Onderwijsvisie Schitteren in Zijn licht
1
Inleiding 1
Inleiding
Deel 1: Onderwijsvisie 1.1 Visie op mens en wereld
Dit document beschrijft de onderwijsvisie van Greijdanus in drie delen. In deel één staat onze visie op onderwijs centraal. Vertrekpunt is het christelijke wereldbeeld op de schepping, op de wereld, op de mens en op zijn levensopdracht. In het derde deel volgt de onderbouwing van de onderwijsvisie vanuit recente, wetenschappelijke onderwijsliteratuur. De concretisering van de onderwijsvisie komt in deel twee aan de orde. Hoe kunnen de verschillende vestigingen en afdelingen de onderwijsvisie in praktijk brengen?
1.2 1.3 1.4
2.2
Concretisering van de speerpunten op vestigings- en afdelingsniveau.
Deel 3: Beknopte verantwoording van onderwijskundige keuzes 3.1 Identiteit op Greijdanus: een christelijke visie op onderwijs 3.2 3.3 3.4
3 5 7 8
Visie op leerling en docent Visie op leren, leerproces en leerinhouden Visie op de onderwijstoekomst van Greijdanus
Deel 2: Concretisering van de onderwijsvisie op Greijdanus 2.1 Speerpunten voor Greijdanus
3
Onderwijskwaliteit op Greijdanus: verhogen van leeropbrengsten met behulp van kennis uit onderwijskundige leertheorieën Professionaliteit van docenten Conclusie: visie van Greijdanus in één oneliner
11 11 14
15 15 16 20 22
Op Greijdanus kiezen we voor een onderwijsvisie die meer transformatief is dan overdrachtelijk. Vanuit ons christelijke wereldbeeld vinden we het belangrijk om in te steken op een brede persoonlijkheidsvorming van de leerling. Daarbij stimuleren we dat de leerlingen zich de leerinhouden en de bijbehorende vaardigheden eigen maken. Zo wordt het brein maximaal geactiveerd en ingezet. Dat gebeurt altijd in samenwerking met medeleerlingen en docenten (samen). Leerlingen en docenten nemen verantwoordelijkheid voor elkaar (verantwoordelijk). Leerlingen en docenten zijn elkaar tot een hand en een voet. Niet alleen in lastige en moeilijke situaties maar ook in reguliere leersituaties (dienstbaar). Dat vraagt intensieve, hechte relaties waarin veiligheid en zorg gewaarborgd zijn. Alleen zo kan directe feedback gegeven en ontvangen worden zodat de gaven en talenten die de leerlingen hebben ontvangen zich verder ontwikkelen (groei). Directe feedback is persoonsgericht. Zo kan er maatwerk geleverd worden voor de individuele leerlingen (verschil).
De onderwijsvisie staat niet los van andere visiedocumenten die in de school ontwikkeld zijn. Het ‘Strategisch Beleidsplan’ geeft richting aan het Greijdanus en beschrijft de ambities voor de komende jaren in samenhang met onze gereformeerde identiteit. Het beleidsdocument ‘Professie & Passie’ focust op de kwaliteiten die de medewerkers moeten hebben om de beleidsvoornemens om te zetten in concrete acties op de werkvloer. Aan het ‘Identiteitsdocument’ ontlenen we een zestal waarden die we gebruiken als richtinggevende begrippen voor de schoolontwikkeling. Deze waarden: groeien, verschil, samen, dienstbaar, verantwoordelijk en genieten zijn geldig voor alle geledingen binnen de schoolorganisatie: leerlingen en medewerkers. Al deze waarden komen voor ons ten diepste voort uit Gods Woord. Hij is een Licht op ons pad (Psalm 119, 105). Hij roept ons op om Christus te volgen. In Zijn Licht willen wij staan. Zo willen we iets weerkaatsen van Zijn grote Liefde voor ons. Zo willen we (gaan) schitteren in Zijn Licht. In Hem vinden en ontdekken we onze identiteit. De doelstelling van Greijdanus is tweeledig. Naast een hoge onderwijskwaliteit willen we werken aan gereformeerde identiteitsvorming van onze leerlingen. Kwaliteit en IDentiteit gaan samen op. Op deze manier willen we de KID’s, die aan onze zorgen zijn toevertrouwd, in beeld hebben en ons onderwijs zo goed mogelijk op hen toesnijden. Daarbij past ook dat we ons als medewerkers voortdurend professionaliseren en dat we ons bewust zijn van ons ambassadeurschap voor de school maar bovenal ook voor Gods koninkrijk. Zo willen we op het Greijdanus vanuit een sterke levensovertuiging werken aan de ontwikkeling van een volgende generatie leerlingen. Onderwijs op Greijdanus is meer dan leren, we willen samen leren en onszelf ontwikkelen. We willen schitteren in Zijn Licht. Greijdanus, mei 2012
1
‘Christus volgen’, daar begint het mee. We willen leven met de God van de Bijbel. Christus laat zien hoe God van ons houdt en dat we in geloof mogen leven uit genade. In het volgen van Christus laten we onze liefde voor andere mensen zien. De tien Woorden van Gods verbond geven richtlijnen voor het liefhebben van God en onze naasten. ‘Groeien’ Iedereen en alles in Greijdanus groeit, leert en ontwikkelt voortdurend. Dat is een opdracht en een gevolg. We creëren omstandigheden, voor onszelf en voor anderen waarin we op de beste manier kunnen leren en ontwikkelen. (Geïnspireerd door: Matth. 25). ‘Verschil’ Ieder mens is uniek door God geschapen. Daarom heeft iedereen waarde en verdient respect. Ieder mens maakt zijn eigen ontwikkeling door. In ons werk sluiten we aan bij de unieke persoonlijkheid die zo ‘onderweg’ is. Dat geldt voor mensen die moeten of willen ‘bijdragen’ en voor mensen die moeten of willen ‘ontvangen’.(Geïnspireerd door: 1 Cor. 12/ Rom. 12). ‘Samen’ We creëren meerwaarde door ‘verschil’-lende mensen en verbanden bij elkaar te brengen. Ze leren van elkaar. Ze dragen bij aan gemeenschappelijke doelen vanuit hun eigen kracht. (Geïnspireerd door: 1 Cor. 12/ Rom. 12). ‘Dienstbaar’ We zijn meer dan onze ‘juridische posities’ van werknemer, leerling, werkgever. We zijn mensen die op iedere plek geroepen zijn vorm te geven aan ‘liefde’, dienstbaarheid, delen van ‘Gods liefde’. Ook naar de samenleving en de schepping. (Geïnspireerd door diverse teksten1). ‘Verantwoordelijk’ We willen leven vanuit een ‘Identiteit’ die God ons geeft. Tegelijk staat het voor: we leven in een context van regels, normeringen, afspraken en opdrachten waaraan we ons conformeren, die we realiseren, waarop we aanspreekbaar zijn en waarover we ons verantwoorden. Dit vraagt ook offers. (Geïnspireerd door: Matth. 5: 37). ‘Genieten’ En naast dit alles staat dat we (mogen en misschien wel moeten) genieten. Omdat we zoveel gekregen hebben, omdat het ‘zonde’ is als we met tegenzin de dingen doen en het voor iedereen zoveel plezieriger is als we zonder voorwaarden vooraf genieten van en hoe we de dingen doen. (Geïnspireerd door: Prediker 9).
2
1 “Heb uw naaste lief”, “Acht de ander uitnemender dan uzelf”, “En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo?”
