Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
Onderwijsorganisatorische wijzigingen Wijzigingen regelgeving personeel
De afdeling Onderwijsorganisatie en -personeel heeft de ondersteuning van scholen en scholengroepen als één van haar kerntaken. Gezien de steeds wijzigende regelgeving willen we een samenvatting aanbieden van de meest recente wijzigingen op vlak van de regelgeving betreffende het secundair onderwijs. U vindt in dit document een overzicht van deze wijzigingen opgesplitst in: -
Onderwijsorganisatorische wijzigingen Wijzigingen m.b.t. personeelsmateries
Bij elke wijziging wordt er ook steeds verwezen naar een link van de betreffende omzendbrief/wetgeving. Uiteraard vindt u ook steeds alle informatie via www.ond.vlaanderen.be/edulex
30-7-2014 Onderwijsorganisatie en -personeel Huis van het GO! Willebroekkaai 36 1000 Brussel
Inhoudsopgave Onderwijsorganisatorische wijzigingen Stelsel van leren & werken Afwezigheden en in- en uitschrijvingen in het voltijds gewoon secundair onderwijs en het deeltijds secundair onderwijs Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs Leerlingenstages in het voltijds secundair onderwijs Experimenteel secundair onderwijs volgens een modulair stelsel Programmatie, overheveling en afbouw in het voltijds gewoon secundair onderwijs Scholengemeenschappen secundair onderwijs Scholen voltijds secundair onderwijs Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het voltijds gewoon secundair onderwijs De leerplicht Onderwijs voor zieke jongeren Registratie van leerlingen secundair onderwijs Inschrijvingsrecht en aanmeldingsprocedures in het secundair onderwijs Contacteer ons
3 23 24 39 41 42 43 44 45 47 48 51 51 60
Inhoudsopgave Wijzigingen Regelgeving Personeel Actualisering van het besluit m.b.t. de bekwaamheidsbewijzen SO 61 Invoering van het ambt van leraar NCZ in het gewoon SO 62 Controle op het aantal ingerichte uren BPT 63 Geldelijke anciënniteit zij-instromers: niet(s) beslist ! 64 Langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen (ingangsdatum: 1/1/2015!) 65 Aanpassing van een aantal regels m.b.t. het ‘ontslag om dringende redenen’ 66 Herinschakeling definitief arbeidsongeschikte personeelsleden 67 Ontslag of afzetting van een gereaffecteerd of wedertewerkgesteld personeelslid bij tuchtmaatregel 69 Contacteer ons 69
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
2
Stelsel van leren & werken Uit SO/2008/08: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14006 Programmatie van een CDO – Administratieve procedure De programmatie van een CDO via afsplitsing van een bestaand CDO wordt uiterlijk 1 mei van het voorafgaand schooljaar per gewoon schrijven aan het AgODi gemeld. Bij die melding moeten volgende stukken worden gevoegd: a) het protocol van de onderhandelingen terzake in het bevoegd lokaal comité of, bij ontstentenis van een lokaal comité, het protocol van de personeelsconsultatie; b) een document waaruit moet blijken dat de programmatie vooraf is besproken in het regionaal overlegplatform waarin het CDO participeert; c) voor zover het CDO behoort tot een scholengemeenschap: een uittreksel van het PV waaruit moet blijken dat de programmatie conform is aan de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt; d) de documenten met betrekking tot de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats, aangezien de vestigingsplaats(en) die het afgesplitst CDO in gebruik zal nemen onder de definitie "nieuw" vallen. De programmatie van een CDO zonder afsplitsing van een bestaand CDO wordt uiterlijk 1 mei van het voorafgaand schooljaar per gewoon schrijven aan het AgODi aangevraagd. Bij die aanvraag gaan de documenten met betrekking tot de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats, aangezien de vestigingsplaats(en) die het CDO in gebruik zal nemen onder de definitie "nieuw" vallen.
Rationalisatienorm Een CDO krijgt één gedoogjaar. Indien de rationalisatienorm dus gedurende twee opeenvolgende schooljaren niet wordt bereikt, dan dienen er stappen ondernomen te worden (zie omzendbrief voor meer details). Vestigingsplaatsen Een CDO heeft één hoofdvestigingsplaats, dat het contactadres is voor de overheid, en eventueel één of meer bijkomende vestigingsplaatsen. In het geval van een niet-autonoom CDO is de hoofdvestigingsplaats steeds die van de voltijds secundaire school waaraan het CDO is verbonden. Onder vestigingsplaats worden alle gebouwde en ongebouwde onroerende goederen verstaan die ingeplant zijn op eenzelfde kadastraal perceel of op aaneengesloten kadastrale percelen en die door personeelsleden van het CDO gebruikt worden voor onderwijsactiviteiten. Worden niet als vestigingsplaats beschouwd: locaties waar a) stages, b) extramurosactiviteitenof c) sportactiviteiten (voor zover de aanwezige sportinfrastructuur ook door particulieren of instanties buiten onderwijs wordt gebruikt), plaats vinden. De ingebruikname, al dan niet tijdelijk en om welke reden dan ook, van een nieuwe vestigingsplaats moet bij de onderwijsoverheid worden aangevraagd. Onder "nieuw" wordt verstaan een Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
3
vestigingsplaats die nog niet gelinkt is aan het instellingsnummer van het CDO in kwestie. Worden evenwel niet als nieuwe vestigingsplaatsen beschouwd: bestaande vestigingsplaatsen van afzonderlijke centra die fuseren. Voor de aanvraag tot ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats gelden volgende modaliteiten (ontvankelijkheidsvoorwaarden). De aanvraag wordt met het modelformulier in bijlage 19 van de omzendbrief uiterlijk 31 maart van het voorafgaand schooljaar ingediend bij AgODi. Bij die aanvraag worden volgende documenten gevoegd : a) een situatieschets of plattegrond, waaruit duidelijk blijkt over welke locatie het gaat; b) een volledig ingevulde vragenlijst (met bijlagen), waarvan het model in bijlage 21 van de omzendbrief gaat. Deze vragenlijst moet evenwel niet worden ingestuurd in het geval van nieuwbouw die bij indiening van de aanvraag nog niet voltooid is; onder nieuwbouw wordt verstaan zowel de oprichting van een nieuw gebouw als de uitbreiding van een bestaand gebouw, steeds met het doel hierin onderwijs te organiseren. De onderwijsinspectie zal vervolgens, al dan niet ter plaatse, een onderzoek instellen naar het voldoen van die vestigingsplaats aan de decretale erkenningsvoorwaarde "veiligheid, hygiëne en bewoonbaarheid" en geeft een advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, die beslist over de goedkeuring. Het advies en de aansluitende beslissing worden uiterlijk 30 juni van het voorafgaand schooljaar aan het centrumbestuur medegedeeld. Indien de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, deze datum overschrijdt, wordt de aanvraag geacht van rechtswege te zijn goedgekeurd. Bij ongunstig advies en beslissing is geen beroep mogelijk. Screening (macroniveau) Screening is een techniek waarbij, vanaf 1 januari 2014 nog enkel uitgaande van beroepskwalificaties, een groep van inhoudelijk samenhangende opleidingen wordt doorgelicht met als resultaat een eventuele omzetting, samenvoeging of schrapping van die opleidingen vanuit de doelstelling het globale aanbod rationeler en transparanter te maken. De screening wordt uitgevoerd door een commissie, samengesteld uit afgevaardigden van de overheid en van de beroepswereld. Na kennisname van het advies van de VLOR over de conclusies van die commissie, neemt de Vlaamse Regering een beslissing. De screening voor de rubrieken bouw, decoratie, hout, handel en administratie, voeding-horeca, distributie, elektriciteit/elektronica, metaal en kunststoffen en transport, die in het verleden heeft plaats gevonden, heeft geleid tot een door de Vlaamse Regering vastgelegd geactualiseerd aanbod dat modulair wordt georganiseerd. De oorspronkelijk voorziene kalender (nl. screening voltooid per 1 september 2015) werd intussen verlaten en de screening wordt afgestemd op het tijdspad waarbinnen beroepskwalificaties ontstaan. Dit zal jaarlijks uitmonden in een vernieuwd aanbod per 1 september en dit vanaf 1 september 2015. De screeningsoperatie zal lopen tot en met alle bestaande opleidingen zijn doorgelicht en geactualiseerd. Bovendien zal, op het tijdstip dat naar een vernieuwd opleidingsaanbod wordt overgegaan, door alle CDO van een lineair naar een modulair onderwijssysteem worden omgeschakeld, m.a.w. deeltijds onderwijs wordt volledig modulair.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
4
Leerlingenstages Leerlingenstages zijn in DBSO reeds mogelijk sinds 01/09/2013. Er is echter een kleine toevoeging in de regelgeving doorgevoerd: in tegenstelling tot stages in het voltijds secundair onderwijs, is in het deeltijds onderwijs een continue begeleiding vanuit onderwijs op de stageplaats verplicht; dit impliceert dat de stagebegeleider van het CDO of een personeelslid van een school of centrum waarmee het CDO voor de organisatie van de vorming samenwerkt, continu op de stageplaats aanwezig moet zijn. CLIL Voor het schooljaar 2014-2015 kan er geen aanvraag meer gebeuren, de deadline is reeds verstreken. Deze informatie is wel van belang indien het CDO in het schooljaar 2015-2016 wil overgaan tot de inrichting van CLIL (contactpersoon PBD: Eddy Plancke). In het deeltijds onderwijs (en in de leertijd) kan 20% van de lesuren besteed aan niet-taalvakken via CLIL (Content and Language Integrated Learning) aangeboden worden. CLIL is een werkvorm waarin het Frans, Engels of Duits als instructietaal wordt gebruikt om een niet-taalvak te onderwijzen. De overheid heeft een kwaliteitsstandaard ontwikkeld om een CDO te ondersteunen in de voorbereiding van een CLIL-traject. Een CDO dat CLIL wil aanbieden, moet ten laatste op 15 december van het voorgaande schooljaar een aanvraag indienen via de Vlaamse Adviescommissie CLIL. Bij de organisatie van CLIL moet ook met het volgende rekening worden gehouden: 1° de jongere moet in het betrokken CDO ook steeds de mogelijkheid hebben om alle niet-taalvakken in het Nederlands te volgen; een jongere kan dus nooit tot het volgen van een CLIL-traject worden verplicht; 2° anderzijds kan een jongere slechts een CLIL-traject volgen: a) indien de betrokken personen er schriftelijk en expliciet voor kiezen om dat traject gedurende het volledige schooljaar (d.w.z. vanaf het moment van instap van de jongere in het betrokken structuuronderdeel) te volgen, en b) na positief advies van de (toelatings)klassenraad dat ten minste gebaseerd is op voldoende kennis en beheersing door de jongere van het Nederlands; 3° het CDO moet er voor zorgen dat de kennis van het Nederlands bij de jongeren prioritair blijft en dat het Nederlandstalige karakter van het CDO behouden blijft. Voor meer informatie over http://ond.vlaanderen.be/clil/
CLIL,
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
de kwaliteitsstandaard en de
aanvraagprocedure
zie:
5
Het centrum en inschrijving van de jongere
Hoewel deeltijds onderwijs leerplichtonderwijs is, bestaat de jongerenpopulatie dus ook uit meerderjarigen. Hier is de algemene norm van toepassing dat alle contacten, mededelingen, overeenkomsten, … rechtstreeks tussen de onderwijsverstrekker en de meerderjarige jongere verlopen. Slechts mits akkoord van de meerderjarige jongere mag en moet het CDO ook de ouders op de hoogte brengen van de studievoortgang van die jongere. Wijziging in het centrumreglement
Een wijziging van het centrumreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving. Het decreet van 4 april 2014 houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositieregeling van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende participatie op school treedt in werking op 1 september 2014. Dit betekent dat de centrumreglementen vanaf het schooljaar 2014-2015 rekening moeten houden met de minimale inhoud die dit decreet oplegt. Centrumreglementen 2014-2015 die reeds klaar zouden zijn en op basis waarvan eventueel reeds inschrijvingen zijn gebeurd, zullen m.a.w. moeten worden bijgestuurd. Alle betrokken personen dienen via addendum op de hoogte te worden gebracht van deze wijzigingen en moeten er opnieuw hun schriftelijk akkoord aan verlenen. Indien ze dat niet doen, dan wordt vóór de start van het schooljaar de jongere alsnog uitgeschreven. Toelatingsvoorwaarde tot het deeltijds beroepssecundair onderwijs
Indien het een overstap betreft vanuit de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers dan moet de (toelatings)klassenraad rekening houden met het advies van de klassenraad van dat onthaaljaar; elke beslissing van de (toelatings)klassenraad die afwijkt van dat advies moet afdoende worden gemotiveerd. Minimale inhoud van het centrumreglement/CDO Het decreet van 4 april 2014 houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende participatie op school heft de opdeling van het centrumreglement in een studie-, orde- en tuchtreglement op. Daarnaast breidt dit decreet de minimale inhoud van het centrumreglement uit. Het centrumreglement bevat minimaal volgende inhoud (voor zover van toepassing in het desbetreffend CDO): 1° de basisprincipes van het centrumbeleid m.b.t.: - toelatingen; - eventuele afwijkingen, vrijstellingen en andere flexibiliseringsmaatregelen binnen het curriculum; - aan- en afwezigheden; - de opzet en de procedure van de screening en trajectbegeleiding;
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
6
2° de lesspreiding en de vakantie- en verlofregeling voor de jongeren (cf. omzendbrief SO 74); 3° de krachtlijnen m.b.t. extra-murosactiviteiten, centrumvervangende onderwijsprogramma’s;
leerlingenstages,
werkplekleren
en
4° de samenwerking - met rechtstreekse impact op de jongeren - met andere onderwijsinstellingen, vormingsinstellingen of organisaties; 5° de financiële bijdrageregeling, de mogelijke afwijkingen en de contactpersoon binnen het CDO voor vragen en opmerkingen over financiële aangelegenheden; 6° de inspraakmogelijkheden voor de betrokken personen in het CDO; 7° de voorwaarden waaronder de betrokken jongere en de betrokken personen hun inzage-, toelichtings- en kopierecht kunnen uitoefenen m.b.t. leerlingengegevens, waaronder evaluatiegegevens; 8° de organisatie van de leerlingenevaluatie: - de vermelding dat het CDO gedurende het schooljaar op regelmatige basis of tijdig zal communiceren (= communicatieplicht) over:
de basisprincipes van het centrumbeleid m.b.t. leerlingenevaluatie;
de studievorderingen van de jongere;
de voor de jongere noodzakelijke remediëring;
de tijdstippen waarop examens en andere evaluatieopdrachten over grotere leerstofonderdelen plaats vinden;
de vorm waaronder het CDO examens en andere evaluatieopdrachten organiseert;
de materies die de jongere dient te beheersen met het oog op examens en andere evaluatieopdrachten;
de regeling als de jongere - door overmacht of gewettigd verlet - niet kan deelnemen aan een examen of een andere evaluatieopdracht;
de vermelding dat het CDO elke genomen beslissing van de klassenraad om de jongere de beoogde studiebekrachtiging niet toe te kennen, schriftelijk zal motiveren, en dat op vraag van de betrokken personen hierover een overleg zal plaatsvinden binnen een aangeduide termijn;
de vermelding van de mogelijkheid tot beroep door de betrokken personen nadat dit overleg over een betwiste evaluatiebeslissing van de klassenraad heeft plaats gevonden, met inbegrip van de procedure en redelijke en haalbare termijnen, de vormvereisten, de werkingsprincipes (incl. de samenstelling van de beroepscommissie en de stemprocedure);
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
7
10° de lokale leefregels op materieel en immaterieel vlak, met inbegrip van: - de tucht- of andere maatregelen die het CDO kan nemen bij schending van de leefregels door de jongere, m.i.v.:
de regels op het vlak van tuchtrechtspleging;
de mogelijkheid tot beroep tegen een beslissing tot definitieve uitsluiting, met inbegrip van de procedure en redelijke en haalbare termijnen, de vormvereisten, de werkingsprincipes (incl. de samenstelling van de beroepscommissie en de stemprocedure);
de opvangregeling;
de mogelijke centrumuitschrijving;
- de plicht van de jongere om zich te onthouden van iedere daad van geweld, pesterij of ongewenst seksueel gedrag; - de afspraken i.v.m. het rookverbod, de controle op de naleving ervan en de sancties die kunnen opgelegd worden bij overtreding van het rookverbod; 11° de eventuele beroepsmogelijkheden voor de betrokken personen tegen andere betwiste beslissingen (naast een definitieve uitsluiting en een evaluatiebeslissing); 12° de basisprincipes van het centrumbeleid m.b.t. reclame en sponsoring; 13° een engagementsverklaring met wederzijdse afspraken over het oudercontact, regelmatige aanwezigheid en spijbelbeleid, vormen van individuele leerlingenbegeleiding en het positieve engagement t.a.v. de onderwijstaal. M.b.t. het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal bevat het centrumreglement de bepaling dat leerlingen aangemoedigd worden om Nederlands te leren. Andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal kunnen enkel worden toegevoegd op voorwaarde dat daarover in het bevoegde lokaal overlegplatform een akkoord is bereikt (voor een CDO in een gemeente zonder lokaal overlegplatform is hiervoor een akkoord met minstens 2/3 van de scholen nodig). M.b.t. regelmatige aanwezigheid en spijbelbeleid vermeldt het centrumreglement: - de koppeling met schooltoelagen en de mogelijkheid tot het niet toekennen of het terugvorderen ervan; - het principe van het voltijds engagement dat de betrokken personen moeten naleven, wat enerzijds impliceert dat de jongere de gekozen opleiding of vorming daadwerkelijk en regelmatig volgt (behalve in het geval van gewettigde afwezigheid), en anderzijds dat de jongere bereid is zich onvoorwaardelijk te schikken naar alle mogelijke maatregelen die door het CDO worden genomen om de component werkplekleren ononderbroken een zinvolle invulling te geven;
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
8
14° de vermelding dat bij verandering van instelling (school of centrum) leerlingengegevens worden overgedragen aan de nieuwe instelling, tenzij de betrokken personen - na de gegevens te hebben ingezien - er zich expliciet tegen verzetten (voor zover de regelgeving de overdracht ervan niet verplicht). Centrumreglement/CDV In tegenstelling tot een CDO hoeft voor een CDV geen centrumreglement door het centrumbestuur te worden opgemaakt. In de praktijk zal een CDV er voor zijn interne werking wel een huishoudelijk reglement op nahouden. Jongeren die in een CDV een persoonlijk ontwikkelingstraject of algemene vorming DO volgen, zijn aan dat huishoudelijk reglement onderworpen. Juridisch en administratief echter ligt alle verantwoordelijkheid en bevoegdheid ten aanzien van de jongere bij het CDO van inschrijving. Dit is vooral belangrijk op het gebied van te respecteren leefregels. Tussen beide centra worden hierover duidelijke afspraken gemaakt, met dien verstande dat - rekening houdend met de bevoegdheid tot het opleggen van tuchtsancties - tuchtmaatregelen ten aanzien van de jongere nooit door het CDV doch enkel door het CDO kunnen worden genomen. Schending van leefregels Zoals opgenomen in het centrumreglement, zullen in elk CDO een reeks plaatselijke leefregels van kracht zijn. Die leefregels kunnen van materiële aard (bv. kledingvoorschriften) of immateriële aard (bv. taalgebruik) zijn en kunnen niet los worden gezien van het pedagogisch project van het CDO. Leefregels strekken ertoe de dagdagelijkse werking van een CDO zo vlot mogelijk te laten verlopen. Vermits het centrumbestuur de verantwoordelijkheid draagt voor het onderwijs dat het inricht, is het autonoom om te bepalen welke leefregels het meest bijdragen tot een ordentelijke onderwijsverstrekking. Het centrumbestuur heeft wel de verplichting om hierover afdoende te communiceren via het centrumreglement. Niettegenstaande jongeren verondersteld worden duidelijk op de hoogte te zijn van de regels waaraan ze zich dienen te houden bij elke les- of gelijkgestelde onderwijsactiviteit, is regelschending niet uitgesloten. Op dergelijke situaties moet het CDO adequaat kunnen reageren door ten een aanzien van de jongere in kwestie een gepaste maatregel te nemen, die tevens een signaalfunctie heeft naar de andere jongeren. Die maatregelen kunnen zeer divers zijn en spreiden zich over een continuüm van minimaal naar maximaal ingrijpend, waarbij maximaal betekent "definitieve uitsluiting". Het CDO moet steeds voor ogen houden dat indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat met een minder zware maatregel dezelfde corrigerende of remediërende effecten bij de jongere worden bereikt, geen zwaardere maatregel hoeft genomen. Het werken volgens een continuüm betekent echter niet dat in een geval van regelschending eerst een lichtere en, bij onvoldoende resultaat, vervolgens een zwaardere maatregel kan worden opgelegd. Dit laatste kan enkel indien zich een nieuw feit van regelschending heeft voorgedaan (cfr. principe "niemand kan voor eenzelfde vergrijp tweemaal worden gestraft"). Het begrip "ordemaatregel" wordt, zoals blijkt, niet langer gebruikt. Er is nog enkel sprake van "maatregelen bij schending van leefregels", waarvan er slechts twee het statuut "tuchtmaatregel" dragen, nl. de tijdelijke en de definitieve uitsluiting.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
9
Maatregelen andere dan tuchtmaatregelen Indien de handelingen van de jongere de leefregels schenden doch zonder een gevaar of ernstige belemmering te vormen voor het normale onderwijsgebeuren of voor de fysieke of psychische integriteit en veiligheid van de schoolbevolking of van personen waarmee de leerling in het kader van stage of andere vormen van werkplekleren in contact komt, kunnen er maatregelen volgen die aan de jongere bepaalde voorzieningen ontzeggen of bepaalde verplichtingen opleggen. Dit mag in een contractvorm worden gegoten. Het CDO zal hier zelf een concrete invulling aan geven, maar blijft een verplichting tot opvang van de jongere hebben. Het kan dan gaan om, bij wijze van voorbeeld en niet limitatief, een berisping, een waarschuwing, een strafstudie, een weigering tot deelname aan een facultatieve schoolreis tijdens een vakantie,…..; ook het gedurende maximum één lesdag vervangen van de geplande onderwijsactiviteiten door andere activiteiten is mogelijk (dit kan zich tijdens het schooljaar meermaals voordoen bij nieuwe feiten, doch nooit aaneensluitend). De getroffen maatregel doet geen afbreuk aan de hoedanigheid van regelmatig leerling en aan het daaraan verbonden recht op studiebekrachtiging. Elkeen die én door het centrumbestuur daartoe is gemachtigd én toezicht uitoefent op de betrokken jongere op de locatie en het tijdstip van de regelschending kan een dergelijke maatregel opleggen. Dit houdt in dat zelfs een personeelslid van een andere instelling waar het CDO van inschrijving mee samenwerkt, een personeelslid van een organisator van werkplekleren, een stagementor, een voordrachthouder, … die op de jongere toezicht uitoefent, die machtiging van het centrumbestuur kan krijgen. Tuchtmaatregelen Indien de handelingen (bv. materiële schade, fysieke of verbale agressie, vergaande ordeverstoring, ...) van de jongere de leefregels dermate schenden dat ze een gevaar of ernstige belemmering vormen voor het normale onderwijs- gebeuren (= leren + werken) of voor de fysieke of psychische integriteit en veiligheid van de schoolbevolking of van personen waarmee de leerling in het kader van stage of andere vormen van werkplekleren in contact komt, dan is een tuchtmaatregel toegelaten. Bij tuchtmaatregelen moet met diverse modaliteiten en voorwaarden worden rekening gehouden zoals hierna beschreven. Preventieve schorsing versus uitsluiting Tussen schorsing en uitsluiting zijn er overeenkomsten en verschillen. Zowel bij schorsing als bij uitsluiting wordt de jongere het recht ontnomen om deel te nemen aan les- en gelijkgestelde onderwijsactiviteiten (met inbegrip van evaluatiebeurten). In beide gevallen beslist het CDO of de jongere op het centrum moet aanwezig zijn. Is aanwezigheid niet verplicht, dan kunnen de betrokken personen niettemin een opvangvraag stellen: ofwel wordt op die vraag ingegaan en zullen er afspraken rond opvangvoorwaarden worden gemaakt, ofwel wordt de vraag schriftelijk én gemotiveerd geweigerd. Bij opvang bepaalt het CDO dus autonoom welke invulling aan deze opvang wordt gegeven (er geldt m.a.w. geen pedagogisch-didactisch verantwoorde opvangverplichting). Voor alle duidelijkheid: schorsing of uitsluiting door het CDO slaat op de component leren. Een schorsing of uitsluiting, ingevolge ongeoorloofde gedragingen of handelingen op de werkvloer, van een voortraject, brugproject of tewerkstellingsovereenkomst kan enkel en alleen een beslissing zijn van de Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
10
promotor of werkgever, desgevallend in toepassing van het plaatselijk huishoudelijk of arbeidsreglement, en bij voorkeur na overleg met het centrum. Bij ongeoorloofde gedragingen of handelingen tijdens een persoonlijk ontwikkelingstraject ligt dat anders: een CDO kan een jongere in een dergelijk traject schorsen of uitsluiten, ongeacht het feit of dit traject als invulling geldt voor de component leren, de component werkplekleren of beiden. Een fundamenteel verschil echter is dat een schorsing geen tuchtmaatregel is doch een bewarende maatregel met een dubbel doel: 1. na een incident of vergrijp de jongere aan het onderwijsgebeuren onttrekken zodat opnieuw een sereen en onderwijsvriendelijk klimaat kan worden gecreëerd; 2. de nodige tijdsruimte voorzien om een tuchtonderzoek te voeren en een tuchtdossier samen te stellen, hetgeen impliceert dat vanaf het moment van preventieve schorsing het onderzoek en de dossiersamenstelling geacht worden opgestart te zijn; De officiële benaming voor schorsing luidt dan ook "preventieve schorsing". De preventieve schorsing, die op zich geen verplichting is, kan onmiddellijk na de regelschending (dus ook in de loop van de betrokken dag) ingaan, zij het na kennisgeving aan de betrokken personen. Het geldt als een signaal of een indicatie dat een tuchtmaatregel kan volgen. Na het beëindigen van het tuchtonderzoek kan het resultaat evenwel ook zijn dat, om welke reden dan ook, geen tuchtmaatregel wordt genomen. Als er wel tot een tuchtmaatregel wordt beslist, dan zijn er twee alternatieven: ofwel een tijdelijke uitsluiting ofwel een definitieve uitsluiting.
