Ondersteuningsprofiel Rehobothschool afdeling (V)SO cluster 3, zml/mg A deel 1. Inleiding. Het ondersteuningsprofiel (OSP) is een instrument om de ondersteuning die scholen bieden en de kwaliteit ervan op een eenvoudige manier in beeld te brengen. De mogelijkheden van de school voor het bieden van passend onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften worden in het OSP beschreven. Dat levert een beeld op van zowel de onderwijsinhoudelijke als de procesmatige en structurele kenmerken van de school op het niveau van basis- en extra ondersteuning. In het OSP beschrijft de school welke ondersteuning zij nu kan realiseren. Daarnaast wordt ook beschreven hoe de school zich wil ontwikkelen. De omschrijvingen in het OSP worden in handelingsgerichte termen gesteld. Met het OSP kunnen samenwerkingsverbanden en besturen snel informatie verzamelen over de basisondersteuning, over de zorgzwaarte, over de deskundigheid, de voorzieningen en over de eventuele extra ondersteuningsmogelijkheden van hun scholen. Ze krijgen daarmee zicht op het zorgaanbod binnen de eigen regio. 2. Algemene gegevens. Naam van de school: Brinnummer: Locatie / vestiging Soort onderwijs: Samenwerkingsverband
Rehobothschool 26 MW Ede / Ochten (V)SO cluster 3 en cluster 4 PO landelijk reformatorisch samenwerkingsverband; Regio Ede VO landelijk reformatorisch samenwerkingsverband
3. Onderwijsconcept De Rehobothschool wil bereiken dat iedere leerling via een ononderbroken leer- en ontwikkelingsproces, zoveel als mogelijk kennis en vaardigheden kan verwerven die het nodig heeft in een zo zelfstandig mogelijke plaats in de maatschappij. Dit vraagt van ons een doorgaande lijn in het onderwijsaanbod. We gaan daarbij uit van de talenten die iedere leerling heeft. Het kind staat in onze school centraal. Belangrijk daarbij is het pedagogisch en didactisch klimaat. Een open en eerlijk schoolklimaat, waarbij de ander in zijn/haar eigen waarde wordt gelaten, wordt gerespecteerd en geaccepteerd. Gods Woord (de Bijbel) is daarbij leidend en normerend. Ook de ontwikkeling van deze leerlingen staat in het Bijbelse kader van Mattheüs 22:37-39: “Gij zult liefhebben de Heere uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het eerste en grote gebod. En het tweede aan dit gelijk is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven.” Door de gehanteerde afspraken, de structuur, sfeer en duidelijkheid in de school, heerst er een klimaat waarin geborgenheid en veiligheid centraal staan. Binnen deze sfeer worden de leerlingen aangemoedigd om initiatieven te nemen, zelf te handelen en zelf beslissingen te nemen. Het betekent dat de school een plek is, waar ze kunnen leren en zich verder kunnen ontwikkelen. Organisatie van de school in relatie tot het onderwijsconcept Het onderwijs is georganiseerd in twee grote lijnen: ZML en ZML/MG. De leerlingen worden op grond van hun indicatie ingedeeld in een ZML of ZML/MG-groep. Een ZML-indicatie wordt afgegeven aan kinderen met een IQ van tussen 35 en 55.
1
Een ZML/MG-indicatie wordt afgegeven aan leerlingen met een IQ lager dan 35 en/of bij een bijkomende problematiek. Op grond van hun leeftijd worden de leerlingen geplaatst in het SO (speciaal onderwijs voor leerlingen van 4 t/m 12 jaar) of in het VSO (voortgezet onderwijs voor leerlingen van 13 tot en met maximaal 20 jaar). Bij de indeling van de leerlingen in de groepen gaan we in principe uit van de leeftijd en van de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Incidenteel kunnen we hier gemotiveerd van afwijken. In sommige gevallen sluit het onderwijs in een andere groep beter aan op de ondersteuningsvraag van het kind. Daarnaast speelt ook de totale leerlingbezetting een rol. De groepsgrootte in het ZML is 12. Voor de MG-groepen geldt een groepsgrootte van 7 leerlingen. De ZML-stroom wordt in de groepsverdeling met een A aangeduid, de MG-stroom met een B. Op de nevenvestiging in Ochten wordt onderwijs gegeven aan ZML-leerlingen in de leeftijd van 4 t/m 13 jaar. Na hun 13e jaar gaan de leerlingen weer terug naar Ede.
Missie Onze missie sluit aan bij de gelijkenis van de talenten (Matth. 25 : 11 – 30). Als talent de inzet is, werkt het beter. Onze missie heeft een bijbels uitgangspunt. Zij verplicht ons om de talenten van de leerlingen optimaal te benutten. Daarbij vraagt zij niet het onmogelijke, maar houdt rekening met de beperkingen van de leerlingen.
Visie Onderwijs is actief, intentioneel en doelgericht het leerproces van de leerling begeleiden. Daarom wil de school: 1. Gods Woord als leidraad voor ons onderwijs gebruiken De leerkrachten geven Bijbels waarden en normen mee als bagage aan de leerlingen. Het bijbelse kader van Matth. 22 : 37 – 39 geldt zowel voor leerkrachten als leerlingen: ‘Gij zult liefhebben de Heere uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede aan dit gelijk is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.’ De gehanteerde gedragscode is gebaseerd op de Tien Geboden. De leerkrachten hebben daarin een voorbeeldfunctie naar de leerlingen. 2. Een veilige omgeving creëren waar de leerling uitgedaagd wordt om te leren. Rust, ruimte, regelmaat, reflectie zijn de voorwaarden voor een klimaat waar geborgenheid en veiligheid centraal staan. Binnen dit klimaat worden de leerlingen aangemoedigd om initiatieven te nemen, zelf te handelen en zelf beslissingen te nemen. Het betekent dat de school de plaats is waar ze kunnen leren en zich verder ontwikkelen. 3. Zorg dragen voor een doorgaande lijn in het leerstofaanbod. De CED-leerlijnen zijn gebaseerd op de kerndoelen en geven richting aan het leerstofaanbod op onze school. 2
4. Het ontwikkelingsperspectief van de leerling als uitgangspunt zien voor het onderwijs. In het ontwikkelingsperspectief stellen we doelen voor de korte en voor de lange termijn. We hebben daarbij hoge, realistische verwachtingen van de leerlingen. Elke leerling is geschapen met zijn/haar eigen mogelijkheden en beperkingen. Het ontwikkelingsperspectief is hierop gebaseerd. 5. Het gedrag wat de leerling laat zien uitleggen als een hulpvraag We willen (meer) leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag een plaats bieden binnen de school. We gaan een onvoorwaardelijke ondersteuningsrelatie aan met de leerling. We focussen niet op probleemgedrag. We zorgen voor een betekenisvolle daginvulling. 6. De positie van leerlingen op de arbeidsmarkt optimaliseren Kennis en vaardigheden aanleren als voorbereiding op de periode van stage en de arbeidsmarkt. Leerlingen stromen uit overeenkomstig hun uitstroomprofiel. De school streeft naar het vermeerderen van het aantal arbeidsplaatsen binnen het uitstroomprofiel arbeidsgericht. 7. Ouders als partners zien van de school Het ontwikkelingsperspectief wordt samen met de ouders vastgesteld. Bij leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag is samenwerking met ouders een vereiste. We vinden het belangrijk dat de begeleiding in de diverse leefmilieus van de leerling overeenkomt. 8. Het welzijn en de weerbaarheid van de leerlingen op school, in kerk, gezin en samenleving vergroten. De redzaamheid van de leerlingen vergroten en versterken, zowel sociaal als maatschappelijk. We bereiden de leerlingen voor op een deelname in de maatschappij. 4.
