Onderwijsmateriaal Bijlage bij de handleiding ‘Integreren van de vaardigheid Informatieproblemen Oplossen in het curriculum’ Saskia Brand-Gruwel, Iwan Wopereis, Sybilla Poortman-Cremers, Marleen van der Molen-Willebrands, Ton Brouns, Peter Sloep Open Universiteit Nederland in samenwerking met Fontys Lerarenopleiding Sittard oktober 2004
Colofon Onderwijsmateriaal bij Integreren van de vaardigheid Informatieproblemen Oplossen in het curriculum
Stichting Digitale Universiteit Oudenoord 340, 3513 EX Utrecht Postbus 182, 3500 AD Utrecht Telefoon 030 - 238 8671 Fax 030 - 238 8673 e-mail
[email protected] Auteur Saskia Brand-Gruwel, Iwan Wopereis, Sybilla Poortman-Cremers, Marleen van der Molen-Willebrands, Ton Brouns, Peter Sloep Copyright Stichting Digitale Universiteit Deze uitgave is binnen het consortium van de Digitale Universiteit vrijelijk te gebruiken, mits voorzien van adequate bronvermelding. Niets uit deze uitgave mag buiten het consortium openbaar worden gemaakt, verspreid en/of verveelvoudigd door middel van internet, druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het bureau van de Digitale Universiteit. Datum oktober 2004
Introductie Het blok Psycholinguïstiek is dit jaar in samenwerking met de Open Universiteit Nederland vernieuwd. Binnen dit blok wordt niet alleen aandacht besteed aan de psycholinguïstiek, maar leer je ook informatievaardigheden. Het onderwerp waarin jullie je dit blok gaan verdiepen, is ‘Dyslexie’. Om meer te leren over wat dyslexie is, hoe je het herkent en hoe je er mee omgaat, krijgen jullie een aantal leertaken. Bij deze taken vormt een concrete probleemsituatie het uitgangspunt. Om de taken uit te voeren moet je zelf informatie zoeken en deze verwerken tot het gevraagde schrijfproduct. Bij dit soort opdrachten staat het oplossen van een informatieprobleem centraal. Om je te helpen bij het oplossen hiervan is er een theorieboek gemaakt met daarin richtlijnen en tips. Daarnaast is er een werkboek. Het beschrijft niet alleen de taken maar bevat ook opdrachten en vragen om je te begeleiden bij het zoeken en verwerken van informatie. Doelen • Je beschikt over voldoende theoretisch inzicht om een potentiële dyslectische leerling als zodanig te kunnen herkennen en door te verwijzen. • Je kunt ouders en collega’s informeren zodat deze in staat zijn om met het dyslectische kind op adequate wijze om te gaan. • Je bent in staat zelfstandig een informatieprobleem op te lossen. Je kunt vanuit een gegeven situatie het informatieprobleem verhelderen en zoekvragen formuleren, een zoekstrategie opstellen, informatie zoeken, beoordelen en verwerken en vervolgens de informatie presenteren in een schrijfproduct. Opzet van het blok Start van het blok:
week van 19 april (week 17)
Vakantie:
week van 26 april (week 18)
Afsluiting van het blok:
11 juni 2004 moet het dossier worden ingeleverd.
Bijeenkomsten:
wekelijks op dinsdag van 9.30 tot 11.30, lokaal KLC (data 20-04 / 04-04 / 11-05 / 18-05 / 25-05 / 01-06 / 0806)
Aantal studiebelastingsuren:
80 sbu (metingen: 4 uur, taak 1: 2 uur, taak 2: 20 uur, taak 3: 24 uur, taak 4: 30 uur)
Het blok bestaat uit vier leertaken. De eerste taak is een voorbeeldtaak. Deze hoeven jullie niet zelf uit te voeren, maar wordt tijdens de eerste bijeenkomst uitgewerkt om duidelijk te maken hoe een informatieprobleem kan worden opgelost. Dit voorbeeld geeft de werkwijze weer die kan worden gevolgd. Tijdens de tweede, derde en vierde taak ga je zelf aan de slag. Je moet deze taken individueel uitvoeren. De ondersteuning die je krijgt over hoe je de taak kunt aanpakken zal daarbij afnemen. De laatste taak moet je zonder ondersteuning uitvoeren. In dit blok is het niet alleen belangrijk dat je een goed eindproduct levert, maar het is ook belangrijk hóe je tot dat product bent gekomen, ofwel welke aanpak je hebt gehanteerd. In het
werkboek zullen daarvoor de nodige opdrachten staan. Tijdens het uitvoeren van de taken kun je gebruik maken van de informatie uit het theorieboek. Na elke taak maak je een kort reflectieverslag om aan te geven wat er wel en niet goed ging tijdens het oplossen van het probleem. Deze reflectieverslagen komen samen met de opdrachten die over je aanpak gaan (werkboek) en de schrijfproducten in een dossier. Dit dossier vormt de basis voor de beoordeling. Dossier Taak 2 • opdrachten over de aanpak (werkboek) • reflectieverslag (half tot één A4-tje) • product taak 2 (inclusief commentaar medestudent) Taak 3 • opdrachten over de aanpak (werkboek) • reflectieverslag (half tot één A4-tje) • product taak 3 (inclusief commentaar medestudent) Taak 4 • opdrachten over de aanpak (werkboek) • reflectieverslag (half tot één A4-tje) • product taak 4 (inclusief commentaar medestudent) Beoordeling Het dossier bestaat dus uit drie taken, met ieder drie onderdelen (zie boven). Dit lever je in bij de onderwijstechnologen. De producten zelf lever je ook nog eens in bij je docent ter beoordeling. Reviseer je producten steeds op basis van het commentaar van een medestudent. Gebruik daartoe de checklisten. Lever je resultaat in mét het commentaar van je medestudent als bijlage. De drie producten worden beoordeeld op inhoud en vormgeving. Het gemiddelde van deze producten bepaalt het eindcijfer. Het laatste product, de brochure telt dubbel. Bijeenkomsten en planning Tijdens de eerste bijeenkomst wordt de opzet van dit blok verder toegelicht en zal de eerste taak (voorbeeldtaak) worden uitgewerkt. Tijdens de andere zes bijeenkomsten bestaat de gelegenheid om vragen te stellen over het onderwerp ‘dyslexie’ en zullen de wijze van aanpak van de taken en de producten centraal staan. Er zal gewerkt worden met bijvoorbeeld ‘peer’-feedback. Door samen stil te staan bij mogelijke manieren van het oplossen van het informatieprobleem en stil te staan bij de gevonden informatie over dyslexie ben je in staat de volgende taak efficiënter en misschien ook effectiever aan te pakken. Tijdens de laatste bijeenkomst worden de taken geëvalueerd. Belangrijk daarbij is hoe jullie dit blok hebben ervaren. Tijdens de bijeenkomst van 11 mei wordt taak 2 geëvalueerd. Deze taak moet je dan hebben afgerond (dossier wordt gevuld). Taak 3 wordt op 25 mei besproken en taak 4 op 8 juni. Zorg dus dat je voor deze data de betreffende taak hebt afgerond.