Maximale duur
Een preventieve schorsing kan maximaal veertien opeenvolgende kalenderdagen bestrijken. Indien binnen die periode het tuchtonderzoek niet kan worden afgerond en het CDO dit motiveert aan de betrokken personen, kan deze periode met maximaal veertien opeenvolgende kalenderdagen worden verlengd. Een preventieve schorsing kan dus nooit langer dan achtentwintig opeenvolgende kalenderdagen duren. Indien de schorsing onmiddellijk ingaat in de loop van de dag waarin het omstreden feit plaats vindt, dan telt die dag als de eerste van het toegelaten maximum. Het uitputten van dat maximum kan anderzijds geen alibi zijn om het voeren van het tuchtonderzoek en het samenstellen van een tuchtdossier, vanuit beide partijen bekeken, langer te laten duren dan strikt noodzakelijk om tot de beslissing tot het al dan niet nemen van een tuchtmaatregel te komen. Zowel voor de betrokken personen als voor het CDO is het immers belangrijk om, zonder nodeloze vertraging, tot rechtszekerheid te komen. Een tijdelijke uitsluiting omvat minimaal één en maximaal eenentwintig opeenvolgende kalenderdagen. Zowel trouwens ook bij preventieve schorsing moet het instellen van een maximumduur voor tijdelijke uitsluiting vrijwaren dat de lesonderbreking geen ernstige nadelige effecten heeft voor de afwerking van het lesprogramma. Een jongere kan in het schooljaar meer dan eens tijdelijk worden uitgesloten doch enkel indien zich telkens een nieuw feit van regelschending heeft voorgedaan. Zoals blijkt wordt de maximale duur uitgedrukt in "kalenderdagen", met dien verstande dat enkel de schoolvakanties buiten beschouwing worden gelaten. Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
11
Aan definitieve uitsluiting is uiteraard geen maximale duur gekoppeld. Een beslissing tot definitieve uitsluiting gaat in hetzij onmiddellijk tijdens het schooljaar, hetzij op het einde van het schooljaar (= 31 augustus). Indien de uitsluiting pas op het einde van het schooljaar ingaat, dan heeft ze in de feiten betrekking op het daaropvolgende schooljaar. Een uitsluiting op het einde van het schooljaar strekt ertoe om, in het belang van de jongere, alsnog de gelegenheid te bieden aan de (eind)examens of proeven van dat schooljaar deel te nemen; het CDO is er dan wel toe gehouden om de jongere tot op het einde van dat schooljaar effectief de lessen te laten bijwonen. Er zijn twee situaties waarbij een definitieve uitsluiting ook betrekking kan hebben op een andere instelling dan het CDO waar de leerling is ingeschreven, nl. 1. indien de regelschending heeft plaats gevonden in een andere instelling waarmee het CDO van inschrijving samenwerkt voor een deel van de onderwijsverstrekking (= lesbijwoning in een andere instelling); 2. indien het CDO van inschrijving als niet-autonoom centrum verbonden is aan een voltijds secundaire school. Deze uitbreiding van het toepassingsgebied van de definitieve uitsluiting kan pas na overleg tussen de betrokken instellingen. Definitieve uitsluiting is een mogelijke weigeringsgrond voor (her)inschrijving; zie in dit verband de omzendbrief SO/2012/01.
Tuchtdossier en –onderzoek
De volgende regels, inherent aan tuchtrechtspleging, zijn ook binnen onderwijs van toepassing: 1. de intentie tot een tuchtmaatregel wordt aan de betrokken personen schriftelijk ter kennis gebracht; 2. de betrokken personen alsmede de jongere, eventueel bijgestaan door een vertrouwenspersoon naar keuze, worden gehoord; 3. elke genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd; indien het een definitieve uitsluiting behelst dan wordt schriftelijk verwezen naar de mogelijkheid tot beroep met overeenkomstige procedure; 4. elke beslissing wordt schriftelijk ter kennis gebracht aan de betrokken personen voordat de tuchtmaatregel van kracht wordt; 5. er is geen mogelijkheid om tot collectieve uitsluitingen over te gaan waarbij in één beslissing meerdere jongeren worden gevat; wanneer bijgevolg een groep jongeren heeft bijgedragen tot hetzelfde feit, dan mag dit nimmer tot een collectief tuchtvoorstel leiden (elk tuchtdossier is dus een individueel dossier); 6. de betrokken personen hebben inzage in het tuchtdossier van de jongere; 7. de tuchtmaatregel moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten (het zogenaamde "redelijkheids- en proportionaliteitsbeginsel");
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
12
8. het tuchtdossier en de tuchtmaatregel zijn niet overdraagbaar naar een andere instelling. De twee laatste punten verdienen extra aandacht. - Overeenstemming tussen tuchtmaatregel en ernst van de feiten: naast het opleggen van maatregelen op grond van een continuüm, waarvan hoger sprake, moet met elke uitsluiting omzichtig worden omgesprongen. Het CDO dat uitsluit moet namelijk steeds het redelijkheids- en proportionaliteitsbeginsel naleven. Dit betekent dat de tuchtmaatregel de grenzen van de redelijkheid niet mag overschrijden en dat er geen wanverhouding mag bestaan tussen de bewezen feiten en de uitgesproken tuchtmaatregel. Bijkomend moet bij het uitspreken van een definitieve uitsluiting in de laatste maanden van het schooljaar, het CDO dat uitsluit mee in overweging nemen dat deze beslissing een zware hypotheek legt op de studieloopbaan van de betrokken jongere en mogelijks tot een studiejaarverlies zal leiden. - Niet-overdraagbaarheid van tuchtdossier en –maatregel: bij verandering van instelling mag de nieuwe instelling (school of CDO) niet "voortbouwen" op een tuchtdossier dat is aangelegd en een tuchtmaatregel die is genomen in de voorgaande instelling, m.a.w. de jongere moet met een propere lei kunnen starten. Regelschendingen van de jongere in een vorige instelling kunnen in de nieuwe instelling nooit op enigerlei wijze in rekening worden gebracht. Dit betekent niet dat de nieuwe instelling geen weet mag hebben van wat er zich op het vlak van tucht in de vorige heeft voorgedaan. Indien in de loop van het schooljaar voor een definitief uitgesloten jongere naar een nieuwe instelling wordt gezocht, dan zal de reden hiervoor trouwens meestal sowieso aan het licht komen. Tot slot wordt benadrukt dat een uitsluiting nooit implicaties kan hebben voor het eventuele lidmaatschap van de betrokken jongere in de leerlingenraad of de schoolraad.
Bevoegdheid
De bevoegdheid tot het preventief schorsen of het nemen van een tuchtmaatregel ligt bij de directeur van het CDO waar de jongere is ingeschreven of zijn afgevaardigde. Voorafgaand aan de beslissing tot definitieve uitsluiting, moet het advies van de klassenraad worden ingewonnen. Gezien het ingrijpend karakter van definitieve uitsluiting, moet een dergelijke beslissing immers goed worden overwogen en breed worden gedragen. In die klassenraad zetelt overigens, met adviesbevoegdheid, ook een personeelslid van het CLB waar het CDO mee samenwerkt. Het advies van de klassenraad wordt in het tuchtdossier opgenomen.
Definitieve uitsluiting versus uitschrijving
Indien een definitieve uitsluiting op het einde van het schooljaar ingaat, dan heeft ze in de feiten betrekking op het daaropvolgende schooljaar en komt uitsluiting per definitie neer op uitschrijving uit het leerlingenbestand van het CDO. Indien een definitieve uitsluiting daarentegen in de loop van het schooljaar ingaat, dan blijft de jongere ingeschreven in het centrum in afwachting dat een andere instelling wordt gevonden. Het CDO dat uitsluit heeft de verantwoordelijkheid om, samen met het CLB waarmee het samenwerkt, de jongere actief bij te staan in het zoeken naar een andere instelling. "Bijstaan" veronderstelt evenwel dat ook de Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
13
jongere en zijn ouders initiatief aan de dag moeten leggen tot het vinden van een nieuwe instelling. Anderzijds moet bij de zoekinspanningen van het CDO dat uitsluit redelijkheid vooropstaan, d.w.z. er dient maximaal rekening te worden gehouden met de criteria "afstand" t.o.v. de verblijfplaats van de jongere, "zelfde onderwijsnet" en "zelfde opleiding". Het vinden van een instelling die niet of moeilijk bereikbaar is of het totaal negeren van het beginsel van de vrije onderwijskeuze, kan onmogelijk als een aanvaardbare oplossing worden gezien. Zelfs indien de definitieve uitsluiting in de loop van het schooljaar ingaat, kan ze in twee situaties uitmonden in uitschrijving, nl.: 1. als de betrokken personen blijk geven van manifeste onwil om op het aanbod van verandering van CDO in te gaan. Zoals hoger vermeld moeten ook de betrokken personen voldoende meewerken aan het zoeken naar een nieuwe instelling. Is er daarentegen zelfs onwil of obstructie in het spel, dan komt dit ondubbelzinnig neer op het schenden van de leerplicht of van het principe van de regelmatige lesbijwoning. Inschrijving is meer dan louter een administratieve handeling want het vereist ook effectieve lesbijwoning; 2. vanaf de tiende kalenderdag die volgt op de dag dat de definitieve uitsluiting ingaat en alleszins pas nadat een eventueel ingestelde beroepsprocedure is afgerond. Deze uitschrijving kan evenwel uitsluitend voor een jongere die op het moment van de uitschrijving niet meer leerplichtig is. Een definitief uitgesloten doch (nog) niet uitgeschreven regelmatige leerling blijft in aanmerking komen voor evaluatie en studiebekrachtiging.
Beroep (procedure , samenstelling, werking & resultaat van de beroepscommissie)
De mogelijkheid tot verhaal tegen een definitieve uitsluiting is decretaal verplicht. Het beroep schort de uitvoering van de beslissing tot definitieve uitsluiting evenwel niet op. Het centrumbestuur beschikt enerzijds over een zekere autonomie, maar is anderzijds onderworpen aan onderstaande bepalingen. Zoals blijkt blijft de beroepsgang een centruminterne aangelegenheid. Zowel naar de procedure als naar het functioneren van de beroepscommissie worden echter een aantal criteria van kracht die moeten aantonen dat elk beroep in het teken staat van onafhankelijkheid, neutraliteit en deskundigheid, vertrekkend vanuit de gelijkwaardigheid van beide partijen. Dit moet bijdragen tot de accepteerbaarheid van een beslissing in beroep. Pas na uitputting van het centrumintern beroep kan de stap naar een bevoegd rechtscollege worden gezet. << Procedure >> De beroepsprocedure is concreet vastgelegd in het centrumreglement maar omvat alleszins volgende stappen: 1. de betrokken personen stellen het beroep in bij het centrumbestuur door middel van een gedateerd en ondertekend verzoekschrift dat ten minste het voorwerp van het beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren vermeldt; bij deze omschrijving kunnen overtuigingsstukken worden gevoegd; Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
14
2. het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie; 3. het resultaat wordt binnen de termijn bepaald in het centrumreglement schriftelijk ter kennis gebracht aan de betrokken personen; zo deze termijn wordt overschreden, dan is de definitieve uitsluiting van rechtswege nietig. << Samenstelling beroepscommissie >> Het centrumbestuur stelt een beroepscommissie in, waarvan de samenstelling aan volgende voorwaarden moet beantwoorden: 1. per te behandelen individueel dossier kan de samenstelling verschillen, maar binnen het dossier kan de samenstelling niet meer wijzigen; 2. elke commissie bestaat uit: a) interne leden: zijnde leden van het centrumbestuur (meer bepaald het orgaan dat de onderwijsverantwoordelijkheid draagt) of het CDO waar tot de definitieve uitsluiting werd beslist; de directeur of zijn afgevaardigde die de omstreden beslissing heeft genomen, kan niet in de beroepscommissie zetelen; b) externe leden: zijnde leden die niet verbonden zijn aan het centrumbestuur of het CDO waar tot de definitieve uitsluiting werd beslist; een lid van de ouderraad, de leerlingenraad of - met uitzondering van het personeel – de schoolraad die fungeert binnen het CDO dat uitsluit, behoort tot de categorie "externe leden"; c) een voorzitter: door het centrumbestuur aangeduid onder de externe leden. Een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel onder de omschrijving "intern lid" als de omschrijving "extern lid" valt, wordt geacht intern te zijn. << Werking beroepscommissie >> Het centrumbestuur bepaalt de werking (waaronder de stemprocedure) van de beroepscommissie, rekening houdend met volgende voorwaarden: 1. elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, maar bij stemming moet het aantal stemgerechtigde interne leden en het aantal stemgerechtigde externe leden gelijk zijn (m.a.w. de mogelijkheid bestaat dat het centrumbestuur bepaalde leden aanduidt die niet stemgerechtigd zijn). Bij staking van stemmen (= gelijk aan pro en contra) is de stem van de voorzitter doorslaggevend (cfr. werkwijze die ook geldt voor klassenraden); 2. elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen; 3. een beroepscommissie hoort de betrokken personen en de jongere in kwestie;
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
15
4. een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen. Eén van die stappen kan het horen zijn van een of meer leden van de klassenraad die een verplicht advies over de definitieve uitsluiting heeft moeten geven; 5. de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de individuele personeelsleden van het onderwijs. Hiermee wordt gealludeerd op de rechten om op bepaalde tijdstippen (bv. schoolvakanties) niet met schoolopdrachten te kunnen worden belast, tenzij dit in het arbeidsreglement van het centrum uitdrukkelijk is geregeld; 6. een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het centrumreglement. << Resultaat beroepscommissie >> De beroepscommissie heeft drie alternatieven: 1. het beroep is onontvankelijk en wordt gemotiveerd afgewezen; dit kan als de termijn voor indiening, vastgelegd in het centrumreglement, wordt overschreden of als het beroep niet voldoet aan de vormvereisten die in het centrumreglement zijn voorzien; 2. de definitieve uitsluiting wordt bevestigd; 3. de definitieve uitsluiting wordt vernietigd. De beroepscommissie heeft volheid van bevoegdheid en beslist op grond van inhoudelijke of procedurele aspecten. Toch draagt het centrumbestuur steeds de verantwoordelijkheid voor de genomen beslissing. Achterliggende reden hiervoor is de algemene erkenningsvoorwaarde dat het centrumbestuur de verantwoordelijkheid opneemt voor het onderwijs dat het inricht (cfr. de verantwoordelijkheid voor klassenraadsbeslissingen berust trouwens ook bij het centrumbestuur). Anderzijds is dit niet onlogisch omdat de beroepscommissie (zoals een klassenraad vanuit het werkgeverschap) door datzelfde centrumbestuur wordt samengesteld.
Opdracht voor het CLB
Conform de regelgeving op de operationele CLB-doelstellingen, moet elk CLB een begeleidingstaak opnemen t.a.v. elke jongere die in de loop van het schooljaar wordt geschorst of uitgesloten. Hoewel de jongere ernstig in de fout is gegaan (of, in het geval van schorsing, daarrond sterke vermoedens bestaan), kan hij niet volledig aan zijn lot worden overgelaten met het risico op herval. Het CLB moet dan ook actie ondernemen gericht op remediëring, ondersteuning en sensibilisering. Het centrum en het centrumbestuur staan in deze dus niet alleen. Leerlingengegevens Elk CDO verzamelt een waaier aan leerlingengegevens, zoals bv. beslissingen en adviezen van de klassenraad, bijzondere remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, resultaat van het intakegesprek, resultaat van de screening.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
16
Het decreet van 4 april 2014 houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende participatie op school bepaalt voor het eerst expliciet: 1. de mogelijke overdracht van leerlingengegevens naar een andere instelling en de voorwaarden waaronder deze overdracht dient te gebeuren; de optimalisering van de individuele studieloopbaan van de jongere staat hierbij steeds voorop; 2. het recht voor de betrokken personen op inzage, toelichting en afschrift met betrekking tot de eigen leerlingengegevens; op deze manier worden ze in staat gesteld om het onderwijscurriculum van de betrokken jongere systematisch op te volgen en - indien zij dat wensen - er op in te grijpen, evenwel altijd zonder afwending voor andere doeleinden (bv. om het desbetreffende centrum op enigerlei manier in diskrediet te brengen).
Gegevensoverdracht bij verandering van instelling
Wanneer een leerling van instelling verandert, vindt er een overdracht van leerlingengegevens tussen de betrokken instellingen plaats. Deze overdracht is gebonden aan een aantal strikte voorwaarden : 1° de gegevens hebben uitsluitend betrekking op de onderwijsloopbaan van een specifieke jongere; 2° de overdracht gebeurt uitsluitend in het belang van de jongere op wie de onderwijsloopbaan betrekking heeft; 3° tenzij de regelgeving de overdracht verplicht stelt (bv. het aantal problematische afwezigheden of de toegekende attestering), mag de overdracht niet gebeuren als de betrokken personen er zich expliciet tegen verzetten, nadat ze - op hun verzoek - de gegevens hebben ingezien. Via het centrumreglement zijn de jongere en de betrokken personen op de hoogte van het automatisme van deze gegevensoverdracht bij verandering van instelling. Het CDO moet m.a.w. voor een overdracht van leerlingengegevens niet de toestemming van de betrokken personen vragen; het zijn daarentegen de betrokken personen die het initiatief tot niet-overdracht moeten nemen. Een tuchtdossier en tuchtmaatregelen zijn nooit overdraagbaar tussen instellingen.
Inzage-, toelichtings- en kopierecht
De betrokken jongere en de betrokken personen hebben recht op inzage in en recht op toelichting bij de gegevens die op de jongere betrekking hebben, zoals bv. evaluatiegegevens, die het CDO verzamelt. Een toelichting bij de inzage kan immers voor meer duiding bij de gegevens zorgen, eventuele vragen ter verduidelijking kunnen op die manier extra aandacht krijgen. Als bepaalde gegevens ook een andere jongere betreffen en volledige inzage door de betrokken jongere en de betrokken personen afbreuk zou doen aan het recht van die andere jongere op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, kunnen de betrokken jongere en de betrokken personen alleen via een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage toegang krijgen tot deze gegevens.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
17
Pas na gebruikmaking van het inzage- en toelichtingsrecht kunnen de betrokken jongere of de betrokken personen kopierecht uitoefenen. Het CDO dient hen een kopie te bezorgen, eventueel tegen een vergoeding waarvan de grootteorde is voorzien in het onderdeel "financiële bijdrageregeling" van het centrumreglement. Elke kopie moet persoonlijk en vertrouwelijk worden behandeld en mag uitsluitend worden gebruikt in functie van de onderwijsloopbaan van de jongere. Het centrumreglement moet vanaf het schooljaar 2014-2015 de voorwaarden expliciteren waaronder de betrokken jongere en de betrokken personen dit inzage, toelichtings- en kopierecht kunnen uitoefenen. Evaluatie Bevoegdheid De klassenraad is een orgaan dat als een emanatie van het centrumbestuur optreedt. De klassenraad beschikt over een discretionaire bevoegdheid om te beslissen of een jongere voor een opleiding of voor een module is geslaagd, wat niet belet dat het centrumbestuur de krijtlijnen kan vastleggen waarin de klassenraad moet werken. Dit geldt overigens ook voor andere beslissingen buiten evaluatie die de klassenraad neemt. Het centrumbestuur draagt immers de juridische verantwoordelijkheid voor het onderwijs (met inbegrip van klassenraadsbeslissingen), is werkgever van het personeel en heeft de erkenning van de overheid gekregen. Elke klassenraad oefent m.a.w. zijn bevoegdheden uit binnen het kader dat desgevallend door het centrumbestuur is uitgetekend. Kennisneming Afhankelijk van de onderwijsorganisatievorm (lineair of modulair) worden evaluatiebeslissingen van klassenraden in de loop of op het einde van het schooljaar genomen. Het centrumbestuur is bevoegd om te bepalen op welke datum en onder welke vorm de betrokken personen de klassenraadsbeslissing in ontvangst nemen. Ontvangst hoeft niet perse persoonlijk door de ouders op het CDO te gebeuren. Bijvoorbeeld: het resultaat kan worden meegegeven met de jongere, het resultaat wordt op het CDO overhandigd tijdens een proclamatieplechtigheid, … . De desbetreffende ontvangstdatum en –vorm zijn bepaald in het centrumreglement. Het CDO wijkt er enkel van af voor gevallen waar een beroep in het geding is; alsdan stelt het centrumbestuur de betrokken personen schriftelijk in kennis van de voorziene ontvangstdatum. Bijzondere aandacht: vermits de betrokken personen vooraf weten wanneer en hoe ze het evaluatieresultaat zullen ontvangen, wordt bij het niet effectief in ontvangst nemen van het resultaat, geacht het resultaat op de voorziene datum te zijn ontvangen! Ouders die, bijvoorbeeld, op dat tijdstip reeds op vakantie zijn vertrokken en geen weet hebben van het evaluatieresultaat, zouden hierdoor eventueel hun beroepsmogelijkheid kunnen verliezen omdat ze niet tijdig de te zetten stappen hebben ondernomen. Bijzondere verplichtingen voor het CDO bij niet-slagen van de jongere Bij een klassenraadsbeslissing tot het niet toekennen van een (deel)certificaat, een (studie)getuigschrift of een diploma, naargelang van het geval, moet het CDO t.a.v. de betrokken personen volgende verplichtingen nakomen:
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
18
1. De beslissing moet schriftelijk worden gemotiveerd. Dit kan onder uiteenlopende vorm maar moet wel strikt individueel-gericht zijn. Indien, bijvoorbeeld, gekozen wordt voor een uittreksel uit de notulen van de klassenraad, dan mag dit stuk geen informatie bevatten die verwijst naar andere jongeren. Benevens de schriftelijke motivering moet het CDO ook verwijzen naar de mogelijkheid tot beroep en naar de daarbij te volgen procedure. Hoewel deze info ook in het centrumreglement dient opgenomen, moet het telkens wanneer zich een concrete situatie voordoet opnieuw onder de aandacht worden gebracht. De betrokken personen moeten er daarbij echter worden op gewezen dat beroep maar kan indien ze voorafgaand een overleg hebben gepleegd met de directeur of zijn afgevaardigde (zie hierna). Er geldt m.a.w. een bepaalde chronologie die de partijen moeten volgen. 2. Mits vraag van de betrokken personen : de directeur of zijn afgevaardigde moet met de betrokken personen een overleg plegen over het evaluatieresultaat binnen een redelijke termijn nadat ze dat resultaat in ontvangst hebben genomen. Die termijn wordt in het centrumreglement bepaald. Van het centrumbestuur wordt verwacht dat "redelijkheid" veronderstelt dat de betrokken personen zo spoedig mogelijk meer duiding krijgen en dat, desgevallend, een beslissing in beroep qua timing haalbaar blijft. Van de betrokken personen wordt verwacht dat ze begrip opbrengen voor het tijdstip van het overleg dat met de vakantie-beschikbaarheid in onderwijs rekening zal houden. Van het overleg wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Tijdens het overleg maken beide partijen hun standpunt duidelijk. Daarbij moet er worden naar gestreefd om via een constructief gesprek een uitkomst te bereiken waarin elkeen zich kan vinden. Het overleg is dan ook geen onderdeel van de beroepsprocedure maar vormt een zogenaamde "bemiddelingsfase". Het overleg kan het volgende opleveren: a. de directeur of zijn afgevaardigde is van oordeel dat de elementen die de betrokken personen aanbrengen niet van aard zijn om de klassenraad opnieuw te laten samenkomen en beraadslagen. De betrokken personen nemen deze beslissing op de voorziene datum in ontvangst (ook hier : "geacht" te zijn ontvangen indien verzuim van ontvangst). Ook indien reeds tijdens het overleg de betrokken personen te kennen geven dat ze, na de verkregen uitleg, akkoord gaan met het evaluatieresultaat, moeten de betrokken personen de beslissing om de klassenraad niet opnieuw te laten samenkomen "formeel" ontvangen (niet onbelangrijk indien er toch een beroep zou volgen!); b. de directeur of zijn afgevaardigde is van oordeel dat de elementen die de betrokken personen aanbrengen wel van aard zijn om de klassenraad opnieuw te laten samenkomen en beraadslagen. Deze piste kan er voor de jongere op neerkomen dat hij met nieuwe toetsen, examens of andere opdrachten wordt belast vooraleer de klassenraad zich definitief uitspreekt. De betrokken personen nemen hoe dan ook de desbetreffende beslissing op de voorziene datum in ontvangst (ook hier: "geacht" te zijn ontvangen indien verzuim van ontvangst). Proces-verbaal Zoals aangehaald bestaat de mogelijkheid dat de oorspronkelijke klassenraadsbeslissing wordt vervangen hetzij door diezelfde klassenraad na een overleg van de directeur of zijn afgevaardigde met de betrokken personen, hetzij door een beroepscommissie na een ingesteld beroep. In het modulair
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
19
onderwijs, dat geleidelijk veralgemeend wordt ingevoerd in het DO, kan deze mogelijkheid zich zelfs doorheen het ganse schooljaar voordoen. Indien de nieuwe beslissing door de klassenraad wordt genomen, dan wordt die vermeld op het hierboven bedoeld en bestaand proces-verbaal (als NA 30 juni: door middel van een rechtzetting). Indien de nieuwe beslissing uitgaat van een beroepscommissie, dan wordt onmiddellijk een afzonderlijk proces-verbaal (model in bijlage 9) opgemaakt (als NA 30 juni: op het initieel proces-verbaal van 30 juni worden al de gegevens met betrekking tot de desbetreffende jongere door middel van een volle lijn geschrapt en daarachter de formule "zie addendum" vermeld). Door de betrokken personen omstreden beslissing van de delibererende klassenraad – Beroep De mogelijkheid voor de betrokken personen, na voorafgaand overleg met de directeur of zijn afgevaardigde, tot verhaal tegen een evaluatiebeslissing is decretaal verplicht. Met "evaluatiebeslissing" wordt dan bedoeld hetzij de enige beslissing van de delibererende klassenraad, hetzij de beslissing die is genomen nadat de klassenraad door de directeur of zijn afgevaardigde eventueel opnieuw is samengeroepen (na het overleg) en die verschilt van de oorspronkelijke beslissing. Het centrumbestuur beschikt enerzijds over een zekere autonomie, maar is anderzijds onderworpen aan onderstaande bepalingen. Zoals blijkt blijft de beroepsgang een centruminterne aangelegenheid. Zowel naar de procedure als naar het functioneren van de beroepscommissie worden echter een aantal criteria van kracht die moeten aantonen dat elk beroep in het teken staat van onafhankelijkheid, neutraliteit en deskundigheid, vertrekkend vanuit de gelijkwaardigheid van beide partijen. Dit moet bijdragen tot de accepteerbaarheid van een beslissing in beroep. Pas na uitputting van het centrumintern beroep kan de stap naar een bevoegd rechtscollege worden gezet.