Deel 1: Onderwijsvisie In het ‘Identiteitsdocument’ is de identiteit van het Greijdanus kort en bondig beschreven. In de onderwijsvisie werken we die beschrijving uit naar het onderwijs zoals dat op de werkvloer plaatsvindt. Vanuit onze opvattingen en overtuigingen maken we de beweging naar de werkvloer in de klaslokalen. 1.1 Visie op mens en wereld Schepping. God schiep de wereld en de mens met een bedoeling. Hij creëerde een leefbare planeet waarop Hij mensen plaatste. De mens ontving van Hem de opdracht tot bouwen, ontwikkelen en bewaren van de aarde. De mens kreeg het rentmeesterschap. Nog steeds is ieder mens een door God geschapen mens. Iedereen ontvangt van God gaven en talenten die een levenlang ontwikkeld en gebruikt worden. Ieder mens heeft meerwaarde. Wij zijn Zijn geliefde kinderen. Onze identiteit wordt gevuld door Gods liefde. God geeft ons het grote liefdegebod: God liefhebben en de naaste als onszelf. Die liefde wordt zichtbaar in hoe wij leven. Wij leven niet zomaar. Wij leven tot eer van onze Schepper en Opdrachtgever. Zo mogen we – zoals Paulus dat formuleert - gaan ‘…schitteren als sterren aan de hemel’ (Filippenzen 2, 15). Juist ook in een wereld die lang niet altijd volmaakt is. Paulus noemt die wereld in hetzelfde Bijbelvers ‘ontaard en verdorven’ (Filippenzen 2, 15). Zondeval. De zondeval heeft de oorspronkelijke taken bouwen, bewaren en ontwikkelen zwaarder en moeizamer gemaakt. De gebrokenheid is overal in de schepping zichtbaar. Zonde en Satan hebben elk hun invloed op mensen, hun werk en hun samenleven. Beperkingen en handicaps horen nu bij het leven. Het leven is niet maakbaar. Leerlingen en docenten zijn niet perfect. Elke nieuwe en mooie ontwikkeling, of het nu een technische of onderwijskundige ontwikkeling is, wordt overschaduwd door gebrokenheid. De ongekende mogelijkheden van de moderne media kennen ook hun negatieve kanten door zaken als cyberpesten. Positieve groepswerkopdrachten kunnen voor individuele leerlingen zomaar negatieve groepsdruk opleveren. De gevolgen van de zondeval zijn immens. Gelukkig is er meer… Verlossing. De macht van de zonde werd gebroken door Christus. Hij brak de macht van Satan en bracht zo verlossing van zonden in de wereld. De weg naar de herschepping ligt weer open. Vergeving van zonde en een nieuw leven zijn realiteit geworden. Wij zien onszelf als verloste mensen ook al is de effectuering van de verlossing in ons aardse leven nog niet volkomen. Wij zijn er vast van overtuigd dat Gods Geest in Zijn geliefde kinderen werkt en dat we de gegeven talenten en gaven ten volle mogen gaan benutten. Wij willen Jezus Christus 3
volgen als leerlingen. Hij koos voor ons. Wij kiezen voor Hem. Ondanks ons vallen en opstaan weten we ons in dé vrijheid geplaatst. Die onvoorstelbaar grote genade geeft ons ruimte voor ontspanning en genieten. Samen leven, met elkaar, met God en voor God. Vervulling. God bouwt aan Zijn Koninkrijk in deze wereld. Hij werkt door zijn Woord en Heilige Geest in de lijn van geslachten. Lang niet altijd zijn Gods wegen voor ons begrijpelijk. Maar we zijn ervan overtuigd dat Hij alles wil laten meewerken ten goede. Zijn grote daden geven we van generatie op generatie aan elkaar door. Zo zijn we op weg naar de herschepping. Als burgers van Zijn Koninkrijk werken we mee door ons geloof over te dragen aan volgende generaties en dragen we bij aan de ontplooiing van Gods werk in deze wereld. Dit is de diepste drijfveer van ons onderwijs. Deze visie op mens en wereld verdient verdere concretisering. Op Greijdanus kozen we daarom voor de volgende kernwaarden: 1. Groeien. Onderwijs is gericht op ontwikkelen van gaven en talenten. Ontplooiing van wat God in de mens heeft gelegd. Daarbij is streven naar excellentie gericht op Gods eer en niet op autonome zelfontplooiing van de mens zelf. Vakinhouden, leerprocessen en de dagelijkse lespraktijk dragen hier aan bij. Talentontwikkeling is gekozen als een van de speerpunten van de school vanaf 2011-12. 2. Verschil. Het onderwijs rekent met verschillen. Mensen zijn verschillend, hebben verschillende mogelijkheden en beperkingen. Elkaar tot een hand en een voet willen zijn betekent dat wederkerigheid over en weer in school realiteit wordt. Wederkerigheid wil zeggen dat ieders inbreng serieus genomen wordt. Voor het onderwijs betekent het dat leerlingen niet alleen leren van docenten, maar dat docenten ook willen leren van leerlingen. 3. Samen. Wederkerigheid betekent ook dat we veel samen doen. Leren met elkaar en van elkaar levert op alle terreinen van het leven veel op. Dat geldt voor inter-persoonlijke relaties maar net zo goed voor het streven naar samenhang tussen leerstofonderdelen of schoolvakken. 4. Dienstbaar. Het samenleven als schoolgemeenschap betekent ook dienstbaarheid naar elkaar toe. Goede voorbeelden geven, werkelijk present zijn en aandacht geven aan persoonlijke attitudevorming zijn karakteristiek voor het Greijdanus. 5. Verantwoordelijk. Verantwoordelijkheid hebben, krijgen, leren nemen en verantwoording afleggen heeft in alle geledingen van de school een belangrijke plaats. Al deze vormen van feedback bevorderen de leeropbrengsten en dragen bij aan de persoonlijke vorming van de leerling.
4
Vanuit de visie op mens en wereld is het leef- en werkklimaat op Greijdanus op drie manier te typeren. 1. Het is een leef– en werkklimaat waarin de kernwaarden functioneren. Op die momenten in de dagelijkse schoolpraktijk dat de kernwaarden zichtbaar worden, is iets zichtbaar van hoe wij willen schitteren in Zijn Licht. 2. Het is een klimaat van christelijke vrijheid waarin ruimte is voor ontspanning en genieten zoals Prediker dat beschrijft. 3. En het is een klimaat van genade waarin vergeving, gerechtigheid en verzoening op school duurzame relaties mogelijk maken. Dat zie je in een veilige leeromgeving die bijdraagt aan een hoge leeropbrengst en een evenwichtige persoonlijkheidsvorming. 1.2 Visie op leerling en docent Vanuit onze visie op de mens en de wereld is duidelijk dat elke leerling getooid is met een geheel eigen set van gaven, talenten en kwaliteiten. We snijden daarom het onderwijs op Greijdanus zo goed mogelijk toe op die specifieke gaven en talenten van de individuele leerlingen. Dat betekent dat we steeds een onderwijsvorm kiezen die het beste past bij de leerling. Dat doen we aan het begin van de schoolloopbaan door de leerling in de meest passende onderwijsstroom te plaatsen. Dat doen we tijdens het schooljaar door werkvormen te kiezen die de leerlingen zo goed mogelijk helpen om de leerstof te verwerken. Dat doen we door zoveel als mogelijk maatwerk te ontwikkelen in de persoonlijke identiteitsontwikkeling van de leerling. Elke leerling krijgt een persoonlijke mentor toegewezen als eerste aanspreekpunt en begeleider bij o.a. (studie)keuzes. De mentor speelt een belangrijke rol in de persoonlijke vorming van leerlingen. In een meerjarig traject bespreekt de mentor met de leerling vragen als: ‘Wie ben ik?’, ‘Wat kan ik?’, ‘Wat wil ik?’