Evaluatie per taak Dit blok is nieuw ontwikkeld. Vanwege de nieuwe aanpak is het van belang om te weten hoe jullie dit onderwijs ervaren. Verder willen we weten of de ingeschatte studietijd overeenkomt met jullie tijdsinvestering. We vragen je daarom na elke taak die je hebt afgerond het evaluatieformulier in te vullen en dit in het postvak van Marleen van der Molen-Willebrands te doen (mag je anoniem inleveren). Aan de hand van jullie bevindingen kan het blok worden aangepast, zodat studenten na jullie daar profijt van hebben. Inhoud van deze map •
Werkboek In het werkboek staan per taak de opdrachten die betrekking hebben op de probleemaanpak.
•
Theorieboek In het theorieboek vind je informatie over het oplossen van informatieproblemen. Lees het theorieboek voordat je met taak 2 begint. Je hebt dan een globaal idee van de informatie die tot je beschikking staat. Tijdens de uitvoering van de taken kun je, op momenten dat jij dat nodig vindt, de informatie raadplegen.
• Formulier voor reflectieverslag Na elke taak maak je een reflectieverslag. In het formulier staan vragen die je kunt beantwoorden bij het opstellen van je verslag. • Evaluatieformulier We vragen je na elke taak een evaluatieformulier in te vullen.
1
Taak: Informeer collega’s over afasie bij leerlingen Je bent docent op het Stedelijk College, een school voor voortgezet onderwijs. Maarten, één van jouw leerlingen uit klas VWO 5a, heeft een verkeersongeluk gehad en daarbij hersenletsel opgelopen. Door dit letsel heeft hij moeite gekregen met praten. De artsen hebben een lichte vorm van afasie vastgesteld, maar zijn niet somber gesteld. Ze zijn ervan overtuigd dat Maarten met de nodige therapie uiteindelijk weer goed zal kunnen praten. Om weer goed te kunnen praten krijgt Maarten logopedie. Binnenkort komt hij ook weer gewoon naar school. Als mentor wil je Maarten optimaal kunnen ondersteunen bij zijn herstel. Daarnaast wil je ook dat je collega’s goed geïnformeerd zijn over de afasie die Maarten heeft, zodat zij de problematiek die Maarten tegenkomt begrijpen en adequaat kunnen helpen bij eventuele problemen. Je besluit je in het onderwerp afasie te verdiepen en daar een korte notitie over te schrijven (een A4-tje) voor je collega’s. Je wilt hier ongeveer vijf uur aan besteden.
-
Wat ga je doen? Observeer hoe een leraar een korte notitie van één A4 over het onderwerp afasie opstelt. Lees en maak tijdens de taakuitvoering van de leraar de opdrachten in dit werkboek. Maak na de taak een reflectieverslag
De taakuitvoering wordt op bepaalde momenten onderbroken. Tijdens deze onderbrekingen kun je de opdrachten lezen en maken. Enkele antwoorden zijn reeds cursief ingevuld.
Fase 1
Definieer het informatieprobleem De eerste fase bij het oplossen van informatieproblemen bestaat uit het definiëren van het informatieprobleem. Je hebt een informatieprobleem gedefinieerd, wanneer je de volgende activiteiten hebt uitgevoerd: - stel vast wat de taakeisen zijn, ofwel: wat moet je opleveren, waaraan moet het product voldoen, voor wie is het bedoeld, hoeveel tijd en geld heb je tot je beschikking; - stel een centrale vraag en eventuele subvragen op; - stel vast wat je al over het onderwerp weet; dit wordt ook wel je voorkennis genoemd; - bepaal welke informatie je wilt zoeken.
Taakeisen Opdracht 1. Wat moet je opleveren? Ik wil voor collega’s een korte notitie schrijven van maximaal 1 A4 omvang (ongeveer 400 woorden). 2. Waaraan moet het product voldoen? De notitie moet kort zijn: maximaal 1 A4-tje. 3. Voor wie is het bedoeld? De notitie is bestemd voor mijn collega’s. 4. Hoeveel tijd en geld heb je tot je beschikking? Ik wil niet meer dan 5 uur aan deze taak besteden. Het mag verder niets kosten.