Kengetallen a. Leerlingpopulatie De Rehobothschool voor ZML-MG is er voor zeer moeilijke lerende leerlingen in de leeftijd van 4 tot 20 jaar. De school biedt ook plaats aan MG (meervoudig gehandicapte) - leerlingen. Dit betreft leerlingen met een IQ < 35 of leerlingen met een IQ > 35 en/of met bijkomende problematiek. Op het SO zitten leerlingen t/m 13 jaar. Als leerlingen 13 jaar zijn, kunnen ze naar het VSO. De leeftijd waarop een leerling het SO moet verlaten is 14 jaar. Totaal aantal leerlingen (per 1 okt. huidig schooljaar): Cluster 3 SO ZML Cluster 3 SO ZML-MG Cluster 3 VSO ZML Cluster 3 VSO ZML-MG Gemiddelde groepsgrootte ZML Gemiddelde groepsgrootte ZML MG
Aantal 104 35 18 35 16 10,4 8,3
In % 33,7 17,3 33,7 15,3
b. Leerlingstromen De onderstaande kengetallen betreffen leerlingstromen binnen de school naar andere scholen / instellingen. 3
Uitstroom SO Totaal aantal leerlingen wat de school heeft verlaten Bestemming VSO cluster 3 Andere school voor SO cluster 3 Zorg/behandeling zonder onderwijs (tussentijds) Praktijkonderwijs
Uitstroom VSO Totaal aantal leerlingen wat de school heeft verlaten Bestemming Arbeid Dagbesteding Andere school VSO cluster 3 Zorg/behandeling zonder onderwijs (tussentijds)
10/11 aantal 5
11/12 aantal 8
12/13 aantal 14
13/14 aantal 14
5 0 0
6 2 0
13 0 1
12 1 1
10/11 aantal 9
11/12 aantal 7
12/13 aantal 4
13/14 aantal 12
0 9
1 5
0 3
0
1
1
3 6 2 1
c. Ondersteuningszwaarte De onderstaande kengetallen betreffen de ondersteuningszwaarte. Het betreft door een externe professional vastgestelde beperkingen (uitgezonderd de leerlingen met kenmerken ASS). De leerlingen met taal/spraakproblemen zijn niet in het overzicht opgenomen. Dit geldt voor een groot deel van de ZML-leerlingen. Deze beperkingen zijn echter lang niet altijd gediagnosticeerd. We stemmen het onderwijsaanbod en de begeleiding af op de onderwijsbehoefte van de leerlingen. Als de zorgbehoefte (fysiek en/of sociaal-pedagogisch) van de leerling zodanig groot is dat het krijgen van onderwijs hierdoor belemmerd wordt, dan schakelen we zorgondersteuners in. Veel lichamelijke of medische beperkingen hebben ook een gedragscomponent in zich. Van een aantal leerlingen is het IQ niet bekend (wel de ontwikkeling in maanden). De kengetallen betreffen het schooljaar 2013-2014. De kengetallen betreffen het schooljaar 20142015 Aantal
Type ondersteuningszwaarte Onderwijs- of ondersteuningsbehoeften vanwege IQ o IQ boven de 55 o IQ tussen de 35 en 55 o IQ onder de 35 SO/VSO Speciaal onderwijs Voortgezet speciaal onderwijs MG-indicatie SO VSO Onderwijs- of ondersteuningsbehoeften vanwege gedragsbeperkingen (SO) o ADHD o ADD o MCDD o ASS o Kenmerken ASS o Hechtingsstoornis o Hersenbeschadiging Onderwijs- of ondersteuningsbehoeften vanwege gedragsbeperkingen (VSO)
21 58 23
53 49 20 13 4 0 1 9 1 0 2
4
o ADHD 0 o ADD 0 o MCDD 1 o ASS 7 o Kenmerken ASS 1 o Hechtingsstoornis 1 o Hersenbeschadiging 0 Onderwijs- of ondersteuningsbehoeften vanwege lichamelijke beperkingen en/of medische problematiek (SO) o Slechthorend 0 o Visuele beperking 1 o Spasme / Cerebrale Parese/Ataxi 3 o Spierzwakte 1 o Prader Willi 2 o Epilepsie 3 o Coeliaki 1 o NAH 1 o Diabetes 1 o CF 1 o Stofwisselingsziekte 2 o Hartafwijking 1 o Chromosoomafwijking 4 o Syndroom van Down 12 o Onderwijs- of ondersteuningsbehoeften vanwege lichamelijke beperkingen en/of medische problematiek (VSO) o Slechthorend 0 o Visuele beperking 2 o Spasme / Cerebrale Parese/Ataxi 3 o Spierzwakte 1 o Prader Willi 0 o Epilepsie 2 o Coeliaki 1 o NAH 1 o Diabetes 1 o CF 1 o Stofwisselingsziekte 1 o Hartafwijking 1 o Chromosoomafwijking 3 o Syndroom van Down 16
d. Deskundigheid Onderstaande expertise is binnen de school beschikbaar en/of structureel aanwezig. De school geeft aan óf de expertise aanwezig is en zo ja, of deze intern of extern beschikbaar is. A / V of G
expertise op
Gedragsbeperkingen
ja, nl.
Lichamelijke beperkingen
ja, nl.
Slechtziend
ja, nl.
ADHD, ADD, ASS, leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag Zie boven Leerlingen met visusbeperking
een
G
G G
intern/ extern Intern / extern Intern / extern Intern/ extern
5
Slechthorend
ja, nl.
Taal-/spraakbeperkingen Logopedie
ja, nl.
Fysiotherapie Ergotherapie Sherborne Zindelijkheid / eten en drinken (Plurijn) Gedragsspecialist pedagogische/organisatorische ondersteuning.) Speltherapie anders, nl.
