Steunpunt Industrieel en Wetenschappelijk Erfgoed
Omgevingsanalyse de Vlaamse erfgoedgemeenschap voor industrieel en wetenschappelijk erfgoed in kaart gebracht
2010
Omgevingsanalyse de Vlaamse erfgoedgemeenschap voor industrieel en wetenschappelijk erfgoed in kaart gebracht
Steunpunt Industrieel en Wetenschappelijk Erfgoed – SIWE vzw Stapelhuisstraat 15 - 3000 Leuven 016/58.43.42 -
[email protected]
December 2010
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
1
Voorwoord SIWE vzw, voluit „Steunpunt Industrieel en Wetenschappelijk Erfgoed‟ is de (op basis van het Decreet op de Volkscultuur uit 1998) erkende koepelorganisatie voor industrieel en wetenschappelijk erfgoed in
Vlaanderen en
Brussel. Het uitwerken van
een
omgevingsanalyse
die de
Vlaamse
erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed en de noden en behoeften ervan in kaart brengt, stond al langer op de SIWE-agenda. Een uitgebreide lijst van actoren, voorzien van informatie over hun respectievelijke doelstellingen en werking, is reeds sedert geruime tijd raadpleegbaar op de SIWE-website. Een analyse en verwerking van deze informatie ontbraken echter vooralsnog. De huidige omgevingsanalyse brengt u de neerslag van deze analyse, waaruit conclusies getrokken worden en waarbij ook een aantal aanbevelingen worden geformuleerd.
De omgevingsanalyse vertrekt van een omschrijving van de sector industrieel en wetenschappelijk erfgoed (afgekort IWE), een breed, dynamisch en erg gediversifieerd domein. De specifieke situaties in de IWE-deeldomeinen in Vlaanderen worden vervolgens omschreven. Er wordt ook ingegaan op de spreiding en de diverse types van actoren die actief zijn binnen de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed. Diverse casestudies, die een representatieve waarde hebben, gevolgd door een SWOT-analyse, pogen nog meer verduidelijking te geven aan de toestand waarin de sector IWE verkeert.
Doel is om deze omgevingsanalyse te gebruiken als werkinstrument bij de verdere werking van SIWE en tevens om ze ter beschikking te stellen van de gehele erfgoedgemeenschap voor industrieel en wetenschappelijk erfgoed. Op die manier kunnen ook andere actoren uit het veld gebruik maken van de in dit document opgelijste cijfers, getrokken conclusies en geformuleerde aanbevelingen. Misschien nog belangrijker is dat door het ter beschikking stellen van de omgevingsanalyse aan de erfgoedgemeenschap de kans gegeven wordt aan de actoren om te reageren en deze gestimuleerd worden om elkaar te ontmoeten en met elkaar in discussie te treden. Deze debatten, opmerkingen op en herformuleringen van aspecten van de huidige omgevingsanalyse kunnen in de nabije toekomst voeren tot een bijstelling en geüpdate versie ervan.
Voor haar professionele en enthousiaste inzet wens ik, in naam van het SIWE-bestuur, Lore Boogaerts te bedanken. Zonder haar volgehouden inspanningen en haar bijzonder efficiënte aanpak had dit document niet gerealiseerd kunnen worden. Samen met haar en met mijn medebestuurders dank ik ook Jeroen Janssens, Bram Wenes, Pieter van Opstal en André Janssens. Dankzij hun bereidheid om tijd vrij te maken werd het mogelijk om ter plaatse de werking van een aantal actoren uit het veld te onderzoeken en in deze omgevingsanalyse een aantal praktijk cases op te nemen. Ook dankt SIWE alle andere personen en instellingen die ons nuttige tips en informatie bezorgden.
Patrick VIAENE Voorzitter SIWE vzw
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
2
Inhoudstafel Inleiding ................................................................................................................................................... 3 I. Industrieel en wetenschappelijk erfgoed .............................................................................................. 4 II. Statistische omgevingsanalyse ........................................................................................................... 7 1.
Industrieel en wetenschappelijk erfgoed: Actoren in Vlaanderen en Brussel ............................ 7 1.1 Wetenschappelijk erfgoed: Actoren in Vlaanderen en Brussel .............................................. 10 1.2. Industrieel erfgoed: Actoren in Vlaanderen en Brussel ......................................................... 12
2. Spreiding van de actoren over Vlaanderen en Brussel ................................................................ 14 3. Type actoren in de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijke erfgoed ..... 18 III. Omgevingsanalyse: Casestudies uit het veld................................................................................... 20 1. Gebiedsgebonden, thematisch en projectmatig ............................................................................ 20 2. Onder één hoedje ......................................................................................................................... 23 3. Diversiteit binnen uniciteit ............................................................................................................. 26 IV. SWOT- analyse ................................................................................................................................ 30 1. Sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen binnen de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed ........................................................................................... 30 2. Noden en behoeften ...................................................................................................................... 31 Besluit .................................................................................................................................................... 38 Bijlagen .................................................................................................................................................. 42 Bijlage 1: Evaluatie en noodzakelijke aanpassingen van de voormalige SIWE-databank ............... 42 Bijlage 2 : Actoren in de SIWE-databank op 02/08/2010 .................................................................. 49
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
3
Inleiding Een omgevingsanalyse geeft de situatie van het onderzochte gebied weer op een bepaalt ogenblik en toont de trends die zich voordoen in dat veld. Het wordt dan mogelijk om de noden en behoeften van het onderzochte veld bloot te leggen en uit de conclusies ervan een beleid dat is afgestemd op deze behoeften en noden uit te tekenen. In opdracht van het Agentschap – Kunsten en Erfgoed presenteert SIWE vzw u de omgevingsanalyse voor het veld van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed. Aan de hand van deze omgevingsanalyse kunnen wij ons beleid beter afstemmen op de noden en behoeften uit deze sector.
Om een omgevingsanalyse te maken is het nodig een groot aantal gegevens te verzamelen en te verwerken. De erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed, het werkterrein van SIWE vzw, is in Vlaanderen en Brussel zeer uitgebreid, divers en actief bezig. Om deze erfgoedgemeenschap in kaart te kunnen brengen, is het noodzakelijk te bepalen wie tot de erfgoedgemeenschap behoort. Het zijn immers enkel actoren die werken rond industrieel, wetenschappelijk en technisch erfgoed die tot deze gemeenschap behoren en in kaart dienen gebracht te worden. Maar wat is industrieel en wetenschappelijk erfgoed?
In het eerste gedeelte van deze omgevingsanalyse proberen we een definitie voor dit soort erfgoed te formuleren. Dat doen we via de wetenschap die het industrieel erfgoed bestudeert: industriële archeologie, die begint bij de industriële revoluties en hun diepgaande gevolgen op de (hedendaagse) maatschappij.
Alle spelers uit het veld, die bezig zijn met industrieel en wetenschappelijk erfgoed, vindt u in de online-databank van SIWE die recent een grondige update genoot. Om aan de hand van de SIWEdatabank een statistische omgevingsanalyse te maken, deelden wij de actoren consequent in categorieën in. In het tweede gedeelte van dit document werd de statistische omgevingsanalyse opgenomen.
In het derde gedeelte van de omgevingsanalyse, analyseren we het werkterrein van het industrieel en het wetenschappelijk erfgoed aan de hand van een aantal casestudies. Wij formuleren vergelijkingen, opmerkingen, mogelijkheden, struikelblokken, eigenschappen, opvallendheden,…
Het vierde en laatste gedeelte omvat een SWOT-analyse waarin we de sterktes (Strengths), zwaktes (Weaknesses), kansen (Opportunities) en bedreigingen (Threats) van/voor de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed samenvatten. Wij baseren ons daarvoor op casestudies, op de statistische omgevingsanalyse en op onze, jarenlange ervaringen als „Steunpunt Industrieel en Wetenschappelijk Erfgoed‟.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
4
I. Industrieel en wetenschappelijk erfgoed Om een omgevingsanalyse van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen en Brussel te maken, is het noodzakelijk om het onderzoeksveld af te bakenen en om industrieel en wetenschappelijk erfgoed te definiëren.