Centrale vraag en subvragen Opdracht 5. Formuleer de centrale vraag en eventuele subvragen. De centrale vraag luidt: - Hoe kan ik als docent leerlingen behulpzaam zijn die (een lichte vorm) van afasie hebben? Enkele subvragen zijn: - Wat is afasie? - Welke vormen van afasie zijn er? - Hoe worden jongeren met afasie geholpen (behandelingsmethoden, therapie)? - Welke rol kunnen opvoeders hierbij spelen? - Welke maatregelen kunnen docenten treffen om leerlingen te helpen in de klas of op school?
Voorkennis Opdracht 6. Bepaal wat je al van het onderwerp weet. Maak een schema van je voorkennis over afasie. Hoe je een schema – ook wel mindmap genoemd – maakt, lees je in het theorieboek op pagina 7 Ik weet eigenlijk niet veel over afasie en kom tot het volgende schema. Taalstoornis
Afasie
Niet goed kunnen verwoorden wat je bedoeld
Niet goed kunnen praten
Benodigde informatie Opdracht 7. Bepaal op basis van wat je weet over afasie (je voorkennis) en wat je nodig hebt (de vragen) welke informatie je gaat zoeken. Eigenlijk weet ik niet zoveel over afasie. Dat betekent dat ik alle informatie die ik nodig heb om de centrale vraag en de subvragen te beantwoorden ga zoeken.
Een terugblik… Reflectie opdracht Sta even kort stil bij wat je hebt gedaan. 8. Is het informatieprobleem duidelijk? Weet je waarvoor, voor wie en waarover je informatie gaat zoeken en welke eisen en randvoorwaarden worden gesteld aan het product en het proces? Ja, ik ga informatie zoeken over afasie en daarbij richt ik me hoofdzakelijk op de hulp die docenten aan leerlingen met afasie kunnen bieden. Deze informatie vat ik bondig samen in een notitie voor collega docenten. Voor de opdracht heb ik niet veel tijd: ongeveer vijf uur. 9. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom? Ja, ik heb een goede centrale vraag en kan hiermee verder. Ik zou niet echt dingen anders doen als ik opnieuw deze fase zou moeten doorlopen.
Fase 2
Selecteer en prioriteer bronnen Voordat je informatie gaat zoeken, denk je eerst na over waar je de informatie gaat zoeken. Je voert de volgende activiteiten uit: - selecteer bronnen waarvan je verwacht dat ze interessante informatie bevatten (de informerende bronnen, zoals studieboeken of handboeken) of die verwijzen naar interessante informerende bronnen (de verwijzende bronnen, zoals Internet of andere databases); - bepaal in welke volgorde je de bronnen gaat raadplegen (bronnen prioriteren).
Selecteer bronnen Opdracht 10. Welke bronnen zijn interessant en waarom? Ik heb niet veel tijd voor deze opdracht, dus ik besluit om een beperkt aantal bronnen te raadplegen. Ik zal bronnen zoeken op het Internet, want het geeft snel toegang tot een grote hoeveelheid actuele bronnen. Daarnaast heb ik in de boekenkast nog een medische encyclopedie liggen. Verder kan ik het ziekenhuis bellen voor een mogelijke brochure (ik woon dichtbij, dus kost het me ook weinig tijd om een eventuele brochure te bemachtigen).
Prioriteer bronnen Opdracht 11. Geef aan in welke volgorde je te werk gaat en waarom? Ik ga eerst in de medische encyclopedie kijken, omdat dit een betrouwbare actuele bron is. Ik verwacht dat ik hier in ieder geval algemene informatie over de aandoening vind. Vervolgens ga ik informatie zoeken op Internet. Daar is gewoon veel te vinden. Als ik dan nog niet iets gevonden heb, bel ik het ziekenhuis.
Een terugblik… Reflectie opdracht Sta even kort stil bij wat je hebt gedaan. 12. Weet je welke bronnen je achtereenvolgens gaat raadplegen? Ja, allereerst ga ik een medische encyclopedie raadplegen en vervolgens informatie zoeken op het Internet. Als ik dan nog niets gevonden heb, ga ik kijken of ik via een instantie in het ziekenhuis informatie kan inwinnen. 13. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom? Ja, gezien de tijd die ik voor de opdracht heb gereserveerd, denk ik dat ik de juiste bronnen heb geselecteerd.
Fase 3/4
Lokaliseer (informerende) bronnen / Lokaliseer de informatie Het daadwerkelijke zoekproces begint nadat je bronnen hebt geselecteerd en geprioriteerd. De zoektocht naar bruikbare informatie bestaat in theorie uit twee fasen: (1) het lokaliseren van (informerende) bronnen en (2) het lokaliseren van de informatie binnen een bron. In werkelijkheid doorloop je beide fasen heel vaak achter elkaar (in het Engels noem je dit een ‘loop’, een soort van kringetje). Hoe vaak je de fasen doorloopt hangt erg af van hoeveel bronnen je moet raadplegen om de gewenste informatie te krijgen. Als je kijkt naar het lokaliseren van (informerende) bronnen voer je de volgende activiteiten uit: - stel vast welke strategie je gaat hanteren om de informerende bron te lokaliseren; - voer de strategie uit; - evalueer de zoekresultaten. Het lokaliseren van de informatie binnen bronnen bestaat uit de volgende activiteiten: - lees de informerende bron globaal; - beoordeel de bron; - bewaar relevante informatie.
Opdracht 14. Het lokaliseren van bronnen en informatie kunnen je in rondes beschrijven. Bij deze opdracht leg je vast hoe elke zoekronde eruit ziet. Per relevante (verwijzende) bron geef je in een tabel aan welke strategieën je hebt gehanteerd om de bron en de informatie te lokaliseren. In de tabel geef je ook aan hoe je de bron en de informatie hebt beoordeeld.