Procedure
De beroepsprocedure is concreet vastgelegd in het centrumreglement maar omvat alleszins volgende stappen: 1. de betrokken personen stellen het beroep in bij het centrumbestuur door middel van een gedateerd en ondertekend verzoekschrift dat ten minste het voorwerp van het beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren vermeldt; bij deze omschrijving kunnen overtuigingsstukken worden gevoegd; 2. het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie; 3. het resultaat wordt uiterlijk 15 september schriftelijk ter kennis gebracht aan de betrokken personen. Inzake timing wordt dus als norm enkel een limietdatum bepaald, voor al het overige beslist het centrumbestuur zelf. Aandacht : de datum "15 september" is inzonderheid geënt op een omstreden beslissing die op 30 juni is genomen; voor elke omstreden beslissing die evenwel al in de loop van het schooljaar is gevallen, moet er van uitgegaan worden dat het centrumbestuur de beroepsprocedure op een veel eerder tijdstip zal afronden!
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
20
In afwachting van het finaliseren van de beroepsprocedure heeft de jongere wél het recht om in het CDO in kwestie zijn studies verder te zetten zonder rekening te houden met de beperkingen die uit de omstreden evaluatiebeslissing voortvloeien. Indien dan blijkt dat de jongere zijn studies heeft verder gezet en aan de toelatingsvoorwaarden voldoet, dan wordt zijn toestand geregulariseerd (retroactieve omzetting van vrije naar regelmatige leerling); indien blijkt dat hij niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet, dan heeft hij tijdelijk de lessen gevolgd als vrije leerling. Dit tijdelijk recht bestaat, voor alle duidelijkheid, uitsluitend in het CDO waar de controversiële evaluatiebeslissing werd genomen; bij overstap naar een andere instelling zal daar met het beroep pas rekening worden gehouden zodra het resultaat van dat beroep gekend is.
Samenstelling beroepscommissie
Het centrumbestuur stelt een beroepscommissie in, waarvan de samenstelling aan volgende voorwaarden moet beantwoorden: 1. per te behandelen individueel dossier kan de samenstelling verschillen, maar binnen het dossier kan de samenstelling niet meer wijzigen; 2. elke commissie bestaat uit: a) interne leden : zijnde leden van de klassenraad, waaronder alleszins de voorzitter, die de evaluatiebeslissing heeft genomen (het hoeft dus niet de voltallige klassenraad te zijn) en eventueel een lid van het centrumbestuur (meer bepaald het orgaan dat de onderwijsverantwoordelijkheid draagt); b) externe leden : zijnde leden die niet verbonden zijn aan het centrumbestuur of het CDO waar de evaluatiebeslissing werd genomen; een lid van de ouderraad, de leerlingenraad of - met uitzondering van het personeel – de schoolraad die fungeert binnen het CDO waar de evaluatiebeslissing werd genomen, behoort tot de categorie "externe leden"; c) een voorzitter : door het centrumbestuur aangeduid onder de externe leden. Een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel onder de omschrijving "intern lid" als de omschrijving "extern lid" valt, wordt geacht intern te zijn.
Werking beroepscommissie
Het centrumbestuur bepaalt de werking (waaronder de stemprocedure) van de beroepscommissie, rekening houdend met volgende voorwaarden: 1. elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, maar bij stemming moet het aantal stemgerechtigde interne leden en het aantal stemgerechtigde externe leden gelijk zijn (m.a.w. de mogelijkheid bestaat dat het centrumbestuur bepaalde leden aanduidt die niet stemgerechtigd zijn). Bij staking van stemmen (= gelijk aan pro en contra) is de stem van de voorzitter doorslaggevend (cfr. werkwijze die ook geldt voor klassenraden); 2. elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen; 3. een beroepscommissie hoort de betrokken personen en de jongere in kwestie;
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
21
4. een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen. Enkele van die stappen kunnen onder meer zijn: a. het horen van een of meer stemgerechtigde leden van de klassenraad die de evaluatiebeslissing heeft genomen, uiteraard in zover het leden betreft die niet reeds in de beroepscommissie zetelen, of het horen van een of meer raadgevende leden van die klassenraad; b. het organiseren van bijkomende toetsen, examens of andere opdrachten voor de jongere; 5. de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de individuele personeelsleden van het onderwijs. Hiermee wordt gealludeerd op de rechten om op bepaalde tijdstippen (bv. schoolvakanties) niet met schoolopdrachten te kunnen worden belast, tenzij dit in het arbeidsreglement van het centrum uitdrukkelijk is geregeld; 6. een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het centrumreglement.
Resultaat beroepscommissie
De beroepscommissie heeft drie alternatieven: 1. het beroep is onontvankelijk en wordt gemotiveerd afgewezen; dit kan als de termijn voor indiening, vastgelegd in het centrumreglement, wordt overschreden of als het beroep niet voldoet aan de vormvereisten die in het centrumreglement zijn voorzien; 2. het omstreden evaluatieresultaat wordt bevestigd, eventueel nadat de beroepscommissie aan de jongere bijkomende toetsen, examens of andere opdrachten heeft opgelegd; 3. het omstreden evaluatieresultaat wordt door een ander resultaat vervangen, eventueel nadat de beroepscommissie aan de jongere bijkomende toetsen, examens of andere opdrachten heeft opgelegd. De beroepscommissie heeft volheid van bevoegdheid en beslist op grond van inhoudelijke of procedurele aspecten. Toch draagt het centrumbestuur steeds de verantwoordelijkheid voor de genomen beslissing. Achterliggende reden hiervoor is de algemene erkenningsvoorwaarde dat het centrumbestuur de verantwoordelijkheid opneemt voor het onderwijs dat het inricht (cf. de verantwoordelijkheid voor klassenraadsbeslissingen berust trouwens ook bij het centrumbestuur). Anderzijds is dit niet onlogisch omdat de beroepscommissie (zoals een klassenraad vanuit het werkgeverschap) door datzelfde centrumbestuur wordt samengesteld. Voor een beslissing van een beroepscommissie draagt het centrumbestuur niet alleen de verantwoordelijkheid, maar kent het ook het eventueel studiebewijs toe dat aansluit bij die beslissing. Het model van een studiebewijs is hetzelfde indien het aansluit bij een beslissing van de klassenraad of indien het aansluit bij een beslissing van de beroepscommissie. Alleen uit het proces-verbaal zal blijken welke orgaan (klassenraad of beroepscommissie) de beslissing heeft genomen.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
22
Afwezigheden en in- en uitschrijvingen in het voltijds gewoon secundair onderwijs en het deeltijds secundair onderwijs Uit SO/2005/04: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13644
Onder “afwezigheid om medische reden” wordt vanaf het schooljaar 2014-2015 ook het moederschapsverlof verstaan. Leerlingen hebben recht op moederschapsverlof naar rata van maximaal één week voor de vermoedelijke bevallingsdatum en maximaal negen weken na de effectieve bevalling. De schoolvakanties worden in dat aantal weken mee verrekend. o Een afwezigheid door moederschapsverlof is van rechtswege gewettigd mits voorlegging van een attest van een geneesheer (al dan niet specialist). o Moederschapsverlof is een recht doch geen verplichting; het aantal weken afwezigheid kan dus ook lager liggen. o Onder de gebruikelijke voorwaarden, te vinden in omzendbrief SO/2005/05, hebben deze leerlingen recht op tijdelijk onderwijs aan huis. Alle afwezigheden die noch van rechtswege gewettigd zijn, noch onder de noemer “problematisch” ressorteren kunnen worden gewettigd door de school. De school moet hiertoe geen aanvraag bij de overheid indienen. o Het verlenen van deze autonomie aan de school moet toelaten in te spelen op specifieke situaties die zich kunnen voordoen. o Onder “afwezigheid” dient zowel de fysieke afwezigheid op school van de leerling te worden verstaan als de gedeeltelijke afwezigheid bij het volgen van het gewone lesprogramma en de vervanging door een alternatief programma. o In beginsel bepaalt het schoolbestuur of van de wettigingsmogelijkheid gebruik wordt gemaakt en aan wie de beslissingsbevoegdheid voor concrete gevallen toekomt (directeur of zijn afgevaardigde, dan wel de klassenraad), tenzij die bevoegdheid via de regelgeving aan de klassenraad wordt toegewezen. o De verificatie bekijkt of, in voorkomend geval, de afwezigheid op een correcte wijze (d.w.z. aan de hand van de juiste code) in het aanwezigheidsregister is vermeld. Een correcte registratie moet niet alleen globale evoluties inzake schoolverlet in kaart brengen, maar moet ook vermijden dat regelgeving oneigenlijk zou worden toegepast of zelfs zou worden omzeild (vb. de toelatings- en overgangsvoorwaarden). o De overheid heeft in dit verband geen enkel appreciatierecht, d.w.z. dat geen enkele uitspraak mag worden gedaan over de zinvolheid van het al dan niet toestaan van een afwezigheid. De autonomie van de scholen moet hier ten volle worden gerespecteerd. Wat de afwezigheden betreft die verband houden met het gedurende een bepaalde periode van het schooljaar niet volgen van het lesprogramma stelt de overheid dat de redenen voor deze afwezigheden zeer uitlopend kunnen zijn. Daarom wordt er van overheidswege geen plafond op de duur van de afwezigheid opgelegd vanuit het idee dat de school het best geplaatst is om, rekening houdend met de lokale context en de individuele leerling in kwestie, een beslissing te nemen. Bovendien kan de school dit op elk tijdstip van het schooljaar beslissen. Belangrijk is wel dat deze afwezigheden zeker niet mogen worden gezien als automatismen.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
23
Structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs Uit SO 64: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=9418
Aan regelmatige ION-leerlingen die een individueel programma volgen (basisvorming, eindtermen,… gelden in onderhavig geval niet), worden jaarlijks attesten van verworven bekwaamheden uitgereikt. Deze (zeer beperkte groep) leerlingen komen normaliter niet in aanmerking voor de gewone studiebekrachtiging. Indien de klassenraad aan deze IONleerlingen, bij wijze van uitzondering, toch de reguliere studiebekrachtiging wil geven, zal voorafgaand aan de uitreiking van deze studiebewijzen, een aanvraag moeten ingediend worden bij de onderwijsinspectie. Deze aanvraag gaat over de overeenkomst van de doelen opgenomen in het individuele curriculum van de ION-leerling met de leerplandoelen van het desbetreffende structuuronderdeel. Deze moet schriftelijk voorgelegd worden aan de onderwijsinspectie. Pas na een bevestiging van de gelijkwaardigheid door de onderwijsinspectie kan de klassenraad de reguliere studiebewijzen geven. Hoewel secundair onderwijs leerplichtonderwijs is, bestaat de leerlingenpopulatie ook uit meerderjarigen. Hier is de algemene norm van toepassing dat alle contacten, mededelingen, overeenkomsten, … rechtstreeks tussen de onderwijsverstrekker en de meerderjarige leerling verlopen. Slechts mits akkoord van de meerderjarige leerling mag en moet de school ook de ouders op de hoogte brengen van de studievoortgang van die leerling. Onder het punt klassenraad werd de definitie van klassenraad gewijzigd. De “klassenraad” is een orgaan dat als een emanatie van het schoolbestuur optreedt. De klassenraad beschikt over een discretionaire bevoegdheid, wat niet belet dat het schoolbestuur de krijtlijnen kan vastleggen waarin de klassenraad, zoals geïnstalleerd door het schoolbestuur, moet werken. Het schoolbestuur draagt immers de juridische verantwoordelijkheid voor het onderwijs (met inbegrip van klassenraadsbeslissingen), is werkgever van het schoolpersoneel en heeft de erkenning van de overheid gekregen. Elke klassenraad oefent m.a.w. zijn bevoegdheden uit binnen het kader dat desgevallend door het schoolbestuur is uitgetekend. De basisvorming in de 3e graad BSO ondergaat naar het schooljaar 2014-2015 toe opnieuw enkele wijzigingen: o De basisvorming voor het eerste leerjaar van de derde graad BSO bestaat vanaf het schooljaar 2014-2015 uit: Godsdienst of niet-confessionele zedenleer Nederlands Frans OF Engels Maatschappelijke vorming OF natuurwetenschappen en geschiedenis en/of aardrijkskunde Lichamelijke opvoeding o De basisvorming voor het tweede leerjaar van de derde graad BSO bestaat tot en met het schooljaar 2014-2015 uit: Godsdienst of niet-confessionele zedenleer Nederlands Frans OF Engels (vanaf het schooljaar 2013-2014) Maatschappelijke vorming OF geschiedenis en/of aardrijkskunde
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
24
Lichamelijke opvoeding o Twee of meer vakken van de basisvorming kunnen nog steeds ondergebracht worden onder PAV. Dus de eindtermen voor natuurwetenschappen kunnen via PAV nagestreefd en behaald worden. Wat de schoolreglementen betreft voert de regelgeving enkel wijzigingen door in de minimale inhoud van het schoolreglement die door de decreetgever wordt opgelegd. Voor deze wijzigingen verwijzen wij u door naar het model schoolreglement en de bijhorende toelichting voor directeurs (http://www.go.be/sites/portaal_nieuw/GOsmartweb/SO/toepassing%20regelgeving/Schoolreglementencentr umreglement/Gewoonsecundaironderwijs/Pages/default.aspx). In elke school zullen een reeks plaatselijke leefregels van kracht zijn. Die leefregels kunnen van materiële aard (vb. kledingvoorschriften) of immateriële aard (vb. taalgebruik) zijn en kunnen niet los worden gezien van het pedagogisch project van de school. Leefregels strekken ertoe de dagdagelijkse werking van een school zo vlot mogelijk te laten verlopen. Vermits het schoolbestuur de verantwoordelijkheid draagt voor het onderwijs dat het inricht, is het autonoom om te bepalen welke leefregels het meest bijdragen tot een ordentelijke onderwijsverstrekking. Het schoolbestuur heeft wel de verplichting om hierover afdoende te communiceren via het schoolreglement. Niettegenstaande leerlingen verondersteld worden duidelijk op de hoogte te zijn van de regels waaraan ze zich dienen te houden bij elke les- of gelijkgestelde onderwijsactiviteit is regelschending niet uitgesloten. Op dergelijke situaties moet de school adequaat kunnen reageren door ten aanzien van de leerling in kwestie een gepaste maatregel te nemen, die tevens een signaalfunctie heeft naar de andere leerlingen. Die maatregelen kunnen zeer divers zijn en spreiden zich over een continuüm van minimaal naar maximaal ingrijpend, waarbij maximaal betekent “definitieve uitsluiting”. De school moet steeds voor ogen houden dat indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat met een minder zware maatregel dezelfde corrigerende of remediërende effecten bij de leerling worden bereikt, geen zwaardere maatregel hoeft genomen te worden. Het werken volgens een continuüm betekent echter niet dat in een geval van regelschending eerst een lichtere en bij, onvoldoende resultaat, vervolgens een zwaardere maatregel kan worden opgelegd. Dit laatste kan enkel indien zich een nieuw feit van regelschending heeft voorgedaan. Het begrip “ordemaatregel” wordt niet langer gebruikt. Er is nog enkel sprake van “maatregelen bij schending van leefregels”, waarvan er slechts twee het statuut “tuchtmaatregel” dragen, nl. de tijdelijke en de definitieve uitsluiting. Indien de handelingen van de leerling de leefregels schenden doch zonder een gevaar of ernstige belemmering te vormen voor het normale onderwijsgebeuren of voor de fysieke of psychische integriteit en veiligheid van de schoolbevolking of van personen waarmee de leerling in het kader van stage of andere vormen van werkplekleren in contact komt, kunnen er maatregelen volgen die aan de leerling bepaalde voorzieningen ontzeggen of bepaalde verplichtingen opleggen. Dit mag in een contractvorm worden gegoten. De school zal hier zelf een concrete invulling aan geven, maar blijft een verplichting tot opvang van de leerlingen hebben. Het kan dan gaan om, bij wijze van voorbeeld en niet limitatief, een berisping, een waarschuwing, een strafstudie, een weigering tot deelname aan een facultatieve schoolreis tijdens een vakantie,… Ook het gedurende maximum één lesdag vervangen van de geplande onderwijsactiviteiten door andere activiteiten is mogelijk (dit kan zich tijdens het schooljaar meermaals voordoen bij nieuwe feiten, doch nooit aaneensluitend). De getroffen maatregel
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
25
doet geen afbreuk aan de hoedanigheid van regelmatige leerlingen en aan het daaraan verbonden recht op studiebekrachtiging. Elkeen die én door het schoolbestuur daartoe is gemachtigd én toezicht uitoefent op de betrokken leerling op de locatie en het tijdsstip van de regelschending kan een dergelijke maatregel opleggen. Dit houdt in dat zelfs een personeelslid van een andere school waar de school van inschrijving mee samenwerkt, een personeelslid van een organisator van werkplekleren, een stagementor, een voordrachthouder, … die op de leerling toezicht uitoefent, die machtiging van het schoolbestuur kan krijgen. Indien de handelingen (vb. materiële schade, fysieke of verbale agressie, vergaande ordeverstoring, …) van de leerling de leefregels dermate schenden dat ze een gevaar of ernstige belemmering vormen voor het normale onderwijsgebeuren of voor de fysieke of psychische integriteit en veiligheid van de schoolbevolking of van personen waarmee de leerlingen in het kader van stage of andere vormen van werkplekleren in contact komt, dan is een tuchtmaatregel toegelaten. Bij tuchtmaatregelen moet met diverse modaliteiten en voorwaarden rekening gehouden zijn zoals hierna beschreven. Tussen schorsing en uitsluiting zijn er overeenkomsten en verschillen: o Zowel bij schorsing als bij uitsluiting wordt de leerling het recht ontnomen om deel te nemen aan les- en gelijkgestelde onderwijsactiviteiten (met inbegrip van evaluatiebeurten). In beide gevallen beslist de school of de leerling op school moet aanwezig zijn. Is aanwezigheid niet verplicht, dan kunnen de betrokken personen niettemin een opvangvraag stellen: ofwel wordt op die vraag ingegaan en zullen er afspraken rond opvangvoorwaarden worden gemaakt, ofwel wordt de vraag schriftelijk én gemotiveerd geweigerd. Bij opvang bepaalt de school dus autonoom welke invulling aan deze opvang wordt gegeven (er geldt m.a.w. geen pedagogisch-didactisch verantwoorde opvangverplichting). o Een fundamenteel verschil echter is dat een schorsing geen tuchtmaatregel is doch een bewarende maatregel met een dubbel doel: Na een incident of vergrijp de leerling aan het onderwijsgebeuren onttrekken zodat opnieuw een sereen en onderwijsvriendelijk klimaat kan worden gecreëerd. De nodige tijdsruimte voorzien om een tuchtonderzoek te voeren en een tuchtdossier samen te stellen, hetgeen impliceert dat vanaf het moment van preventieve schorsing het onderzoek en de dossiersamenstelling geacht worden te zijn opgestart. De officiële benaming voor schorsing luidt dan ook “preventieve schorsing”. o De preventieve schorsing die op zich geen verplichting is, kan onmiddellijk na de regelschending (dus ook in de loop van de betrokken lesdag) ingaan, zij het na kennisgeving aan de betrokken personen. Het geldt als een signaal of een indicatie dat een tuchtmaatregel kan volgen. Na het beëindigen van het tuchtonderzoek kan het resultaat evenwel ook zijn dat, om welke reden dan ook, geen tuchtmaatregel wordt genomen. Als er wel tot een tuchtmaatregel wordt beslist, dan zijn er twee alternatieven: ofwel een tijdelijke uitsluiting, ofwel een definitieve uitsluiting. Een preventieve schorsing kan maximaal tien opeenvolgende lesdagen bestrijken. Indien binnen die periode het tuchtonderzoek niet kan worden afgerond en de school dit motiveert aan de betrokken personen, kan deze periode met maximaal tien opeenvolgende lesdagen worden verlengd. Een preventieve schorsing kan dus nooit langer dan twintig opeenvolgende lesdagen
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
26
duren. Indien de schorsing onmiddellijk ingaat in de loop van de lesdag waarin het omstreden feit plaats vindt, dan telt die dag als de eerste van het toegelaten maximum. Het uitputten van dat maximum kan anderzijds geen alibi zijn om het voeren van het tuchtonderzoek en het samenstellen van een tuchtdossier, vanuit beide partijen bekeken, langer te laten duren dan strikt noodzakelijk om tot de beslissing tot het al dan niet nemen van een tuchtmaatregel te komen. Zowel voor de betrokken personen als voor de school is het immers belangrijk om, zonder nodeloze vertraging, tot rechtszekerheid te komen. Een tijdelijke uitsluiting omvat minimaal één en maximaal vijftien opeenvolgende lesdagen. Zowel trouwens ook bij preventieve schorsing moet het instellen van een maximumduur voor tijdelijke uitsluiting vrijwaren dat de lesonderbreking geen ernstige nadelige effecten heeft voor de afwerking van het lesprogramma. Een leerling kan in het schooljaar meer dan eens tijdelijk worden uitgesloten doch enkel indien zich telkens een nieuw feit van regelschending heeft voorgedaan. Zoals blijkt wordt de maximale duur uitgedrukt in “lesdagen”, wat betekent dat alle dagen die in de betrokken school volgens het vastgelegde organisatiemodel “lesvrij” zijn (vakantie, weekend, ….) buiten beschouwing worden gelaten. Aan definitieve uitsluiting is uiteraard geen maximale duur gekoppeld. Een beslissing tot definitieve uitsluiting gaat in hetzij onmiddellijk tijdens het schooljaar, hetzij op het einde van het schooljaar (= 31 augustus dan wel, voor opleidingen die dan eindigen, 31 januari). Indien de uitsluiting pas op het einde van het schooljaar ingaat, dan heeft ze in de feiten betrekking op het daaropvolgende schooljaar. Een uitsluiting op het einde van het schooljaar strekt ertoe om, in het belang van de leerling, alsnog de gelegenheid te bieden aan de (eind)examens of proeven van dat schooljaar deel te nemen; de school is er dan wel toe gehouden om de leerling tot op het einde van dat schooljaar effectief de lessen te laten bijwonen. Er zijn twee situaties waarbij een definitieve uitsluiting ook betrekking kan hebben op een andere instelling dan de school waar de leerling is ingeschreven, nl. o indien de regelschending heeft plaats gevonden in een andere school waarmee de school van inschrijving samenwerkt voor een deel van de onderwijsverstrekking (= lesbijwoning in een andere school); o indien aan de school van inschrijving een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs is verbonden (= een niet-autonoom centrum). Deze uitbreiding van het toepassingsgebied van de definitieve uitsluiting kan pas na overleg tussen de betrokken instellingen. Definitieve uitsluiting is een mogelijke weigeringsgrond voor (her)inschrijving. Wat het tuchtdossier en het tuchtonderzoek betreft zijn de volgende regels, inherent aan tuchtrechtspleging, ook binnen onderwijs van toepassing: o de intentie tot een tuchtmaatregel wordt aan de betrokken personen schriftelijk ter kennis gebracht; o de betrokken personen alsmede de leerling, eventueel bijgestaan door een vertrouwenspersoon naar keuze, worden gehoord; o elke genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd; indien het een definitieve uitsluiting behelst dan wordt schriftelijk verwezen naar de mogelijkheid tot beroep met overeenkomstige procedure; o er is geen mogelijkheid om tot collectieve uitsluitingen over te gaan waarbij in één beslissing meerdere leerlingen worden gevat; wanneer bijgevolg een groep leerlingen
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
27