. De leerling wordt gestimuleerd tot zelfreflectie. Deze aanpak lijkt slechts ‘ik-gericht’ en daardoor passend bij deze tijd. Op Greijdanus zien we deze vragen als een onderdeel van een stuk levensoriëntatie. We willen dat de leerling leert om een verbinding te leggen tussen zijn of haar eigen leven en ons christelijk geloof. We willen dat de leerling leert ‘samenleven’. Om dat te bewerkstelligen organiseren we veel ontmoetingen met andere mensen, visies en andere culturen. Kortom: als een leerling van Greijdanus vertrekt dan heeft hij of zij onderwijs van hoge kwaliteit gehad, passend bij de gaven, talenten en kwaliteiten die de leerling heeft ontvangen. Daarnaast heeft de leerling expliciet gewerkt aan zijn of haar persoonlijke vorming door ‘ontmoetingen’ met zichzelf, met anderen, met andere visies en culturen en met God. Op deze manier hopen we een bijdrage te leveren aan de wijze waarop een volgende generatie mag gaan ‘schitteren in Zijn Licht’. 5
Leerlingen maken tijdens hun Greijdanusperiode de puberteitsfase door. Het brein ontwikkelt zich in deze periode volop. We houden rekening met deze ontwikkelingen, spelen daar zoveel mogelijk op in en streven daarbij ook naar excellentie. Verschillen tussen individuele leerlingen zijn niet persé problematisch, ze kunnen ook grote kansen opleveren. We maken dat waar door ‘Passend Onderwijs’ aan te bieden voor uiteindelijk 98% van de leeftijdscategorie van 12 tot en met 18 jaar. Zo krijgen zoveel mogelijk leerlingen in deze leeftijdscategorie onderwijs in hetzelfde gebouw als hun leeftijdsgenoten. Om dit te bereiken werken we op Greijdanus met docenten die werkelijk present zijn. Zij hebben de leerlingen letterlijk en figuurlijk in beeld. Ze bespreken regelmatig de ontwikkeling van leerlingen en maken afspraken over de aanpak van specifieke problemen van leerlingen (handelingsgericht werken). Leerlingen op Greijdanus worden volstrekt serieus genomen en zoveel mogelijk als volwaardige partners betrokken in het onderwijsleerproces. Ze worden betrokken bij de vormgeving en evaluatie van lessen en projecten. Leerlingen krijgen – passend bij hun niveau en ontwikkeling – verantwoordelijkheid voor elkaar en voor de school. Zij zijn de beste ambassadeurs van de school. Zo creëren we een klimaat van wederkerigheid waarbij leerlingen leren van elkaar en van docenten. Datzelfde geldt voor docenten. Zij leren van leerlingen en van elkaar. Wederkerigheid betekent dus dat ieders inbreng 100% serieus genomen wordt. In die zin zijn leerlingen, docenten en leidinggevenden gelijkwaardig. Tegelijkertijd blijft er wel verschil in taken die horen bij de verschillende verantwoordelijkheden van leerlingen, docenten en leidinggevenden en blijven de gegeven gezagsrelaties bestaan. Docenten op Greijdanus zijn lerende docenten. Van een Greijdanus-Professional verwachten we dat deze: • zich committeert aan de doelen van Greijdanus, waarvan een bijzonder onderdeel is dat wij ‘Christus willen volgen’. Aan de Greijdanus-Professionals is zichtbaar dat ze in Zijn Licht staan en dat zij dat Licht willen weerkaatsen; • voldoet aan standaarden van de beroepsgroep; • voortdurend blijft leren door bijscholing en reflectie (ook van anderen) op zijn handelen en kennis heeft van de actuele stand van relevante publicaties; • dit met anderen in de organisatie vormgeeft (samen); • vanuit zijn persoonlijke kwaliteiten (verschil) een bijdrage levert aan de hele organisatie (samen); • er wil zijn voor leerlingen, collega’s, de school en de samenleving en (dienstbaar); • verantwoord handelt, zich hierover verantwoordt en hierop aanspreekbaar is (verantwoordelijk).
Kortom: Greijdanus-Professionals reflecteren individueel en samen op hun eigen gedrag en zoeken oorzaken voor gedrag en resultaten van leerlingen niet buiten zichzelf1. Zij zijn vakinhoudelijk sterk, zijn in staat om de juiste vakinhoudelijke ondersteuning te geven en bezitten sterke coachingsvaardigheden. Docenten op Greijdanus formuleren heldere doelen en werken met uitdagende opdrachten. Ze verbinden hun geloof met hun werk en zetten opvoeden en persoonsvorming niet opzij als niet horend bij onderwijs. Zij maken deel uit van één of meer docentontwikkelteams (DOT). In deze teams zijn docenten bezig met professionaliseren door samen te leren en te reflecteren op hun eigen onderwijspraktijk. Zo blijven ze vakinhoudelijk en vakdidactisch op de hoogte van de nieuwste inzichten en blijven ze fris en actueel in hun lesgeven. Tegelijkertijd beseffen we dat in een schoolsamenleving ook sprake is van gebrokenheid. Er gaan zaken mis. Tijdens lessen, in de communicatie tussen docenten en leerlingen, tussen leerlingen onderling en tussen docenten. Op Greijdanus laten we dit niet passeren. Het 5e gebod blijft uitgangspunt. We spreken elkaar aan op een vriendelijke en besliste manier (Kol. 4, 6). Daarbij maken we gebruik van de principes van het herstelrecht. Kenmerkend voor het herstelrecht zijn: rechtvaardigheid, vergelding en verzoening. 1.3 Visie op leren, leerproces en leerinhouden Op Greijdanus kijken we allereerst vanuit onze gereformeerde identiteit naar ons onderwijs. Leerinhoud doordenken we daarom allereerst vanuit de volgende vragen: Schepping. Wat is in dit onderwerp Gods bedoeling? (reflections) Zondeval. Hoe heeft de zondeval (of mijn zondeval) dit leerstofonderdeel verziekt? (distortions) Verlossing. Wat zegt God er over in de Bijbel? (revelations) Vervulling. Hoe kan de les / het leren ondanks de zonde worden ingezet voor de bevordering van Gods koninkrijk? (applications) Op Greijdanus omarmen we niet één specifieke leertheorie als het gaat om leren en leerprocessen. We laten ons inspireren door onderwijskundige literatuur waarin wordt aangetoond wat wel werkt en wat niet werkt in de klas. Het boek ‘Visible Learning’ van John Hattie (2009) geeft daarvoor veel aanwijzingen. Hattie onderzocht 50.000 artikelen en vond maar liefst 138 factoren die meer of minder van invloed zijn op de leeropbrengsten. Deze factoren zijn afkomstig uit het behaviorisme, cognitivisme, constructivisme en de cultuurhistorische benadering van het onderwijs. Hattie laat zien dat onder andere uitdagende en betekenisvolle opdrachten, koppelen van nieuwe kennis aan al aanwezige voorkennis, transfer en wendbare kennis, samenwerken en directe feedback 1
6
Stevens is nog stelliger: ‘als de leerling niet presteert ligt het aan de leerkracht, of het ligt aan ... de leerkracht.’
