www.overijssel.nl
Provinciale Staten
Postadres Provincie Overijssel Postbus 10078 8000GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Telefax 038 425 48 32
Uw kenmerk
Uw brief
Ons kenmerk RWB/2006/321
Bijlagen 1
Doorkiesnummer 425 12 72
Inlichtingen bij R.W. Schuuring
Datum 02 02 2006
Onderwerp OntwikkelingsperspectiefNoordoost-Overijssel.
Hierbij bieden wij u het Ontwikkelingsperspectief Noordoost-Overijssel, "Kwaliteiten Verbinden'% een integrale kijk op de toekomst van Noordoost-Overijssel ter kennisneming aan. Om in het gebied Noordoost-Overijssel gebiedsgericht, integraal en gemeentegrensoverschrijdend te kunnen werken, is een visie voor dit gebied opgesteld. Op basis van een dergelijke visie kunnen vervolgens concrete projecten gerealiseerd worden. Een dergelijke visie was nog niet voorhanden. Slechts voor bepaalde delen van het gebied bestaan visies in het kader van bijvoorbeeld de reconstructieplannen of in het kader van hetVecht-Regge-beleid, maar een eenduidige visie voor het gehele gebied van Noordoost-Overijssel ontbrak. Het Bestuurlijk Gebiedsoverleg (BGO) heeft daarom op 19 november 2004 besloten onder haar regie en in samenwerking met de portefeuillehouders Ruimtelijke Ordening van de gemeenten en van ons college een ontwikkelingsperspectief op te laten stellen voor het gebied NoordoostOverijssel. Het opstellen van het ontwikkelingsperspectief is uitbesteed aan de combinatie Equivalent/HX. De gemeenten en de waterschappen zijn nauw betrokken bij het tot stand brengen van het ontwikkelingsperspectief. Ook de maatschappelijke organisaties zijn in het proces betrokken. Wij zijn van mening dat in redelijk korte termijn een goed ontwikkelingsperspectief tot stand is gekomen dat als bindend element voor Noordoost-Overijssel kan fungeren. Het concept ontwikkelingsperspectief is op 2 februari 2006 besproken in het BGO NoordoostOverijssel. Wij gaan ervan uit dat de vertegenwoordigers in het BGO instemmen met het perspectief. Het Ontwikkelingsperspectief Noordoost-Overijssel wordt op 3 februari 2006 op het SIS-systeem gezet. Aansluitend aan de BGO-vergadering is het ontwikkelingsperspectief gepresenteerd.
Bij correspondentie graag ons kenmerk vermelden.
RABO Zwolle 3973.41.121
Tijdens de renovatie van het provinciehuis is een deel van de organisatie gehuisvest op kantoorlocatie Rechterland 1 te Zwolle. Zie voor meet informatie www.overijssel.nl.
Bezoekadres Luttenbergstraat 2 Zwolle Rechterland 1 Zwolle
Het BGO is voornemens dit ontwikkelingsperspectief te gebruiken als leidraad voor een nader op te stellen uitvoeringsprogramma. Wij hechten aan het tot uitvoering brengen van projecten. De basis van het op te stellen uitvoeringsprogramma wordt gevormd door de in het perspectief opgenomen programmalijnen en ambitieprojecten. Ook dit uitvoeringsprogramma zal door en voor het gebied tot stand worden gebracht. Bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma worden onze partners in het BGO en de maatschappelijke organisaties betrokken. Wij zullen u het uitvoeringsprogramma te zijner tijd ter kennisneming toezenden. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geinformeerd. Gedeputeerde Staten van Overijssel.
voorzitter.
secretaris.
“KWALITEITEN VERBINDEN” Een integrale kijk op de toekomst van Noordoost-Overijssel
Bestuurlijk Gebiedsoverleg Noordoost-Overijssel Februari 2006
Samengesteld door Marian Tomasini en Gerard Hendrix. Gemaakt in opdracht van het Bestuurlijk GebiedsOverleg Noordoost-Overijssel. Een ambtelijke commissie vanuit de betrokken gemeenten, provincie en waterschappen begeleidde het proces. Almelo, 15 oktober 2005 De begeleidingsgroep heeft na het afronden van de werkzaamheden van Equivalent en HX het concept bewerkt tot het nu voorliggende ontwikkelingsperspectief. Hardenberg, 28 december 2005
2
Inhoudsopgave Voorwoord
………………………..
4
hoofdstuk 1.
Inleiding
………………………..
5
Deel A.
Analyse
………………………..
7
hoofdstuk 2.
De mensen, leven, wonen en werken
………………………..
9
hoofdstuk 3.
Het gebied
………………………..
19
intermezzo:
Naar een gebiedsidentiteit
………………………..
25
hoofdstuk 4.
Beleid en Ontwikkeling
………………………..
28
Deel B.
Keuzes
………………………..
37
Intermezzo:
Taak van het Bestuurlijk GebiedsOverleg
………………………..
38
hoofdstuk 5.
Uitgangspunten voor het ontwikkelingsperspectief
Deel C hoofdstuk 6. Bijlagen 1. 2. 3. 4.
……..
41
Uitwerking
………………………..
45
Programmalijnen
………………………..
46
………………………..
53
Personen en organisaties die een bijdrage hebben geleverd Verklaring van termen Gebruikte literatuur De programmalijnen verder uiteengezet: input voor verdere uitwerking in werkgroepen
3
Voorwoord De provincie Overijssel werkt samen met de vier gemeenten Staphorst, Dalfsen, Ommen en Hardenberg, de vier waterschappen Groot Salland, Velt en Vecht, Reest en Wieden en Regge en Dinkel en maatschappelijke organisaties aan de ontwikkeling van het gebied Noordoost-Overijssel. Overijssel werkt gebiedsgericht. Het is de manier om doelgerichter en met meer betrokkenheid van alle partijen in het gebied tot concrete projecten te komen, die gericht zijn op de ontwikkeling van het landelijk gebied. De partijen die in het gebiedsgericht beleid voor Noordoost-Overijssel samenwerken - de provincie, de vier gemeenten en de waterschappen hebben een ontwikkelingsperspectief voor het gebied gemaakt. Dat perspectief is nodig om richting te geven aan de inzet van middelen en menskracht voor gezamenlijke gebiedsontwikkeling. Die inzet gebeurt overigens naast de al bestaande initiatieven van gemeenten, wate rschappen en provincie. Dit ontwikkelingsperspectief biedt een goede mogelijkheid om aan de slag te gaan. Soms nog niet direct - want er moeten nog wel wat concretere uitwerkingen gemaakt worden - maar de gemeenschappelijke doelen zijn duidelijk. Noordoost-Overijssel heeft nu een ontwikkelingsperspectief waaruit realiteitszin én ambitie spreekt. Ook is het gelukt om een perspectief te maken waarin de samenhang tussen de leefbaarheid, de economische doelen en de ruimtelijk inrichting goed naar voren komt. Dat is een bijzondere verdienste van Equivalent en HX, die het perspectief samen met ve rtegenwoordigers in het gebied hebben gemaakt. De basis voor de samenwerking is er, nu aan de slag. Piet Jansen, gedeputeerde Provincie Overijssel voorzitter Bestuurlijk GebiedsOverleg
4
hoofdstuk 1.
Inleiding
Het ontwikkelingsperspectief voor Noordoost-Overijssel beschrijft met welk doel en ambitie en op welke manier, de gemeenten Dalfsen, Staphorst, Ommen en Hardenberg, de Provincie Overijssel en de Waterschappen Velt en Vecht, Groot Salland, Regge en Dinkel en tenslotte Reest en Wieden, same nwerken in Noordoost-Overijssel, het grondgebied van de genoemde gemeenten.
sector onder druk staat, niet alleen vanwege markt- en milieubeleid, maar eveneens door de behoefte om het open landbouwgebied ook voor andere doelen te gebruiken. Die ontwikkeling gaat gemeentegrenzen over en keuzes moeten in gezamenlijkheid worden ingezet. De recreatieve basis in het gebied is sterk, maar is beperkt tot een paar ‘parels’ zoals de Reest en de Vecht-Regge. De vraag die we ons stellen in dit perspectief is, hoe we de kwaliteit van de sector kunnen versterken en de uitstraling naar de rest van het gebied mogelijk vergroten. Daarvoor is een gezamenlijke inzet van belang.
°
Waarom gebeurt dat; wat is het nut en de noodzaak voor samenwerking? Het provinciaal beleid wordt geregionaliseerd. Voor die aanpak heeft het provinciebestuur van Overijssel gekozen. Gemeente n en de andere partners in het kader van gebiedsgericht beleid, bepalen samen, voor hun gebied, wat de ambitie is en welke strategie daarbij past. Ze besluiten welke concrete activiteiten - programma’s en projecten - nodig zijn om de doelen te bereiken. Om daar een goede basis voor te hebben is een ontwikkelingsperspectief voor het gebied nodig. Dat is de directe aanleiding om een ontwikkelingsperspectief voor Noordoost-Overijssel te maken. Maar er is meer reden voor een ontwikkelingsperspectief dan alleen de vraag van de provincie. Uit de analyse van de gebiedsontwikkeling blijkt dat er op gebiedsniveau ook wel aanleiding is om gezamenlijk op te trekken en te komen tot het vaststellen van een gedeelde ambitie en strategie. Een paar aanleidingen: ° De sociale en de werkgelegenheidsbasis van de gemeenten in Noordoost-Overijssel komt in belangrijke mate met elkaar overeen. Gezamenlijk optrekken op strategische gebieden is wenselijk en het levert voordelen op, zoals we zullen zien. ° Noordoost-Overijssel ligt voor het grootste gedeelte buiten een zogenaamde Economische Hoofdstructuur; dat betekent dat extra gezamenlijke inzet nodig is om het gebied ‘op de kaart te zetten’. ° Noordoost-Overijssel is een sterk agrarisch gebied en moet dat ook blijven. Maar het is duidelijk dat de ontwikkeling in de agrarische
Kortom, naast de mogelijkheid om zaken gebiedsgericht aan te pakken, is er vooral ook een noodzaak om samen te werken aan het oplossen van de knelpunten van het gebied. Daarbij realiseren de bestuurders zich ook dat de samenstelling van het gebied niet de enig mogelijke is: de gemeenten hadden ook in andere verbanden kunnen samenwerken. Van de andere kant is men in Noordoost-Overijssel ook reëel genoeg te beseffen dat deze samenwerking in het verband van deze gemeenten een meerwaarde kan en zal hebben. Dat is de inzet en ambitie. Wat is de status van het ontwikkelingsperspectief? Het Ontwikkelingsperspectief geeft aan waar in de gezamenlijkheid door de partners aan gewerkt moet en kan worden. Het bepaalt de gezamenlijke agenda van het gebied. Kort gezegd: het ontwikkelingsperspectief gaat zover als de partners in het gebied gezamenlijk overeenkomen. Met andere woorden, het tast niet de autonomie aan van de gemeenten, van de provincie of van de waterschappen. Het geeft niet aan hoe het bestemmingsplan van een gemeente er op punten uit moet zien en het gaat in eerste instantie niet over de bepalingen van het streekplan heen. De partners in het gebiedsgericht werken houden ook ruimte om in andere verbanden samen te werken in het gebied - maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld in het geval van het gebiedsprogramma ‘Samen over de Reest’.
5
Inhoud en opzet van het ontwikkelingsperspectief Het ontwikkelingsperspectief Noordoost-Overijssel begint niet vanaf nul. Er zijn in de afgelopen jaren al een aantal gebiedsgerichte visies en pla nnen tot stand gekomen. Dat zijn bijvoorbeeld de gebiedsvisies voor het Vecht-Regge gebied in het kader van het WCL programma, de toekomstvisie voor de gemeente Hardenberg, de visie op het Reestdal ('Samen over de Reest'), (delen) van het deelplan reconstructie Salland. Er zijn echter ook een paar gebieden die tot nu toe minder uitgebreid zijn beschreven en waarvoor het perspectief niet is uitgewerkt. Het ontwikkelingsperspectief moet verder een integraal document zijn. Dat betekent dat er aandacht zal zijn voor de onderlinge afweging en samenhang van de fysiek-ruimtelijke, sociale en economische beleidste rreinen. Over het algemeen – en daarin is de situatie in NoordoostOverijssel niet anders dan elders in de Provincie – zijn de fysiekruimtelijke situatie en het perspectief uitvoerig beschreven en gedocumenteerd. Wat ontbreekt is een goed zicht op de sociale en de economische ontwikkeling en met name op de aangrijpingspunten ter versterking van die sociale en economische situatie in het landelijk gebied op een brede en integrale manier. Dat alles leidt ertoe dat bij het maken van het ontwikkelingsperspectie f de nadruk moet liggen op: komen tot een samenhangend perspectief: één visie voor het geheel, wel beseffend dat het kan gaan om deelgebieden; het invullen van de ontbrekende delen van het gebied, de witte vlekken; extra aandacht voor het sociale en economische ontwikkelingen. Bij de totstandkoming van het ontwikkelingsperspectief zijn op sommige punten maatschappelijke partijen betrokken geweest. Ook bij de uitwerking van de programmalijnen zullen maatschappelijke organisaties een belangrijke rol krijgen. Tenslotte hebben we het ontwikkelingsperspectief zo opgezet en uitgewerkt dat het een praktisch bruikbaar document is, dat gebruikt kan
worden als "onderlegger" voor het verkrijgen van financiële steun voor het gebied en dat moet dienen als een visitekaart voor het gebied. De opbouw van het rapport. Het ontwikkelingsperspectief is volgens een logische lijn opgebouwd. Allereerst is er een beknopte analyse van de sociale en economische situatie in het gebied (hoofdstuk 2). Daarna, in hoofdstuk 3, volg t een ‘geografische’, een fysiek ruimtelijke beschrijving van het gebied. Uit die analyses - sociaal, economisch en fysiek-ruimtelijk - en de beschrijving van het beleid van de verschillende deelnemende partners (hoofdstuk 4), worden de opgaven waar het gebied voor staat geformuleerd. In hoofdstuk 5, het schakelhoofdstuk, leidt dat tot een aantal uitgangspunten die de opstap zijn naar hoofdstuk 6, dat de voorstellen voor meer of minder concrete acties beschrijft. Bovendien worden die, voor zover mogelijk, in een kaart weergegeven en gekoppeld aan de ILG thema’s. Twee onderdelen worden als intermezzo’s opgenomen, namelijk een verdere uitwerking van de identiteit van het gebied en een stuk waarin het BGO haar inzet en aanpak beschrijft als een wezenlijk onderdeel van het ontwikkelingsperspectief. Verspreid in het rapport staan 6 portretten van bewoners en ondernemers uit het gebied. Er staat een samenvatting van in hoofdstuk 5. De portretten van mensen geven elk in het kort aan, waar bewoners in het gebied mee bezig zijn en hoe zij tegen het gebied aankijken. Belangrijk om te weten, want voor hen doen we het allemaal. Meer detaillering, met de cijfers en beleidsstukken, is in de bijlage opgenomen. Daarin ook een toelichting op de gebruikte begrippen en de belangrijkste afkortingen. In de tekst zijn die cursief weergegeven. Bijlage vier bevat een eerste aanzet tot uitwerking van de programmalijnen en thema’s die in hoofdstuk 6 worden benoemd. Tenslotte, dit is een lijvig rapport. Op basis van dit rapport is een korte, meer werkbare publicatie gemaakt. Met andere woorden, een ontwikkelingsperspectief-in-een-oogopslag.
6
Deel A. Analyse
7
Portret 1 Gemaakt door Lies Holstein, ruimtelijk vormgever, na een gesprek met de heer Slager, Balkbrug
8
hoofdstuk 2.
De mensen, leven, wonen en werken
Noordoost-Overijssel is een landelijk gebied in het noordoosten van de Provincie Overijssel. Het bestaat uit het grondgebied van de gemeenten Staphorst, Ommen, Dalfsen en Hardenberg. De bevolkingsdichtheid is Tabel 1.
laag; Hardenberg, de stad met een streekfunctie, is veruit de grootste kern, met ongeveer 17.500 inwoners. Met name in het oosten van het gebied ligt een groot aantal kleine ke rnen.
Inwoneraantallen van alle kernen in Noordoost-Overijssel (boven 1000 inwoners) (NB. vanwege het ontbreken van sommige gegevens verschillen de teldata iets van elkaar)
inwoners Gemeente Dalfsen (1 jan 2005)
inwoners Gemeente Hardenberg (1 jan 2004)
Dalfsen Nieuwleusen Lemelerveld
Balkbrug Bergentheim Bruchterveld De Krim Dedemsvaart Gramsbergen Hardenberg Kloosterhaar Lutten Schuinesloot Sibculo Slagharen
7.989 5.988 3.202
Overig 9.281 met de kernen Ankum, Oudleusen en Hoonhorst inwoners Gemeente Ommen (1 jan 2005) Ommen Beerzerveld Lemele
10.907 1.005 1.277
Overig 3.857 met de kernen Arriën, Beerze, Dalmsholte, Giethmen, Stegeren, Varsen, Vilsteren, Vinkenbuurt en Witharen inwoners Gemeente Staphorst (1 jan 2005) Staphorst 10.283 Rouveen 3.231 IJhorst 1.187 Punthorst 1.008
3.789 3.507 1.182 2.302 11.910 3.103 17.568 1.470 2.069 1.048 1.425 2.948
Overig 5.536 met de kernen Ane, Anerveen, Anevelde, Brucht, Collendoorn, Den Velde, Diffelen, Heemserveen, Holtheme, Holthone, Hoogenweg, Loozen, Mariënberg, Radewijk, Rheeze, Rheezerveen, Venebrugge
9
De mensen Volgens de cijfers uit de Sociale Atlas van de provincie Overijssel ( tabel bevolking en wonen) wonen in het gebied meer mannen dan vrouwen. Dat wijkt af van het beeld in Overijssel en Nederland als totaal. Nog opva llender is de gemiddeld veel jongere bevolking in het gebied dan elders in Overijssel. Dat geldt voor alle vier de gemeenten. Daarnaast is de mate van vergrijzing beduidend minder in de gemeenten Hardenberg en Staphorst dan in de twee andere gemeenten, die weer iets 'grijzer' zijn dan de rest van Overijssel en Nederland als totaal. In de cijfers over het geboorteoverschot zien we de bijzondere positie Tabel 2.
van Staphorst terug. In Hardenberg is de natuurlijke aanwas iets minder, maar nog steeds boven het provinciale gemiddelde. Tenslotte de grootte van de huishoudens in het gebied: ook hier is de gemiddelde grootte ruim boven het provinciale en zeker het landelijke gemiddelde, voor alle vier de gemeenten en speciaal voor Sta phorst. Deze ontwikkelingen samen leiden tot een sterke groei van de bevolking in Staphorst, met name vanwege natuurlijke aanwas. Een achterblijvende groei valt te constateren in Hardenberg. Ommen heeft een relatief groot migratiesaldo vergeleken met de andere gemeenten, maar een lage natuurlijke groei (vergrijzing); Dalfsen kent een hogere natuurlijke groei vanwege de hoge 'groene druk'.
Bevolking en wonen (bron: CBS en Sociale Atlas van Overijssel)
Hardenberg
Ommen
Staphorst
Totaal
Overijssel
Nederland
95-00 00-05 Bevolkingsdichtheid 2004 (inwoners/km2) Demografische druk 2004 Totaal Grijze druk Groene druk Niet-westerse allochtonen (% van totale bevolking (2004 Natuurlijke aanwas Geboorte 2003 Sterfte Geboorteoverschot (%) Vestiging/vertrek Immigratie 2003 Emigratie Migratieoverschot (%) Aantal huishoudens (2004) Huishoudgrootte in aantal personen (2004) Besteedbaar inkomen per inwoner (2000), in € Besteedbaar inkomen per huishouden (2000), in € Toename aantallen (%)
Dalfsen
Totaal aantal inwoners 2005 Man Vrouw
26.462 13.419 13.043 1,0 4,5 160 71,7 24,2 47,5 1,2 360 181 6,8 40 41 0,0 9.680 2,72
57.824 29.212 28.612 3,6 1,8 185 71,0 22,9 48,2 1,7 796 447 6,0 130 151 -0,4 21.125 2,71
17.023 8.564 8.459 0 2,0 94 69,7 25,9 43,8 1,6 188 162 1,5 120 43 4,5 6.376 2,62
15.714 8.045 7.669 4,5 3,2 117 83,9 20,2 63,7 0,8 276 101 11,2 16 9 0,4 4.911 3,18
117.023 59.240 57.783 2,5 2,1
1.109.250 553.985 555.265 2,6 2,9 332 65,9 23,1 42,9 6,8 14.857 9.900 4,5 5.615 4.365 1,1 453.519 2,41 15.300 26.500
16.292.353 8.058.928 8.233.425 2,9 2,7 481 62,3 22,5 39,8 10,3 200.297 141.936 3,6 104.514 68.885 2,2 7.052.458 2,28 16.300 24.800
15.325 27.200
10
De aard van de inwoners
Wonen en welzijn
Noordoost-Overijssel bestaat grofweg uit twee grote eenheden. De eigenschappen van deze eenheden hebben de aard van de inwoners gevormd. In het noorden van het gebied liggen de hoogveen en laagveen ontginningen; grote oppervlaktes ingericht voor akkerbouw en veehouderij. Ontgonnen door veenwerkers vanuit het noorden, vanuit het gebied zelf en vanuit Duitsland. Harde werkers, ruw, arm en initiatiefvol, op zichzelf aangewezen. De zuidelijke helft van het gebied bestaat uit zand, bos en heideontginningen. Met een andere, meer Saksische aard: verwender dan de veenwerkers in het noorden, met resten van feodaliteit. De agrarische bedrijven zijn kleiner, met essen en kampen. De markeorganisatie is een voorbeeld van gemeenschappelijkheid, een van de kenmerken van de zandgronden. Tussen deze twee grote eenheden lopen de verschillende kerkelijke orientaties: katholiek, protestant in verschillende stromingen, en nietgelovigen.
Uit de Sociale Atlas kan ve rder afgeleid worden, dat het percentage koopwoningen in het gebied hoger is dan het Overijsselse gemiddelde, met een hogere WOZ waarde. Dit is overigens een normaal beeld voor plattelandsgebieden. Uit gegevens van de regio IJssel-Vecht blijkt dat de gemeenten in Noordoost-Overijssel hoog tot betrekkelijk hoog scoren waar het gaat om de gemiddelde woningwaarde (tabel wonen en welzijn). Het voorzieningenniveau in het gebied is hoog. Het aantal bibliotheken per 10.000 inwoners lag in 2003 op 1.64, terwijl dat voor Overijssel als geheel op 0.87 lag. Datzelfde kan gezegd worden van het aantal dorpshuizen en buurtcentra: 1.73 voor Noordoost-Overijssel ten opzichte van 1.46 voor Overijssel. De verenigingsgraad in het gebied is eveneens hoog: de Sociale Atlas noemt voor het jaar 2003 een aantal van 807 ve renigingen in Noordoost-Overijssel.
Tabel 3. Wonen en welzijn (bron: Sociale Atlas van Overijssel, 2004)
NoordoostOverijssel
Provincie Overijssel
Gemiddelde woningbezetting (2001) % koopwoningen (2001) WOZ-waarde (2003) Aantal bibliotheken per 10.000 inwoners (2003) Aantal verenigingen per 1.000 inwoners (2003) Verdeling aantal vereMaatschappelijk nigingen per 10.000 Cultuur, sport, spel inwoners (%) Gezondheid Overig Aantal dorpshuizen, buurt- en wijkcentra etc per 10.000 inw (2003) Aantal meldingen van overlast per 1.000 inwoners (2001) Aantal meldingen vandalisme per 1.000 inwoners (2001)
2,8 75 149 1,64 7,0 33,1 45,6 11,5 9,8 1,73 7,1 7,0
2,5 58 133 0,87 6,3 38,4 43,2 10,6 8,1 1,46 13,9 9,3
Aantal verkeersongevallen per 1.000 inwoners (2001)
16,7
19,1
Nederland 2,4 51 0,30
Werken Tabel 4.