heeft bijgedragen tot hetzelfde feit, dan mag dit nimmer tot een collectief tuchtvoorstel leiden (elk tuchtdossier is dus een individueel dossier); o de betrokken personen hebben inzage in het tuchtdossier van de leerling; o de tuchtmaatregel moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten (het zogenaamde "redelijkheids- en proportionaliteitsbeginsel"); o het tuchtdossier en de tuchtmaatregel zijn niet overdraagbaar naar een andere school; o de twee laatste punten verdienen extra aandacht: Overeenstemming tussen tuchtmaatregel en ernst van de feiten: naast het opleggen van maatregelen op grond van een continuüm, waarvan hoger sprake, moet met elke uitsluiting omzichtig worden omgesprongen. De uitsluitende school moet namelijk steeds het redelijkheids- en proportionaliteitsbeginsel naleven. Dit betekent dat de tuchtmaatregel de grenzen van de redelijkheid niet mag overschrijden en dat er geen wanverhouding mag bestaan tussen de bewezen feiten en de uitgesproken tuchtmaatregel. Bijkomend moet bij het uitspreken van een definitieve uitsluiting in de laatste maanden van het schooljaar, de uitsluitende school mee in overweging nemen dat deze beslissing een zware hypotheek legt op de studieloopbaan van de betrokken leerling en mogelijks tot een studiejaarverlies zal leiden. Niet-overdraagbaarheid van tuchtdossier en –maatregel: bij schoolverandering mag de nieuwe school niet “voortbouwen” op een tuchtdossier dat is aangelegd en een tuchtmaatregel die is genomen in de voorgaande school, m.a.w. de leerling moet met een propere lei kunnen starten. Regelschendingen van de leerling in een vorige school kunnen in de nieuwe school nooit op enigerlei wijze in rekening worden gebracht. Dit betekent niet dat de nieuwe school geen weet mag hebben van wat er zich op het vlak van tucht in de vorige school heeft voorgedaan. Indien in de loop van het schooljaar voor een definitief uitgesloten leerling naar een nieuwe school wordt gezocht dan zal de reden voor de schoolverandering trouwens meestal sowieso aan het licht komen. o Tot slot wordt benadrukt dat een uitsluiting nooit implicaties kan hebben voor het eventuele lidmaatschap van de betrokken leerling in de leerlingenraad of de schoolraad. De bevoegdheid tot het preventief schorsen of het nemen van een tuchtmaatregel ligt bij de directeur van de school waar de leerling is ingeschreven of zijn afgevaardigde. Voorafgaand aan de beslissing tot definitieve uitsluiting, moet het advies van de begeleidende klassenraad worden ingewonnen. Gezien het ingrijpend karakter van definitieve uitsluiting, moet een dergelijke beslissing immers goed worden overwogen en breed worden gedragen. In die klassenraad zetelt overigens, met adviesbevoegdheid, ook een personeelslid van het CLB waar de school mee samenwerkt. Het advies van de klassenraad wordt in het tuchtdossier opgenomen. Indien een definitieve uitsluiting op het einde van het schooljaar ingaat, dan heeft ze in de feiten betrekking op het daaropvolgende schooljaar en komt uitsluiting per definitie neer op uitschrijving uit het leerlingenbestand van de school. Indien een definitieve uitsluiting daarentegen in de loop van het schooljaar ingaat, dan blijft de leerling ingeschreven in de school in afwachting dat een andere school wordt gevonden. De uitsluitende school heeft de verantwoordelijkheid om, samen met het CLB waarmee het samenwerkt, de leerling actief bij te staan in het zoeken naar een andere school. “Bijstaan” veronderstelt evenwel dat ook de leerling en zijn ouders initiatief aan de dag moeten leggen tot
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
28
het vinden van een nieuwe school. Anderzijds moet bij de zoekinspanningen van de uitsluitende school redelijkheid vooropstaan, d.w.z. er dient maximaal rekening te worden gehouden met de criteria “afstand” t.o.v. de verblijfplaats van de leerling, “zelfde onderwijsnet” en “zelfde opleiding”. Het vinden van een school die niet of moeilijk bereikbaar is of het totaal negeren van het beginsel van de vrije onderwijskeuze, kan onmogelijk als een aanvaardbare oplossing worden gezien. Zelfs indien de definitieve uitsluiting in de loop van het schooljaar ingaat, kan ze in twee situaties uitmonden in uitschrijving, nl. o Als de betrokken personen blijk geven van manifeste onwil om op het aanbod van verandering van school in te gaan. Zoals hoger vermeld moeten ook de betrokken personen voldoende meewerken aan het zoeken naar een nieuwe school. Is er daarentegen zelfs onwil of obstructie in het spel, dan komt dit ondubbelzinnig neer op het schenden van de leerplicht. Leerplicht kan niet verengt worden tot louter administratieve inschrijving in een school maar vereist ook effectieve lesbijwoning. o Vanaf de tiende lesdag die volgt op de dag dat de definitieve uitsluiting ingaat en alleszins pas nadat een eventueel ingestelde beroepsprocedure is afgerond. Deze uitschrijving kan evenwel uitsluitend voor een leerling die op het moment van de uitschrijving niet meer leerplichtig is. Een definitief uitgesloten doch (nog) niet uitgeschreven regelmatige leerling komt bij het einde van het schooljaar in aanmerking voor evaluatie en studiebekrachtiging (waaronder ook een oriënteringsattest C wordt verstaan). Evaluatie kan zowel uitstel van eindbeslissing als beroep tegen een controversiële eindbeslissing met zich brengen. Ook indien de definitief uitgesloten leerling vanaf 1 september daaropvolgend is uitgeschreven, blijft de regeling inzake uitstel van eindbeslissing en de regeling inzake beroep op deze leerling van toepassing. Er vinden m.a.w. binnen de school onderwijshandelingen plaats in de maand september ten aanzien van een leerling die op dat tijdstip ten gevolge van uitsluiting al is uitgeschreven. Administratiefreglementair hebben die onderwijshandelingen echter betrekking op het voorbije schooljaar. De mogelijkheid om in beroep te gaan tegen een definitieve uitsluiting is decretaal verplicht. Het beroep schort de uitvoering van de beslissing tot definitieve uitsluiting, evenwel niet op. Het schoolbestuur beschikt enerzijds over een zeker autonomie, maar is anderzijds onderworpen aan onderstaande bepalingen. Zoals blijkt blijft de beroepsgang een schoolinterne aangelegenheid. Zowel naar de procedure als naar het functioneren van de beroepscommissie worden echter een aantal criteria van kracht die moeten aantonen dat elk beroep in het teken staat van onafhankelijkheid, neutraliteit en deskundigheid, vertrekkend vanuit de gelijkwaardigheid van beide partijen. Dit moet bijdragen tot de accepteerbaarheid van een beslissing in beroep. Pas na uitputting van het schoolintern beroep kan de stap naar een bevoegd rechtscollege worden gezet. De beroepsprocedure is concreet vastgelegd in het schoolreglement maar omvat alleszins de volgende stappen: o de betrokken personen stellen het beroep in bij het schoolbestuur door middel van een gedateerd en ondertekend verzoekschrift dat ten minste het voorwerp van het beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren vermeldt; bij deze omschrijving kunnen overtuigingsstukken worden gevoegd; o het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie;
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
29
o
het resultaat wordt binnen de termijn bepaald in het schoolreglement schriftelijk ter kennis gebracht aan de betrokken personen; zo deze termijn wordt overschreden, dan is de definitieve uitsluiting van rechtswege nietig. Het schoolbestuur stelt een beroepscommissie in, waarvan de samenstelling aan volgende voorwaarden moet beantwoorden: o per te behandelen individueel dossier kan de samenstelling verschillen, maar binnen het dossier kan de samenstelling niet meer wijzigen; o elke commissie bestaat uit: interne leden: zijnde leden van het schoolbestuur (meer bepaald het orgaan dat de onderwijsverantwoordelijkheid draagt) of de school waar tot de definitieve uitsluiting werd beslist; de directeur of zijn afgevaardigde die de omstreden beslissing heeft genomen, kan niet in de beroepscommissie zetelen; externe leden: zijnde leden die niet verbonden zijn aan het schoolbestuur of de school waar tot de definitieve uitsluiting werd beslist; een lid van de ouderraad, de leerlingenraad of –met uitzondering van het personeel- de schoolraad die fungeert binnen de school die uitsluit, behoort tot de categorie “externe leden”; een voorzitter: door het schoolbestuur aangeduid onder externe leden. Een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel onder de omschrijving “intern lid” als de omschrijving “extern lid” valt, wordt geacht intern te zijn. Het schoolbestuur bepaalt de werking (waaronder de stemprocedure) van de beroepscommissie, rekening houdend met volgende voorwaarden: o elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, maar bij stemming moet het aantal stemgerechtigde interne leden en het aantal stemgerechtigde externe leden gelijk zijn (m.a.w. de mogelijkheid bestaat dat het schoolbestuur bepaalde leden aanduidt die niet stemgerechtigd zijn). Bij staking van stemmen (= gelijk aan pro en contra) is de stem van de voorzitter doorslaggevend (cfr. werkwijze die ook geldt voor klassenraden); o elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen; o een beroepscommissie hoort de betrokken personen en de leerling in kwestie; o een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen. Eén van die stappen kan het horen zijn van een of meer leden van de begeleidende klassenraad die een verplicht advies over de definitieve uitsluiting heeft moeten geven; o de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de individuele personeelsleden van het onderwijs. Hiermee wordt gealludeerd op de rechten om op bepaalde tijdstippen (bv. schoolvakanties) niet met schoolopdrachten te kunnen worden belast, tenzij dit in het arbeidsreglement van de school uitdrukkelijk is geregeld; o een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het schoolreglement. De beroepscommissie heeft drie alternatieven: o het beroep is onontvankelijk en wordt gemotiveerd afgewezen; dit kan als de termijn voor indiening, vastgelegd in het schoolreglement, wordt overschreden of als het beroep niet voldoet aan de vormvereisten die in het schoolreglement zijn voorzien; o de definitieve uitsluiting wordt bevestigd; o de definitieve uitsluiting wordt vernietigd.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
30
De beroepscommissie heeft volheid van bevoegdheid en beslist op grond van inhoudelijke of procedurele aspecten. Toch draagt het schoolbestuur steeds de verantwoordelijkheid voor de genomen beslissing. Achterliggende reden hiervoor is de algemene erkenningsvoorwaarde dat het schoolbestuur de verantwoordelijkheid opneemt voor het onderwijs dat het inricht (cfr. de verantwoordelijkheid voor klassenraadsbeslissingen berust trouwens ook bij het schoolbestuur). Anderzijds is dit niet onlogisch omdat de beroepscommissie (zoals een klassenraad vanuit het werkgeverschap) door datzelfde schoolbestuur wordt samengesteld. Conform de regelgeving op de operationele CLB-doelstellingen, moet elk CLB een begeleidingstaak opnemen t.a.v. elke leerling die in de loop van het schooljaar wordt geschorst of uitgesloten. Hoewel de leerling ernstig in de fout is gegaan (of, in het geval van schorsing, daarrond sterke vermoedens bestaan), kan hij niet volledig aan zijn lot worden overgelaten met het risico op herval. Het CLB moet dan ook actie ondernemen gericht op remediëring, ondersteuning en sensibilisering. De school en het schoolbestuur staan in deze dus niet alleen. Na de leefregels komen we terecht bij het punt leerlingengegevens. Elke school verzamelt een waaier aan leerlingengegevens, zoals bv. beslissingen en adviezen van de klassenraad, bijzonder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, keuze van levensbeschouwelijk vak. Het decreet van 4 april 2014 houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende participatie op school bepaald voor het eerst expliciet: o De mogelijke overdracht van leerlingengegevens van de ene naar de andere school en de voorwaarden waaronder deze overdracht dient te gebeuren; de optimalisering van de individuele studieloopbaan van de leerling staat hierbij voorop; o Het recht voor de betrokken personen op inzage, toelichting en kopie met betrekking tot de eigen leerlingengegevens; op deze manier worden ze in staat gesteld om het onderwijscurriculum van de betrokken leerling systematisch op te volgen en, indien zij dat wensen, er op in te grijpen, evenwel altijd zonder afwending voor andere doeleinden (vb. om de desbetreffende school op enigerlei manier in diskrediet te brengen). Wanneer een leerling van onderwijsinstelling verandert, vindt er een overdracht van leerlingengegevens tussen de betrokken onderwijsinstellingen plaats. Deze overdracht is gebonden aan een aantal strikte voorwaarden: o de gegevens hebben uitsluitend betrekking op de onderwijsloopbaan van een specifieke leerling; o de overdracht gebeurt uitsluitend in het belang van de leerling op wie de onderwijsloopbaan betrekking heeft; o tenzij de regelgeving de overdracht verplicht stelt (vb. het aantal problematische afwezigheden of de toegekende attestering), mag de overdracht niet gebeuren als de betrokken personen er zich expliciet tegen verzetten, nadat ze – op hun verzoek – de gegevens hebben ingezien. Via het schoolreglement zijn de leerling en de betrokken personen op de hoogte van het automatisme van deze gegevensoverdracht bij schoolverandering. De school moet m.a.w. voor een overdracht van leerlingengegevens niet de toestemming van de betrokken personen vragen; het zijn daarentegen de betrokken personen die het initiatief tot niet-overdracht moeten nemen. Een tuchtdossier en tuchtmaatregelen zijn nooit overdraagbaar tussen scholen.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
31
De betrokken leerling en de betrokken personen hebben recht op inzage in en toelichting bij de gegevens die op de leerling betrekking hebben, zoals bv. evaluatiegegevens, die de school verzamelt. Een toelichting bij de inzage kan immers voor meer duiding bij de gegevens zorgen, eventuele vragen ter verduidelijking kunnen op die manier extra aandacht krijgen. Als bepaalde gegevens ook een of meer andere leerlingen betreffen en volledige inzage door de betrokken leerling en de betrokken personen afbreuk zou doen aan het recht van die andere leerling(en) op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kunnen de betrokken leerling en de betrokken personen allen via een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportagetoegang krijgen tot deze gegevens. Pas na gebruikmaking van het inzage- en toelichtingsrecht kunnen de betrokken leerling of de betrokken personen kopierecht uitoefenen. De school dient hen een kopie te bezorgen, eventueel tegen een vergoeding waarvan de grootteorde is voorzien in het onderdeel “financiële bijdrageregeling” van het schoolreglement. Elke kopie moet persoonlijk en vertrouwelijk worden behandeld en mag uitsluitend worden gebruikt in functie van de onderwijsloopbaan van de leerling. Het schoolreglement moet vanaf het schooljaar 2014-2015 de voorwaarden expliciteren waaronder de betrokken leerling en de betrokken personen dit inzage, toelichtings- en kopierecht kunnen uitoefenen. Ook de toelatingsvoorwaarden werden aangepast dit voor alle leerjaren: indien een leerling overstapt vanuit de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers dan moet de toelatingsklassenraad rekening houden met het advies van de klassenraad van dat onthaaljaar. Elke beslissing van de toelatingsklassenraad die afwijkt van dat advies moet afdoende worden gemotiveerd. In die toelatingsklassenraad moet, raadgevend, een persoon worden opgenomen die - op basis van specifiek toegekende uren-leraar - binnen de scholengemeenschap waar het onthaaljaar werd gevolgd, belast is met de ondersteuning, opvolging en begeleiding van de gewezen anderstalige nieuwkomer. Verder zijn er ook enkele wijzigingen in verband met de overgangen gedurende het schooljaar: o Deze wijzigingen zijn van toepassing op de volgende leerjaren: derde leerjaar van de derde graad ASO en KSO, ingericht onder de vorm van een voorbereidend jaar op het hoger onderwijs; Se-n-Se van de derde graad TSO en KSO; derde leerjaar van de derde graad BSO, al dan niet ingericht onder de vorm van een specialisatiejaar : Voor uitzonderlijke gevallen kan afgeweken worden van de vastgelegde datum voor overgangen namelijk 30 september. Er kan afgeweken worden van deze datum onder de volgende voorwaarden. Er is een gunstige beslissing van de toelatingsklassenraad na kennisname van het advies van de begeleidende klassenraad van de studierichting die de leerling tot dan volgt. Deze gunstige beslissing is gebaseerd op ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige redenen. Het volgende punt dat werd gewijzigd is de evaluatie en bekrachtiging van studies. Zoals vermeld in de omzendbrief met betrekking tot de organisatie van het schooljaar (SO 74) kunnen de deliberaties niet eerder aanvangen dan de vijfde laatste lesdag van de maand juni (januari voor wat betreft de Se-n-Se en HBO verpleegkunde die eindigen op 31 januari). Van zodra een delibererende klassenraadsbeslissing is genomen, kan het resultaat ter kennis worden gebracht van de betrokken personen. Het schoolbestuur is bevoegd om te bepalen op welke datum en onder welke vorm de betrokken personen de klassenraadsbeslissing in ontvangst nemen. Dit hoeft niet perse op 30 juni te zijn en dit hoeft niet perse persoonlijk door de ouders op school te
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
32
gebeuren. Bijvoorbeeld: het resultaat kan worden meegegeven met de leerling, het resultaat wordt op school overhandigd tijdens een proclamatieplechtigheid, … De desbetreffende ontvangstdatum en –vorm zijn bepaald in het schoolreglement. De school wijkt er enkel van af voor gevallen waar het besluitvormingsproces langer duurt of waar een beroep in het geding is; in dat geval stelt het schoolbestuur de betrokken personen schriftelijk in kennis van de voorziene ontvangstdatum. o Bijzondere aandacht: vermits de betrokken personen vooraf weten wanneer en hoe ze het evaluatieresultaat zullen ontvangen, wordt bij het niet effectief in ontvangst nemen van het resultaat, geacht het resultaat op de voorziene datum te zijn ontvangen. Ouders, die bijvoorbeeld, op dat tijdstip reeds op vakantie zijn vertrokken en geen weet hebben van een toegekend oriënteringsattest B of C zouden hierdoor eventueel hun beroepsmogelijkheid kunnen verliezen omdat ze niet tijdig de te zetten stappen hebben ondernomen. Bij toekenning van een oriënteringsattest B of C moet de school t.a.v. de betrokken personen volgende verplichtingen nakomen: o De beslissing moet schriftelijk worden gemotiveerd. Dit kan onder uiteenlopende vorm maar moet wel strikt individueel-gericht zijn. Indien, bijvoorbeeld, gekozen wordt voor een uittreksel uit de notulen van de delibererende klassenraad, dan mag dit stuk geen informatie bevatten die verwijst naar andere leerlingen. Benevens de schriftelijke motivering moet de school ook verwijzen naar de mogelijkheid tot beroep en naar de daarbij te volgen procedure. Hoewel deze info ook in het schoolreglement dient opgenomen, moet het telkens wanneer zich een concrete situatie voordoet opnieuw onder de aandacht worden gebracht. De betrokken personen moeten er daarbij echter worden op gewezen dat beroep maar kan indien ze voorafgaand een overleg hebben gepleegd met de directeur of zijn afgevaardigde (zie hierna). Er geldt m.a.w. een bepaalde chronologie die de partijen moeten volgen. o Mits vraag van de betrokken personen: de directeur of zijn afgevaardigde moet met de betrokken personen een overleg plegen over het evaluatieresultaat binnen een redelijke termijn nadat ze dat resultaat in ontvangst hebben genomen. Die termijn wordt in het schoolreglement bepaald. Van het schoolbestuur wordt verwacht dat “redelijkheid” veronderstelt dat de betrokken personen zo spoedig mogelijk meer duiding krijgen en dat, desgevallend, een beslissing in beroep qua timing haalbaar blijft. Van de betrokken personen wordt verwacht dat ze begrip opbrengen voor het tijdstip van het overleg dat met de zomervakantie-beschikbaarheid in onderwijs rekening zal houden. Van het overleg wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Tijdens het overleg maken beide partijen hun standpunt duidelijk. Daarbij moet er worden naar gestreefd om via een constructief gesprek een uitkomst te bereiken waarin elkeen zich kan vinden. Het overleg is dan ook geen onderdeel van de beroepsprocedure maar vormt een zogenaamde “bemiddelingsfase”. o Het overleg kan het volgende opleveren: De directeur of zijn afgevaardigde is van oordeel dat de elementen die de betrokken personen aanbrengen niet van aard zijn om de delibererende klassenraad opnieuw te laten samenkomen en beraadslagen. De betrokken personen nemen deze beslissing op de voorziene datum in ontvangst (ook hier: “geacht” te zijn ontvangen indien verzuim van ontvangst). Ook indien reeds tijdens het overleg de betrokken personen te kennen geven dat ze, na de
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
33
verkregen uitleg, akkoord gaan met het evaluatieresultaat, moeten de betrokken personen de beslissing om de klassenraad niet opnieuw te laten samenkomen “formeel” ontvangen (niet onbelangrijk indien er toch een beroep zou volgen). De directeur of zijn afgevaardigde is van oordeel dat de elementen die de betrokken personen aanbrengen wel van aard zijn om de delibererende klassenraad opnieuw te laten samenkomen en beraadslagen. Deze piste kan er voor de leerling op neerkomen dat hij met nieuwe toetsen, examens of andere opdrachten wordt belast vooraleer de klassenraad zich definitief uitspreekt of de toekenning van het B- of C-attest wordt gehandhaafd of dat een ander attest wordt toegekend. Aandacht: het oorspronkelijk evaluatieresultaat door een ander resultaat vervangen betekent niet noodzakelijk een voor de betrokken personen “beter” resultaat; het valt niet uit te sluiten dat de klassenraad, die opnieuw is samengeroepen, beslist om een clausulering (B-attest) alsnog te wijzigen of uit te breiden of om een “B-attest” te vervangen door een “Cattest”. De betrokken personen nemen hoe dan ook de desbetreffende beslissing op de voorziene datum in ontvangst (ook hier: “geacht” te zijn ontvangen indien verzuim van ontvangst). o Voor een evaluatiebeslissing van een beroepscommissie draagt het schoolbestuur niet alleen de verantwoordelijkheid, maar kent het schoolbestuur ook het studiebewijs toe dat aansluit bij de beslissing. Het model van een studiebewijs is hetzelfde indien het aansluit bij een beslissing van de delibererende klassenraad of indien het aansluit bij een beslissing van de beroepscommissie. Alleen uit het proces-verbaal zal blijken welk orgaan (klassenraad of beroepscommissie) de beslissing heeft genomen. Wat betreft het proces-verbaal van de beslissingen van de delibererende klassenraad wordt gesteld dat het proces-verbaal dat eind juni wordt opgemaakt mogelijks kan worden aangevuld met één of twee processen-verbaal-addendum. Het betreft dan leerlingen waarvoor een definitieve beslissing pas plaats grijpt in de periode na 30 juni. Volgende situaties doen zich voor: o de beslissing wordt genomen door de delibererende klassenraad naar aanleiding van verlenging van besluitvorming (na herexamen, inhaalstage, …); o de oorspronkelijke beslissing wordt vervangen door een andere beslissing van de delibererende klassenraad naar aanleiding van overleg tussen de school en de betrokken personen; o de oorspronkelijke beslissing wordt vervangen door een andere beslissing van de delibererende klassenraad naar aanleiding van betwisting door het schoolbestuur; de drie hierboven staande gevallen komen op één proces-verbaal-addendum voor. o de oorspronkelijke beslissing wordt vervangen door een andere beslissing van een beroepscommissie naar aanleiding van betwisting door de betrokken personen. Dit geval komt op een afzonderlijk proces-verbaal-addendum voor want het betreft immers een beslissing van een beroepscommissie en niet van de delibererende klassenraad. Indien de eerste beslissing na 30 juni wordt vervangen dan dient:
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
34
o
op het initieel proces-verbaal al de gegevens met betrekking tot de desbetreffende leerling door middel van een volle lijn te worden geschrapt en daarachter de formule “zie addendum” te worden vermeld; o de uiteindelijke beslissing vastgelegd bij een proces-verbaal-addendum. De stelregel blijft dat elk proces-verbaal, waarop uitsluitend regelmatige leerlingen mogen voorkomen, wordt gedateerd op 30 juni en in één exemplaar opgemaakt. Voor een Se-n-Se die loopt tot 31 januari komen alle beslissingen, wanneer ook genomen, samen voor op eenzelfde proces-verbaal van 30 juni daaropvolgend. o Ook in het geval een Se-n-Se van één semester gedurende een schooljaar tweemaal wordt ingericht, worden de leerlingen samen op hetzelfde proces-verbaal van 30 juni vermeld. Leerlingen daarentegen van een Se-n-Se van drie semesters en waarvoor in het eerste schooljaar geen beslissingen worden genomen, komen dat schooljaar niet op een proces-verbaal voor. In zeer uitzonderlijke gevallen zal op het model van proces-verbaal een categorie moeten worden vermeld voor ION-leerlingen waaraan een attest van verworven bekwaamheden wordt uitgereikt. Inzake evaluatie en studiebekrachtiging in veiligheidsopleidingen werden in de lijst met vormen van studiebekrachtiging de volgende zaken toegevoegd: o Voor wat betreft de Se-n-Se opleiding integrale veiligheid TSO: een brevet bedrijfseerstehulpverlening. Dit brevet wordt door en onder de verantwoordelijkheid van de instantie of persoon die daartoe door de FOD WASO is gelegitimeerd toegekend (vb. Rode Kruis Vlaanderen). Een certificaat “Brandwacht”. Dit certificaat wordt uitgereikt in samenwerking met de secundaire school, door en onder de verantwoordelijkheid van de brandweersschool. Een certificaat “Ploeglid eerste interventie”. Dit certificaat wordt uitgereikt in samenwerking met de secundaire school, door en onder de verantwoordelijkheid van de brandweersschool. Een certificaat “Nijverheidshelper”. Dit certificaat wordt uitgereikt in samenwerking met de secundaire school, door en onder de verantwoordelijkheid van de brandweersschool. Een certificaat voor brandweermodule III “Levensreddende handelingen“. Dit certificaat wordt uitgereikt in samenwerking met de secundaire school, door en onder de verantwoordelijkheid van de brandweersschool. Slaagattesten van de selectieproeven betreffende de ingangsexamens voor de opleiding van politie-inspecteur en politieagent. Deze attesten worden toegekend in samenwerking met de secundaire school, door en onder de verantwoordelijkheid van de politieschool. o Voor wat betreft de opleiding Veiligheidsberoepen, specialisatiejaar BSO: een brevet bedrijfseerstehulpverlening. Dit brevet wordt door en onder de verantwoordelijkheid van de instantie of persoon die daartoe door de FOD WASO is gelegitimeerd toegekend (vb. Rode Kruis Vlaanderen). De mogelijkheid voor de betrokken personen, na voorafgaand overleg met de directeur of zijn afgevaardigde, tot beroep tegen een evaluatiebeslissing is decretaal verplicht. Met “evaluatiebeslissing” wordt dan bedoeld hetzij de enige beslissing van de delibererende klassenraad, hetzij de beslissing die is genomen nadat de klassenraad door de directeur of zijn