7
een positieve invloed hebben op de leeropbrengsten. Al deze elementen passen prima bij de vijf kernwaarden. Opvallend is verder dat de genoemde elementen ook een grote rol spelen in het zogenaamde ‘breinvriendelijk leren’ dat momenteel sterk in de belangstelling staat. Greijdanus is ‘onderwijs en meer’. We willen een bijdrage leveren aan de brede persoonlijkheidsvorming van de leerling. Daarvoor is het noodzakelijk dat de leerinhouden betekenis krijgen in het leven van de leerling zodat hij of zij uiteindelijk op een goede manier kan participeren in de samenleving. In deel drie staat een verantwoording van de gemaakte keuzes. 1.4 Visie op de onderwijstoekomst van Greijdanus Een levenlang leren is niet alleen het devies voor volwassenen en leerlingen in school, maar ook voor de school als organisatie. Stilstand is achteruitgang. Bovendien staat de school niet op een eiland in deze wereld. De hele wereld heeft invloed op de school. Te denken valt aan de overheid met zijn regelgeving, de samenleving met z’n trends en ontwikkelingen die op allerlei manieren mensen beïnvloeden, de kerken en de gezinnen die invloed uitoefenen. De school houdt in zijn onderwijs rekening met al die invloeden van buiten door in te spelen op wat er speelt. Omdat het hele leven constant in beweging is, houdt de school ontwikkelingen bij die haar identiteit en de vijf kernwaarden raken. In het Strategisch Beleidsplan staan staat de ambitie geformuleerd als: “Wij bieden gereformeerd onderwijs en gerelateerde dienstverlening aan voor alle kinderen van 0-18 jaar en hun ouders. (…) Onze doelgroep bevindt zich in Oost Nederland en is in eerste instantie de statutaire doelgroep, wij staan open voor andere Bijbelgetrouwe christenen. Wij streven naar directe sturing op onderwijs en op onderwijsgerelateerde processen. Wij ondersteunen dit met een doelmatige bedrijfsvoering. Onze focus ligt op het kind en de groep, waarbij gepassioneerde professionele medewerkers worden ingezet.” Een toespitsing van die ambitie voor onderwijskundige ontwikkelingen betekent dat de school elke vijf jaar een analyse maakt van ontwikkelingen op de volgende terreinen. Hieronder staan de terreinen aangevuld met een actuele toepassing. 1. Overheid. Welke ontwikkelingen doen zich voor op het vlak van verzwaring van de exameneisen, minder profielen, kernvakken (Nederlands, wiskunde, Engels), burgerschap, Passend Onderwijs, ICT? 2. Wetenschap. Welke onderwijskundige ontwikkelingen zijn voor het onderwijs belangrijk? Kennis over effectieve leervormen, over het brein en over de vakgebieden neemt toe. 8
3. Samenleving. Welke trends hebben invloed op het gedrag van mensen en op de keus van ouders voor de school? Welke trends doen zich voor op het vlak van de persoonlijke ontwikkeling richting identiteit, studie en beroep, leefstijl? 4. Kerk en geloof. Verscheidenheid en decentralisatie in de kerken lijken toe te nemen. Hoe spelen we daar op in? Ontkerkelijking en secularisatie brengen gelovigen in een nieuwe situatie van een kleine minderheidsgroep onder een steeds grotere maatschappelijke druk. 5. Politieke ontwikkelingen. Het einde van de verzuiling, de ontzuiling van de laatste zuil, de secularisering en het populisme geven Nederland een ander aanzien. Hoe spelen we in op een veranderende visie op artikel 23, waarin de vrijheid van onderwijs (irt eerbieding van godsdienst en levensovertuiging) is opgenomen in de grondwet? 6. Economisch vlak. De wereld is een dorp geworden. Individualisme, netwerken en digitalisering veranderen de wereld economisch sterk. Internationalisatie vraagt om een gerichte aanpak van het onderwijs. 7. Sociaal vlak. Individualisme brengt eenzaamheid met zich mee. De vraag om vrijwilligers wordt groter. De multiculturele, geseculariseerde samenleving vraagt andere sociale vaardigheden van mensen die Christus willen volgen in deze tijd. 8. Evaluatie. Wat vinden de leerlingen, ouders en externe vrienden van onze onderwijskwaliteit? Hoe staat het met de veiligheid voor leerlingen? Voelen ze zich thuis op school? Na de analyse wordt onderzocht hoe de school op de gesignaleerde ontwikkelingen kan inspelen. De volgende vragen worden gesteld: 1. Hoe ziet de ideale docent er uit in kundigheid en vaardigheden als een bepaalde ontwikkeling doorzet? 2. Hoe ondergaat de leerling de nieuwe ontwikkeling, hoe wordt hij/zij daarin geschoold om met een optimale bagage van school te gaan? 3. Hoe ziet de ideale les en schoolorganisatie er uit als deze ontwikkeling doorzet? 4. Is er goede balans tussen kennis – vaardigheden – attituden? Aan de hand van een plaatje zoals hiernaast kan vervolgens via het meerjarenplan en de jaarlijkse activiteitenplannen beleid worden ontwikkeld of bijgesteld. Functie van dit plaatje in de vorm van een piramide is dat systematisch de vier lagen - identiteit, pedagogiek, didactiek en werkvloer worden bekeken en beoordeeld.
9
De analyse leidt eventueel tot bijstelling van de eisen die aan medewerkers gesteld mogen worden (Professie & Passie) en een herformuleren van de strategische doelen van de organisatie (Strategisch Beleidsplan). De concrete acties naar aanleiding van de analyse worden verwoord in de verschillende jaar- en activiteitenplannen. Analyses, strategische doelen, en plannen hebben ten diepste tot doel om de leerlingen verder te brengen in hun ontwikkeling. Het is onze wens dat ze een bijdrage mogen leveren aan de manier waarop de volgende generatie ‘schittert in Zijn Licht’.
Werkvloer
OBIT en Rubics
Didactiek
Activerende werkvormen
Pedagogiek Identiteit
Breinleren en Reflectie Talent-ontwikkeling
Deel 2: Concretisering van de onderwijsvisie op Greijdanus De formulering van de onderwijsvisie in deel één leidt samen met de onderbouwing in deel drie tot een aantal speerpunten voor toekomstig beleid. Deze speerpunten worden in dit deel beschreven en vervolgens per vestiging/ afdeling verder geconcretiseerd in zo concreet mogelijk waarneembaar gedrag. Elke vestiging past de onderwijsvisie ook aan naar de lokale situatie. Zo wordt het eigenaarschap bevorderd. 2.1 Speerpunten voor Greijdanus 2.1.1 Vijf speerpunten voor het stimuleren van de onderwijskwaliteit en het voortdurend leren van alle medewerkers Feedback samen, verantwoordelijk, verschil, groeien, dienstbaar Docenten op Greijdanus geven de leerlingen feedback op hun vakinhoudelijke ontwikkeling en op de ontwikkeling van hun vaardigheden en attitude. Zo is de hele persoonlijkheid van de leerling in beeld. In het schoolgebouw zie je voortdurend docenten, mentoren en leerlingen in gesprek met leerlingen. Alle collega’s volgen tenminste één keer per vijf jaar een training ‘feedback geven en ontvangen’ volgens de principes van het didactisch coachen. Bij deze training hoort een Video-Interactie-Begeleiding waarbij de docent reflecteert op zijn handelen De wijze van feedback geven wordt regelmatig geëvalueerd door intervisiegesprekken n.a.v. enquêtes die onder leerlingen gehouden zijn. Talentontwikkeling verschil, groei, verantwoordelijk Elke leerling heeft eigen unieke gaven en talenten ontvangen. Als school proberen we daar zo goed mogelijk recht aan te doen. Dit wordt op de volgende manieren zichtbaar: a. Passend Onderwijs: we werken toe naar een situatie waarbij we 98 % van de leerlingen in de leeftijdscategorie van 12 t/m 18 jaar kunnen bedienen. Omdat we meer zorgleerlingen binnen de schoolmuren zullen krijgen trainen we een groot aantal docenten in de vaardigheden die nodig zijn om deze leerlingen te bedienen (o.a. master Special Education Needs (SEN)). b. Alle leerlingen krijgen het aanbod om mee te draaien in programma’s die bedoeld zijn om excellentie te bevorderen. In deze talentontwikkelprogramma’s krijgen leerlingen (evt. buiten school) extra uitdagingen aangeboden. Leerlingen leggen hun ontwikkeling vast in portfolio’s.