Economie, bedrijven en arbeid (bron: CBS)
Werkloosheidspercentage 2003 % sectorale verdeling
Banen naar grootteklasse (%) 2003
Vestigingen naar grootteklasse (%) 2003
Agrarisch Nijverheid Commercieel Niet-commercieel 1-9 10-99 >100 1-9 10-99 >100
NoordProvincie Nederland oostOverijssel Overijssel 4,7 7,7 8,0 13,5 5,7 4,0 30,5 26,4 20,7 37,7 41,3 48,5 18,3 26,6 26,8 25,2 20,0 22,3 46,4 38,8 36,7 28,4 41,2 41,0 83,0 82,5 85,9 16,0 16,9 12,8 1,0 1,6 1,3
Het gebied kent een betrekkelijk laag werkloosheidspercentage: 4,7%, vergeleken met Overijssel in het algemeen: 7,7%. Daarbij moeten we ons wel realiseren dat de grote ste den het gemiddelde van Overijssel door hun hoge werkloosheidspercentage in negatieve zin beïnvloeden. Het agrarische karakter van het gebied is in de cijfers terug te vinden: 13,5% van de werkgelegenheid (Overijssel 5,7%) vindt in deze sector plaats.
tabel 5. Economie, sectorverdeling bedrijvigheid 2004 (bron BIRO en CBS)
Dalfsen Vestigingen (aantal)
Primaire landbouw ( = boerderijen) Landbouwgerelateerde bedrijven Industrie Bouwnijverheid Handel Horeca Transport Commerciële dienstverlening Niet-commerciële dienstverlening Totaal
Hardenberg 1.570
abs 1359 276 1068 1224 1801 491 564 666 1469 8918
% 15 3 12 14 20 6 6 7 17 100
Ommen
2.930
abs 2077 282 4314 1810 4126 1032 863 1739 5991 22234
% 9 1 19 8 19 5 4 8 27 100
Staphorst 1.090
abs 965 157 2170 740 1384 915 147 434 1733 8645
% 11 2 24 9 16 11 2 5 20 100
12
1.115
abs 1081 123 1676 740 1219 359 313 424 504 6439
% 17 2 25 11 19 6 5 7 8 100
Staphorst en Hardenberg hebben een sterke positie als het gaat om industrie en de bouw. Over het geheel genomen blijven de comme rciële en niet-commerciële dienstverlening sterk achter bij de ontwikkelingen in Overijssel, respectievelijk Nederland. De overwegend kleine schaal van de bedrijven is ook een van de kenmerken van het economische beeld van het gebied. Hardenberg heeft als centrum gemeente, het grootste aantal bedrijfsvestigingen in het gebied (2.930), waarvan 22,7% detailhandel. De horecasector is relatief sterk vertegenwoordigd in de recreatiegemeente Ommen.
Ontwikkeling van de economie Tabel 6.
% verandering in het aantal arbeidsplaatsen, per gemeente en Overijssel over 95 – 00 en 00 – 04 (bron: CBS)
Dalfsen
Hardenberg
Ommen
Staphorst
Overijssel
Primaire landbouw (=boerderijen)
95-00
-1
-10
-21
-17
-4
00-04
-17
-14
-15
-21
-8
Landbouw en visserij (landbouwgerelateerde bedrijven) Industrie
95-00
39
9
112
16
59
00-04
8
28
-3
14
1
95-00
4
36
13
20
9
00-04
-12
-5
2
-10
-7
95-00
11
19
23
78
19
00-04
-6
30
27
31
-7
95-00
20
16
-3
13
22
00-04
19
21
7
1
5
95-00
16
23
0
13
29
00-04
-3
33
5
0
6
95-00
13
47
87
40
25
00-04
18
43
4
25
4
Commerciële Dienstverlening
95-00
82
91
3
54
52
00-04
-19
-12
1
14
3
Niet-commerciële dienstve rlening
95-00
40
0
16
17
17
00-04
19
38
10
13
16
totaal
95-00
19
00-04
3
Bouwnijverheid Handel Horeca Transport
In RATIO II (2005), de regiorapportage over het RPA gebied IJsselVecht, waaronder Noordoost-Overijssel valt, worden de randvoorwaarden voor economische dynamiek tegenstrijdig genoemd. Enerzijds de gunstige randvoorwaarden. • Er is een bovengemiddelde bedrijventerreinvoorraad • Er is een zich ontwikkelend bedrijvenbestand • Nieuwe trends in beheer van bedrijventerreinen zijn ook in deze regio gesignaleerd. Anderzijds de minder gunstige aspecten • De bedrijvendynamiek is relatief laag • Een aantal bestuurlijke voorwaarden lijken minder duidelijk aanwezig. • Het woon- en leefklimaat is niet voor iedere doelgroep even aantrekkelijk. • De meer ‘landelijke’ gebieden moeten ‘op de kaart’ gezet worden. Hoe heeft Noordoost-Overijssel zich over de laatste tien jaar economisch ontwikkeld? Uit tabel 6. blijkt het volgende voor de periode 1995-2000: ° De groei in alle sectoren en gemeenten is sterk geweest met uitzondering van de primaire landbouw, die in alle gemeenten is achteruitgegaan zowel in vestigingen als in aantal arbeidskrachten; overigens minder dan het Overijssel gemiddelde. ° De groei in de landbouwondersteunende bedrijven en werkgelegenheid - ook na 2000 - nog aanzienlijk. (NB. Omdat het om kleine aantallen bedrijven gaat kan de absolute toename snel tot een hoog percentage leiden) ° Sterke groeisectoren waren de commerciële dienstverlening, de recreatiesector, met name in Ommen en Staphorst. De bouw is sterk ontwikkeld in die periode in Staphorst. Industrie groeide sterk in Hardenberg.
13
De economische teruggang is ook in Noordoost-Overijssel zichtbaar uit de cijfers voor 2000-2004. Het lijkt er op dat het aantal arbeidsplaatsen over de gehele linie nog steeds toeneemt - hoewel bescheiden - meer dan dat in de rest van Overijssel het geval is. Dat geldt vooral voor Hardenberg. Er is wel een teruggang in het aantal arbeidsplaatsen in de commerciële dienstverlening. De primaire landbouw krimpt in alle gemeenten verder. Volgens de laatste gegevens van het CWI (kwartaalberichten CWI Oost Nederland ) zal de werkgelegenheid naar verwachting in de komende jaren weer toenemen. Dat geldt met name voor de niet-commerciële dienstverlening (onderwijs, zorg en welzijn) en vanaf 2006 voor industrie en handel. In het algemeen blijft de regio IJssel-Vecht echter iets achter bij de verwachte groei in Twente. De grootste groei in werkgelegenheid vindt verder plaats onder vrouwen. Landbouw Als we verder ingaan op de landbouw dan ontstaat het volgende beeld. Hoewel de landbouw dominant is als sector met betrekking tot het aantal bedrijfsvestigingen, is het belangrijk te zien dat met uitzondering van Tabel 7. een overzicht van de landbouw 2003 (bron: BIRO en CBS)
Agrarische bedrijven Aantal be0-24 drijven per 24-70 groottekla sse 70-100 NGE (%) > 100 Aantal NGE's In aantallen Akkerbouw NGE (%) Tuinbouw Graasdier Hokdier Combinatie
Dalfsen 642 42,5 24,3 16,8 16,4 40.228 0,4 14,8 69,8 10,3 4,7
Hardenberg, rond 40 % bestaat uit bedrijven tot 25 NGE. Dat zijn bedrijven die in normale gevallen geen inkomen kunnen leveren en aangemerkt moeten worden als hobbybedrijven. Zelfs de bedrijven tot 75 NGE, dat is 65 - 80 % van het totaal, zijn bedrijven die voor de toekomst te klein zijn om in normale omstandigheden een gezinsinkomen te bieden. In het totale gebied gaat het dus maar om ongeveer 30 % dat gerekend kan worden tot levensvatbare bedrijven. Dat percentage is in de rest van Overijssel iets gunstiger. In Hardenberg en Ommen en in iets minder mate in Dalfsen, is een redelijk aantal bedrijven boven de 100 NGE. Staphorst vormt een uitzondering: veel meer bedrijven in de categorie 25 - 70 NGE en veel minder in de groep >= 70 NGE. Akkerbouw en tuinbouw komen vooral voor in Dalfsen en Hardenberg. Graasdieren (met name melkveehouderij) is veruit de grootste sector in Staphorst. Intensieve veehouderij (hokdieren / combinatie) is sterk aanwezig in Hardenberg en Ommen (25-30%), en in mindere mate in Dalfsen. Een verder inzicht in de agrarische potentie wordt geleverd door een analyse, die gemaakt is om de haalbaarheid van de Agenda voor een Vitaal Platteland in Overijssel op agrarisch gebied te beoordelen. De studie gaat in op de kenmerken van het landelijk gebied in relatie tot de mogelijkheid voor duurzame agrarische ontwikkeling. Daarbij is een aantal kengetallen met elkaar in verband gebracht, met name de bedrijfsgrootte (in NGE)
Hardenberg 873 31,2 27,5 20,3 21,0 61.625 10,5 11,4 54,6 14,0 9,5
14
Ommen 419 39,1 25,1 16,0 19,8 24.526 2,5 2,7 66,3 16,5 12,0
Staphorst 512 40,8 40,4 11,7 7,1 21.295 1,0 3,1 91,7 1,5 2,7
Overijssel 10.228 39,1 26,8 16,9 17,2 598.421 2,8 9,3 69,7 10,5 7,6
Nederland 85.501 32,6 26,0 14,8 26,6 7.213.919 9,3 38,7 37,0 7,5 7,5
gerelateerd aan de grootte van de huiskavel per koe (bij melkveebedrijven), het aantal veldkavels en de grootte van de huiskavels. Er is een opname gemaakt van bedrijven >= 40 NGE, die als te klein beschouwd moeten worden voor de toekomstige ontwikkeling, en bedrijven >70 NGE, de ondergrens voor toekomstige ontwikkeling. Enkele voorlopige conclusies: Voor melkveebedrijven is de verkavelingstructuur ongunstig - dat wil zeggen een kleine huiskavel, totaal en per koe – in: ‘de Streek’ in Rouveen/Staphorst; ten westen/noordwesten van Nieuw leusen; het landgoederen gebied tussen Ommen en Dalfsen; rondom Mariënberg en ten oosten van Bruchterveld en, tenslotte, voor de melkveebedrijven in een strook over het Colenbrandersbos naar het noorden tot Slagharen. Voor akkerbouwbedrijven is de bedrijfsstructuur van de bedrijven minder geschikt - dat wil zeggen een groot aantal veldkavels per bedrijf - ten zuiden en zuidoosten van Dedemsvaart en in enkele meer verspreide gebieden. Een relatief gunstige bedrijfsstructuur voor akkerbouwbedrijven vinden we vooral in het noordoosten van het gebied. Over het geheel genomen is in grote delen van Noordoost-Overijssel het percentage bedrijven van >=70 NGE dat minder dan 60% van de bedrijfsoppervlakte in een huiskavel heeft liggen, op veel plaatsen erg laag. Overigens is de verkaveling een van de aspecten die van invloed is op een meer of minder gunstige bedrijfsstru ctuur. Tenslotte vermelden we een recente studie waarin KPMG in heel globale cijfers heeft berekend, wat de waarde is van natuur en landschap. Met andere woorden: wat leveren de natuur en het landschap op als we alle materiële en niet-materiële waarden daarvan kapitaliseren. Die opbrengt is groot – gezondheid, milieu, recreatie en toerisme – maar wordt nog groter “wanneer de plattelandseconomie – dit is de economie van het landelijk gebied, inclusief de landbouw – wordt afgezet tegen de economie van natuur en landschap. Dan is vooralsnog duidelijk dat de landbouw in Overijssel de drager is van het landschap. Voor het behoud van het landschap is, naast een extra inzet in de waardevolle gebieden, ook een sectorbrede investering in een zekere basiskwaliteit van de groene ruimte
zeker te overwegen, teneinde te voorkomen dat een tweedeling ontstaat in Overijssel voor wat betreft de kwaliteit van het landschap.” Recreatie en toerisme Voor een belangrijke sector als recreatie en toerisme is het vrij problematisch om veel gegevens te vinden die de stand van zaken en met name de ontwikkeling in deze sector aangeven. Met name gegevens per gemeente zijn niet direct voorhanden. Om toch enig zicht te kunnen krijgen in deze sector zijn cijfers van het gebiedsdeel “Vechtdal” in een tabel gezet, samen met dezelfde cijfers voor de provincie Overijssel en Nederland als geheel (tabel 9, p. 16). Tot het deelgebied “Vechtdal” behoren de gemeenten Staphorst, Dalfsen, Ommen en Hardenberg en tot het grondgebied van deze gemeenten strekt zich ook dit ontwikkelingsperspectief uit. Figuur 8. Banenontwikkeling Nederland (aantallen x 1000)
Bron: CWI Arbeidsmarktprognose 2005-2010
15
Uit de cijfers blijkt dat er vanaf 2002 steeds meer geld wordt besteed tijdens vakanties in het Vechtdal. Uit de tabel wordt eveneens duidelijk dat het aantal overnachtingen tijdens toeristische binnenlandse vakanties in het Vechtdalgebied in de periode 2002-2004 gestegen zijn, terwijl voor Overijssel en Nederland geldt dat het aantal overnachtingen tijdens toeristische binnenlandse vakanties in de periode 2002-2004 daalt. Dit impliceert dat het Vechtdalgebied belangrijker wordt als gebied waar Nederlanders op vakantie gaan (tenminste wanneer zij niet voor een vaka ntie in het buitenland kiezen). Ook het aantal toeristische binnenlandse vaka nties in het Vechtdal is gestegen vanaf 2002. Het jaar 2003 vormt een piek en dit kan verklaard worden door de extreem mooie z omer in dat jaar.
Het CWI geeft in haar landedlijke arbeidsmarktprognose 2005-2010 aan dat in de sector Toerisme en maatschappelijke organisaties het aantal banen relatief sterk toeneemt in de periode 2005 – 2006. Het aantal banen stijgt met gemiddeld 1,5 procent per jaar (met gemiddeld ongeveer 5.000 banen per jaar). Ook op middellange termijn zal deze groei zich voortzetten. In de sector Horeca en catering stijgt het aantal banen met name op de middellange termijn fors. In de periode 2007 - 2010 stijgt het aantal banen in deze sector met gemiddeld 5,5 procent per jaar (ongeveer 15 duizend banen gemiddeld per jaar). De gegevens van het CWI zijn landelijk.
Tabel 9. Cijfers m.b.t. recreatie en toerisme
Vechtdal 2002 Aantal toeristische binnenlandse vakanties x 1000
387
Overijssel 2003 460
2004 447
2002 1.149
Nederland 2003 1.330
2004 1.226
2002 13.725
2003 13.600
2004 13.542
Aantal overnachtingen tijdens toeristische vakanties x 1000
2.362
2.612
3.041
6.813
6.862
6.733
78.634
72.743
74.269
Totale bestedingen tijdens toeristische vakanties (euro’s x 1000)
53.949
57.295
66.443
195.962
205.223
180.768
2.573.948
2.296.879
2.261.178
Bestedingen p.p p.d. tijdens toeristische vakanties (euro's)
19,60
18,70
19,00
24,60
25,10
22,70
27,87
26,60
25,80
522
574
601
1.575
1.647
1.647
18.710
18.091
17.979
Alle binnenlandse vakanties x 1000 Aantal overnachtingen tijdens binnenlandse vakanties x 1000
3.264
3.511
4.132
10.030
9.560
9.591
108.090
100.319
101.350
Totale bestedingen tijdens binnenlandse vakanties (euro’s x 1000)
61.099
64.784
83.618
230.697
228.815
216.562
2.901.381
2.629.701
2.568.975
Bestedingen p.p p.d. tijdens binnenlandse vakanties (euro's)
16,10
15,90
17,70
16,10
20,40
19,30
22,88
22,20
25,8
Bron: ContinuVakantieOnderzoek 2003-2004 - oktober 2003-september 2004, CVO
16
Samenvatting en ontwikkelingsopgaven Noordoost-Overijssel heeft een groot landelijk gebied en, afgezien van Hardenberg en in mindere mate Dedemsvaart, Staphorst, Ommen en Dalfsen, geen grote kernen. Met name in het oosten van het gebied ligt een groot aantal kleine kernen en b uurten. Dat leidt ook tot een relatief hoog aantal voorzieningen en tevens tot een relatief hoge sociale betrokkenheid en organisatiegraad van de bevolking. Noordoost-Overijssel wijkt in demografisch opzicht af van de situatie in Overijssel. Jongere gezinnen, een minder vergrijzende bevolking, grotere huishoudens. Dalfsen en Ommen bieden een meer gemiddeld beeld. Ommen is de meest vergrijzende en ontgroenende gemeente in het gebied. Overigens moet ook in Noordoost-Overijssel, in overeenstemming met de rest van de provincie, rekening worden gehouden met tendensen als ve rgrijzing en ontgroening. Het landelijk gebied is op dit moment niet grijzer of minder groen dan de kernen. Noordoost-Overijssel kent een ‘veenmentaliteit’ en een ‘zandmentaliteit’; globaal een onderscheid tussen het noordelijke deel van het gebied en het zuidelijke deel. Het veen levert de mentaliteit van hard werken en initiatiefvol; we lossen het zelf wel op. De zandmentaliteit is afwachtender, makkelijker en meer gericht op samenwerken. Bedrijven in Noordoost-Overijssel zijn over het algemeen klein. Landbouw, industrie, bouw en horeca zijn relatief sterk vertegenwoordigd, dienstve rlening is veel minder aanwezig. Detailhandel is een relatief sterke sector in de centrumgemeente Hardenberg. In de vier gemeenten is landbouw een belangrijke sector, zeker in het aantal bedrijven maar ook in werkgelegenheid. De landbouwsector bestaat uit grotere bedrijven (akkerbouw en melkvee) in Hardenberg en Ommen (ook veel intensieve veehouderij); Staphorst heeft veel kleine (melkvee-) bedrijven. Het gebied bestaat in het noorden, zuidoosten en zuidwesten uit open landschappen, waar ruimte voor landbouw aanwezig is. Bij nadere analyse blijkt dat de bedrijfsstructuur zeker niet overal even gunstig is en dat overal ook (kleine) bedrijven met een ongunstige verkaveling voorkomen. De bedrijvigheid in het gebied is in de laatste vijf jaar vooruitgegaan, alleen wel minder sterk dan in de periode 1995-2000. Dat was ook zo in de rest van de provincie. Met uitzondering van de dienstverlening en de landbouw, groeit het aantal arbeidsplaatsen in de overige sectoren in Hardenberg nog relatief het sterkst. Wat zijn de opgaven die we uit de analyse kunnen afleiden? ° ° ° ° ° ° ° °
zet in op economische sectoren waarin innovatie tot extra groei kan leiden sectoren als bouw, transport en kleinschalige bedrijvigheid zijn belangrijk voor de (lokale) werkgelegenheid dienstverlening is geconcentreerd, maar biedt een groeimarkt maak gebruik van demografische eigenschappen: bouw voor jongeren (Staphorst) en voor ouderen (in het Vecht-Regge gebied) versterken van de recreatie-infrastructuur in het algemeen maak een regionale analyse van de sociale voorzieningenstructuur en stem die op elkaar af sociale cohesie, mantelzorg en vergrijzing vragen om een goede zorginfrastructuur de toekomst van de landbouw is een economische én sociale opgave
17
Portret 2 gemaakt door Karola Schröder na een gesprek met Dineke Hendrikx, Witharen
“Hier kuj mooi van je af kiek’n” Ruimte is er voldoende aan de Haar in Witharen, al generaties lang. Geen boer, maar een burger wilde Dineke Hendrikx zijn daarmee heeft ze nieuwe mogelijkheden gecreëerd. De wereld is groter dan Ommen en Witharen. Internationale contacten zijn er door te reizen en via de organisatie van het grote jaarlijkse Pony Indoor evenement in Balkbrug. Paarden zijn een ware passie van het hele gezin in Witharen. Ze klinkt niet van hier, maar voelt zich zeer betrokken bij de boeren en de burgers in het landelijk gebied. Voor de leefbaarheid is het goed dat er regels zijn, maar die moeten niet te strak, te knellend zijn. De creativiteit van mensen wordt dan lamgeslagen en dat is jammer. Het landelijk gebied hoort bij de boeren. Zij moeten niet door de burgers die hier komen wonen, aan banden worden gelegd. Verdraagzaamheid en respect, acceptatie van de minnen en genieten van het buiten zijn. Daar gaat het om! 18
Hoofdstuk 3.
Het gebied In dit hoofdstuk zullen we Noordoost-Overijssel in ruimtelijk-fysieke kenmerken en termen beschrijven. We doen dat heel globaal en in grote lijnen. Voor hen die meer willen weten verwijzen we naar de rapporten die in de literatuurlijst zijn opgenomen. In de beschrijving worden ook de belangrijkste beleidstrajecten in dat gebied aangegeven, voor zover die bekend zijn. We onderscheiden een aantal grotere eenheden in het gebied: A. Het open, grootschalige ontginningsgebied ten noorden van de Vecht B. Het Reestdal C. Het Vechtdal D. Het zuidoostelijk en zuidwestelijk (ontginnings)gebied
Het onderscheid in gebieden maken we op basis van de fysieke ondergrond, de ontwikkelingsgeschiedenis en de daarop gebaseerde kwaliteiten van deze gebieden. Door het maken van een verdere onderverdeling, bijvoorbeeld bij de beschrijving van de Vechtstreek, willen we niet suggereren dat het gebied niet als één geheel kan opereren.
19
A1.
Een stukje Kop van Overijssel: het voormalige laagveengebied bij Rouveen
Het voormalige laagveengebied bij Rouveen grenst aan de veenweidegebieden in Noordwest Overijssel. Het gebied is ontgonnen vanuit de hogere ruggen die van zuid naar noord door het landschap lopen en waarlangs vestiging plaats had van eerdere locaties van Staphorst. Vanaf die hogere plek is het laagveengebied aan weerszijden ontgonnen. De opstrekkende slagen in Staphorst en Rouveen werden in de lengte opgedeeld, wat uiteindelijk resulteerde in de kenmerkende smalle tot zeer smalle kavels. Dat beeld wordt nog versterkt door het achter elkaar plaatsen van de boerderijen langs de stegen, schuin of dwars op de Streek. Aan de uiterste westrand van het gebied ligt het natuurgebied de Olde Maten. In de rest van het gebied tot aan de bebouwing van Sta phorst/Rouveen vindt een landinrichting plaats. Er zijn enkele grote bedrijven vanuit de Streek naartoe verhuisd. A2.
Een gebied voor grootschalige landbouw? van Staphorst tot de N48 en Dalfsen
Dit is het gebied tussen de A 28 en de N 48. Dit deel van NoordoostOverijssel bestaat uit heideontginning eind 19 e en begin 20ste eeuw in het noorden (Westerhuizingerveld) en de hoogveenontginning die is begonnen na het graven van de Dedemsvaart vanaf het Zwarte Water. Dat gebeurde in het begin van de 19 e eeuw door particulieren (baron van Dedem). Verveners kwamen in latere tijden, toen de ontginning zich naar het oosten van Noordoost-Overijssel verplaatste, uit Drenthe en Groningen en zelfs uit Duitsland. De afgraving van de turf vond in het begin vrij ‘slordig’ plaats. Dat heeft geleid tot een minder efficiënte perceelstructuur n een slechte bodemstructuur (minder menging van de topgrond na a fgraving) dan later het geval was, meer naar het oosten. Het gebied bestaat nu uit grote percelen en open agrarische landschappen. In de directe omgeving van Nieuwleusen is de oorspronkelijke ve rkaveling nog zichtbaar. De landinrichting Nieuwleusen-Ruitenveen is op dit moment in uitvoering. Van belang voor de verdere ontwikkeling is de verbetering van de waterhuishouding. Op dit moment voert waterschap Groot Salland het plan Hoogtij(d) uit, waarin ruimte gemaakt moet worden voor wateropvang en minder snelle afvoer van water.
Met name in de landbouwgebieden richting Staphorst, is de verkavelingssituatie ongunstig. Er is behoefte aan het versterken van de agrarische structuur. In het gebied ontwikkelen zich bedrijventerreinen van forse omvang, zowel vanuit Staphorst, als vanuit Zwolle en Nieuwleusen. Het gebied levert een van de voorkeurslocaties voor de plaatsing van windmolens. Voor het Ommer deel van het gebied geldt het reco nstructieplan als uitgangspunt, waarin een groot deel van het gebied is benoemd als landbouwontwikkelingsgebied. Aan de oostelijke kant van het deelgebied ligt de Ommerschans, een cultuurhistorisch zeer bijzondere plek, een van de kerngebieden van de Maatschappij van Weldadigheid. Door dat gebied zal vanaf Balkbrug via Witharen een robuuste ecologische verbindingszone komen. A3.
