Onderhoud en ondersteuning van het RWS Kenniscentrum Milieuvriendelijke Smeermiddelen Eindrapportage Fase 3 Periode september-december 2008 Ckees van Oijen
Amsterdam, 21 december 2008
IVAM Research and Consultancy on Sustainability Plantage Muidergracht 14 - 1018 TV Amsterdam - Postbus 18180 - 1001 ZB Amsterdam Tel. 020-525 5080, Fax 020-525 5850, Internet: www.ivam.uva.nl, e-mail:
[email protected]
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Colofon ISO Doc. nr. Titel Auteur(s) Interne review door
0827-V Onderhoud en ondersteuning van het RWS Kenniscentrum Milieuvriendelijke Smeermiddelen; Eindrapportage Fase 3, september-december 2008 Drs. C.H.J. van Oijen m.m.v. Dr. Hildo Krop Dr. Fleur van Broekhuizen
Deze rapportage is tot stand gekomen in opdracht van Rijkswaterstaat Bouwdienst. Contactpersoon: dhr. A. Tromp / dhr. E.A.M. de Rooij Adres: RWS Bouwdienst afdeling Staal-, Werktuigbouw en Installatietechniek Griffioenlaan 2 Postbus 20000 3502 LA Utrecht Voor meer informatie over deze rapportage kunt u contact opnemen met: drs. C.H.J. van Oijen, tel. 020 - 525 6232,
[email protected]
Gegevens uit deze rapportage mogen in principe niet worden overgenomen voor extern gebruik. Schriftelijke toestemming van IVAM is vereist. IVAM UvA BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
2
ONDERHOUD EN ONDERSTEUNING VAN HET KMS; EINDRAPPORTAGE FASE 3
Inhoudsopgave Colofon ...........................................................................................................................................................................2 1. Inleiding .................................................................................................................................................................4 2. Interne en externe publiciteit over het KMS ...................................................................................................4 3. Onderhoud van de KMS intranetsite en informatie.......................................................................................5 4. Ondersteuning van de KMS vraagbaak (Stel je vraag)...................................................................................6 5. Evaluatie werking en doelmatigheid..................................................................................................................6 6. Conclusies en aanbevelingen ..............................................................................................................................7 Samenvatting..................................................................................................................................................................8 Bijlage 1: Concept contracteisen minder milieubelastende smeermiddelen.........................................................9 Bijlage 2: Antwoorden op vragen gesteld tijdens KMS Fase 3 ............................................................................13 Bijlage 3: Verslag workshop Kenniscentrum Milieuvriendelijke Smeermiddelen.............................................14 Na Bijlage 3 volgen achtereenvolgens de workshoppresentaties van: • Eli de Rooij RWS-BD: Publiciteit en gebruik van de KMS intranetsite binnen Rijkswaterstaat • Ckees van Oijen, IVAM: RWS Kenniscentrum Milieuvriendelijke Smeermiddelen en duurzaam inkopen • Johan van Zwet, SenterNovem: Mia en Vamil en Duurzaaminkopen • Cees Ouwehand (Onderhoudsadviseur HHR): Ervaringen met milieuvriendelijke smeermiddelen in de praktijk • Hildo Krop, IVAM: European Ecolabel Lubricants
Voor overige bijlagen en referenties zie de intranetsite KMS http://componenten.applicatie.ad.rws.nl/index.cgi?doorcache=1&site=443&doc=9220
3
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
1.
Inleiding
Rijkswaterstaat (RWS) wil de eigen milieuprestatie verbeteren en duurzaam inkopen stimuleren door onder meer het gebruik van milieuvriendelijke smeermiddelen te bevorderen. Daarvoor dient de kennis over en acceptatie van milieuvriendelijke smeermiddelen binnen RWS te worden vergroot. Vanaf 2006 heeft IVAM ondersteund bij de opzet (Fase 1) en het onderhoud (Fase 2) van het Kenniscentrum Milieuvriendelijke Smeermiddelen (KMS) voor het intranet van RWS. In het KMS is een selectie opgenomen van binnen en buiten RWS beschikbare informatie over toepassingen van, en technische eisen aan smeermiddelen, over beschikbare milieuvriendelijke alternatieven en over deskundigen en instanties die specialistische vragen binnen RWS kunnen beantwoorden. In opdracht van RWS Bouwdienst verzorgt IVAM UvA BV in Fase 3 voor de periode 1 september 2008 tot 1 januari 2009 het onderhoud en de ondersteuning van het KMS. Doelstelling: Het doel van de werkzaamheden is het RWS Kenniscentrum Milieuvriendelijke Smeermiddelen (KMS) te promoten, te onderhouden, te ondersteunen en waar nodig te verbeteren. De werkzaamheden die in het kader van KMS Fase 3 zijn uitgevoerd, worden in de volgende hoofdstukken beschreven. Daarbij wordt ook ingegaan op de discussie met RWS contactpersonen tijdens de workshop over het KMS en Duurzaam Inkopen. Het rapport wordt afgesloten met enkele conclusies en aanbevelingen voor de toekomst.
2.
Interne en externe publiciteit over het KMS
Via de KMS intranetsite worden kennis en ervaring op het gebied van milieuvriendelijke smeermiddelen van binnen en buiten RWS gebundeld en beschikbaar gesteld. Het KMS voorziet zo in de behoefte aan deskundigheid en structurele kennisuitwisseling. Ook kan hiermee bekendheid gegeven worden aan nieuwe eisen die RWS aan smeermiddelen stelt in het kader van het duurzaam inkopen beleid en het verbeteren van de eigen milieuprestatie. De Rijksoverheid heeft als doelstelling dat in 2010 voor 100% duurzaam wordt ingekocht. In overleg met de KMS projectleider waren de bijdragen aan communicatie over het KMS in interne RWS (en V&W) publicaties en media beperkt. Wel heeft IVAM in 2008 met enkele externe presentaties door aandacht te besteden aan het KMS en de voortrekkersrol van RWS bij het ontwikkelen van contracteisen aan smeermiddelen (hydraulische oliën), een bijdrage geleverd aan het vergroten van de bekendheid van het KMS buiten RWS. Daarnaast is in overleg met de KMS projectleiders op 6 november 2008 met RWS contactpersonen en enkele externe deskundigen (van SenterNovem, DGTL-V&W en HHR) een workshop georganiseerd in Amsterdam. Tijdens de workshop is de stand van zaken bij het KMS en de ontwikkelingen en gevolgen van het Duurzaam Inkopen beleid besproken. Een verslag van de bijeenkomst met de presentaties is bijgevoegd in Bijlage 3 ( en is ook op het KMS beschikbaar). In het kader van schriftelijke rondes van de Duurzaam Inkopen stakeholderconsultaties is bepleit dat het ontwikkelen van duurzaam inkopen criteria voor een productgroep smeermiddelen kan bijdragen aan het vergroten van de beschikbaarheid van milieuvriendelijke smeermiddelen op de markt. Mede hierdoor is IVAM door SenterNovem verzocht in januari en februari 2009 onderzoek te doen naar biologisch afbreekbare smeermiddelen en hydraulische oliën. De resultaten zullen gebruikt worden in de herziening van het Duurzaam Inkopen criteriadocument voor vervoersgerelateerde productgroepen zoals Mobiele werktuigen, Zware voertuigen en Onderhoud transportmiddelen, en worden mogelijk gebruikt voor 4
ONDERHOUD EN ONDERSTEUNING VAN HET KMS; EINDRAPPORTAGE FASE 3
grond, weg, en waterbouw productgroepen.
