; 83(4): 417-423. • De Waele L, Boon P, Ceulemans B, Dan B, Jansen A, Legros B, Leroy P, Delmelle F, Ossemann M, De Raedt S, Smets K, Van De Voorde P, Verhelst H, Lagae L. First line management of prolonged convulsive seizures in children and adults: good practice points. Acta Neurol Belg 2013; 113(4): 375-380. • Dhondt K, Verloo P, Verhelst H, Van Coster R, Overeem S. Hypocretin-1 Deficiency in a Girl With ROHHAD Syndrome. Pediatrics 2013; 132(3): e788-792. • Djemie T, Weckhuysen S, Holmgren P, Hardies K, Van Dyck T, Hendrickx R, Schoonjans AS, Van Paesschen W, Jansen AC, De Meirleir L, Selim LA, Girgis MY, Buyse G, Lagae L, Smets K, Smouts I, Claeys KG, Van den Bergh V, Grisar T, Blatt I, Shorer Z, Roelens F, Afawi Z, Helbig I, Ceulemans B, De Jonghe P, Suls A. PRRT2 mutations: exploring the phenotypical boundaries. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2013; (Oct 7). DOI: 10.1136/ jnnp-2013-305122. [Epub ahead of print] • Donjacour CE, Kalsbeek A, Overeem S, Lammers GJ, Pevet P, Bothorel B, Pijl H, Aziz NA. Altered circadian rhythm of melatonin concentrations in hypocretin-deficient men. Chronobiol Int 2012; 29(3): 356-362. • Donjacour CE, Pardi D, Aziz NA, Frolich M, Roelfsema F, Overeem S, Pijl H, Lammers GJ. Plasma total ghrelin and leptin levels in human narcolepsy and matched healthy controls: Basal concentrations and response to sodium oxybate. J Clin Sleep Med 2013; 9(8): 797-803. • Droogleever Fortuyn HA, Fronczek R, Smitshoek M, Overeem S, Lappenschaar M, Kalkman J, Renier W, Buitelaar J, Lammers GJ, Bleijenberg G. Severe fatigue in narcolepsy with cataplexy. J Sleep Res 2012; 21(02): 163-169. • Ebus S, Arends J, Hendriksen J, van der Horst E, de la Parra N, Hendriksen R, Santegoeds E, Boon P, Aldenkamp B. Cognitive effects of interictal epileptiform discharges in children. Eur J Paediatr Neurol 2012; 16(6): 697-706.
66
• EPICURE Consortium, Leu C, de Kovel CG, Zara F, Striano P, Pezzella M, Robbiano A, Bianchi A, Bisulli F, Coppola A, Giallonardo AT, Beccaria F, Trenite DK, Lindhout D, Gaus V, Schmitz B, Janz D, Weber YG, Becker F, Lerche H, Kleefuss-Lie AA, Hallman K, Kunz WS, Elger CE, Muhle H, Stephani U, Moller RS, Hjalgrim H, Mullen S, Scheffer IE, Berkovic SF, Everett KV, Gardiner MR, Marini C, Guerrini R, Lehesjoki AE, Siren A, Nabbout R, Baulac S, Leguern E, Serratosa JM, Rosenow F, Feucht M, Unterberger I, Covanis A, Suls A, Weckhuysen S, Kaneva R, Caglayan H, Turkdogan D, Baykan B, Bebek N, Ozbek U, Hempelmann A, Schulz H, Ruschendorf F, Trucks H, Nurnberg P, Avanzini G, Koeleman BP, Sander T. Genome-wide linkage meta-analysis identifies susceptibility loci at 2q34 and 13q31.3 for genetic generalized epilepsies. Epilepsia 2012; 53(2): 308-318. • Faraco J, Lin L, Kornum BR, Kenny EE, Trynka G, Einen M, Rico TJ, Lichtner P, Dauvilliers Y, Arnulf I, Lecendreux M, Javidi S, Geisler P, Mayer G, Pizza F, Poli F, Plazzi G, Overeem S, Lammers GJ, Kemlink D, Sonka K, Nevsimalova S, Rouleau G, Desautels A, Montplaisir J, Frauscher B, Ehrmann L, Hogl B, Jennum P, Bourgin P, Peraita-Adrados R, Iranzo A, Bassetti C, Chen WM, Concannon P, Thompson SD, Damotte V, Fontaine B, Breban M, Gieger C, Klopp N, Deloukas P, Wijmenga C, Hallmayer J, Onengut-Gumuscu S, Rich SS, Winkelmann J, Mignot E. ImmunoChip Study Implicates Antigen Presentation to T Cells in Narcolepsy. PLoS Genet 2013; 9(2): e1003270. • Ferreira JL, Cluitmans PJ, Aarts RM. Gradient Artefact Modelling Using a Set of Sinosoidal Waveforms for EEG Correction During Continuous fMRI. Signal Processing