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
35
afgevaardigde eventueel opnieuw is samengeroepen (na het overleg) en die verschilt van de oorspronkelijke beslissing. Het schoolbestuur beschikt enerzijds over een zekere autonomie, maar is anderzijds onderworpen aan onderstaande bepalingen. Zoals blijkt blijft de beroepsgang een schoolinterne aangelegenheid. Zowel naar de procedure als naar het functioneren van de beroepscommissie worden echter een aantal criteria van kracht die moeten aantonen dat elk beroep in het teken staat van onafhankelijkheid, neutraliteit en deskundigheid, vertrekkend vanuit de gelijkwaardigheid van beide partijen. Dit moet bijdragen tot de accepteerbaarheid van een beslissing in beroep. Pas na uitputting van het schoolintern beroep kan de stap naar een bevoegd rechtscollege worden gezet. De beroepsprocedure is concreet vastgelegd in het schoolreglement maar omvat alleszins volgende stappen: o de betrokken personen stellen het beroep in bij het schoolbestuur door middel van een gedateerd en ondertekend verzoekschrift dat ten minste het voorwerp van het beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren vermeldt; bij deze omschrijving kunnen overtuigingsstukken worden gevoegd; o het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie; o het resultaat wordt uiterlijk 15 september (15 maart voor opleidingen die op 31 januari eindigen) schriftelijk ter kennis gebracht aan de betrokken personen. Inzake timing wordt dus als norm enkel een limietdatum bepaald, voor al het overige beslist het schoolbestuur zelf. Indien echter het resultaat van het beroep nog niet ter kennis kan worden gebracht van de betrokken personen bij de start van het nieuwe schooljaar (= 1 september), dan heeft de leerling het recht om in de school in kwestie zijn studies verder te zetten zonder rekening te houden met de beperkingen van het B- of C-attest. Dit recht is echter tijdelijk, nl. in afwachting dat uiterlijk 15 september het uiteindelijk resultaat in beroep wél wordt meegedeeld (eventuele beroepen bij rechtscolleges worden hier volstrekt buiten beschouwing gelaten). Indien dan blijkt dat de leerling een structuuronderdeel heeft aangevat waarin hij ingevolge dat resultaat als regelmatig leerling kan worden toegelaten, dan wordt zijn toestand vanaf 1 september geregulariseerd (retroactieve omzetting van vrije naar regelmatige leerling); indien blijkt dat hij een structuuronderdeel heeft aangevat waarvoor hij uiteindelijk niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet, dan moet hij van structuuronderdeel veranderen en heeft hij tijdelijk de lessen gevolgd als vrije leerling. Dit tijdelijk recht bestaat, voor alle duidelijkheid, uitsluitend in de school waar de controversiële evaluatiebeslissing werd genomen; bij overstap naar een andere school zal de nieuwe school met het beroep pas rekening houden zodra het resultaat van dat beroep gekend is. Het schoolbestuur stelt een beroepscommissie in, waarvan de samenstelling aan volgende voorwaarden moet beantwoorden: o per te behandelen individueel dossier kan de samenstelling verschillen, maar binnen het dossier kan de samenstelling niet meer wijzigen; o elke commissie bestaat uit: interne leden: zijnde leden van de klassenraad, waaronder alleszins de voorzitter, die de evaluatiebeslissing heeft genomen (het hoeft dus niet de voltallige klassenraad te zijn) en eventueel een lid van het schoolbestuur (meer bepaald het orgaan dat de onderwijsverantwoordelijkheid draagt);
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
36
externe leden: zijnde leden die niet verbonden zijn aan het schoolbestuur of de school waar de evaluatiebeslissing werd genomen; een lid van de ouderraad, de leerlingenraad of - met uitzondering van het personeel – de schoolraad die fungeert binnen de school waar de evaluatiebeslissing werd genomen, behoort tot de categorie "externe leden"; een voorzitter: door het schoolbestuur aangeduid onder de externe leden. o een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel onder de omschrijving "intern lid" als de omschrijving "extern lid" valt, wordt geacht intern te zijn. Het schoolbestuur bepaalt de werking (waaronder de stemprocedure) van de beroepscommissie, rekening houdend met volgende voorwaarden: o elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, maar bij stemming moet het aantal stemgerechtigde interne leden en het aantal stemgerechtigde externe leden gelijk zijn (m.a.w. de mogelijkheid bestaat dat het schoolbestuur bepaalde leden aanduidt die niet stemgerechtigd zijn). Bij staking van stemmen (= gelijk aan pro en contra) is de stem van de voorzitter doorslaggevend (cfr. werkwijze die ook geldt voor klassenraden); o elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen; o een beroepscommissie hoort de betrokken personen en de leerling in kwestie; o een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen. Enkele van die stappen kunnen onder meer zijn: het horen van een of meer stemgerechtigde leden van de delibererende klassenraad die de evaluatiebeslissing heeft genomen, uiteraard in zover het leden betreft die niet reeds in de beroepscommissie zetelen, of het horen van een of meer raadgevende leden van die klassenraad; het organiseren van bijkomende toetsen, examens of andere opdrachten voor de leerling; o de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de individuele personeelsleden van het onderwijs. Hiermee wordt gealludeerd op de rechten om op bepaalde tijdstippen (bv. schoolvakanties) niet met schoolopdrachten te kunnen worden belast, tenzij dit in het arbeidsreglement van de school uitdrukkelijk is geregeld; o een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het schoolreglement. De beroepscommissie heeft drie alternatieven: o het beroep is onontvankelijk en wordt gemotiveerd afgewezen; dit kan als de termijn voor indiening, vastgelegd in het schoolreglement, wordt overschreden of als het beroep niet voldoet aan de vormvereisten die in het schoolreglement zijn voorzien; o het omstreden evaluatieresultaat wordt bevestigd, eventueel nadat de beroepscommissie aan de leerling bijkomende toetsen, examens of andere opdrachten heeft opgelegd; o het omstreden evaluatieresultaat wordt door een ander resultaat vervangen, eventueel nadat de beroepscommissie aan de leerling bijkomende toetsen, examens of andere opdrachten heeft opgelegd. Aandacht: het evaluatieresultaat door een ander resultaat vervangen, betekent niet noodzakelijk een voor de betrokken personen "beter" resultaat; het is niet uitgesloten dat in beroep een clausulering (B-attest) wordt gewijzigd of uitgebreid of dat de beslissing “B-attest” wordt vervangen door "C-attest".
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
37
De beroepscommissie heeft volheid van bevoegdheid en beslist op grond van inhoudelijke of procedurele aspecten. Toch draagt het schoolbestuur steeds de verantwoordelijkheid voor de genomen beslissing. Achterliggende reden hiervoor is de algemene erkenningsvoorwaarde dat het schoolbestuur de verantwoordelijkheid opneemt voor het onderwijs dat het inricht (cfr. de verantwoordelijkheid voor klassenraadsbeslissingen berust trouwens ook bij het schoolbestuur). Anderzijds is dit niet onlogisch omdat de beroepscommissie (zoals een klassenraad vanuit het werkgeverschap) door datzelfde schoolbestuur wordt samengesteld. Het laatste grote punt dat gewijzigd werd in omzendbrief SO 64 zijn de taalgebonden maatregelen: screening niveau onderwijstaal, extra taallessen Nederlands en CLIL. Een goede kennis van de onderwijstaal is voor leerlingen essentieel om met goed gevolg het onderwijs te kunnen volgen en een kwalificatie te behalen. Daarom is het belangrijk dat elke leerling die voor het eerst instroomt in het voltijds gewoon secundair onderwijs, ongeacht de school of het structuuronderdeel, gescreend wordt op zijn niveau van de onderwijstaal. Op basis van deze taalscreening kan een school maatregelen nemen die tegemoet komen aan specifieke noden op het vlak van kennis van de onderwijstaal die bij een leerling worden vastgesteld. De taalscreening vindt plaats na de inschrijving van de leerling en is dus geen toelatingsvoorwaarde. De taalscreening is wel verplicht, zowel voor de school als voor de leerling. De taalscreening gebeurt met een betrouwbaar en valide screeningsinstrument. De school kiest zelf dit instrument. Ter ondersteuning van die keuze heeft de overheid een “toolkit breed evalueren taalvaardigheid Nederlands” laten ontwikkelen door het Centrum voor Taal en Onderwijs en het Steunpunt Diversiteit en Leren. Deze toolkit biedt een overzicht van bestaande en betrouwbare valide instrumenten. Voor het niveau van de onderwijstaal wordt gepolst naar de eindtermen Nederlands van het lager onderwijs. Op basis van deze screening kan de school een beginsituatieanalyse maken. Het kan zijn dat de school vaststelt dat er geen enkel probleem is, het kan zijn dat de leerling op bepaalde eindtermen zeer sterk is en extra uitdagende activiteiten kan gebruiken, het kan evenzeer zijn dat een leerling voor één of meerdere eindtermen remediëring nodig heeft. Daarnaast bestaan in het voltijds gewoon secundair onderwijs al verschillende instrumenten om tegemoet te komen aan leerlingen, die al dan niet uit het onthaalonderwijs komen en onvoldoende kennis hebben van de onderwijstaal: het organiseren van inhaallessen, de vrije invulling van het keuze- of complementair gedeelte, het organiseren van flexibele leertrajecten, … Het schoolbestuur beslist zelf of zijn school/scholen met deze instrumenten werkt en het behoort tot de bevoegdheid van de klassenraad en desgevallend de betrokken personen om te beslissen of één of meer van deze instrumenten wordt ingezet voor een individuele leerling. Aan de bestaande instrumenten wordt nu een bijkomend instrument toegevoegd in de vorm van extra taallessen Nederlands voor leerlingen met onvoldoende kennis van de onderwijstaal. Deze extra taallessen kunnen oplopen tot maximaal drie uur per week bovenop de lessentabel van het structuuronderdeel waarin de betrokken leerling is ingeschreven. Het volgen van de extra taallessen is een verplichting voor de betrokken leerling. Na het fiat van het schoolbestuur om dit instrument te gebruiken, is het de klassenraad die beslist of een individuele leerling extra taallessen moet volgen. Naargelang van het tijdstip (bij de start dan wel in de loop van het schooljaar) is dat de toelatingsklassenraad of de begeleidende klassenraad.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
38
Om te garanderen dat de kennis van het Nederlands vanuit een breed perspectief wordt beoordeeld (Nederlands én als vak én als onderwijstaal), moet de klassenraad voor wat het onderwijzend personeel betreft, ten minste zijn samengesteld uit de leraars van de basisvorming. Deze minimumvoorwaarde sluit dus niet uit dat de klassenraad kan worden uitgebreid met andere leraars of personen (CLB, …). De begeleidende klassenraad beslist op basis van de evaluatie van de voortgang die de betrokken leerling maakt over de duur van de extra taallessen Nederlands tijdens het schooljaar. Het kan bijvoorbeeld voor een leerling volstaan om gedurende tien weken extra taallessen te volgen, een andere leerling zal misschien gedurende een gans schooljaar extra taallessen nodig hebben. Doordat de extra taallessen Nederlands bovenop het reguliere programma komen, staan deze extra taallessen Nederlands los van de evaluatie en de studiebekrachtiging gekoppeld aan het structuuronderdeel waarvoor de leerling is ingeschreven. Voor de organisatie van deze extra taallessen Nederlands kan een school putten uit de reguliere omkadering. Scholen kunnen hiervoor ook middelen bundelen (vb. uren-leraar overdragen) en leerlingen uit verschillende scholen samen extra taallessen Nederlands aanbieden. Wat betreft CLIL (Content and Language Integrated Learning): in het voltijds gewoon secundair onderwijs kan 20% van de lesuren besteed aan niet-taalvakken via CLIL aangeboden worden. CLIL is een werkvorm waarin het Frans, Engels of Duits als instructietaal wordt gebruikt om een niet-taalvak te onderwijzen. De overheid heeft een kwaliteitsstandaard ontwikkeld om het schoolteam te ondersteunen in de voorbereiding van een CLIL-traject. Een school die CLIL wil aanbieden, moet ten laatste op 15 december van het voorafgaande schooljaar een aanvraag indienen via de Vlaamse Adviescommissie CLIL. Bij de organisatie van CLIL moet ook met het volgende rekening worden gehouden: o de leerling moet in de betrokken school ook steeds de mogelijkheid hebben om alle niet-taalvakken in het Nederlands te volgen; een leerling kan dus nooit tot het volgen van een CLIL-traject worden verplicht; o anderzijds kan een leerling slechts een CLIL-traject volgen; indien de betrokken personen er schriftelijk en expliciet voor kiezen om dat traject gedurende het volledige schooljaar (d.w.z. vanaf het moment van instap van de leerling in het betrokken structuuronderdeel) te volgen, en na positief advies van de toelatingsklassenraad dat ten minste gebaseerd is op voldoende kennis en beheersing door de leerling van het Nederlands; o de school moet er voor zorgen dat de kennis van het Nederlands bij de leerlingen prioritair blijft en dat het Nederlandstalige karakter van de school behouden blijft.
Leerlingenstages in het voltijds secundair onderwijs Uit SO/2002/09: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13301
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
39
De decreetgever heeft de Vlaamse Regering gemachtigd om de verplichting in te voeren van een stage ten belope van minimaal 18 halve dagen per schooljaar, alternerend of in blok, en dat in volgende structuuronderdelen: o alle structuuronderdelen van zowel het eerste als het tweede leerjaar van de derde graad TSO, ongeacht het doorstroom- of arbeidsmarktgericht karakter van het structuuronderdeel in kwestie; de structuuronderdelen van het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als Se-n-Se, vallen buiten deze maatregel omdat daar de verplichting van een substantieel aandeel werkplekleren sowieso al geldt; o alle structuuronderdelen van zowel het eerste, het tweede als het derde leerjaar van de derde graad BSO; alle specialisatiejaren en het naamloos leerjaar BSO vallen dus ook onder deze maatregel. De stageverplichting is ingegeven vanuit de vaste overtuiging van de decreet- en regelgever dat een tijdelijk onderdompeling in een arbeidsmilieu uit de profit- of de non-profit sector, een absolute meerwaarde biedt voor elke leerling van de derde graad secundair onderwijs. Essentieel is uiteraard dat de leerling-stagiair adequaat wordt begeleid door de school én de onderneming én dat bij de stage elk streven naar economisch of financieel rendement wordt uitgesloten; anders gesteld, enkel het leerrendement in het kader van het vooropgesteld leerprogramma is relevant. Het komt aan de Vlaamse Regering toe om te bepalen vanaf welk schooljaar deze verplichting in voege treedt. Dit kan gedifferentieerd gebeuren per onderwijsvorm, studiegebied, structuuronderdeel of leerjaar. In de feiten heeft de Vlaamse Regering nu van deze mogelijkheid gebruik gemaakt om een eerste reeks structuuronderdelen aan te duiden waarin de stageverplichting vanaf het schooljaar 2014-2015 van kracht wordt. De lijst met deze structuuronderdelen gaat als bijlage 4 bij de omzendbrief. Zoals kan worden opgemerkt betreft het structuuronderdelen waar de stagecomponent momenteel al grotendeels aan bod komt, zodat de impact voor de scholen in kwestie relatief beperkt blijft. Op termijn zal de stageverplichting echter geleidelijk worden uitgebreid naar alle overige structuuronderdelen van de derde graad TSO en BSO zoals hierboven vermeld. Het is niet ondenkbaar dat een school geen of onvoldoende stageplaatsen kan vinden, niettegenstaande de aanbodafspraken tussen de overheid en de socio-economische partners op macroniveau en niettegenstaande de inspanningen die van elke school worden verwacht om een lokaal stagebeleid concreet gestalte te geven en hiertoe een netwerk uit te bouwen. In voorkomend geval zal de school, desgevraagd, ten aanzien van de onderwijsinspectie moeten kunnen aantonen dat het niet of ontoereikend vinden van stageplaatsen enkel het gevolg is van overmacht. Wat de volume en spreiding betreft stelt de decreetgever dat een stage slechts zinvol is indien ze op schooljaarbasis een minimum volume bereikt. Concreet betekent dit: o indien de stage verplicht is: ten minste 18 halve dagen (= omgerekend twee schoolweken) per schooljaar; o in het andere geval: ten minste 9 halve dagen (= omgerekend één schoolweek) per schooljaar. De stage kan worden gekoppeld aan elke vakbenaming en –rubricering (AV, TV, KV, PV).
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
40
Experimenteel secundair onderwijs volgens een modulair stelsel Uit SO/2008/04: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13995
Wat het programma betreft van modulair georganiseerde opleidingen stelt de regelgeving dat een stage ten belope van minimaal 18 halve dagen per schooljaar, alternerend of in blok, vanaf het schooljaar 2014-2015 verplicht is in alle opleidingen en dat tijdens het schooljaar waarin de leerling potentieel in aanmerking komt voor een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, respectievelijk voor een diploma van secundair onderwijs. Op die wijze wordt aansluiting bekomen bij de stageverplichting die vanaf 2014-2015 in een reeks lineair georganiseerde opleidingen wordt ingevoerd. Het is niet ondenkbaar dat een school geen of onvoldoende stageplaatsen kan vinden, niettegenstaande de aanbodafspraken tussen de overheid en de socio-economische partners op macroniveau en niettegenstaande de inspanningen die van elke school worden verwacht om een lokaal stagebeleid concreet gestalte te geven en hiertoe een netwerk uit te bouwen. In voorkomend geval zal de school, desgevraagd, ten aanzien van de onderwijsinspectie moeten kunnen aantonen dat het niet of ontoereikend vinden van stageplaatsen enkel het gevolg is van overmacht. Het decreet van 12 juli 2013 betreffende de versterking van het HBO in Vlaanderen bepaalt dat vanaf het schooljaar 2014-2015 de HBO-opleiding verpleegkunde gezamenlijk wordt ingericht door één of meer scholen voor voltijds secundair onderwijs en één hogeschool met professionele bachelor verpleegkunde. Een school kan maar participeren in één samenwerkingsverband. Binnen het samenwerkingsverband is de secundaire school wel steeds de administratief beherende instelling voor het totaal van zijn opleiding verpleegkunde. Dat betekent dat het de secundaire school is waar de cursist zich inschrijft en dat op het vlak van financiering en subsidiëring van de opleiding de bepalingen van de codex secundair onderwijs en van zijn uitvoeringsreglementering van toepassing zijn. Naast de administratief beherende instelling(en), wordt binnen het samenwerkingsverband voor de opleiding verpleegkunde ook één inhoudelijk coördinerende instelling aangewezen. Dit is hetzij één van de secundaire scholen hetzij de hogeschool van het betrokken samenwerkingsverband. Het gezamenlijk organiseren van de opleiding verpleegkunde impliceert dat het leerprogramma hetzij volledig door de secundaire school of scholen wordt aangeboden hetzij gespreid wordt aangeboden door de secundaire school of scholen en de hogeschool; de inhoudelijk coördinerende instelling zorgt ervoor dat hierover duidelijke afspraken worden gemaakt. Alleszins houdt het gezamenlijk organiseren binnen het samenwerkingsverband wel in dat er slechts één curriculum is. De samenwerking leidt er ook toe dat deelcertificaten van de modules en het diploma van gegradueerde vanaf het schooljaar 2014-2015 verplicht gezamenlijk worden uitgereikt door de hogeschool en de secundaire school of scholen. Nieuwe richtlijnen hierover zullen ten gepaste tijde worden medegedeeld, doch alleszins staat vast dat het tot hiertoe bestaande model van het deelcertificaat en het tot hiertoe bestaande model van het diploma van gegradueerde NIET meer gelden voor de verpleegopleiding vanaf het schooljaar 2014-2015. Voor het diploma van secundair onderwijs verandert er echter niets omdat het principe van de gezamenlijke diplomering hierop niet van toepassing is.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
41
Programmatie, overheveling en afbouw in het voltijds gewoon secundair onderwijs Uit SO 61: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12999
De programmatie van een school via afsplitsing van een bestaande school wordt uiterlijk 1 mei van het voorafgaand schooljaar aan het AgODi gemeld door middel van een “verklaring van afsplitsing”. Bij die melding moeten volgende stukken worden gevoegd: o het protocol van de onderhandelingen, terzake in het bevoegd lokaal comité of, bij ontstentenis van een lokaal comité, het protocol van de personeelsconsultatie; o voor zover de school behoort tot een scholengemeenschap: een uittreksel van het PV waaruit moet blijken dat de programmatie conform is aan de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt; o de documenten met betrekking tot de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats, aangezien de vestigingsplaats(en) die de afgesplitste school in gebruik zal nemen onder de definitie “nieuw” vallen zoals bepaald in omzendbrief SO 42; de in deze omzendbrief vermelde uiterste aanvraagdatum, nl. 31 maart van het voorafgaand schooljaar, wordt in onderhavige situatie evenwel verdaagd naar uiterlijk 1 mei van het voorafgaand schooljaar. De programmatie van een school zonder afsplitsing van een bestaande school wordt uiterlijk 1 mei van het voorafgaand schooljaar per gewoon schrijven aan het AgODi aangevraagd. Bij die aanvraag gaan de documenten met betrekking tot de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats, aangezien de vestigingsplaats(en) die de school in gebruik zal nemen onder de definitie “nieuw” vallen zoals bepaald in omzendbrief SO 42; de in deze omzendbrief vermelde uiterste aanvraagdatum, nl. 31 maart van het voorafgaand schooljaar, wordt in onderhavige situatie evenwel verdaagd naar uiterlijk 1 mei van het voorafgaand schooljaar. Wat betreft structuuronderdelen die niet programmeerbaar zijn stelt de regelgeving dat er op het principe van de niet-programmeerbaarheid één afwijking bestaat. De Vlaamse Regering kan de programmatie toch goedkeuren als dat noodzakelijk is om de studiecontinuïteit van de leerlingen binnen de school of scholengemeenschap te garanderen. Op die wijze wordt de rechtsbescherming van de leerlingen gevrijwaard. Vooraleer een beslissing te nemen, wint de Vlaamse Regering het advies in enerzijds van de Vlaamse Onderwijsraad en anderzijds van de administratie en de inspectie. o Met “studiecontinuïteit” wordt hier enkel bedoeld: logische en noodzakelijke aansluiting van de derde graad op de tweede graad (en niet: verruiming van de reeds aanwezige studiekeuzemogelijkheden). o In tegenstelling tot andere programmaties geldt dat een dergelijke programmatie, indien goedgekeurd, tijdsgebonden is. De programmatie kan immers enkel de bedoeling hebben om een leerlingencohorte die met een opleidingstraject in de tweede graad is gestart, in de school in kwestie (of in een andere school van de scholengemeenschap) dat traject te laten voltooien tot en met het tweede leerjaar van de derde graad binnen een normaal tijdsbestek, d.w.z. zonder met overzitten rekening te houden.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
42
o
Dit betekent concreet het volgend op- en afbouwscenario: mits gunstige regeringsbeslissing is het structuuronderdeel: in het eerste en het tweede schooljaar volgend op de beslissing organiseerbaar in het eerste leerjaar van de derde graad; in het tweede en het derde schooljaar volgend op de beslissing organiseerbaar in het tweede leerjaar van de derde graad. o Een aanvraag tot afwijking door een schoolbestuur is onontvankelijk indien dat schoolbestuur reeds eerder dezelfde aanvraag heeft ingediend (dit zou er immers op neerkomen dat hoger vermeld scenario wordt omzeild). Wat de programmatie van een onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers betreft, deze programmatie vereist altijd een goedkeuring van de Vlaamse Regering. Bijzonder is echter dat de aanvraag tot programmatie steeds “namens de scholengemeenschap” uitgaat van een bepaald schoolbestuur (van de school die als contactschool geldt). De aanvraag heeft dus geen betrekking op een individueel schoolbestuur. In het geval van toelating tot programmatie, wordt op het niveau van de scholengemeenschap zelf bepaald in welke scholen van die scholengemeenschap onthaalonderwijs wordt ingericht. Ook een herschikking van dat aanbod is toegelaten.
