rdenin222AB3805* Aan de raad
Raadsvoorstel Documentnummer : INT-15-21594 Afdeling : Bedrijfsvoering Onderwerp : Verordening onroerende zaakbelastingen 2016
Inleiding Jaarlijks worden de gemeentelijke belastingverordeningen geactualiseerd. Tijdens de financiële raadsvergaderingen in november 2015 is het leeuwendeel van de belastingverordeningen 2016 reeds behandeld. Met onderhavig voorstel wordt voorgesteld om de verordening onroerende zaakbelastingen 2016 vast te stellen. Relatie met collegeprogramma In de financiële spelregels van het collegeprogramma 2014 – 2018 wordt vermeld dat het gewenst is dat de lastendruk voor bewoners en bedrijven in Beverwijk op of onder het landelijk gemiddelde blijft. Lokale heffingen worden in principe met niet meer dan de index verhoogd. Relatie met gemeentebegroting / budgetregels Het heffen en invorderen van belastingen en heffingen in 2016 geschiedt op basis van de door de raad vastgestelde verordeningen en tarieven, conform de uitgangspunten zoals vermeld in de financiële kadernota 2016-2019 en de programmabegroting 2016. Hieruit volgt dat de opbrengsten voor onroerende zaakbelastingen zijn verhoogd met de prijsindex van 0,8% voor 2016. In 2014 en 2015 is de opbrengst OZB van niet-woningen met €180.000 verhoogd om de aanjaagregeling ondernemersklimaat mogelijk te maken. In de meerjarenraming van de programmabegroting 2016 is voorgesteld om de aanjaagregeling voort te zetten voor de jaren 2016, 2017 en 2018 en wederom te dekken uit de OZB opbrengsten van niet-woningen ter hoogte van €180.000 per jaar. Met deze uitgangspunten is in de programmabegroting 2016 voor het belastingjaar 2016 een totale opbrengst aan onroerende zaakbelastingen begroot van €8.371.146. Relatie met regionale samenwerking / MRA De gemeente Beverwijk is onderdeel van de gemeenschappelijke regeling Cocensus, samen met de gemeenten Alkmaar, Bergen, Den Helder, Haarlem, Haarlemmermeer, Heerhugowaard, Hillegom, Langedijk, Oostzaan en Wormer. In deze GR zijn de uitvoeringswerkzaamheden in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en de heffing en invordering van de diverse gemeentelijke belastingen ondergebracht. Eerdere besluiten / bestaand beleid / nieuw beleid Verordening onroerende zaakbelastingen 2015 (INT-14-13947)
Motivering voorgesteld besluit De grondslag voor de OZB wordt gevormd door de waarde van een onroerend goed. Jaarlijks worden onroerende zaken (woning, bedrijfspand of grond) opnieuw gewaardeerd. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door Cocensus. De waarde die uit deze taxatie komt, is de WOZ-waarde. Voor belastingjaar 2016 wordt gekeken naar de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2015. Van Cocensus hebben wij de waarde-prognoses en gegevens over leegstand, correcties door bezwaar etc. voor 2016 ontvangen. De consequenties voor de tarieven worden hieronder nader toegelicht. 1. Ontwikkeling woningen en niet-woningen De waardeontwikkeling laat in de gemeente Beverwijk in de periode tussen 1 januari 2014 en 1 januari 2015 een gemiddelde waardestijging zien van 0,7% bij woningen en een gemiddelde waardedaling van 3,4% bij niet-woningen. Dit is een gemiddelde waarbij zich per individueel object afwijkingen naar boven of beneden kunnen voordoen. De WOZ-waardebepaling is een continu proces. Waarden kunnen muteren als gevolg van bijvoorbeeld bezwaar, beroep, aanbouw, nieuwbouw en wijzigingen van bestemming. Ten tijde van het schrijven van onderhavig voorstel (en berekening tarieven) is een gedeelte van de geprognosticeerde waarde gebaseerd op marktontwikkelingen per segment en marktgebied en nog niet op de daadwerkelijk getaxeerde waarde. Dit kan uiteindelijk nog een verschil opleveren met de totale WOZ-waarde na afronding van de waarderingscyclus. 2. Tarieven De OZB-tarieven zijn een resultante van twee variabelen, te weten de gewenste OZB-opbrengst (€8.371.146) en de totale WOZ-waarden. De tarieven zijn een afgeleide hiervan. De tarieven zeggen niets over de lastendruk. Het is derhalve ook niet te stellen dat wanneer de totale opbrengst met 0,8% geïndexeerd wordt, ook de aanslagen van de burgers in Beverwijk met een zelfde percentage stijgen. Een en ander is afhankelijk van meerdere factoren.