Leerlingen met een auditieve beperking Taal/spraakstoornissen o.a. leerlingen die niet komen tot spreken
expertise
voor
extra
G G
G G G G G G
Intern/ Extern Intern/ Extern
Intern Intern Intern Extern Intern / extern Intern
e. Fysieke voorzieningen De school beschikt over de volgende fysieke voorzieningen. Type voorziening Rolstoeltoegankelijkheid time-out ruimte (altijd beschikbaar) grotere lokalen (in relatie tot aantal leerlingen) bredere gangen (in relatie tot aantal leerlingen) Verzorgingsruimte Revalidatieruimte Snoezelruimte Leskeuken Zwembad
ja (j)/nee (n) Ja Ja Ja Nee Ja Nee Ja Ja Nee
f. Organisatorische voorziening De school beschikt over de volgende organisatorische voorzieningen Type voorziening
de hoeveelheid aandacht/handen in de klas
Korte toelichting
Alle groepen werken structureel met een leerkracht en een onderwijsassistente. We maken veel gebruik van de inzet van stagiaires. Een aantal leerlingen heeft extra begeleiding nodig op het gebied van persoonlijke verzorging of op de aansturing m.b.t. het gedrag. In dergelijke gevallen doen we een beroep op AWBZ-middelen. Vanuit deze AWBZ-middelen kan de inzet van een zorgondersteuner bekostigd worden. Verschillende specialisten (fysiotherapie, ergotherapie, speltherapie, logopedie) zijn werkzaam op onze school. De therapieën kunnen onder schooltijd gevolgd worden.
de onderwijsmaterialen
Wat onderwijsmaterialen betreft beschikt de school over de nodige middelen om voor alle leerlingen passend onderwijs te kunnen bieden. Snel toegankelijk is een depot met materialen voor ergotherapie. Er wordt gebruik gemaakt van een fysioruimte. ZML-leerlingen zijn gebaat bij structuur en duidelijkheid. Er wordt veel gebruikt gemaakt van het visualiseren van regels en routines. Het dagritme is duidelijk voor de leerlingen. Voor het VSO zijn er materialen aanwezig die gebruikt worden in het kader van arbeidstoeleiding. Met de trainingsmaterialen wordt gewerkt 6
aan motorische vaardigheden en werknemersvaardigheden. De school bereidt leerlingen voor op het deelnemen in de maatschappij. De onderwijsmaterialen in het VSO zijn hierop aangepast. Een middel hiervoor zijn ook diverse vormen van stage, waardoor de mogelijkheden en de voorkeuren van een leerling duidelijk worden. De school beschikt over een methode en materialen om leerlingen voor te bereiden op (begeleid) zelfstandig wonen.
de ruimtelijke omgeving
De school is volledig rolstoeltoegankelijk. Er is een time-out ruimte beschikbaar. Het speelplein heeft extra voorzieningen voor leerlingen met speciale bewegingsbehoeften. Het plein is overzichtelijk ingedeeld en geheel of gedeeltelijk afgesloten. Voor (jonge) leerlingen is er een speciaal plein wat extra veiligheid en begrenzing biedt. De lokalen kunnen waar nodig met een extra beveiliging worden afgesloten. De jongste groepen beschikken over een inpandige verzorgingsruimte. Er is een invalidentoilet, een tillift en een rolstoelaanrecht. Op school is een snoezelruimte aanwezig. In deze ruimte zijn materialen die zorgen voor ontspanning of juist voor activering. Snoezelmaterialen zijn ook in de (MG-)groepen aanwezig. De MGgroepen beschikken o.a. over een hangmat. Er is een inpandig speellokaal en een gymzaal op loopafstand. Het volgen van hydrotherapie door de fysiotherapeut behoort tot de mogelijkheden. We kunnen daarvoor gebruik maken van het zwembad van ’s Heerenloo. Ouders regelen zelf het vervoer. Alle leerlingen van 9 t/12 jaar komen in aanmerking voor zwemmen. Watergewenning is een belangrijk onderdeel. Waar mogelijk worden de kinderen opgeleid voor een (aangepast) diploma. Het zwemmen wordt door de school bekostigd. Het VSO heeft enkele praktijklokalen, waaronder een keuken, een lokaal voor arbeidstraining en een lokaal voor woontraining. In dit lokaal is een bed wat, waar nodig, ook gebruikt kan worden voor rustmomenten van leerlingen.
Teamexpertise op het gebied van
• • • • •
Tan Söderbergh Sherborne Leespraat Transactionele Analyse Triple-C (Wordt in hoofdstuk 5 nader beschreven)
g. Personeel De onderstaande kengetallen betreffen de inzet van functies van belang voor de ondersteuning binnen de school. Functie
Aantal dagdelen per week
7
Leerkracht Interne begeleiding Onderwijsassistent(e) Orthopedagoog Schoolmaatschappelijk werk Logopedist Fysiotherapeut Ergotherapeut
105 11 111 3 op afroep 9 3 2
h. Opbrengsten Door de inspectie is het basisarrangement toegekend. Oordeel van de inspectie over opbrengsten: De inspectie is op dit moment nog niet in staat om op basis van de uitstroomgegevens of eindresultaten te beoordelen of de leeropbrengsten op schoolniveau overeenstemmen met de mogelijkheden van de leerlingenpopulatie. Zij geeft dan ook nu nog geen oordeel over de resultaten van de school. Wel heeft zij zich op basis van de uitstroomgegevens van de schoolverlaters een beeld gevormd van deze opbrengsten. De inspecteur constateerde dat de uitstroomgegevens in relatie met de IQ-gegevens van de leerlingen voor de afgelopen drie schooljaren van een uitstekend niveau zijn. i. Financiën Het samenwerkingsverband Berseba gaat de ondersteuningskosten betalen voor leerlingen in het SO. Plaatsing in het SO is pas mogelijk nadat het samenwerkingsverband hiermee instemt. Bepalen en betalen liggen hiermee in één hand. De ondersteuningskosten voor de plaatsing in het SO worden jaarlijks door DUO berekend op basis van de 1 oktobertelling. Deze kosten worden rechtstreeks aan de SO-school betaald en verrekend met het desbetreffende samenwerkingsverband. Voor het VSO geldt dezelfde financiering. De school is aangesloten bij het Reformatorisch Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs. Basisondersteuning De basisondersteuning is het niveau van ondersteuning dat op de school intern (of van buiten naar binnen gehaald) geboden kan worden. Het bestaat uit basiskwaliteit en een aantal preventieve en licht curatieve interventies. Uitgangspunt bij het bepalen bij het niveau van basisondersteuning is het referentiekader. Het betreft de basisondersteuning die van een school voor ZML/MG verwacht mag worden. a. Basiskwaliteit De basiskwaliteit is het minimumniveau waaraan volgens de onderwijsinspectie (zie toezichtskader) het onderwijs moet voldoen. In het onderstaande overzicht geeft de school aan hoe het staat met de kwaliteit op de verschillende onderdelen. (Bij ‘leerkrachten’ kan er in bepaalde gevallen ook ‘onderwijsassistentes’ gelezen worden). ONDERWIJSLEERPROCES1 1. Duidelijk
G
De leerkrachten leggen de leerstof op een duidelijke manier uit aan de leerlingen. Ze gaan steeds na of de leerlingen de uitleg goed begrijpen. Tijdens de uitleg wordt de oplossingsstrategie centraal gesteld. De leerkrachten sluiten bij nieuwe leerstof aan op de voorkennis en de instructiebehoefte van de leerling. De voorkennis wordt gebruikt als brug naar nieuwe kennis. Nieuwe leerstof wordt (zo nodig) begeleid ingeoefend. Er is tijdens het leermoment controle of de leerling de leerstof adequaat inoefent en er wordt zo nodig direct bijgestuurd.