Scholengemeenschappen secundair onderwijs Uit SO 62: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13001
Alle tijdens het schooljaar 2013-2014 bestaande scholengemeenschappen houden van rechtswege op te bestaan op 31 augustus 2014. Op 1 september 2014 worden nieuwe scholengemeenschappen gevormd voor een periode van zes schooljaren, d.w.z. tot en met 31 augustus 2020. Ook scholengemeenschappen die later (zij het steeds op 1 september) worden gevormd, lopen tot en met 31 augustus 2020. Hoewel vanaf 2014 de scholengemeenschappen worden gevormd tot en met 31 augustus 2020, is het toegelaten dat in de loop van deze periode en steeds per 1 september een school alsnog tot een scholengemeenschap toetreedt of uit een scholengemeenschap stapt. Een uitstap kan alleen maar in volgende gevallen: o indien de scholengemeenschap op 1 februari van het voorafgaand schooljaar minder dan 900 regelmatige leerlingen telt; of o indien de school wordt overgenomen door een schoolbestuur van een ander onderwijsnet en op voorwaarde dat alle schoolbesturen die behoren tot die scholengemeenschap akkoord gaan met de uitstap. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder “onderwijsnet” verstaan: het gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs het gesubsidieerd vrij confessioneel onderwijs per afzonderlijke erkende godsdienst het gesubsidieerd vrij niet-confessioneel onderwijs; of o indien de school behoort tot een “schoolbestuur met bepaalde kenmerken”. Een dergelijke uitstap kan alleen op 1 september 2017, 2018 of 2019. De Vlaamse Regering
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
43
zal te gepasten tijde bij uitvoeringsbesluit bepalen welke die kenmerken zijn waaraan het schoolbestuur moet voldoen, met dien verstande dat een dergelijk schoolbestuur niet meer tot een scholengemeenschap kan behoren. De school die in voorkomend geval uit de scholengemeenschap stapt, zal extra financiering of subsidiëring volgens een lineaire berekeningswijze generen, zoals door de Vlaamse Regering te gepasten tijde bij uitvoeringsbesluit zal worden bepaald. Op technisch-administratie vlak geldt de richtlijn dat de beslissing of overeenkomst tot oprichting van de scholengemeenschap uiterlijk 31 maart van het voorafgaand schooljaar door het (de) betrokken schoolbestu(u)r(en) via het formulier waarvan het model in bijlage 1 aan de omzendbrief gaat, bezorgd worden aan het AgODi. Daarnaast moet elk schoolbestuur tenslotte per e-mail of gewoon schrijven aan het Agentschap bevestigen welke onder haar ressorterende scholen niet tot een scholengemeenschap toetreden. Wat de bevoegdheden betreft werd het volgende gewijzigd: het rationaliseren van het aanbod moet niet alleen bijdragen tot een beheersing van de onderwijsuitgaven maar ook en vooral tot een meer bevattelijke beeldvorming van het secundair onderwijsaanbod bij het brede publiek. Hiermee onverbrekelijk verbonden zijn de objectieve leerlingenoriëntering en –begeleiding. Ook op dit vlak moet de scholengemeenschap afspraken maken. De verplichting echter om daartoe samen te werken met één centrum voor leerlingenbegeleiding valt vanaf 1 september 2014 weg. Een scholengemeenschap kan dus met meerdere centra voor leerlingenbegeleiding samenwerken.
Scholen voltijds secundair onderwijs Uit SO 42: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=9424
Een school heeft één hoofdvestigingsplaats, dat het contactadres is voor de overheid, en eventueel één of meer bijkomende vestigingsplaatsen. Onder vestigingsplaats worden alle gebouwde en ongebouwde onroerende goederen verstaan die ingeplant zijn op eenzelfde kadastraal perceel of op aaneengesloten kadastrale percelen en die door personeelsleden van de school gebruikt worden voor onderwijsactiviteiten. Worden niet als vestigingsplaats beschouwd: locaties waar a) stages, b) extramuros activiteiten of c) sportactiviteiten (voor zover de aanwezige sportinfrastructuur ook door particulieren of instanties buiten onderwijs wordt gebruikt), plaats vinden. De ingebruikname, al dan niet tijdelijk en om welke reden dan ook, van een nieuwe vestigingsplaats moet bij de onderwijsoverheid worden aangevraagd. Onder “nieuw” wordt verstaan een vestigingsplaats die nog niet gelinkt is aan het instellingsnummer van de school in kwestie. Worden evenwel niet als nieuwe vestigingsplaatsen beschouwd: bestaande vestigingsplaatsen van afzonderlijke scholen die fuseren. Voor de aanvraag tot ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats gelden volgende modaliteiten (ontvankelijkheidsvoorwaarden). De aanvraag wordt met het modelformulier in
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
44
bijlage 1 bij de omzendbrief uiterlijk 31 maart van het voorafgaand schooljaar ingediend bij AgODi. Bij die aanvraag worden volgende documenten gevoegd: o een situatieschets of plattegrond, waaruit duidelijk blijkt over welke locatie het gaat; o een volledig ingevulde vragenlijst (met bijlagen), waarvan het model in bijlage 2 bij de omzendbrief gaat. Deze vragenlijst moet evenwel niet worden ingestuurd in het geval van nieuwbouw die bij indiening van de aanvraag nog niet voltooid is; onder nieuwbouw die bij indiening van de aanvraag nog niet voltooid is; onder nieuwbouw wordt verstaan zowel de oprichting van een nieuw gebouw als de uitbreiding van een bestaand gebouw, steeds met het doel hierin onderwijs te organiseren. De onderwijsinspectie zal vervolgens, al dan niet ter plaatse, een onderzoek instellen naar het voldoen van die vestigingsplaats aan de decretale erkenningsvoorwaarde “veiligheid, hygiëne en bewoonbaarheid” en geeft een advies van de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, die beslist over de goedkeuring. Het advies en de aansluitende beslissing worden uiterlijk 30 juni van het voorafgaand schooljaar aan het schoolbestuur meegedeeld. Indien de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, deze datum overschrijdt, wordt de aanvraag geacht van rechtswege te zijn goedgekeurd. Bij ongunstig advies en beslissing is geen beroep mogelijk.
Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het voltijds gewoon secundair onderwijs Uit SO 75: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13123
Vanaf 1 september 2014 wordt de bevoegdheid om voor individuele leerlingen en in uitzonderlijke situaties af te wijken van de voorwaarden met betrekking tot leeftijd, verblijfsduur en schoolloopbaan in het Nederlandstalig onderwijs bij de toelatingsklassenraad gelegd. Scholen moeten geen aanvraag meer indienen bij het AgODi. Wel moet de toelatingsklassenraad aan enkele voorwaarden voldoen om de afwijking toe te kunnen staan. Bij het beëindigen van de volledige effectieve periode dat de anderstalige nieuwkomer het onthaaljaar als regelmatige leerling heeft gevolgd, krijgt hij een attest van regelmatige lesbijwoning. Bij doorstroom van een leerling uit het onthaaljaar naar vervolgonderwijs moet desgevallend een toelatingsklassenraad bij zijn beslissing rekening houden met het advies van de klassenraad van het onthaaljaar. Elke beslissing die afwijkt van het advies moet worden gemotiveerd. Bovendien wordt in de toelatingsklassenraad de vervolgschoolcoach van de betrokken leerling als raadgevend lid opgenomen. Net zoals in het voltijds gewoon secundair onderwijs wordt in OKAN een verplichte taalscreening ingevoerd. Aangezien de reguliere aanpak in OKAN dezelfde doelstellingen nastreeft als de verplichte taalscreening, m.n. aansluitend bij de beginsituatie en de specifieke noden van de betrokken leerling op het vlak van (onderwijs)taal specifieke maatregelen/traject
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
45
uitwerken – moet er in OKAN geen bijkomende initiatieven genomen worden om aan de verplichte taalscreening te voldoen. Indien een scholengemeenschap beslist om het aanbod onthaalonderwijs integraal stop te zetten, dan wordt dat ook aan AgODi meegedeeld. Een anderstalige nieuwkomer die officieel verblijft in een open asielcentrum en die op 31 december volgend op de aanvang van het schooljaar minstens 12 jaar en geen 18 jaar geworden is, kan ook als regelmatige leerling tot het onthaaljaar worden toegelaten. o Met een attest van het asielcentrum waar hij verblijft toont een leerling aan dat hij voldoet aan de voorwaarde om als anderstalige nieuwkomer beschouwd te worden en om toegelaten te worden tot het onthaaljaar. Voor individuele leerlingen kan in uitzonderlijke en bijzondere omstandigheden van de voorwaarden met betrekking tot leeftijd, verblijfsduur en schoolloopbaan in het Nederlandstalig onderwijs afgeweken worden. Scholen kunnen hiervoor een gemotiveerde aanvraag indienen bij het AgODi. Deze procedure wordt vanaf 1 september 2014 vervangen door een nieuwe procedure: o De bevoegdheid om af te wijken van bovenvermelde voorwaarden wordt bij de toelatingsklassenraad gelegd mits: de toelatingsklassenraad een gunstige en gemotiveerde beslissing neemt uiterlijk 25 lesdagen na aanvang van de regelmatige lesbijwoning; de klassenraad ten minste uit alle stemgerechtigde leden en een afgevaardigde van het betrokken CLB bestaat; voor de toegestane afwijking wordt de gunstige en gemotiveerde beslissing van de toelatingsklassenraad opgenomen in het leerlingendossier en ter inzage gelegd op school voor de verificateur. Bij het beëindigen van de volledige effectieve periode dat de anderstalige nieuwkomer het onthaaljaar als regelmatige leerling heeft gevolgd, krijgt hij een attest van regelmatige lesbijwoning in het onthaaljaar. Dit attest geeft recht op vrijstelling van de inburgeringsplicht in het kader van het Vlaams inburgerings- en integratiebeleid. Het moment waarop een anderstalige nieuwkomer het attest van regelmatige leerling verkrijgt en kan doorstromen naar vervolgonderwijs, hangt dus samen met zijn eigen individueel traject. Dit komt er op neer dat de leerling doorstroomt naar het vervolgonderwijs: o ofwel in de loop van het schooljaar waarin met het onthaaljaar is gestart, o ofwel na voltooiing van het schooljaar waarin met het onthaaljaar is gestart, o ofwel in de loop van het (tweede aansluitende) schooljaar waarin – na verkregen afwijking – het onthaaljaar werd gevolgd, o ofwel na voltooiing van het (tweede aansluitende) schooljaar waarin – na verkregen afwijking – het onthaaljaar werd gevolgd. De klassenraad van het onthaaljaar formuleert ook een advies met betrekking tot de doorstroom van de leerling naar vervolgonderwijs. Na het doorlopen van het onthaaljaar kan een leerling doorstromen naar vervolgonderwijs. Afhankelijk van zijn leeftijd en zijn leerperspectief kan een leerling ervoor kiezen om door te stromen binnen het secundair onderwijs, naar het volwassenenonderwijs, of naar andere opleidings- en vormingsinitiatieven. Bij de verdere oriëntering in integratie van de leerling in het secundair onderwijs moet de toelatingsklassenraad bij de beslissing rekening houden met het advies van de klassenraad van het onthaaljaar. Elke beslissing die afwijkt van het advies moet worden gemotiveerd.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
46
De leerplicht Uit SO 68: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=9403
Ouders die voor huisonderwijs kiezen moeten uiterlijk op de derde schooldag van het schooljaar waarin de leerplichtige huisonderwijs volgt, een verklaring van huisonderwijs en bijkomende informatie over het huisonderwijs indienen bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten. Het AgODi heeft hiervoor een formulier ter beschikking gesteld. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan toch nog voor huisonderwijs gekozen worden in de loop van het schooljaar. Ouders die voor huisonderwijs kiezen, zijn verplicht om hun leerplichtige kinderen te laten deelnemen aan de examens van de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap Secundair Onderwijs. Hiervoor gelden volgende gezamenlijke modaliteiten: o deze regeling is van toepassing op leerplichtigen die geboren zijn in het jaar 2002 of later; o de leerplichtige moet uiterlijk binnen het schooljaar waarin hij voor 1 januari vijftien jaar is geworden bij de examencommissie zijn ingeschreven; o de leerplichtige moet uiterlijk binnen het schooljaar waarin hij voor 1 januari zestien jaar is geworden een getuigschrift van de eerste graad, een getuigschrift van de tweede graad of een diploma van secundair onderwijs (naar keuze) voor de examencommissie behalen. De controle op de inschrijvingen van leerplichtigen is een jaarlijks weerkerende aangelegenheid. Deze controle sterkt er ook toe te vermijden dat een leerling in verschillende scholen of centra is ingeschreven. o De ijkdatum voor de controle is de eerste of de tweede of de derde schooldag van het schooljaar. Ze wordt uitgevoerd via het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen. Omdat de meest efficiënte manier van controleren de directe controle tussen AgODi en elke individuele school of centrum is, werd via koninklijk besluit gerealiseerd dat: AgODi toegang heeft tot de gegevens van het Rijksregister en het identificatienummer (het zogenaamde Rijksregisternummer) mag gebruiken; de directies het identificatienummer van hun leerlingen kunnen gebruiken. o Via DISCIMUS, beschikt AgODi over een lijst met de identificatiegegevens van de leerlingen die uiterlijk de derde schooldag werden ingeschreven, evenals een overzicht van de aan- en afwezigheden. o Om dit systeem werkbaar te maken hebben de directies dus het identificatienummer van alle leerlingen nodig. Zij vragen dat bij een eerste inschrijving van elke leerling. Indien de ouders of de meerderjarige leerling weigeren dat nummer te geven of niet kunnen geven, kan het nummer bekomen worden bij AgODi. o Het identificatienummer mag enkel gebruikt worden als identificatiemiddel in de leerlingendossiers en voor de uitwisseling van gegevens met AgODi. Het mag ook niet aan derden worden doorgegeven. Het spreekt voor zich dat er omzichtig moet omgesprongen worden met de gegevens van de leerlingen. De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer bepaalt dat de nodige veiligheidsmaatregelen moeten getroffen worden om de persoonsgegevens af te
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
47
schermen voor onbevoegden. Dit houdt m.b.t. het identificatienummer concreet in dat de toegang ertoe strikt beperkt moet blijven tot de medewerker(s) van de leerlingenadministratie die verantwoordelijk zijn voor de gegevensuitswisseling met AgODi.