3.
Onderhoud van de KMS intranetsite en informatie
Het onderhoud van het KMS betrof de actualisatie van de intranetsite en waar nodig verbetering of aanvulling van de KMS pagina’s, links en downloads. Feedback van de RWS contactpersonen was aanleiding om de informatie zo te presenteren dat RWS medewerkers bij o.a. omkatten of het toepassen van milieuvriendelijke smeerolie in nieuwe systemen zorgvuldig te werk gaan waarbij men leert van de ervaring van anderen. Het onderhoud van de KMS intranetsite en informatie betrof vooral het actualiseren van de informatie over beschikbare milieuvriendelijke smeermiddelen en aanvullingen van lijsten van Vamil- en Europees Ecolabel producten. Daarnaast is aandacht besteed aan de workshop voor KMS contactpersonen en ontwikkelingen in Duurzaam Inkopen criteria voor smeermiddelen en de gevolgen voor contracteisen (zie Bijlage 1). Ook zijn links naar relevante bronnen toegevoegd en geordend. Onderstaande tabel vat de belangrijkste aanvullingen en aanpassingen die in Fase 3 in de KMS website zijn verwerkt per hoofdstuk/rubriek samen. Tabel 1: Overzicht van aanvullingen aanpassingen in de KMS website in Fase 3 Hoofdstuk
Inhoud
Belangrijkste aanvullingen of aanpassingen
Kenniscentrum Milieuvriendelijke
Homepage met algemene
Aanpassing KMS contactpersoon en aankondiging
Smeermiddelen
introductie
ontbreken ondersteuning en onderhoud vanaf 2009
Nieuws
Informatie over relevante
Aandacht besteed aan o.a. de workshop bij IVAM op
ontwikkelingen en acties
6 november in Amsterdam en Duurzaam Inkopen
Eisen aan milieuvriendelijke
Definitie; eisen op hoofdlijnen;
Een voorstel tot aanpassing van de tekst (zie ook bij
smering
indeling in 2 klassen
contracteisen)
Technische voordelen Milieuvoordelen Tips bij omkatten Aandachtspunten
Smeereigenschappen; viscositeit;
(Behoudens kleine correcties in de tekst geen
en adhesie op metalen
aanpassing nodig)
Afbreekbaarheid; bioaccumulatie;
(Behoudens kleine correcties in de tekst geen
toxiciteit
aanpassing nodig)
10 tips voor vervanging gangbare
(Behoudens kleine correcties in de tekst geen
minerale smering
aanpassing nodig)
7 aandachtspunten voor
(Behoudens kleine correcties in de tekst geen
smeermiddeleigenschappen
aanpassing nodig)
Beschikbare milieuvriendelijke
Overzicht Vamil-lijst producten
Geactualiseerd met producten uit de Vamil positieve
smeermiddelen
(en andere keurmerken)
lijst van oliën en vetten en het Europese Ecolabel
Contracteisen voor
Eisen opgesteld voor
Tekst herzien naar aanleiding van ontwikkelingen en
milieuvriendelijke smering
aanbestedingen
discussies over Duurzaam Inkopen criteria
Praktijkervaringen
Toepassingen in objecten in
Aanvulling rapport praktijkervaring van DNB, DZ &
Internetbronnen en literatuur Kenniscentra en contactpersonen
RWS District Oost
DU (contactinformatie DON dient geactualiseerd)
Links voor meer informatie over
Het aantal interne en externe links is geactualiseerd,
smeermiddelen
uitgebreid en geordend
Vragen over technische en milieu
Mutaties in contactinformatie zijn verwerkt
prestaties / eisen Stel je vraag / FAQ
Centraal coördinatiepunt voor
Antwoorden op vragen over informatie in het KMS
vragen / antwoorden
zijn opgenomen in FAQ
Zie ook KMS intranetsite: http://componenten.applicatie.ad.rws.nl/index.cgi?doorcache=1&site=443&doc=9220
5
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
4.
Ondersteuning van de KMS vraagbaak (Stel je vraag)
De ondersteuning van de KMS vraagbaak bestaat het onder meer uit het adviseren over risicobeoordeling van smeermiddelen voor het buitenmilieu (via emissies naar water, lucht of bodem) en het arbeidsmilieu. Medewerkers kunnen via de mailing vanuit de vraagbaak (Stel je vraag) in contact worden gebracht met (aanvullende) informatie in het KMS. Op de KMS vraagbaak is RWS medewerkers aangemoedigd hun vragen te stellen. In Fase 3 is enkele malen een beroep gedaan op de ondersteuning door IVAM UvA BV bij het beantwoorden van vragen. Deze staan kort weergegeven in onderstaand Bijlage 2.
5.