Research 2013; 2(2): 39-48. • Ferreira JL, Cluitmans PJ, Aarts RM. Non-Linear Filter for Gradient Artefact Correction during Simultaneous EEG-fMRI. Signal Processing Research 2013; 2(3): 55-63. • Fischer J, Dogas Z, Bassetti CL, Berg S, Grote L, Jennum P, Levy P, Mihaicuta S, Nobili L, Riemann D, Puertas Cuesta FJ, Raschke F, Skene DJ, Stanley N, Pevernagie D. Standard procedures for adults in accredited sleep medicine centres in Europe. J Sleep Res 2012; 21(4): 357-368. • Hardies K, Weckhuysen S, Peeters E, Holmgren P, Van Esch H, De Jonghe P, Van Paesschen W, Suls A. Duplications of 17q12 can cause familial fever-related epilepsy syndromes. Neurology 2013; (Sept 18). • Helmstaedter C, Aldenkamp AP, Baker GA, Mazarati A, Ryvlin P, Sankar R. Disentangling the relationship between epilepsy and its behavioral comorbidities - The need for prospective studies in new-onset epilepsies. Epilepsy & Behavior 2013; (Dec 13). DOI: 10.1016/j.yebeh. 2013.11.010. [Epub ahead of print] • Hitomi Y, Heinzen EL, Donatello S, Dahl HH, Damiano JA, McMahon JM, Berkovic SF, Scheffer IE, Legros B, Rai M, Weckhuysen S, Suls A, De Jonghe P, Pandolfo M, Goldstein DB, Van Bogaert P, Depondt C. Mutations in TNK2 in severe autosomal recessive infantileonset epilepsy. Ann Neurol 2013; 74(3): 496-501.
67
• Hurks PP, Hendriksen JG, Dek JE, Kooij AP. Normal Variability of Children’s Scaled Scores on Subtests of the Dutch Wechsler Preschool and Primary scale of Intelligence - Third Edition. Clin Neuropsychol 2013; 27(6): 988-1003. • Ijff DM, Aldenkamp AP. Cognitive side-effects of antiepileptic drugs in children. Handb Clin Neurol 2013; 111: 707-718. • Kim YO, Korff CM, Villaluz MM, Suls A, Weckhuysen S, De Jonghe P, Scheffer IE. Head stereotypies in STXBP1 encephalopathy. Dev Med Child Neurol 2013; 55(8): 769-772. • Klinkenberg S, Aalbers MW, Vles JS, Cornips EM, Rijkers K, Leenen L, Kessels FG, Aldenkamp AP, Majoie M. Vagus nerve stimulation in children with intractable epilepsy: a randomized controlled trial. Dev Med Child Neurol 2012; 54(9): 855-861. • Klinkenberg S, Aalbers MW, Vles JS, Cornips EM, Rijkers K, Leenen L, Kessels FG, Aldenkamp AP, Majoie M. Klinkenberg et al. reply. Dev Med Child Neurol 2013; 55(2): 195-196. • Klinkenberg S, Majoie HJ, van der Heijden MM, Rijkers K, Leenen L, Aldenkamp AP. Vagus nerve stimulation has a positive effect on mood in patients with refractory epilepsy. Clin Neurol Neurosurg 2012; 114(4): 336-340. • Klinkenberg S, van den Bosch CN, Majoie HJ, Aalbers MW, Leenen L, Hendriksen J, Cornips EM, Rijkers K, Vles JS, Aldenkamp AP. Behavioural and cognitive effects during vagus nerve stimulation in children with intractable epilepsy - A randomized controlled trial. Eur J Paediatr Neurol 2013; 17(1): 82-90. • Lambrechts DA, Bovens MJ, de la Parra NM, Hendriksen JG, Aldenkamp AP, Majoie MJ. Ketogenic diet effects on cognition, mood, and psychosocial adjustment in children. Acta Neurol Scand 2013; 17(2): 103-108. • Lambrechts DA, Wielders LH, Aldenkamp AP, Kessels FG, de Kinderen RJ, Majoie MJ. The ketogenic diet as a treatment option in adults with chronic refractory epilepsy: Efficacy and tolerability in clinical practice. Epilepsy Behav 2012; 23(3): 310-314. • Legros B, Boon P, Ceulemans B, Coppens T, Geens K, Hauman H, Lagae L, Meurs A, Mol L, Ossemann M, van Rijckevorsel K, Van Zandijcke M, Vrielynck P, Wagemans D, Grisar T. Development of an electronic decision tool to support appropriate treatment choice in adult patients with epilepsy - Epi-Scope((R)). Seizure 2012; 21(1): 32-39.