TICCIH (The International Committee for the Conservation of the Industrial Heritage), de wereldorganisatie die het ‘industrieel erfgoed’ vertegenwoordigt, definieert zijn onderwerp als volgt in de Nizhny Tagil Charter: „Industrial heritage consists of the remains of industrial culture which are of historical, technological, social, architectural or scientific value. These remains consist of buildings and machinery, workshops, mills and factories, mines and sites for processing and refining, warehouses and stores, places where energy is generated, transmitted and used, transport and all its infrastructure, as well as places used for social activities related to industry such as housing religious worship or 1 education.‟ Voor de definiëring van industrieel erfgoed vertrekt men vanuit de wetenschap van de ‘industriële archeologie’. Deze wordt door TICCIH als volgt gedefinieerd: „Industrial archaeology is an interdisciplinary method of studying all the evidence, material and immaterial, of documents, artefacts, stratigraphy and structures, human settlements and natural and urban landscapes(…), created for or by industrial processes. It makes use of those methods of 2 investigation that are most suitable to increase understanding of the industrial past and present.‟ We kunnen het industrieel erfgoed met andere woorden beschouwen als het studiemateriaal of het werkveld van de industriële archeologie. Dit, door de classicus Donald Dudley gelanceerde begrip, werd door Michael Rix (academicus) reeds gedefinieerd in 1967: „(…)recording, preserving in selected cases and interpreting the sites and structures of early 3 industrial activity, in particular the moment of Industrial Revolution‟. Een recentere definitie is deze van Peter Scholliers, historicus, professor en docent van het vak „Industriële archeologie en industrieel erfgoed‟ aan de VUB (Vrije Universiteit Brussel). ‘Industriële archeologie wordt hier ruim opgevat: zij laat zich in met de studie van de industriële maatschappij, de industriële relicten en de materiële infrastructuur van productie en reproductie vanaf de late 18de eeuw, gebruik makend van voorwerpen, geschreven en mondelinge bronnen en iconografie, met de bedoeling verleden en heden te interpreteren en criteria te geven met het oog op behoud van relicten. Dat betekent dat de volgende onderzoeksvelden passen binnen deze visie op de industriële archeologie: -- aspecten van productie (fabrieken, kantoren, produktieprocessen [sic], energie, werktuigen, motoren, machines, technologie, voorwerpen,...) 1
TICCIH. The International Committee for the Conservation of the Industrial Heritage. The Nizhny Tagil charter for the industrial heritage (http://www.mnactec.cat/ticcih/industrial_heritage.htm) (toegang 5 mei 2010) 2 TICCIH. The International Committee for the Conservation of the Industrial Heritage. The Nizhny Tagil charter for the industrial heritage (http://www.mnactec.cat/ticcih/industrial_heritage.htm) (toegang 5 mei 2010) 3 Rix, M. 1967. Industrial Archaeology. Londen: General Series 65. p.5
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
5
-- aspecten van distributie (transport, wegen, stations, tolhuizen, winkels, markthallen, depots, verkooptechnieken,...) -- aspecten van reproductie en consumptie (huisvesting, huishoudelijk comfort, stadsgroei, openbare gebouwen, scholen, sportcomplexen,...) De nauwe band tussen deze aspecten en tussen andere maatschappelijke ontwikkelingen 4 (bijvoorbeeld overheidsbeleid of ideologie) mag niet verloren gaan.‟ Uit deze definitie blijkt dat ook immateriële bronnen, die in het verleden niet altijd ter beschouwing werden genomen, een rol spelen in de wetenschap van de industriële archeologie. Bijgevolg behoort ook relevant immaterieel erfgoed tot het industrieel erfgoed. Dit komt niet tot zijn recht in de definitie van „Industrial heritage‟ van TICCIH, die hierboven werd geformuleerd. De „remains‟ of overblijfselen waar men in de TICCIH-definitie van industrieel erfgoed naar verwijst beperken zich immers tot wat wij aanduiden met de termen roerend en onroerend erfgoed: voorwerpen, plaatsen en gebouwen. Wel dient opgemerkt te worden dat in de definitie die TICCIH formuleert voor industriële archeologie, in tegenstelling tot hun definitie voor industrieel erfgoed, wel rekening wordt gehouden met immateriële bronnen. We kunnen er dan ook van uitgaan dat tot het industrieel erfgoed zowel, materieel als immaterieel erfgoed wordt gerekend. Een ander punt dat al eerder ter discussie werd gesteld, is het afbakenen van de tijdsperiode die door de industriële archeologie wordt bestudeerd en bijgevolg ook bepaalt wat industrieel erfgoed is en wat niet. Van bij het ontstaan van de term „industriële archeologie‟ wordt deze beschouwd als de studie van de overblijfselen van de „Industriële Revolutie‟. Desalniettemin was en is er nog steeds het besef en de erkenning dat zoals beschreven in het artikel „A major change in human evolution‟ door de AIA (The Association for Industrial Archaeology): „(…) the industrial archaeology of the manufacturing process applies as much to neolithic stone axe 5 quarries as to steam engine production.‟ In de eerste decennia na het lanceren van de term „industriële archeologie‟ werd er gediscussieerd over dit verschil in interpretatie. Door de achteruitgang van de klassieke 18 industrieën in het midden van de 20
ste
de
en 19
de
eeuwse
eeuw en het toenemende besef van de historische waarde van
industriële relicten, werd algemeen geaccepteerd dat industriële archeologie de studie van de industriële revolutie inhoudt.
6
We kunnen stellen dat er drie industriële revoluties zijn voltrokken. De eerste vindt zijn ontstaan rond circa 1730 en dooft uit rond 1800. De daarop volgende industriële revolutie wordt gedateerd van circa 1880 tot 1914 en de derde industriële revolutie loopt van ongeveer 1960 tot heden.
4
Scholliers, P. Industriële Archeologie & Industrieel Erfgoed (http://www.vub.ac.be/SGES/ia/homepage.html) (toegang 5 mei 2010) 5 The Association for Industrial Archaeology. A major change in human evolution (http://www.industrialarchaeology.org.uk/aba86.htm) (toegang 10 augustus 2010) 6
The Association for Industrial Archaeology. A major change in human evolution (http://www.industrialarchaeology.org.uk/aba86.htm) (toegang 10 augustus 2010)
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
6
De definities van het industrieel erfgoed en industriële archeologie die hierboven werden aangehaald, maken geen opsplitsing tussen roerend, onroerend en immaterieel erfgoed. Door de ministeriële structuur binnen Vlaanderen waarbij roerend en immaterieel erfgoed onder de bevoegdheid van het Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media valt en onroerend erfgoed onder de bevoegdheid van het Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed moet SIWE vzw dit wel doen. SIWE legt zich dan ook voornamelijk toe op roerend en immaterieel erfgoed. Deze vormen van erfgoed zijn echter vaak inherent verbonden aan onroerend erfgoed en omgekeerd, om die reden wordt ook binnen SIWE samengewerkt met actoren uit de sector van het onroerend erfgoed. Uit de eerste zin van de TICCIH-definitie voor „industrieel erfgoed‟ blijkt dat ook wetenschappelijk en technisch erfgoed op een manier al vervat zitten in dit soort erfgoed: „Industrial heritage consists of the remains of industrial culture which are of historical, 7 technological, social, architectural or scientific value. (...) Wetenschappelijk erfgoed en technisch erfgoed worden veelal door elkaar gebruikt. Wetenschappelijk erfgoed refereert doorgaans naar relicten gebruikt tijdens of naar aanleiding van academisch onderzoek (uitgevoerd door universiteiten of door privéresearchcentra). Met technisch erfgoed wordt de techniek in de ruimste zin bedoeld. Het gaat daarbij vaak om het immaterieel erfgoed, de techniek of het concept dat de werking van een relict, van het materieel erfgoed, verklaart.