Evaluatie werking en doelmatigheid
Tijdens de workshop voor contactpersonen is de werking en doelmatigheid van het KMS aan de orde gesteld om de noodzaak tot aanpassing, verbetering of aanvulling van het KMS te peilen. Het verslag van de bijeenkomst in Bijlage 3 geeft ook weer wat voor de nabije toekomst de belangrijkste aandachtspunten zouden kunnen zijn. De inhoudelijke kwaliteit, presentatie van informatie en ondersteuning van het KMS voldoen aan de verwachting. Gewenste aanvullingen zijn: voorbeelden uit meer RWS districten, smeerschema’s van andere producten/objecten, voorbeelden van omschakelingsprocessen. Naar aanleiding hiervan is de informatie in het KMS aangevuld met rapport praktijkervaringen van de Directie Noord Brabant, Directie Zeeland en Directie Utrecht (t.z.t. dient contactinformatie DON geactualiseerd te worden). Daarnaast is een document opgenomen met ervaringen met de introductie van milieuvriendelijke smeermiddelen in Duitsland. Kort voor het einde van KMS project Fase 3 werd bekend dat het budget voor het KMS in 2009 ontbreekt. Voor 2009 zou IVAM UvA BV verzocht worden de volgende activiteiten op zich nemen: • de loketfunctie voor vragen van uit RWS voor vragen over smeermiddelen; • het beheer en onderhoud van de website • het publiceren van de website buiten RWS om opdrachtnemers te laten beschikken over de juiste info • het formuleren van contracteisen voor smeermiddelen vanwege de landelijke duurzaam inkopen verplichting vanaf 2010 • het formuleren van EMVI criteria voor duurzaam inkopen van smeermiddelen • het opzetten en onderhouden van een netwerk voor smeermiddelen • organiseren van een netwerkbijeenkomst voor alle belanghebbenden • het opzetten van een nieuwsbrief om het KMS bredere bekendheid te geven Doordat het contract met IVAM UvA BV niet kan worden verlengd zullen bovengenoemde activiteiten komen te vervallen. Een groot deel van de activiteiten komt voort uit de verplichting tot duurzaam inkopen in 2010 en het zou daarom wenselijk zijn naar alternatieven voor de financiering te zoeken. De afgelopen jaren is zorgvuldig gebouwd aan een netwerk op het gebied van smeermiddelen zowel binnen als buiten RWS. Dit wordt steeds belangrijker vanwege het huidige RWS beleid en vanwege de ontwikkelingen in het kader van het duurzaam inkopen. Het is te verwachten dat het aantal vragen in 2009 zal toenemen omdat veel basisspecificaties zullen worden gemaakt en daarin het onderwerp ‘smeermiddelen’ ook een plek zal krijgen.
6
ONDERHOUD EN ONDERSTEUNING VAN HET KMS; EINDRAPPORTAGE FASE 3
6.
Conclusies en aanbevelingen
Het onderhoud van de KMS intranetsite en informatie betrof vooral het actualiseren van de informatie over beschikbare milieuvriendelijke smeermiddelen en de implicaties van aanpassingen in de Vamilregeling. Daarnaast is in de nieuwsrubriek aandacht besteed aan o.a. de workshop bij IVAM op 6 november in Amsterdam en discussies over Duurzaam Inkopen criteria. Naar aanleiding hiervan zijn de teksten over de (contract)eisen aan milieuvriendelijke smeermiddelen herzien. Ook is het KMS aangevuld met ervaringen met milieuvriendelijke smeermiddelen in de praktijk. Het aantal interne en externe links is geactualiseerd, uitgebreid en geordend. Tabel 1 vat de belangrijkste aanvullingen en aanpassingen die in Fase 3 in de KMS website zijn verwerkt per hoofdstuk/rubriek samen. Het KMS voldoet aan de verwachtingen en kan een rol spelen bij de voorbereiding op het duurzaam inkopen beleid dat als doelstelling heeft dat Rijksoverheid in 2010 voor 100% duurzaam zal inkopen. Door het uitbrengen van een nieuwsbrief over duurzaam inkopen voor contactpersonen en andere betrokkenen binnen RWS kan de bekendheid en het gebruik van het KMS worden vergroot. Ook buiten RWS is er interesse in de informatie die op het KMS beschikbaar wordt gesteld. Aangezien smeermiddelen in diverse productgroepen worden toegepast zou het voor andere (overheids)gebruikers een voorbeeldfunctie vervullen. Het verdient daarom aanbeveling de interesse bij andere Nederlandse overheidsinstanties te peilen om de kosten voor de instandhouding van het KMS met andere potentiële gebruikers te delen en de informatie daarop af te stemmen.
7
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Samenvatting Met het Kenniscentrum Milieuvriendelijke Smeermiddelen (KMS) wil RWS bijdragen aan het verbeteren van de eigen milieuprestaties en duurzaam inkopen stimuleren door het gebruik van milieuvriendelijke smeermiddelen te bevorderen. IVAM heeft in opdracht van RWS het onderhoud en de ondersteuning van het KMS verzorgd. Het doel van de werkzaamheden in Fase 3 (van 1 september 2008 tot 1 januari 2009) was het KMS te promoten, te onderhouden, te ondersteunen en waar nodig te verbeteren. De activiteiten hebben zich toegespitst op het onderhoud en actualisatie van de informatie in het KMS om de inhoudelijke kwaliteit, presentatie van de geboden informatie nog te verbeteren. Om binnen RWS meer bekendheid aan het KMS te geven is op 6 november is voor RWS contactpersonen (en enkele externe deskundigen) bij IVAM in Amsterdam een workshop georganiseerd over het KMS en Duurzaam Inkopen. Naar aanleiding van hiervan is een aanvulling gegeven op de praktijkvoorbeelden uit Districten Noord-Brabant, Zeeland en Utrecht. Ook is in enkele externe presentaties aandacht besteed aan het KMS. Daarnaast is in deze periode in Duurzaam Inkopen stakeholderconsultaties bij SenterNovem bepleit om voor diverse grond, weg en waterbouw, en vervoersgerelateerde productgroepen eenduidige criteria te formuleren voor de toepassing van milieuvriendelijke smeermiddelen. Naar aanleiding hiervan zijn de teksten over de (contract)eisen aan milieuvriendelijke smeermiddelen herzien. Aangezien smeermiddelen in diverse Duurzaam Inkopen productgroepen worden toegepast zou het voor andere (overheids)gebruikers een voorbeeldfunctie kunnen vervullen. Het verdient daarom aanbeveling de interesse bij andere Nederlandse overheidsinstanties te peilen om de kosten voor de instandhouding van het KMS met andere potentiële gebruikers te delen en de informatie daarop af te stemmen.