10
11
Docententeams samen, groeien Onderwijs geven is geen individuele bezigheid. Alle docenten maken deel uit van tenminste twee soorten teams: vakinhoudelijke teams en leerlingontwikkelingsteams. In deze kleine teams ontwikkelen docenten lesmateriaal voor een bepaald leerjaar. Dit onderwijs wordt uitgevoerd en bijgesteld. Ook is er in dit team ruimte voor intervisie op docent-handelen; Human Dynamics, leerstijlen enz. Deze teams zijn verantwoordelijk voor de leeropbrengsten van de leerlingen en de geboden onderwijskwaliteit. In de leerlingontwikkelingsteams komt de ontwikkeling van de leerling ter sprake. Het gaat dan om cognitieve, maar ook om sociaal-emotionele ontwikkelingen en attitudevorming. Gemeenschappelijke afspraken over omgaan met bepaald leerling-gedrag, vroegtijdig signaleren van problemen enz. komen hier aan de orde. Kortom: elke docent ontwikkelt zich voortdurend. Die ontwikkeling wordt zichtbaar tijdens de vergaderingen. Op de Greijdanusbrede studiedagen – waar ‘samen leren’ centraal staat - vindt uitwisseling van het geleerde plaats in de vorm van werkgroepen, verslagen, voorbeelden van succeservaringen enz. In de school zie je deze vergaderingen om de week plaatsvinden. In de ene week vindt de vakinhoudelijke teamvergadering plaats, in de andere week de leerlingontwikkelingsteamvergadering. Leerling- en ouderparticipatie samen, groeien, verantwoordelijk, dienstbaar Onderwijs geven staat nooit los van de leerlingen en hun ouders. Leerlingen worden op Greijdanus betrokken bij de vormgeving en evaluatie van het onderwijs. In de school zie je dat leerlingen actief meedenken en mee ontwikkelen bij projecten. Het onderwijs wordt samen met hen geëvalueerd. Dit is zichtbaar door evaluatiegesprekken en enquêtes. Ouders worden betrokken bij de evaluatie van het onderwijs door gespreksavonden waarbij hen gevraagd wordt om mee te denken over toekomstige ontwikkelingen. Op deze avonden kunnen leerlingen het geleerde tonen. Daar waar mogelijk worden ouders betrokken bij beroepenvoorlichtingen of bij het geven van gastlessen. Puberbrein groeien Binnen Greijdanus houden we rekening met recente onderzoeksgegevens over puberteit en puberbrein. In de school is dat zichtbaar doordat lessen een duidelijke en herkenbare structuur hebben (heldere doelstelling, activerende werkvorm, terugblik op geleerde). Leerlingen krijgen uitdagende opdrachten met aandacht voor verschillende soorten vragen: ‘onthouden’, ‘begrijpen’, ‘integreren’ en ‘toepassen’. 12
2.1.2 Speerpunt voor het stimuleren van de persoonlijke vorming Levensoriëntatie De eerste versie van de Loopbaanoriëntatie-notitie (LOB) is gereed (april 2012). Deze notitie bevat veel aanzetten om de persoonlijke vorming van leerlingen met betrekking tot de eigen persoonlijke toekomst te bevorderen (‘Wie ben ik?’, ‘Wat kan ik?’, ‘Wat wil ik?’). In een volgende versie kan uitbreiding plaatsvinden waarbij ook de geloofsontwikkeling een nadrukkelijke plek krijgt. Dat betekent dat de leerling zich bewust wordt van zijn wereldbeeld en dat hij of zij dit wereldbeeld ook confronteert met andere opvattingen en overtuigingen. Daarbij hoort dat de leerlingen andere mensen (en culturen) ontmoet. Uiteindelijk zal het zo zijn dat leerlingen op het Greijdanus een portfolio aanmaken waarbij niet alleen LOB-activiteiten en geloofsvorming een plek ontvangen. Ook de MAS, de werkweken, de projectdagen, cultuurdagen, ontmoetingen met andere scholen, culturen en de burgerschapsvorming krijgen een overzichtelijke plek in het digitale portfolio. Bovenstaande speerpunten zijn vooral intern en op de werkvloer gericht. Maar het kan niet anders dan dat de onderwijsvisie ook gevolgen krijgt voor de onderwijsorganisatie. In het strategisch beleidsplan wordt gesproken over onderwijs en over gerelateerde dienstverlening en ondersteuning van 8u-17u. Vragen die op ons afkomen zijn: 1. Hoe kan Greijdanus meer het karakter van een leefgemeenschap krijgen? Gaan vieringen, MAS en/of werkweken meer gebruik maken van heterogene groepen? Net zoals bij de Grote Avonden? 2. Wat betekent de onderwijsvisie voor het aanbod van naschoolse activiteiten voor leerlingen en ouders (Greijdanus Academy). 3. Wat betekent dit op de langere termijn voor de zorgstructuur binnen school? 4. Wat betekent dit voor het participeren van Greijdanus in allerlei regionale samenwerkingsverbanden, systematische contacten met het bedrijfsleven, enz? 5. Hoe zorgen we voor een interne schoolcultuur waarin aanspreken en verantwoording afleggen logisch zijn? Een cultuur waarbij systematisch evalueren een normaal onderdeel is? Als bovenstaande visie omarmd wordt dan ontstaat er eigenaarschap. Als visie, eigenaarschap en capaciteiten (die aanwezig zijn in de Greijdanusorganisatie!) in balans zijn, dan ontstaat ‘intrinsieke motivatie’. Die motivatie is noodzakelijk om de visie uiteindelijk te verwezenlijken. Het mooiste is als de teams zelf hun onderwijs gaan beschrijven in termen van waarneembaar gedrag. Dat betekent een aanpassing en aanvulling van de richting die hierboven geschetst is passend bij de doelgroep van de betreffende afdeling. Deze beschrijving krijgt voor ieder team zijn plek in §3.3. 13
2.2 Concretisering van de speerpunten op vestigings- en afdelingsniveau. Leidraad bij de concretisering zijn de speerpunten die genoemd zijn in §3.2.1 en §3.2.2. Het is altijd mogelijk om per afdeling eigen punten in te brengen die passen bij de eigenheid van de leerlingen in de betreffende afdeling. Deze eigen punten moeten dan gekoppeld worden aan de vijf kernwaarden (groeien, samen, verschil, verantwoordelijkheid en dienstbaar). Om het overzicht te houden worden de kernwaarden bekeken op de niveaus van identiteit, de pedagogiek, de didactiek en de dagelijkse lespraktijk. Een uitgebreide analyse, inclusief voorbeelden, vind je in de PowerPoint op het personeelsportaal.
Deel 3: Beknopte verantwoording van onderwijskundige keuzes Deel twee functioneert als een verdieping van de onderwijsvisie, deel één. In dit deel wordt een beknopte verantwoording gegeven van gemaakte keuzes door een confrontatie met recente onderwijskundige ontwikkelingen zoals die beschreven zijn in de onderwijskundige literatuur. Hierin zijn vele leertheorieën beschreven en nog steeds gaat de ontwikkeling van leertheorieën door. Op Greijdanus hangen we niet één specifieke leertheorie aan. Bruikbare elementen uit verschillende leertheorieën nemen we samen en vormen we om tot een opvatting die past bij de christelijke uitgangspunten van onze school. Veel onderwijskundige theorieën zijn niet specifiek christelijk. De onderwijskundige inhoud wordt gelouterd zoals ooit de Israëlieten de Egyptenaren beroofden van hun goud. Dat goud werd gelouterd voor het gebruik in de tabernakel (Exodus 12: 36, 25:3). De vraag naar wat specifiek christelijk is aan de onderwijsvisie is daarmee beantwoord. §3.1 van dit document beschrijft op een beknopte wijze enkele christelijke visies op onderwijs. §3.2 gaat in op de vraag hoe leeropbrengsten van leerlingen volgens verschillende leertheorieën verhoogd kunnen worden. 3.1 Identiteit op Greijdanus: een christelijke visie op onderwijs In de christelijke onderwijsliteratuur zijn twee dominante opvattingen op ‘leren’ te onderscheiden: de overdrachtsvisie en de transformatieve visie2. 3.1.1 Overdrachtsvisie In de overdrachtsvisie is het hoofddoel van het onderwijs dat leerlingen zich later in de samenleving moeten kunnen handhaven. De leerling heeft daarvoor kennis en vaardigheden nodig. Het onderwijs heeft als taak om deze kennis en vaardigheden over te dragen. De docent – die immers het totaaloverzicht heeft – kiest de benodigde kennis en vaardigheden uit. De leerstof krijgt daarmee ook een inkleuring vanuit het perspectief van de docent. De leerstof wordt daarmee traditioneel en cultureel bepaald. In de overdrachtsvisie zijn leerlingen vooral gericht op het imiteren van de docent. Opvallende kernwoorden bij deze visie: rede, intellect, cognitie, objectiviteit en reproduceerbaarheid. Persoonsontwikkeling is in deze visie niet onbelangrijk maar valt buiten het bestek van de leerstof. Opvoeden is geen taak van de school, maar van de ouders en van de kerkgemeenschap. Door zijn accent op het imiteren van de docent heeft de overdrachtsvisie veel kenmerken van de cognitivistische visie op leren. In onze samenleving komt de overdrachtsvisie op onderwijs tot uiting in de nadruk op kwantitatieve gegevens zoals eindexamenscores en doorstroomcijfers. In veel kwaliteitszorgmetingen draait het 2
14
Miedema, S. Radix 35, 4 (2009) p 229-237.