Bron: ‘VNG-publicatie: Wondere wereld van gemeentefinanciën”. Op basis van de waarde-prognoses en gegevens over accres, leegstand, correcties door bezwaar en dergelijke zijn de tarieven berekend. Het spreiden van de lastendruk tussen eigenaren en gebruikers van niet-woningen, waarbij een zelfde procentuele stijging voor beide categorieën wordt gehanteerd, leidt tot een aanpassing van de begrote opbrengsten van deze twee categorieën. De opbrengst OZB eigenaar niet-woning wordt verhoogd met €26.000 en de opbrengst OZB gebruiker niet-woning wordt verlaagd met hetzelfde bedrag. Deze neutrale
INT-15-21594
pagina 2
wijziging zal in de begroting worden gemuteerd. In onderstaande tabel is de opbrengstverschuiving reeds doorgevoerd en wordt de spreiding van de lastendruk tussen eigenaren en gebruikers van niet-woningen weergegeven. Tarieven 2016
eigenaar woning eigenaar niet-woning gebruiker niet-woning
begroting WOZ waarde tarieven tarieven % verschil 2016 2016 (netto) 2016 2015 tarieven -0,9% 4.238.712 3.307.216.000 0,1282% 0,1293% 2,9% 2.405.176 997.856.000 0,2410% 0,2342% 2,9% 1.727.258 855.501.000 0,2019% 0,1962% 8.371.146
3. Lastendruk woningen Zoals u gewend bent geeft ons college u ieder jaar inzicht in de lastendrukverschuiving ten opzichte van het vorige belastingjaar. Deze wordt uitgedrukt in de omvang van de aanslagen onroerende zaakbelastingen, rioolrecht en afvalstoffenheffing voor een woningeigenaar met een meerpersoonshuishouden. Alvorens dat totaalbeeld te geven, ziet u in tabel 1 eerst schematisch het effect van alleen de onroerende zaakbelastingen. Tabel 2 vergelijkt de effecten voor een woning met de gemiddelde woningwaarde en een 3-tal willekeurig gekozen bestaande woningen in de gemeente Beverwijk in de meest gangbare woningsegmenten. Bij de laatste categorie (b, c en d) zijn de werkelijke waardeverschillen gepresenteerd en niet de gemiddelde verhoging. Omwille van privacyredenen zijn adresgegevens achterwege gelaten. Tabel 1. Onroerende zaakbelastingen woningen 2015
a. b. c. d.
gem. waarde appartement rijtjeswoning vrijstaand
€ € € €
waarde 162.930 97.000 161.000 544.000
tarief 0,1293% 0,1293% 0,1293% 0,1293%
2016 OZBbedrag € 209,47 € 125,42 € 208,17 € 703,39
€ € € €
waarde 164.071 98.000 163.000 547.000
tarief 0,1282% 0,1282% 0,1282% 0,1282%
€ € € €
OZBbedrag 210,25 125,64 208,97 701,25
verschil OZB-bedrag 2016 t.o.v. 2015 verschil verschil in € in % € 0,78 0,37% € 0,21 0,17% € 0,79 0,38% € 2,14-0,30%
NB. De weergegeven waardeverhoudingen gelden specifiek voor de gekozen geanonimiseerde objecten. Het geeft geen indicatie voor soortgelijke woningen. Het OZB bedrag wordt berekend op basis van de waarde naar beneden afgerond op duizend euro. De gemiddelde waarde 2015 is bijgesteld en gebaseerd op de volledige taxatie per 1/1/2014.