8
ONDERHOUD EN ONDERSTEUNING VAN HET KMS; EINDRAPPORTAGE FASE 3
Bijlage 1: Concept contracteisen minder milieubelastende smeermiddelen
I) Technische eisen aan smeermiddelen Ia) Hydraulische vloeistoffen: Het product dient aan de technische specificaties te voldoen volgens VDMA 24568 De hydraulische vloeistof moet geleverd worden in de ISO-VG klasse 22 of lager. De kinematische viscositeit in mm2/s mag bij –200 C niet hoger zijn dan 450. Aangetoond moet worden dat bij zwelproeven volgens DIN 53521 de zwelling van NBR rubber in de desbetreffende vloeistof niet groter is dan 10%. Ib) Smeervetten, betonontkistingsmiddelen en andere verliessmering: Het product moet geschikt zijn voor de toepassing Het smeervet (of betonontkistingsmiddel, etc.) moet voldoen aan de specificaties van de producent of leverancier van de machine of installatie. De (onderhouds)aannemer kan de producent (OEM) vragen milieuvriendelijke producten aan de handleiding of smeermiddelenlijst met garantie toe te voegen. Ook leveranciers en producenten van installaties en apparatuur geven vaak specificaties die verband houden met de eisen aan technische prestaties en compatibiliteit met systeemcomponenten. Het tijdens gebruik toevoegen van extra dope’s aan de smeermiddelen is niet acceptabel.
II) Milieueisen aan smeermiddelen Wat zijn milieuvriendelijke smeermiddelen? Milieuvriendelijke smeermiddelen zijn producten welke bij gebruik beperkte risico’s inhouden voor water en bodem en grotendeels uit hernieuwbare grondstoffen bestaan. De definitie en exacte omschrijving van de eisen voor verschillende keurmerken varieert (zie ook bij onderstaande toelichting van begrippen). Twee klassen van milieuvriendelijkere smeermiddelen De criteria voor milieuvriendelijkheid zijn gebaseerd op breed gedragen milieunormen. De criteria hebben betrekking op de (eco)toxiciteit, biologische afbreekbaarheid en bioaccumulatie en (in een aantal gevallen) hernieuwbaarheid van (de bestanddelen van) het smeermiddel . Er worden twee klassen van milieuvriendelijkheid onderscheiden. Klasse B stelt basiseisen aan de milieuvriendelijkheid van smeermiddelen. Dit zijn de minimum eisen waaraan het smeermiddel moet voldoen Klasse A stelt vanuit milieuoogpunt strengere wenselijke criteria. Dit zijn gunningscriteria. Het verschil tussen beide klassen wordt vooral bepaald door het maximale gehalte bezwaarlijke additieven dat een product mag bevatten en de hoeveelheid data die van de stoffen in het smeermiddel gevraagd wordt. In plaats van aparte criteria te formuleren is er aangesloten bij reeds bestaande criteria. De producten zullen dan aantoonbaar moeten voldoen aan de eisen zoals deze in het keurmerk zijn geformuleerd bijvoorbeeld via een rapportje van een onafhankelijk instituut. staande tabel geeft de basiseisen (Klasse B) en de gunningscriteria (klasse A) weer voor verschillende typen smeermiddelen. De tabel laat zien dat de basiseisen en gunningscriteria voor hydraulische oliën en smeervetten, betonontkistingsmiddelen en andere verliessmering verschillen. Smeermiddelen (uit Klasse A) met het Europese
9
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Ecolabel komen (altijd) in aanmerking voor de MIA /Vamil regeling; smeervetten (uit Klasse B) met het Blauwe Engel keurmerk komen ook in aanmerking voor de MIA /Vamil regeling 1.
Minimum basiseisen (Klasse B) en gunningscriteria (Klasse A) voor verschillende typen milieuvriendelijke smeermiddelen * Klasse
Hydraulische oliën
A
European Ecolabel Lubricants http://www.eco-label.com Nordic Swan (4.4) www.svanen.nu/eng
B
Swedish Standard SS155434 (2003) www.sp.se/km/hydraul Blauwe Engel RAL-UZ 79 http://www.blauer-engel.de/ >Products>Hydraulic fluids
Smeervetten, betonontkistingsmiddelen en andere verliessmering European Ecolabel Lubricants http://www.eco-label.com Nordic Swan (4.4) www.svanen.nu/eng Swedish Standard SS155470-Klasse A (2004) www.sp.se/km/grease Swedish Standard SS155470-Klasse B,C (2004) www.sp.se/km/grease Blauwe Engel RAL-UZ 64 (2007) http://www.blauer-engel.de/ >Products>Lubricants/Forming oils
* De eisen/criteria komen overeen met die van de in de tabel genoemde keurmerken. Het smeermiddel bezit dit keurmerk of een onafhankelijk instituut heeft verklaard dat het middel aan de betreffende criteria voldoet.
Het streven is om producten te bevorderen die aan het Europese Ecolabel (kunnen) voldoen. Eind 2008 waren er al 47 producten waaraan het Europese Ecolabel is toegekend (waaronder 36 hydraulische oliën (met diverse viscositeit), 8 kettingzaagoliën, 3 smeervetten en 2 tweetaktolie; er waren geen betonontkistingsmiddelen die voor de EEL kwalificeren). Voor een actuele lijst met producten kijk op www.eco-label.com. Eind 2008 waren er geen producten bekend die voor het Nordic Swan keurmerk kwalificeren, en er waren ook geen producten getest voor de Zweedse Standaard SS155470-Klasse A. Eind 2008 voldeden voor de Zweedse Standaard 89 producten (van 37 producenten/leveranciers) aan de eisen van SS155434 (hydraulische oliën) en 20 producten (van 14 producenten/leveranciers) aan de eisen van SS155470-Klasse B (smeervetten); er waren geen producten getest voor SS155470-Klasse C. Eind 2008 voldeden voor de Blauwe Engel 77 producten (van 26 producenten/leveranciers) aan de eisen van RAL-UZ 79 (hydraulische oliën) en 29 producten (van 15 producenten/leveranciers) aan de criteria van RAL-UZ 64 (smeervetten); daarnaast waren er 28 producten (van 16 producenten/leveranciers) die aan de eisen van RALUZ 64 voor betonontkistingsmiddelen voldoen. Er is een zekere mate van overlap in de lijsten van de verschillende keurmerken van Klasse B; enkele smeervetten met een keurmerk van Klasse B dragen ook een keurmerk van klasse A. Ook worden een aantal producten onder een andere merknaam op de markt gebracht en kunnen dus meerdere malen worden vermeld. Zolang het aanbod van Europees Ecolabel producten voor specifieke toepassingen beperkt is (zoals vooralsnog voor vetten geldt) zal het aankoopbeleid van Rijkswaterstaat afgestemd worden op de eisen van klasse B. Additieven die om technische redenen noodzakelijk zijn, maar wel bezwaarlijk vanuit milieuoverweging zijn, zijn voor alle toepassingen toegestaan 2.