Onderwijs voor zieke jongeren Uit SO/2005/05: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13646
Naar aanleiding van het M-decreet werden er een aantal wijzigingen aangebracht in deze omzendbrief: o De bevoegdheden van de Commissies van Advies voor het Buitengewoon Onderwijs (CABO) op het gebied van het toekennen van permanent onderwijs aan huis en vrijstelling van leerplicht worden vanaf 1 april 2014 overgenomen door de onderwijsinspectie. o Er ontstaan vanaf 1 september 2014 autonome secundaire ziekenhuisscholen, waarvan ook één bij een residentiële setting. Ook naar aanleiding van het decreet houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school werden een aantal wijzigingen doorgevoerd: o Het moederschapsverlof kan vanaf 1 september 2014 worden gecombineerd met tijdelijk onderwijs aan huis, onder de modaliteiten en de voorwaarden die gelden voor het tijdelijk onderwijs aan huis voor (niet-chronisch) zieke leerlingen. In tegenstelling tot moederschapsverlof bestaat er geen recht op vaderschapsverlof Verder is er vanaf het kalenderjaar 2014 een nieuw formulier voor de terugvordering van de reiskosten voor onderwijs aan huis in gebruik. De leerkrachten die onderwijs aan huis verstrekken hebben recht op de terugbetaling van de reiskosten. o Als het personeelslid gebruik maakt van het openbaar vervoer, worden trein-, tramen/of buskaarten (2de klas) terugbetaald. Vanaf 1 juli 2013 bedraagt de kilometervergoeding bij verplaatsingen met de eigen wagen 0,3461 euro per kilometer. Vanaf 1 januari 2013 bedraagt de fietsvergoeding 0,21 euro per kilometer. o De terugvordering van alle reiskosten heeft altijd betrekking op een kalenderjaar en moet ingediend worden voor 28 februari volgend op het kalenderjaar waarop de schuldvordering betrekking heeft. De terugvordering gebeurt door middel van bijlage 2 bij de omzendbrief. o Vanaf het kalenderjaar 2014 is er een nieuw terugvorderingsformulier in gebruik dat telkens maar één kalenderjaar geldig zal zijn. o Veel gegevens worden automatisch ingevuld en de meeste berekeningen gebeuren ook automatisch. Daarnaast wordt u gewaarschuwd als u bepaalde gegevens niet heeft ingevuld, of als u gegevens invult die niet overeenstemmen met de regelgeving. o Vul daarom altijd het formulier in Excel in en volg de waarschuwingen en instructies daarbij nauwgezet op.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
48
o
Als de school zowel tijdelijk als Permanent Onderwijs aan Huis organiseert, moet er maar één globale schuldvordering worden ingediend. o De verplaatsingsvergoedingen van de personeelsleden worden door middel van één jaarlijkse betaling overgemaakt op dezelfde bankrekening als die waarop de werkingsmiddelen van de school worden uitbetaald. o Om recht te hebben op de terugbetaling van de reiskosten voor onderwijs aan huis, moet het aanvraagformulier “Terugvordering van reiskosten voor onderwijs aan huis – kalenderjaar…” worden ingevuld, ondertekend en ingescand verstuurd naar het emailadres dat u op het formulier terugvindt, ter attentie van Pieter Lemahieu. U mag het ondertekende formulier ook per post opsturen. Leerlingen met een handicap die aan de toelatingsvoorwaarden van het buitengewoon secundair onderwijs voldoen (inschrijvingsverslag en leeftijdsvoorwaarden), maar voor wie het omwille van een handicap permanent onmogelijk is secundair onderwijs te volgen op school, hebben recht op permanent onderwijs aan huis. Een leerling die recht heeft op permanent onderwijs aan huis kan op een later moment toch opnieuw naar school gaan. Daarvoor moet het advies tot permanent onderwijs aan huis niet ingetrokken worden. Uiteraard moet de jongere dan wel als een reguliere leerling in een school ingeschreven worden. Indien hij aan de toelatingsvoorwaarden voldoet en een regelmatige leerling is, dan is hij zelfs financier- of subsidieerbaar. Uiteraard kan een leerling niet tegelijkertijd naar school gaan en permanent onderwijs aan huis ontvangen. Indien de leerling is opgenomen in een preventorium of ziekenhuis of residentiële setting waar onderwijs van type 5 wordt ingericht of in een dienst neuropsychiatrie voor kinderen, dan kan evenmin permanent onderwijs aan huis worden voorzien. De aanvraag voor permanent onderwijs aan huis wordt schriftelijk ingediend bij de onderwijsinspectie. o Permanent onderwijs aan huis kan enkel worden aangevraagd door de ouders of de personen die de minderjarige leerling in rechte of in feite onder hun bewaring hebben dan wel de meerderjarige leerling zelf (= “de betrokken personen” genoemd). Bij het opstellen van de aanvraag kunnen zij geholpen worden door een school voor het Buitengewoon Onderwijs of door het CLB. De onderwijsinspectie meldt haar advies aan de ouders en aan de school en stelt het Agentschap voor Onderwijsdiensten in kennis van het advies. Tegen een ongunstig advies is geen verder beroep mogelijk. o Een aanvraag voor permanent onderwijs aan huis bevat een gemotiveerd schrijven van de ouders en een medisch verslag. o Rekening houdend met de vrije keuze tussen het officieel onderwijs en het vrij onderwijs van de ouders duidt de onderwijsinspectie, na het schriftelijk verzoek van de ouders, de –ten opzichte van de verblijfplaats van de leerling- dichtstbijzijnde school voor buitengewoon secundair onderwijs aan om permanent onderwijs aan huis te organiseren. o In de meeste gevallen zal de dichtstbijzijnde school voor buitengewoon onderwijs tegemoet komen aan de onderwijsbehoefte van de betrokken leerling. Van dit principe van dichtstbijzijndheid - kan worden afgeweken omwille van omstandigheden eigen aan de leerling en mits omstandige motivering. In elk geval moet bij aanduiding van een school het gezond verstand vooropstaan, m.a.w. de onderwijsinspectie zal telkens moeten overwegen of in de school voldoende deskundigheid aanwezig is om op een kwaliteitsvolle manier buitengewoon onderwijs te kunnen verstrekken in het type en de
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
49
opleidingsvorm waarnaar de leerling in kwestie is georiënteerd. Of dit type en deze opleidingsvorm ook in het aanbod van de school zelf zijn opgenomen staat los daarvan. o Ouders hebben het recht gehoord te worden voordat de onderwijsinspectie haar advies formuleert. Zij kunnen zich daarvoor laten bijstaan door een raadsman van hun keuze. De ouders hebben eveneens het recht om alle door de onderwijsinspectie gebruikte documenten in te zien. o De onderwijsinspectie kan bij de scholen documenten betreffende de leerling opvragen of een verslag over de vorderingen laten opmaken. De onderwijsinspectie is tot geheimhouding verplicht over de dossiers die haar worden voorgelegd en over de gegevens die hen betreffende de te onderzoeken zaken worden meegedeeld. Ten slotte de tijdelijke of permanente vrijstelling van de leerplicht: voor jongeren die in gevolge hun handicap niet in staat zijn om onderwijs te volgen, ook niet onder de vorm van permanent onderwijs aan huis, kan de inspectie beslissen om een leerling tijdelijk of permanent vrij te stellen van de leerplicht. o Vrijstelling van leerplicht kan enkel aangevraagd worden door de betrokken personen bij de onderwijsinspectie. o Een aanvraag voor vrijstelling van leerplicht bevat een gemotiveerd schrijven van de ouders en een dossier dat minimaal de volgende elementen moet bevatten: een verslag (opgesteld door bvb. een Centrum voor ontwikkelingsstoornissen, een CLB ...) met daarin informatie over de cognitieve mogelijkheden, de mogelijkheden van sociaal aanpassingsgedrag (= redzaamheid, communicatie, socialisatie en motoriek) en de mogelijkheden op vlak van sensomotorisch functioneren van het kind. o De onderwijsinspectie meldt haar beslissing aan de ouders en aan de school en stelt het Agentschap voor Onderwijsdiensten in kennis van de beslissing. Tegen de beslissing is binnen de onderwijsinspectie geen beroepsprocedure voorzien. o Een aanvraag voor tijdelijke of permanente vrijstelling van leerplicht bevat een gemotiveerd schrijven van de ouders en een medisch verslag. o De ouders hebben het recht gehoord te worden voordat de Onderwijsinspectie een beslissing neemt. Zij kunnen zich daarvoor laten bijstaan door een raadsman van hun keuze. De ouders hebben eveneens het recht om alle door de Onderwijsinspectie gebruikte documenten in te zien. o De onderwijsinspectie kan bij de scholen documenten betreffende de leerling opvragen of een verslag over de vorderingen laten opmaken. De Onderwijsinspectie is tot geheimhouding verplicht over de dossiers die haar worden voorgelegd en over de gegevens die hen betreffende de te onderzoeken zaken worden meegedeeld. o Een jongere die vrijgesteld is van leerplicht kan op een later moment toch opnieuw naar school gaan. Daarvoor moet de vrijstelling niet ingetrokken worden. Uiteraard moet de jongere dan wel in een school ingeschreven worden. Indien hij aan de toelatingsvoorwaarden voldoet en een regelmatige leerling is dan is hij zelfs financier- of subsidieerbaar. o Jongeren die ingeschreven zijn in voorzieningen die gesubsidieerd worden door het Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap en die geen vorm van onderwijs kunnen volgen, moeten, naast de inschrijving in deze voorziening, ook in het bezit zijn van een vrijstelling van leerplicht door de onderwijsinspectie.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
50
Registratie van leerlingen secundair onderwijs Uit SO 70: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13026
Er werd een code J toegevoegd voor de invulling van het moederschapsverlof op het aanwezigheidsregister. De code T werd uitgebreid naar preventieve schorsing, voorafgaand aan eventuele uitsluiting als tuchtmaatregel. De bepaling dat “bij schoolverandering tijdens het schooljaar afwezigheidsbewijzen/overzichtsfiches aan de nieuwe school worden overgemaakt” wordt vanaf 1 september 2014 opgeheven. Voortaan wordt het visum van de verificateur op Mijn Onderwijs geplaatst. Bijlage 7 en 8 werden gewijzigd: o Bijlage 7 - Registratiefiche van de leerling (voltijds) http://ond.vlaanderen.be/doc/dl.ashx?nr=1784 (FORM001784) o
Bijlage 8 - Registratiefiche van de leerling (deeltijds) http://ond.vlaanderen.be/doc/dl.ashx?nr=1785 (FORM001785)
Inschrijvingsrecht en aanmeldingsprocedures in het secundair onderwijs Uit SO/2012/01: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14370
Na de evaluatie van het eerste implementatiejaar van het decreet inschrijvingsrecht werden een aantal wijzigingen doorgevoerd. De invoering van het principe van de volzetverklaring geldt vanaf 1 september 2014. De overige nieuwe regelgeving geldt voor elke inschrijving voor het schooljaar 2015-2016 en volgende. Inclusief de in te dienen aanmeldingsdossiers voor 2015-2016. Voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2014-2015 worden de volgende handvaten meegegeven: o Voor elke inschrijving voor het schooljaar 2014-2015 die in de loop van schooljaar 20142015 (= vanaf 1/9/2014) wordt gerealiseerd geldt de nieuwe regelgeving. o Eventuele lijsten van niet-gerealiseerde inschrijvingen voor schooljaar 2014-2015 (= inschrijving voor 1/9/2014) blijven geldig tot 7 oktober 2014. Voor de inschrijving of vervanging van de leerlingen in deze periode geldt de voor 1/9/2014 geldende regelgeving. Het inschrijvingsrecht biedt een kader voor inschrijvingen in zeer uiteenlopende contexten: voor scholen gelegen binnen of buiten het werkingsgebied van een LOP, met of zonder druk op de
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
51
capaciteit, met of zonder segregatieproblematiek. Dit maakt het inschrijvingsrecht tot een omvangrijk geheel. Voor scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP is het inschrijvingsrecht beperkt tot: o vooraf capaciteit bepalen voor het eerste leerjaar van de eerste graad; o communiceren van de vrije plaatsen in het eerste leerjaar van de eerste graad; o bepalen en communiceren van de inschrijvingsperiodes; o chronologisch registreren van de inschrijvingen in het inschrijvingsregister. In het kader van de verworven inschrijving werd het volgende gewijzigd: het behoud van een inschrijving houdt in dat de inschrijving over de vestigingsplaatsen en de structuuronderdelen van de school heen geldt, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats of het structuuronderdeel overschreden wordt of volzet verklaard werd. Dit betekent dat een schoolbestuur de vraag van een leerling om van vestigingsplaats of structuuronderdeel te veranderen niet kan weigeren tenzij de capaciteit van die vestigingsplaats of dat structuuronderdeel is of wordt overschreden of volzet werd verklaard. Een schoolbestuur met scholen waarvaan één of meerdere vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg (=campus), kan ervoor opteren om voor de toepassing van het recht op inschrijven en aanmeldingsprocedures de desbetreffende vestigingsplaatsen als één school te beschouwen. Bijgevolg moet de school maar één inschrijvingsregister hanteren en geldt het principe van de gegarandeerde schoolloopbaan op het niveau van de campus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement. Bepaling van de capaciteit: o Voor de start van de inschrijvingsperiode moet een schoolbestuur voor elk van zijn scholen of vestigingsplaatsen (of campus indien van toepassing) de capaciteit bepalen voor het eerste leerjaar van de eerste graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs op één van de volgende niveaus: het structuuronderdeel (1A of 1B), de combinatie van de beide structuuronderdelen (1A én 1B). o Wat betreft scholen die gelegen zijn in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad moet een schoolbestuur voor zijn scholen en dit voor het tweede leerjaar van de eerste graad, de tweede en derde graad van het voltijds secundair onderwijs de capaciteit bepalen op één of meerdere van volgende niveaus: de school (of campus indien van toepassing), de vestigingsplaats, het structuuronderdeel, de combinatie van twee of meerdere structuuronderdelen. o Ook een centrumbestuur moet voor al zijn centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad capaciteit bepalen op één of meerdere van volgende niveaus: het centrum (of campus indien van toepassing), de vestigingsplaats, het structuuronderdeel (= opleiding), de combinatie van twee of meerdere structuuronderdelen (= opleidingen)
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
52
Capaciteit verlagen: o Capaciteit verlagen na de start van de inschrijvingsperiode mag niet. Voor de start van de inschrijvingen kan wel een lagere capaciteit bepaald worden dan het voorgaande schooljaar. o Bij het plannen van de inschrijvingen voor het volgende schooljaar kan een schoolbestuur opnieuw capaciteit bepalen. Deze kan eventueel wel lager zijn dan de capaciteit van het huidige schooljaar. Voor de reeds ingeschreven leerlingen moet de schoolloopbaan gegarandeerd worden, zij kunnen dus niet uitgeschreven worden op basis van capaciteit. Wat betreft vrije plaatsen hebben ouders en leerlingen nood aan een zicht op de kans dat ze hun kind effectief kunnen inschrijven in de school van hun keuze. Louter de capaciteit communiceren geeft ouders immers mogelijk een vertekend beeld van hun kans op een inschrijving. o Een vrije plaats is een plaats die vrijgegeven wordt voor inschrijving. Een schoolbestuur bepaalt dit aantal door van de capaciteit het verwachte aantal zittende leerlingen op basis van de gegarandeerde schoolloopbaan en de in voorgaande voorrangsperiodes ingeschreven leerlingen af te trekken. Dit impliceert ook dat enkel vrije plaatsen bepaald moeten worden op de niveaus waarop het schoolbestuur ook capaciteit heeft bepaald. o Vrije plaatsen worden aan alle belanghebbenden gecommuniceerd, minstens op de volgende momenten: Voor de start van de inschrijvingsprocedure (dus voor de voorrangsperiode voor kinderen van dezelfde leefentiteit). Voor scholen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad voor de start van de voorrangsperiode voor kinderen waarvan minstens één van de ouders het Nederlands in voldoende mate machtig is (en na verwerking van de inschrijvingen van de voorrangsgroepen “kinderen van dezelfde leefentititeit” en “kinderen van personeel”). Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP, en aanmeldende scholen, voor de start van de voorrangsperiode voor indicator- en nietindicatorleerlingen (en na verwerking van de inschrijvingen van de voorrangsgroep “kinderen van dezelfde leefentiteit” en “kinderen van personeel”). Voor de start van de vrije inschrijvingsperiode (na verwerking van de inschrijvingen in de voorrangsperiode voor niet-indicator en indicatorleerlingen). o In scholen die een voorrangsperiode voor indicator- en niet-indicatorleerlingen organiseren, moeten de vrije plaatsen op de twee eerste momenten per contingent bekend gemaakt worden. o Scholen die ouders daarnaast op anderen momenten, of mogelijk permanent, op de hoogte willen houden van het aantal vrije plaatsen, mogen dat. o Een schoolbestuur maakt minstens op twee (en in het geval van een voorrangsperiode voor indicator- en niet-indicatorleerlingen drie of in het tweetalig gebied BrusselHoofdstad vier) momenten voor al zijn scholen het aantal vrije plaatsen bekend aan alle belanghebbenden (ouders, CLB, andere scholen, intermediairs, eventueel het lokaal bestuur, …). Het schoolbestuur maakt hiervoor best gebruik van de eigen communicatiekanalen.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
53
o
Een schoolbestuur met scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP deelt de vrije plaatsen ook mee aan dat LOP. Het mag ook gebruik maken van de netwerken en communicatiekanalen van andere lokale partners. o Op elk niveau waarop capaciteit bepaald is, worden ook vrije plaatsen bepaald. Een school- of centrumbestuur kan een bepaald niveau volzet verklaren. Op dat moment legt het school- of centrumbestuur het aantal leerlingen vast voor dat niveau. Een leerling kan pas geweigerd worden voor een bepaald niveau nadat een volzetverklaring voor het desbetreffende niveau gecommuniceerd is. Vanaf dan weigert het school- of centrumbestuur elke bijkomende inschrijving. Een school- of centrumbestuur meldt de volzetverklaring: o aan het LOP, voor scholen en centra gelegen in het werkingsgebied van een LOP, o aan de school- of centrumbesturen van de scholen of centra gelegen in dezelfde gemeente, voor scholen of centra gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP. Een volzetverklaring bestaat uit de volgende gegevens: o het niveau dat volzet verklaard wordt, o de datum en het uur waarop de volzetverklaring plaatsvindt, o het aantal ingeschreven leerlingen in het betreffende niveau op moment van de volzetverklaring. Het LOP kan verdere afspraken maken over de manier waarop de volzetverklaring dient gecommuniceerd te worden. School- of centrumbesturen kunnen, uitgezonderd voor het eerste leerjaar A en B, voor hun scholen gelegen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, volzetverklaren o Volzetverklaren kan op een of meerdere van volgende niveaus: de school, met uitzondering van het eerste leerjaar A en B, per centrum voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs of centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, per vestigingsplaats, met uitzondering van het eerste leerjaar A en B, per structuuronderdeel of combinatie van structuuronderdelen al dan niet per vestigingsplaats, met uitzondering van het eerste leerjaar A en B. Elk school- of centrumbestuur dat een volzetverklaring opheft, doet daarvan een melding. In geval de school of het centrum gelegen is in een gemeente die behoort tot het werkingsgebied van een LOP, doet ze daarvan melding aan het LOP en respecteert daarbij de afspraken die hierover binnen het LOP zijn gemaakt. In geval de school of het centrum gelegen is buiten het werkingsgebied van een LOP, dan wordt melding gemaakt aan de school- of centrumbesturen van de andere scholen en centra gelegen in die gemeente. Bij het toepassen van het systeem van volzetverklaring, hanteren school- of centrumbesturen per niveau van de volzetverklaring een registerblad waarin het alle gerealiseerde en, eventueel niet-gerealiseerde inschrijvingen, chronologisch noteert. o Wanneer een school- of centrumbestuur de volzetverklaring van een niveau opheft, dan moet het school- of centrumbestuur de chronologie van de niet-gerealiseerde inschrijvingen, zoals genoteerd in het registerblad voor het betreffende niveau, respecteren tot en met de vijfde schooldag van oktober. Schoolbesturen die in het schooljaar 2013-2014 met het oog op de inschrijvingen voor het schooljaar 2014-2015 capaciteit(en) hebben bepaald en die willen volzet verklaren, moeten daarbij de principes van het inschrijvingsrecht respecteren. Volgende handvaten worden hen bijkomend aangereikt:
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
54
o
Volzet verklaren mag vanaf 1 september 2014, zonder daarbij het aantal effectief ingeschreven leerlingen voor dat niveau te verlagen. o De volgorde van de lijst van de eventueel niet-gerealiseerde inschrijvingen wordt behouden tot en met 7 oktober 2014 (= de vijfde schooldag van oktober). Indien het schoolbestuur voor het schooljaar 2014-2015 geen capaciteit had bepaald voor een bepaald niveau, kan het schoolbestuur vanaf 1 september 2014 wel volzet verklaren op dat niveau. Vanaf 1 september 2014 kan een leerling enkel geweigerd worden voor een bepaald niveau indien dat niveau ook werd volzet verklaard (behoudens andere weigeringsgronden). Een schoolbestuur kan twee of meerdere voorrangsperiodes samen nemen op voorwaarde dat het schoolbestuur geen enkele leerling die behoort tot deze voorrangsperiodes weigert. In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad mogen enkel de voorrangsperiodes “kinderen van dezelfde leefentiteit” en “kinderen van personeel” worden samen genomen. De voorrangsgroep “kinderen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is” geldt enkel in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Nieuw hier is dat een ouder die van deze voorrangsregeling gebruik wil maken aan moet tonen dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is en dit door het voorleggen van onder andere het bewijs dat hij het Nederlands beheerst op minstens niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Het percentage voorrang aan leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt berekend op de totale capaciteit en niet alleen op het aantal nieuw in te schrijven leerlingen. Het percentage wordt ook toegepast op elk niveau waarop capaciteit bepaald is en waarvoor een registerblad wordt opgemaakt in het inschrijvingsregister. De reeds ingeschreven leerlingen worden ingedeeld in de groep “kinderen wiens ouder(s) het Nederlands in voldoende mate machtig is” of “kinderen wiens ouders het Nederlands niet machtig zijn”. Bij het indelen van de zittende leerlingen en leerlingen van dezelfde leefentiteit van de zittende leerlingen, gelden volgende regels: o Een reeds ingeschreven leerling, die op basis van de toen geldende regelgeving opgevat werd als een leerling met thuistaal Nederlands (op basis van een verklaring op eer), mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is. o Een reeds ingeschreven leerling die, op basis van de voor 1 september 2014 geldende regelgeving, werd ingeschreven als een leerling met minstens een ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is (op basis van diplomavereiste of bewijsstuk taalniveau) moet beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is. Wat betreft indicator- en niet-indicatorleerlingen worden de indicatoren “thuislozen” en “trekkende bevolking” geschrapt. Voor meer dan 99% van de leerlingen in het secundair onderwijs hebben deze indicatoren geen impact op het behoren tot de groep indicator- of nietindicatorleerlingen. Het schrappen van deze indicatoren vereenvoudigt het inschrijven en de communicatie over het dubbel contingenteren. Beide indicatoren blijven wel behouden voor de berekening van de omkadering en de werkingsmiddelen. Een indicatorleerling is dus een leerling die aan minstens één van de volgende indicatoren voldoet:
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
55
o
Het gezin ontving in het schooljaar, voorafgaand aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, of in het daaraan voorafgaande schooljaar, minstens één schooltoelage van de Vlaamse Gemeenschap. Een ouder toont de toekenning van een schooltoelage aan met ofwel een bewijs van de afdeling Studietoelagen dat het gezin recht heeft op een schooltoelage in het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar van de inschrijving of in het daaraan voorafgaande schooljaar ofwel een rekeninguittreksel met bewijs van storting van de schooltoelage in het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar van de inschrijving of in het daaraan voorafgaande schooljaar. o De moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of een daarmee gelijkwaardig studiebewijs. Het voldoen aan deze indicator gebeurt aan de hand van een verklaring op eer. Wat betreft dubbele contingentering stelt de regelgeving dat leerlingen die ingeschreven worden tijdens de vrije inschrijvingsperiode chronologisch genoteerd worden. Op dat moment geldt de dubbele contingentering niet meer. Indien één van deze leerlingen, afziet van zijn inschrijving en vervangen moet worden, geldt het principe van contingentering niet meer. De leerling wordt vervangen door de eerst genoteerde leerling op de lijst van niet-gerealiseerde inschrijvingen. Binnen het werkingsgebied van het LOP worden afspraken gemaakt over relatieve aanwezigheid en dubbele contingentering. Er worden onder andere voor de start van de inschrijvingen afspraken gemaakt over de wijze waarop de contingenten bepaald zullen worden: welke elementen, buiten de relatieve aanwezigheid, worden in rekening genomen bij het bepalen van de contingenten en op welke wijze zijn de contingenten gericht op het verkrijgen van een evenredige verdeling van de leerlingen in de scholen. Er is geen enkele school binnen het werkingsgebied van een LOP, en/of die de inschrijvingen laat voorafgaan door aanmeldingen, die kan worden vrijgesteld van de verplichting om de sociale mix voorop te stellen. De vrije inschrijvingsperiode kan voor een school gelegen in het werkingsgebied van een LOP enkel starten na de inschrijving van indicator- en niet-indicatorleerlingen. Wat betreft overcapaciteitsgroepen stelt de regelgeving het volgende: voor een aantal categorieën van leerlingen mag een schoolbestuur toch nog overgaan tot een inschrijving ook al zijn er voordien reeds leerlingen geweigerd omwille van de overschreden capaciteit of volzetverklaring. Het gaat om groepen waarvan de vraag tot inschrijving vaak nog niet gekend of mogelijk was op het moment van (de start van) de inschrijvingsprocedure. Een school is niet verplicht leerlingen uit deze overcapaciteitsgroepen in te schrijven. Ieder schoolbestuur bepaalt bij elke vraag tot inschrijving in overcapaciteit of ze de leerling al dan niet inschrijft. Het inschrijven of het weigeren van een leerling in overcapaciteit houdt geen engagement in tot het inschrijven of weigeren van volgende leerlingen uit dezelfde overcapaciteitsgroep. Een leerling uit een overcapaciteitsgroep mag op elk moment ingeschreven worden, zonder dat daarvoor de capaciteit verhoogd moet worden of de volzetverklaring opgeheven. Leerlingen die in overcapaciteit ingeschreven mogen worden zijn: o Leerlingen in het secundair onderwijs die: geplaatst zijn door de jeugdrechter of door een comité voor bijzondere jeugdzorg, als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school,
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
56
opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang. o Kinderen van dezelfde leefentiteit, als de ouders deze kinderen wensen in te schrijven in hetzelfde capaciteitsniveau in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs en slechts één van de kinderen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit. o Leerlingen die terugkeren naar hun school voor buitengewoon onderwijs waar ze in het lopende of het voorafgaande schooljaar waren ingeschreven, maar zich daarna in het kader van geïntegreerd onderwijs in een school voor gewoon secundair onderwijs inschreven, of leerlingen die terugkeren naar hun school voor gewoon onderwijs nadat ze zich in het lopende of voorafgaande schooljaar hadden ingeschreven in het buitengewoon onderwijs. Een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of een LOP dat een aanmeldingsprocedure wil instellen (= initiatiefnemer), bereidt een voorstel van aanmeldingsprocedure voor dat minstens volgende elementen bevat: o de start en de duur van de aanmeldingsperiode, alle deelperiodes en periodes waarin kan worden ingeschreven, en de motivering ervan; o het middel of de middelen tot aanmelding. De initiatiefnemer kiest autonoom het aanmeldingsmiddel (vb. via PC, telefoon); o de wijze waarop de capaciteit(en), de vrije plaatsen (desgevallend per contingent), de aanmeldingsmiddelen, de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes en de inschrijvingsperiodes door het betrokken schoolbestuur of de betrokken schoolbesturen worden bekendgemaakt, o de manier waarop een leerling in één aanmeldingsdossier voor verschillende scholen of vestigingsplaatsen of vestigingsplaatsen tegelijk kan aanmelden, als de aanmeldingsprocedure geldt voor meerdere scholen en/of vestigingsplaatsen, en tegelijkertijd vermeld wordt dat voor eenzelfde leerlingen meerdere aanmeldingsdossiers aangelegd kunnen worden binnen het eigen aanmeldingssysteem, o een regeling waarbij de aanmeldingen van leerlingen van dezelfde leefentiteit aan elkaar gekoppeld kunnen worden, of een motivering om deze regeling niet te voorzien, als een gekoppelde aanmelding van leerlingen van dezelfde leefentiteit wordt voorzien, dan moet het voorstel ook informatie bevatten over de impact die deze gekoppelde aanmelding heeft op de ordeningen en de toewijzing van de betrokken leerlingen, o een regeling waarbij ouders of leerlingen bij verschillende scholen of vestigingsplaatsen een duidelijke voorkeurorde kunnen opgeven, o een regeling voor de communicatie naar de ouders of de leerlingen hetzij over de toewijzing hetzij over niet-gunstige rangschikking, o een regeling voor het bijhouden van een aanmeldingsregister per school of vestigingsplaats en de overdracht van de informatie over de aangemelde leerlingen aan het schoolbestuur, o de verdere concretisering van de ordeningscriteria voor de toewijzing van aangemelde leerlingen: het gebruiken van de plaats van de school of de vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders of de leerling bij de ordening en de toewijzing, het gebruiken van toeval, het bepalen van de verhouding tussen en de volgorde van de verschillende gekozen ordeningscriteria,
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
57
de manier waarop de evenredige verdeling van indicator- en nietindicatorleerlingen van de scholen en vestigingsplaatsen bepaald wordt, met minstens: een toelichting van de elementen die daarin (naast de relatieve aanwezigheid) een rol hebben gespeeld, de geografische omschrijving waarbinnen dit zal worden bepaald, de mate waarin scholen de vrijheid hebben om hun instroom met het oog op de evenredige verdeling van indicator- en niet-indicatorleerlingen bij te sturen, de motivatie voor de afwijking op school- of vestigingsplaatsniveau van de ordeningscriteria, o de keuze van de concretisering van ordeningscriteria die gehanteerd worden voor de ordening van de niet-gunstig gerangschikte leerlingen, o beslissingen aangaande de volgende uitvoeringsmodaliteiten: de wijze waarop ouders en schoolbesturen bij de aanmeldingsprocedure ondersteund zullen worden en wie daarbij betrokken zal zijn, de wijze waarop zal omgegaan worden met de behandeling van disfuncties bij en eerstelijnsklachten over het verloop van de aanmeldingsprocedure, de wijze waarop enerzijds de werving, de toeleiding en de ondersteuning van ouders en anderzijds de ondersteuning van de schoolbesturen zal gebeuren met het oog op de evenredige verdeling van indicator- en niet-indicatorleerlingen, de wijze waarop de aanmeldingsprocedure gemonitord en geëvalueerd zal worden, o de wijze waarop over de aanmeldingsprocedure en alle daarin genomen beslissingen gecommuniceerd wordt naar alle belanghebbenden (leerlingen, ouders, CLB, andere scholen, intermediairs, …), o de mandatering van de ordening van de aangemelde leerlingen en/of het versturen van het toewijzingsbericht, en/of het uitreiken van mededelingen van niet-gerealiseerde inschrijvingen aan een daartoe aangeduid schoolbestuur of het LOP. Wat de start van de aanmeldingsprocedure betreft en meer specifiek het inschrijven van voorrangsgroepen stelt de regelgeving dat de voorrangsgroepen “indicator- en nietindicatorleerlingen” en, voor het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, “kinderen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is” en “leerlingen van de campusschool niet voorafgaand aan de aanmeldingsperiode worden ingeschreven. Op het einde van een aanmeldingsperiode of een deelperiode worden de aangemelde leerlingen geordend. Dit gebeurt door het schoolbestuur zelf, het daartoe gemandateerde LOP of (buiten het werkingsgebied van een LOP) het schoolbestuur dat daartoe aangeduid werd door de betrokken schoolbesturen. De ordening gebeurt volgens de in het aanmeldingsdossier opgenomen (en decretaal toegestane) ordeningscriteria. In het Vlaams Gewest kiest een schoolbestuur dat leerlingen van dezelfde leefentiteit, kinderen van personeelsleden of leerlingen van een campusschool vooraf inschrijft of het leerlingen uit deze voorrangsgroepen die alsnog aanmelden, opnieuw als voorrangsgroep behandelt en bovenaan ordent of hen enkel ordent op basis van ordeningscriteria. In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad kiest een schoolbestuur dat leerlingen van dezelfde leefentiteit of kinderen van personeelsleden vooraf inschrijft of het leerlingen uit deze voorrangsgroepen die alsnog aanmelden, opnieuw als voorrangsgroep behandelt en bovenaan ordent of hen enkel ordent op basis van de ordeningscriteria.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
58
In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad worden alle aangemelde leerlingen in de voorrangsperiode voor “kinderen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is”, in het aanmeldingsregister opgenomen met vermelding van de voorrangsgroep waartoe ze behoren. Bij die leerlingen die tijdens deze voorrangsperiode ook effectief een plaats werd toegewezen, wordt ook de toewijzing tijdens deze periode vermeld in het aanmeldingsregister. Op die manier kan een leerling die werd ingeschreven op basis van het behoren tot deze voorrangsgroep - zowel tijdens de ‘opvisperiode’ na de voorrangsperiode, als bij het opvissen na de vrije inschrijvingsperiode - vervangen worden door de hoogst gerangschikte leerling van dezelfde voorrangsgroep, die maximaal aan dezelfde andere kenmerken beantwoordt. Dit biedt maximale garanties dat het aandeel van deze voorrangsgroep behouden blijft wanneer ingeschreven leerlingen uit deze voorrangsgroep de school verlaten. Wat het beëindigen van de aanmeldingsprocedure betreft stelt de regelgeving dat een schoolbestuur per capaciteit alle aangemelde leerlingen ordent. Op basis van deze ordening krijgen de aangemelde leerlingen vervolgens een gunstige of niet-gunstige rangschikking. Het schoolbestuur neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. o Indien de gehanteerde ordeningscriteria voor de toegewezen en niet-toegewezen leerlingen dezelfde zijn, wordt de volledige lijst zo overgenomen in het aanmeldingsregister. o Indien de gehanteerde ordeningscriteria voor de niet-toegewezen leerlingen verschilt van de ordeningscriteria voor de toegewezen leerlingen, worden de niet-toegewezen leerlingen opnieuw gerangschikt en in die volgorde opgenomen in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen kan het daartoe gemandateerde schoolbestuur of het LOP de rangschikking van alle aangemelde leerlingen (zowel de gunstig als de niet-gunstig gerangschikte) in het aanmeldingsregister uitvoeren. Indien een leerling die zich na een centrale aanmeldingsprocedure heeft ingeschreven alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de inschrijving beëindigen. De hogere plaats van de school in de voorkeurslijst van de ouders is een duidelijke indicatie van het feit dat de ouder de nieuwe inschrijving verkiest boven de eerder gerealiseerde inschrijving. Indien een aanmeldend schoolbestuur gebruik maakt van deze mogelijkheid, moet dit worden vermeld in het toewijzingsbericht aan de ouders. Wat de niet-gunstig gerangschikte leerlingen betreft kan het schoolbestuur of het LOP, indien de schoolbesturen daartoe een schoolbestuur of het LOP hebben gemandateerd, de mededelingen van niet-gerealiseerde inschrijving laten uitreiken en toevoegen aan het toewijzigingsbericht. Ouders moeten dan de mededeling van niet-gerealiseerde inschrijving niet meer ophalen bij de school, tenzij de schoolbesturen of het LOP hier uitdrukkelijk voor kiezen. In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad vermeldt de mededeling van niet-gerealiseerde inschrijving van kinderen minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, ook welke plaats de leerlingen inneemt op de lijst van niet-gerealiseerde inschrijvingen van de voorrangsgroep
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
59
Contacteer ons Hebt u vragen of opmerkingen? Aarzel niet om ons te contacteren. Wij kunnen deze vragen bundelen en indien nodig voorleggen aan onze juristen of aan het departement onderwijs. Op die manier vermijden we dat deze organen meermaals dezelfde vraag voorgeschoteld krijgen.