De tabellen die je in kunt vullen vindt je na de taak.
Een terugblik… Reflectie opdracht Sta even kort stil bij wat je hebt gedaan. 15. Beschrijf kort wat je hebt gedaan. Per bron (fysiek: medische encyclopedie; virtueel: Internet) heb ik zoekstrategieën geselecteerd en uitgevoerd. Ik heb resultaten beoordeeld en vastgelegd: bronnen opgeschreven of in Mijn favorieten vastgelegd; informatie samengevat of geknipt en geplakt in een Word-document. 16. Ben je tevreden over de voorgaande fasen en waarom? Redelijk. De resultaten op Internet vielen tegen. Ook was er niets te vinden in de encyclopedie. Ik had verwacht meer informatie te vinden om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Toch kan ik redelijk uit de voeten met wat ik heb.
Fase 5
Verwerk de informatie tot kennis Deze fase is gericht op het bestuderen van de gevonden relevante informatie en het samenvoegen van deze informatie met je voorkennis. De volgende activiteiten voer je uit: - bestudeer de gevonden informatie en koppel deze informatie aan je voorkennis. Probeer hierbij structuur aan te brengen in de ‘nieuwe kennis’ die ontstaat.
Bestudeer de informatie Opdracht 17. Bekijk de geselecteerde informatie grondig. Je bestudeert deze informatie en brengt structuur aan, zodat er uiteindelijk een nieuwe kennisbasis over het onderwerp afasie ontstaat. Deze kennisbasis vormt het uitgangspunt voor de notitie die je gaat schrijven. Het ontstaan van nieuwe kennis kun je vergemakkelijken door bijvoorbeeld samenvattingen of schema’s te maken.
bloedvataandoening
verlamming ook oorzaak van
vorm
hulp door
hersentrauma agrafie
fysiotherapie
alexie
logopedie
hersentumor hersenletsel hulp door
Motorische afasie
door is taalstoornis; a=niet; fasie=spreken
Sensorische afasie
Afasie soort
kans op volledig herstel klein
Globale afasie soort is lichte afasie
tips
voor klassensituatie
geen rondjes of beurten naar alfabet werken en spreken in kleine groepen
dysfasie
tips
richtlijnen bij communicatie
oogcontact rustige omgeving
korte eenvoudige zinnen breng structuur aan in het gesprek
controleer of de boodschap begrepen is
Een terugblik… Reflectie opdracht Sta even kort stil bij wat je hebt gedaan. 18. Beschrijf kort wat je hebt gedaan. Ik heb de informatie bestudeerd en gekoppeld aan wat ik al wist van het onderwerp. Daarbij het ik een samenvatting gemaakt en een schema (zie figuur 1). De meeste bronnen kon ik goed gebruiken. Enkele algemene bronnen gaven dezelfde informatie, maar dat was niet erg. 19. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom? Ja. Ik heb nu een goed beeld over het onderwerp en kan nu beginnen aan het schrijven van een notitie voor collega’s
Fase 6
Verwerk de kennis tot een product In deze fase werk je aan het eindproduct. In dit geval is dit een schrijfproduct. De volgende activiteiten dien je uit te voeren: - oriënteer je op de taak; - plan het schrijfproces; - werk het product uit; - reviseer het product.
Oriëntereer je op de taak Opdracht Je keert terug naar de eerste fase van het proces van informatieproblemen oplossen. Controleer de centrale vraag en de taakeisen. Voer eventuele wijzigingen door en noteer deze wijzigingen. 20. Hoe luidt de centrale vraag? De centrale vraag luidt: ”Hoe kan ik als docent leerlingen behulpzaam zijn die (een lichte vorm) van afasie hebben?”. Deze vraag is ongewijzigd gebleven. 21. Wat zijn de eisen die aan de taak worden gesteld? Er moet een korte notitie worden opgeleverd van maximaal één a4tje voor collega’s. Ik kan hier vijf uur aan besteden. Ik heb reeds twee en een half uur besteed aan het zoeken van informatie. Dat betekent dat ik nog twee en een half uur te besteden heb. Er zijn geen taakeisen herzien. Er zijn geen nieuwe taakeisen onderkend.
Plan het schrijfproces Opdracht Je begint niet lukraak met schrijven. Je moet het schrijfproces plannen. Dit betekent dat je eerst een outline maakt. Het opstellen van een outline houdt in dat je een inhoudsopgave maakt: je denkt na over de titels van hoofdstukken en paragrafen. 22. Maak een outline voor de notitie. - Inleiding - Doel van de notitie - Vraagstelling - Afasie bij leerlingen - Wat is afasie - Vormen van afasie - Oorzaken van afasie - Afasie bij jongeren - Leerlingen helpen - Algemene therapie (logopedie) - Afstemming therapie en onderwijs: De rol van de docent - Tips voor docenten - Algemene tips - Tips voor in de klas (werkvormen) -
Afsluiting
Werk het product uit Opdracht Nadat de outline is opgesteld werk je het product uit. In deze uitvoeringsfase verwerk je jouw (nieuwe) kennis over het onderwerp ‘afasie’ in een eerste versie van de notitie. De outline vormt het uitgangspunt voor deze eerste versie. Het is belangrijk dat je een eerste (klad)versie in een hoog tempo schrijft. 23. Schrijf de eerste versie van de notitie Kijk in de bijlagen en de site (URL, zie onder) voor ondersteuning bij het schrijven. www.fontys.nl/lerarenopleiding/sittard/nederlands/verslag/
Reviseer het product Opdracht 24. Controleer de opbouw, inhoud en formulering en werk vervolgens de tekst netjes af. Gebruik voor het reviseren van het korte rapport de checklist criteria voor opbouw, stijl en vormgeving van bijlage 2).