Veenkoloniale allure: het voormalige hoogveengebied van Dedemsvaart tot aan de Krim
In 1860 is de aanleg van de Dedemsvaart gerealiseerd, evenals het kanalenstelsel dat daarvan is afgeleid, en worden de meer oostelijk gelegen hoogveencomplexen systematisch afgegraven en ontgonnen. Er komen grote en goede landbouwgronden beschikbaar, geschikt voor de productie van veenkoloniale landbouw: aardappels, graan en tegenwoordig meer en meer maïs. Bebouwing vindt plaats langs de vaarten en de wegen die de blokken ontsluiten: de kolonieweg, de zestiende vaart, het derde blok, etc. Doordat veel veenarbeiders en boeren van elders komen, met name vanuit het noorden, zijn in het gebied veel Groningse en veenkoloniale bouwstijlen herkenbaar. Doordat groepen arbeiders bijeen gaan wonen, verschillen de dorpen en buurten soms sterk van elkaar. Een voorbeeld daarvan is Slagharen, een katholieke enclave in een protestants gebied. Kenmerkend is verder de mentaliteit van handen-uit-demouwen, we-lossen-het-zelf-wel-op. Ondernemen zit de bewoners in het bloed: van der Most, Wehkamp en Bemboom komen uit deze streek. Het gebied geldt als een grootschalig landbouwgebied. Het Ommer deel is in de reconstructie aangewezen als landbouwontwikkelingsgebied, waar ruimte is voor inplaatsing van intensieve veehouderijbedrijven. Verspreid liggen er ook enkele gebieden die zich anders ontwikkelen. Vanuit Dedemsvaart naar het zuidoosten ligt het Colenbrandersbos in het open gebied: recreatie en natuurontwikkeling zijn daar belangrijk. Verder naar het oosten (voorbij de N343) liggen de essen en kampenlandschap-
pen van Collendoorn; die gaan daarna over in de eskomplexen langs de Vecht en delen van de Groote Scheere, waar plannen zijn voor het herstel van oude beeklopen en het versterken van cultuurhistorische waarden; om de economische basis van het landgoed te ve rsterken is de bouw van een negental woningen en het aanbrengen van recreatieve voorzieningen voorzien. Tenslotte wordt het open gebied nog doorsneden door de vloeivelden van de voormalige aardappelmeelfabrieken in de Krim, nu in beheer van SBB als natuurterrein. Het gehele gebied is voor een belangrijk deel het ‘witte’ gebied: het is minder uitgebreid beschreven dan de andere deelgebieden in NoordoostOverijssel en bovendien zijn er weinig concrete plannen voor toekomstige ontwikkeling. Hier ligt een opgave. B.
Een verborgen parel: Het gebied rond de Reest
De Reest is de waterstroom tussen Drente en Overijssel, die vorm heeft gegeven aan een bijzonder, nog betrekkelijk 'ongeschonden' landschap. Het stroomdal van de Reest bestaat uit het beekdal zelf en uit open weidegebieden, nu veelal beheersgebieden. Aan de randen van het beekdal liggen de erven, van oudsher vaak grote boerderijen. Die konden zich ontwikkelen op basis van de schapenteelt en later de melkveehouderij, en hadden de beschikking over de hooilanden langs de Reest. Bovendien waren er de esgronden op de hogere koppen en ruggen en, in het achte rland, de heidevelden die in de loop van de 19e eeuw zijn ontgonnen (Westerhuizingerveld). Meppel vormde de plaats waar de producten uit het gebied voor een groot deel werden verhandeld. En door de hoogveenactiviteiten nam ook de handel in het gebied toe. Het was een rijk gebied met landhuizen, grote erven en huizen. Veel hiervan is nog te e rvaren en te zien in de streek. Een deel van de woeste gronden is niet ontgonnen of is ingeplant met bos om verstuiving tegen te gaan en vormt nu de boswachterij Staphorst. Aan de randen zijn de grotere recreatiecomplexen gelegen. C1.
Het dal van de Vecht en de Regge bij Dalfsen en Ommen
landschappen hebben gevormd en uitgestrekte bosterreinen. Het levert een afwisseling op aan dichte bos- en natuurgebieden en meer open gebieden, waar boerderijen, landgoederen en kleine buurschappen liggen. In het gebied bij Dalfsen en Ommen bepalen landgoederen en bossen de kwaliteit. Denk aan landgoederen als bijvoorbeeld Ankum, Rechteren, Hessum, Vilsteren, Eerde, Den Aalshorst en nog veel andere. Een landgoed is een terrein dat zich kenmerkt door een verwevenheid van bos-, natuur- en agrarische gronden. In veel gevallen bevindt zich op een landgoed een of meerdere landhuizen met tuinen van allure en uitstraling. Ze kunnen worden onderscheiden in historische landgoederen, de NSW-landgoederen (NSW staat voor Natuurschoonwet) en de nieuwe landgoederen. Met name in dit gebied is sprake van een samenhangende landgoederenzone in het Vechtdal, vanaf De Horte ten westen van Dalfsen tot Beerze en Stegeren aan de oostgrens van de gemeente Ommen. In de rest van het gebied liggen de landgoederen meer geïsoleerd in het grootschalige agrarische productiegebied.Cultuurhistorische elementen zijn eveneens rijk vertegenwoordigd in het gebied. De Vecht is een sterk meanderende rivier. Op verschillende plaatsen zijn werken in voorbereiding of uitvoering, die zowel bijdragen aan de veiligheid van de rivier als aan het karakter van de Vecht als een halfnatuurlijke rivier. Het toestaan van erosieprocessen, het herontwikkelen van meanders, het natuurlijker maken van oevers en kades en de waternood-maatregelen zijn enkele van deze activiteiten. Van oudsher is de Vechtstreek een toeristisch gebied, vooral op het gebied van toeristisch kamperen. Opvallend daarbij is de vaak hoge kwaliteit van de recreatiebedrijven. Dalfsen, en vooral Ommen, hebben een centrumfunctie waar het gaat om recreatie en toerisme. De eerdere gebiedsuitwerkingen voor het deelgebied Ommen in het kader van het gebiedsperspectief voor het WCL gebied Vecht-Regge (waartoe ook Dalfsen behoort), is nu overgenomen in het reconstructieplan. De opgaven hebben vooral betrekking op de versterking van natuurwaarden in het gebied (het vinden van x ha nieuwe natuur), de verbetering van de waterhuishouding van de Vecht en haar stroomdal en de kwaliteitsverbetering van de verblijfsrecreatie. De aantrekkelijkheid van het gebied leidt op sommige plaatsen tot verkeersknelpunten en de omleiding van de N34 ten noorden van Ommen zal een belangrijk probleem oplossen
Het Vechtdal heeft bijzondere kwaliteiten die te maken hebben met de kernkwaliteiten van het gebied: twee fraaie rivieren die heel bijzondere
21
C2.
De Vechtstreek van Hardenberg en Gramsbergen
Het grootste verschil met de Vechtstreek rond Dalfsen en Ommen wordt gevormd door een groter aandeel open gebied en meer mogelijkheden voor landbouw, passend bij het gebied. Er zijn minder landgoederen. Overigens is recreatie en toerisme ook in dit gebied een sector van grote betekenis. Het landschap bestaat uit escomplexen en kampenlandschappen, waarin bossen, houtwallen en open delen elkaar afwisselen. Die liggen aan weerszijden van de Vecht. De bewoning is verspreid of geconcentreerd in veel kleine dorpen en buurten. Langs de Vecht liggen de n ederzettingen op de hogere delen rondom de es zoals in Diffelen en Rheeze, een beschermd dorpsgezicht. Cultuurhistorie is in dit gebied nauw verbonden met het landschap en bebouwing. Meer naar het noorden vormt het landgoed de Groote Scheere een belangrijke cultuurhistorische plaats. De Loozense Linie tussen Hardenberg en Gramsbergen geeft het belang van de Vecht als een verdedigingswerk aan. Een plek waar veel van de kenmerken van het gebied zichtbaar zijn, is de Haandrik. Daar buigt de Vecht af naar Duitsland. Daar komen afwatering en infrastructuur in verschillende vormen bij elkaar. Het Kanaal Almelo - Den Haandrik (met de voortzetting naar Coevorden) is een van de laatste delen van het eens uitgebreide vaarnetwerk in Overijssel. Het kruist op dat punt de Vecht, die als een meanderende stroom uit Duitsland komt. Om de watersituatie verder te beheersen ligt op enige afstand van de Vecht het afwateringskanaal, waarlangs Noordoost-Overijssel voor een deel afw atert. Bovendien gaan nog een spoorlijn en een weg (van beperkt belang) door het knooppunt. Het voeren van een goede waterhuishouding is ook in dit deel van de Vecht een belangrijke activiteit. De plannen van het waterschap Velt en Vecht zijn hierop g ericht.
D1
Een ander landbouwgebied van Hardenberg: het gebied ten zuidoosten van de Vecht
In de ontginningsgebieden ten zuidoosten van de Vecht is landbouw prominent aanwezig, evenals op de esgronden en de deels ontgonnen hoogveengebieden ten zuiden en oosten van de Vecht. Eigenlijk gaat het om twee delen. Tussen Gramsbergen en Hardenberg gaat het om landbouwgebieden, die deels op essen en kampen liggen, deels op heideontginningsgronden. Ze zijn losser verkaveld , met overwegend kleinere bedrijven. Een druk gebied, waarin veehouderij het belangrijkste is. Veel verspreide bewoning, veel kernen en buurtschappen. Mogelijkheden voor verdere grootschalige landbouwontwikkeling zijn op het eerste gezicht beperkt. In het zuiden, rondom Bergentheim, liggen de goed ontsloten, strak ve rkavelde hoogveenontginningen die aansluiten bij vergelijkbare gebieden in Twente. Akkerbouw is hier belangrijk. Er zijn enkele grotere zandafgravingen in het gebied. Voor het gebied zijn geen specifieke beleid splannen gemaakt. Dit gebied is in sociaal opzicht bijzonder: de ontginningsmentaliteit, eigenzinnigheid en afzonderlijke gemeenschappen zijn (nog) herkenbaar. D2.
Een stukje Salland: het gebied ten zuidwesten van de Vecht en ten westen van de Regge
Het gebied bestaat deels uit de heideontginningen en essen en kampenlandschappen. Zeker in het zuiden sluit het aan bij de dekzandlandschappen van Salland. Dichter naar de Vecht toe, richting Hoonhorst en Dalfsen, neemt de invloed van de rivier toe: dat betekent meer (relatief) reliëf en landbouw op de hogere delen en vlak langs de Vecht de overstromingvlaktes. Ten westen van Dalfsen worden die gebruikt voor oppervlaktewate rwinning. De uitwerking voor de vrijwillige kavelruil, RAK Dalmsholte (een ruilve rkaveling met een administratief karakter) is nu een planuitwerking in het kader van de reconstructie voor het Ommer deel en een planuitwerking voor dat deel dat bij de gemeente Dalfsen hoort. Het plan beoogt de s amenhang van functies (landbouw, natuur, water, recreatie) te regelen en de ruimte voor de landbouw in enkele gebieden veilig te ste llen.
In het gebied wordt ook het landinrichtingsplan Marshoek-Hoonhorst uitgevoerd. In Dalmsholte is de wateropgave belangrijk: probleem met vernatting én met verdroging en het vergroten van de berging van water door 'water nood'-maatregelen. Door het gebied loopt de beoogde robuuste ecologische verbinding Hattem-Ommen.
De ontwikkelingsopgaven De gebiedsopgaven die afgeleid kunnen worden van de beschrijvingen in dit hoofdstuk en die soms al in de bestaande plannen staan beschreven, zijn: De opgaven in de Reest (gebied B): ? Water: realiseren van veerkrachtige en duurzame watersystemen ? Landschap en cultuurhistorie; behouden en ontwikkelen van een landschappelijk aantrekkelijke inrichting met behoud van de karakteristieke aardkundige waarden en het cultureel erfgoed ? Landbouw: versterken van de landbouwkundige sector; als economische sector (werk en inkomen) en als drager van het cultuurlandschap en de open ruimte. ? Recreatie en toerisme: versterken en benutten van het toeristisch-recreatieve product passend binnen de kernkwaliteiten ? Natuur: duurzaam behoud en ontwikkelen van de PEHS en de ecologische verbindingszones. Wat is de opgave in de Vechtstreek (gebieden C1 en C2): ? Duurzame waterhuishouding: de half-natuurlijke Vecht ? Veiligheid en waterberging ? Toegankelijkheid van het gebied vergroten: voetveren, rivierarmen, fiets- en wandelpaden ? Een natuurlijker watersysteem: natuurlijker profielen, nevengeulen, erosie en sedimentatie, riviergebonden vegetatie, vergroten variatie; in het algemeen de natuurwaarden versterken ? Realiseren van een EHS ? R & T streeft naar meer kwaliteit, verbreden van seizoen en doelgroepen ? Landbouw ontwikkelen passend bij het gebied ? Versterken van de landgoederen in het gebied Wat is opgave in het overige gebied (gebieden A & D): ? Verbeteren bedrijfssituatie van de landbouw ? Veilig stellen van ontwikkelingsmogelijkheden grootschalige landbouw waar mogelijk ? Implementatie van reconstructieopgaven op fysiek-ruimtelijk, sociaal en economisch terrein ? Oplossingen vinden waar functies elkaar in de weg zitten: landbouw, wonen, natuur ? Andere functies in het gebied ontwikkelen daar waar de landbouw terugtreedt, zoals R&T ? Versterken natuurfuncties op specifieke plaatsen ? Aandacht voor leefbaarheid kleine ke rnen ? Cultuurhistorisch waardevolle gebieden beschermen; basis voor R&T versterking ? Watersysteem aanpassen aan nieuwe beleidslijnen ? Inpassen EHS waar nodig ? Verbindingen maken in noord-zuid richting door het gebied
Intermezzo: naar een gebiedsidentiteit Waarom willen we het hebben over de identiteit van het gebied? Een gedeelde gebiedsidentiteit vormt een visitekaartje voor het gebied. We merken dat zowel bewoners als bestuurders nadenken over wat ‘eigen is aan het gebied’. Inleiding Een gezamenlijk idee van de identiteit van het gebied beschrijft de belangrijkste karakteristieken van het gebied en vormt mede de basis voor een visie op de gewenste ontwikkeling Een gezamenlijk zicht op de gebiedsidentiteit verbindt mensen, die wonen en werken in het gebied en het besturen: het is de ‘canon’ voor een gebied: stilzwijgende afspraken over achtergrond, afkomst, voorkomen, gebruiken, verlangens en zelfs gedrag. Ten slotte: een gebiedsidentiteit kan gebruikt worden om een gebied te verkopen. In marketingtermen zijn het de unique selling points: de unieke en kenmerkende kwaliteiten van een gebied. Het zoeken naar de identiteit, de ziel van een gebied, is dus belangrijk. Laten we daarbij wel bedenken dat identiteit niet statisch is, maar zich voortdurend ontwikkelt op basis van wat bewoners doen en willen. Zowel de mensen zelf, als hun wensen veranderen en daarmee dat wat het gebied het gebied maakt. Wat is de gebiedsidentiteit van Noordoost-Overijssel? De eerste indruk is dat Noordoost-Overijssel als geheel geen eigen identiteit heeft. Wel zijn er deelgebieden met een kenmerkende identiteit. We noemen er een paar. Staphorst heeft de meest uitgesproken identiteit. Die komt tot uitdrukking in de karakteristieke woningen langs 'De Streek', de opstrekkende heerden, de klederdracht, de sterke sociale samenhang gebaseerd op een godsdienstige overtuiging en een mentaliteit van aanpakken en uitvoeren.
Van het Vechtdal is de identiteit gevarieerder. Die bestaat uit een combinatie van landschap, water & natuur, recreatief gebruik, landgoederen en bewoning in de kleine kernen in het gebied. Het is een kleinschalig gebied, waar ‘sjiek’ en ‘massa’ zich me ngen, waar de ‘zilveren generatie’ zich graag vestigt. De Reest ontleent haar identiteit, naast een karakteristiek beekdallandschap met de daarbij behorende kenmerken, ook aan een rijk agrarisch verleden, getuige de grote en fraaie boerderijgebouwen. Het grootste deel van Noordoost-Overijssel wordt gevormd door de recentere ontginningslandschappen. Het zijn de laagveenontginningen in het westen, de hoogveenontginningen meer naar het oosten en in het zuiden van het gebied; tenslotte de heideontginningen in verspreide delen van Noordoost-Overijssel, met name in relatie tot de Vecht en de Regge. Die gebieden worden gekenmerkt door openheid en strak georganiseerde patronen, met een bevolking die de mentaliteit van het harde werken in het veen en ontginning heeft meegenomen naar deze tijd: initiatiefvol, sterk in overleven en zelfredzaam. Het gebied vormt een tegenwicht voor de ‘romantische’ landschappen van Reest en Vecht. De overgebleven ontginningskanalen en de duidelijke agrarische kwaliteit benadrukken de basiskwaliteit van Noordoost-Overijssel als gebied waar g ewerkt wordt. Binnen deze grovere indeling zijn tal van deelidentiteiten van NoordoostOverijssel te herkennen, die gebaseerd zijn op buurtschappen, kleine kernen en de grotere kernen. Voorbeelden te over: De Krim waar het aardappel-verleden een basis vormt voor nieuwe initiatieven; Vilsteren als een landgoed-dorp met eigen kenmerken en een eigen ontwikkeling, De Ommerschans als beeld van de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied. Zo zijn er veel meer verbijzonderingen. Enkele identiteitsbouwstenen De gebiedsidentiteit kan bepaald worden op basis van twee grote co mplexen: aan de ene kant het zand in het zuiden en als ruggen in het landschap, met de Vecht als een belangrijk en vormgevend element, en aan
25
de andere kant de grote gebieden van de ontginningen, heide en veen. Het zand levert een wat minder 'energiek' landschap op, met een daarop gebaseerde leefomgeving. Op het veen heerst meer een pragmatische ondernemingszin, een grote mate van zelfredzaamheid en eigenwijsheid.
bij belangrijke woorden in de tekst. De tekst zelf is zorgvuldig opgemaakt en g ekalligrafeerd. De verdeling van tekst en versieringen over de pagina vormt een zorgvuldig geheel, maakt van elke bladzijde een zorgvuldige compositie.
Dan het grote verschil tussen de riviergebieden (Vecht-Regge en de Reest) en de open gebieden: het fraaie landschap gevormd door de rivieren van de Vecht-Regge - niet voor niets een van de 'waardevolle cultuurlandschappen' van Nederland – aan de andere kant de strakkere, open gebieden met mogelijkheden voor (grootschalige) landbouw. De gebiedsidentiteit wordt ook bepaald door de oriëntaties van de ve rschillende bewoners. Die verschilt sterk. In het zuiden, Ommen en Dalfsen, zijn de mensen op Zwolle en Salland gericht. Hardenberg is deels op Twente georiënteerd, deels op Zuidoost-Drenthe. De bewoners van Staphorst-Rouveen zijn evenzeer gericht op de Kop van Overijssel, als op Zuidwest-Drenthe. Dat kenmerkt de woon- en leefkwaliteit van het gebied: bewoners werken en consumeren (deels) buiten Noordoost-Overijssel, maar komen a ltijd weer terug. Het gebied is, tenslotte , te kenme rken in termen van relatieve rijkdom en armoede: de rijkere gebieden zijn overwegend te vinden in de Vechtstreek rond Dalfsen en Ommen, de landgoederen en de plaatsen waar de 'zilveren' generatie zich bij voorkeur vestigt. De rest van het gebied, waar ‘er harder aan getrokken moet worden’, laat de nuchtere mentaliteit van hard werken zien. Een gebiedsidentiteit Het is duidelijk: de gebiedsidentiteit van Noordoost-Overijssel is er één van vele facetten. Zou je dat in een beeld willen samenvatten, dan denken we aan het vo lgende: Noordoost-Overijssel als een bladzijde uit het Middeleeuwse getijdenboek: kleine miniatuurschilderijen als versieringen van de beginle tter of
Dat geeft de identiteit van NoordoostOverijssel weer: De onderscheidende d elen van het gebied, de WCL parels, de landgoederen, de Reest en de Vecht, de cultuurhistorisch bijzondere plaatsen, worden bijeen gehouden door een gebied dat misschien minder onderscheidend is, maar er wel degelijk toe doet. De versierde letters komen alleen goed tot hun recht als de tekst waar ze deel van uitmaken klopt, als de gehele bladzijde een goede compositie is. Noordoost-Overijssel bestaat juist door die combinatie van verschillende delen die samen het gebied bepalen - open en besloten, zakelijk en romantisch, hard werken en ontspannen. In ieder geval met een eigen gezicht.
26
Portret 3 gemaakt door Letitia van der Merwe, landschapsarchitecte, na een gesprek met de heer Bakker, een rentenier in Ommen
27
hoofdstuk 4.
Beleid en Ontwikkeling
In dit hoofdstuk beschrijven we welke maatschappelijke, economische en ruimtelijke beleidsopgaven er zijn voor Noordoost-Overijssel. Dat kan voortkomen uit van boven opgegeven beleid of van beleid dat door de partijen in het veld zelf geformuleerd is. Welke opgaven zijn er waarvoor de gemeenten en de andere partners in het gebied zich gesteld zien of die ze zichzelf hebben gesteld?
1.
Algemene bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen
Bestuurlijke processen zijn, kort samengevat, het gevolg van twee bewegingen die meer of minder met elkaar samenhangen: enerzijds de maatschappelijke ontwikkeling en anderzijds de politieke constellatie en ke uzes van dat moment. Paul Schnabel, directeur van het Sociaal-Cultureel Planbureau, vat de maatschappelijke ontwikkelingen waarmee we te maken hebben – en steeds meer te maken zullen krijgen – samen in een vijftal begrippen: individualisering, informatisering, informalisering, internationalisering en intensivering. Voorbeelden daarvan zijn de achteruitgang van cohesie en sociale bindingen, de groei van internetgebruik en globalisering met daartegenover de behoefte aan regionale binding en identiteit. Alles moet sneller, intensiever, actiever: hoe lang is het landelijk gebied nog dat g ebied waar men rust en ruimte vindt? Hoe reageert de politiek daarop? Schnabel geeft ook aan wat het betekent voor de overheid. Hij verwacht van de overheid dat die voldoet aan 4 r’s, namelijk: richting geven, ruimte bieden voor eigen beleid van lagere overheden en de maatschappij. Verder moet de overheid resultaten laten zien en, te nslotte, rekenschap afleggen van haar inzet.
Waar leidt dat toe? Decentralisatie van beleid onder de noemer van ‘centraal wat moet en decentraal wat kan’; vermindering van regelgeving en toename van de ‘marktwerking’; er is behoefte aan concrete actie. Het is dus tijd voor een ontwikkelingsperspectief dat tot concrete acties moet en zal leiden.
2.
Enkele beleidsnota’s van het rijk
Nota Ruimte De Nota Ruimte bevat de visie en doelstellingen van het rijk op de ruimtelijke ontwikke ling van Nederland. Het hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Vier doelen staan daarbij centraal: ° Versterking van de internationale co ncurrentie positie; ° Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; ° Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden; ° Borging van veiligheid. Nauw verbonden met deze nota is de Agenda voor een Vitaal Platteland, een same nhangende visie op de ontwikkelingen van het platteland. Deze agenda gaat uit van een integraal perspectief en richt zich op de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het platteland. In de AVP geeft het Rijk aan hoe zij veranderingsproces in de landbouw wil faciliteren. Daarnaast geeft het Rijk aan dat het platteland steeds belangrijker wordt voor andere functies: wonen, werken (buiten de landbouw) en genieten. Tevens is het platteland voorraadkamer voor natuur, biodiversiteit en water. Voor de beleidsuitvoering maakt het rijk meerjarige prestatieafspraken met de provincie. De rijksmiddelen hie rvoor worden gebundeld in het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Waterbeleid 21e eeuw/Europese Kaderrichtlijn Water Bij het Waterbeleid 21e Eeuw worden nieuwe inzichten in het beheer van de Nederlandse wateren geïmplementeerd. Dat past ook in de Europese Kaderrichtlijn Water. In het algemeen stapt men af van een verdere stapeling van technische maatregelen, met name verdergaande dijkverh oging en ve rgroting van de capaciteit van pompgemalen. Meer ruimte is
28
nodig voor een natuurlijker watersysteem: verruiming van het winterbed van rivieren, meer vasthouden van neerslagwater, herstel natuurlijke veerkracht. Accenten liggen op het anticiperen op de toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling, om daarmee de problemen van de toekomst voor te zijn. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat ruimte die straks voor waterberging nodig is, nu al voor dit doel gereserveerd moet worden. In Overijssel moeten de ko mende jaren maatregelen worden genomen voor ‘vasthouden’, ‘bergen’ en ‘afvoeren’ van water. In de provincie is dat aan de orde in de waterlopen van IJssel, Vecht en zijtakken, met inbegrip van de laaggelegen gebieden. Hierbij wordt ook gekeken naar innovatieve manieren om verschillende gebruiksfuncties te combineren zoals wonen, recreatie, landbouw, natuurontwikkeling en waterb eheer.
gebied, in die gebieden waar intensieve veehouderij voor grote fytosanitaire en milieuproblemen zorgde. In Noordoost-Overijssel valt het grondgebied van de gemeente Ommen en een deel van Dalfsen onder de we rking van de reconstructiewet. De reconstructie heeft een zoneringskaart opgeleverd, waar aangegeven is waar en in hoeverre er ruimte is voor bestaande en voor nieuw te vestigen intensieve veehouderijbedrijven. Die zonering is bepalend voor ve rdere gebiedsontwikkeling. De reconstructiewetgeving spreek zich ook uit over de sociale en economische ontwikkeling van het gebied en legt de nadruk op leefbaarheid en vitaliteit van het landelijk gebied. In het plan is sprake van de leefbaarheidsknoop: een samenhangend complex van problemen en oplossingen om de vitaliteit van het landelijk gebied te versterken.
Evenzeer belangrijk voor een ontwikkelingsperspectief is de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning. De WMO geeft gemeenten de ve rantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat iedereen actief kan deelnemen aan de samenleving. Allereerst wordt daarbij gedacht aan zorgvragers. Wanneer zij niet in staat zijn zelf zorg te organiseren via mante lzorg en vrijwilligers, kunnen zij een beroep doen op de gemeente, die de uitvoering van de AWBZ op zich neemt. Maar ook voor burgers in het a lgemeen geeft de WMO de gemeenten de verantwoordelijkheid om voor voldoende ondersteuning te zorgen. De huidige welzijnswet maakt o nderdeel uit van de WMO.