68
• Lemke JR, Lal D, Reinthaler EM, Steiner I, Nothnagel M, Alber M, Geider K, Laube B, Schwake M, Finsterwalder K, Franke A, Schilhabel M, Jahn JA, Muhle H, Boor R, Van Paesschen W, Caraballo R, Fejerman N, Weckhuysen S, De Jonghe P, Larsen J, Moller RS, Hjalgrim H, Addis L, Tang S, Hughes E, Pal DK, Veri K, Vaher U, Talvik T, Dimova P, Lopez RG, Serratosa JM, Linnankivi T, Lehesjoki AE, Ruf S, Wolff M, Buerki S, Wohlrab G, Kroell J, Datta AN, Fiedler B, Kurlemann G, Kluger G, Hahn A, Haberlandt DE, Kutzer C, Sperner J, Becker F, Weber YG, Feucht M, Steinbock H, Neophythou B, Ronen GM, Gruber-Sedlmayr U, Geldner J, Harvey RJ, Hoffmann P, Herms S, Altmuller J, Toliat MR, Thiele H, Nurnberg P, Wilhelm C, Stephani U, Helbig I, Lerche H, Zimprich F, Neubauer BA, Biskup S, von Spiczak S. Mutations in GRIN2A cause idiopathic focal epilepsy with r olandic spikes. Nat Genet 2013; 46(9) 1067-1072. • Louter M, Aarden WC, Lion J, Bloem BR, Overeem S. Recognition and diagnosis of sleep disorders in Parkinson’s disease. J Neurol 2012; 259(10): 2031-2040. • Louter M, Munneke M, Bloem BR, Overeem S. Nocturnal Hypokinesia and Sleep Quality in Parkinson’s Disease. J Am Geriatr Soc 2012; 60(6): 1104-1108. • Louter M, van der Marck MA, Pevernagie DA, Munneke M, Bloem BR, Overeem S. Sleep matters in Parkinson’s disease: use of a priority list to assess the presence of sleep disturbances. Eur J Neurol 2013; 20(2): 259-265. • Louter M, van Sloun RJ, Pevernagie DA, Arends JB, Cluitmans PJ, Bloem BR, Overeem S. Subjectively impaired bed mobility in Parkinson disease affects sleep efficiency. Sleep Med 2013; 14(7): 668-674. • Luca G, Haba-Rubio J, Dauvilliers Y, Lammers GJ, Overeem S, Donjacour CE, Mayer G, Javidi S, Iranzo A, Santamaria J, Peraita-Adrados R, Hor H, Kutalik Z, Plazzi G, Poli F, Pizza F, Arnulf I, Lecendreux M, Bassetti C, Mathis J, Heinzer R, Jennum P, Knudsen S, Geisler P, Wierzbicka A, Feketeova E, Pfister C, Khatami R, Baumann C, Tafti M. Clinical, polysomnographic and genome-wide association analyses of narcolepsy with cataplexy: a European Narcolepsy Network study. J Sleep Res 2013; 22(5): 482-495. • Maes J, Verbraecken J, Willemen M, De Volder I, van Gastel A, Michiels N, Verbeek I, Vandekerckhove M, Wuyts J, Haex B, Willemen T, Exadaktylos V, Bulckaert A, Cluydts R. Sleep misperception, EEG characteristics and Autonomic Nervous System activity in primary insomnia: A retrospective study on polysomnographic data. Int J Psychophysiol 2013; (Oct 28) DOI: 10.1016/j.ijpsycho.2013.10.012. [Epub ahead of print] • Mariman A, Delesie L, Tobback E, Hanoulle I, Sermijn E, Vermeir P, Pevernagie D, Vogelaers D. Undiagnosed and comorbid disorders in patients with presumed chronic fatigue syndrome. J Psychosom Res 2013; 75(5): 491-496.