Tabel 2. Totale woonlastendruk 2016 ten opzichte van 2015
a. b. c. d.
a. b. c. d.
gem. waarde appartement rijtjeswoning vrijstaand
gem. waarde appartement rijtjeswoning vrijstaand
€ € € €
€ € € €
waarde 162.930 97.000 161.000 544.000
waarde 164.071 98.000 163.000 547.000
tarief 0,1293% 0,1293% 0,1293% 0,1293%
2015 OZBbedrag Riool € 209,47 € € 125,42 € € 208,17 € € 703,39 €
207,24 207,24 207,24 207,24
afval € € € €
279,00 279,00 279,00 279,00
totaal € 695,71 € 611,66 € 694,41 € 1.189,63
tarief 0,1282% 0,1282% 0,1282% 0,1282%
2016 OZBbedrag Riool € 210,25 € € 125,64 € € 208,97 € € 701,25 €
207,24 207,24 207,24 207,24
afval € € € €
283,20 283,20 283,20 283,20
totaal € 700,69 € 616,08 € 699,41 € 1.191,69
In tabel 3 en grafiek 1 ziet u de lokale lastendruk over de jaren 2012 tot en met 2016. Uit deze gegevens zien we dat een eigenaar van een woning met een gemiddelde woningwaarde (meerpersoonshuishouden) in 2016 een combinatieaanslag zal krijgen die ongeveer 0,72% hoger is dan de aanslag in 2015. Deze geringe stijging is hoofdzakelijk te wijten aan een hogere afvalstoffenheffing.
INT-15-21594
pagina 3
Tabel 3. Lokale lastendruk 2012-2016 voor een woning met gemiddelde waarde OZB eigenaren Rioolheffing Afvalstoffenheffing Totaal Index tov voorgaand jaar
€ € € €
2012 197 207 257 661
€ € € €
2013 202 207 258 667 0,87%
€ € € €
2014 206 207 262 675 1,21%
€ € € €
2015 209 207 279 696 3,05%
2016 210 207 283 701 0,72%
€ € € €
NB. In verband met afronding op hele euro’s kunnen er afrondingsverschillen ontstaan.
Grafiek 1. Lokale lastendruk 2012-2016 voor een woning met gemiddelde waarde
4. Lastendruk niet-woningen In onderstaande tabellen ziet u de effecten voor een niet-woning met de gemiddelde waarde en voor een 3-tal willekeurig gekozen objecten in de gemeente Beverwijk met elkaar vergeleken. Bij de laatste categorie (b, c en d) zijn de werkelijke waardeverschillen gepresenteerd en niet de gemiddelde verlaging. Omwille van privacy redenen zijn adresgegevens achterwege gelaten. Tabel 4a. Onroerende zaakbelastingen voor eigendom niet-woningen 2015 EIGENAAR a. gem. waarde b. winkelpand c. loods/opslag d. toonzaal
waarde € 485.073 € 323.000 € 178.000 € 2.356.000
tarief 0,2342% 0,2342% 0,2342% 0,2342%
2016
€ € € €
OZBbedrag 1.135,87 756,47 416,88 5.517,75
waarde € 468.581 € 308.000 € 174.000 € 2.167.000
tarief 0,2410% 0,2410% 0,2410% 0,2410%
€ € € €
OZBbedrag 1.127,88 742,28 419,34 5.222,47
€ € € €
2016 tov 2015 verschil verschil in € in % 7,99-0,70% 14,19-1,88% 2,46 0,59% 295,28-5,35%
€ € € €
2016 tov 2015 verschil verschil in € in % 6,68-0,70% 11,87-1,87% 2,07 0,59% 247,30-5,35%
Tabel 4b. Onroerende zaakbelastingen voor gebruik niet-woningen 2015 GEBRUIK a. gem. waarde b. winkelpand c. loods/opslag d. toonzaal
waarde € 485.073 € 323.000 € 178.000 € 2.356.000
tarief 0,1962% 0,1962% 0,1962% 0,1962%
2016
€ € € €
OZBbedrag 951,57 633,73 349,24 4.622,47
waarde € 468.581 € 308.000 € 174.000 € 2.167.000
tarief 0,2019% 0,2019% 0,2019% 0,2019%
€ € € €
OZBbedrag 944,89 621,85 351,31 4.375,17
NB. De weergegeven waardeverhoudingen gelden specifiek voor de gekozen geanonimiseerde objecten. Het geeft geen indicatie voor soortgelijke objecten. Het OZB bedrag wordt berekend op basis van de waarde naar beneden afgerond op duizend euro. De gemiddelde waarde 2015 is bijgesteld en gebaseerd op de volledige taxatie per 1/1/2014.