1
G=goed, V=voldoende, A= aandachtspunt/ontwikkelpunt.
8
2. Taakgericht
G
De leerkrachten zorgen voor een duidelijke structuur in de onderwijsactiviteiten. Het onderwijsleerproces wordt gekenmerkt door orde en rust. De leerkrachten geven de leerlingen feedback op hun werkhouding en taakaanpak. De leerkrachten visualiseren het dagprogramma (foto’s / pictogrammen / tekst). De leerkracht maakt aan het begin van de les het doel duidelijk en geeft een duidelijk (gevisualiseerd) overzicht van de les. De leerkracht stimuleert de leerling tijdens de les in taakgericht gedrag. In de groepen is sprake van orde en rust. Er worden duidelijke klassenregels gehanteerd. Er heerst een taakgerichte werksfeer. Storend gedrag van leerlingen wordt niet geaccepteerd en bijgestuurd. De lessen beginnen op tijd. Er zijn weinig tot geen onnodige lesverstoringen. De leerkrachten evalueren regelmatig (groepsgewijs of individueel) de werkhouding en de taakaanpak van de leerlingen. Wat gaat goed en wat kan beter? Ze nemen hier de tijd voor. Daar waar nodig gaan ze individueel met de leerlingen in gesprek.
3. Activerend
V
De leerkrachten stimuleren de leerlingen om steeds actief mee te doen en mee te denken. De leerkrachten laten de leerlingen regelmatig en op een doelmatige wijze samenwerken. Tijdens de uitleg laten de leerkrachten de leerlingen zoveel mogelijk mee doen. Ze passen activerende werkvormen toe. Leerkrachten stellen (open) vragen op verschillende niveaus zodat de leerlingen aangezet worden tot nadenken. Ze geven de leerlingen opdrachten die hen stimuleren om actief mee te denken. Ze kijken gemaakt werk zoveel mogelijk direct samen met de leerlingen na en formuleren leerpunten voor de volgende keer.
4. Resultaatgericht
V
De leerkrachten hebben hoge verwachtingen van de resultaten van de leerlingen. In de groepen wordt gewerkt met streefdoelen voor de basisvaardigheden. De leerkrachten evalueren nauwgezet de resultaten die de leerlingen halen. De leerkrachten gaan met de leerlingen in gesprek over de door hen behaalde resultaten. Leerkrachten hebben realistische hoge verwachtingen van de leerlingen, zonder hen te overvragen. De leerkrachten volgen de prestaties en ontwikkelingen van de leerlingen door jaarlijks doelen te stellen en te evalueren op de leerlijnen in het LVS. Dit betreft in ieder geval de kernvakken. De leerkrachten evalueren regelmatig de ontwikkeling van de leerling aan de hand van leerlingenwerk, toetsen (methodegebonden en niet-methodegebonden) en de leerlijnen van het LVS. Ze doen dit in ieder geval voor de kernvakken. De leerkrachten bespreken (groepsgewijs of individueel) met de leerlingen over de door hen behaalde leerresultaten (leerlingewerk en toetsen). Is het doel behaald en wat is de volgende stap in het leerproces?
5. Afgestemd
G
De leerkrachten stemmen de leerstof af op verschillen in onderwijsbehoeften tussen de leerlingen. De leerkrachten stemmen de instructie af op verschillen in onderwijsbehoeften tussen de leerlingen. De leerkrachten stemmen de verwerkingsopdrachten af op verschillen in onderwijsbehoeften tussen de leerlingen. De leerkrachten stemmen de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. De leerkrachten stemmen de leerinhoud af op de onderwijsbehoefte van de leerling door doelgericht te werken op het niveau van de leerling met behulp van de leerlijnen. De leerkrachten differentiëren op planmatige wijze in de uitleg van de leerstof. Zij differentiëren in tempo, inhoud en instructiewijze zodat elke leerling gemotiveerd wordt om aan het werk te gaan. De leerkrachten geven de leerlingen verwerkingsopdrachten die aansluiten bij hun niveau en bij hun tempo. De leerkrachten stemmen de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkelingsniveau en onderwijsbehoefte van leerlingen.
SCHOOLKLIMAAT 6. Betrokkenheid
G
De leerkrachten geven de leerlingen positieve persoonlijke aandacht. De leerkrachten bevorderen het zelfvertrouwen van de leerlingen. De leerkrachten nemen de tijd voor de leerlingen; ze ‘zijn er voor hen’. Bij problemen ontvangen de leerlingen persoonlijke begeleiding. De leerkrachten hebben aandacht voor de persoonlijke situatie van de leerling. Ze zien de leerling in de context. Ze stimuleren leerlingen aandacht te hebben voor elkaar. De leerkrachten luisteren goed naar de leerlingen en spreken positief over hen. Ze waarderen de inbreng van de leerlingen. Ze hebben hoge verwachtingen van de leerlingen en stralen dat uit. De leerkrachten geven de leerlingen veel positieve feedback. Ze laten de leerlingen veel succeservaringen opdoen.
9
7.Sfeer
G
De leerkrachten stimuleren leerlingen op een respectvolle manier met elkaar om te gaan. De leerkrachten begeleiden de leerlingen bij het respectvol omgaan met elkaar. De leerkrachten stimuleren de leerlingen elkaar te accepteren zoals ze zijn. Ze leren hen met elkaar om te gaan volgens de algemeen aanvaarde normen. Ze stimuleren leerlingen samen te werken, naar elkaar te luisteren en zorg te hebben voor elkaar. Ze staan niet toe dat leerlingen worden uitgelachten of gediscrimineerd. De leerkrachten leren de gedrags- en omgangsregels aan door er systematisch en consequent aandacht aan te besteden in alle groepen. Ze laten de leerlingen weten wat het gewenste gedrag is en laten dat zelf ook zien. De leerkrachten spreken positieve verwachtingen uit naar de leerlingen over het omgaan met elkaar. Ze begeleiden leerlingen bij het zelf oplossen van ruzies en misverstanden. Door openheid en erkenning binnen het team ervaren de leerkrachten en de leerlingen de school en de als een veilige plaats.