7
TICCIH. The International Committee for the Conservation of the Industrial Heritage. The Nizhny Tagil charter for the industrial heritage (http://www.mnactec.cat/ticcih/industrial_heritage.htm) (toegang 5 mei 2010)
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
7
II. Statistische omgevingsanalyse Als netwerkorganisatie heeft SIWE de taak op zich genomen om een databank aan te leggen, die alle actoren, die in Vlaanderen en Brussel een rol spelen binnen het veld van het industrieel en het wetenschappelijk erfgoed, bundelt. De databank, onder de naam „Who is who‟, wordt online aangeboden op de SIWE-website: www.siwe.be, zodat iedereen die geïnteresseerd is in industrieel en wetenschappelijk erfgoed, ervan gebruik kan maken. Omdat SIWE een behoorlijk overzicht heeft van alle actoren die zich in Vlaanderen en Brussel inzetten voor het industrieel en wetenschappelijk erfgoed, kan zij, aan de hand van de online-databank een statistische omgevingsanalyse van de erfgoedgemeenschap voor industrieel en wetenschappelijk erfgoed maken.
Om die reden werd van de online-databank van SIWE een analyse gemaakt alvorens van start te gaan met de eigenlijke omgevingsanalyse. Aan de hand van deze analyse bleken heel wat aanpassingen nodig te zijn om de „Who is who‟ bruikbaar te maken als basis voor de omgevingsanalyse. Omdat de resultaten van een statistische omgevingsanalyse altijd beïnvloed worden door de gebruikte input en de aard van de input, werd de analyse van de SIWE-databank en de aanpassingen die werden gedaan om de resultaten van de omgevingsanalyse zo optimaal mogelijk te maken, gepubliceerd als „bijlage 1‟ van dit document.
De statistische omgevingsanalyse die hieronder volgt, werd gebaseerd op de online-databank volgens haar status op 2 augustus 2010: http://www.siwe.be/whoiswho.php.
1. Industrieel en wetenschappelijk erfgoed: Actoren in Vlaanderen en Brussel Onderstaand taartdiagram geeft een globaal beeld van de actoren opgenomen in de SIWE-databank. Het geeft de verhouding weer van het aantal actoren die worden ingedeeld bij „Industrieel en wetenschappelijk erfgoed‟, „Algemeen‟ of „Onroerend erfgoed‟. De actoren ingedeeld binnen de deelsector „Algemeen‟ zijn actoren actief rond erfgoed in het algemeen, dus niet specifiek industrieel en/of wetenschappelijk erfgoed. De actoren ingedeeld bij „Onroerend erfgoed‟ hebben een werking die zich specifiek op onroerend erfgoed concentreert.
8
8
Om een werkbare analyse van de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed te maken, werden de actoren uit de SIWE-databank ingedeeld bij sectoren en deelsectoren. Gedetailleerde info over sectoren en deelsectoren vindt u in bijlage 1.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
8
Globale verhouding van het aantal actoren in de SIWEdatabank 8%
3%
Industrieel en wetenschappelijk erfgoed Algemeen
Onroerend erfgoed
89%
Het minst vertegenwoordigd in de SIWE-databank, met 3% of 10 effectieve actoren, zijn de actoren die hoofdzakelijk werken rond „onroerend erfgoed‟. Dit is logisch aangezien SIWE voornamelijk actief is op het gebied van roerend en immaterieel erfgoed. Toch werden enkele belangrijke actoren die in Vlaanderen actief zijn in het veld van het onroerend erfgoed opgenomen in de databank. De scheiding tussen roerend en onroerend erfgoed is immers niet altijd even strikt en tussen beiden gebieden bestaat een noodzakelijke samenwerking. De 3% actoren actief rond onroerend erfgoed in de SIWEdatabank wordt vertegenwoordigd door Erfgoed Vlaanderen, de Monumentenwacht uit de verschillende provincies en het departement en agentschap van de overheid voor onroerend erfgoed. Uiteraard is dit percentage niet representatief voor het aantal effectieve actoren, actief rond onroerend erfgoed, in Vlaanderen en Brussel (Brussels Hoofdstedelijk Gewest).
Actoren die een werking hebben rond erfgoed in het algemeen worden in de databank vertegenwoordigd met 8% of 30 effectieve actoren. Het gaat daarbij voornamelijk om de erfgoedcellen in Vlaanderen en Brussel. Ook een aantal verenigingen, een archief en een documentatiecentrum behoren tot deze groep. De actoren die ingedeeld werden bij beide bovengenoemde deelsectoren, „Algemeen‟ en „Onroerend erfgoed‟, werden in de databank opgenomen omdat ze rechtstreeks of onrechtstreeks ook van belang zijn voor de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed.
Het diagram toont ons dat 89% van de actoren opgenomen in de SIWE-databank specifiek werken rond industrieel of wetenschappelijk erfgoed. Wanneer we deze 89% van naderbij gaan bekijken,
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
9
bekomen we onderstaand diagram dat de verhouding weergeeft van het aantal actoren, opgenomen in de SIWE-databank, die actief zijn rond industrieel en wetenschappelijk erfgoed.
Verhouding van het aantal actoren actief rond industrieel en wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen en Brussel 15%
Industrieel erfgoed
Wetenschappelijk erfgoed
85%
Dit diagram toont ons dat het aantal actoren actief rond industrieel erfgoed in de SIWE-databank en bijgevolg ook in Vlaanderen en Brussel, met 85% of 302 effectieve actoren, bijna zesmaal zo groot is dan het aantal actoren werkzaam rond wetenschappelijk erfgoed, dat met 52 effectieve actoren, slechts een aandeel van 15% vertegenwoordigd.
Hoewel we hier te maken hebben met een markant verschil tussen beide sectoren, treedt hier een relativerende factor op. De 52 actoren, ingedeeld bij de sector „wetenschappelijk erfgoed‟, leggen zich bijna allemaal hoofdzakelijk toe op een bepaalde deelsector binnen het wetenschappelijk erfgoed, bijvoorbeeld geneeskunde, biologie, fysica,… (meer info zie bijlage 1) Dit is minder vaak het geval bij de actoren opgenomen onder de sector „industrieel erfgoed‟. Hoewel ook daar een groot aantal actoren zijn die zich specifiek toeleggen op industrieel erfgoed, is er ook een groep actoren die slechts voor een gedeelte actief is binnen deze sector. Een voorbeeld daarvan zijn de verschillende heemkundige kringen die in de SIWE-databank werden opgenomen omdat een gedeelte van hun collectie aansluit bij de sector „industrieel erfgoed‟. Bovendien werd het industrieel erfgoed ook veel breder opgevat dan het wetenschappelijk erfgoed. Dit wordt duidelijk wanneer u de lijst bekijkt van mogelijk deelsectoren (zie bijlage 1) die in de databank voorkomen. Meteen valt op dat de lijst van voorkomende deelsectoren in de industriële sector langer is dan de lijst van de deelsectoren voor het wetenschappelijk erfgoed. Het is ook zo dat in tegenstelling tot wetenschappelijk erfgoed, industrieel erfgoed zowat overal aanwezig is in Vlaanderen en Brussel, zelfs in de meer agrarische gebieden. Logischer wijs zijn er dan ook minder werknemers en partners betrokken bij het wetenschappelijk erfgoed ten opzichte van het industrieel erfgoed.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
10
Ondanks deze nuanceringen blijft de verhouding tussen het industrieel en het wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen onevenredig. Maar hoeft deze evenredig te zijn? Daarbij dient dan ook de vraag gesteld te worden of wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen ondervertegenwoordigd is. Als dat zo blijkt te zijn, moet onderzocht worden wat daarvan de oorzaak is, en hoe het wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen en Brussel meer zichtbaarheid kan verwerven. Dat er in ieder geval leven is binnen het wetenschappelijk erfgoed toont ondermeer volgend voorbeeld ons aan. HistarUZ is een actor uit het veld van het wetenschappelijk erfgoed die recentelijk zijn deuren opende voor het publiek. HistarUZ is het historisch archief van het UZ Leuven. Het archief is actief vanaf 2006, maar in 2010 opende HistarUZ ook een museum waarbij de ziekenhuiscollectie 9
wordt getoond in situ .