Een terugblik… Reflectie opdracht Sta even kort stil bij wat je hebt gedaan. 25. Beschrijf kort wat je hebt gedaan. Op basis van de kennis die ik over het onderwerp ‘afasie’ heb opgedaan, heb ik een notitie geschreven. Het schrijfproces begon met een korte terugblik op de centrale vraag en de taakeisen. Vervolgens heb ik een outline opgesteld en ben ik gaan schrijven. De eerste versie heb ik in hoog tempo geschreven. Vervolgens heb ik deze versie verbeterd door stukken te herschrijven. 26. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom? Ja. Ik heb de opdracht binnen de tijd volbracht en denk met de notitie docenten van interessante en nuttige informatie te kunnen voorzien.
Tabel 1a Het zoekproces bij fysieke bronnen Zoekstrategie Raadplegen eigen boekenkast voor medische encyclopedie
Lokaliseren van bronnen Zoektermen Resultaat Gevonden
Evaluatie Wel een ietwat oude encyclopedie (1981)
Lokaliseren van informatie binnen bronnen Globaal lezen Beoordeling Samenvatting Inhoudsopgave Geen resultaat; te raadplegen algemeen Index raadplegen Geen resultaat: niets over afasie
Tabel 1b Het zoekproces op Internet Zoekstrategie Gokken URL
Lokaliseren van bronnen Zoektermen Resultaat www.afasie.nl
Gebruiken afasie zoekmachine Google
> 8000 resultaten. Toch eerste pagina bekijken. Interessant: www.afasie.nl (gezien) www.life4u.nl
www.equalaccess.nl
afasie leerlingbegeleiding
13 resultaten Interessant: www.basisline.nl
afasie tips voor docenten
27 resultaten Interessant: www.handicapstudie.nl
Evaluatie Betrouwbaar (Afasie Vereniging Nederland) -
Titel en samenvatting relevant (o.a. behandeling) Titel en samenvatting relevant Titel en samenvatting relevant …voor leerkrachten… Titel en samenvatting relevant tips voor begeleiding….. docenten
Lokaliseren van informatie binnen bronnen Globaal lezen Beoordeling Samenvatting Browsen door site via Relevante maar Algemene menustructuur en algemene informatie over wat scannen tekst informatie afasie is; ook pdfbrochures -
Interne zoekmachine gebruiken (afasie)
Relevante maar algemene informatie
Algemene informatie over afasie en soorten
Browsen en scannen door tekst
Betrouwbaar en relevant: richtlijnen
Portal. Via ctrl f en leerlingbegeleiding verwijzing naar www.equalaccess.nl (gezien) Browsen via menustructuur
-
Meer specifiekere info: richtlijnen voor communicatie -
Betrouwbaar en relevant: tips
Een aantal bruikbare tips
2
Taak: Informeer collega’s over dyslexie bij leerlingen
Je bent docent op het Isala College, een school voor voortgezet onderwijs. Je zit samen met een docent Duits en een docent Wiskunde in de lerarenkamer. Het gesprek komt op Jop. Hij is zit in 2-HAVO. De docent Duits geeft aan dat hij moeite heeft met Jop. Jop is snel afgeleid, vergeet vaak boeken en andere zaken en is slordig. Met schrijven maakt hij ook veel fouten. Dit lijken vaak ook slordigheidfouten. Hij heeft ook moeite om bijvoorbeeld de naamvalsrijtjes te onthouden. Waarschijnlijk is hij te lui om die rijtjes nu eens echt te leren. De docent Wiskunde zit verwonderd te kijken. Hij heeft helemaal geen moeite met Jop. Hij vindt Jop een harde werker met veel inzicht in wiskundige zaken. Hij doet het goed en toont veel interesse. Je hoort de beide verhalen aan en je geeft aan dat de kenmerken misschien zouden kunnen duiden op dyslexie. Je collega’s geven aan dat ze eigenlijk nauwelijks weten wat dyslexie is en hoe je leerlingen met dyslexie kunt herkennen. Twee dagen later krijg je een officieel verzoek van het hoofd van de sectie Nederlands om een klein rapport (ongeveer 3 à 4 A4-tjes) voor collega’s te schrijven over dyslexie. Belangrijk is dat je aangeeft wat dyslexie is en hoe je als docent leerlingen met dyslexie kunt herkennen. Je krijgt hiervoor 20 uur.
-
Wat ga je doen? Schrijf een klein rapport. Zoek hiervoor de benodigde informatie. Gebruik het werkboek (taak 2) als leidraad bij het maken van deze taak. Lees voorafgaand aan het zoeken en schrijven het theorieboek door. Maak na de taak een reflectieverslag
Voordat je begint 27. Het oplossen van een informatieprobleem bestaat uit een aantal fasen. Beschrijf kort om welke fasen het gaat. Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Fase 5
Fase 6
Fase 1
Definieer het informatieprobleem Voordat je informatie gaat zoeken, denk je eerst na over het probleem dat je gaat oplossen. Voordat je begint 28. Beschrijf kort wat je in deze fase gaat doen
Taakeisen Opdracht 29. Wat moet je opleveren?
30. Waaraan moet het product voldoen?
31. Voor wie is het bedoeld?
32. Hoeveel tijd en geld heb je tot je beschikking?
Centrale vraag en subvragen Opdracht 33. Formuleer de centrale vraag en eventuele subvragen.