8.Veiligheid
V
Naar aanleiding van onderzoek naar de veiligheidsbeleving en analyse van de incidentenregistratie onderneemt de school gerichte acties. De personeelsleden weten hoe ze moeten handelen bij incidenten. De schoolleiding zorgt ervoor dat de gegevens uit de incidentenregistratie geanalyseerd worden met het oog op evaluatie en verbetering van het veiligheidsbeleid. Conclusies en daaraan gerelateerde plannen worden binnen het team besproken en vastgelegd. Er is vastgelegd hoe gereageerd wordt op incidenten. Deze procedures zijn bij alle betrokkenen bekend.
LEERSTOFAANBOD 9.Volledig aanbod
V
Bij de aangeboden leerinhouden voor ‘Nederlandse taal’ en ‘Rekenen en wiskunde’ betrekken de leerkrachten alle kerndoelen als te bereiken doelstellingen (SO). De school hanteert een leerstofaanbod voor de kernvakken van het uitstroomprofiel (VSO). De leerinhouden in de leerlijnen zijn dekkend voor alle kerndoelen. In het LVS en in de groepsplannen laten de leerkrachten zien dat de leerinhouden ook feitelijk worden aangeboden.
10.Gelegenheid tot leren
V
De school heeft voor elke uitstroombestemming een eindniveau op de leerlijnen van het CED geformuleerd. Dit is vervolgens vertaald naar een leerstofaanbod per leerjaar: de leerroute. De leerinhouden zijn beschreven in doorgaande leerlijnen (CED).
11.Toerusten en vormen
V
Bij de aangeboden leerinhouden op de leergebied overstijgende vormingsgebieden biedt de school de kerndoelen als te bereiken doelstellingen. De school heeft een aanbod gericht op bevordering van actief burgerschap en sociale integratie. De leerinhouden van de leerlijnen op de leergebied overstijgende vormingsgebieden zijn dekkend voor de kerndoelen. In de groepsplannen laten de leerkrachten zien dat de leerinhouden ook feitelijk worden aangeboden. De school bevordert een verantwoorde deelname en betrokkenheid bij de samenleving. De leerkrachten schenken aandacht aan de bevordering van algemeen gangbare sociale competenties. Ze bevorderen basiswaarden en de kennis, houdingen en vaardigheden voor participatie in de democratische rechtstaat. De leerkrachten brengen burgerschap en sociale integratie ook zelf in de praktijk.
ZORG EN BEGELEIDING 12.Leerlingbegeleiding
G
De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen. De leerkrachten volgen systematisch de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen. Analyse van opbrengsten leidt daar waar nodig voor groepjes leerlingen of voor individuele leerlingen tot aanpassing van het onderwijs. De school stelt voor alle leerlingen, binnen zes weken na plaatsing, een ontwikkelingsperspectief vast. De school volgt en evalueert het ontwikkelingsperspectief en stelt het indien nodig bij. De leerkrachten volgen de prestaties en ontwikkelingen van de leerlingen door jaarlijks doelen te stellen en te evalueren op de leerlijnen in het LVS. Daarnaast volgen zij de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen met landelijk genormeerde, valide en betrouwbare methodeonafhankelijke toetsen (CITO: toetsen voor speciale leerlingen / zml-toetsen) voor tenminste de kernvakken. De leerkrachten bepalen in alle groepen regelmatig de ontwikkeling van de leerlingen met behulp van dagelijks leerlingewerk, evaluatie op de leerlijnen d.m.v. het LVS en methodegebonden en niet-methode gebonden toetsen. Ze doen dit in ieder geval voor de kernvakken. De leerkrachten analyseren zowel op leerlingniveau als op groepsniveau.
10
Vanuit de analyse van de opbrengsten wordt, waar nodig , de ondersteuning aangepast aan de onderwijsbehoeften om zo het gestelde ontwikkelingsperspectief (alsnog) te behalen. De Commissie van Begeleiding (CvB) stelt binnen zes weken na plaatsing voor de leerling een ontwikkelingsperspectief vast met een bijbehorende leerroute. Ten minste één maal per jaar stelt de school (tijdens de leerlingbespreking) voor iedere leerling vast of de ontwikkeling gunstiger, in overeenstemming met of ongunstiger is dan het vastgestelde ontwikkelingsperspectief. Op grond hiervan wordt het onderwijs aangepast. Indien blijkt dat na aanpassing van het onderwijs geen verbetering van de resultaten te verwachten is, kan het ontwikkelingsperspectief aangepast worden door de CvB.
13.Leerlingenzorg
G
De leerkrachten signaleren vroegtijdig welke leerlingen bijzondere zorg nodig hebben. Op basis van de analyse van de verzamelde gegevens bepalen de leerkrachten de aard van de zorg voor de leerlingen. De leerkrachten hebben inzicht in de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen. De leerkrachten voeren de zorg planmatig uit. De leerkrachten evalueren regelmatig de effecten van de zorg. In geval van gesignaleerde achterstanden en/of stagnerende ontwikkeling analyseren de leerkrachten de verzamelde gegevens over het actuele leer- en ontwikkelingsproces (school, groep, leerkracht, thuissituatie), Deze analyse wordt zo nodig gevolgd door diagnostisch onderzoek om aard en oorzaak scherper te krijgen. Vervolgens krijgt op grond hiervan de extra zorg een concrete en passende invulling. Bij de bepaling van de zorg houden de leerkrachten nadrukkelijk rekening met stimulerende en belemmerende factoren. Deze gebruiken ze bij het bepalen van de aard van de zorg. De leerkrachten hebben per leerling de onderwijsbehoeften vastgelegd in een ontwikkelingsperspectief. Dit betreft de onderwijsbehoefte m.b.t. geconstateerde leer- en gedragsproblemen, onderwijstijd, instructie, leerstof en verwerking. De school heeft voor elke leerling (vanuit de beginsituatie en het ontwikkelingsperspectief) de leerroute vastgesteld. De leerroute is vertaald naar doelen per schooljaar die op vaste tijden worden geëvalueerd. Vanuit de evaluatie blijkt of het onderwijs en de ondersteuning aangepast moeten worden om het ontwikkelingsperspectief te behalen. Er worden concrete doelen geformuleerd. De activiteiten zijn concreet beschreven en gepland. Het moment en de wijze van evaluatie zijn vastgelegd. De leerkrachten evalueren regelmatig de effecten van de zorg.