Het Streekplan 2000+ en de recente aanpassingen Het streekplan 2000+ zegt over Noordoost-Overijssel het volgende: Ten aanzien van Vecht Regge: het gebied heeft een hoge natuur- en cultuurhistorische waarde. De landbouw is verweven met natuur en landschap en haar beheerstaak zal moeten toenemen om het gebied te kunnen onderhouden en voor extra inkomen te zorgen. Om de kwaliteit van natuur en landschap, oa als onderdeel van een robuuste ecologische ve rbinding te versterken, zijn tenminste 1000 ha nieuwe natuur nodig in de Vechtstreek. In het kader van het WCL (Waardevol Cultuur Landschap) – en nu dus in het kader fan de reconstructie, resp. gebiedenbeleid - zijn die te verwerven hectares verdeeld over verschillende deelgebieden. Het streekplan legt verder de nadruk op de wateropgave: aandacht voor de waterhuishouding, veiligheid en beleving: de natuurlijke rivier. Aan recreatie en toerisme in het gebied wordt een belangrijke rol gegeven. Daarvoor is kwaliteitsverbetering van voorzieningen nodig en een a ctieve inzet op recreatief medegebruik van de groene ruimte.
3.
Provincie Overijssel
Inleiding De provincies krijgen van het rijk een duidelijke rol in ‘zorgen dat’ en ‘decentraal wat kan’. Overijssel heeft die verantwoordelijkheid vertaald in een regisseursrol en stimuleert o.a. via gebiedsgericht werken de samenwerking tussen partijen in het landelijk gebied. In tal van beleidsdocumenten klinkt die houding door. Van een aantal van die documenten geven we een beschrijving. Uitvoering van de reconstructie landelijk gebied Een majeure operatie in de afgelopen jaren is de vaststelling geweest van het reconstructieplan, gericht op nieuwe inrichting van het landelijk
Ten aanzien van Noordoost-Overijssel: Het streekplan wijst op het specifieke karakter van het gebied: een sterke groei van de bevolking, een jonge bevolking, een sterke positie in bouw en industrie. Maar verder een dunbevolkt gebied met enkele centra. Alleen Hardenberg heeft een regionale opgave. De landbouw in het gebied zou moeten worden versterkt met name in de nu akkerbouwgebieden; vergroten oppervlakte gras.
29
In het gebied moet ruimte zijn voor de ecologische verbindingen en ook wordt een verbinding tussen de recreatief sterke gebieden: de Reest en de Vecht. Waterwinning in het gebied is belangrijk en enkele locaties worden daarvoor aangewezen. In de recente aanpassing van het Streekplan met betrekking tot wonen wordt verruiming van regelgeving voorgesteld en de behoefte om meer op kwaliteit dan op kwantiteit de woningbouw te plannen. Verder komt er via regelingen als Rood voor Rood meer, ook financiële, ruimte om de kwaliteit van het landelijk gebied te versterken Gebiedsgerichte aanpak Noordoost-Overijssel is een van de gebieden in Overijssel waarin gebiedsgericht wordt gewerkt. De provinciale overheid werkt daarin met de vier gemeenten en het waterschap samen aan de ontwikkeling van het gebied. Gebiedsgericht werken is een uitdrukking van bestuurlijke vernieuwing: de overheid die dichter bij de burger staat, het beleid van de provincie dat aansluit bij de agenda's van de lagere overheden en die besluitvorming op sommige punten decentraliseert naar het gebied. Problemen en daarmee oplossingen in landelijke gebieden vragen om een integrale aanpak. De behoefte van mensen zijn zelden alleen gericht op één aspect van beleid. Gebiedsgericht werken neemt zowel de fysiekruimtelijke, als de sociale en economische ontwikkeling ter hand. De meeste kwaliteitsverbetering wordt bereikt als bewoners, organisaties, belangenvertegenwoordigers in staat worden gesteld om mee te denken en mee te doen bij het vaststellen en het uitvoeren van een op het gebied gericht beleid. Zij hebben met z'n allen uiteindelijk de meeste kennis van het gebied. Vaak is er erva ring met een dergelijke manier van werken. Gebiedsgericht werken is voor de provincie een mogelijkheid om uit te gaan van de werkelijke problemen van de burgers, hun instellingen en organisaties, de gemeenten en waterschappen. De principes van ontwikkelingsplanologie Ontwikkelingsplanologie is een nieuwe benadering voor het ordenen van de ruimte. Het uitgangspunt ervan is dat de ruimtelijke ordening gericht moet zijn op het ontwikkelen van een gebied, meer dan op het bepalen en in het slechtste geval beperken van de ontwikkelingsmogelijkheden van ondernemers en bewoners. Daarbij blijft het in sommige gevallen
overigens ook nodig dat de overheid bestemmend en bepalen bezig is: de ruimte is immers beperkt en functies kunnen elkaar in de weg zitten. In de ontwikkelingsplanologie gaat het om de volgende principes: ° gericht op uitvoering ° gericht op het mede-realiseren en mogelijk maken van concrete opgaven ° betrekken van maatschappelijke partijen, al in een vroegtijdig stadium: particulier initiatief is nodig om zaken gedaan te krijgen ° koppelen van voor- en nadeel, sterk en zwak, uitgaan van win-win ° het bereiken van een beduidend hogere ruimtelijke kwaliteit. Voorbeelden van deze benadering zijn integrale gebiedsontwikkelingen: het koppelen van winst en verlies, infrastructuur en woningbouw, natuurontwikkeling en water. Maar ook Rood voor Rood: bij bedrijfsbeëindiging ontva ngen boeren de mogelijkheid een woning te bouwen in ruil voor het afbreken van ontsierende stallen en schuren. Rood voor groen is een ander instrument. Kortom het gaat om denken in mogelijkheden meer dan in belemmeringen. Gebruik van de EU-structuurfondsen en het ILG Meer dan voorheen zal het Europees ontwikkelingsbeleid, waar het Investeringsbudget voor het Landelijk gebied (ILG) samenhang mee heeft, uitgaan van strategische thema's. Die bieden ontwikkelingskansen. De thema’s waar het in Europa in de toekomst om gaat, zijn de volgende: ? Kennis en innovatie bevorderen en daarmee werkgelegenheid ? Een veilige leefomgeving tot stand brengen (milieu en water) ? Internationale samenwerking bevorderen ? Sociale uitsluiting van kwetsbare groepen voorkomen ? (Potentiële) werknemers permanent scholen ? Een vitaal platteland realiseren De provincie is het politiek niveau waarop veel van de thema's van Brussel en De n Haag bijeen komen. Overijssel wil daarom een aantal keuzes maken, waar het gaat om investeringen in het landelijke en het stedelijke gebied en vanuit de internationale opgaven. In het landelijke gebied liggen de opgaven met name op de volgende te rreinen:
30
1. Een perspectiefvolle landbouw: zowel als voedselproducent, waar mogelijk, en anders als aanbieder van groene diensten. 2. Een verbreding van de plattelandseconomie, door een bredere inzet op nieuwe functies en het gebruik van bestaande middelen, waaro nder het gebruik van VAB's; R&T neemt een bijzondere positie in en kan veel bijdragen aan de vitaliteit van het landelijk gebied. 3. Behoud van ruimtelijke kwaliteit en het goede beheer van de open ruimte en het landschap: van elkaar scheiden wat moet en verweven wat kan: keuzes maken voor doorgroeigebieden en andere gebieden waar meer functies een plek moeten kunnen vinden. Er is dringend behoefte aan het financierbaar maken van groene en blauwe diensten. 4. Versterken van sociale vitaliteit en leefbaarheid: inzette n op het behoud van voorzieningen die nodig zijn vanwege demografische ontwikkeling en de samenstelling van de plattelandsbevolking in het algemeen; daarnaast is het belangrijk aandacht te besteden aan het vergroten van de sociale cohesie door nadruk op initiatieven vanuit de bewoners, LEADER-achtige aanpakken, etc. 5. Veerkracht vergroten van het watersysteem: een duurzamer, natuurlijker en veerkrachtiger watersysteem waar water opgevangen, geborgen en a fgevoerd kan worden zonder dat het leidt tot gevaar voor overstroming of a nderzijds verdroging. Tenslotte liggen er opgaven en uitdagingen in de sfeer van internationalisering. Die richten zich op het versterken van de grensoverschrijdende samenwerking, de deelname aan transnationale samenwerkingsverbanden (INTERREG (URBAL), Euregionale samenwerking) en de opgave om de overheidsorganisatie Europa-proof te maken. Naast deze inhoudelijke thema’s formuleert Overijssel een paar strategische uitgangspunten: ? de inhoudelijke thema’s zullen, meer dan eerder het geval is, prioritair zijn, ook voor de inzet van eigen provinciale middelen. ? de gebiedsgerichte aanpak levert de input voor een inbreng van o nderop. ? de provincie kiest voor een meer programmatische aanpak, meer dan het vastleggen per project.
?
4.
de administratie van de EU-fondsen (en eigen fondsen) wordt mogelijk voor een deel overgedragen aan derden, zodat de provincie zich met de inhoud kan bezighouden.
Waterschappen
In het gebied zijn vier waterschappen operationeel. Het overgrote deel van het gebied wordt beheerd door Waterschap Velt en Vecht en het Waterschap Groot Salland. Maar verder zijn er nog het Waterschap Reest en Wieden en, in een puntje van het gebied, het Waterschap Regge en Dinkel. Hoewel ze alle vier een eigen beleid hebben, komen de maatregelen die ze op dit moment en ook in de toekomst zullen uitvoeren, voor een groot deel overeen. Alle waterschappen streven naar het realiseren van een zogenaamd robuust wate rsysteem. Dat komt vooral neer op het creëren van extra ruimte voor water. In Noordoost-Overijssel betekent dat dat er voor water dubbel het huidige oppervlak nodig is, van 1% van het oppervlak naar 2 %. Dat gebeurt onder andere door het toepassen van WaterNOOD: watersysteemgericht NOrmeren, Ontwerpen en Dimensioneren. Het belangrijkste doel is het water langer vast te houden in het gebied en bij wateroverlast, het overtollige water niet ‘af te wentelen’ maar in het eigen systeem op te vangen. Naast het realiseren van robuuste watersystemen zijn de waterschappen druk bezig met de ecologische en chemische doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water ten aanzien van een ‘goed’ watersysteem. De Europese richtlijn moet uiterlijk in 2027 gerealiseerd zijn via waternood-ingrepen. Om dat te realiseren zullen de ingrepen zoveel mogelijk gekoppeld worden aan andere doelen, bijvoorbeeld aan natuurontwikkeling, landbouwversterking: werk met werk maken. Tenminste de helft van de maatregelen zullen door derden worden gefinancierd; in het reconstructiegebied (Ommen/Lemelerveld) zullen daarvoor de reconstructiegelden worden gebruikt. Waternood-inzet vindt op dit moment plaats in het gebied van Rouveen,Nieuwleusen en maakt daar deel uit van de landinrichting. Binnen de dijken van de belangrijkste rivieren in Noordoost-Overijssel, de Vecht en de Regge, is de doelste lling om op termijn te komen tot een half-natuurlijke rivier. Dat is een rivier die meer ruimte geeft aan natuur en recreatie. Het gebeurt door de rivier te ‘verlengen’ door meanders
31
waar mogelijk weer te verbinden, door oevers flauwer en toegankelijker te maken en door een meer natuurlijk peilbeheer te voeren. Uiteindelijk zouden de stuwen in de Vecht weggehaald kunnen worden. Dat alles is beschreven in de Vechtvisie die voor de betrokken waterschappen uitgangspunt is. Het is duidelijk dat dergelijke ontwikkelingen van grote invloed zijn op de agrarische mogelijkheden langs de Vecht. Naast het beheersen van de waterkwantiteit, via het zo lang mogelijk in het gebied houden van (gebiedseigen) water, is de waterkwaliteit van belang. Daarvoor zijn er in Noordoost-Overijssel een paar gebieden waar de waterkwaliteit voorop staat zoals het gebied van de Maten (ten westen van Rouveen/Staphorst), en uiteraard in de waterwingebieden zoals de Archemerberg en de Vechterweerd (klaar om oppervlaktewaterwinning mogelijk te maken). Een voorbeeld van het koppelen van functies, om zo de doelen van de waterschappen dichterbij te brengen, is de aanpak in Varsen waar het verplaatsen van een boerderij de kans biedt om samen met gemeente en Staatsbosbeheer, natuurontwikkeling, de aankoppeling van meanders mogelijk te maken en recreatieve ontsluiting van het gebied te verbeteren
5.
De gemeenten
Zonder uitputtend te zijn schetsen we een overzicht van de belangrijkste beleidstrajecten waar de gemeenten in het gebied mee bezig zijn. Hiermee wordt vanzelfsprekend niet een totaalbeeld van de betrokken gemeenten gegeven. Dalfsen Dalfsen is in 2001 ontstaan door het samenvoegen van de voormalige gemeenten Nieuwleusen en Dalfsen. Dat betekent dat veel aandacht in de beginperiode gericht was op het afstemmen van beleid op verschillende terreinen en nu op het actualiseren van het beleid. Op de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer werkt men op dit moment (startfase) aan een plattelandsvisie en aan de evaluatienota wonen. Dalfsen is, buiten de Vechtstreek, een overwegend agrarische gemeente. Men is zich sterk bewust van de kwetsbaarheid van de sector en het feit dat het gebied langzamerhand 'verburgert': steeds meer woningen in het
buitengebied hebben geen agrarische bestemming (meer) en dat heeft consequenties voor de ernaast gelegen agrarische bedrijven. De plattelandsvisie moet een duidelijk kader gaan bieden voor de toekomst. De gemeente zet in op het versterken van de werkgelegenheid. Die moet vooral komen van bedrijven in de beide kernen met een sterker dan gemiddeld bedrijfsprofiel, namelijk Nieuwleusen en Lemelerveld. In Dalfsen zelf is minder ruimte voor het versterken van de bedrijvigheid en ligt de nadruk meer op wonen-gerelateerde arbeid (detailhandel, recreatie en toerisme, dienstverlening). Oudleusen en Hoonhorst hebben vooral een woonfunctie. Eind 2005 zal een nieuw verkeers - en vervoersplan worden vastgesteld. In 2002 is het thans vigerende woningbouwbeleid vastgelegd. Daarin is de specifieke aandacht voor starters, senioren en andere achtergestelde groepen uitdrukkelijk geformuleerd. Passend in het provinciale beleid is als doe lstelling geformuleerd het voorzien in de eigen woningbehoefte. Recreatie&Toerisme is een belangrijke sector in Dalfsen. Dat heeft te maken met de waardevolle natuur en het bijzondere landschap bij de Vecht. Vanuit een analyse van potentiële doelgroepen kiest de gemeente voor een inzet op twee groepen, namelijk de actieve senioren (voor- en naseizoen, cultuur) en gezinnen met jonge kinderen. Dat betekent dat Dalfsen zich zal richten op de ontwikkeling van een recreatief product op basis van rust, ruimte en groen, waarbij de beleving van natuur, landschap en cultuurhistorie voorop staat. In de marge van de R&T beleidsnota worden nog opmerkingen gemaakt over het vinden van een R&T trekker in het noordelijke deel van de gemeenten bij Nieuwleusen. De vastgestelde kadernota Welzijn geeft prioriteit aan de volgende thema’s: jeugd, mensen in achterstandsituaties, vrijwilligerswerk en ouderenzorg. Op dit moment vindt in het licht van de WMO een heroriëntatie op het bestaande beleid plaats. Vraag is: Hoe kunnen we in de snel veranderende samenleving en rekening houdend met toekomstige ontwikkelingen, komen tot een beleid, gericht op bevordering van de zelfredzaamheid van de burgers, hun maatschappelijke participatie en de leefbaarheid van hun omgeving. Dit beleid heeft als uitgangspunt dat alle burgers, ook mensen met beperkingen en problemen aan de samenleving kunnen deelnemen. Hierbij is een gemeentelijke visie op o.a. de eigen verantwoordelijkheid van burgers - hoever reikt die verantwoordelijkheid - van belang. In ieder geval zal hierbij ook gekeken worden naar herij-
32
king van welzijnsbeleid, met nadrukkelijke aandacht voor de afstemming van wonen, welzijn en zorg. Dalfsen zet sterk in op het betrekken van de bevolking bij het werken aan leefbaarheid. Daarbij geldt dat de bevolking niet alleen haar wensen kan uiten, maar zo ook betrokken kan worden bij het realiseren ervan. Bevolkingsparticipatie in deze vorm gebeurde in eerste instantie op de schaal van een wijk (Vogelbuurt, Nieuwleusen), maar vindt nu plaats door het maken van dorpsplannen; pilot daarbij is Oudleusen. Vanuit de dorpskernen fungeren de Verenigingen van Plaatselijk Belang als klankbordgroep voor de gemeente op het gebied van leefbaarheid. De g emeente is verder wijkgericht georganiseerd. Ommen Ommen is de Groene Hanzestad aan de Vecht met een sterke recreatiesector. Van oudsher heeft de nadruk gelegen op kampeerterreinen en veel nadruk wordt in het beleid gelegd op de kwaliteit van de omgeving in relatie tot de R&T sector. Het recent vastgestelde Toeristisch recreatieve Beleids- en Actieplan van de gemeente beschrijft het karakter van de recreatiesector (met internationaal prijswinnende campings). Het geeft aan dat verdere versterking van de sector nodig is. Onder andere door meer ruimte, meer mogelijkheid voor dagrecreatieve activiteiten, een grotere variatie, maar ook door uitdrukkelijker te kiezen voor specifieke programma’s die verder projectmatig zijn uitgewerkt. De progra mma’s zijn: gastvrij Ommen, op en top Ommen (cultuur en kunst) en ‘beleef de natuur’. Een goede afstemming tussen de recreatiesector en de agro -toeristische sector is belangrijk; kamperen bij de boer is aan quota gebonden (maximaal 15 bedrijven). De relatie met het Duitse deel van het Vechtdal was eerder een belangrijk thema. Bij al deze activiteiten neemt Ommen het reconstructieplan, en de uitwerking die daarbij voor Ommen is gemaakt, als uitgangspunt voor haar beleid voor het buitengebied. Daarin heeft ook de planvorming in het kader van het gebiedsperspectief WCL Vecht-Regge en de deelgebieduitwerking Ommen, haar plaats gekregen. Bij de herziening van het b estemmingsplan buitengebied, waarvoor nu de uitgangspunten zijn geformuleerd, gaat men uit van een landschappelijke zonering en van de nieuwe inzichten als het gaat om toestaan van vervolgactiviteiten in VAB’s. Een van de gebieden waar nieuw beleid is gemaakt is Dalmsholte.
Daar zal een gebiedsplan worden gemaakt als uitwerking van het RAKplan . Voor Ommen betekent de zonering zoals overeengekomen in de reconstructieplannen, de mogelijkheid om intensieve veehouderijen in te plaatsen in het landbouwontwikkelingsgebied in Ommen; bedrijfsverplaatsingen te realiseren uit gebieden waar intensieve veehouderij geen doorgroeimogelijkheden heeft; en verder maatregelen te nemen die nodig zijn om de natuurlijke kwaliteiten van het gebied te versterken. De doelstellingen daarvoor zijn onder andere uitgewerkt in de deelgebiedsvisie Ommen (als onderdeel van het gebiedsperspectief) en het natuurgebiedsplan: ruimte voor water, voor nieuwe natuur en natuurontwikkeling via verschillende soorten beheerspakketten (ruime jas). Ten aanzien van leefbaarheid zijn ondertussen, in contact met de ve rschillende verenigingen voor lokaal belang, de aandachtspunten geïnventariseerd. Veel van deze punten hebben te maken met meer ruimte om te wonen met name voor jongeren. Waar het gaat om bedrijvigheid is de behoefte aan kleinschalige bedrijfslocaties in de kernen Lemele en Beerzerveld ook meegenomen in het bedrijvigheidsplan van de gemeente. Overigens is vraag om ruimte vooral geconcentreerd in Ommen. Ook daar gaat het om bescheiden aantallen ha (2.5 ha per jaar). Het project “De drieslag” zal voor een sterke impuls van de reeds aanwezige als wel de nieuwe te ontwikkelen bedrijvigheid zorgen. Een van de prioriteiten voor de komende jaren is de realisatie van een omleiding van de N34 door Ommen en het verder uitwerken van het plan voor een Veilig Vechtdal. Hardenberg Hardenberg heeft onlangs een toekomstvisie voor de gemeente opgesteld. Vanuit een aantal scenario’s – gekozen is voor het scenario Stevig (met een uitstapje naar Hecht, Open en Helder) - wordt nu verdere uitwerking gegeven aan een zevental opgaven. Dat zijn: realiseren van voorzieningen (gelaagde aanpak), wonen (ouderen en starters), aandacht voor kwetsbare groepen (zelfredzaamheid en vangnet), veiligheid en openbare ruimte, economie, groene ruimte, externe gerichtheid (vraag - en klantgericht werken, deelname bewoners aan processen en versterken positie in externe netwerken). De visie is tot stand gekomen door het betrekken van vele groepen en organisaties en burgers binnen de gemeente en de aanpak geldt als
33
geslaagd en verfrissend. De kern Hardenberg heeft in het Streekplan Overijssel 2000+ de status van een kern met een streekfunctie. Voor het centrum van de kern Hardenberg wordt nu een structuurplan opgesteld waarin wordt beschreven hoe de stad Hardenberg zich te komende 15 jaar zou moeten ontwikkelen. Dat gebeurt door extra woningbouw (1.700 woningen in vijf jaar) in het topsegment maar ook voor starters (met startersleningen), de versterking van de winkel-, horeca - & recreatie- en de cultuurfunctie. Men zet ook in op extra ruimte voor bedrijfsvestiging, verbeteren van de infrastructuur en de bereikbaarheid van Hardenberg uit verschillende richtingen en, tenslotte, op andere zaken die Hardenberg economisch een push geven. In het verlengde van de toekomstvisie staat nu de herziening van het bestemmingsplan buitengebied op de agenda. Daarbij gaat de gemeente uit van een ontwikkelingsplanologische benadering, met nadruk op ontwikkelingsgericht bestemmen. Bij het maken van een nieuw bestemmingsplan buitengebied wordt een differe ntiatie aangebracht tussen deelgebieden, elk met hun eigen kwaliteiten. Als onderdeel van het gehele proces zijn in het landelijk gebied de eerste gesprekken gevoerd. In dat kader passen de dorpsplannen die gemaakt zijn voor alle kleine kernen – en dat zijn er zeer veel – van de gemeente. Eén van de uitgangspunten die de gemeente hanteert ten aanzien van het werken aan leefbaarheid in het landelijk gebied, is het aanbrengen van een duidelijke ‘gelaagdheid’ tussen kernen, waardoor het mogelijk is keuzes te maken. Bijvoorbeeld over de vraag waaraan schaarse middelen te besteden: voor het realiseren van centrale voorzieningen of om ruimte voor bedrijvigheid toe te wijzen. In het bedrijvigheidsplan zijn de kernen Hardenberg, Dedemsvaart, Gramsbergen, Slagharen, Balkbrug en Bergentheim aangewezen als kernen waar uitbreiding van bedrijvigheid kan plaatsvinden op bedrijventerreinen. Hardenberg en Dedemsvaart vormen hierbij de belangrijkste kernen. De gemeente Hardenberg wil zich met name richten op ontwikkeling van de reeds in de gemeente aanwezige bedrijven. Ontwikkelingen worden zoveel mogelijk gefaciliteerd; op bedrijventerreinen, maar ook daarbuiten. De gemeente richt zich dus met name op de eigen bedrijvigheid. De aard van de ondernemers en werknemers in het gebied is daarvoor ook een duidelijk voordeel: hardwerkend, betrokken en ondernemend.