1.1 Wetenschappelijk erfgoed: Actoren in Vlaanderen en Brussel Wanneer we de sector „Wetenschappelijk erfgoed‟ in Vlaanderen en Brussel – volgens de SIWEdatabank – van naderbij gaan bekijken, kunnen we een aantal conclusies trekken in verband met de verschillende deelsectoren (zie lijst in bijlage 1). Onderstaand staafdiagram geeft het aandeel van de verschillende deelsectoren binnen de sector „Wetenschappelijk erfgoed‟ weer. Van de 52 actoren, opgenomen in de SIWE-databank, zijn er 19 ingedeeld bij de deelsector „Biologie‟. De deelsectoren „Geneeskunde‟ en „Sterrenkunde/Tijdsmeting‟ tellen elk 10 actoren. 5 actoren werden ingedeelde bij „Farmacie‟. „Fysica‟ en „Wetenschap algemeen‟ tellen elk 2 actoren en telkens 1 actor werd geplaatst onder de deelsectoren „Chemie‟, „Aardrijkskunde‟, „Etnografie‟ en „Geologie‟.
9
Meer info over HistarUZ: http://www.uzleuven.be/histaruz
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
11
Aandeel van de verschillende deelsectoren binnen de sector: Wetenschappelijk erfgoed
20
19
18 Biologie
16
Geneeskunde
14 12
Sterrenkunde/Tijdsmeting Farmacie
10 10
Fysica
10
Wetenschap algemeen
8 6
Chemie
5
Aardrijkskunde Etnografie
4 2
2
2
Geologie
1 1
1
1
0
De deelsector die het grootste aandeel heeft binnen de sector „Wetenschappelijk erfgoed‟, „Biologie‟, wordt voornamelijk vertegenwoordigd door plantentuinen, actoren actief rond dierkunde en anatomie, een aquarium en ook bijen en insecten zijn met 3 actoren goed vertegenwoordigd. De deelsector „Geneeskunde‟ bevat een aantal actoren die zich toeleggen op een bepaald aspect van de geneeskunde zoals bijvoorbeeld anesthesie, psychiatrie, radiologie,... Andere actoren zijn, net zoals het hierboven reeds genoemde Histaruz, ontstaan vanuit een verzameling archiefstukken en afgedankt materiaal van een, in sommige gevallen nog actief, ziekenhuis, gasthuis of weeshuis en zijn bij gevolg meer bezig met het thema geneeskunde en de geschiedenis van de geneeskunde in het algemeen, wat niet weg neemt dat ook zij accenten leggen. Onder „Sterrenkunde/Tijdsmeting‟ vinden we naast een planetarium en volkssterrenwacht nog een aantal actoren die zich bezig houden met klokken, horloges of zonnewijzers. „Farmacie‟ is een, qua thema, eerder beperkte deelsector en bevat bij gevolg vijf actoren die werkzaam zijn rond hetzelfde gebied bestaande uit, apothekers gereedschap, de geschiedenis van de farmacie en geneeskrachtige middelen. Eén actor binnen deze deelsector legt zich uitsluitend toe op de geneeskrachtige werking van planten. Binnen de deelsector „Fysica‟ vinden we 2 actoren terug die elk gespecialiseerd zijn in een aantal thema‟s binnen hun vakgebied. Terwijl de ene zich toelegt op het experiment en de rol die de zintuigen daarbij spelen, legt de ander zich toe op thema‟s als mechanica, elektrostatica, elektromagnetisme en optica. De actoren (2) die bij de deelsector „Wetenschap algemeen‟ werden
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
12
ingedeeld zijn actoren die zich bezighouden met wetenschappen in het algemeen of actoren die, hoewel ze actief zijn in het domein van de wetenschap, toch niet kunnen geplaatst worden onder één van de andere deelsectoren, binnen de sector „Wetenschappelijk erfgoed‟. Er bevindt zich in de SIWEdatabank slechts één zo‟n actor, een vereniging die zich bezig houdt met “kritisch onderzoek naar beweringen die op basis van de huidige stand van de wetenschappelijke kennis hetzij uiterst onwaarschijnlijk zijn, hetzij met deze kennis in tegenspraak zijn.”
10
De deelsectoren „Chemie‟, „Aardrijkskunde‟, „Etnografie‟ en „Geologie‟ worden telkens door slechts één actor vertegenwoordigd. Achtereenvolgens gaat het om een vereniging werkzaam rond chemie, een museum met als hoofdthema cartografie, het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en een actor die zich toelegt op mineralogie. Het grotere aandeel van de deelsector „Biologie‟ tegenover de andere deelsectoren binnen de sector „Wetenschappelijk erfgoed‟ is ondermeer te verklaren door het feit dat biologie een meer algemeen thema is waarbinnen diverse subthema‟s aan bod komen. Terwijl thema‟s als aardrijkskunde, etnografie, chemie, geologie,… op zich al meer afgebakende thema‟s zijn. Bovendien is de indeling volgens de verschillende deelsectoren ook nooit volledig strikt. Zo zouden bijvoorbeeld de actoren ingedeeld bij de deelsector „Farmacie‟ ook kunnen worden ingedeeld bij de deelsector „Geneeskunde‟.
1.2. Industrieel erfgoed: Actoren in Vlaanderen en Brussel Wanneer we hetzelfde doen voor de sector „Industrieel erfgoed‟ bekomen we onderstaand staafdiagram. Dit staafdiagram toont het aandeel van de verschillende deelsectoren binnen de sector „Industrieel erfgoed‟ in Vlaanderen en Brussel, volgens de SIWE-databank. De 302 actoren ingedeeld bij het „Industrieel erfgoed‟ werden ingedeeld bij 16 mogelijke deelsectoren: „Transport en distributie‟ met 72 actoren, „Voedingsindustrie‟ met 70 actoren, „Divers‟ met 39 actoren, „Andere‟ met 32 actoren, „Communicatie‟ met 19 actoren, „Grond- en delfstoffen‟ met 11 actoren, „Textiel/Kleding‟ met 10 actoren, „Drukkerij en papier‟ met 9 actoren, „Energie‟ eveneens met 9 actoren, Militaire technologie met 8 actoren, „Hout- en bouwnijverheid‟ met 7 actoren, „Techniek en technologie‟ met 6 actoren, „Ambachten en werktuigen‟ met 5 actoren, „Sociale geschiedenis en arbeid‟ met 3 actoren, „Metallurgie/Machinebouw/Non-ferro‟ sector met 2 actoren en tenslotte „Chemische Nijverheid‟ waaronder geen enkele actor werd geplaatst.
10
SKEPP. Wat is SKEPP? (http://skepp.be/over-skepp/wie-wat-skepp) (toegang 10 december 2010)
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
13
Aandeel van de verschillende deelsectoren binnen de sector: Industrieel erfgoed Transport en distributie
80
Voedingsindustrie
72
Divers
70
Andere
70
Communicatie
60
Grond- en delfstoffen Textiel/kleding
50
Drukkerij en papier
39
Energie
40 32
Militaire technologie
30
Hout- en bouwnijverheid
19
Techniek en technologie
20 10 0
11 10 9 9 8 7 6 5
Ambacht en werktuigen Sociale geschiedenis en arbeid
3 2
0
Metallurgie/ Machinebouw/ Non-ferro sector Chemische Nijverheid
De deelsector die het best vertegenwoordigd wordt, is ‘Transport en distributie’. In deze deelsector zijn actoren opgenomen die bezig zijn met wat men binnen de erfgoedsector ook wel aanduidt als watererfgoed, vliegend erfgoed, rollende erfgoed en rijdend erfgoed. Daarnaast vinden we binnen deze deelsector ook 2 actoren die werken rond het thema „douane‟. Waar binnen de deelsector „Transport en distributie‟ bijna alle actoren zijn onder te brengen bij een beperkt aantal thema‟s, is dit bij de deelsector ‘Voedingsindustrie’ in mindere mate het geval. Een aantal thema‟s die meermaals voorkomen binnen deze deelsector zijn landbouw, molens en maalderijen, brouwerijen, stokerijen,… maar ook thema‟s als chocolade, friet, koffie, witloof, suiker, bakkerij, zuivel,… worden binnen de werking van de actoren in de deelsector „Voedingsindustrie‟ vertegenwoordigd. De actoren die werden ingedeeld bij de deelsector ‘Divers’ zijn voornamelijk actoren die zich niet in hoofdzaak toeleggen op industrieel erfgoed maar vaak wel een collectie hebben die aansluit bij de sector van het „Industrieel erfgoed‟. Het gaat daarbij meestal om heemkundige musea. Een aantal actoren, opgenomen binnen deze deelsector, leggen zich wel uitsluitend toe op industrieel erfgoed, maar op uiteenlopende aspecten ervan, waardoor ze niet onder te brengen zijn onder één van de andere deelsectoren. Ook niet onder te brengen binnen één van de andere deelsectoren, zijn de actoren binnen de deelsector ‘Andere’. Met dat verschil dat ze zich wel op één bepaald aspect binnen het industrieel erfgoed toeleggen. Het gaat daarbij om actoren waarvan de werking aansluit bij ondermeer ontspanning en genot. Voorbeelden daarvan zijn actoren actief rond muziekinstrumenten, kunst,
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
14
speelgoed, tabak,…. Andere actoren in deze deelsectoren zijn bezig met veiligheid, onderwijs of zijn gewoon niet onder te brengen bij een ander deelsector.