69
• Mariman A, Vogelaers D, Hanoulle I, Delesie L, Pevernagie D. Subjective sleep quality and daytime sleepiness in a large sample of patients with chronic fatigue syndrome (CFS). Acta Clin Belg 2012; 67(1): 19-24. • Mariman A, Vogelaers D, Hanoulle I, Delesie L, Tobback E, Pevernagie D. Validation of the three-factor model of the PSQI in a large sample of chronic fatigue syndrome (CFS) patients. J Psychosom Res 2012; 72(2): 111-113. • Mariman AN, Vogelaers DP, Tobback E, Delesie LM, Hanoulle IP, Pevernagie DA. Sleep in the chronic fatigue syndrome. Sleep Med Rev 2013; 13(3): 193-199. • Massé F, Van Bussel M, Serteyn A, Arends J, Penders J. Miniaturized wireless ECG-monitor for real-time detection of epileptic seizures. ACM Transactions on Embedded Computing Systems 2013; 12(4): 102. • Moerman L, Dumolyn C, Boon P, De Vos F. The influence of mass of [11C]-laniquidar and [11C]-N-desmethyl-loperamide on P-glycoprotein blockage at the blood-brain barrier. Nucl Med Biol 2012; 39(1): 121-125. • Mollet L, Grimonprez A, Raedt R, Delbeke J, El Tahry R, De Herdt V, Meurs A, Wadman W, Boon P, Vonck K. Intensity-dependent modulatory effects of vagus nerve stimulation on cortical excitability. Acta Neurol Scand 2013. • Mollet L, Raedt R, Delbeke J, El Tahry R, Grimonprez A, Dauwe I, V DEH, Meurs A, Wadman W, Boon P, Vonck K. Electrophysiological responses from vagus nerve stimulation in rats. Int J Neural Syst 2013; 23(6): 1350027. • Munneke MA, Rongen JJ, Overeem S, Schelhaas HJ, Zwarts MJ, Stegeman DF. Cumulative effect of 5 daily sessions of theta burst stimulation on corticospinal excitability in amyotrophic lateral sclerosis. Muscle Nerve 2013;48(5): 733-738. • Nicolai J, Ebus S, Biemans DP, Arends J, Hendriksen J, Vles JS, Aldenkamp AP. The cognitive effects of interictal epileptiform EEG discharges and short nonconvulsive epileptic seizures. Epilepsia 2012; 53(6): 1051-1059. • Oberjé EJ, de Kinderen RJ, Evers SM, Woerkum CM, de Bruin M. Cost-effectiveness of Medication Adherence enhancing interventions: A systematic review. Pharmacoeconomics 2013 DOI 10.1007/s40273-013-0108-8 • Orhan G, Bock M, Schepers D, Ilina EI, Reichel SN, Loffler H, Jezutkovic N, Weckhuysen S, Mandelstam S, Suls A, Danker T, Guenther E, Scheffer IE, Jonghe PD, Lerche H, Maljevic S. Dominant-negative Effects of KCNQ2 Mutations are Associated with Epileptic Encephalopathy. Ann Neurol 2013. (Dec 7). DOI: 10.1002/ana.24080. [Epub ahead of print]
70