1
Binnen Nederland zijn deze criteria de beleidsnorm voor milieuvriendelijkere smeermiddelen. Vanaf 1 januari 2008 is de MIA/Vamil regeling aangescherpt. Voor milieuvriendelijke oliën gelden nu de eisen van het Europese Ecolabel; voor vetten gelden de eisen van de Blauwe Engel.
2
Wettelijk vastgelegde grenswaarden dienen altijd in acht te worden genomen. De compatibiliteit van smeermiddelen en (onderdelen van) de installatie dient in overleg met leveranciers van smeermiddelen en installaties, werktuigen of apparatuur te worden bepaald.
10
ONDERHOUD EN ONDERSTEUNING VAN HET KMS; EINDRAPPORTAGE FASE 3
Toelichting van begrippen Aantoonbaar milieuvriendelijk Als aan een smeermiddel (nog) geen keurmerk behorend bij Klasse A of Klasse B is toegekend, kan (voorafgaand aan de aanbesteding) het voorgestelde product gedocumenteerd ter beoordeling worden voorgelegd aan een onafhankelijke deskundige. Deze dient de milieueigenschappen van het product te toetsen op de mate waarin dit aan de eisen van Klasse A of B voldoet. Contacten van mogelijke beoordelende instituten worden genoemd in het RWS kennispunt milieuvriendelijke smeermiddelen. Risico's van stoffen en producten Stoffen en producten kunnen op verschillende manieren een gevaar zijn voor het milieu en/of de gezondheid van de mens. Deze zijn gedefinieerd door drie categorieën van gevaren voor een product: 1) fysisch-chemisch zoals de brandbaarheid of het ontploffingsgevaar 2) gezondheidskundig zoals irriterend, sensibiliserend of kankerverwekkend 3) milieugevaren De gevaren worden uitgedrukt in een R-zin (risico-zin). Op dit moment zijn er 68 R-zinnen gedefinieerd, waarvan er 10 (R50 - R59) de milieugevaren beschrijven. (Een lijst van R-zinnen die nu gebruikt worden kan men hier http://www.xs4all.nl/~ftpbb009/rszinnen.html downloaden). Wat verstaan we onder biodegradatie? Met biodegradatie wordt bedoeld het vermogen van kleine organismen zoals (voornamelijk) bacteriën om chemische stoffen af te breken. Deze organismen gebruiken deze stoffen als voedselbron. Als de stof volledig (voor 100%) wordt gebruikt als voedsel wordt dit volledige (ultieme) biodegradatie genoemd (soms ook wel mineralisatie). De stof kan echter ook maar gedeeltelijk (onvolledig) worden gebruikt als voedsel waarna reststoffen, de metabolieten, door de bacteriën worden uitgescheiden. In dat geval spreken wij van primaire biodegradatie omdat de uitgangsstof (de primaire stof) wel verdwenen is. Vanwege het mogelijke milieurisico van de metabolieten wordt in het stoffenbeleid een onderscheid gemaakt tussen wel en niet volledig afbreekbaar. Als deze afbraak bovendien snel genoeg gaat, dan noemt men deze stof dan, en alleen dan, gemakkelijk afbreekbaar. Aquatische toxiciteit Aquatische toxiciteit zegt iets over het gevaar van een stof of het product voor waterorganismen. Voor het bepalen van de toxiciteit in een test maakt men onderscheid tussen acute en chronische gevaren. Acute gevaren worden gemeten met het sterftecijfer onder waterorganismen bij verschillende (water) concentraties stof of product binnen slechts enkele dagen. Bijvoorbeeld de concentratie waarbij 50% van de proefdieren binnen beperkte tijd komt te overlijden (LC50; uitgedrukt in mg/l). Voor het bepalen van de milieugevaren is de uitkomst van de test met de laagste concentratie maatgevend voor de eerste stap in de beoordeling. De chronische gevaren worden bepaald in langdurige experimenten, meestal enkele generaties van het organisme, om de concentratie in water te bepalen waarbij de stof geen toxische effecten meer veroorzaakt. De chronische toxiciteit voor milieuorganismen wordt meestal uitgedrukt in een NOEC-waarde, een “No Observed Effect Concentration”. De aquatische toxiciteit wordt bepaald door de acute en chronische gevaren, én door de biodegradatie of bioaccumulatie (mogelijkheid om op te hopen in een waterorganisme, ook wel BCF) van de stof. Biodegradatie- en aquatische toxiciteitstests: Testen op het product of de stof? Wanneer in biodegradatietests verschillende stoffen tegelijkertijd worden onderzocht is het vaak moeilijk om na te gaan wat de biodegradatie is van elke stof afzonderlijk. Dit komt doordat bij biodegradatie een klein deel van
11
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
de uitgangstof gebruikt wordt voor de aanmaak van biomassa en het grootste gedeelte dus omgezet wordt in energie, waarbij dus CO2 en H2O gevormd wordt. Het resultaat is dat wel alle stof is omgezet maar niet volledig in CO2. Bij het testen van de biodegradatie van meer stoffen tegelijkertijd is het dus onduidelijk of het restant nu wel of niet is omgezet. Het testen van een mengsel op haar aquatische toxiciteit geeft een resultaat dat mede gebruikt kan worden voor de classificatie van het product. Echter in zo’n test is het onduidelijk welke stof de toxiciteit veroorzaakt. Hierdoor kunnen er kleine hoeveelheden van onwenselijke stoffen vrijkomen en hun schadelijke werking uitoefenen. Om deze schadelijke werking te achterhalen zoekt men naar de chemische stof die dit veroorzaakt. Heeft men die gevonden dan wil men weten waar die vandaan komt. Als deze stof uit een product zelf is vrijgekomen kan de stof niet met het product in verband gebracht worden en de oorzaak van het effect dus niet achterhaald worden. Testen en experimenten op biodegradatie en toxiciteit van de afzonderlijke stoffen waaruit het smeermiddel is samengesteld verdienen dus de voorkeur boven die een van het mengsel in een product. Hernieuwbaarheid Dit is de mate waarin een product gebaseerd is op oliën uit plantaardige of dierlijke oorsprong. Hernieuwbaarheid is in het geval van smeermiddelen een milieuvoordeel. Het garandeert dat het product over de gehele levenscyclus bezien tot een lagere uitstoot van broeikasgassen (CO2) leidt.