De aantrekkingskracht voor bedrijfsvestiging is de laatste jaren toegenomen. Dat geldt voor Hardenberg en Dedemsvaart. Hoewel de verbinding nog niet optimaal zijn, kan Hardenberg met Twente concurreren met locaties voor bedrijfsvestiging. Dat heeft ook te maken met het politiek-bestuurlijke klimaat. Ten aanzien van de ontwikkeling van de landbouw weet de gemeente dat het een aantal sterke landbouwgebieden heeft, waar landbouwontwikkeling mogelijk is. Van de andere kant is het ook duidelijk dat een verder onderscheid gemaakt moet worden tussen gebieden waar de landbouw nog steeds veruit de belangrijkste functie is en gebieden waar reeds veel verschillende functies naast elkaar voorkomen. De studies die in 2000 gedaan zijn door de WUR, leveren eenzelfde beeld: de belangenverschillen in het landelijk gebied zijn zeer groot, ook in een gemeente als Hardenberg waar landbouw zo prominent aanwezig is. De uitwerking van de deelgebiedsvisies, als verbijzondering van het gebiedsperspectief Vecht-Regge, beschrijft de wensen vanuit de verschillende sectoren ten aanzien van ruimte: landbouw, natuur, recreatie & toerisme en water claimen hectares voor het veiligstellen van hun belangen. Een bijzonder gebied is verder de Groote Scheere, met name vanwege het landschappelijke belang en de functie die het landgoed heeft in de waterhuishouding van het gebied. Tenslotte de grensligging van Hardenberg; die leidt in meerdere opzichten tot extra opgaven en mogelijkheden. Een bijzondere situatie is de laatste jaren ontstaan doordat Nederlanders zich vlak over de grens vestigden, omdat wonen in Duitsland aanzienlijk goedkoper is dan in Nederland. Totaal wonen er 22.000 Nederlanders in de grensregio in Duitsland. Daarvan zal een klein deel afkomstig zijn uit de gemeente Hardenberg. Nederlanders die over de grens wonen, maken meestal nog gebruik van voorzieningen in Nederland (onderwijs, zorg), maar integratie in de Duitse gemeenschap vindt meer en meer plaats. Staphorst Staphorst heeft een duidelijke identiteit, die in veel beleidsdocumenten en trajecten naar voren komt. De mensen in de gemeente Staphorst zijn hardwerkend, sociaal, christelijk en hebben veel voor elkaar over. Deze eigenheid is de basis voor een aantal beleidstraje cten van de gemeente, zowel op economisch, als op sociaal en ruimtelijk gebied.
34
Ten aanzien van het sociale beleid gaat de gemeente uit van het specifieke karakter van de drie kernen en haar bewoners. Arbeid en zorg voor elkaar zijn belangrijk. In het jeugdbeleid wordt een waardevolle toekomst, samen met de jeugd nagestreefd. Opvoeden en opgroeien is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van jeugd, ouders en samenleving. Op economisch terrein geeft de gemeente in haar bedrijvigheidsplan, en overigens ook in de meerjaren ontwikkelingsvisie, aan dat er behoefte is aan het verder uitbreiden van de bedrijventerreinen. Staphorst biedt vooral bedrijven uit de directe omgeving ruimte. Er is verder behoefte aan een bedrijfslocatie voor meer ambachtelijke bedrijven uit Staphorst en omgeving, een sector die past in het profiel van de gemeente. In de meerjaren ontwikkelingsvisie wordt verder ingegaan op de verkeerssituatie. Voor de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen zal het nodig zijn om nieuwe aansluitingen te realiseren op de A28. Ten aanzien van de landbouw spreekt uit de verschillende documenten zorg over de toekomst van de sector. Om agrariërs uit de Streek - de weg van Rouveen tot Staphorst waarlangs de bewoning en bedrijven zijn geconcentreerd - ruimte te geven, zijn een aantal daarvan uitgeplaatst
naar het ruilverkavelingsgebied ten westen en ten oosten van Rouveen. Ten oosten van Staphorst, de Staphorster Esch en het landbouwgebied rond Punthorst en het Westerhuizingerveld, is de behoefte aanwezig om tot versterking van de structuur van het gebied te komen. De structuur van het landschap moet daarbij duidelijk herkenbaar blijven. Dat geldt uiteraard nog sterker voor het bijzondere karakter van het slagenlandschap vanuit de Streek. Voor dat gebied en haar bebouwde omgeving is via een Belvedère -project een eerste uitwerkingsplan gemaakt. Landbouwversterking ten oosten van Staphorst zou moeten gebeuren door kavelruil met begele idende maatregelen. Voorlopig is de gemeente daarom terughoudend met het toestaan van nieuwe functies in vrijkomende gebouwen in die gebieden. Recreatie en toerisme vormt een sector waarvan het belang per deelgebeid verschilt. Het zwaartepunt voor recreatieve ontwikkeling ligt rondom IJhorst, waar een paar grote recreatiebedrijven liggen en waar de boswachterij Staphorst en de Reest concentratiegebieden zijn. Massatoerisme wordt niet nagestreefd en voor de rest van de gemeente is de behoefte aan een rustige vorm van toerisme van belang, met respect voor het eigene van het dorp.
35
Portret 4 Driekus Ardesch, een niet-agrarische ondernemer uit Kloosterhaar in gesprek met Gert Jan Jansen, ondernemer op Hof van Twello
De dag nadat Nederland de EU grondwet afwees. “Een keer had ik na jarenlang experimenteren een methode gevonden om volgens gangbare technieken geschoonde met asbest vervuilde grond nog beter te schonen. Uit 500 kg haal ik nog 120 kg vervuilde grond terwijl de rest absoluut schoon is. Mijn (houten) prototype voor een schoningsmachine werkte perfect. Toen ik met een Innovatiesubsidie de machine verder wilde ontw ikkelen bleek ik 500 meter buiten het subsidiabele gebied te vallen. Wij kwamen oorspronkelijk uit Lemelerveld maar werden daar gehinderd in de verdere ontwikkeling van ons bedrijf, door foutieve interpretaties van ambtenaren. Bij de Hoge Raad kregen we uiteindelijk gelijk, maar toen zaten we al in Kloosterhaar, mét alle vereiste vergunningen en in een goedgekeurd bestemmingsplan. We zitten net tegen het dorp aan, naast sportvelden, aan een doorgaande weg. Ons slopersbedrijf vervuilt niet, produceert geen overlast omdat er ter plekke niets verwerkt wordt maar er slechts opslag plaatsvindt en is netjes en ruim opgezet. Op verzoek van de gemeente is het hele bedrijf omgeven door een groensingel. Er werken 17 personen. Wij kennen geen problemen met de buurt maar voelen ons, integendeel, gewaardeerd om onze bijdrage aan de werkgelegenheid. Ons industriële bedrijf zou m.i. net zo goed midden in het landschap kunnen staan, tussen de weilanden. Op een gemiddelde boerderij zijn meer machinebewegingen en grotere gebouwen. Van oudsher zitten in dat gebied wél de loonwerkers, die momenteel overigens onze grootste concurrent zijn omdat ze een (landbouw)CAO hebben met 7,5 Euro per uur lagere loonkosten, op goedkope landbouwdiesel rijden en minder controles kennen. Overigens zal ik het altijd opnemen voor boeren die nieuwe activiteiten ontwikkelen. Ze moeten wel willen ze als ondernemers overleven. Zolang die activiteiten acceptabel zijn voor bijvoorbeeld de milieu- en hinderwet. Bezwaren komen ook meestal niet uit de streek of de buurt zelf maar worden in veel gevallen verwoord door nieuwe buitenlui, afstandelijke ambtenaren of verre overheden, geleerde studie- en adviesclubs. Ik ben blij met de huidige ontwikkeling in de politiek die nieuwkomers in het landelijk gebied verplicht zich aan te passen aan de bestaande praktijk, inclusief tijdelijke stank, geluid of lichtproductie. Nu er minder boeren zijn is het niet terecht hun invloed op het landelijk gebied te minimaliseren. Van oudsher is het hún gebied, zij gaven het vorm. Het was de overheid die het landschap eerst mathematisch opzette en nu, binnen één generatie, nog steeds geld blijkt te hebben om het landschap weer krom en romantisch te maken. Natuurlijk ben ik ook wel voor het herstel of nieuwe opzet van kerkepaden of andere recreatieve voorzieningen. Hoewel er in dit gebied m.i. al zat is op dit gebied. Alleen Ommen kent al 1.000.000 overnachtingen per jaar. Kennelijk hebben al die campingen, toch ook bedrijven, moeiteloos hún weg in het landschap mogen vinden. Als al die mensen nog meer gaan uitzwermen over het landschap kan dat problemen opleveren voor de bedrijfsvoering. De discussie erover is prima maar inwoners en bedrijfsmatig belanghebbenden moeten altijd het laatste woord hebben. Hoewel ik ook niet zo direct zie wat Noordoost-Overijssel nu met elkaar verbindt en onderscheidt, vind ik het op zich prima dat we proberen wat EU geld terug de regio in te krijgen. Maar dat zou m.i. moeten gebeuren op basis van initiatieven van onderaf, die er overal best wel zijn. Dáár moeten we naar op zoek i.p.v. het zoveelste grote project van bovenaf. Het gaat er om een klimaat te scheppen waarin alle inwoners, met nadruk op inwoners zich vrij voelen deel te nemen aan dat proces. Dat is vooral een kwestie van toonzetting en goed kijken.” 36
Deel B. Keuzes
37
Intermezzo: de taak van het Bestuurlijk Gebieds Overleg De provincie Overijssel heeft in het kader van het gebiedsgericht werken Bestuurlijke Gebieds Overleggen ingesteld. Voor Noordoost Overijssel hebben daarin vertegenwoordigers zitting van de gemeenten Staphorst, Ommen, Hardenberg en Dalfsen, van de provincie Overijssel, alsmede van het waterschap Velt en Vecht en van het waterschap Groot Salland. De gedeputeerde landelijk gebied zit het BGO voor. Het BGO wordt o ndersteund door een ambtelijk ‘aanjaagteam’, dat bestaat uit ambtenaren van de betrokken gemeenten, de waterschappen en de provincie. De voorzitter van dit aanjaagteam is een ambtenaar van de provincie, die tevens optreedt als secretaris van het BGO. De samenstelling van het BGO is vrijwel overal in Overijssel sterk fysiekruimtelijk en landbouw -georiënteerd. De ambtenaren, met name uit de gemeenten, hebben veelal eenzelfde achtergrond. In NoordoostOverijssel is dat ook zo. De rol van het BGO is coördinerend en gericht op het ontwikkelen van een aanpak voor het hele gebied. Daarmee kan ze zich ontwikkelen tot een regionaal bestuursoverleg, waarin nieuwe vormen van samenwerking ontstaan. Dat past in de landelijke trend van decentralisatie en sluit aan bij Europese gebiedsgerichte subsidiestromen. Tegelijk bestaat er bij gemeenten aarzeling om het BGO gewicht te geven, omdat daarmee de eigen autonomie in het geding lijkt te komen. Voor de ontwikkeling van een gebied als Noordoost-Overijssel zou het jammer zijn als het BGO zich daardoor zou beperken tot een vrijblijvend overlegorgaan. Noordoost-Overijssel is een gebied waarvan de samenhang zich nog moet vormen. Daar zijn volop kansen voor te vinden, zoals dit ontwikkelingsperspectief laat zien . Daarvoor moet het BGO zich ontwikkelen tot een platform waarin alle belangrijke thema’s van het gebied aan de orde kunnen komen. Dus zowel de fysiek-ruimtelijke, als de sociale en economische opgaven horen thuis op de agenda.
Hoe kunnen we dat realiseren? Het BGO zal die rol goed kunnen vervullen als het een geaccepteerde plaats heeft in het gebied, een ‘integrale’ oriëntatie heeft en een duidelijk mandaat. ° Allereerst moeten de betrokken overheden bereid zijn het BGO de rol te geven van regionale agendavo rmer. Dat betekent dat de relatie van de BGO-vertegenwoordigers met en in de verschillende besturen helder moet zijn. ° In de samenstelling van het BGO moet ook de breedheid van de regionale agenda terug te vinden zijn: ook welzijn en economie hoort in het BGO thuis, dienen in elk geval mede vorm te kunnen geven aan die age nda. ° Ten derde, het moet iedereen duidelijk zijn wat wel en wat niet tot de competentie van het BGO behoort. Het BGO pakt zaken op die noodzakelijkerwijze of efficiënter in het gebiedsverband gedaan kunnen worden; het gaat in elk geval om bovenlokale zaken waar een gezamenlijk gebiedsbelang (organisatorisch, inhoudelijk, methodisch) aan de orde is. Het BGO zal nooit de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke gemeente het waterschap of de provincie ove rnemen. Een cruciale rol speelt het aanjaagteam, de ambtelijke ondersteuning van het BGO. Daarin wordt de regionale agenda voorbereid en na vaststelling (deels) uitgevoerd. De opdracht van het aanjaagteam is niet eenvoudig. Enerzijds moeten bestaande plannen op elkaar worden afgestemd en zo mogelijk versneld uitgevoerd, anderzijds heeft het aanjaagteam de nadrukkelijke opdracht om projecten in het gebied van de grond te krijgen, te stimuleren en te voorzien van financiering. Zij kunnen aanspreekpunt zijn voor partijen en (groepen) bewoners uit het gebied. Zij moeten de eigen organisatie zover zien te krijgen dat voorgestelde projecten in de geëigende sector worden opgepakt en uitgevoerd. De leden van het aanjaagteam zijn vanuit hun eigen ambte lijke organisaties bijeen gezet in een nieuwe ambtelijke werkgroep, die niet eerder in het gebied heeft bestaan. Dat vraagt veel van de betrokken ambtenaren. Naast initiator, projectontwikkelaar en loket voor burgers, zijn zij aanjagers van hun eigen ambtelijke organisatie, ambassadeurs van gebiedsgericht werken, een
38
spin in het web van gebiedsgericht werken. Om die rollen te kunnen vervullen is helderheid over deze rollen van belang, evenals legitimering.
Dat alles leidt ertoe dat de overheden moeten blijven investeren in de kwaliteit van het bestuurlijke en ambtelijke apparaat in relatie tot het gebiedsgericht werken.
Tegelijkertijd zijn bewoners sterk aan de eigen woonplaats gehecht. Het eigen dorp, de eigen kern moet liefst van alle gemakken voorzien zijn. Zeker in Noordoost-Overijssel zijn identiteiten van dorpen soms heel verschillend en is bundeling of menging niet eenvoudig. Die veelheid aan identiteiten is een zwakte, maar ook een kracht. De rol van het BGO zou zo moeten zijn, dat de belemmeringen die daaruit ontstaan, zoveel mogelijk worden beperkt. Het is in het belang van het gebied, dat verbindingen tot stand worden gebracht tussen gebieden, tussen bewoners en hun identiteiten. Het BGO kan dat versterken, door zelf open te staan voor nieuwe ontwikkelingen, door nieuwsgierig te zijn naar wat bewoners beweegt en hen uit te nodigen tot gesprek en discussie. Wanneer het BGO zich kan ontwikkelen tot platform voor de regio, tot denktank van vernieuwing en versterking van het gebied, levert gebiedsgericht werken voor Noordoost-Overijssel een duidelijk perspectief.
Concrete uitvoering
Ambitie
Voor de bewoners in het gebied kan het BGO een belangrijke rol spelen, aanvullend op de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Er leven tal van wensen, plannen en ideeën bij (groepen) bewoners, zoals uit het succesvolle Leader+programma kan worden afgeleid. Het LEADER+ programma leert wel dat extra aandacht nodig is voor het betrekken van groepen en organisaties bij het verder brengen van ideeën en plannen. Procesgeld moet hiervoor beschikbaar zijn. Het BGO, en vooral het aanjaagteam, kan de rol van gids en makelaar vervullen, door bewoners naar hun plannen te vragen, te helpen onderbouwen en financieren. Daarbij is het belangrijk om verder te kijken dan de eigen gemeentegrens. Bewoners bewegen zich in het gebied, maken gebruik van de voorzieningen die voor hen bereikbaar/handig zijn en dat hoeven niet persé die uit de eigen gemeente te zijn. Ook voor werk en aankopen is Noordoost-Overijssel de actieradius, en regelmatig ook het gebied daarbuiten. Versterking van het gehele gebied is dan ook in het belang van alle inwoners. Accenten en afstemming tussen gemeenten past daarbij.
We zijn bij de formulering van het ontwikkelingsperspectief tal van mensen tegengekomen die trots zijn op het gebied, op hun dorp of kern, op hun bedrijf en nooit zouden willen verhuizen naar een andere plek. Maar ook uitingen van arrogantie, waarin het ene deel van het gebied ‘beter’ is dan het andere. We zijn negatieve energie tegengekomen, waarin het gebied alleen maar geschikt genoemd wordt om snel doorheen te rijden. Zo gewoon, dat je er toch niets mee kan.
Die werkwijze vraagt een niet-hiërarchische manier van denken en handelen. Ambtelijke leden van het aanjaagteam moeten een integraal advies kunnen afgeven. Stimulering, overleg, overtuigen en slimme koppelingen maken tussen verschillende beleidstrajecten leveren het meest op. Leden van het aanjaagteam moeten bovendien ook voldoende overzicht hebben van het brede beleidsveld van gebiedsgericht werken. Het gaat immers om het verbinden van ontwikkelingen in het gebied.
Om gebiedsgericht werken tot een succes te maken is ambitie nodig. Dat zou tot uitdrukking moeten komen in de projecten die straks opgepakt worden. Het vraagt in ieder geval om een zelfbewuste houding van bestuurders, ambtenaren en andere betrokkenen. Zelfbewustheid, een zekere tegendraadsheid, de overtuiging van de eigen-aardigheid en de kwaliteit van het gebied, zijn voorwaarden om de uitdaging aan te gaan. Om Noordoost-Overijssel te verkopen als een gebied waar goed gewoond en gewerkt kan worden, waar prachtige plekjes zijn om te bezoeken en te verblijven, en waar heel verschillende mensen wonen die samenwerken om verder te komen.
39
Portret 5 gemaakt door Loes ten Anscher, kunstenaar, na een gesprek met de familie Huisman, Staphorst
40
Hoofdstuk 5.
Uitgangspunten voor het ontwikkelingsperspectief
In dit hoofdstuk trekken we uit het voorgaande een aantal conclusies, die we van belang vinden voor de verdere bepaling va n de zwaartepunten, de programmalijnen die in het volgende hoofdstuk worden uitgewerkt. Bovendien benoemen we een aantal uitgangspunten. Hoofdstuk 5 is het schakelhoofdstuk, vanuit de analyse naar uitwerking in progra mma’s. 1.
Uitgaan van de mens: de verbindingen
In de onderstaande schets geven we aan dat de drie pijlers die in het provinciale beleid worden onderscheiden, onderling samenhangen en dat die drie samen de leefomgeving van de mensen in het gebied uitmaken. Voor bewoners, voor ondernemers en voor bezoekers moet het geheel kloppen: De leefomgeving is een aantrekkelijke, gezonde omgeving (fysiek), waar aangenaam en veilig gewoond (sociaal) en waar gewerkt en geld verdiend kan worden (economie). Dat alles moet duurzaam verankerd zijn.
sociaal economisch ecologisch leefomgeving mens
Bij de keuze van ontwikkelingsrichtingen en programma’s zouden we ons niet moeten laten verleiden om te kiezen voor één van de pijlers, maar om: § in de analyse, uit te gaan van samenhang en integraliteit; met andere woorden, wat is het probleem en waar moet in het zoeken naar oplossingen rekening mee gehouden worden;
§ §
in de uitvoering, waar mogelijk, integraal te werken en, waar dat nodig is, te kiezen voor een sectorale insteek; in de evaluatie, uit te gaan van integrale uitkomsten: dus, wat heeft de activiteit bijgedragen aan het verbeteren van de leefomgeving voor mensen, dus in sociaal, economisch en ruimtelijk opzicht?
Wat betekent dat in Noordoost-Overijssel? In sociaal opzicht kenmerkt het gebied zich door een jonge, groeiende bevolking. De aard van de bewoners is nuchter, hardwerkend, niet direct veranderingsgezind. De zelfredzaamheid is groot, onderlinge steun en opvang worden (nog) geregeld, er is een hoge verenigingsgraad. Daarmee hangt ook het hoge voorzieningenniveau in dorpen en kernen s amen. Economisch gezien vertaalt zich dat in een ‘economie van de handen’, een sterke nijverheid en bouwsector, veel midden- en kleinbedrijf, een nog sterke agrarische sector. De werkloosheid is relatief laag, de beroepsbevolking telt nog weinig vrouwen en is grote ndeels tot MBO-niveau gekwalificeerd. Noordoost-Overijssel valt buiten de economische hoofdstructuur en zal zich nadrukkelijk moeten profileren. Een goede voorraad bedrijventerreinen is daarbij een troef, de infrastructuur kan beter. Over de ruimtelijke kwaliteit, met name van Vecht en Regge en van de Reest, is veel bekend en uitgewerkt. De landgoederen, boscomplexen, het door de rivieren geschapen landschap van meanders, rivierduinen, doorbraken en de uiterwaarden maken van het gebied een aantrekkelijk recreatiegebied. Van het ‘witte’ gebied is minder bekend. Maar ook voor die gebieden is het niet mogelijk om over één homogeen gebied te spreken. Het gaat om veehouderij- en akkerbouwgebieden, om gebieden met een goede en minder goede verkaveling, om gebieden waar de ‘verburgering’ verder en minder ver is opgetreden, om deelgebieden die de openheid van het landschap doorbreken en een heel ander karakter hebben.
41
Voortdurend gaat het erom te blijven zien wat de sociale, economische en ‘ruimtelijke’ belangen zijn van de bewoners. Dat moet uitgangspunt zijn. Dat concluderen we ook uit de portretten die door middel van gespre kken met een zestal bewoners zijn gemaakt, door zes mensen die het gebied niet kenden (behalve één die er woont). Wat valt op en zouden we mee willen nemen in het ontwikkelingsperspectief? ° De betrokkenheid van mensen met het gebied is groot. Ieder van de geportretteerden vertelt enthousiast over het gebied waar hij of zij woont en werkt. Er is niets van terughoudendheid of schroom om te vertellen over het gewone en het bijzondere van het gebied. Elk gebied doet ertoe. ° Mensen praten over de omgeving en dan gaat het om het plezierig wonen, het contact met elkaar, over bijzondere plekken zoals de vistrap bij Junne, het Reestdal als een bijzonder gebied, de openheid bij Witharen. ° Het landelijk gebied is ‘los’, in beweging: ondernemers, mensen, bestuurders, iedereen is ermee bezig en voorlopig heeft niemand nog dé o plossing voor duurzame ontwikkeling. Ondernemers kijken naar de gemeente, boeren kijken naar burgers, burgers naar elkaar. ° Bewoners zien van alles op zich af komen: lokale, regionale en landelijke overheden, 'deskundigen', buitenlui, adviesclubs, etc. Waar hebben burgers zelf nog wat te vertellen? En als klap op de vuurpijl dan 'Europa'. ° Boeren zijn ook burgers. Ook bij hen gaat het om een leven samen met anderen, inzet voor de gemeenschap waar dat kan. Ook zij hebben behoefte aan contact: “nu er andere mensen in het gebied komen”, zei een boer, “is het plezierig om “niet alleen over koeien en kalveren te praten maar ook over koetjes en kalfjes”. ° Men is bezorgd over de toekomst van het gebied: “de landbouw haalt het niet meer in haar eentje, werkgelegenheid moet worden verbreed, anders ontstaan lege gebieden, zonder mensen, spookdorpen. Dat mag niet gebeuren”.
2.
Uitgaan van algemene beleidsopgaven en de praktijk van gemeenten
Het zoeken naar verbindingen, naar integraliteit, naar betrokkenheid, past ook in deze tijd. Het ontwikkelingsperspectief wordt geschreven op een moment waarop een duidelijke verandering in beleid waarneembaar is. Vanuit het rijk wordt ingezet op decentralisatie: ‘centraal wat moet, decentraal wat kan’. Resultaatgerichtheid en de opdracht om de regelgeving te beteugelen zijn de vertaling van de wens van burgers om serieus genomen te worden. De provincie vertaalt dit rijksbeleid door in de wijze waarop zij met beleid omgaat: gebiedsgericht werken en ontwikkelingsplanologie zijn beide gericht op nieuwe vormen van samenwerking, op het zoeken naar oplossingen voor problemen die verschillende aspecten in zich verenigen. De belangrijkste beleidsverandering is de groeiende aandacht voor het landelijk gebied. Zowel vanuit EU-beleid als op landelijk en provinciaal niveau is het versterken van de vitaliteit van het platteland een belangrijk agendapunt. Waarbij vitaliteit breed gedefinieerd wordt, als een sociale, economische én ruimtelijke kwaliteitsimpuls. Dit is een uitdaging aan overheden om te komen tot een regionale agenda, waarin voor meerdere jaren wordt aangegeven waar de versterking van de vitaliteit mee gere aliseerd kan worden. De belangrijkste voorwaarde om met die agenda aan de slag te gaan, is dat overheden zich realiseren dat zij dat niet alleen kunnen. Agendapunt één is het ontwikkelen van nieuwe vormen van samenwerking tussen de overheid, maatschappelijke organisaties en de bewoners in een gebied. Als we naar de gemeenten in Noordoost-Overijssel kijken dan blijkt dat die zich alle inzetten om hun gebied vorm te geven en de dagelijkse leefomgeving voor hun bewoners te verbeteren. Er liggen duidelijke mogelijkheden en kansen om daarin samen te werken binnen en tussen de gemeenten. Genoemd kunnen worden de ontwikkeling van plattelandsvisies en bestemmingsplannen voor het buitengebied, inclusief de ontwikkeling van de agrarische sector en het ‘verburgerlijken’ van het buite ngebied (het buitengebied wordt steeds minder bewoond door agrariërs en steeds meer door burgers); het versterken van de ruimtelijke kwaliteit: Belvedère, ruimte voor water, de versterking van de landgoederen in het gebied; sociale cohesie en burgerparticipatie, het uitwerken van schaal-
42
verschillen tussen dorpen en kernen, vasthouden van voorzieningen voor onderwijs, welzijn en zorg; het versterken van de lokale economie door het stimuleren van bedrijvigheid, recreatie en toerisme, verbeteren van de infrastructuur. Hardenberg heeft de ambitie om zich te ontwikkelen tot centrumgemeente, Ommen en in mindere mate Dalfsen richten zich op toeristische versterking en Staphorst gebruikt de duidelijke eigen identiteit voor ontwikkeling op zowel economisch als sociaal en ruimtelijk terrein. 3.