Voorkennis Opdracht 34. Bepaal wat je al van het onderwerp weet. Maak een schema van je voorkennis over dyslexie. Hoe je een schema – ook wel mindmap genoemd – maak,t lees je in het theorieboek op pagina 7
Benodigde informatie Opdracht 35. Bepaal op basis van wat je weet over dyslexie (je voorkennis) en wat je nodig hebt (de vragen) welke informatie je gaat zoeken.
Een terugblik… Reflectie opdracht Sta even kort stil bij wat je hebt gedaan. 36. Is het informatieprobleem duidelijk? Weet je waarvoor, voor wie en waarover je informatie gaat zoeken en welke eisen en randvoorwaarden worden gesteld aan het product en het proces?
37. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Fase 2
Selecteer en prioriteer bronnen Voordat je informatie gaat zoeken, denk je eerst na over waar je de informatie gaat zoeken. Voordat je begint 38. Beschrijf kort wat je in deze fase gaat doen
Selecteer bronnen Opdracht 39. Welke bronnen zijn interessant en waarom?
Prioriteer bronnen Opdracht 40. Geef aan in welke volgorde je te werk gaat en waarom?
Een terugblik… Reflectie opdracht Sta even kort stil bij wat je hebt gedaan. 41. Weet je welke bronnen je achtereenvolgens gaat raadplegen?
42. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Fase 3/4
Lokaliseer (informerende) bronnen / Lokaliseer de informatie Het daadwerkelijke zoekproces begint nadat je bronnen hebt geselecteerd en geprioriteerd. De zoektocht naar bruikbare informatie bestaat in theorie uit twee fasen: (1) het lokaliseren van (informerende) bronnen en (2) het lokaliseren van de informatie binnen een bron. In werkelijkheid doorloop je beide fasen heel vaak achter elkaar. Hoe vaak je de fasen doorloopt hangt erg af van hoeveel bronnen je moet raadplegen om de gewenste informatie te krijgen.. Voordat je begint 43. Beschrijf kort wat je in beide fasen gaat doen
Opdracht 44. Het lokaliseren van bronnen en informatie kunnen je in rondes beschrijven. Bij deze opdracht leg je vast hoe elke zoekronde eruit ziet. Per relevante (verwijzende) bron geef je in een tabel aan welke strategieën je hebt gehanteerd om de bron en de informatie te lokaliseren. In de tabel geef je ook aan hoe je de bron en de informatie hebt beoordeeld. Om je op weg te helpen volgen alvast een aantal relevante bronnen: - internet via http://dyslexie.pagina.nl; - J.J. Dumont, Dyslexie. Theorie, diagnostiek, behandeling. Amsterdam 1990 (nog steeds een goed inleidend standaardwerk); - Dijkstra en Kempen, Taalpsychologie. Groningen 1993;
De tabellen die je in kunt vullen vind je na de taak.
Een terugblik… Reflectie opdracht Sta even kort stil bij wat je hebt gedaan. 45. Beschrijf kort wat je hebt gedaan.
46. Ben je tevreden over de voorgaande fasen en waarom?
Fase 5
Verwerk de informatie tot kennis Voordat je het product gaat schrijven, moet je de informatie verwerken tot kennis. Voordat je begint 47. Beschrijf kort wat je in deze fase gaat doen
Bestudeer de informatie Opdracht 48. Bekijk de geselecteerde informatie grondig. Je bestudeert deze informatie en brengt structuur aan, zodat er uiteindelijk een nieuwe kennisbasis over het onderwerp dyslexie ontstaat. Deze kennisbasis vormt het uitgangspunt voor de notitie die je gaat schrijven. Maak een schema van de kennis die je over het onderwerp hebt.
Een terugblik… Reflectie opdracht Sta even kort stil bij wat je hebt gedaan. 49. Beschrijf kort wat je hebt gedaan.
50. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Fase 6
Verwerk de kennis tot een product
Voordat je begint 51. Beschrijf kort wat je in deze fase gaat doen
Oriëntereer je op de taak Opdracht Je keert terug naar de eerste fase van het proces van informatieproblemen oplossen. Controleer de centrale vraag en de taakeisen. Voer eventuele wijzigingen door en noteer deze wijzigingen. 52. Hoe luidt de centrale vraag?
53. Wat zijn de eisen die aan de taak worden gesteld?
Plan het schrijfproces Opdracht Je begint niet lukraak met schrijven. Je moet het schrijfproces plannen. Dit betekent dat je eerst een outline maakt. Het opstellen van een outline houdt in dat je een inhoudsopgave maakt: je denkt na over de titels van hoofdstukken en paragrafen. 54. Maak een outline voor de notitie.
Werk het product uit Opdracht Nadat de outline is opgesteld werk je het product uit. In deze uitvoeringsfase verwerk je jouw (nieuwe) kennis over het onderwerp ‘dyslexie’ in een eerste versie van de notitie. De outline vormt het uitgangspunt voor deze eerste versie. Het is belangrijk dat je een eerste (klad)versie in een hoog tempo schrijft. 55. Schrijf de eerste versie van de notitie Kijk in de bijlagen en de site (URL, zie onder) voor ondersteuning bij het schrijven. www.fontys.nl/lerarenopleiding/sittard/nederlands/verslag/
Reviseer het product Opdracht 56. Controleer de opbouw, inhoud en formulering en werk vervolgens de tekst netjes af. Gebruik voor het reviseren van het korte rapport de checklist criteria voor opbouw, stijl en vormgeving van bijlage 2).
Een terugblik… Reflectie opdracht Sta even kort stil bij wat je hebt gedaan. 57. Beschrijf kort wat je hebt gedaan.
58. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Tabel 1a Het zoekproces bij fysieke bronnen Lokaliseren van bronnen Zoekstrategie Zoektermen Resultaat
Evaluatie
Lokaliseren van informatie binnen bronnen Globaal Beoordeling Samenvatting lezen
Tabel 1b Het zoekproces op Internet Lokaliseren van bronnen Zoekstrategie Zoektermen Resultaat
Evaluatie
Lokaliseren van informatie binnen bronnen Globaal Beoordeling Samenvatting lezen
3
Taak: Informeer collega’s over hoe je leerlingen met dyslexie kunt helpen
Het rapport dat je hebt geschreven over dyslexie is door collega’s goed ontvangen. Je hebt veel enthousiaste reacties gekregen. Het herkennen van leerlingen met dyslexie wordt kennelijk als belangrijk ervaren. Het rapport dat je hebt opgesteld was algemeen van aard en daarom hebben enkele collega’s je benaderd voor meer informatie. Deze collega’s willen niet alleen weten hoe ze leerlingen met dyslexie kunnen herkennen. Ze willen ook graag weten hoe ze deze leerlingen kunnen helpen. De leraar Duits geeft bijvoorbeeld te kennen dat hij het gedrag van Jop (zie taak 2) anders is gaan zien. Het lijkt hem niet onwaarschijnlijk dat het gedrag van Jop te maken heeft met een vorm van dyslexie. Opvallend bij Jop is dat hij haastig en slordig leest. Het lijkt er zelfs op dat hij probeert te raden wat er staat. De leraar vraagt zich af wat hij kan doen om Jop beter te laten lezen. Een ander voorbeeld betreft een docente Engels die zich afvraagt hoe ze een leerling kan helpen, waarbij min of meer het omgekeerde aan de hand is. Janneke, een brugklasleerling van haar, is juist erg traag en probeert letter voor letter te lezen. De docente weet niet wat ze moet doen. Moet ze Janneke aansporen om alsmaar sneller te lezen? Op basis van de reacties van je collega’s kom je met het idee om een rapport op te stellen (3 à 4 A4-tjes) waarin je collega’s aanwijzingen en tips geeft hoe met dyslectische leerlingen om te gaan. Een rapport met didactische aanwijzingen dus. Het hoofd van de sectie vindt dit een goed idee en geeft je extra tijd om je aan deze taak te wijden. Je krijgt hiervoor 24 uur.
-
Wat ga je doen? Schrijf een klein rapport. Zoek hiervoor de benodigde informatie. Gebruik het werkboek (taak 3) als leidraad bij het maken van deze taak. Maak bij het zoeken en schrijven gebruik van het theorieboek. Maak na de taak een reflectieverslag
Fase 1
Definieer het informatieprobleem
Taakeisen Opdracht 59. Bepaal de taakeisen
Centrale vraag en subvragen Opdracht 60. Formuleer de centrale vraag en eventuele subvragen.
Voorkennis Opdracht 61. Bepaal wat je al van het onderwerp weet. Maak een schema van je voorkennis over dyslexie. Hoe je een schema – ook wel mindmap genoemd – maakt lees je in het theorieboek op pagina 7
Benodigde informatie Opdracht 62. Bepaal op basis van wat je weet over dyslexie (je voorkennis) en wat je nodig hebt (de vragen) welke informatie je gaat zoeken.
Een terugblik… Reflectie opdracht 63. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Fase 2
Selecteer en prioriteer bronnen
Selecteer bronnen Opdracht 64. Welke bronnen zijn interessant en waarom?
Prioriteer bronnen Opdracht 65. Geef aan in welke volgorde je te werk gaat en waarom?
Een terugblik… Reflectie opdracht 66. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Fase 3/4
Lokaliseer (informerende) bronnen / Lokaliseer de informatie
Opdracht 67. Het lokaliseren van bronnen en informatie kunnen je in rondes beschrijven. Bij deze opdracht leg je vast hoe elke zoekronde eruit ziet. Per relevante (verwijzende) bron geef je in een tabel aan welke strategieën je hebt gehanteerd om de bron en de informatie te lokaliseren. In de tabel geef je ook aan hoe je de bron en de informatie hebt beoordeeld.
De tabellen die je in kunt vullen vind je na de taak.
Een terugblik… Reflectie opdracht 68. Ben je tevreden over de voorgaande fasen en waarom?
Fase 5
Verwerk de informatie tot kennis
Bestudeer de informatie Opdracht 69. Bekijk de geselecteerde informatie grondig. Je bestudeert deze informatie en brengt structuur aan, zodat er uiteindelijk een nieuwe kennisbasis over het onderwerp dyslexie ontstaat. Deze kennisbasis vormt het uitgangspunt voor de notitie die je gaat schrijven. Maak een schema van de kennis die je over het onderwerp hebt.
Een terugblik… Reflectie opdracht 70. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Fase 6
Verwerk de kennis tot een product
Oriënteer je op de taak Opdracht Je keert terug naar de eerste fase van het proces van informatieproblemen oplossen. Controleer de centrale vraag en de taakeisen. Voer eventuele wijzigingen door en noteer deze wijzigingen. 71. Hoe luidt de centrale vraag?
72. Wat zijn de eisen die aan de taak worden gesteld?
Plan het schrijfproces Opdracht Je begint niet lukraak met schrijven. Je moet het schrijfproces plannen. Dit betekent dat je eerst een outline maakt. Het opstellen van een outline houdt in dat je een inhoudsopgave maakt: je denkt na over de titels van hoofdstukken en paragrafen. 73. Maak een outline voor de notitie.