12
ONDERHOUD EN ONDERSTEUNING VAN HET KMS; EINDRAPPORTAGE FASE 3
Bijlage 2: Antwoorden op vragen gesteld tijdens KMS Fase 3 In Fase 3 is enkele malen een beroep gedaan op de ondersteuning door IVAM bij het beantwoorden van vragen. De vragen en antwoorden staan kort weergegeven in onderstaand overzicht 3. • -
• -
• -
• -
Vraag van RWS contactpersoon: Is er Nederlandse of Europese regelgeving die het gebruik van milieuvriendelijke smeermiddelen voorschrijft en wie is er verantwoordelijk voor de handhaving? Antwoord: Nee; zulke regelgeving is er in Nederland nog niet. EC Directive 94/25/roept EU lidstaten op nationaal ondersteunend beleid te introduceren om het gebruik van biologisch afbreekbare olie aan te moedigen zodat watervervuiling door de recreatiesector wordt beperk. In Nederland wordt het gebruik van milieuvriendelijke smeermiddelen gestimuleerd door de Mia/Vamil regeling en in de nabije toekomst door het Duurzaam Inkopen beleid. In enkele EU lidstaten (Fr, Du, Pt, Be) is het gebruik van biologisch afbreekbare smeermiddelen (of zelfs Europees Ecolabel smermiddelen) verplicht in kwetsbare gebieden, meren en/of niet bevaarbare wateren. Het verdient aanbeveling de noodzaak en mogelijkheden te onderzoeken voor een striktere toepassing van de huidige regelgeving (bijvoorbeeld voortvloeiend uit de kaderrichtlijn water) en handhaving ten aanzien van emissies door een selectief gebruik van smeermiddelen voor toepassingen in en bij water. De inspectie Verkeer en waterstaat zou t.z.t een rol kunnen spelen bij de handhaving. Vraag van RWS contactpersoon: Is het mogelijk -met het oog op het Duurzaam Inkopen beleid- de contracteisen voor hydraulische oliën uit te breiden? Antwoord: Ja; naar aanleiding van deze vraag zijn de contracteisen voor milieuvriendelijke smering in hydraulische en mechanische bewegingswerken bijgesteld en uitgebreid naar milieuvriendelijke smeervetten, betonontkistingsmiddelen en andere verliessmeeriddelen (zie ook Bijlage 1). Vraag van RWS contactpersoon & leverancier: Wat kan er op basis van productinformatie gezegd worden over de milieubelasting of milieuvriendelijkheid twee smeermiddelen? Antwoord: Het product leek -op basis van de informatie die beschikbaar is op de MSDS(VIB) waarop ook R-zinnen vermeld stonden- niet zo milieuvriendelijk als gesuggereerd. Wel was dit aanleiding in overleg met de leverancier nauwkeuriger te kijken naar de juistheid van informatie op het MSDS (een conclusie daarover is nog niet getrokken). Er kon overigens geen alternatief worden gesuggereerd (de taak van IVAM UvA BV in het KMS is immers niet het goed of afkeuren van specifieke middelen). Vraag van RWS contactpersoon & leverancier: Kan IVAM UvA BV ondersteuning verlenen bij het monitoren van de milieuprestatie van smeermiddelen in pilot-projecten? Antwoord: Ja, dat is mogelijk. Het kan interessant zijn het energieverbruik en de milieubelasting van toepassingen met en zonder milieuvriendelijke smeermiddelen met elkaar de vergelijken en daarbij de levenscyclus van de producten in ogenschouw te nemen. Wellicht dat de innovatie vouchers van SenterNovem een mogelijkheid zou kunnen bieden om dit soort projecten financieel mogelijk te maken te ondersteunen. Mogelijkheden van pilot-projecten dienen nader uitgewerkt te worden.
3
Bij continuering van het contract in 2009 kunnen de vragen en (definitieve) antwoorden onder de pagina “FAQ” worden opgenomen in het KMS.