Uitgaan van de identiteit het gebied
Noordoost-Overijssel is bij uitstek een gebied waar gewerkt, gewoond en geleefd wordt door nuchtere, hardwerkende mensen. Er zijn parels aan te wijzen en er zijn problemen te benoemen. Daar moet aan gewerkt worden: ter bescherming, verbetering en versterking van dit gewone, vitale gebied. Ontwikkelingsplanologie kan daarvoor een passend instrument zijn, juist omdat het gericht is op uitvoering van concrete zaken. Particulier initiatief heeft dit gebied gemaakt, is verweven in de geschiedenis van het gebied – dat is de basis voor een succesvolle aanpak. Ook kent het gebied ook een stevig gevoel voor ambitie. Een aantal grote bedrijven hebben hier hun wortels (Wehkamp, Wavin, Wildkamp, Van der Most). Ook die ambitie is nodig om het ontwikkelingsperspectief vaart te geven. Dat is een belangrijk uitgangspunt voor beleid. Kenmerken van de identiteit Noordoost-Overijssel als een bladzijde uit het Middeleeuwse getijdenboek: kleine miniatuurschilderijen als versieringen van de beginle tter of bij belangrijke woorden in de tekst. De tekst zelf is zorgvuldig opgemaakt en gekalligrafeerd. De verdeling van tekst en versieringen over de pagina
vormt een zorgvuldig geheel, maakt van elke bladzijde een zorgvuldige compositie. Noordoost-Overijssel bestaat juist door die combinatie van verschillende delen die samen het gebied bepalen - open en besloten, zakelijk en romantisch, hard werken en ontspannen. In ieder geval met een eigen gezicht. De gebiedsidentiteit wordt ook bepaald door de oriëntaties van de ve rschillende bewoners. Die verschilt sterk. In het zuiden, Ommen en Dalfsen, zijn de mensen op Zwolle en Salland gericht. Hardenberg is deels op Twente georiënteerd, deels op Zuidoost-Drenthe. De bewoners van Staphorst-Rouveen zijn evenzeer gericht op de Kop van Overijssel, als op Zuidwest-Drenthe. Natuurlijk is het ook zo dat inwoners van het gebied intern georiënteerd zijn. Dat kenmerkt de woon- en leefkwaliteit van het gebied: bewoners werken en consumeren deels buiten Noordoost-Overijssel, maar komen a ltijd weer terug. Puntsgewijs kan de identiteit als volgt worden weergegeven: ° ° ° ° ° ° ° ° ° ° ° °
de open ontginningsgebieden als kern van het geheel meer kwaliteit aan de randen open voor samenwerking, onderling en met a nderen dwarsverbanden een eigen opstelling naar binnen en buiten: zelfbewust laat andere oriëntaties toe niet dichtgetimmerd met regels, ondernemend werken binnen bandbreedtes wonen en werken waar mogelijk verbinden geen vage visies maar programma’s en projecten waterstromen de Vecht als een stroom die verbindt
43
portret 6 gemaakt door Jacomien Voorhorst, journaliste Nieuwe Oogst, na een gesprek met Kemink, Schuinesloot
‘Ik heb 20.000 scharrelkippen. Dat was vijf jaar geleden nog een tamelijk groot bedrijf. Nu niet meer. Sinds de komst van de volièrestal kun je achttien scharrelkippen per vierkante meter houden. Ik heb er acht op hetzelfde oppervlak. Voor mijn gevoel ga je met de volièrestal weer richting legbatterij: zoveel mogelijk kippen in een stal. Voor mij hoeft dat niet. Economisch is het wel aantrekkelijk, dus het heeft de toekomst. Ik ben niet zo optimistisch over de legsector. Ik kijk met argusogen naar de Duitse verkiezingen. Winnen de christen-democraten, dan voorzie ik dat onze Oosterburen hun besluit om per 2006 de legbatterij te verbieden, terug gaan draaien. De Duitsers hebben dan geen behoefte aan onze duurdere scharreleieren, tenzij de prijs omlaag keldert. En daar zijn we ook niet bij gebaat. Ook over de andere agrarische sectoren ben ik niet zo positief, zeker niet in Schuinesloot. Er zijn hier nauwelijks grote bedrijven. Het is hier kleinschalig, met echte familiebedrijven. Door de slechte marktprijzen hebben veel agrarische bedrijven niet meer de financiële middelen om fors uit te breiden. De gemeente Hardenberg stelt in een toekomstvisie dat binnen enkele decennia tweederde van de agrarische bedrijven is verdwenen. Ik denk dat dat zo is. Er zijn weinig opvolgers. Mijn jongste zoon zit wel op de Agrarische Hogeschool maar weet nog niet of hij het bedrijf overneemt. En als hij het doet gaan de kippen weg en begint hij iets met bollen en vaste planten. We hebben 20 hectare grond die daar uitstekend geschikt voor is. Ik wacht wel af. Hij moet zijn eigen keuze maken. Ik ga zelf niet meer uitbreiden. Ik wil naast al die kippen ook men sen zien. Ik ben parttime beheerder van het Jeugdgebouw in Schuinesloot. Een soort Kulturhus. Alle verenigingen en organisaties maken gebruik van het gebouw. Ik ken bijna iedereen in het dorp. De terugloop in de boerenstand is niet best voor Schuinesloot. Ook in de regio is er minder werk. De Bonte Wever en het AZC zijn weg en de Wa vin heeft steeds minder mensen nodig. De gemeente Hardenberg probeert nieuwe industrie aan te trekken en dat moet ook want anders trekken de jonge mensen hier weg. Het zou een ramp zijn als Schuinesloot een spookdorp zou worden, zoals je ze boven in Groningen wel vindt. Een ramp, omdat het nu nog zo’n hecht dorp is met prettige, hardwerkende mensen. Jongeren bouwen vaak hun eigen huis. Men is hier bovendien niet te beroerd om ook voor de gemeenschap of voor anderen de handen uit de mouwen te steken. Ik ben voorzitter van het Plaatselijk Belang. Als er iets moet gebeuren bel ik bel tien mensen met de vraag om vrijwillig wat te doen. Ik krijg tien keer volmondig ja te horen. Er is een nieuw gedeelte aan de peuterspeelzaal gebouwd, enkel door vrijwilligers. Met oud en nieuw bakken en verkopen we met hele dorp 16.000 oliebollen. Da’s goed voor de saamhorigheid en we verdienen een paar duizend euro voor iets dat het dorp ten goede komt. Dit jaar hebben we alles overgemaakt aan een goed doel. Eensgezind vonden we dat op een andere plek het geld meer nodig was dan in Schuinesloot. Want uiteindelijk is het goed wonen hier. Rustig en veilig. Da’s elders wel anders.’
Deel C. Uitwerking
45
Hoofdstuk 6.
Programmalijnen
In dit hoofdstuk worden programmalijnen en thema’s benoemd. De input is geleverd vanuit de voorgaande hoofdstukken. De analyse en de keuzes zijn uitgewerkt in vijf brede en zoveel mogelijk integrale programmalijnen voor Noordoost Overijssel. Puntsgewijs geven wij thema’s en onderwerpen aan die in de volgende fase uitgewerkt kunnen worden. Voor een toelichting op deze thema’s verwijzen wij naar bijlage 4. Vervolgens presenteren we in onderdeel b. een kansenkaart. Het ontwikkelingsperspectief is beschrijvend van aard. Desalniettemin is het een uitdaging om sommige programmalijnen en ambities ‘op de kaart’ te zetten, zoals binnen de reconstructie gebeurd is met de streefbeeldenkaart. Maar laat duidelijk zijn, dat dit een globale kaart is. Het ontwikkelingsperspectief is geen stru ctuurvisie en wil dat ook niet zijn. Tenslotte hebben we in onderdeel c. de programmalijnen ook vertaald naar de thema’s zoals die genoemd zijn door de provincie, in de recente vastste lling van het kader voor integrale financiering van het gebiedsgericht werken. Per slot is dit ontwikkelingsperspectief ook bedoeld om geld naar het gebied te h alen. Nog een belangrijke opmerking vooraf: het is wenselijk om de progra mmalijnen - en uitwerkingen daarvan - het niveau van de afzonderlijke gemeenten te laten overstijgen. Ze zijn niet bedoeld ter vervanging van projecten van de gemeenten, waterschappen en provincie. Die hebben hun eigen dynamiek en uitvoeringspraktijk.
De Programmalijnen 1.
Gebruik maken van sociale eigenheid
In Noordoost-Overijssel leven mensen die gewend zijn de handen uit de mouwen te steken. De sociale samenhang is groot, er zijn veel verenigingen en het voorzieningen niveau is in verhouding tot andere gebieden in Overijssel nog hoog. Landelijke trends en ontwikkelingen op het gebied van Welzijn en Zorg zetten deze positieve eigenschappen ook in Noordoost-Overijssel onder druk. Trends zijn bijvoorbeeld individualisering, internationalisering en informatisering. Veel hoger opgeleide jongeren trekken weg naar gebieden waar werk, cultuur en overige voorzieningen zijn. Verschillende partijen geven aan dat kansrijke initiatieven worden gefrustreerd door ondoorzichtige en veranderlijke regelgeving. Noordoost Overijssel kan hierop inspelen door de vo lgende thema’s uit te werken: ° °
Denkers voor Noordoost-Overijssel Noordoost Overijssel laat zich voorstaan op bijzondere arbeidsambities en netwerkkracht. Men weet elkaar te vinden. Die kwaliteit wordt ingezet voor het vormen van een kennis - en ambassadeursnetwerk voor het gebied. Huisvesting
46
°
°
2.
De gemeenten werken waar nodig en nuttig samen om meer zicht te kunnen krijgen op het gebied van de volkshuisvesting, nieuwe trends etc. het gaat er om informatie uit te wisselen en van elkaar te leren. Voorzieningen Het voorzieningen niveau is momenteel nog hoog, maar ook in Noordoost-Overijssel is de verschraling merkbaar. Het voorzieningenniveau, zowel economisch als sociaal-maatschappelijk dient behouden en versterkt te worden en waar wenselijk en efficiënt werken gemeenten en/of derden samen om dit te bewerkstelligen. Mobiliteit van verschillende doelgroepen zoals bijvoorbeeld ouderen is hierbij ook van belang (komt eveneens terug in programmalijn 2). Zorg voor later In het kader van de WMO zal de sociale cohesie van groot belang blijven. Informele zorg is erg belangrijk. Binnen het verband van NoordoostOverijssel kan door gemeenten onderling worden samengewerkt wanneer nuttig en nodig. Hetzelfde geldt voor samenwerking met woon-, welzijnen zorgorganis aties. Versterken bedrijvigheid & werkgelegenheid
Noordoost Overijssel heeft een sterke maar ook kwetsbare economische positie. Sterk als het gaat om mentaliteit, onderlinge relaties en sterk in ambacht en kleinschalige nichemarkten. Maar kwetsbaar vanwege de relatieve ligging, de oververtegenwoordiging van niet-expanderende sectoren (landbouw) of conjunctuurgevoelige sectoren(de bouw) en de beperkte stedelijkheid van het gebied. De opgave is om - daar waar dat efficiënt is - in het kader van gebiedsgericht beleid samen zaken op te pakken die de economische basis kunnen versterken. Waar gaat het dan om? ° ° ° ° ° ° °
°
Onderneme nde Netwerken Gemeenten, bedrijven en ondernemers blijken elkaar wat te gunnen in Noordoost-Overijssel. Zet in op het versterken van ondernemersnetwerken en de relatie tussen ondernemers en gemeenten. Kwaliteit van arbeid en ondern emerschap Noordoost Overijssel is een MBO+ gebied; dat is gunstig en moet positief worden gewaardeerd. De ondernemende mentaliteit in Noordoost Overijssel is een bijzondere kwaliteit van het gebied. De overheid kan daarvan veel meer gebruik maken. Het versterken van bedrijvigheid in de landbouw, kortom: inzetten op het behoud van de landbouw als een economische drager in het buitengebied. Versterken van bedrijvigheid en werkgelegenheid in de sector van de recreatie en het toerisme. Vermarkten van streekproducten e n aandacht voor een merkbenadering van het Vecht- en Reestdal. Stimuleren van passende nieuwe economische activiteiten in het buitengebied. Versterken infrastructuur Gebiedsgerichte samenwerking is bij uitstek het instrument om de bereikbaarheid ván en ín het gebied te vergroten en de fysieke infrastructuur voor bedrijvigheid (ook ICT-infrastructuur), recreatie & toerisme en landbouw te versterken. Dat geldt voor de west-oost verbindingen, maar ook voor de zuid-noord ve rbindingen. Bereikbaarheid landelijk gebied
47
In het kader van gebiedsbeleid is aandacht nodig voor de mobiliteit binnen het gebied voor specifieke groepen, zoals toeristen, ouderen en jongeren in kernen en buurten. 3.
Benutten en inrichten van de ruimte
Noordoost Overijssel heeft vele ruimtelijke kwaliteiten. Naast de rivierdalen van Vecht, Regge en Reest, vormen de open laagveen-, hoogveen- en heideontginningsgebieden bijzondere landschappen om te werken, te wonen en te genieten. Tevens is het platteland voorraadkamer voor natuur biodiversiteit en water. Het is belangrijk de verschillende gebieden elk te waarderen en het zou in alle gevallen moeten gaan om het versterken van de basiskwaliteit en het benutten van de extra kwaliteit. Deze programmalijn kan de volgende thema’s uitwerken: ° °
° °
°
° °
°
Water, wonen en andere functies in de Vechtstreek: inzetten op ruimtelijke kwaliteit De grote kernen aan de Vecht, te weten Dalfsen, Ommen en Hardenberg ontwikkelen centrumplannen waar de rivier de Vecht bij betrokken wordt. Ruimtelijke kwaliteit, de combinatie met functies als natuur en recreatie en ‘het van elkaar leren’ zijn hierbij van belang. Versterken van recreatie, natuur en landschap: de robuuste verbinding van Ommen naar Balkbrug Een noord - zuid verbinding waar de versterking van recreatie aan kan worden gekoppeld, is de te realiseren robuuste verbinding van Ommen via Ommerschans naar Balkbrug en de Reest. Tevens is het van belang te kijken naar andere mogelijke verbindingen in Noordoost-Overijssel waar recreatie, natuur en landschap met elkaar verbonden kunnen worden en elkaar kunnen versterken. Het versterken van het recreatieve medegebruik of het vergroten van de toegankelijkheid van natuur en landschap Ontwikkeling van de landbouw Voor het hele gebied is een goed zicht nodig op de ontwikkeling van de landbouw. Het hanteren van een ontwikkelingsgerichte benadering waarbij het versterken van de landbouwstructuur belangrijk is, is een mogelijkheid. Te denken valt bijvoorbeeld aan nieuwe productontwikkeling en nieuwe technieken. Het Streekplan is in eerste instantie richtinggevend. Ruimtelijke uitgangspunten Dalfsen, Ommen en Hardenberg zijn op dit moment bezig met het opnieuw vaststellen van een visie op het landelijk gebied van de gemeente. Het ligt voor de hand om hierin nauwer samen te werken en na te gaan op welke punten bundeling van expertise en afstemming mogelijk en constructief is. Ruimte om te innoveren De kwaliteit van grote delen van Noordoost-Overijssel is de openheid. Er wordt gezocht naar nieuwe dragers voor deze open gebieden, naast de landbouwfunctie en als versterking daarvan. Biodiversiteit Dit thema wordt steeds belangrijker en verdient ook in Noordoost-Overijssel zeker de aandacht. Biodiversiteit kan omschreven worden als ‘de opte lsom van alle leven op aarde’. Biodiversiteit en de daarbij behorende verscheidenheid zijn de levensverzekering voor ons allemaal en daarom is het noodzakelijk om zoveel mogelijk te bewaren. Een veerkrachtig watersysteem: de Vecht / Regge, de Reest en het open gebied
48
De verdere ontwikkeling van een half-natuurlijke Vecht / Regge en Reest hebben veel aandacht en blijven belangrijke opgaven ook voor het BGO. 4.
Benutten schoonheid en eigenheid
Mensen die in het gebied wonen en werken, waarderen het gebied om wat het is. Elk (deel)gebied is uniek en doet ertoe, of het nu gaat om de veenkoloniale openheid, de beschermde dorpslandschappen of de waardevolle cultuurlandschappen langs de Vecht/Regge en de Reest. Voor sommige gebieden bestaan uitgewerkte plannen. Voor andere, het witte gebied, is dat nauwelijks het geval. De cultuurhistorie en de cultuurhistorische versterking, thema’s waar mensen zich over het algemeen gedreven voor inzetten, zullen als onderdeel van het ontwikkelingsperspectief opgepakt worden. ° °
°
°
5.
De ruimtelijke kwaliteit van het middengebied De open ontginningsgebieden hebben een eigen karakter met een eigen geschiedenis. In Noordoost Overijssel wordt gekozen voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. De verschillende overheden in het gebied moeten elkaar hierin vinden en elkaar versterken. Cultuurhistorisch samenwerken Er zijn veel cultuurhistorische parels in het gebied. Initiatieven die beogen deze parels te versterken en te verbeteren moeten worden ondersteund. Dit draagt bij aan het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het per thema of per gebied bijeenbrengen en verbinden van deze parels is hierbij een speerpunt. ‘Behoud door ontwikkeling’ van de gebouwde o mgeving de kwaliteit van de bebouwde omgeving is belangrijk, zoals het Belvedèregebied van Staphorst en Rouveen, de beschermde dorpsgezichten in het gebied en de bebouwing in het Vecht en Reestgebied. Er moet uitvoering worden gegeven aan versterking van deze kwaliteit van de bebouwde omgeving. Landgoederen Bij de doelstellingen van de landgoederen die het gebied kent en in ontwikkeling zijnde of nieuw te ontwikkelen landgoederen staat een goede samenhang tussen cultuurhistorie, landbouw, bosbouw, natuur en recreatie voorop. Wanneer dit op een goede wijze gebeurt, dan dragen de landgoederen binnen Noordoost-Overijssel bij aan een hoge ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit voor het gebied. Het is de opgave om tot goede functionele samenhangen te komen binnen de landgoederen, maar ook is het van belang dat de uitstraling van de landgoederen past bij het gebied waarin het zich bevindt. Zorgen dat het allemaal kan gebeuren en ook gebeurt
Gebiedsgericht beleid schept verplichtingen. Het is geen beleidsopvlieging. Een van de bestuurlijke opgaven van deze tijd is om een betrouwbare ove rheid te zijn, die met de bewoners en ondernemers de problemen van die bewoners en ondernemers aanpakt. Naast inhoudelijke thema’s formuleren we dan ook een progra mmalijn die gericht is op het mogelijk maken van gebiedsontwikkeling, het proces waaraan het BGO sturing geeft. Daarbij noemen we in ieder geval als belangrijke thema’s: °
Ontwikkelingsplanologie uitgewerkt
49
° ° ° °
Er wordt onderzocht of het mogelijk is ervaring op te doen met het systematisch inzetten van ontwikkelingsplanologie op een gebiedsniveau waar sprake is van een veelheid van verschillende ingrepen. Het BGO kiest en adviseert Het is zeker in de eerste fase van het proces belangrijk om na te gaan wat het BGO doet: het signaleert, vult de agenda; het geeft uitvoering aan de agenda. Inzetten op integratie van de drie pijlers In Noordoost-Overijssel is het ontwikkelingsperspectief gericht op het versterken van de leefomgeving van de mensen zelf. Dat betekent alle voorstellen van tevoren beoordelen op de sociale, economische en ruimtelijke implicaties. Lering trekken uit LEADER+ De erva ringen met het Leader+programma zijn positief, vooral met betrekking tot de samenwerking tussen verschillende gemeenten en mensen in het gebied. Het is belangrijk om elementen daarvan te vertalen voor een gebiedsgerichte benadering. Leergang gebiedsgericht werken Training en scholing van de betrokkenen bij gebiedsgericht werken gebeurt nog nauwelijks. Aandacht daarvoor is essentieel, zowel in de gemeenten als in de samenwerking tussen partijen in het gebied. 6.
Tot slot
In bijlage 4 worden de hier genoemde programmalijnen en thema’s verder uiteengezet. De inhoud van bijlage 4 zal gelden als een mogelijke aanzet voor het verder uitwerken van de programmalijnen. Bij deze uitwerkingen zullen naast ambtenaren van de verschillende deelnemende overheden ook maatschappelijke organisaties betro kken worden.
50
Toelichting bij de kansenkaart Op de kansenkaart zijn de belangrijkste, voor de ontwikkeling relevante aspecten weergegeven, die een ruimtelijke neerslag hebben en die een rol spelen bij de verder invulling van het ontwikkelingsperspectief. Een kaart suggereert altijd een grote mate van nauwkeurigheid. We willen die nauwkeurigheid op een paar punten nuanceren en de kaart verder toelichten. De kaart beslaat het grondgebied van Noordoost-Overijssel. Sommige legenda-onderdelen, zoals het programma ‘Samen over de Reest’, gelden ook voor gebieden buiten Noordoost-Overijssel. Het deel buiten Noordoost-Overijssel is echter niet ingetekend. De bestaande gebiedsprogramma’s en -uitwerkingen zijn aangegeven. Die blijven, in het kader van het gebiedsgericht werken, bepalend voor dat gebied en hebben vaak eigen financieringsconstructies. Overigens is, vanwege de overzichtelijkheid, het gebied waarvoor het reconstructieplan Intensieve Veehouderij geldt, niet ingetekend. Dat plan is geldig voor de gehele gemeente Ommen en een klein deel van de gemeente Dalfsen bij Lemelerveld (ten oosten van de N348). Ook deze reconstructieplannen blijven wel bepalend voor het ter zake doende gebied. De belangrijkste opmerking heeft betrekking op het ‘zoek-karakter’ van de volgende legenda-onderdelen: ° De discussie over het verloop van de Robuuste Ecologische Verbinding (Veluwe - Duitsland en Drenthe-Sallandse He uvelrug) wordt nog gevoerd. Het tracé is nog in discussie. Het tracé zoals dat op deze kaart staat is daarom alleen indicatief en is geen voorschot op welk besluit dan ook. ° Door het vermelden van open gebieden veehouderij, respectievelijk akkerbouw - die ruw zijn gemarkeerd - wordt aangegeven dat daar tevens eventuele zwaartepunten zijn voor een versterking van de landbouw, binnen de mogelijkheden en wenselijkheden die in het rapport zijn beschreven. ° De legenda-eenheid ‘versterken verbinding’ geeft mogelijke (zoek-)locaties voor de gewenste infrastructurele of groene verbindingen tussen het noorden van het gebied en het Vecht- en Reggedal; zie het ontwikkelingsperspectief. De verbinding van Balkbrug is niet identiek aan de Robuuste Verbinding maar is daar wel aan gekoppeld. De verbinding Dalfsen-Nieuwleusen is indicatief. ° De ‘toeristisch recreatieve zwaartepunten’ zijn niet identiek aan de plaatsen waar een Toeristisch Opstappunt (TOP) is; ze verwijzen niet naar een specifieke locatie (m.u.v. het Ponypark Slagharen en Lichtmis). Het is eerder een symbool voor een gebied waar R&T een belangrijke motor is voor ontwikkeling. ° Het ontwikkelingsperspectief noemt de versterking van de recreatie op een paar locaties. Die zijn als zodanig op de kaart gezet. Ook hier weer: het gaat niet om de precieze locatie maar eerder om een omgeving waar versterking wenselijk/kansrijk is, resp. Ommen-Balkbrug-Nieuwleusen en de Groote Scheere. ° Op de kansenkaart zijn historische landgoederen en landhuizen weergegeven. Hierbij gaat het meer om de grote lijn: in het gebied rond de Vecht zijn er vele landgoederen gelegen die het gebied een bepaalde uitstraling geven en die ook voor de toekomst kansen geven voor het gebied. De ligging van de landgoederen en landhuizen is min of meer indicatief.