• Ossenblok P, van Houdt P, A Lüttjohann, van Luijtelaar G. Network analysis of generalized epileptic discharges. In: Recent Advances in Predicting and Preventing Epileptic Seizures, Ronald Tetzlaff, Cristian E. Elger , Klaus Lehnertz (Eds), 2013: 197-215. • Overvliet GM, Besseling RM, Jansen JF, van der Kruijs SJ, Vles JS, Hofman PA, Ebus SC, de Louw A, Aldenkamp AP, Backes WH. Early onset of cortical thinning in children with rolandic epilepsy. Neuroimage Clin 2013; 2: 434-439. • Overvliet GM, Besseling RM, van der Kruijs SJ, Vles JS, Backes WH, Hendriksen JG, Ebus SC, Jansen JF, Hofman PA, Aldenkamp AP. Clinical evaluation of language fundamentals in Rolandic epilepsy, an assessment with CELF-4. Eur J Paediatr Neurol 2013; 17(4): 390-396. • Penzel T, Pevernagie D, Dogas Z, Grote L, de Lacy S, Rodenbeck A, Bassetti C, Berg S, Cirignotta F, d’Ortho MP, Garcia-Borreguero D, Levy P, Nobili L, Paiva T, Peigneux P, Pollmacher T, Riemann D, Skene DJ, Zucconi M, Espie C. Catalogue of knowledge and skills for sleep medicine. J Sleep Res 2013; (Oct 7). DOI: 10.1111/jsr.12095. [Epub ahead of print] • Pevernagie D, Mariman A, Vandenbussche N, Tobback E, Overeem S, Delesie L, Janssen H, Vogelaers D. Behavioural hyperventilation as a novel clinical condition associated with central sleep apnoea: A report of three cases. Sleep Med 2012; 13(10): 1317-1320. • Poli F, Overeem S, Lammers GJ, Plazzi G, Lecendreux M, Bassetti CL, Dauvilliers Y, Keene D, Khatami R, Li Y, Mayer G, Nohynek H, Pahud B, Paiva T, Partinen M, Scammell TE, Shimabukuro T, Sturkenboom M, van Dinther K, Wiznitzer M, Bonhoeffer J. Narcolepsy as an adverse event following immunization: Case definition and guidelines for data collection, analysis and presentation. Vaccine 2013; 31(6): 994-1007. • Rijkers K, Majoie HJ, Aalbers MW, Philippens M, Doenni VM, Vles JS, Steinbusch HM, Moers-Hornikx VM, Hopkins DA, Hoogland G. Rat vagus nerve stimulation model of seizure suppression: nNOS and DeltaFos B changes in the brainstem. J Chem Neuroanat 2012; 46(1-2): 1-9. • Rodenburg R, Meijer AM, Scherphof C, Carpay JA, Augustijn P, Aldenkamp AP, Dekovic M. Parenting and restrictions in childhood epilepsy. Epilepsy Behav 2013; 27(3): 497–503. • Ryvlin P, Nashef L, Lhatoo SD, Bateman LM, Bird J, Bleasel A, Boon P, Crespel A, Dworetzky BA, Hogenhaven H, Lerche H, Maillard L, Malter MP, Marchal C, Murthy JM, Nitsche M, Pataraia E, Rabben T, Rheims S, Sadzot B, Schulze-Bonhage A, Seyal M, So EL, Spitz M, Szucs A, Tan M, Tao JX, Tomson T. Incidence and mechanisms of cardiorespiratory arrests in epilepsy monitoring units (MORTEMUS): a retrospective study. Lancet Neurol 2013; 12(10): 966-977.