Actoren die een werking hebben opgebouwd rond fotografie, film, informatica, telecommunicatie, radio en televisie werden ingedeeld bij de deelsector ‘Communicatie’. De deelsector ‘Grond- en delfstoffen’ bevat vooral actoren die werkzaam zijn rond diamant en mijnen. ‘Textiel/Kleding’ is een duidelijk afgebakende deelsector en bevat actoren actief rond kleding, schoeisel en textiel. Hetzelfde geldt voor de deelsector ‘Drukkerij en papier’. Actoren actief rond boekdrukkunst, schrijfmachines, de grafische industrie en papier- en kartonnijverheid bevinden zich binnen deze deelsector. De deelsector ‘Energie’ bevat zowel actoren die met natuurlijke aandrijving bezig zijn als actoren die actief zijn rond stoom, elektriciteit, enzovoort. ‘Militaire technologie’ bevat actoren die bijna allemaal op een militaire basis of op een plaats die van betekenis is geweest tijdens de oorlog, een werking hebben opgebouwd rond het materiaal en de techniek die gebruikt werd door de op die plaats aanwezige legermacht. De deelsector ‘Hout- en bouwnijverheid’ bevat een aantal actoren met een werking rond tegels en baksteen. De actoren binnen de deelsector ‘Techniek en Technologie’ leggen zich toe op één bepaalde of meerdere technieken of technologieën. ‘Ambacht en werktuigen’ bevat actoren die zich hoofdzakelijk toeleggen op ambachten, werktuigen en oudere techniek. Onder ‘Sociale geschiedenis en arbeid’ werden actoren ingedeeld die werken rond het sociale aspect van industrie en arbeiden. ‘Metallurgie/ Machinebouw/ Non-ferro sector’ bevat twee actoren die werken rond tin en zilver. De deelsector ‘Chemische Nijverheid’ tenslotte, werd opgenomen in de lijst met mogelijke deelsectoren maar na indeling blijkt geen enkele actor de chemische nijverheid als hoofdthema te hebben.
Bij deze indeling van de sector industrieel erfgoed in deelsectoren moeten eveneens enkele nuanceringen gemaakt worden. Zo kunnen een aantal actoren ingedeeld worden bij verschillende deelsectoren. Een voorbeeld daarvan zijn de actoren werkzaam rond molens. In de SIWE-databank werden zij ingedeeld bij de „Voedingsindustrie‟ maar evengoed horen zij thuis bij de deelsector „Energie‟.
2. Spreiding van de actoren over Vlaanderen en Brussel We kunnen de sector van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen en Brussel ook aanschouwen per provincie. Onderstaande figuur geeft deze indeling weer. Eén actor valt naast deze indeling (0%). Het gaat om een privéverzamelaar van radio‟s, die zijn verzameling virtueel ontsluit via een website maar als privéverzamelaar anoniem wenst te blijven. Als we de spreiding van de actoren per provincie aanschouwen is het noodzakelijk te vermelden dat een actor wordt ingedeeld bij de provincie waar de hoofdzetel van de actor is gevestigd. Dit wil uiteraard niet zeggen dat ze enkel in de provincie van hun hoofdzetel actief zijn.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
15
Aandeel van het aantal actoren in het industrieel en wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen en Brussel: per provincie 0% 20% 28% Antwerpen Brussels Hoofdstedelijk Gewest Limburg Oost-Vlaanderen
11%
Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Onbekend
13% 16% 12%
Met 28% of 108 effectieve actoren is de provincie Antwerpen het best vertegenwoordigd. WestVlaanderen volgt met 20% of 77 actoren. Dichter bij elkaar liggen de provincie Oost-Vlaanderen met 16% of 65 actoren, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met 13% of 51 actoren, Limburg met 12 % of 49 actoren en Vlaams-Brabant met 11% of 43 actoren. Wat opvalt is dat het aandeel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het gebied met de kleinste oppervlakte, groter is dan het aandeel van Limburg en dat van Vlaams-Brabant. Het verschil beperkt zich wel maar tot 1 of 2%.
Met 11% heeft Vlaams-Brabant tegenover de andere provincies het kleinste aantal actoren actief rond industrieel en wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen. Tegenover provincies als Antwerpen of WestVlaanderen is dit verschil relatief groot. De grotere of kleinere aanwezigheid van industrieel en wetenschappelijk erfgoed en de actoren die daar rond een werking uitbouwen in de verschillende provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zouden ondermeer kunnen verklaard worden door het al dan niet aanwezig zijn van een grote kunststad. Om echter een duidelijker beeld te krijgen op de spreiding van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed over de provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het noodzakelijk om na te gaan welke soort of welke deelsector van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed zich waar bevindt. Om dit overzichtelijk te houden maken we hier opnieuw een onderscheid tussen wetenschappelijk en industrieel erfgoed.