15
onderwijs vooral om kennisoverdracht en veel minder om opvoeding en persoonsontwikkeling. De ontwikkeling van een persoon is geen taak van de school, maar veel meer van het gezin of van een geloofsgemeenschap. 3.1.2 Transformatieve visie In de transformatieve visie op onderwijs staat de brede persoonlijkheidsvorming van de leerling centraal. Kennis en vaardigheden zijn niet onbelangrijk - het examen doet er wel degelijk toe! maar zijn ingebed in de totale vorming van de leerling. Leerlingen worden opgeleid tot zelfstandige participanten op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk terrein. Leerlingen maken zich de leerinhouden ‘eigen’ en leren op deze manier steeds beter deelnemen in de samenleving. Leerinhouden zijn in deze visie geen doel op zichzelf maar uitgangspunt. Er is sprake van succesvol leren als de leerling de leerinhouden transformeert tot zijn of haar persoonlijke kennis, vaardigheden en/of attituden, waarden, normen en levensbeschouwing. De leerinhouden hebben dan betekenis gekregen voor de leerling. Daarom worden de leerinhouden niet eenzijdig vanuit de docent overgedragen. Er is sprake van een proces van wederkerigheid waarbij leerlingen leren van docenten en van elkaar. Leren vindt plaats in sociale samenhang. Verder leren de docenten van leerlingen. Zij transformeren zelf ook voortdurend. Omdat de leerling zich de leerinhouden eigen maakt beklijven de leerinhouden ook beter. Kwaliteitszorg is in deze visie meer dan meten van doorstroomcijfers en eindexamenresultaten. De centrale vraag tijdens evaluaties is of de leerling in staat is om zin te geven aan de leerinhouden. Dat vraagt aanvullende feedbackinstrumenten zoals portfolio’s en ‘eindgesprekken’. In de transformatieve visie zijn kenmerken van (sociaal) constructivisme en het cultuurhistorische perspectief te onderscheiden. In het breinvriendelijke leren komen deze kenmerken terug. De inhoud van §3.1 en §3.2 beschrijft de algemene Greijdanuslijn ten aanzien van de overdrachtsvisie en transformatieve visie. Elke afdeling heeft z’n eigen karakteristieken als het gaat om leeftijden, cognitieve mogelijkheden, enz. Deze eigenheid vraagt steeds om een afdelingsspecifieke invulling. Deze invulling lees je in deel twee. 3.2 Onderwijskwaliteit op Greijdanus: verhogen van leeropbrengsten met behulp van kennis uit onderwijskundige leertheorieën De belangrijkste onderwijskundige leertheorieën kunnen samengevat worden met: 1. Behaviorisme: leren = conditioneren. Een prikkel leidt tot gedrag. 2. Cognitivisme: leren = imiteren. Informatieverwerking (leerstijl). 3. Constructivisme: leren = construeren. Community of Learners. 4. Cultuurhistorischperspectief: leren = participeren. In de meest recente onderwijskundige literatuur is er veel aandacht voor de neurologische kant van leren. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de hersenontwikkeling bij pubers en de manier waarop nieuwe verbindingen in de hersenen gecreëerd worden. Langzamerhand wordt duidelijk dat breinvriendelijk leren een positieve invloed heeft op de leeropbrengsten. Opvallend is ook dat
16
veel oudere theorieën, bijvoorbeeld over zelfstandig leren, samenwerkend leren en activerende werkvormen een nieuwe en sterkere onderbouwing krijgen door de ontdekkingen over werking van het (puber)brein. We willen daar bewust en weloverwogen gebruik van maken, haaks op het denken van iemand als bijv. professor Swaab: “Wij zijn onze hersenen; het is een complexe automaat met een bewustzijn. Er is geen aanleiding om zoiets als een geest te veronderstellen. Het is allemaal te herleiden tot processen in onze hersenen.” Deze en vergelijkbare opvattingen zetten religie buiten spel en vragen om weerwoord. Uit de recente literatuur3 pakken we de volgende kenmerkende aspecten op om concreet mee aan het werk te gaan: 1. Leerlingen moeten binnen 18 seconden (emotioneel) gemotiveerd moeten worden. Anders is de aandacht weg. Die motivatie kan gestimuleerd worden door uitdagende opdrachten (= behaviorisme). Uitdagende opdrachten werken alleen als er voldaan is aan de basisvoorwaarde van veiligheid. Als zorg en veiligheid afwezig zijn en de situatie voor de leerling bedreigend is door bijvoorbeeld negatieve feedback of pestgedrag, dan schakelen de hersenen het bewuste denken uit. De leerling kiest dan (on)bewust voor een overlevingsstrategie. 2. Er komt enorm veel informatie op ons af. Het brein begint direct met betekenis toekennen en selecteert zo welke informatie wel en niet worden opgeslagen. Het geheugen selecteert bij binnenkomst van de informatie meteen of deze opgeslagen moet worden in het korte- of lange termijn geheugen. Er worden nieuwe verbanden gelegd en patronen ontdekt. Bij het al of niet onthouden speelt het emotionele gedeelte een belangrijke rol. In een onveilige, gespannen situatie wordt helemaal niets opgeslagen. Overleven wordt dan prioriteit boven het leren. Spannende, bijzondere en uitzonderlijke gebeurtenissen worden eerder aanvaard dan saaie informatie. Emoties spelen bij leren dus een bijzonder belangrijke rol. 3. Informatie die gekoppeld is aan bestaande kennis wordt gerichter opgeslagen, beter onthouden en kan wendbaarder worden ingezet. Dit wordt verder versterkt als de leerling die kennis samen met anderen heeft geconstrueerd. We noemen dat (sociaal) constructivisme. De informatie wordt door de verbanden minder gefragmenteerd opgeslagen. Er is een netwerk of er zijn meerdere netwerken ontstaan. Dit pleit voor het aanbieden van leerstof vanuit zoveel mogelijk verschillende hoeken. Dit kan bijvoorbeeld via meervoudige intelligenties en aandacht voor verschillende leerstijlen (cognitivisme). 4. Pubers • De nieuwe kennis over de ontwikkeling van het puberbrein laat zien dat de omgeving - dus de leraar, de ouders en de samenleving - van wezenlijk belang zijn voor de inspiratie en motivatie van de pubers. Zij hebben steun en sturing hard nodig. Het is een mythe dat de leraar niet nodig is en niet meer hoeft te doen dan procesbewaker te spelen. (Jolles) • Hersenen van jeugdigen maken een enorme groeispurt door. Deze hersenontwikkeling verloopt in fasen. Bepaalde fasen zijn kritieke periodes in de hersenontwikkeling. In het verlengde van de periode die heel gunstig is voor taalontwikkeling is de puberteit vermoedelijk de fase met ideale omstandigheden om vaardigheden als plannen, vooruitzien, 3
Caine en Caine (1997); Susan Kovik ; Crone, 2009).