Werk het product uit Opdracht Nadat de outline is opgesteld werk je het product uit. In deze uitvoeringsfase verwerk je jouw (nieuwe) kennis over het onderwerp ‘dyslexie’ in een eerste versie van de notitie. De outline vormt het uitgangspunt voor deze eerste versie. Het is belangrijk dat je een eerste (klad)versie in een hoog tempo schrijft. 74. Schrijf de eerste versie van de notitie Kijk in de bijlagen en de site (URL, zie onder) voor ondersteuning bij het schrijven. www.fontys.nl/lerarenopleiding/sittard/nederlands/verslag/
Reviseer het product Opdracht 75. Controleer de opbouw, inhoud en formulering en werk vervolgens de tekst netjes af. Gebruik voor het reviseren van het korte rapport de checklist criteria voor opbouw, stijl en vormgeving van bijlage 2.
Een terugblik… Reflectie opdracht 76. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Tabel 1a Het zoekproces bij fysieke bronnen Lokaliseren van bronnen Zoekstrategie Zoektermen Resultaat
Evaluatie
Lokaliseren van informatie binnen bronnen Globaal Beoordeling Samenvatting lezen
Tabel 1b Het zoekproces op Internet Lokaliseren van bronnen Zoekstrategie Zoektermen Resultaat
Evaluatie
Lokaliseren van informatie binnen bronnen Globaal Beoordeling Samenvatting lezen
4
Taak: Informeer ouders over dyslexie
Op het Isala College worden de leerlingen van de brugklas getest op dyslexie. Ook dit jaar zijn bij verschillende leerlingen lees- en spellingproblemen geconstateerd die kunnen wijzen op de aanwezigheid van dyslexie. Kinderen met dyslexie worden door de school intensief begeleid. Maar niet alleen binnen de school worden leerlingen geholpen. Ook buiten de school zijn verschillende instanties die zich richten op de behandeling van kinderen met dyslexie en die ouders kunnen voorzien van informatie om hun kind te helpen. Voor ouders van kinderen met dyslexie en andere geïnteresseerden organiseert de school een informatieavond over dyslexie. Twee sprekers zijn uitgenodigd om, vanuit hun expertise, iets te vertellen over het onderwerp. Allereerst zal een psycholoog, die gespecialiseerd is in dyslexie, het woord voeren en informatie verstrekken over het fenomeen dyslexie, welke behandelingsmogelijkheden er zijn, welke instanties hulp verstrekken en welke werkwijzen gehanteerd worden. De tweede spreker is de remedial teacher van de school. Zij zal de ouders informeren over hoe er op school omgegaan wordt met dyslexie, maar ook wat ouders zelf kunnen doen (bijvoorbeeld in overleg met de school). Omdat er tijdens de informatieavond veel informatie over dyslexie verstrekt wordt, is besloten om een brochure samen te stellen, waarin de hoofdzaken van de informatieavond kort en bondig worden besproken. De directie van de school geeft je de opdracht om de tekst voor deze brochure op te stellen. Je krijgt hiervoor 30 uur.
-
Wat ga je doen? Schrijf een brochure. Zoek hiervoor de benodigde informatie. Gebruik het werkboek (taak 4) als leidraad bij het maken van deze taak. Maak bij het zoeken en schrijven gebruik van het theorieboek. Maak na de taak een reflectieverslag
Fase 1
Definieer het informatieprobleem Opdracht 77. Definieer het probleem
Reflectie opdracht 78. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Fase 2
Selecteer en prioriteer bronnen
Opdracht 79. Welke bronnen zijn interessant en in welke volgorde ga je zoeken?
Reflectie opdracht 80. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Fase 3/4
Lokaliseer (informerende) bronnen / Lokaliseer de informatie
Opdracht 81. Het lokaliseren van bronnen en informatie kun je in rondes beschrijven. Bij deze opdracht leg je vast hoe elke zoekronde eruit ziet. Per relevante (verwijzende) bron geef je in een tabel aan welke strategieën je hebt gehanteerd om de bron en de informatie te lokaliseren. In de tabel geef je ook aan hoe je de bron en de informatie hebt beoordeeld.
De tabellen vind je na de taak.
Reflectie opdracht 82. Ben je tevreden over de voorgaande fasen en waarom?
Fase 5
Verwerk de informatie tot kennis Opdracht 83. Maak een schema van de kennis die je over het onderwerp hebt.
Reflectie opdracht 84. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Fase 6
Verwerk de kennis tot een product Opdracht 85. Je keert terug naar de eerste fase van het proces van informatieproblemen oplossen. Controleer de centrale vraag en de taakeisen en maak een plan van aanpak (outline).
Opdracht Nadat de outline is opgesteld werk je het product uit. Het is belangrijk dat je een eerste (klad)versie in een hoog tempo schrijft. 86. Schrijf de eerste versie van de notitie Kijk in de bijlagen en de site (URL, zie onder) voor ondersteuning bij het schrijven. www.fontys.nl/lerarenopleiding/sittard/nederlands/verslag/
Opdracht 87. Controleer de opbouw, inhoud en formulering en werk vervolgens de tekst netjes af. Gebruik voor het reviseren van het korte rapport de checklist criteria voor opbouw, stijl en vormgeving van bijlage 2.
Reflectie opdracht 88. Ben je tevreden over de voorgaande fase en waarom?
Tabel 1a Het zoekproces bij fysieke bronnen Lokaliseren van bronnen Zoekstrategie Zoektermen Resultaat
Evaluatie
Lokaliseren van informatie binnen bronnen Globaal Beoordeling Samenvatting lezen
Tabel 1b Het zoekproces op Internet Lokaliseren van bronnen Zoekstrategie Zoektermen Resultaat
Evaluatie
Lokaliseren van informatie binnen bronnen Globaal Beoordeling Samenvatting lezen