51
52
De Programmalijnen getoetst aan het ILG en verder De programmalijnen getoetst aan de thema’s genoemd in de investeringsthema’s voor het landelijk gebied
x
x
x
x
x x
x x
van onderop / gebiedsgericht
x
internationalisering
zorgen dat het kan gebeuren
x
water
benutten van schoonheid en eigenheid
leefbaarheid en sociale kwaliteit
benutten en ve rfraaien van de ruimte
behoud van ruimtelijke kwaliteit
versterken bedrijvigheid
plattelandseconomie
landbouw
gebruik maken van sociale e igenheid
x x x x
x
x 53
Bijlagen
54
1. Personen en organisaties die in de loop van het proces een bijdrage hebben geleverd Bestuurlijke en ambtelijke afstemming ° Vier bijeenkomsten met het aanjaagteam gebiedsgericht werken, begeleiders van het onderzoek ° Afstemmingsoverleg met provinciale vertegenwoordigers aanjaagteam ° Gesprek met de leden van het BGO afzonderlijk ° Gesprek met colleges van B&W gemeenten Staphorst, Hardenberg, Ommen en Dalfsen, ° Gesprek met het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel ° Gesprek met vertegenwoordiger Dagelijks Bestuur van waterschap Groot Salland en met vertegenwoordigers van waterschap Velt en Vecht Startbijeenkomst (27 april 2005) ° ° mevr G. Laarman-Hemstede, B&W Dalfsen ° dhr G. Veldhuis, B&W Dalfsen ° mevr E von Wersch, Gemeente Dalfsen ° dhr G. Grobbe, Gemeente Dalfsen ° dhr H. Lammertsen, Gemeente Dalfsen ° dhr F. Zuijdweg, Gemeente Dalfsen ° dhr A. Pouwels, B&W Hardenberg ° dhr J.J. van de Giessen, Gemeente Hardenberg ° mevr L. Schopman, Gemeente Hardenberg ° dhr G. Pesman, Gemeente Hardenberg ° dhr G. Jansen, Gemeente Hardenberg ° dhr H. Kruidhof, B&W Staphorst ° dhr J.J. van den Berg, Gemeente Staphorst ° mevr D. de Jong, Gemeente Staphorst ° mevr M. Linthorst, Gemeente Ommen ° dhr E. Smit, Gemeente Ommen ° dhr M. Haan, Provincie Overijssel ° dhr D. Fuite, Provincie Overijssel ° dhr A Tonca, Provincie Overijssel ° dhr P. Cruys, RECRON
° ° ° ° °
mevr J.J.F. Biewenga-Lubbers, Leader+ mevr M. Hoenink, Bibliotheek Dalfsen dhr B. Buijs, Het Oversticht dhr B.W. Neevel, Stichting Stimuland Overijssel mevr E. Stoit, VVV Vechtdal, Ommen
Deelnemers aan de velddag, 25 mei ° dhr J. van der Giessen, Hardenberg, groene ruimte ° dhr M. Haan, Provincie ° dhr J. van den Berg, Staphorst, afdeling Bouwen en Wonen ° mevr E. von Wers ch, Dalfsen, afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer ° dhr D. Fuite, Provincie ° dhr J. Nijenhuis, Hardenberg, afdeling Bouwen en Milieu, progra mmaleider Groene Ruimte ° mevr M. Linthorst, Ommen, recreatie en toerisme afdeling RO ° mevr D. de Jong, Staphorst, afdeling Bouwen en Wonen ° dhr G. Jansen, Hardenberg, afdeling Ruimte en Economie ° dhr U. Lautenbach, Dalfsen, afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer ° dhr H. Reimerink Provincie ° dhr F. Kelkensberg, Hardenberg, afdeling Welzijn ° mevr L. Schopman, Hardenberg, afdeling Ruimte en Economie ° mevr F. Holtman, Ommen, afdeling RO ° dhr G. Zeelt, Dalfsen, afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling en P ubliek ° mevr E. Steen, Provincie ° dhr A. Tonca, Provincie ‘s Middags namen aan de discussie deel: ° dhr H. van Leusen, Agrarisch Jongeren contact ° dhr. Coster, LTO Noord Staphorst ° mevr A. Sterken, Ommer Marke ° mevr A. Cats, Leader + ° mevr H. Ietswaart, Waterschap Velt en Vecht
55
° ° °
dhr. Mos, Kamer van Koophandel dhr A. Rechterschot, directeur de Stuw mevr G. Tabor, Carinova
Bij de presentaties waren aanwezig: Provincie mevr. H. ten Grotenhuis, directeur Provincie dhr. R. Schuuring, Provincie GGW Hardenberg: dhr. A. Pouwels, wethouder dhr. D. Prinsse, wethouder dhr. A. van der Wilt, directie dhr. G. Pesman, hoofd afd. Ruimte en Economie dhr L. Zwart, medewerker Economische Zaken Staphorst dhr. J.D. Alssema, burgemeester Dhr. J. Smit, secretaris Dalfsen mevr G. Laarman-Hemstede, wethouder Ommen dhr. J. Mulder, gemeentesecretaris Bijeenkomst met vertegenwoordigers van maatschappelijke partijen (9 juni) mevr A. von Martels (B&B Vilsteren)
dhr E. Evers (bibliotheek Hardenberg) dhr D. Kremer (SMON) mevr M. Broekhuizen (dorpsraad IJhorst) dhr J. Meijring (Plaatselijk Belang Ankum) dhr B. Kamerman (Stimuland) dhr J. Eijlert (de Stuw) Identiteit en portretten dhr G.J. Jansen, ondernemer op Hof van Twello mevr K. Schröder, Bureau Schröder mevr L. Holstein, HX, ruimtelijke vormgeving mevr L. ten Anscher, beeldend kunstenaar mevr J. Voorhorst, journaliste mevr L. van der Merwe, landschapsarchitecte Andere contacten L. Roozenboom, ILG en EU financiering, M. van Vulpen, directeur KCO M. von Martels, LTO Noord, afdeling Dalfsen G. Lier, Hogeschool Saxion IJselland F. Hoeksema, Landstede Museum Staphorst
56
2.
Verklaring van termen
Allochtonen Beheersgebied
Beroepsbevolking
BIRO CBS EHS Groene druk Grijze druk ILG LEADER +
Personen van wie tenminste een ouder in het buitenland is geboren. Een terrein met een bepaalde natuurwaarde waarvoor een beheersvergoeding geldt als de beheerder het vastgestelde ‘beheerspakket’ toepast (zie ook ruime jas) Alle personen van 16-64 jaar die tenminste 12 uur per week werken (werkzame beroepsbevolking) en alle mensen 16-64 jaar die ten minste 12 uur per week willen werken, daarvoor direct beschikbaar zijn en bovendien actief zoeken naar werk (ongeacht of men staat ingeschreven bij een arbeidsbureau Bedrijven informatie en registratie Overijssel Centraal Bureau voor de Statistiek Ecologische hoofdstructuur; de gebieden moeten uiteindelijk één gebied vormen waarin fauna zonder hindernis kan migreren. Verhouding tussen het aantal personen van 019 en de personen in de zogenaamde ‘productieve leeftijdsgroep’ van 20-64 jr. Verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar of ouder en de personen in de zogenaamde ‘productieve leeftijdsgroep’ 20-64 jr. Investeringsbudget Landelijk gebied, het samengaan van verschillende op het landelijk gebied gerichte ondersteuningsprogramma’s. Ondersteuningsprogramma vanuit de Europese Unie, vooral gericht op vers terking van de sociale en economische dynamiek in het landelijk gebied waarbij betrokkenheid van maatschappelijke partijen en bewoners voorop staat. Noordoost-Overijssel vormt een van de drie LEADER-gebieden in Overijssel.
NGE
PPS
R&T RAK
RECRON Robuuste verbinding Ruime jas Stimuland Unique selling point VAB WaterNOOD WCL WMO
57
Nederlandse Grootte Eenheid, kengetal gebaseerd op de saldi per diersoort en per ha g ewas. De aanduiding geeft de economische o mvang van een agrarisch bedrijf binnen een bedrijf weer. Omgerekend naar NGE's kunnen verschillende typen landbouwbedrijven onderling worden vergeleken. Publiek private samenwerking: overheid en bedrijfsleven werken samen aan de realisatie van projecten etc, elk door de inbreng van eigen middelen Recreatie en toerisme Ruilverkaveling met een administratief kara kter: gericht op grondruil zonder de zwaardere inrichtingsingrepen die de landinrichting met zich meebrengt Federatie van Recreatieondernemers EHS van (inter)nationale betekenis Beschrijving van een gebiedscategorie waar gezocht zal worden naar ruimte voor het realiseren van een nader aan te duiden natuurpakket Organisatie (nog) ondersteund Provincie, gericht op plattelandsontwikkeling een uniek kenmerk van een gebied/product; dat kenmerkt wordt benadrukt bij de marketing van dat gebied/product Vrijkomende agrarische bebouwing watersysteemgericht NOrmeren, Ontwerpen en Dimensioneren. Waardevol cultuurlandschap; een gebiedsprogramma dat geldig was voor de Vecht-Regge Wet Maatschappelijke Ondersteuning: nieuwe wet waarin verschillende zorg- en welzijnsuitkeringen en -programma’s worden gedecentraliseerd naar de gemeenten
3.
Literatuur
Gemeente Dalfsen
Gemeente Hardenberg
°
°
° ° ° ° ° ° ° ° ° ° ° ° ° ° °
Bedrijvigheidsplan gemeente Dalfsen; Gemeente Dalfsen, november 2004 Beleidsnota wonen, 2002-2006, gemeente Dalfsen, dec. 2002 Cultuurnota gemeente Dalfsen, periode 2005 – 2007; ambtelijk concept, Gemeente Dalfsen, Afdeling Welzijn en Onderwijs, april 2005 De woningmarkt in Dalfsen, woningmarktonderzoek gemeente Dalfsen 2002 – 2006; dece mber 2002 Gezondheidsmonitor jongeren 12-24 jaar; GGD regio IIssel-Vecht, A. Baltissen, S. Borsboom, H. Langewen, M. Overgoor, september 2004 Gezondheidsprofiel regio IIssel-Vecht; GGD Regio IIssel-Vecht, november 2003 Kaders voor Ontwikkelingen en beheer en exploitatie(overdracht) sportaccomodaties; Gemeente Dalfsen, Afdeling Welzijn en Onderwijs, mei 2004 Lokaal gezondheidsbeleid, Kadernota 2001 – 2005; Gemeente Dalfsen, juni 2002 Nota Economisch Beleid Gemeente Dalfsen; Gemeente Dalfsen en Oranjewoud, P.Witzenburg, P.Kamps, november 2003 Opgroeien in Dalfsen, Jeugdbeleid van 0-24 jaar, Nota jeugdbeleid 2005 - 2008; concept, Gemeente Dalfsen, april 2005 Recreatie en Toerisme Gemeente Dalfsen, Beleidsplan 2002 – 2010; Gemeente Dalfsen en vandertuuk Beesterzwaag, juni 2002 RO beleid 2003 School lokaal, Lokaal onderwijsbeleid voor de gemeente Dalfsen 2005-2008 Dalfsen Stroomopwaarts! Missie en toekomstvisie van een nieuwe gemeente; augustus 2002 Toekomstvisie Dalfsen en Nieuwleusen; Kolpron Consultants / Vollmer & partners, september 1997 Welzijn 2002 – 2005, Kadernota; Gemeente Dalfsen, mei 2002
° ° ° ° ° ° °
Basisrapport Biodiversiteit Hardenberg; Gemeente Hardenberg en De Koppel Natuuractiviteitence ntrum Hardenberg, juni 2004 Beleidsopties voor het Hardenbergse platteland, een studie naar de ontwikkelingen van de gemeente Hardenberg; Leerstoel Rurale Sociologie, Wageningen Universiteit, Wageningen, november 2000 Bestemmingsplan Buitengebied, toelichting; Gemeente Avereest, december 2000 Bestemmingsplan Buitengebied, toelichting; Gemeente Gramsbergen, juli 1999 Buitengebied, Nota van uitgangspunten; Cluster Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw, december 2004 De gemeente Hardenberg stapt stevig op de toekomst af, Toekomstvisie gemeente Hardenberg 2004 – 2019, Gemeente Hardenberg 2004 Economische kerngegegevens 2004; Gemeente Hardenberg, Folder 'Duo Meulman & Prinsse haalt Twentse bedrijven'; uit: De Roskam, 15 april 2005
Gemeente Ommen ° ° ° ° ° ° ° °
Bedrijvigheidsplan Gemeente Ommen; Gemeente Ommen, november 2004 Bestemmingsplan buitengebied, Gebiedsvisie; Gemeente Ommen en Adviesbureau RBOI Rotte rdam/Middelburg, maart 2005 Hoofdlijnen Kleine Kernenbeleid; advie snota, februari 2005 Overzicht aandachtspunten verenigingen voor plaatselijk belang; Afdeling BMO Gemeente Ommen Toeristisch-recreatief beleids-en actieplan voor de gemeente Ommen; eindrapport, Gemeente Ommen en Route IV, Nijmegen, april 2004 Verslag Zakenavond KvK; Afdeling Ruimtelijke Ordening Gemeente Ommen, 14 april 2005 Voorjaarsnota 2005 Kadernota 2002-2006
58
Gemeente Staphorst ° ° ° ° ° ° ° °
Bedrijvigheidsplan gemeente Staphorst; november 2004 Belvedère -beleid Staphorst; advies voor B&W, april 2005 'Gebiedsmakelaar stimuleert kavelruil'; Artikel Dedemvaartsche courant, 11 april 2005 Meerjarenontwikkelingsvisie Staphorst 2020; concept, Gemeente Staphorst, april 2005 Opgroeien in Staphorst, dat doen we samen; Nota Jeugdbeleid, gemeente Staphorst, febru ari 2005 Recreatie en toerisme, gemeente Staphorst; regio IJssel-Vecht en vandertuuk, februari 2001 Staphorst, een eigen wereld; concept Belvedère nota, Gemeente Staphorst, Provincie Overijssel, het Oversticht, Bosch Stabbers, oktober 2004 Nota Jeugdbeleid: opgroeien in Staphorst
°
° ° ° ° ° °
Reconstructie, Herinrichting van het buitengebied van Salland en Twente: Reconstructieplan Salland-Twente, Reconstructiezoneringskaart en Toelichting op reconstructieplan Salland-Twente, Provincie Overijssel, september 2004 Sociale Actie 2005 – 2008, Het provinciale beleid op het gebied van jeugdzorg, maatschappelijke ontwikkeling en integratie; Provincie Overijssel, Eenheid Zorg en Cultuur, juli 2004 Startnotitie gebiedsgericht werken NO-Overijssel; Provincie Overijssel, Quintessens, Wageningen, januari 2004 Streekplan Overijssel 2000+, Provincie Overijssel, Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid. Ontwerp partiële herziening windenergie, januari 2005 Partiële herziening Rood voor Rood met gesloten beurs en Nieuwe landgoederen, maart 2005 Partiële herziening wonen, maart 2005
Provincie Overijssel
Regionaal
°
° °
° ° ° ° ° ° ° °
In actie voor werkgelegenheid; het Meerjarig Economisch Actie Programma; 2004, provincie O verijssel Landschapsgebiedsplan Overijssel; Provincie Overijssel, april 2001 Onderhandelingsakkoord 2003 Natuurgebiedsplan Vecht-Regge, begrenzingenplan voor de nieuwe natuurgebieden en beheersgebieden in het gebied Vecht-Regge; Provincie Overijssel, september 2004 Natuurgebiedsplan IJsseldelta-Reest; Provincie Overijssel, september 2004 Ontwikkelingsplanologie provincie Overijssel, ambitiedocument en uitnodiging voor een gezamenlijke werkwijze ; Provincie Overijssel, januari 2005 Plannen voor Ruimte,Water en Milieu Overijssel 2000: Waterhuishoudingsplan, Milieubeleidsplan, Streekplan, Kaarten, Samenvatting; Provincie Overijssel, december 2000 Positionpaper EU-structuurfondsen Overijssel 2007-2013; provincie Overijssel, april 2005 Reconstructie, Herinrichting van het buitengebied van Salland en Twente, Deelplan Salland, Provincie Overijssel, mei 2003
° ° ° °
°
Centraal Bureau voor de Statistiek, statline gegevens Cultuurhistorische kenschetsen, IJsseldelta, Noordwest-Overijsselland en Vechtdal, Reestdal en Staphorst-Rouveen, Het Oversticht, april 2003 ERBO rapportages 2004 voor de gemeenten Dalfsen, Ommen, Hardenberg en Staphorst; KvK Zwolle 2005 Dalmsholte, Gebiedsplan; Dienst Landelijk Gebied, Stuurgroep Dalmsholte, februari 2005 De landschappen van midden-en oost-nederland; Uit: Het Nederlandse volk in zijn woongebied, hoofdstuk IV, H.J. Keuning, uitg. Leopold, ISBN 90 258 2408 0, 1970 Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe; gemeenten Coevorden, Emmen, Hardenberg, Hoogeveen, Meppel en Steenwijk, provincies Drenthe en Overijssel, bureau Pau, Groningen/den Haag, maart 2003 Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe, Werkdocument; gemeenten Coevorden, Emmen, Harenberg, Hoogeveen, Meppel en Steenwijk, provincies Drenthe en Overijssel, bureau Pau, Groningen/den Haag, maart 2003
59
° ° ° ° °
°
° ° ° °
Landbouwstructuur Overijssel; kaartbeelden van de belangrijkste kenmerken. Dienst Landelijk Gebied, juni 2005 Met het oog op 2030, regiovisie Zuid-Drenthe & Noord-Overijssel, concept, Bestuurlijk Overleg Regiovisie Zuid-Drenthe/Noord Overijssel, november 1998 Ontwikkelingsplan LEADER +, Noordoost-Overijssel; Plaatselijke Groep Noordoost-Overijssel, september 2001 Quick scan van NO-Overijssel voor een gebiedsgerichte agenda; Wageningen UR, P.H. Vereijken en H.Agricola, oktober 2003 Samen over de Reest, Gebiedsplan; Provincies Drenthe en Overijssel, Arcadis, Gemeenten De Wolden, Meppel, Hardenberg, Staphorst, Waterschap Reest en Wieden, 't Oversticht, Regio IJssel-Vecht, februari 2004 Samen over de Reest, Uitvoeringspro gramma; Provincies Drenthe en Overijssel, Arcadis, Gemeenten De Wolden, Meppel, Hardenberg, Staphorst, Waterschap Reest en Wieden, 't Oversticht, Regio IJsselVecht, februari 2004 Toeristisch offensief Overijssels Vechtdal 2004 – 2007; concept, Regio VVV Kampen-Zwolle-Overijssels Vechtdal, Regio IJssel-Vecht, juni 2004 Toeristische recreatieve infrastructuur in het Overijsselse Vechtdal, Ideaalbeeld, inventarisatie en ontbrekende schakels; concept, Regio IJssel-Vecht, maart 2005 Toeristische recreatieve infrastructuur in het Reestdal, Ideaalbeeld, inventarisatie en ontbrekende schakels; concept, Regio IJssel-Vecht, februari 2005 Vecht-Regge project: ◊ Doelen-en resultatenschema, met (thema)trekkers en priorite iten, aansturingsdocument; concept, november 2003 ◊ Jaarprogramma 1999-2000, gebiedsgericht beleid Vecht-Regge; juni 1999 ◊ Meerjarenprogramma 2002-2005, gebiedsgericht beleid VechtRegge; aansturingsdocument, Bestuurlijk overleg Vecht-Regge, februari 2004 ◊ Nota van wijziging, gebiedsperspectief Vecht-Regge; Bestuurlijk overleg Vecht-Regge, januari 1999 ◊ Ontwerp Gebiedsperspectief WCL Vecht-Regge; juni 1998
◊
° ° °
Ontwerp ontwikkelingsplan Deelgebied Gramsbergen (uitwerking van het gebiedsperspectief Vecht-Regge); Deelgebiedscommissie Gramsbergen en Dienst Landelijk Gebied, oktober 2001 ◊ Ontwerp ontwikkelingsplan Deelgebied Hardenberg; Dienst Landelijk Gebied, december 2001 ◊ Ontwikkelingsplan Deelgebied Dalfsen (uitwerking van het g ebiedsperspectief Vecht-Regge); eindrapport, Grontmij Zwolle, juni 2002 ◊ Ontwikkelingsschets Vecht-Regge, Deelgebied Ommen; Gemeente Omen, Arcadis, februari 2002 ◊ Overeenkomst tot uitvoering Gebiedsgericht beleid Vecht-Regge; april 1999 De Vechtvisie; stap voor stap naar een duurzame Vecht; werkgroep Vechtvisie; Arcadis 1997 Velt en Vecht Streekeigen, een impressie van het beheersgebied van waterschap Velt en Vecht; Fietsroutes, Huib Minderhoud, december 2000 WB 21, Stroomgebiedsvisie Vecht - Zwarte Water; Bestuurlijke wate rplatform Vecht - Zwarte Water, juni 2003
Achtergrond °
Aanbevelingen voor de visie landbouw; nieuwsbrief Raad Landelijk Gebied, 11 april 2005 Economische relaties tussen stad en land: een vergelijking van zes kleine kernen in Nederland; LEI Wageningen, april 2004 'Een andere kijk op revitalisering'; uit: Brabant Magazine Provincie Noord Brabant, Margriet Ke mper Hoogtij(d); Brochure Waterschap Groot Salland, Maart 2004 Kunstwegen, das reisebuch het reisboek; Uitg: Martin Köttering & Roland Nachtigäller, ISBN 3-922303-39-0 Leidraad voor ecologisch herstel van de Overijsselsche Vecht; Wate rschap Velt en Vecht, Gerhard Duursema, 2004 Overijssel (kans)rijk in het groen, De economische baten van natuur en landschap in kaart gebracht; Provincie Overijssel, KPMG, april 2005
° ° ° ° ° °
60
° ° ° ° °
° °
Regionale identiteit van natuur en Landschap, Een verkenning van een containerbegrip en de bruikbaarheid als sturingsinstrument; Alterra -rapport 1014 Wageningen, 2004 Wateractieprogramma Overijssel 2005, Afspraken tussen de wate rschappen en de provincie Overijssel; Provincie Overijssel, team communicatie, maart 2005 Verrassende Ruimte, een sociale en economische agenda voor het landelijk gebied; R. Engbersen ea. NIZW, juni 2005 Werkschrift Ruimtelijke kwaliteit Overijssel; concept, Provincie Overijssel, H+N+S Landschapsarchitecten, Total Identity en Karen de Groot landschapsarchitect, maart 2005 Wonen in Duitsland, een kwalitatieve verkenning van actuele ontwikkelingen; I&O Research, Enschede, febr. 2005IJsseldelta, Voorbeeldproject voor Ontwikkelingsplanologie; versie 4.5, Stuurgroep Netwerkstad Zwolle Kampen, november 2004 ContinuVakantieOnderzoek 2003-2004, oktober 2003 - september 2004, CVO CWI Arbeidsmarktprognose 2005-2010
61
bijlage 4. De programmalijnen verder uitgewerkt In deze bijlage worden de programmalijnen en thema’s uit hoofdstuk 6 verder uiteengezet. De inhoud van deze bijlage geldt als een mogelijke aanzet voor het verder uitwerken van de programmalijnen. Bij deze uitwerkingen zullen naast ambtenaren van de verschillende deelnemende overheden ook maatschappelijke organisaties betrokken worden. In dit onderdeel hebben we de analyse en de keuzes uitgewerkt in vijf brede en zoveel mogelijk integrale programmalijnen, verbijzonderd naar sub-thema’s. Sommige daarvan zijn bijna direct op te pakken als proje cten - dus concreet en haalbaar - andere zijn meer algemeen van aard en vragen om verdere verdieping. Bij elke programmalijn formuleren we een breder ‘ambitieproject’, waarin we een voorstel formuleren voor een uitdagende aanpak. Dit hoeft echter niet te betekenen dat de genoemde ambitieprojecten een grotere status hebben dan de verschillende thema’s. In de werkgroepen zal bekeken worden hoe de verschillende thema’s en ambitieprojecten verder kunnen worden uitgewerkt. De exacte inhoud van deze bijlage kan tijdens de uitwerkingen dus aan verandering onderhevig zijn. Nog een belangrijke opmerking vooraf: het is wenselijk om de programmalijnen - en uitwerkingen daarvan - het niveau van de afzonderlijke gemeenten te laten overstijgen. Ze zijn niet bedoeld ter vervanging van projecten van de gemeenten, waterschappen en provincie. Die hebben hun eigen dynamiek en uitvoeringspraktijk.
a.
De Programmalijnen
1.
Gebruik maken van sociale eigenheid
bied van Welzijn en Zorg zetten deze positieve eigenschappen ook in Noordoost-Overijssel onder druk. Veel hoger opgeleide jongeren trekken weg naar gebieden waar werk, cultuur en overige voorzieningen zijn. Verschillende partijen geven aan dat kansrijke initiatieven worden gefrustreerd door ondoorzichtige en veranderlijke regelgeving. Noordoost-Overijssel kan hierop inspelen door in te zetten op het volgende ambitieproject en programma-uitwerkingen. Ambitieproject:
Denkers voor Noordoost-Overijssel
Noordoost-Overijssel laat zich voorstaan op bijzondere arbeidsambities en netwerkkracht. Men weet elkaar te vinden. Die kwaliteit wordt ingezet voor het vormen van een kennis - en ambassadeursnetwerk voor het gebied. Een wisselende groep van deskundigen, bestuurders, ondernemers, denkers en creatieve mensen komt bijeen in denktank-achtige sessies, om het g ebied verder te ontwikkelen. Vraagstellingen die besproken worden: ° wie zijn de maatschappelijke en commerciële ondernemers die een rol spelen in het gebied en hoe kun je die verbinden? ° wat is de unieke bedrijfsmatig te exploiteren niche van het gebied: ruimte, bedrijven, wonen, arbeid, houding, structuur, kennis, product? ° hoe kan/kunnen markten gezamenlijk worden bewerkt ° welke verbeteringen in het gebied zijn nodig om de vraag van buiten beter te bedienen en hoe kan daaraan worden gewerkt? De discussies en denksessies leveren voorstellen op die door het aanjaagteam kunnen worden uitgewerkt als projecten voor het gebied. Leden van de denktank zetten zich actief in voor de uitvoering. De inzet is om zoveel mogelijk sociale (arbeidsmarkt, opleiding, kennis) doelen, gelijk op te laten gaan met de economische en fysiek-ruimtelijke doelen. 1.a.