Onderstaand staafdiagram geeft de spreiding van de actoren actief rond industrieel erfgoed over de provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest weer.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
16
Spreiding van het aantal actoren voor industrieel erfgoed in Vlaanderen en Brussel Chemische Nijverheid Metallurgie/ Machinebouw/ Non-ferro sector
90
Sociale geschiedenis en arbeid
80
Ambacht en werktuigen
70
Techniek en technologie
60
Hout- en bouwnijverheid
50
Militaire technologie
40
Energie
30
Drukkerij en papier
20
Textiel/kleding
10
Grond- en delfstoffen Communicatie
0 An Br Lim us tw bu se er p rg l sH en oo fds te d eli
Oo stVla jk
Ge we st
V la We am stV la s- B an an r ab de de an ren ren t
Andere Divers Voedingsindustrie Transport en distributie
Onmiddellijk valt op dat de deelsectoren ‘Transport en distributie’, ‘Voedingsindustrie’, „Divers‟ en „Andere‟ in elke provincie een belangrijk deel uitmaken het industrieel erfgoed. Meteen wordt ook duidelijk waarom de provincies Antwerpen en West-Vlaanderen over het grootste aandeel industrieel en wetenschappelijk erfgoed beschikken. De deelsector „Transport en distributie‟ is met respectievelijk 24 en 21 effectieve actoren in deze 2 provincies zeer goed vertegenwoordigd. Naast de actoren die werken rond rijden, rollend en vliegend erfgoed vinden we door de aanwezigheid van de haven in Antwerpen en de kust in West-Vlaanderen in deze provincies dan ook nog eens de hoogste concentratie aan actoren die werken rond varend erfgoed. Een kleiner aandeel varend erfgoed vinden we ook in Oost-Vlaanderen. In de overige provincies zijn er geen actoren die werken rond dit soort erfgoed. In dezelfde mate aanwezig in Vlaanderen en Brussel als „Transport en distributie‟ is de deelsector „Voedingsindustrie‟. Voor de „Voedingsindustrie‟ kunnen we de grootste concentratie waarnemen in West-Vlaanderen (17), gevolgd door Oost-Vlaanderen (15), Vlaams-Brabant (13), Limburg (10) en Antwerpen (10) en tenslotte het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (5). In de provincies Limburg, OostVlaanderen en Vlaams-Brabant neemt „Voedingsindustrie‟ het grootste gedeelte van de aanwezige actoren werkzaam rond industrieel erfgoed in beslag. De deelsector „Voedingsindustrie‟ bestaat in deze provincies vooral uit actoren werkzaam rond molens en brouwerijen en in mindere mate ook streekproducten en landbouw. Ook in de andere provincies zijn het voornamelijk zulke actoren die deze deelsector opvullen.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
17
De deelsector ‘Divers’ bevat voor een aantal provincies ook heel wat actoren. Voor Oost-Vlaanderen zijn er dat 11, voor Antwerpen zijn er dat 10, voor West-Vlaanderen 6 en voor Limburg en VlaamsBrabant telkens 5. Wanneer we gaan onderzoeken over welke actoren het gaat, zien we dat vooral stedelijke en gemeentelijke musea, heemkundige kringen en bezoekerscentra, met andere woorden actoren die industrieel erfgoed niet als hoofdthema hebben, in alle provincies de deelsector „Divers‟ opvullen. In iets mindere mate, maar toch opvallend aanwezig in bijvoorbeeld de provincie Antwerpen met 11 actoren, is de deelsector ‘Andere’. De actoren in deze categorie zijn zeer verschillend, voor de provincie Antwerpen vinden we in deze categorie ondermeer: het Speelgoedmuseum, het Politiemuseum, Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn, Centrum Vlaamse Architectuurarchieven (CVAa) - Vlaams Architectuurinstituut (VAi) vzw, …. Voor de sector ‘Communicatie’ vinden we geen actoren terug in de provincies Limburg en OostVlaanderen. Van de 6 actoren in de provincie Antwerpen ingedeeld bij de categorie „Communicatie‟ is het opvallende dat er 4 een werking uitbouwden rond het thema „radio‟. Ook in de andere provincies waar actoren uit de sector „communicatie‟ aanwezig zijn wordt de radio vertegenwoordigd, behalve in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waar we het enige computermuseum kunnen vinden. Dat ‘Grond- en delfstoffen’ het meest vertegenwoordigd wordt in de provincie Limburg met zijn „Kempische steenkoolbekken‟ is evident. Van de zes actoren die actief zijn rond „Grond- en delfstoffen‟ zijn er in Limburg vijf die „steenkoolmijnen‟ als thema hebben. Wel is het opmerkelijk dat rond andere delfstoffen dan steenkool, zoals bijvoorbeeld zandsteen en kalksteen niets gebeurt, hoewel er toch ook op diverse plaatsen in Vlaanderen kalk- en zandsteengroeven geëxploiteerd werden en deels nog uitgebaat worden.
In de provincie Oost-Vlaanderen constateren we een verhoogde aanwezigheid aan actoren werkzaam rond ‘Textiel/Kleding’, tegenover in de andere provincies. Onder andere het MIAT, Museum voor Industriële Archeologie en Textiel vinden we er terug.
Opnieuw in de provincie Antwerpen vinden we de grootste concentratie aan actoren (4) actief rond „Drukkerij en papier’. Hoewel er daartegenover in de provincie Vlaams-Brabant slechts 1 actor actief is rond deze deelsector van het industrieel erfgoed, is de Papiermolen Herisem wel een belangrijke en unieke actor. De actoren uit de deelsector ‘Energie’ zijn verspreid over de provincies West-Vlaanderen (4), Antwerpen (3) en Vlaams-Brabant (2). En ten slotte vinden we nog een concentratie van de deelsector ‘Hout en bouwnijverheid’ in Antwerpen waar drie musea rond het thema „baksteen‟ op een beperkt afstand van elkaar aanwezig zijn.
Wanneer we hetzelfde doen voor de actoren actief rond wetenschappelijk erfgoed, bekomen we onderstaand staafdiagram.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
18
Spreiding van het aantal actoren voor wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen en Brussel 16
Geologie
14
Etnografie Aardrijkskunde
12
Chemie
10
Wetenschap algemeen
8
Fysica
6
Farmacie
4
Sterrenkunde/Tijdsmeting
2
Geneeskunde Biologie
0
Bru L An Oo Vla We twe stsse imbu am st V r Vla rpe s-B g ls H laa an n rab nd oo de ere fd s an r en t n te d el ij kG ew es t Voor de sector van het „wetenschappelijk erfgoed‟ vinden we het grootste aantal actoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met als duidelijke hoofdmoot de actoren uit de deelsector ‘Biologie’, waarvan er zich 7 in dit gebied bevinden. ‘Geneeskunde’ is het sterkst vertegenwoordigd door actoren in de provincie Antwerpen, net als de deelsector ‘Sterrenkunde/Tijdsmeting’.
Hoewel sommige deelsectoren in bepaalde provincies slecht weinig zijn vertegenwoordigd, zegt dit nog niets over het belang, de werking en de reikwijdte van de aanwezige actoren die deze deelsectoren vertegenwoordigen. Zo bevindt er zich in Vlaams-Brabant, de provincie waar het industrieel en wetenschappelijk erfgoed – bekeken in aantal aanwezige actoren – het minst wordt vertegenwoordigd, toch een zeer prominente speler binnen de industriële en wetenschappelijke erfgoedgemeenschap: het MOT of Museum voor de Oudere Technieken. Zij verwierven deze rol eerder door het voeren van een beleid, waarbij publiekswerking en onderzoek dat ondermeer leidt tot thematische studiedagen primeert, dan door de collectiestukken op zich.
3. Type actoren in de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijke erfgoed Alle actoren die werden opgenomen in de SIWE-databank, werden ingedeeld bij een type. (gedetailleerde uitleg zie bijlage 1) Wanneer we de verhouding van de verschillende types van de actoren binnen de erfgoedgemeenschap gaan bekijken komen we tot onderstaand diagram. Het grootste aandeel is, met 55% of 219 effectieve actoren voor de musea. 21% of 83 effectieve actoren werden ingedeeld bij de verenigingen. 37 privéverzamelingen zorgen voor een aandeel van 9% en 7%
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
19
of 29 effectieve actoren vormen het aandeel van de overheidsdiensten. De types „Andere‟, „Archief‟, „Onderwijs‟, „Deskundige‟ en „Documentatiecentrum‟ worden respectievelijk vertegenwoordigd met 3%, 2%, 1%, 1% en 1%.
Verhouding van de verschillende types van de actoren van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen en Brussel 1% 1% 2%
1%
3% Museum
7%
Vereniging Privéverzameling
9%
Overheidsdiensten Andere Archief
55%
Onderwijs Deskundige
21%
Documentatiecentrum
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
20
III. Omgevingsanalyse: Casestudies uit het veld 1. Gebiedsgebonden, thematisch en projectmatig Uit de statistische omgevingsanalyse is al gebleken dat industrieel (en wetenschappelijk) erfgoed vaak gebonden is aan een plaats of regio. Zo vinden we bijvoorbeeld in Limburg opvallend veel actoren die werken rond het mijnverleden van hun streek en is in West-Vlaanderen het varend erfgoed uitgesproken aanwezig. In de Antwerpse Kempen zorgt het diamantverleden vandaag de dag voor heel wat interessant erfgoed. Ook de gemeenten waar dit verleden zich heeft afgespeeld beseften dit en startten slecht enkele jaren geleden (2006) het project „Schitterend Geslepen‟ op.