17
sociaal gedrag en controleren van emoties aan te leren. Er is blijkbaar voor alles een bepaalde tijd, ook in het brein. Maar als het aanleren van een taal moeilijker is op latere leeftijd, dan geldt dat waarschijnlijk ook voor deze vaardigheden. (Sitskoorn) • In de puberteit vindt de overgang plaats van concreet naar abstract en symbolisch denken. Op 13 jarige leeftijd heeft 50% van de pubers deze stap gemaakt. 80% van de veertienjarigen kan de abstracte concepten van wiskunde volgen. Docenten brengen dit in hun lesaanpak in rekening. • Pubers vertonen veel impulsief gedrag wat kan leiden tot risicogedrag. De school, docenten, MT en OOP spelen hier op in, in de les en buiten de les. • Pubers hebben moeite met het overzien van de consequenties van hun gedrag. In hun brein richt het beloningsysteem zich nog heel sterk op directe behoeftebevrediging. Daar wordt in het onderwijs rekening mee gehouden en waar mogelijk ingezet voor het leren. • Voor pubers zijn leeftijdgenoten erg belangrijk. De peer-group speelt een veel grotere rol in hun leven dan volwassenen. Vormen van samenwerking worden veelvuldig ingezet. Kenmerkend voor breinvriendelijk leren zijn: de (emotionele) betrokkenheid van de leerling op de leerstof; leren doe je samen met medeleerlingen en docenten; aandacht voor de eigen unieke hersenorganisatie (leerstijl). Kortom de leerling participeert, is eigenaar van zijn eigen leren (cultuurhistorisch perspectief). Breinvriendelijk leren bestaat dus uit een groot aantal verschillende ingrediënten afkomstig uit oudere leertheorieën. John Hattie, een onderwijskundige uit Nieuw-Zeeland, onderzocht de effectiviteit van een groot aantal onderwijskundige interventies. Hij onderzocht in een periode van vijftien jaar 800 meta-analyses en 50000 publicaties (Hattie, 2009). Hij vond maar liefst 138 (!) verschillende factoren die de leeropbrengsten in meer of mindere mate beïnvloeden. Zijn bevindingen zijn samen te vatten met: “de docent maakt het verschil”. Als belangrijkste succesfactoren onderscheidt hij: uitdagende opdrachten, het stellen van haalbare doelen en het geven van gerichte feedback aan leerlingen. Als docenten goede feedback geven op de manier van leren en als ze dit aanvullen met uitgewerkte voorbeelden dan nemen de leeropbrengst enorm toe (Teunis, 2009). De bevindingen van Hattie zijn in lijn met een review van Black en Wiliam. Zij bestudeerden 580 artikelen in 160 verschillende tijdschriften en concluderen dat directe feedback tijdens lessituaties een positief effect heeft op de leeropbrengsten (Black & Wiliam, 1998). In de onderwijsvisie van Greijdanus komen de belangrijkste beïnvloeders van een hoge leeropbrengst terug (zie §1.2 en §1.3). Daarbij horen onder andere: uitdagende opdrachten en gerichte feedback aangevuld met ‘uitgewerkte voorbeelden’. 3.2.1 Cognitieve ontwikkeling bij leerlingen in de praktijk Uitdagende opdrachten komen steeds meer beschikbaar. Langzamerhand wordt de Wikiwijs-site gevuld met opdrachten die zich al bewezen hebben in het onderwijs. Een andere belangrijke trend is dat docenten steeds vaker uitgenodigd worden om mee te draaien in zogenaamde ‘docent-
18
ontwikkelteams’. Docenten van verschillende scholen ontwikkelen onder leiding van medewerkers van hogescholen en/of universiteiten nieuwe lesmaterialen. Deze materialen bevatten nieuwe onderwerpen en uitdagende didactische werkvormen. Inmiddels participeren een aantal van de docenten op Greijdanus in dergelijke teams. Met de mogelijkheden van de lerarenbeurs is het zeer de moeite waard om hier intensief op in te steken. Voor het geven van gerichte feedback kan gedacht worden aan de aanpak die gepropageerd wordt onder de titel ‘didactische coachen’. In dit model worden leerlingen aangesproken in hun kernkwaliteiten en krijgen ze feedback op hun functioneren, op de kwaliteit van hun antwoorden en krijgen ze te horen op welke wijze ze in de toekomst nog betere resultaten kunnen boeken. Uitgewerkte voorbeelden kunnen uitstekend ingebracht worden in de ELO. Zo kunnen leerlingen precies die ondersteuning kunnen krijgen die zij nodig hebben op een moment dat hen dat schikt. Dit soort ondersteuningsprocessen heten ‘scaffolding’. Scaffolding wil zeggen dat op het juiste moment de juiste ondersteuning wordt aangeboden en deze ondersteuning wordt lopende het onderwijsleerproces ook afgebouwd. Deze term is afkomstig van o.a. van Merrienboer & Kirschner in “Ten Steps of Complex Learning”. 3.2.2 Persoonsvorming van de leerling in de praktijk Op het Greijdanus willen we niet alleen aandacht geven aan kennisoverdracht. De brede persoonlijke ontwikkeling staat tijdens de schoolloopbaan centraal. Hoe draag je bij aan persoonsvorming of attitudeontwikkeling? Binnen Greijdanus is een aantal lijnen te onderscheiden: 1. Docenten die leerlingen feedback geven tijdens lessituaties en die feedback van leerlingen vragen en verwerken in hun lessen, dragen bij aan de persoonsvorming van leerlingen. Zij voelen zich serieus genomen. Ook de manier waarop docenten omgaan met leerinhouden en hoe zij die leerinhouden verbinden met hun persoonlijk geloof zijn vormend voor leerlingen. 2. Docenten geven leerlingen (wellicht niet systematisch) feedback op hun handelen. Het zou kunnen zijn dat deze feedback vaak gegeven wordt als er sprake is van een verstoring of overtreding. Als het goed is dan wordt de feedback gegeven volgens de principes van het herstelrecht. 3. Mentoren spreken met leerlingen over schoolvorderingen, studiekeuze en over de uitkomsten van bijv. VSV-lijsten. Ook zullen gesprekken over geloofsontwikkelingen/geloofsproblemen voorkomen. Deze gesprekken kunnen bijdragen aan de persoonsvorming. Voor de mentorlessen worden momenteel nieuwe, aanvullende programma’s ontwikkeld die ingaan op vragen als: ‘Wie ben ik?’, ‘Wat kan ik?’, ‘Wat wil ik?’, ‘Waarvoor ben ik op aarde?’ enz 4. Bij persoonsvorming moet nauwkeurig gelet worden op de ontwikkelingsfase van het kind. In de bovenbouw hv werken enkele vakken (m&r, anw) met ontwikkelingsportfolio’s waarin leerlingen hun persoonlijke (geloofs)ontwikkeling bij een bepaald vak of rond een bepaald thema weergeven. Inmiddels is de taakgroep portfolio van start gegaan. 5. Vanuit het lectoraat ‘Morele Vorming’ is aandacht gevraagd voor het 2500 jaar oude concept van de ‘Deugdethiek’. Deze deugdethiek heeft in het christendom en in de christelijke pedagogiek
19
altijd een grote rol gespeeld. In de deugdethiek streeft men naar het ontwikkelen van goede karaktertrekken of houdingen. Binnen school zijn er teams bezig geweest om het onderwijs vanuit dit concept te doordenken. 6. Werkweken, projectdagen, (Maatschappelijke) stages, burgerschapsvorming en internationaliseringprojecten hebben een zeer sterk vormingsaspect. Binnen school is nog geen literatuuronderzoek gedaan naar de activiteiten die veel invloed hebben op de persoonlijke vorming van leerlingen. We denken dat ‘feedback’, ‘reflecteren’ en elementen uit de ‘controversy conflicttheory’ een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Bij de controversy conflict theory krijgen groepjes van vier leerlingen in tweetallen tegengestelde opvattingen gepresenteerd. Eerst werken ze in tweetallen een aantal argumenten voor hun opvatting uit. Uiteindelijk mondt de oefening uit in een vaststellen van een gezamenlijk standpunt. Er zijn positieve effecten gerapporteerd door Johnson & Johnson (2007). Tegelijkertijd kan deze theorie nooit het enige zijn waarmee Greijdanus zich op het punt van persoonlijke vorming van leerlingen profileert. Wel is duidelijk dat alle leerlingen op Greijdanus bewust bezig geweest moeten zijn met persoonsvorming. Daarbij hoort ook verslaglegging in de vorm van digitale portfolio’s. 3.3 Professionaliteit van docenten Intelligentie en sociale achtergrond zijn erg belangrijk voor de prestaties van leerlingen. Maar uit het onderzoek van Hattie (2009) wordt duidelijk dat de docent ook een enorme invloed heeft op de leeropbrengsten van leerlingen. In zijn oratie geef van der Grift aan dat leraren ongeveer 20% van de verschillen in de prestaties van leerlingen kunnen beïnvloeden (van der Grift, 2010). Deze 20 % is de beroepsruimte van de docent. Lang niet altijd wordt deze beroepsruimte volledig benut. Van der Grift stelt: “Er zijn leraren die bij hun leerlingen nog niet de helft van de gemiddelde leerwinst bereiken en er zijn leraren die bij hun leerlingen het dubbele van de gemiddelde leerwinst weten te bereiken.” Van leraren wordt een actieve rol gevraagd in: • het aanleren van strategieën • het motiveren van leerlingen • het geven van gerichte en directe feedback • het geven van betekenisvolle leerervaringen • het formuleren van heldere doelen Daarvoor is het nodig dat de docent vier verschillende aspecten van het docentschap beheerst: 1. vakdeskundige of leermeester: weet inhoudelijk waar hij/zij het over heeft. 