14.Doorstroom van leerlingen
G
De leerkrachten gebruiken de informatie van scholen en instellingen waar de leerlingen vandaan komen voor de begeleiding van de leerlingen. De school maakt beredeneerde afwegingen bij de doorstroom van leerlingen binnen de school. De school zorgt voor een ‘warme overdracht’ tijdens de schoolloopbaan van de leerlingen. De school heeft voor plaatsing altijd contact met de vorige school of instelling. De school vraagt informatie op van de scholen en instellingenwaar de leerlingen vandaan komen. De school gebruikt deze informatie voor het bepalen van de beginsituatie en het ontwikkelingsperspectief én de bijbehorende leerroute. De doorstroom naar het VSO is geformaliseerd. De leerkrachten dragen hun leerlingen over aan de leerkrachten van de volgende groep. In deze overdracht worden alle leerlingen, met hun ontwikkelingsperspectief met bijbehorende belemmerende en stimulerende factoren, onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften individueel besproken.
15.Zorgstructuur
G
Er is structureel overleg tussen de leerkracht en de interne begeleider. De school werkt daar waar nodig samen met externe organisaties en deskundigen. Er is regelmatig overleg tussen de interne begeleider en de schoolleiding over het functioneren van de leerlingenzorg. De verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de zorg is voor ieder duidelijk. De leerkrachten zien zichzelf als de eerstverantwoordelijke voor wat betreft de zorg aan de leerlingen. Er is periodiek overleg tussen de leerkracht en de interne begeleider en orthopedagoog, over de zorg aan de leerlingen (minimaal 3x per jaar). De benodigde ondersteuning wordt vastgesteld, het effect van de geboden ondersteuning wordt besproken. De inhoud van de contacten met ouders komt aan de orde. Knelpunten behorend bij de ondersteuning van de leerlingen komen aan de orde. Dit overleg leidt tot afspraken die vastgelegd worden en tijdens een volgend overleg geëvalueerd worden.
11
De school werkt samen met hulpverlenende instanties en zorgaanbieders, gemeentelijke instantie, zodat indien nodig van hun kennis en inzet gebruik kan worden gemaakt, bij leerlingen bij wie de school niet tegemoet kan komen aan hun specifieke onderwijsbehoeften. Deze inbreng van externen levert meer kennis op in het omgaan met de op school voorkomende leer/ en gedragsproblemen. De school werkt samen met hulpverlenende instanties en zorgaanbieders, gemeentelijke instanties (leerplicht, GGD, ZAT), zodat indien nodig van hun kennis en inzet gebruik kan worden gemaakt, bij leerlingen bij wie de school niet tegemoet kan komen aan hun specifieke onderwijsbehoeften. Deze inbreng van externen levert meer kennis op in het omgaan met de op school voorkomende leer/ en gedragsproblemen. De interne begeleider en de schoolleiding hebben regelmatig (minimaal 3 x per jaar) overleg over het functioneren van de zorg. Daarvoor zijn er een aantal vaste bespreekpunten. De interne begeleider rapporteert over de knelpunten en over het effect van genomen maatregelen naar aanleiding van eerder geconstateerde knelpunten. De conclusies n.a.v. de bespreking worden vastgelegd. De verantwoordelijkheden, bevoegdheden en daarvan afgeleide taken van de verschillende betrokkenen (directeur, interne begeleider, coach, leerkracht en RT-er) met betrekking tot de leerlingenzorg zijn duidelijk omschreven en bij ieder bekend. De regie over de zorg aan alle leerlingen ligt bij de leerkrachten. Leerkrachten zijn het eerste aanspreekpunt voor de zorg aan de leerlingen uit hun groep. Leerkrachten sturen de zorg aan, ook als de leerling de zorg buiten de groep krijgt.
KWALITEITSZORG 16.Voorwaarden voor kwaliteit
G
De school gaat actief na wat de onderwijsbehoeften zijn van de leerlingpopulatie. De school stemt het onderwijsleerproces af op de onderwijsbehoeften van onze leerlingpopulatie. De school gaat na hoe leerlingen zich handhaven in het onderwijs. Het personeel heeft kennis van de leerlingpopulatie. De kennis van de onderwijsbehoeften van de leerlingen heeft aantoonbaar consequenties voor de inrichting van het onderwijsleerproces. Deze consequenties worden vastgelegd. Jaarlijks wordt dit geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. SO: De school weet hoe de oud-leerlingen functioneren in het VSO. VSO: De school weet hoe de oud-leerlingen functioneren op de werkplek of het activiteitencentrum (nazorg). Daar waar er aanleiding toe is, past de school het onderwijsleerproces aan. De conclusies naar aanleiding van de analyse worden vastgelegd.
17.Systeem van evaluatie
V
De school plant elk jaar activiteiten in om de kwaliteit van het onderwijs te onderzoeken, te borgen, te verbeteren en openbaar te maken. De school heeft doelen en activiteiten op het gebied van kwaliteitszorg vastgelegd in een kwaliteitsbeleidsplan. De schoolleiding zorgt voor een systematische analyse van het onderwijsleerproces en de leerlingopbrengsten met als doel tijdig zwakke plekken te signaleren. De school verzamelt systematisch feedback van personen van buiten de school over de aspecten die zij zelf ook evalueert. Dit is de kern van de kwaliteitszorg. De schoolleiding kan aantonen dat jaarlijks deze activiteiten ingepland worden. Bij openbaar maken gaat het om het afleggen van horizontale en verticale verantwoording. Binnen de systematische aanpak van de kwaliteitszorg heeft de schoolleiding de doelen en activiteiten op het gebied van kwaliteitszorg vastgelegd in een kwaliteitsbeleidsplan. In het kwaliteitsbeleidsplan wordt ook beschreven wie wat op welk moment doet in dit proces en het is duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is. De doelen zijn meetbaar (in waarneembare effecten) en concreet (wat betreft de beoogde verbeteringen) uitgewerkt.
COMMUNICATIE MET OUDERS 18.Meedenken
G
De personeelsleden laten zich waar nodig informeren over de opvattingen en bevindingen van ouders over de ontwikkeling van hun kind op school en thuis. De ouders/verzorgers van leerlingen worden betrokken bij de zorg aan hun kind. De school ondersteunt de ouders bij de aanpak van hun kind thuis. De school neemt initiatief om een goed beeld te krijgen over de thuissituatie, de schoolbeleving, de begeleiding van kind en/of gezin door instellingen voor hulpverlening, de effecten van specifieke begeleiding, enzovoort. De bevindingen worden vastgelegd in notulen en/of leerlingdossiers. Leerkrachten en/of interne begeleiders geven op duidelijke en begrijpelijke wijze aan wat hun beeld is van de ontwikkeling van
12
het kind. Ze geven de ouders inzicht in de vorderingen m.b.t. de basisvaardigheden en de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun kind. Ze informeren ouders zodat ouders begrijpen hoe zij tot dit beeld komen. Ze vragen of ouders dit beeld herkennen en eventuele zorgen kunnen meemaken. Leerkrachten en/of interne begeleiders gaan na welk beeld ouders hebben over de ontwikkeling van hun kind thuis en op school. Ze stellen samen met de ouders de onderwijsbehoefte van het kind vast. Dit krijgt een plaats in het ontwikkelingsperspectief. Ze gaan samen met de ouders na wat de beste aanpak is voor het kind, op school en waar mogelijk ook thuis. Ze stemmen de aanpak op school af met ouders en zorgen ervoor dat deze aanpak voor ouders duidelijk en acceptabel is. Ze maken duidelijke afspraken over wie wat doet en over de manier waarop geëvalueerd wordt. De school geeft voorlichting over de methoden die gebruikt worden. De school organiseert ouderavonden met pedagogischdidactische onderwerpen. Leerkrachten geven tips en ideeën over hoe ouders thuis op positieve en plezierige wijze de ontwikkeling van hun kind kunnen bevorderen. Leerkrachten stimuleren ouders om vanuit hoge, maar wel realistische verwachtingen met het kind om te gaan. De schoolmaatschappelijk werker maakt deel uit van de commissie van begeleiding. Leerkrachten geven signalen van handelingsverlegenheid van ouders door. De schoolmaatschappelijk werker kan waar nodig met de ouders een route bepalen voor ondersteuning in de thuissituatie.