Het project: ‘Schitterend Geslepen’ Zoals wel vaker het geval is, kwam voor dit regionaal project de eerste impuls vanuit een heemkundige kring uit de regio die besefte dat wanneer er niets rond het diamantairverleden ondernomen zou worden, dit stukje geschiedenis uit hun regio verloren zou gaan. Bovendien bevindt er zich in de regio (gemeente Nijlen) nog één volledig uitgeruste vooroorlogse slijperij: Slijperij Lieckens. Op aandringen van de heemkundige kring kocht de gemeente de slijperij aan en liet ze als monument beschermen. Dit onroerend stukje industrieel erfgoed was de finale aanleiding voor de gemeente om het project „Schitterend Geslepen‟ op te starten, met de bedoeling om via het project een zicht te krijgen op wat de mogelijkheden zijn om de diamantslijperij in te zetten in een groter ontsluitingsconcept voor het diamantairerfgoed uit de regio. „Schitterend Geslepen‟ was een drie jaar durend project dat tot doel had om het diamantair erfgoed dat zich in de regio bevond te inventariseren, te registreren en te ontsluiten. Het richtte zich daarbij voornamelijk op de meest bedreigde soort erfgoed, het immateriële, dat net in de diamantsector zeer omvangrijk en belangrijk is, aangezien veel gebeurde op mondelinge basis en archief slechts weinig gevormd werd. De bevolking werd gesensibiliseerd en geïnformeerd over het diamantair erfgoed en vele verhalen en mondelinge getuigenissen werden opgetekend en ontsloten onder verschillende vormen: vertelavonden, een reizende tentoonstelling, een website, …
Omwille van de omvang, reikwijdte en ambities van het project, is het nuttig om het van naderbij te gaan bekijken. Uit een interview met één van de stuwende krachten achter het project, Jeroen Janssens, krijgen we immers een beter zicht op welke manier een stukje industrieel erfgoed uit Vlaanderen werd opgewaardeerd.
Een succesverhaal
Het project „Schitterend Geslepen‟ heeft op drie jaar tijd heel wat bereikt. Wanneer we nagaan wat het project tot een succesverhaal heeft gemaakt, kunnen we een aantal factoren aanduiden. Het thema,
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
21
diamantair verleden, is zeer herkenbaar voor de regio. In de bloeiperiode van de diamantnijverheid in de regio, was tot 50% van de actieve bevolking werkzaam in de sector. Veel mensen hebben dan ook nog een emotionele band met het diamantair verleden. Een ander sterk punt van het project is dat het inspeelde op de verschillende facetten van het erfgoed (roerend, onroerend en materieel) en dat het zich bovendien niet beperkte tot dit erfgoed maar ook linken legde met andere sectoren zoals bijvoorbeeld onderwijs. Het project probeerde niet alleen inhoudelijk zo breed mogelijk te werken maar ook op het gebied van samenwerking worden zoveel mogelijk pistes bewandeld. Van in het begin werd met het project getracht regionaal te werken vanuit een samenwerking tussen enkele gemeenten (Nijlen en Grobbendonk). Door die samenwerking ontstond er een regionale erfgoedgemeenschap rond het diamantair erfgoed die bestaat uit geïnteresseerden, voormalige diamantbewerkers,
verenigingen
en
heemkundige
kringen
uit
de
regio
en
verschillende
gemeentebesturen. Zij hebben elk bijgedragen aan bepaalde gedeelten van het project om het geheel op die manier te verrijken. Daarnaast werd het project ook gedragen door divers structurele partners: de gemeenten, bestuurders van de heemkundige kring van Nijlen maar ook FARO, het Provinciaal Diamantmuseum te Antwerpen, het diamantmuseum van Grobbendonk, de provincie Antwerpen,… Kenmerkend en positief voor het project was de structurele dynamiek. Zo hield het project in elke fase rekening met de mogelijkheden voor een blijvende museale werking. Achteraf blijkt dat het project ook effectief een hefboom is geweest voor de uitbouw van een bezoekerscentrum met als thema het diamantair verleden.
Knelpunten…
Door de uitgebreidheid van het thema alsook van de mate van samenwerking werd de tijdspanne die vooraf was voorzien heel krap. Door de medewerking van veel verschillende partners, waren er ook veel verschillende ideeën. Er moeten dan keuzes gemaakt worden. Bovendien lag de professionaliteit in de uitvoering van het project hoog. Mede daardoor zijn een aantal onderdelen van het project niet afgerond binnen de beoogde drie jaar. Zo werd er heel wat materiaal
verzameld,
maar
nog
niet
op
een
uitgebreide
manier
geregistreerd
in
een
collectiebeheersysteem. Moest het project effectief na drie jaar zijn afgesloten, dan zouden bepaalde zaken dus niet volledig uitgevoerd geweest zijn. Gelukkig kan het project worden verder gezet door de erfgoedcel (zie verder). Iets wat wel vaker voorkomt bij zulke projecten is dat de ideeën groter zijn dan de financiële middelen. De gemeente Nijlen kocht voor de aanvang van het project de diamantslijperij aan, zonder een concreet idee wat er mee te gaan doen. Volgens projectcoördinator Jeroen Janssens was het beter geweest moest de volgorde omgekeerd geweest zijn en de gemeente naar aanleiding van het project de slijperij hebben gekocht met een welbepaald doel. Op die manier zouden alle partners bij aankoop ervan al op dezelfde lijn hebben gezeten, hetgeen nu nog heel wat inspanning heeft gevraagd. Anderzijds, met de huidige gang van zaken, was de slijperij toch al in het bezit van de gemeente en moest er wel iets mee gebeuren, welke de consequenties daarvan ook waren. De financiële consequenties van de plannen om de slijperij te restaureren en er naast een bezoekerscentrum te
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
22
bouwen, en de beperkte middelen van de lokale besturen voor erfgoed, zorgen er voor dat beslissingen lang op zich laten wachten waardoor het project vertraging oploopt.
Toeristische toekomst
Zoals reeds aangegeven besliste de gemeente Nijlen, met het project „Schitterend Geslepen‟ als hefboom, om de diamantslijperij te restaureren (momenteel wachten zij op de goedkeuring van het dossier door de administratie) en naast de slijperij een bezoekerscentrum uit te bouwen. Omdat men met het bezoekerscentrum niet alleen beoogt om het verhaal van het diamantair verleden uit de streek te brengen, maar ook een toeristisch onthaal voorziet, werd een samenwerking aangegaan met Toerisme Vlaanderen. Ook hier wacht men op de goedkeuring van het dossier voor toeristische recreatieve projecten dat werd ingediend bij Toerisme Vlaanderen. In de gemeente Grobbendonk bestaat reeds een diamantmuseum. Tijdens het project „Schitterend Geslepen‟ werd een SWOT-analyse van het bestaande museum gemaakt waaruit bleek dat heel wat punten in het museum van Grobbendonk verbeterd kunnen worden. Om dit museum opnieuw leven in te blazen overeenkomstig met de plannen in Nijlen, beslisten de gemeenten een toeristisch samenwerkingverband op poten te zetten. Daartoe zal de bestaande vzw Toerisme Grobbendonk worden omgevormd tot een intergemeentelijk toeristisch samenwerkingsverband.