2. leerpsycholoog: weet hoe pubers leren 3. pedagoog en vertrouwenspersoon: kan met pubers omgaan en wil ze begrijpen 4. didacticus: heeft de beschikking over een grote gereedschapskist met werkvormen. Op Greijdanus voegen we er een 5e aspect aan toe:
Docenten die bovenstaande aspecten beheersen en inzetten maken het verschil. Zij hebben een grote impact op het welbevinden van de leerling en op de leeropbrengsten die de leerling behaalt. Op Greijdanus investeren we dan ook in het onderwijzend personeel. De school stimuleert het volgen van studies op vakinhoudelijk maar ook op onderwijskundig, pedagogisch en didactisch terrein. Zoveel mogelijk docenten maken deel uit van één of meer docentontwikkelteams of Communities of Learners. Liefst buiten school in netwerken met docenten van andere scholen, hogescholen en/ of universiteiten. Zo blijft de docent zich ontwikkelen. Dit komt het leerproces van de leerlingen, de schoolorganisatie en de docent zelf ten goede. Intern maken docenten deel uit van Omgeving Wat kom je tegen? Waar heb je mee te maken? verschillende teams zoals secties, Gedrag Wat doe je? mentoren- en afdelingsteams. Elke Competenties Wat kun je? Overtuigingen Waar geloof je in? docent maakt ook deel uit van een Identiteit Hoe zie je jezelf? Hoe zie jij je professionele rol? professionele leergemeenschap (PLG). Betrokkenheid Waar doe je het allemaal voor? Op welk groter geheel voel jij je betrokken? In groepjes van drie zijn docenten bezig met docentprofessionalisering. De leervraag mag zelf gekozen worden. Voorwaarde is wel dat de leervraag in lijn is met de vijf speerpunten die in de onderwijsvisie zijn verwoord (zie deel twee van de onderwijsvisie). Deze professionele leergroepjes zijn niet vrijblijvend. Er vindt terugkoppeling naar de afdelingsteams plaats. PLG’s kunnen ervoor kiezen om de zelfevaluatie in deze groepjes vorm te geven. Nieuwe docenten krijgen zo spoedig mogelijk een plek in een PLG. Zo kan het leren met en van elkaar makkelijk, veilig en op een heel concreet niveau plaatsvinden (bijvoorbeeld in de vorm van intervisie m.b.v. videointeractiebegeleiding). De docent op Greijdanus kent zichzelf en kan goed reflecteren op zijn eigen handelen. Hij kan zijn geloof verbinden aan zijn handelen. Docenten leren van de feedback die ze ontvangen van hun leerlingen. Toetsen geven niet alleen inzicht in hoe de leerlingen zich ontwikkeld hebben. Ze geven vooral ook inzicht in de manier waarop de docent en de leerstof overgekomen zijn bij de leerlingen. Docenten op Greijdanus zoeken oorzaken voor gedrag en resultaten van leerlingen niet buiten zichzelf.
5. rolmodel en identificatiefiguur: de docent verwijst in zijn manier van leven naar Christus.
20
21
Samenvattend, docenten op Greijdanus: 1. verbinden geloof met hun werk; committeren zich aan de doelen van Greijdanus waarvan een bijzonder onderdeel is dat zij ‘Christus willen volgen’ 2. hebben hart voor kinderen; zijn werkelijk present 3. hebben inzicht in de ontwikkelingsfase van de kinderen 4. denken pedagogisch 5. zijn vakinhoudelijk sterk en voldoen aan de standaarden van de beroepsgroep 6. zien leren als meer dan alleen kennisoverdracht 7. zetten opvoeden en persoonsvorming niet weg als niet horen bij het onderwijs 8. coachen hun leerlingen; geven directe feedback 9. zijn instaat om zelf feedback te ontvangen 10. leren zelf (van mededocenten, van leerlingen en zijn op de hoogte van de nieuwste inzichten) en brengen het geleerde in tijdens hun lessen en delen hun expertise met aankomende docenten. (leren) 11. kunnen goed samenwerken met collegae en leveren vanuit hun persoonlijke kwaliteiten (verschil) een bijdrage aan de hele organisatie 12. zijn er voor leerlingen, collega’s, de school en de samenleving (dienstbaar) 13. handelen verantwoord, verantwoorden zich en zijn aanspreekbaar (verantwoordelijk) 14. zijn zich bewust van hun wereldbeeld en hoe dat van invloed is op het handelen voor de klas.
Voor het vormgeven van ons onderwijs putten we uit verschillende leertheorieën. Op Greijdanus omarmen we dus niet één theorie maar kiezen we voor die elementen van de verschillende leertheorieën die goed passen bij ons christelijke wereldbeeld, bij de door de school gekozen kernwaarden en bij de aanwijzingen die afkomstig zijn uit het zgn. breinvriendelijke leren. Het onderwijs op Greijdanus is ten diepste gericht op het volgen van Christus. Onderwijs op Greijdanus gaat om leerinhouden èn persoonsvorming. Zo kan iets zichtbaar worden van Paulus’ woorden aan de Filippenzen “Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat,opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde,en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader.Geliefde broeders en zusters, u bent altijd gehoorzaam geweest toen ik bij u was. Wees het des te meer nu ik niet bij u ben. Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God,want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het hem behaagt.Doe alles zonder morren en tegenspreken,opdat u zuiver en smetteloos bent, onberispelijke kinderen van God te midden van een verdorven en ontaarde generatie, waartussen u schittert als sterren aan de hemel”. (Filippenzen 2, 9-15).
3.4 Conclusie: visie van Greijdanus in één oneliner Op Greijdanus kiezen we voor een onderwijsvisie die meer transformatief is dan overdrachtelijk. Vanuit ons christelijke wereldbeeld vinden we het belangrijk om in te steken op een brede persoonlijkheidsvorming van de leerling. Daarbij stimuleren we dat de leerlingen zich de leerinhouden en de bijbehorende vaardigheden eigen maken. Zo wordt het brein maximaal geactiveerd en ingezet. Dat gebeurt altijd in samenwerking met medeleerlingen en docenten (samen). Leerlingen en docenten nemen verantwoordelijkheid voor elkaar (verantwoordelijk). Leerlingen en docenten zijn elkaar tot een hand en een voet. Niet alleen in lastige en moeilijke situaties maar ook in reguliere leersituaties (dienstbaar). Dat vraagt intensieve, hechte relaties waarin veiligheid en zorg gewaarborgd zijn. Alleen zo kan directe feedback gegeven en ontvangen worden zodat de gaven en talenten die de leerlingen hebben ontvangen zich verder ontwikkelen (groei). Directe feedback is persoonsgericht. Zo kan er maatwerk geleverd worden voor de individuele leerlingen (verschil). Op Greijdanus zijn kennis en vaardigheden ingebed in de totale vorming van de leerling. We spelen kennis, vaardigheden en persoonlijke vorming niet uit elkaar. Om recht te doen aan de verschillen tussen leerlingen creëren we daar waar mogelijk keuzemogelijkheden (werkvormen, leerstijl, Human Dynamics enz)
22
23
Notities
24
25
Zwolle
Enschede
038 - 4 698 698
[email protected]
038 - 4 698 530
[email protected]
Hardenberg
Meppel
038 - 4 698 500
[email protected]
038 - 4 698 550
[email protected]
www.greijdanus.nl
26