Sector secundair onderwijs
[email protected] Tel. 02 790 96 54
Els Supply Sectorverantwoordelijke SO
[email protected] Tel. 02 790 96 50
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
60
Actualisering van het besluit m.b.t. de bekwaamheidsbewijzen SO Uit:
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14705 Referentie: PERS/2014/07 Publicatiedatum: 04/07/2014
Uit:
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14526 Referentie: PERS/SO/2013/01 Publicatiedatum: 04/07/2013
Naar jaarlijkse gewoonte werd het besluit met betrekking tot de bekwaamheidsbewijzen aangepast en aangevuld. Volgende aanpassingen werden doorgevoerd (voor het gewoon SO): - Voor de algemene taalvakken en TV/PV Handelscorrespondentie komen de diploma’s van alle initiële masteropleidingen die behoren tot de studiegebieden taal- en letterkunde en toegepaste letterkunde (bv.: master in de taalkunde, master in het vertalen, master in het tolken, …) in aanmerking als vereist bekwaamheidsbewijs op voorwaarde dat de betrokken taal als hoofdtaal werd gevolgd. Opgelet : deze maatregel geldt niet voor de vroegere ‘licentiaats’-diploma’s !! -Een aantal afstudeerrichtingen uit de industriële ingenieurswetenschappen worden opgenomen als vereist bekwaamheidsbewijs voor een aantal vakken (opgelet: dit geldt enkel voor ‘masters’ uitgereikt vanaf het academiejaar 2013-2014!). -de banaba’s ‘bachelor in het onderwijs: buitengewoon onderwijs’ en ‘bachelor in het onderwijs: zorgverbreding en remediërend leren’ (en hun voorgangers) worden beschouwd als een bewijs van pedagogische bekwaamheid (BPB) , voor zover de diploma’s zijn uitgereikt uiterlijk op het einde van het academiejaar 2014-2015. -AV Vierde vreemde taal: vanaf 1 september 2014 kunnen alle levende talen worden gegeven in het SO; voor de nieuwe mogelijke taalvakken worden de bekwaamheidsbewijzen vastgelegd; zij zijn terug te vinden in het BBSO-programma onder de noemer ‘AV Vierde vreemde taal’. Volgende aanpassingen werden doorgevoerd (voor het buitengewoon SO): -Een aantal bijkomende diploma’s werden als vereist bekwaamheidsbewijs opgenomen voor de leraar BGV, specialiteit Bouw en specialiteit Schilderen en decoratie.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
61
-de banaba’s ‘bachelor in het onderwijs: buitengewoon onderwijs’ en ‘bachelor in het onderwijs: zorgverbreding en remediërend leren’ (en hun voorgangers) worden beschouwd als een bewijs van pedagogische bekwaamheid (BPB) , voor zover de diploma’s zijn uitgereikt uiterlijk op het einde van het academiejaar 2014-2015.
Invoering van het ambt van leraar NCZ in het gewoon SO Uit:
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14705 Referentie: PERS/2014/07 Publicatiedatum: 04/07/2014
Enkel in het gewoon SO bestond nog geen afzonderlijk ambt van leraar NCZ; het vak NCZ viel onder het ambt van leraar SO. Vanaf 1 september 2014 komt hier verandering in en wordt het nieuwe ambt van leraar NCZ ingevoerd. Voor nieuwe personeelsleden die vanaf 1 september 2014 belast worden met niet-confessionele zedenleer betekent de invoering van het nieuwe, aparte ambt, dat de statutaire rechten en plichten voor niet-confessionele zedenleer opgebouwd worden in dit nieuwe ambt. Voor personeelsleden die voor 1 september 2014 als leraar secundair onderwijs reeds belast waren met het vak niet-confessionele zedenleer is een regeling getroffen die de reeds verworven rechten en plichten voor het vak nietconfessionele zedenleer garandeert. De rechten en plichten die een personeelslid opgebouwd heeft in de 'vroegere' benaming van leraar secundair onderwijs, belast met het vak niet-confessionele zedenleer, worden, via een ambtshalve concordantie automatisch overgedragen naar de nieuwe benaming leraar niet-confessionele zedenleer. De ambtshalve concordantie gebeurt voor de personeelsleden van het voltijds secundair onderwijs die in de loop van het schooljaar 2011-2012, 2012-2013 of 2013-2014 aan een van de volgende voorwaarden voldoen: a) ze zijn titularis geweest van een betrekking in het algemene vak niet-confessionele zedenleer en ze zijn uiterlijk op 31 augustus 2014 voor het algemene vak niet-confessionele zedenleer vastbenoemd; b) ze zijn tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest in een betrekking in het algemene vak nietconfessionele zedenleer. De bekwaamheidsbewijzen voor het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer zijn identiek aan die van het vroegere AV niet-confessionele zedenleer. De personeelsleden behouden dezelfde salarisschaal als zij hadden voor AV niet-confessionele zedenleer.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
62
De personeelsleden die een ambtshalve concordantie naar leraar niet-confessionele zedenleer genieten en via een eerdere regeling al voor AV niet-confessionele zedenleer een overgangsmaatregel hadden, voor het bekwaamheidsbewijs of voor de salarisschaal, en die organiek gezien voor het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer nu een minder gunstige rubricering van bekwaamheidsbewijs en/of een lagere salarisschaal zouden hebben, behouden bij overgangsmaatregel hun vroegere rechten qua bekwaamheidsbewijs en/of salarisschaal. Voor alle personeelsleden die vanaf 1/9/2014 een opdracht niet-confessionele zedenleer hebben, zal er een nieuwe zending moeten gebeuren.
Controle op het aantal ingerichte uren BPT Uit:
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14704 Referentie: PERS/2014/06 Publicatiedatum: 26/06/2014
In CAO X werd opgenomen dat het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) zal nagaan of de secundaire scholen het maximumpercentage van 3% bijzondere pedagogische taken dat mag worden ingericht, overschrijden.De scholen die dit maximumpercentage overschrijden, moeten het protocol van akkoord van het lokaal comité bevoegd inzake arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden bezorgen aan AgODi. Als wordt vastgesteld dat dit percentage wordt overschreden zonder een protocol van akkoord, zal AgODi de noodzakelijke maatregelen nemen ten aanzien van het bevoegde schoolbestuur. Deze bepaling werd in werkgroepen verder uitgewerkt en de procedure die Agodi zal toepassen als wordt vastgesteld dat de grens van 3% BPT-uren wordt overschreden, wordt vastgelegd in een omzendbrief. Doelstelling hierbij is ervoor te zorgen dat de regelgeving over de beperking van de uren BPT wordt nageleefd door de scholen. Kort samengevat: AgODi zal aan elke secundaire school meedelen hoeveel 3% is voor de betrokken school op basis van de uren die in aanmerking komen voor de berekening van de 3%. Deze kennisgeving zal gebeuren via het platform ‘Mijn Onderwijs’. Voor scholen die tellen op 1 oktober zal de mededeling zo snel mogelijk na deze tellingsdatum plaatsvinden. Elk jaar in de loop van (de tweede week van) november zal AgODi zelf berekenen aan de hand van de zendingen hoeveel BPT-uren de school inricht en vergelijken met het aantal uren zoals meegedeeld via Mijn Onderwijs.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
63
Als AgODi vaststelt dat de 3%-norm wordt overschreden, zal de school schriftelijk worden gecontacteerd over de overschrijding. De school dient binnen de vijftien kalenderdagen te antwoorden. Er zijn dan verschillende mogelijkheden. Het schoolbestuur deelt mee dat de school de norm niet overschrijdt omdat ze een ruimere berekeningsbasis hanteert en bv. ook rekening houdt met uren die in aanmerking komen maar nog niet gekend waren bij het begin van het schooljaar. Ofwel legt de school het akkoord van het lokaal comité m.b.t. de overschrijding voor (en is alles dus in orde) , ofwel stelt de school zich in regel (en vermindert bijvoorbeeld het aantal ingerichte uren BPT tot een maximum van 3% of onderhandelt nog met een akkoord als gevolg), ofwel zal door AgODi worden vastgesteld dat de instelling de regels met de voeten treedt, geen akkoord kan voorleggen, noch zich in regel stelt. Vijftien december is hoe dan ook de uiterste datum waarop de school hierrond kan communiceren met AgODi. Als de overschrijding blijft en er kan geen akkoord voorgelegd worden zal AgODi de vertegenwoordigers/geledingen van de sociale partners op de hoogte brengen, met het oog op de mogelijke inschakeling van het bevoegde bemiddelingsorgaan. De controle op de BPT-uren zal jaarlijks worden opgevolgd en geëvalueerd door de sociale partners; hiervoor zal een nulmeting gebeuren.
Geldelijke anciënniteit zij-instromers: niet(s) beslist ! Minister P. Smet kondigde in april aan dat nieuwe zij-instromers en herinstromers (na minimaal vijf jaar volledig weggeweest te zijn uit het onderwijs) vanaf 1 september 2014 tot (maximaal) 20 jaar anciënniteit (op basis van diensten gepresteerd in de privé-sector of op basis van zelfstandige diensten) zouden kunnen inbrengen voor de vaststelling van hun geldelijke anciënniteit. Opgelet : de maatregel zou enkel gelden voor de ambten van het leerplichtonderwijs (niet voor het DKO en het VWO en niet voor administratief medewerkers (alle niveaus)) ! Het ontwerpbesluit werd onderhandeld maar omwille van de vele negatieve reacties van de sociale partners, werd er uiteindelijk geen definitieve beslissing meer genomen over het besluit door de Vlaamse regering. Voorlopig zit dit dossier dus opnieuw in de wachtkamer en verandert er voorlopig niets aan de bestaande regelingen met betrekking de vaststelling van de geldelijke anciënniteit voor personeelsleden van het onderwijs. Het is afwachten of de nieuwe regering dit dossier opnieuw te berde zal brengen.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
64
Langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen (ingangsdatum: 1/1/2015!) Uit:
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1993 betreffende de controle op de afwezigheid wegens ziekte, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 2001 betreffende de mandaten van directeur, algemeen directeur en coördinerend directeur in het niet-tertiair onderwijs en van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 betreffende het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, voor wat betreft het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 tot regeling van sommige verloven en terbeschikkingstellingen voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool Referentie: besluit werd nog niet gepubliceerd in Edulex!
CAO X voorzag in de creatie van een nieuw verlofstelsel voor wie wegens langdurige medische ongeschiktheid niet meer zijn totale opdracht kan uitvoeren, maar wel deeltijds terug aan de slag kan/aan de slag kan blijven: “het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen “ (langdurig VVPmed). De praktische modaliteiten van het nieuwe verlof zijn uitgewerkt in een besluit. Langdurig VVPmed kan alleen worden opgenomen in opdrachten waarvoor het personeelslid vast benoemd is, tot de proeftijd toegelaten, of waarin het een mandaat heeft, voor zover onder dat mandaat een vaste benoeming ligt. In het laatste geval wordt het verlof opgenomen op dat onderliggende ambt. Er kan ook alleen gebruik van worden gemaakt door wie voor minstens vijftig procent van een voltijdse betrekking benoemd is of toegelaten tot de proeftijd. Het verlof kan worden opgenomen als een volledige hervatting van de opdracht in de toekomst zo goed als uitgesloten – minstens onwaarschijnlijk – is (in het andere geval kan het personeelslid gebruik maken van de regeling van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte ( beide stelsels moeten strikt uit elkaar worden gehouden!). Het verlof moet onmiddellijk aansluiten op een periode van minstens dertig opeenvolgende dagen afwezigheid wegens een langdurige of ernstige ziekte (ziekteverlof, terbeschikkingstelling wegens ziekte, VVP na een arbeidsongeval of een periode van wederaanpassing met halve dagtaak). Personeelsleden die minstens halftijds aan het werk zijn, aangevuld met een dienstonderbreking (om medische redenen), kunnen overstappen naar een langdurig VVPmed. Het verlof kan worden opgenomen ook als het personeelslid geen recht meer heeft op bezoldigd ziekteverlof. Het personeelslid met langdurig VVPmed moet ten minste 50% en maximaal 75% van het aantal prestatie-eenheden voor een ambt met volledige prestaties blijven presteren (precies 50% in een ambt dat maar aan één personeelslid voltijds of aan twee personeelsleden halftijds kan worden toegewezen).
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
65
Het personeelslid stuurt zijn aanvraag, samen met een geneeskundig verslag van de geneesheerspecialist naar het controleorgaan. Het verslag omvat een omstandige motivering en een voorstel van het volume dat het personeelslid zal blijven presteren. Er zijn geen te respecteren indieningstermijnen. De controlearts kan het verlof toestaan, weigeren, of het percentage van de nog te verrichten prestaties aanpassen. Als het personeelslid niet akkoord gaat met de beslissing van de controlearts, is overleg mogelijk tussen de controlearts en de geneesheer-specialist; en eventueel arbitrage door een andere controlearts (die de specialist-geneesheer en de controlearts in gezamenlijk overleg aanwijzen). Het verlof wordt toegekend tot het einde van het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarin het aanving en is daarna telkens voor een jaar verlengbaar. Gedurende die periodes wijzigt het volume van nog te verrichten prestaties in principe niet, tenzij het controleorgaan, op basis van een nieuwe aanvraag, een kleiner nog te presteren volume vastlegt. Het verlof wordt niet aangerekend op het contingent bezoldigd ziekteverlof. Het wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. Het personeelslid ontvangt voor de prestatie waarvoor het met langdurig VVPmed is, 60% van zijn salaris (voor mandaathouders gaat het hier dus om het salaris dat verbonden is met hun onderliggende benoeming). Een dienstonderbreking waarvoor het personeelslid een salaris of wachtgeld ontvangt (omstandigheidsverlof, ziekteverlof, bevallingsverlof…), maakt geen einde aan het verlof; een dienstonderbreking zonder salaris of wachtgeld (terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden, loopbaanonderbreking…) schorst het. Het verlof wordt éérst opgenomen in uren waarvoor het personeelslid ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niét werd gereaffecteerd of wedertewerkgesteld. De nieuwe regeling gaat in op 1 januari 2015.
Aanpassing van een aantal regels m.b.t. het ‘ontslag om dringende redenen’ Uit:
Decreet betreffende het onderwijs XXIV (artikel VII.7) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2013-2014/g2422-14.pdf
Een aantal regels met betrekking tot het ontslag om dringende redenen van een tijdelijk of waarnemend aangesteld personeelslid (art. 24 en 52bis DRP) worden met ingang van 1 september 2014 aangepast.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
66
Voortaan gaat het ontslag pas in na het verstrijken van de beroepstermijn, of – als er beroep werd ingesteld – nadat de kamer van beroep zich definitief heeft uitgesproken. In afwachting van het effectief ingaan van het ontslag moet het personeelslid – zodra de beslissing tot ontslag is genomen – preventief worden geschorst bij hoogdringendheid. Met de huidige regelgeving kon de raad van bestuur reeds een preventieve schorsing uitspreken maar dit was nog niet verplicht; vanaf 1 september is de preventieve schorsing dus wel verplicht.
Herinschakeling definitief arbeidsongeschikte personeelsleden Uit:
Decreet betreffende het onderwijs XXIV (artikel VII.13) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2013-2014/g2422-14.pdf
Uit:
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14687 Referentie : PERS/2014/03 Publicatiedatum: 08/05/2014
Uit :
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14688 Referentie : PERS/2014/04 Publicatiedatum: 08/05/2014
Er komt vanaf 1 september 2014 een nieuw stelsel voor de herinschakeling van definitief arbeidsongeschikt verklaarde vast benoemde personeelsleden (de zogenaamde ‘Medex- en reintegratiedossiers’). Het vast benoemd personeelslid dat zijn ziektedagen heeft uitgeput, of door zijn behandelende arts definitief arbeidsongeschikt is verklaard, kan verzoeken om overleg met de inrichtende macht en de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. Dat overleg kan leiden (in voorkomend geval na een beslissing van de pensioencommissie) tot de vaststelling: 1. tewerkstelling in het ambt blijft mogelijk, na aanpassing van de geïndividualiseerde functiebeschrijving; 2. tewerkstelling in het ambt blijft mogelijk, na een beperking van de draagwijdte van de vaste benoeming (enkel voor ‘leraars’!): de inrichtende macht zal dan vastleggen welke vakken, specialiteiten, opleidingen of modules niet langer behoren tot de draagwijdte van de vaste benoeming; de inperking heeft geen invloed op het volume waarvoor het personeelslid is benoemd. De beperking is persoonsgebonden en aan derden tegenstelbaar: ze geldt dus voor de rest van de onderwijsloopbaan van het personeelslid;
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
67
3. tewerkstelling is niet meer mogelijk in het ambt, maar wel nog in een ander ambt: het personeelslid kan dan in dat andere ambt worden benoemd, voor zover het personeelslid aan de aanstellingsvoorwaarden (bv. inzake diploma) voldoet. Het personeelslid doorloopt eerst een proefperiode. Voor personeelsleden van wie de ziektedagen zijn uitgeput (MEDEX-dossiers), eindigt de proefperiode uiterlijk een dag voor de eerste verjaardag van de MEDEX-beslissing; voor de personeelsleden in een re-integratietraject duurt ze tussen de zes maanden en een jaar. De aanstelling tijdens de proefperiode is er een buiten kader. Het personeelslid behoudt gedurende de proeftijd het salaris dat verbonden is aan het ambt waarin het benoemd was. Als de inrichtende macht oordeelt dat de proefperiode niet is geslaagd, komt het personeelslid terecht in situatie (4) – terugkeer naar het ambt waarvoor het definitief ongeschikt werd verklaard, is uitgesloten. Als de proeftijd gunstig wordt beoordeeld, wordt het personeelslid benoemd in het ambt. Vanaf dat ogenblik zijn alle statutaire regels m.b.t. dit ambt van toepassing op het personeelslid (verloning, eventueel TBSOB, enz…). 4. er is geen tewerkstelling mogelijk, of er wordt geen overeenstemming bereikt. Het personeelslid kan de uitoefening van zijn ambt worden ontzegd, uiteraard voor zover het personeelslid geen gebruik meer maakt van verlofstelsels en terbeschikkingstellingsstelsels die hem of haar ter beschikking staan. Het spreekt voor zich dat, naast de genoemde mogelijkheden, ook altijd vooraf moet worden nagegaan of een aanpassing van de werkplek tot de (realistische) mogelijkheden behoort. De nieuwe regels gaan in op 1 september en gelden dus voor nieuwe dossiers. Voor personeelsleden die reeds definitief ongeschikt werden verklaard in het verleden, blijven de regels gelden die op het ogenblik van hun ongeschiktheidsverklaring van kracht waren. Personeelsleden die voor 1 augustus 2012 definitief ongeschikt werden verklaard, werden buiten kader aangesteld als extra administratieve ondersteuning en behouden die situatie. Personeelsleden die ingevolge hun ongeschiktheidsverklaring tussen 1 augustus 2012 en 31 augustus 2014, ter beschikking werden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, vallen onder de reaffectatieregels van het BVR inzake TBSOB van 29 april 1992 (en moeten dus worden gereaffecteerd/wedertewerkgesteld in een organieke betrekking); dit blijft voor hen ook zo na 1 september 2014.
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
68
Ontslag of afzetting van een gereaffecteerd of wedertewerkgesteld personeelslid bij tuchtmaatregel Uit: Decreet betreffende het onderwijs XXIV (artikel VII.17) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2013-2014/g2422-14.pdf
Als een gereaffecteerd of wedertewerkgesteld personeelslid bij tuchtmaatregel wordt ontslagen of afgezet, geldt het ontslag of de afzetting in eerste orde voor de opdracht waarin men gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is. Voortaan kan de inrichtende macht waarbij het personeelslid boventallig is, het ontslag of de afzetting ook laten doorwerken op de oorspronkelijke vaste benoeming. De tuchtmaatregel geldt dan ook daar (m.a.w. het personeelslid behoudt in dit geval geen enkele opdracht of aanstelling meer in het onderwijs). De beslissing moet genomen worden binnen bepaalde termijnen. Tegen die bevestiging is geen administratief beroep meer mogelijk. Het laten doorwerken van de zwaarste tuchtmaatregelen op de vaste benoeming is een mogelijkheid, geen verplichting.
Contacteer ons
[email protected] 02 790 94 05
[email protected] 02 790 94 71
[email protected] 02 790 95 01
Nieuwe regelgeving Secundair Onderwijs 01.09.14
69