71
• Schrans DG, Abbott D, Peay HL, Pangalila RF, Vroom E, Goemans N, Vles JS, Aldenkamp AP, Hendriksen JG. Transition in Duchenne Muscular Dystrophy: An expert meeting report and description of transition needs in an emergent patient population: (Parent Project Muscular Dystrophy Transition Expert Meeting 17-18 June 2011, Amsterdam, The Netherlands). Neuromuscul Disord 2013; 23(3): 283-286. • Sherif E, Valko PO, Overeem S, Baumann CR. Sleep benefit in Parkinson’s disease is associated with short sleep times. Parkinsonism Relat Disord 2014; 20(1): 116-118. • Smits BW, Westeneng HJ, van Hal MA, van Engelen BG, Overeem S. Sleep disturbances in chronic progressive external ophthalmoplegia. Eur J Neurol 2012; 19(1): 176-178. • Smolders KC, de Kort YA, Cluitmans PJ. A higher illuminance induces alertness even during office hours: findings on subjective measures, task performance and heart rate measures. Physiol Behav 2012; 107(1): 7-16. • Suls A, Jaehn JA, Kecskes A, Weber Y, Weckhuysen S, Craiu DC, Siekierska A, Djemie T, Afrikanova T, Gormley P, von Spiczak S, Kluger G, Iliescu CM, Talvik T, Talvik I, Meral C, Caglayan HS, Giraldez BG, Serratosa J, Lemke JR, Hoffman-Zacharska D, Szczepanik E, Barisic N, Komarek V, Hjalgrim H, Moller RS, Linnankivi T, Dimova P, Striano P, Zara F, Marini C, Guerrini R, Depienne C, Baulac S, Kuhlenbaumer G, Crawford AD, Lehesjoki AE, de Witte PA, Palotie A, Lerche H, Esguerra CV, De Jonghe P, Helbig I. De Novo Loss-ofFunction Mutations in CHD2 Cause a Fever-Sensitive Myoclonic Epileptic Encephalopathy Sharing Features with Dravet Syndrome. Am J Hum Genet 2013; 93(5): 967-975. • Tafti M, Hor H, Dauvilliers Y, Lammers GJ, Overeem S, Mayer G, Javidi S, Iranzo A, Santamaria J, Peraita-Adrados R, Vicario JL, Arnulf I, Plazzi G, Bayard S, Poli F, Pizza F, Geisler P, Wierzbicka A, Bassetti CL, Mathis J, Lecendreux M, Donjacour CE, van der Heide A, Heinzer R, Haba-Rubio J, Feketeova E, Hogl B, Frauscher B, Beneto A, Khatami R, Canellas F, Pfister C, Scholz S, Billiard M, Baumann CR, Ercilla G, Verduijn W, Claas FH, Dubois V, Nowak J, Eberhard HP, Pradervand S, Hor CN, Testi M, Tiercy JM, Kutalik Z. DQB1 Locus Alone Explains Most of the Risk and Protection in Narcolepsy with Cataplexy in Europe. Sleep 2014; 37(1): 19-25. • Vaessen MJ, Braakman HM, Heerink JS, Jansen JF, Debeij-van Hall MH, Hofman PA, Aldenkamp AP, Backes WH. Abnormal Modular Organization of Functional Networks in Cognitively Impaired Children with Frontal Lobe Epilepsy. Cereb Cortex 2013; 23(8): 1997-2006. • Vaessen MJ, Jansen JF, Vlooswijk MC, Hofman PA, Majoie HJ, Aldenkamp AP, Backes WH. White Matter Network Abnormalities Are Associated with Cognitive Decline in Chronic Epilepsy. Cereb Cortex 2012; 22(9): 2139-2047.
72
• van Geldorp B, Bouman Z, Hendriks MP, Kessels RP. Different types of working memory binding in epilepsy patients with unilateral anterior temporal lobectomy. Brain Cogn 2014; 85C: 231-238. • van der Kruijs SJ, Bodde NM, Carrette E, Lazeron RH, Vonck KE, Boon PA, Langereis GR, Cluitmans PJ, Feijs LM, Hofman PA, Backes WH, Jansen JF, Aldenkamp AP. Neurophysiological correlates of dissociative symptoms. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2014; 85(2): 174-179. • van der Kruijs SJ, Bodde NM, Vaessen MJ, Lazeron RH, Vonck K, Boon P, Hofman PA, Backes WH, Aldenkamp AP, Jansen JF. Functional connectivity of dissociation in patients with psychogenic non-epileptic seizures. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 2012 Mar;83(3):239-47. • van Gilst MM, Bloem BR, Overeem S. “Sleep benefit” in Parkinson’s disease: A systematic review. Parkinsonism Relat Disord 2013; 19(7): 654-659. • van Gilst MM, Louter M, Baumann CR, Bloem BR, Overeem S. Sleep benefit in Parkinson’s disease: time to revive an enigma? J Parkinsons Dis 2012; 2(2): 167-170. • van Harssel JJ, Weckhuysen S, van Kempen MJ, Hardies K, Verbeek NE, de Kovel CG, Gunning WB, van Daalen E, de Jonge MV, Jansen AC, Vermeulen RJ, Arts WF, Verhelst H, Fogarasi A, de Rijk-van Andel JF, Kelemen A, Lindhout D, De Jonghe P, Koeleman BP, Suls A, Brilstra EH. Clinical and genetic aspects of PCDH19-related epilepsy syndromes and the possible role of PCDH19 mutations in males with autism spectrum disorders. Neurogenetics 2013; 14(1): 23-24. • van Houdt P, Zijlmans M. Different ways to analyze EEG-fMRI in focal epilepsy: Does it matter? Clin Neurophysiol 2013; 124(11): 2070-2072. • van Houdt PJ, De Munck JC, Leijten FS, Huiskamp GJ, Colon AJ, Boon PA, Ossenblok PP. EEG-fMRI correlation patterns in the presurgical evaluation of focal epilepsy: A comparison with electrocorticographic data and surgical outcome measures. Neuroimage 2013; 75: 238-248. • van Houdt PJ, Ossenblok PP, Colon AJ, Boon PA, de Munck JC. A framework to integrate EEG-correlated fMRI and intracerebral recordings. Neuroimage 2012; 60(4): 2042-2053. • van Liempt S, Arends J, Cluitmans PJ, Westenberg HG, Kahn RS, Vermetten E. Sympathetic activity and hypothalamo-pituitary-adrenal axis activity during sleep in post-traumatic stress disorder: a study assessing polysomnography with simultaneous blood sampling. Psychoneuroendocrinology 2013; 38(1): 155-165.