13
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Bijlage 3: Verslag workshop Kenniscentrum Milieuvriendelijke Smeermiddelen Donderdag 6 november 2008, 13:00-17:00 bij IVAM UvA BV in Amsterdam Aanwezig: Henk Aarnoutse (RWS DZL), Kees Corstens (RWS DNB), Niels Jonkers (IVAM) (not.), Martin Koopmans (Ministerie V&W, Luchtvaart en Maritieme Zaken), Hildo Krop (IVAM), Ckees van Oijen (IVAM), Cees Ouwehand (Onderhoudsadviseur Hoogheemraadschap van Rijnland), Eli de Rooij (RWS Bouwdienst), Arjan Tromp (RWS Bouwdienst), Johan van Zwet (SenterNovem), Afwezig: Pieter van Broekhuizen (IVAM), Mans Damen (RWS DON), Jos Jong (VSN), Sjoerd van der Linden (RWS Bouwdienst), Bernard Oldescheper (RWS DNB), Martin Schipper (RWS DNH), Demi Theodori (SMK). Programma (13.00-17.00 uur): • Publiciteit en gebruik van de KMS site binnen RWS - Eli de Rooij RWS-BD • Ontwikkeling en onderhoud van het KMS - Ckees van Oijen, IVAM UvA BV • MIA/VAMIL en DI als instrumenten om het gebruik van Milieuvriendelijke Smeermiddelen te stimuleren Johan van Zwet, SenterNovem • Discussie over mogelijkheid om aanbod, vraag en gebruik te stimuleren (hoe kunnen praktische barrières worden weggenomen?) • Milieuvriendelijke smeermiddelen in de praktijk van HHR - Cees Ouwehand, Onderhoudsadviseur HHR. • Herziening van het Europees Ecolabel smeermiddelen en ontwikkelingen op de smeermiddelenmarkt - Hildo Krop, IVAM UvA BV • Discussie over de praktische bruikbaarheid van het KMS (“Good & bad practice” voorbeelden; alternatieven voor toepassingen) Voorzitter Ckees van Oijen heet de deelnemers welkom, en leidt het onderwerp van de workshop in: uitwisseling van ervaringen met milieuvriendelijke smeermiddelen, in het bijzonder het Kenniscentrum Milieuvriendelijke Smeermiddelen (KMS) en in het kader van Duurzaam Inkopen beleid, en het uitwisselen van ideeën over hoe het KMS nog beter zou kunnen functioneren. De volgorde van presentaties wordt iets aangepast t.o.v. het rondgestuurde programma. In een voorstelronde vertellen alle deelnemers kort iets over hun achtergrond. Eli de Rooij vertelt in zijn presentatie iets over de totstandkoming van het KMS, dat opgezet is zoals het Kenniscentrum Houtconstructies, de voortgang van het project en de doelen voor de toekomst. Eén van deze doelen is de bekendheid en gebruik te stimuleren en de intranetsite KMS ook buiten RWS selectief toegankelijk te maken. Vervolgens stelt Arjan Tromp, de opvolger van Eli als nieuwe voorzitter van het KMS zich voor. Arjan heeft vanuit zijn achtergrond als werktuigbouwkundige ruime ervaring met grote installaties zoals kranen en liften en daardoor met smeermiddelen. Sinds 1 juni 2008 werkt hij als adviseur/specialist bij de Bouwdienst afdeling Staalbouw, Werktuigbouw en Installatietechniek. - Vraag: Hoe is kan meer grip gekregen worden op het keuze proces voor de inkoop en toepassing van milieuvriendelijke smeermiddelen? Antwoord: Door eenduidige Duurzaam Inkopen criteria;
14
ONDERHOUD EN ONDERSTEUNING VAN HET KMS; EINDRAPPORTAGE FASE 3
-
-
verbreding van de informatievoorziening over milieuvriendelijke smeermiddelen; vergroting/verbetering van de interactie met alle betrokken partijen; en uitbreiding van de eisen aan hydraulische oliën naar andere smering en opname van eisen in het RWS IMG contractenbuffet. Vraag: Wat is doorgaans een moment om bij onderhoud aan bestaande installaties over te stappen op milieuvriendelijke smeermiddelen? Antwoord: Bij tandwielkasten is dat bijvoorbeeld aan het einde van de levensduur van de minerale smeermiddelen, waardoor dit keuzemoment lang kan worden uitgesteld. Vraag: is het BOMS-overleg helemaal verdwenen? Antwoord (JvZ): Er is vanuit SenterNovem wel enige tijd voor beschikbaar. Begin 2009 moet het BOMS-overleg weer nieuw leven ingeblazen worden.
In de presentatie van Ckees van Oijen wordt een overzicht gegeven van de projecten die IVAM in verband met milieuvriendelijke smeermiddelen heeft uitgevoerd. Vervolgens vertelt hij hoe het KMS is opgezet, welke taken het KMS heeft, en wat de eerste evaluatie van het KMS heeft opgeleverd. De inhoudelijke kwaliteit, presentatie van informatie en ondersteuning van het KMS voldoen aan de verwachting. Gewenste aanvullingen zijn: voorbeelden uit meer RWS districten, smeerschema’s van andere producten/objecten, voorbeelden van omschakelingsprocessen. Het is de bedoeling het KMS te blijven evalueren, vooral bij nieuwe contactpersonen van RWS.
-
-
-
Johan van Zwet geeft een presentatie over de activiteiten die SenterNovem onderneemt op het gebied van milieuvriendelijke smeermiddelen. Hij geeft de relatie aan van smeermiddelen met de MIA/Vamil regelingen en Duurzaam Inkopen. Voor de VAMIL regeling zijn de criteria begin 2008 herzien. Deze sluiten voor hydraulische oliën nu aan bij het Europees Ecolabel Smeermiddelen en voor smeervetten bij de Blauwe Engel. - Vraag: in hoeverre gaat Duurzaam Inkopen ook gelden voor smeermiddelen? Antwoord: DI gaat ook op voor smeermiddelen, maar deze zijn niet als aparte productgroep in de lijst opgenomen (dit geldt o.a. ook voor houtconstructie en beton). Voor Duurzaam Inkopen speelt het aspect smeermiddel/hydrauliekolie ten minste bij de productgroepen Gebouwen, Groenvoorzieningen, Kunstwerken, Mobiele Werktuigen, Spoor- en tramwerken, Vaartuigen en Waterbouwkundige constructies. Vraag: wordt het dan geen probleem voor een inkoper om voor smeermiddelen alle eisen bij elkaar te zoeken? Antwoord: Dit zou inderdaad soms extra werk kunnen zijn, maar is moeilijk te vermijden. Dit fenomeen komt terug bij veel producten. Andere voorbeelden van vragen die bij vele producten terugkeren: “mag PVC toegepast worden?” en “Moeten criteria voor sociale aspecten zoals kinderarbeid worden opgenomen?” Vraag: is het mogelijk dat de criteria voor smeermiddelen bij een brug en bij een sluis in verschillende documenten staan en verschillend zijn? Antwoord: Ja, op dit moment is dat mogelijk, omdat de criteria voor de vele producten niet allemaal op hetzelfde moment worden opgesteld (eerst het “laaghangend fruit” waarmee snel vooruitgang geboekt kan worden). Het is wel de bedoeling om uiteindelijk tot 1 standaard te komen met gelijkwaardige eisen over alle producten. Als de minimumeisen en gunningscriteria van Duurzaam Inkopen uniform aansluiten bij het eisenpakket van het KMS wordt aangesloten bij de koplopers binnen deze dienst, en wordt ook voor de leveranciers een eenduidige standaard geformuleerd. Vraag: houdt DI rekening met het feit dat RWS steeds meer doet aan netwerkgericht onderhoud, en steeds meer bij de markt neerlegt? Antwoord: Ja, als het gebruikelijk is om een onderhoudsdienst in te kopen, worden de DI-documenten daarop toegesneden.