CONTACTEN MET EXTERNEN 19.Functioneel
G
De school onderhoudt functionele contacten met voor- en naschoolse voorzieningen. De school onderhoudt functionele contacten met uitstroombestemmingen. De school onderhoudt functionele contacten met de onderwijsadviesdienst(en). De school neemt actief deel aan relevante netwerken. De school onderhoudt contacten met de uitstroombestemmingen van de leerlingen die de school verlaten. De contacten zijn gericht op overdracht van leerlingengegevens en de aansluitingsproblematiek, op afstemming en op voorlichting. De school heeft de afspraken over de nazorg van uitstromende leerlingen vastgelegd. De school neemt deel aan netwerken die afgestemd zijn op cluster 3 – leerlingen. De school onderhoudt daar waar nodig contacten met instellingen voor jeugdhulpverlening, instellingen voor (geestelijke) gezondheidszorg enz., voor het op elkaar afstemmen van interventies.
SCHOOLONTWIKKELING 20.Resultaatgericht
V
De schoolleiding stimuleert een resultaatgerichte cultuur en draagt dit uit. Het team werkt met schoolspecifieke streefdoelen. Het team werkt planmatig aan goede resultaten. Wanneer de resultaten daar aanleiding toe geven wordt het onderwijsleerproces door het team nader geanalyseerd. De conclusies naar aanleiding van analyses worden besproken binnen het team. Het team stelt gezamenlijk verbeteronderwerpen en succesmaten vast. De schoolleiding gaat met de leerkrachten in gesprek over de in hun groep bepaald resultaten in relatie tot hun lesgeven. Voor de leerlijnen heeft het team voor elke leerroute per leergebied de eind- en tussendoelen per leerjaar geformuleerd. Deze leerroutes met streefdoelen zijn afgestemd op onze schoolpopulatie. Het team stelt daarbij hoge doelen (hoge verwachtingen). De doelen zijn vastgesteld tijdens een overleg met het team.
b. Preventieve en licht curatieve ondersteuning In deze paragraaf wordt beschreven hoe de school door middel van preventieve en licht curatieve ondersteuning tegemoet komt aan onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van leerlingen. Onder preventie verstaan we in dit geval de basisondersteuning voor alle leerlingen die er op is gericht om tijdig leerproblemen en opgroei- en opvoedproblemen te signaleren. Vroegtijdige signalering vereist de aanwezigheid van diagnostische expertise en kan al dan niet in samenwerking met ketenpartners worden georganiseerd. Ook de zorg voor een veilig schoolklimaat (zowel voor leerlingen als medewerkers) maakt deelt uit van de basisondersteuning. Herkenning problematiek2 De school is in staat vroegtijdig leer- opgroei en opvoedproblemen te signaleren. 2
G
G=goed, V=voldoende, A= aandachtspunt/ontwikkelpunt.
13
Zorgteam / ketenpartners G De school beschikt over (of participeert binnen) een zorgteam, dat over voldoende expertise beschikt om op een adequate wijze handelingsgericht te (laten) handelen in de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van leerlingen en gezinnen. De school werkt daarbij samen met de relevante ketenpartners: (school)maatschappelijk werk, leerplichtambtenaar, GGD. Meervoudig lichamelijke beperking V De school is fysiek toegankelijk voor en heeft beschikking over hulpmiddelen voor leerlingen met een (meervoudig) lichamelijke beperking. Sociale veiligheid en gedragsproblemen G De school hanteert een sluitende aanpak op sociale veiligheid en gedragsproblemen. (ortho)pedagogische en/of orthodidactische programma’s en methodieken die gericht zijn op sociale veiligheid en het voorkomen en aanpakken van gedragsproblemen. Medische handelingen G De school heeft een voor alle medewerkers bekend en toegankelijk protocol voor medische handelingen. Ouders vullen voor alle leerlingen een medicijnprotocol in. 5. Extra ondersteuning Alles wat boven de basisondersteuning uitgaat, is extra ondersteuning. In deze paragraaf beschrijven we de extra (specifieke) ondersteuningsmogelijkheden die de school kan bieden. We doen dat in de vorm van arrangementen die al dan niet structureel onderdeel uitmaken van het onderwijsaanbod van de school. Een arrangement bestaat altijd uit meerdere onderdelen, die, waar van toepassing, beschreven worden. De extra ondersteuning kan mede geboden worden door de deskundigheid van het team. Het team heeft op verschillende gebieden scholing gevolgd. •
Tan Söderbergh Het doel van deze methode is het stimuleren van de innerlijke spraak en het bevorderen van actief taalgebruik. Onderdelen uit deze methode worden bij logopedie en in de groepen toegepast.
•
Sherborne Een bewegingsmethode die de leerlingen bewust maakt van hun eigen lichaam, de ander en van de omgeving waarin ze zich bevinden. De methode gaat uit van de twee basisbehoeften: zich goed voelen in het eigen lichaam en in staat zijn relaties aan te gaan. Het gaat om zelfvertrouwen, vertrouwen in de ander en zich veilig voelen. Bewegen wordt een middel om te communiceren. Teamleden in de jongste groepen en in de MG-groepen gebruiken Sherborne in hun lessen. Daarnaast is er een teamlid gespecialiseerd in Sherborne en geeft extra lessen aan groepjes kinderen.
•
Leespraat Voor leerlingen die niet met de gebruikelijk methode tot lezen komen, wordt de methode Leespraat ingezet. Het is een doorgaande lijn binnen de school, waarbij lezen en praten hand in hand gaan. Lezen om te leren praten (stimuleren van het praten, zinslengte uitbreiden en de uitspraak verbeteren). Het leesproces verloopt van globaal naar analytisch. Bij deze methode staat de eigen leefwereld van het kind centraal. Teamleden hebben scholing gevolgd op het gebied van Leespraat.