INT-15-21594
pagina 4
5. Wijzigen tarief De OZB-tarieven voor het belastingjaar 2016 moeten in 2015 zijn vastgesteld. Hierop geldt één uitzondering. Indien het in het belang van de belastingplichtige is, is het wettelijk toegestaan om in de loop van het belastingjaar (2016) tarieven lager vast te stellen. Voorwaarde daarvoor is dat de belastingaanslagen nog niet zijn opgelegd. Aangezien de OZB-aanslagen in februari 2016 worden opgelegd zou in de raadsvergadering van januari 2016 nog tot lagere tarieven besloten kunnen worden. Dit geven wij u mee, omdat de WOZ-waardebepaling een continu proces is. In het belang van de belastingplichtigen houden wij deze optie graag open. Wij zullen u dan ook in januari 2016 actief informeren over de waardeontwikkeling. Consequenties voorgesteld besluit Op basis van besluitvorming door uw raad kan tot tijdige heffing en invordering van onroerende zaakbelastingen worden overgegaan. Verdere procedure Na vaststelling van de verordening onroerende zaakbelastingen 2016 wordt deze op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt en treedt zij in werking. Voorgesteld besluit en commissieadvies Wij stellen u voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegd ontwerpbesluit. Het advies van de commissie treft u aan in de beknopte besluitenlijst van de Raadscommissie.
Beverwijk, 10 november 2015 burgemeester en wethouders van Beverwijk, de gemeentesecretaris, de burgemeester,
mw. mr. A.L. Schölvinck
INT-15-21594
F. Ossel
pagina 5
Raadsbesluit Documentnummer : INT-15-21594 Afdeling : Bedrijfsvoering Onderwerp : Verordening onroerende zaakbelastingen 2016
De raad van de gemeente Beverwijk; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 november 2015, nummer INT-15-21594; gehoord de Raadscommissie; gelet op artikel 220 van de Gemeentewet;
b e s l u i t : vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en invordering van onroerende zaakbelastingen 2016 (Verordening onroerende zaakbelastingen 2016)
Artikel 1 Belastingplicht 1. Onder de naam “onroerende zaakbelastingen” worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven(verder: de gebruiker), aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven (verder: de gebruikgever); de gebruikgever, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op de gebruiker; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Voor de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 2 Belastingobject 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 3 Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar, bedoeld in artikel 1. 2. Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4 Vrijstellingen 1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken. j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige INT-15-21594 / Z-15-29813
Pagina 7
onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling voor de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 5 Belastingtarieven 1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor: a. de gebruikersbelasting: 0,2019%; b. de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen: 0,1282% 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen: 0,2410%. 2. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 6 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen. Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.
INT-15-21594 / Z-15-29813
Pagina 8
Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De “verordening onroerende zaakbelastingen 2015” van 18 december 2014 (INT14-13947), wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening onroerendezaakbelastingen 2016”.
Beverwijk, de raad voornoemd, de griffier,
INT-15-21594 / Z-15-29813
de voorzitter,
Pagina 9