In Noordoost-Overijssel leven mensen die gewend zijn de handen uit de mouwen te steken, de sociale samenhang is groot, er zijn veel verenigingen en het voorzieningen niveau is in verhouding tot andere gebieden in Overijssel nog hoog. Landelijke trends en ontwikkelingen op het ge-
62
Huisvesting De gemeenten denken na over bouwen en wonen in het gebied, waarbinnen huisvesting voor starters en ouderen extra aandacht krijgt in de vorm van pilotprojecten. Woningstichtingen en projectontwikkelaars (voor zover geen actieve grondpolitiek gevoerd
wordt zonder tussenkomst van projectontwikkelaars) worden uitgedaagd om hieraan bij te dragen, bijvoorbeeld door bouw van appartementen in VAB’s, ondersteuning van collectief bouwen door jongeren, servicewoningen gecombineerd met voorzieningen, inzet van domotica en internet, etc. Er wordt naar gestreefd om nieuwbouw en uitbreiding van dorpen en kernen zo aan te pakken dat het bijdraagt aan de ruimtelijke kwalite it van het gebied (vgl. project Woonlandschappen). De effecten van intensivering van wonen op de mobiliteit in het gebied worden meegenomen in de programmalijn bereikbaarheid en relatieve ligging. 1.b.
1.c.
Voorzieningen Het voorzieningen niveau is momenteel nog hoog, maar ook in Noordoost-Overijssel is de verschraling merkbaar. Iedere kern, ieder dorp zal ernaar streven de huidige voorzieningen te behouden. Dit is niet mogelijk op basis van overheidsgelden alleen. Er moeten keuzes worden gemaakt, waardoor er een spreiding van voorzieningen kan worden gerealiseerd. Combinaties van voorzieningen, met gebruik van ICT en inzet op PPS-constructies zijn daarvoor goede uitgangspunten. Een gebiedsdebat lijkt hiervoor een passend hulpmiddel, evenals de mogelijkheid om (werkelijk) integrale dorpsplannen te ontwikkelen en regionaal met elkaar in verband te brengen. Zorg voor later In het kader van de WMO zal de sociale cohesie van groot belang blijven. Zorgen voor jezelf en zorgen voor de ander, kan alleen wanneer de waardering en de ondersteuning van mantelzorg en vrijwillige zorgverlening goed is geregeld. Binnen NoordoostOverijssel verband kunnen gemeenten, samen met woon-, welzijn- en zorgorganisaties het WMO beleid ontwikkelen. Naast verbetering en versterking van het huidige zorgaanbod, liggen hier kansen voor de ontwikkeling van nieuwe vormen van dienstverlening (kleinschalige woon-zorgvoorzieningen voor ouderen en gehandicapten, dienstenaanbod op maat met financiering door persoonsgebonden budgetten, gebruik van internet en domotica) en het bij elkaar brengen van bijvoorbeeld ouderen die zorg behoeven en mensen die daarvoor wat willen en kunnen
betekenen.De veranderende zorgvraag biedt kansen voor werkgelegenheid en de ontwikkeling van nieuwe economische dra gers in het landelijk gebied. Hiervoor worden voorstellen ontwikkeld in overleg met de thuiszorgorganisaties in het gebied.
2.
Versterken bedrijvigheid
Noordoost-Overijssel heeft een sterke maar ook kwetsbare economische positie. Sterk als het gaat om mentaliteit, onderlinge relaties en sterk in ambacht en kleinschalige nichemarkten. Maar kwetsbaar vanwege de relatieve ligging, de oververtegenwoordiging van niet-expanderende sectoren (landbouw) of conjunctuurgevoelige sectoren(de bouw) en de beperkte stedelijkheid van het gebied. De opgave is om - daar waar dat efficiënt is - in het kader van gebiedsgericht beleid samen zaken op te pakken die de economische basis kunnen versterken. Waar gaat het dan om? 2.a.
Ondernemende Netwerken Gemeenten, bedrijven en ondernemers blijken elkaar wat te gunnen in Noordoost-Overijssel. Dat heeft te maken met eenzelfde oriëntatie en houding. Inzetten dus op het versterken van ondernemersnetwerken en de relatie tussen ondernemers en gemeenten. Het versterken van netwerken kan ook ingezet worden om streekproducten te vermarkten en op de kaart te zetten. Recreatie en toerisme zijn belangrijke economische dragers in (delen van) Noordoost-Overijssel. Verbreding en versterking van dit ondernemersnetwerk richt zich op afstemming en vernie uwing van het aanbod.
2.b.
Kwaliteit van arbeid en ondernemerschap Noordoost-Overijssel is een MBO(+) gebied; dat is gunstig en moet positief worden gewaardeerd. Al een paar keer is gewezen op de mentaliteit van aanpakken en vanzelfsprekende inzet. Die kwaliteit moet worden gekoesterd. Daarbij horen gerichte tra iningsprogramma’s en arbeidsmarktontwikkeling. Met name in het landelijk gebied is aandacht nodig voor dienstverlenende beroepen
63
in de zorg, huishoudelijke dienstverlening en in ‘wellness’. Daar kan meer werkgelegenheid worden gerealiseerd. De ondernemende mentaliteit in Noordoost-Overijssel is een bijzondere kwaliteit van het gebied. De overheid kan daarvan veel meer gebruik maken, bijvoorbeeld bij het stimuleren van Nieuwe Economische Dragers, door het ontwikkelen van woonwerklocaties (o.a. in VAB’s) en de uitgifte van kleine bedrijfskavels. Dit is met name van belang voor startende ondernemers, waarvoor de ondersteuning geïntensiveerd wordt. 2.c.
2.d.
Versterken infrastructuur Een groot deel van het gebied ligt relatief geïsoleerd ten opzichte van een economische hoofdstructuur. Goede bereikbaarheid is daarom een absolute voorwaarde voor versterking van bedrijvigheid. Gebiedsgerichte samenwerking is bij uitstek het instrument om de bereikbaarheid van het gebied voor R&T en bedrijvigheid te vergroten. Dat geldt voor de west-oost verbindingen, maar ook voor de zuid -noord verbindingen. Het gaat dus om de verbindingen met Zwolle, Twente en Hoogeveen/Coevorden en om de doorgaande wegen in het gebied. Een belangrijk knelpunt bij Ommen (N34) wordt op afzienbare termijn opgelost. De infrastructuur in het landelijk gebied kan ook voordelen hebben van een gezamenlijke aanpak: afstemming 60-km zones, geschiktheid voor landbouwverkeer, veiligheid. Versterking van de infrastructuur is eveneens van belang voor het woonwerkverkeer tussen het gebied en de grote centra daarbuiten. Daarbij is de spoorinfrastructuur belangrijk, maar ook ICT (breedband). Tenslotte is het vanuit zowel R&T als bedrijvigheid belangrijk om de waterinfrastructuur te ve rbeteren. Bereikbaarheid landelijk gebied In het kader van gebiedsbeleid is aandacht nodig voor de mobiliteit binnen het gebied voor specifieke groepen, zoals toeristen, ouderen en jongeren in kernen en buurten; nagegaan moet worden of dit kan gebeuren door vormen van openbaar vervoer (vraaggericht, flexibel) of door op andere manieren te zorgen voor bereikbaarheid: bundelen van dienstverlening, ICT ondersteuning, boodschappendiensten.
3.
Benutten en inrichten van de ruimte
Noordoost Overijssel heeft vele ruimtelijke kwaliteiten. Naast de rivierdalen van de Vecht, Regge en Reest, vormen de open laagveen-, hoogveenen heideontginningsgebieden bijzondere landschappen om te werken en te wonen. Het is belangrijk de verschillende gebieden elk te waarderen en waar mogelijk en wenselijk vanuit één ontwikkelingsopgave te benaderen. Het zou in alle gevallen moeten gaan om het versterken van de basiskwaliteit en het benutten van de extra kwaliteit zowel in fysiek-ruimtelijk, economisch en sociaal opzicht. Noordoost-Overijssel zet in op: Ambitieproject
Ruimtelijke kwaliteit als leidraad bij ontwikkelingen in de Vechtstreek
De Vechtstreek is uniek en alles moet ingezet worden om haar te behouden. Dat gebeurt in de bestaande plannen door te werken vanuit het la ndelijk gebied met aandacht voor cultuurhistorie, het landschap, de mogelijkheden voor het versterken van de natuurwaarden in het gebied. Recreatie en landbouw leveren er een noodzakelijke bijdrage. De grote kernen in het gebied, te weten Dalfsen, Ommen en Hardenberg zouden in hun ruimtelijke ontwikkeling meer moeten en meer kunnen met de Vecht. Er zijn plannen in voorbereiding waarbij het betrekken van de Vecht bij de centrumontwikkeling nagestreefd wordt. Aandacht voor ruimtelijke kwaliteit is daarbij erg belangrijk. Gemeenten dienen een visie te hebben op ruimtelijke kwaliteit en deze actief na te streven. Samen optrekken, elkaar informeren en van elkaar leren kan daarbij een grote hulp zijn. Gemeenten zouden dezelfde uitgangspunten moeten hanteren bij het bepalen en waarderen van ruimtelijke kwaliteit en hoge ambities moeten hebben. Ambitieproject
Versterken van recreatie, natuur en landschap: de robuuste verbinding van Ommen naar Balkbrug
Recreatieve zwaartepunten liggen in het Vecht-/Reggedal en in het Reestgebied. Tussen beide systemen ligt een in recreatief opzicht bijna blanco gebied, afgezien van een paar losse plekken. Er ontbreekt een spannende
64
verbindingsroute tussen beide gebieden, die toeristen langer in het gebied kan houden. Een noord - zuid verbinding waar de versterking van recreatie aan kan worden gekoppeld, is de te realiseren robuuste verbinding van Ommen via Ommerschans naar Balkbrug en de Reest. In deze planontwikkeling worden passende vormen van recreatie opgenomen. Niet alleen wandel- en fietspaden, maar koppelingen aan het Kunstwegen project, aandacht voor het specifieke karakter van het open gebied en spannende plekken voor picknick en pauze maken hier onderdeel van uit. Hiervoor worden kunstenaars en landschapsarchitecten uitgenodigd, die samen met terreinbeheerders en boeren komen tot ve rrassende arrangementen. Onderdeel van deze planvorming is het ve rsterken van een dagrecreatieve activiteit, te ontwikkelen bij Nieuwleusen. 3.a.
Ontwikkeling van de landbouw Als we meer in detail het landelijk gebied in kaart brengen, dan blijken er grote verschillen te bestaan tussen deelgebieden en dus ook voor de mogelijkheden van de agrarische sector. Toch wordt er nog steeds gepraat over dé landbouw en niet over de steeds groter wordende verschillen tussen bedrijven. Ook wordt landbouwversterking gehinderd door wonen of andere bedrijvigheid; omgekeerd kan de landbouw andere ontwikkelingen belemmeren. Voor het hele gebied is een goed zicht nodig o p de ontwikkeling van de landbouw. In het kader van de reconstructie - alleen gemeente Ommen/ het gebied ten zuidoosten van Lemelerveld (Dalfsen) valt binnen de werking van die wet - is een dergelijke verbijzondering gemaakt. Het hanteren van een ontwikkelingsgerichte benadering waarbij het versterken van de landbouwstructuur belangrijk is, is een mogelijkheid. Te denken valt bijvoorbeeld aan nieuwe productontwikkeling en nieuwe technieken. Het Streekplan is in eerste instantie richtinggevend. welke functies zijn waar mogelijk en wenselijk? Welke verkaveling is daarvoor noodzakelijk en realiseerbaar? Er worden twee pilots opgezet: één waarbij een toekomstanalyse gemaakt wordt van de kleinschalige melkveehouderij rond Staphorst en één waarbij de grootschalige akkerbouw centraal staat. In deze pilots wordt nadrukkelijk gewerkt met een sociale procesbegeleider,
om aandacht te geven aan het psychologische veranderproces waar agrariërs mee te maken hebben. De resultaten vormen de basis voor een ‘sociaal landbouwdebat’ in het hele gebied. 3.b.
Ruimtelijke uitgangspunten Drie van de vier gemeenten (Dalfsen, Ommen, Hardenberg) zijn op dit moment bezig met het opnieuw vaststellen van een visie op het landelijk gebied van de gemeente. Het ligt voor de hand om hierin nauwer samen te werken en na te gaan op welke punten bundeling van expertise en afstemming mogelijk en constructief is. Dat zou kunnen gelden voor de volgende thema’s: verste rking van de kwaliteit van de bebouwde omgeving, de (hernieuwde) ontwikkeling van boerenerven, gebruik van vrijkomende bebouwing, ruimte voor specifieke vormen van landbouw, ruimte voor recreatie en toerisme, energiewinning, rood voor rood, wonen (woonlandschappen) in het landelijk gebied.
3.c.
Ruimte om te innoveren De kwaliteit van grote delen van Noordoost-Overijssel is de openheid en de mogelijkheid om die te gebruiken voor geschikte functies. Verder onderzoek naar de ruimte voor windenergie, de ruimte om op grote schaal tot experimentele gewassenteelt over te gaan, het extensiveren van veehouderij, inzet voor R&T innovaties. Kortom, zoeken naar de nieuwe dragers voor de open gebieden. Daarvoor zijn pilot-achtige aanpakken het meest geschikt. Daarin moet de lokale overheid, als kenner van de ontwikkelingspotentie van mensen en gebieden, een belangrijke rol spelen. Deze rol dient verder uitgewerkt te worden.
3.d.
Een veerkrachtig watersysteem: de Vecht / Regge, de Reest en het open gebied De verdere ontwikkeling van een half-natuurlijke Vecht / Regge en Reest hebben veel aandacht en blijven belangrijke opgaven ook voor het BGO. Programmatische koppeling met het oog op financiering en acceptatie zijn daarbij essentieel. Het watersysteem is ook gediend bij meer ruimte in de meer open gebieden voor waternoodmaatregelen. Ook hier is koppeling aan andere gebiedsop-
65
gaven, o.a rood voor groen/blauw, de realisatie van groen/blauwe diensten, essentieel. 3.e.
Biodiversiteit Biodiversiteit kan omschreven worden als ‘de optelsom van alle leven op aarde’. Biodiversiteit en de daarbij behorende verscheidenheid zijn de levensverzekering voor ons allemaal en daarom is het noodzakelijk om zoveel mogelijk te bewaren. Om biodiversiteit meer tot een uitgangspunt te maken bij uiteenlopende ontwikkelingen is het een mogelijkheid om landschapsontwikkelingsplannen te ontwikkelen waarbij de biodiversiteit nadrukkelijk als uitgangspunt geldt.
4.
Benutten schoonheid en eigenheid
Mensen die in het gebied wonen en werken, waarderen het gebied om wat het is. Elk (deel)gebied is uniek en doet ertoe, of het nu gaat om de veenkoloniale openheid, de beschermde dorpslandschappen of de waardevo lle cultuurlandschappen langs de Vecht/Regge en de Reest. Voor sommige gebieden bestaan uitgewerkte plannen. Voor andere, het ‘witte’ gebied, is dat nauwelijks het geval. De cultuurhistorie en de cultuurhistorische versterking, thema’s waar mensen zich over het alg emeen gedreven voor inzetten, zullen als onderdeel van het ontwikkelingsperspectief opgepakt worden. Ambitieproject
Dat kan gekoppeld worden aan nieuwe gebiedsopgaven als het verste rken van de kanalenstructuur (maar dan geschikt om meer water te ku nnen bergen); vormen van economisch rendabele landbouw die respect hebben voor de bestaande structuur van het landschap; passende natuurontwikkeling op voor de hand liggende plekken (bv de vloeivelden van de Avebe), herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische monumenten en streekeigen bebouwing. Stappen hiervoor: ° benoemen en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit: de rechte, open structuur van het gebied behouden en verste rken; mogelijk vaarten en wegen daarin zichtbaar/herkenbaar maken, de karakteristieke lintbebouwing versterken ° ‘ontdekken’ van de geschiedenis en cultuurhistorie (zoals bijvoorbeeld gebeurt met de aardappel in de Krim) en de opzet van herinneringsbanken en verhalentafels waarin bewoners hun persoonlijke geschiedenissen onderbrengen; ° ontwerpen in de open ruimte: referentie is de aanpak voor de Veenkoloniën - alternatieve inrichtingsopgaven - maar dan met meer inzet van de mensen uit het gebied zelf ° verbindingen leggen tussen de bestaande R&T voorzieningen en het open gebied, bijvoorbeeld door koppeling aan Kunstwegen, gezamenlijke manifestaties en routestructuren 4.a.
de ruimtelijke kwaliteit van het middengebied
De open ontginningsgebieden hebben een eigen karakter met een eigen geschiedenis. Net als in vergelijkbare gebieden meer naar het noorden en oosten (de Veenkoloniën), is ook hier sprake van een bepaald imago, vooral naar de buitenwereld. Er zijn verschillende strategieën mogelijk om deze gebieden te versterken. In Noordoost Overijssel wordt gekozen voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. De verschillende overheden in het gebied moeten elkaar hierin vinden en elkaar versterken.
66
Cultuurhistorisch samenwerken Er zijn veel parels van lokale initiatieven die alle het goede voor hebben en daar hard voor moeten werken. Er is behoefte aan het ondersteunen en bijeenbrengen van initiatieven en objecten in het gebied, themagewijs of gebiedsgewijs. Initiatieven en objecten zijn bijvoorbeeld de Kalkovens, de tuinen van Mien Ruys, het tinnen figurenmuseum in Ommen, de Loozense Linie. Het zijn allemaal onderdelen die een sterke identiteit vertegenwoordigen maar niet samen bijeen zijn gezet; daarbij past een jaarlijkse themamanifestatie, gezamenlijke PR, administratie. Het Project Kunstwegen is een belangrijke (internationale) ‘verbinding’ waaraan a ndere initiatieven gekoppeld kunnen worden nu het project weer opgepakt wordt.
4.b.
4.c.
‘Behoud door ontwikkeling’ van de gebouwde omgeving Vergelijkbare versterking is nodig voor de huidige kwaliteit van de gebouwde omgeving, zoals het Belvedèregebied van Staphorst en Rouveen, de beschermde dorpsgezichten in het gebied en de bebouwing in het Vecht en Reestgebied. Landgoederen, buitenplaatsen, historische boerderijen en dorpsbebouwing verdienen meer aandacht. Het gaat dan om projecten waarbij streekeigen bebouwing gekoppeld is aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Voorbeelden zoals die van de Esselink Stichting, waar in het Vechtdal landschap, cultuurhistorie en kunst samengaan of van Polder Mastenbroek dienen als inspiratie. Belangrijk bij dit alles is het mobiliseren van een groep bewoners die dergelijke initiatieven willen oppakken. Landgoederen Op landgoederen wordt de instandhouding van onrendabele functies als natuur, cultuurhistorie en landschap betaald uit o pbrengsten van rendabele onderdelen als landbouw en bewoning. De landbouw heeft het in het de kleinschalige, vaak natte o mstandigheden op de landgoederen erg zwaar. Om een landgoed duurzaam te laten voortbestaan zal moeten worden gezocht naar nieuwe maatschappelijk en economische functies. Gestreefd dient te worden naar ook in economisch opzicht duurzame landgoederen. Dit kan door het zoeken naar nieuwe economische dragers en het o pwaarderen van bestaande dragers. Een integrale benadering door eigenaren en overheden kan perspectief bieden door bijvoorbeeld het opstellen van landgoedverste rkingsplannen. Voor de landgoederengordel binnen het Vechtdal kan gestreefd worden naar een inte grale landgoedgebiedsvisie waarin worden betrokken de historische landgoederen, de NSWlandgoederen en de nieuwe landgoederen en de tussengelegen gronden. In de uitwerking van dit thema zal bekeken worden in hoeverre dit wenselijk is.
5.
Zorgen dat het allemaal kan gebeuren en ook gebeurt
Gebiedsgericht beleid schept verplichtingen. Het is geen beleidsopvlieging. Een van de bestuurlijke opgaven van deze tijd is om een betrouwbare overheid te zijn, die met de bewoners en ondernemers de problemen van die bewoners en ondernemers aanpakt. Naast inhoudelijke thema’s formuleren we dan ook een programmalijn die gericht is op het mogelijk maken van gebiedsontwikkeling, het proces waaraan het BGO sturing geeft. Daarbij noemen we in ieder geval: Ambitieproject
Ontwikkelingsplanologie uitwerken
Er is nog weinig of geen ervaring opgedaan met het systematisch inzetten van ontwikkelingsplanologisch denken op een gebiedsniveau, in die gebieden waar minder sprake is van grootschalige ingrepen. Het zou een uitdaging zijn om daar in Noordoost-Overijssel mee bezig te gaan. Enkele uitgangspunten: ° koppelen van denken en doen: nadruk op omgaan met processen en ontwikkelen van vaardigheden; onderhandelen en communiceren, betrekken van partijen en belangen ° het gebied maakt geen structuurvisie, geen structuurschets, maar zou een ruimtelijke visie gebaseerd op ruimtelijke kwaliteit en ontwikkelingsplanologisch denken kunnen ontwikkelen. 5.a.
67
Het BGO kiest en adviseert Het BGO ontwikkelt de regionale agenda op basis van de inbreng van de verschillende gebiedspartners. Dat is voldoende uitdaging. Het is zeker in de eerste fase van het proces belangrijk om na te gaan wat het BGO doet: het signaleert, het bepaalt de agenda; het geeft uitvoering aan de agenda. Telkens moet het duidelijk zijn of en in hoeverre het BGO zich op het ‘juiste niveau’ bevindt: niet op de stoel van een gemeente gaat zitten, maar dat doen wat in gezamenlijkheid beter, sneller, efficiënter, geïnspireerde etc. kan gebeuren.
5.b.
5.c.
Inzetten op integratie van de drie pijlers In Noordoost-Overijssel is het ontwikkelingsperspectief gericht op het versterken van de leefomgeving van de mensen zelf. Dat betekent: ° Ieder initiatief, inzet, besteding van fondsen van tevoren beoordelen op de sociale, economische en ruimtelijke implicaties. ° In het aanjaagteam zijn de verschillende oriëntaties vertegenwoordigd. ° Gebiedsgericht werken is niet beperkt tot de ambtenaar gebiedsgericht werken en de gebiedsgerichte wethouder; het college bemoeit er zich mee en vertaalt de inzet ook door in de eigen organisatie. ° De inzet van een gebiedsmakelaar is een onderdeel van het gebiedsgericht werken. Als integratie van de drie pijlers van belang is, dan zal de makelaar voldoende aandacht besteden aan sociale, economische en fysiekruimtelijke zaken. Het betekent ook dat de makelaar niet alleen met wensen van boeren bezig zal zijn, maar even goed met die van burgers. ° Het BGO controleert of er voldoende inzet in tijd en geld besteed wordt aan sociale en economische ontwikkelingsactiviteiten.
De conclusies kunnen ingezet worden voor het nu volgende thema: 5.d.
Lering trekken uit LEADER+ Noordoost-Overijssel is een Leader+ gebied. De ervaringen met het programma zijn positief. Niet alleen met betrekking tot nieuwe projecten, maar vooral met betrekking tot de samenwerking tussen verschillende gemeenten en mensen in het gebied. Het is belangrijk om vast te leggen waaruit het succes bestaat en of het mogelijk is elementen daarvan te vertalen voor een gebiedsgerichte benadering. Het succes van de methode bestaat met name uit het instellen van de Plaatselijke Groep waarin de publieke en private sector samenwerken, het samenwerken van vier gemeenten in het gebied, het reserveren van een vastgesteld budget bij de gemeenten voor Leader+ projecten, de aanwezigheid van de gebiedscoördinator als laagdrempelig aanspreekpunt in het gebied en natuurlijk de wil om samen te werken.
68
Leergang gebiedsgericht werken Training en scholing van de betrokkenen bij gebiedsgericht werken gebeurt nog nauwelijks. Aandacht daarvoor is essentieel, zeker als het gaat om beginnende ambtenaren en partijen die verder afstaan van de doelen van gebiedsgericht werken, zoals de waterschappen en de maatschappelijke partijen. Onderdelen in een leergang bestaan in ieder geval uit: het integrale karakter van g ebiedsgericht werken, programmatisch werken, het kennen van het veld, samenwerken & mobiliseren, het-gedaan-krijgen in de org anisatie, omgaan met bestuurders, pendelen tussen frontoffice en backo ffice.