15
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Overige discussiepunten over mogelijkheid om aanbod, vraag en gebruik te stimuleren en conclusies -
-
-
-
-
Het is niet mogelijk bij Duurzaam Inkopen het Ecolabel als eis te stellen (o.a. juridische bezwaren), maar het is wel mogelijk om hiervan criteria als eis of gunningscriterium op te nemen en te verwijzen naar het Ecolabel als garantie dat aan de eisen wordt voldaan. SenterNovem staat op het punt om eisen voor smeermiddelen in te voeren bij Duurzaam Inkopen, en vindt het een goed idee om hierbij aan te sluiten bij de eisen die KMS stelt aan milieuvriendelijke smeermiddelen, het zou goed zijn om hier eenduidigheid te creëren. Dit zal stimulerend werken op de toepassing van milieuvriendelijke smeermiddelen. Het is veel makkelijker om bij nieuwbouw eisen te stellen aan smeermiddelen dan om veranderingen door te voeren bij bestaande installaties (waar men vooral de bestaande situatie in stand wil houden) tenzij dit contracttechnisch is vastgesteld. De beste manier is inderdaad om invloed uit te oefenen om op contractniveau in te grijpen. Op het moment dat onderhoudscontracten worden afgesloten moet eisen gesteld worden aan de te gebruiken smeermiddelen. Het verdient aanbeveling om in overleg met de producent van machines of installaties te vragen milieuvriendelijke producten in de handleiding of smeermiddelenlijst met garantie toe te voegen. Dat voorkomt dat de inkoper in een spagaat terecht komt tussen de wensen vanuit het Duurzaam Inkopen beleid en de richtlijnen van leveranciers. In samenwerking met gemeenten zou in pilots onderhoud van objecten en de resultaten van omschakeling naar gebruik van milieuvriendelijke smeermiddelen gemonitord kunnen worden. Bij het herzien van criteria dient rekening gehouden te worden met de zeer langlopende functionaliteits- en praktijktesten die er met smeermiddelen gemoeid zijn. Herzieningen moeten elkaar dus niet te snel opvolgen.
Cees Ouwehand geeft in zijn presentatie een groot aantal voorbeelden uit de praktijk waarmee hij duidelijk maakt welke mogelijkheden en moeilijkheden er zijn bij de invoer van milieuvriendelijke smeermiddelen. Het is van belang personen uit diverse lagen van de organisatie bij de toepassing van milieuvriendelijke smeermiddelen te betrekken, De eerste stap dient altijd te zijn de minimalisering van het gebruik van smeermiddelen. De tweede stap is de invoer van de milieuvriendelijke smeermiddelen. Voor bijna elke toepassing is een milieuvriendelijk alternatief te vinden met dezelfde specificaties als het origineel. Wel moet men zich instellen op een iets andere manier van onderhoud. Een deskundige kan zelf uitzoeken welk alternatief voldoet, als de specificaties volledig genoeg bekend zijn. Het werkelijke overstappen naar een milieuvriendelijk alternatief is voor veel bedrijven een moeilijke stap, en hiervoor is wel durf en overtuigingskracht nodig. Het is belangrijk dat adviseurs deze bedrijven van de juiste informatie voorzien. Het is ook belangrijk te letten of de systeemcomponenten en componenten in de smeermiddelen elkaar verdragen (ook bij vervanging van smeermiddelen in een bestaande installatie). - Vraag: Hoe moet omgegaan worden met bijgeleverde adviezen over smeermiddelen door de leverancier van de machine of installatie? Antwoord: Meestal is er weinig overleg tussen de leverancier van smeermiddelen en van machines/installaties. Meestal zijn er meer olieproducten mogelijk dan de leverancier aangeeft; zij zijn vaak bevooroordeeld. Als een milieuvriendelijk product aan de specificaties voldoet, moet men gewoon de moed hebben het te proberen (mits er voorzorgen in acht worden genomen en er goed wordt gemonitord) zal het niet snel ernstig fout gaan.
16
ONDERHOUD EN ONDERSTEUNING VAN HET KMS; EINDRAPPORTAGE FASE 3
Door Hildo Krop wordt een presentatie gegeven over het Europese Ecolabel voor smeermiddelen. Het Europese Ecolabel combineert de verschillende nationale ecolabels in de EU, waarbij de criteria in principe zo streng zijn als de strengste eis van alle nationale criteria. Het marktaandeel van milieuvriendelijke smeermiddelen is in sommige specifieke sectoren hoog, maar in totaal toch slechts 3.6%. Hiermee is nog niet de kritische massa bereikt waarbij de milieuvriendelijke smeermiddelen “zichzelf gaan verkopen”. - Vraag: zijn er geen problemen met leveranciers die de samenstelling van hun producten niet willen prijsgeven? Antwoord: Nee, dat is niet nodig. Het Ecolabel stelt duidelijk: geen data, geen Ecolabel. Alle data moeten dus worden overgelegd, maar deze worden vertrouwelijk behandeld. Overige discussiepunten over de praktische bruikbaarheid van het KMS en conclusies: -
Er is zeker interesse voor de kennisborging waar het KMS zorg voor draagt, maar er moet gezorgd worden dat het KMS bij meer RWS-medewerkers bekend wordt. Het lijkt zinvol om meer praktische ervaringen op de site te zetten, bijvoorbeeld van DNB, DZL en (mogelijk) een selectie van HHR. Er moet meer overleg komen met contactpersonen uit de regio. Het zou mooi zijn als het KMS ook extern toegankelijk wordt. Onder andere SenterNovem zou hiervan graag gebruik maken.
Eli de Rooij bedankt alle aanwezigen, en wenst Arjan Tromp veel succes als nieuwe voorzitter van het KMS. Arjan bedankt Eli voor zijn inzet bij het opzetten van het KMS. Ckees van Oijen dankt in het bijzonder de externe sprekers voor hun inbreng en sluit de bijeenkomst. Hierna volgen achtereenvolgens de presentaties van: • Eli de Rooij RWS-BD: Publiciteit en gebruik van de KMS intranetsite binnen Rijkswaterstaat • Ckees van Oijen, IVAM: RWS Kenniscentrum Milieuvriendelijke Smeermiddelen en duurzaam inkopen • Johan van Zwet, SenterNovem: Mia en Vamil en Duurzaaminkopen • Cees Ouwehand (Onderhoudsadviseur HHR): Ervaringen met milieuvriendelijke smeermiddelen in de praktijk • Hildo Krop, IVAM: European Ecolabel Lubricants [NJ/CkvO/EdR 18-11-08]
17