73
• van Marle HJ, Hermans EJ, Qin S, Overeem S, Fernandez G. The effect of exogenous cortisol during sleep on the behavioral and neural correlates of emotional memory consolidation in humans. Psychoneuroendocrinology 2013; 38(9): 1639-1649. • van Mierlo P, Carrette E, Hallez H, Raedt R, Meurs A, Vandenberghe S, Van Roost D, Boon P, Staelens S, Vonck K. Ictal-onset localization through connectivity analysis of intracranial EEG signals in patients with refractory epilepsy. Epilepsia 2013; 54(8): 1409-1418. • van Rooijen BD, Backes WH, Schijns OE, Colon A, Hofman PA. Brain Imaging in Chronic Epilepsy Patients after Depth Electrode (SEEG) Implantation: MRI or CT? Neurosurgery 2013; 73(3): 543-549. • Vijgen GH, Bouvy ND, Leenen L, Rijkers K, Cornips E, Majoie M, Brans B, van Marken Lichtenbelt WD. Vagus nerve stimulation increases energy expenditure: relation to brown adipose tissue activity. PLoS One. 2013 Oct 23;8(10):e77221. doi: 10.1371/journal. pone.0077221. • Vles GF, Hendriksen RG, Vles JS, Kessels AG, Hendriksen JG. Psychosocial adjustment in a Dutch sample of children with cerebral palsy. Eur J Paediatr Neurol 2012; 16(4): 365-372. • Weckhuysen S, Mandelstam S, Suls A, Audenaert D, Deconinck T, Claes LR, Deprez L, Smets K, Hristova D, Yordanova I, Jordanova A, Ceulemans B, Jansen A, Hasaerts D, Roelens F, Lagae L, Yendle S, Stanley T, Heron SE, Mulley JC, Berkovic SF, Scheffer IE, Peter de J. KCNQ2 encephalopathy: Emerging phenotype of a neonatal epileptic encephalopathy. Ann Neurol 2012; 71(1): 15-25. • Wegner I, Wilhelm A, Lambrechts D, Sander J, Lindhout D. Effect of oral contraceptives on lamotrigine levels depends on comedication. Acta Neurologica Scandinavica 2013; (Nov 8). DOI: 10.1111/ane.12197. [Epub ahead of print]. • Wijnen BF, de Kinderen RJ, Colon AJ, Dirksen CD, Essers BA, Hiligsmann M, Leijten FS, Ossenblok PP, Evers SM. Eliciting patients’ preferences for epilepsy diagnostics: A discrete choice experiment. Epilepsy Behav. 2014 Feb;31:102-9 • Zwarts MJ, van Dijk JP. Muscle fiber conduction velocity estimation by the multi-dip method; how deep can you dip? Muscle Nerve 2014; 49(3): 458-459.