•
Transactionele Analyse 14
Het team heeft scholing gevolgd m.b.t. de begeleidingsaanpak van de Transactionele Analyse (TA). De begeleiding gaat vooral in op het werken vanuit de relatie. Respect en empathie zijn belangrijke items. •
Triple-C Voor kinderen met moeilijk verstaanbaar gedrag wordt de methode Triple-C ingezet. De teamleden gaan een onvoorwaardelijke ondersteunings-relatie aan met de leerlingen. Zij zorgen voor een betekenisvolle daginvulling. Zij focussen niet op probleemgedrag, maar laten juist het geplande dagprogramma doorgaan. D.m.v. intervisiebijeenkomsten o.l.v. de orthopedagoog krijgt Triple-C een plaats in de school.
a. Arrangementen : Moeilijk verstaanbaar gedrag Expertise De school heeft expertise voor het begeleiden van leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag. Aandacht en tijd Leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag worden begeleid volgens de principes van Triple-C. De teamleden gaan een onvoorwaardelijke ondersteuningsrelatie aan met de leerlingen. Zij zorgen voor een betekenisvolle daginvulling. Zij focussen niet op probleemgedrag, maar laten juist het gewone leven doorgaan. In het document ‘Onderwijs en zorg’ zijn afspraken gemaakt over mogelijkheden en grenzen t.a.v. de mate van begeleiding. Eén van de teamleden is hierin gespecialiseerd en heeft ambulante tijd voor het begeleiden van collega’s. Fysieke omgeving Leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag zijn geïntegreerd in de reguliere ZML-groepen. In de meeste gevallen betreft dat een ZML-MG-groep. Samenwerking: De begeleiding van deze leerlingen gebeurt in nauwe samenwerking met de orthopedagoge. Het hele team doet mee aan intervisiebijeenkomsten. Aan de hand van videobeelden bespreken we casussen en leren we van elkaar. De orthopedagoge is als coach bij dit proces betrokken. Met De Schutse en Adullam (instellingen voor gehandicaptenzorg) zijn er gesprekken om te komen tot een gezamenlijk initiatief.
Inzet van interne en externe expertise Expertise We gebruiken de expertise van interne en externe deskundigen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Door de inzet van deze expertise komen we meer tegemoet aan de hulpvraag van de leerling. Het betreft expertise op het gebied van ergotherapie, fysiotherapie, logopedie en sherborne, totale communicatie en zindelijkheid/eten en drinken. Aandacht en tijd Er zijn overlegmomenten gepland met specialisten. Specialisten dragen hun kennis over op de leerkrachten. Er worden voorbeeldlessen gegeven door specialisten. Specialisten bezoeken lessen en geven aanwijzigingen vanuit hun deskundigheid. Borging is een belangrijk aspect. Teamleden volgen scholing, zodat externe expertise ook intern
15
geïmplementeerd wordt. Samenwerking: Doelen die door specialisten worden aangereikt krijgen een plaats in het OPP. Specialisten schuiven waar nodig aan bij de leerlingbesprekingen. We hebben contact met de volgende instanties: Plurijn, Bartimëus, Kentalis, CCE, Paradocs, praktijk voor fysiotherapie.
6. Conclusie en ambities Nadat directie en team de gegevens uit de hoofdstukken 3 t/m 6 geanalyseerd, gewogen, begrepen en besproken hebben, zijn er conclusies getrokken. Deze conclusies hebben geleid tot gezamenlijke ambities. De daarvoor benodigde randvoorwaarden zijn in kaart gebracht. De Rehobothschool voor ZML-MG is een school voor vrijwel alle leerlingen met een cluster 3indicatie. De school biedt geen plaats voor leerlingen met een LG- of LZK-indicatie die functioneren op een gemiddeld of hoog niveau. Om te zorgen voor een goed onderwijsaanbod en een passende begeleidingsaanpak is de deskundigheid van het team van groot belang. We volgen teamscholing op meerdere gebieden. Daarnaast maken we veel gebruik van de inzet van interne en externe deskundigen. De school kenmerkt zich door een respectvolle houding t.o.v. alle leerlingen. Er is een open en veilige sfeer, waarin leerlingen uitgedaagd worden om te leren. Door het bieden van een duidelijke structuur lukt het om het onderwijs een plaats te geven in een groepssetting waar kinderen van elkaar leren. De leerlingen worden adequaat gevolgd in hun ontwikkeling. Het ontwikkelingsperspectief is uitgangspunt voor het onderwijs. Daarbij zijn de CED-leerlijnen in Parnassys leidend. De school wil meer expertise op het gebied van Totale Communicatie. Deze expertise is met name nodig voor de communicatie met MG-leerlingen. De school heeft als ambitie om meer leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag een plaats te kunnen bieden. Daarbij maken we gebruik van de begeleidingsaanpak van Triple-C en de Transactionele Analyse. Er is extra ondersteuning voor de teamleden door de intern begeleider, de orthopedagoge en een coach vanuit het team. Veel van de betreffende leerlingen hebben ook beperkingen in de communicatie. Enkele teamleden volgen bij Kentalis een cursus Totale Communicatie. Met De Schutse en Adullam (instellingen voor gehandicaptenzorg) zijn er overlegmomenten om te komen tot een gezamenlijk initiatief. Dit betreft met name de plaatsing van leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag in combinatie met een laag niveau. Daarnaast oriënteren we ons op een mogelijke samenwerking van kinderdagcentra en de jongste groepen van het ZML. In het kader hiervan is er een beleidsnotitie geschreven. De school maakt gebruik van zorgondersteuners die in dienst zijn van De Schutse. In het document ‘Onderwijs en Zorg’ zijn de mogelijkheden en grenzen vast gelegd. Eén van de voorwaarden is dat leerlingen moeten kunnen functioneren in een groep van 7 leerlingen. Er zijn afspraken gemaakt over het minimale aantal momenten dat de leerling in het groepsproces mee kan doen. Daarnaast is de inzet van zorgondersteuning een vereiste. 16
Voor de schoolleiding is het van essentieel belang om de veiligheid en het welbevinden van de betreffende leerling, maar niet in mindere mate van de overige leerlingen en van de teamleden, te volgen. Als deze niet gewaarborgd kunnen worden, dan zoeken we samen met de ouders naar een meer passende plaats. De samenwerking met ouders is bij alle leerlingen heel belangrijk. Bij leerlingen met moeilijk verstaanbaar gedrag willen we dat nog eens onderstrepen. Het is van belang dat de begeleidingsaanpak toegepast wordt in zo mogelijk alle leefmilieus van de leerling. Ouders wordt geadviseerd om ook professionele begeleiding voor de thuissituatie aan te vragen.
17