74
COMMISSIE ONDERZOEK & ONTWIKKELING KEMPENHAEGHE Neurologen prof. dr. J.B.A.M. Arends prof. dr. P.A.J.M. Boon, voorzitter dr. M.H.J.A. Debeij - van Hall dr. H.T.F.M. van Eibergen Santhagens - Verzijl dr. M.G. van Erp dr. D. de Jong dr. B.U. Kleine dr. R.H.C. Lazeron dr. A.J.A. de Louw dr. H.J.M. Majoie dr. J. Nicolai dr. A. Pijpers dr. S. Pillen dr. Th.W. Rentmeester dr. H.J. Schelhaas dr. J.S. Verhoeven prof. dr. J.S.H. Vles dr. M.J. Zwarts
Overige artsen dr. P.A.M. Hofman, neuroradioloog dr. H.C.J.P. Janssen, longarts dr. S. Overeem, slaapgeneeskundige prof. dr. D.A.A. Pevernagie, longarts drs. I.Y. Tan, specialist ouderengeneeskunde
Gedragswetenschappers prof. dr. A.P. Aldenkamp dr. N.M.G. Bodde dr. M.P.H. Hendriks dr. J.G.M. Hendriksen
75
Overige leden dr. M. Chatrou, lid raad van bestuur dr. ir. P.J.M. Cluitmans, senior-onderzoeker dr. ing. J.P. van Dijk, hoofd klinische fysica dr. L.M.C. Gottmer - Welschen, manager Onderzoek & Ontwikkeling drs. S. Lavrijsen, manager Verpleging & Verzorging dr. P.W.W. Ossenblok, medisch fysicus A.M.J. de Ruijter, MBA, manager Diagnostiek & Behandeling drs. L.A.H. Santegoeds, hoofd Informatisering & Automatisering dr. J.W.P.H. Soons, klinisch chemicus dr. G. Thoonen, onderwijskundige dr. H.M.J.C. Verbeek, medisch bioloog, slaapgeneeskundige dr. P. Verschuure, klinisch chemicus dr. E.A. Wammes - van der Heijden, ziekenhuisapotheker dr. S. Zinger, imaging onderzoeker
76
INTERNATIONAL SCIENTIFIC ADVISORY BOARD Als centrum van kennis en expertise staat Kempenhaeghe niet geïsoleerd in het landschap van epileptologie, slaapgeneeskunde en neurocognitie. Kempenhaeghe functioneert in de context van landelijke en internationale partners en netwerken. Nieuwe biomedisch-vakinhoudelijke ontwikkelingen zijn bij uitstek internationaal en worden via de moderne media erg snel verspreid. Er zijn binnen Kempenhaeghe continu vraagstukken van klinische, wetenschappelijke, organisatorische en beleidsmatige aard die baat hebben bij externe expertise en/of toetsing. De International Scientific Advisory Board (ISAB) verstrekt de sector Onderzoek & Ontwikkeling van Kempenhaeghe advies over: • (her)evaluatie en/of opzetten van strategische onderzoekslijnen • opzetten nieuwe onderzoeksprojecten • strategische beleidsnotities Onderzoek & Ontwikkeling • kennis- en onderwijscentrum voor slaapgeneeskunde • peer-review evaluatie van PhD-studenten, onderzoekers en senior-onderzoekers Samenstelling van de International Scientific Advisory Board prof. dr. A. Arzimanoglou
president French League Against Epilepsy head of epilepsy, sleep & pediatric neurophysiology department, institute for children and adolescents with epilepsy, IDEE, University Hospitals of Lyon, Frankrijk
prof. dr. F.M.C. Besag professor of neuropsychiatry, University of Bedfordshire clinical professor University of London School of Pharmacy, Groot-Brittannië prof. dr. C.E. Elger
Director der Klinik und Poliklinik für Epileptologie der Rhein, Friedrich-Wilhelms-Universität Bonn, Duitsland
prof. dr. E. Perucca first Vice-president of the International League against Epilepsy (ILAE) chair of medical pharmacology, department on internal medicine and therapeutics and institute of neurology C. Mondino, University of Pavia, Italië prof. dr. C.L. Bassetti
professor of neurology, Director of the department of neurology at the University Hospital Bern, Zwitzerland
77
Sterkselseweg 65 5591 VE Heeze Postbus 61 5590 AB Heeze T +31 (0)40 227 90 22 F +31 (0)40 226 49 24 E
[email protected] W www.kempenhaeghe.nl