Het is de bedoeling dat de site met het bezoekerscentrum
en
de
slijperij
een
dynamisch gegeven wordt, waar altijd iets te doen is om op die manier een continue toeristenstroom te verzekeren. Er kwam reeds een akkoord voor het aanwerven van een inhoudelijke directeur/conservator, die in het bestaande diamantmuseum van Grobbendonk ontbrak. Voor het museale gedeelte van de site zal een samenwerking Slijperij Liekens - Copyright: Schitterend Geslepen 2008
worden
aangegaan
met
het
diamantmuseum van Antwerpen. De steun die wordt verwacht van Toerisme Vlaanderen is vooral financiële steun. Momenteel kreeg het diamantmuseum van Grobbendonk die al onder de vorm van subsidies voor personeel. Via het samenwerkingsverband tussen de twee gemeenten kan het personeel bijvoorbeeld ingezet worden op beide sites met aansturing van de nieuwe conservator. Toerisme Provincie Antwerpen verleent steun op het gebied van productontwikkeling en promotie. Er bestaat immers een strategisch plan waarin „diamant‟ één van de thema‟s is waarrond een productlijn kan ontwikkeld worden. Zo bestond er in de provincie al een fietsroute die de naam „diamantroute‟ droeg, maar het bleef enkel bij de naam. Nu zijn er plannen om van de diamantroute een belevingsroute te maken, die loopt langs initiatieven zoals dat in Nijlen.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
23
Het is duidelijk dat hier, door over de “erfgoed-hokjes” heen te kijken, een win-win situatie werd gecreëerd. Van intergemeentelijke samenwerking naar een Erfgoedcel ‘Kempens Karakter’ Mede vanuit de samenwerking die reeds bestond tussen de gemeenten voor het project „Schitterend Geslepen‟, ontstond de Erfgoedcel Kempens Karakter. De erfgoedcel zet het erfgoed van de regio Grobbendonk, Herenthout, Herentals, Lille, Olen, Nijlen en Vorselaar op de kaart en in de kijker. De oprichting van de erfgoedcel bleek ook voor het project „Schitterend geslepen‟ een positief effect te hebben. Het project werd immers door de erfgoedcel opgevolgd van zodra ze was opgericht. Er werden bovendien een aantal onderdelen van het project overgenomen door de erfgoedcel. Zo is er ondermeer de reizende tentoonstelling „Schitterend Geslepen‟ die gemaakt en gefinancierd werd door de erfgoedcel en staat er op hun programma nog de publicatie van een boek over het onderwerp.
2. Onder één hoedje „Geïntegreerd‟ is één van de sleutelwoorden in het Cultureel-erfgoeddecreet dat sinds 2008 in Vlaanderen van kracht is. “Dat betekent dat het beleid afgestemd moet zijn op andere beleidslijnen en -domeinen zoals het jeugdbeleid, het seniorenbeleid, het toeristisch beleid maar ook in interactie treedt met onderwijs en 11 afgestemd is op het beleid voor het onroerend erfgoed.” Een mooi staaltje van geïntegreerd beleid, waarbij zowel industrieel roerend en immaterieel erfgoed, als onroerend industrieel erfgoed, toerisme én sociale tewerkstelling worden gecombineerd op één plaats vonden we in Menen, op de „site Roussel‟. Ook bij het hiervoor beschreven project „Schitterend Geslepen‟, waren we al getuige van een gelijkaardig fenomeen.
Van jukeboxmuseum tot site Roussel
Bij de update van de SIWE-databank stootte we op het Magic Jukebox museum in Menen. Het gaat daarbij om een unieke privéverzameling jukeboxen en radio‟s van de privéverzamelaar, Geert Olieu. Het museum bleek echter een nieuwe website te hebben, waarop duidelijk werd dat het, tot jukeboxbelevingscentrum omgedoopte museum, deel was gaan uitmaken van een groter concept: „site Roussel‟.
Site Roussel wordt een totaal concept waarvan het jukeboxbelevingscentrum de basis vormt. Het museum was bijna 15 jaar gevestigd op het industrieterrein van Menen, maar nu moet het plaats
11
Kunsten en erfgoed (http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/1386538-Cultureel-erfgoeddecreet.html) (toegang 25 juli 2010)
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
24
maken voor een nieuwe ontsluitingsweg. De directie van vzw ‟t Veer, een beschutte werkplaats gelegen op een steenworp van het Magic Jukebox museum, trekt zich de problematiek van het verdwijnen van het jukeboxmuseum aan en gaat samen met de eigenaar van de collectie opzoek naar een nieuwe locatie voor het museum. Bovendien zien zij in de exploitatie van het museum een mogelijke sociaal tewerkstellingsproject, dat ook vzw ‟t Veer ten goede komt.
Onroerend industrieel erfgoed
Op de nieuwe locatie waar het jukeboxbelevingscentrum zal worden gehuisvest, bevond zich de leegstaande bouwmarkt Roussel. Het meest typerende, industrieel waardevolle element op de site is de betonnen takelbrug, zij vormt nu al het symbool van site Roussel. De takelbrug dateert uit 1946 en werd gebruikt om bouwmateriaal vanaf de schepen op de Leie, die net achter het complex stroomt, op de kant de laden. Ze werd elektrisch aangedreven en werd volledig in beton opgebouwd, hetgeen haar uniek maakt. Naast de takelbrug bevinden zich op het terrein van de site een aantal gebouwen uit de jaren ‟30. De Art Deco villa naar een Takelbrug Site Roussel
ontwerp van E. Van Riet deed dienst als directeurswoning en bevindt zich op enkele aanpassingen na in zijn oorspronkelijke
staat. Naast de takelbrug vinden we een grote loods die door de bouwmarkt in gebruik was en nu word ingericht om het jukeboxbelevingscentrum te huisvesten. Bij die herinrichting van de loods wordt rekening gehouden met het industriële karakter ervan. De bedoeling is dat de bezoeker nog steeds de kans krijgt om de loods te kaderen binnen de industrie die er ooit bestond.
Toerisme
Met deze locatie, in combinatie met het jukeboxbelevingscentrum wil site Roussel ook en vooral een toeristische kaart trekken. Om de toeristische mogelijkheden van de site zo volledig mogelijk te benutten, heeft vzw ‟t Veer beroep gedaan op Westtoer, het West-Vlaamse provinciebedrijf voor Toerisme en Recreatie. Zij maakten een analyse van de huidige site en de plannen die vzw ‟t Veer hiermee had. Op basis daarvan deden zij een aantal aanbevelingen die vzw ‟t Veer ook in acht heeft genomen.
Naast het roerende, immateriële en onroerende industrieel erfgoed dat op de site aanwezig is, zijn er nog enkele andere troeven die site Roussel toeristisch zeer interessant maken. Achter de site ligt een oude Leiearm, waar niet meer op gevaren wordt. Toeristisch gezien is de aanwezigheid van water altijd een troef. Bovendien loopt tussen de Leiearm en de site een jaagpad, dat deel uitmaakt van het provinciaal recreatie fietsnetwerk.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
25
Op de site zelf is er heel wat buitenruimte die benut zal worden om enerzijds parkeergelegenheid te creëren en anderzijds om de omgeving kind- en gezinsvriendelijke te maken. Een deel van de loods wordt cafetariaruimte, waarbij ook een terras wordt voorzien. Het oorspronkelijke idee van vzw ‟t Veer was om in de Art Deco villa een grensarbeidmuseum in te richten. Op advies van Westtoer, dat duidelijk maakte dat de villa niet geschikt is als tentoonstellingsruimte, hebben ze dit idee laten varen. De villa krijgt nu een MICE-functie (Meeting, Incentive, Congres en Event). Op die manier kunnen bedrijven en verenigingen op site Roussel werk en ontspanning combineren. De toeristische regio „Leiestreek‟ heeft een rijk industrieel verleden. Oude industriële panden getuigen nog van dit verleden en van de verschillende industrieën die in de regio werden uitgeoefend. In het kader van een grensoverschrijdend project met Noord-Frankrijk worden een aantal van deze sites herbestemd en krijgen ze een toeristische functie. Het gaat om het Europese project: INTERREG IV
„Het INTERREG IV-Programma France-Wallonie-Vlaanderen is een Europees programma voor grensoverschrijdende samenwerking dat tot doel heeft de economische en sociale uitwisselingen te stimuleren tussen de regio's Nord-Pas de Calais / Champagne-Ardenne / Picardie in Frankrijk en 12 Wallonië / Vlaanderen in België.‟ De bedoeling van het project is om een toeristisch netwerk te creëren van industriële sites uit de 19
de
eeuw als specifieke toeristische productlijn in de Leiestreek.
Ook de aanwezigheid van andere toeristisch interessante elementen in Menen, vergroot de slaagkans van site Roussel als een toeristisch gegeven.
Roerend industrieel erfgoed
Om
de
collectie
van
het
jukeboxbelevingscentrum veilig te stellen werd er
een stichting
opgericht,
de
Stichting Olieu. Deze stichting, genoemd naar de privéverzamelaar en bezieler van het vroegere Magic Jukebox Museum, beheert de collectie. Anders dan het vroegere jukeboxmuseum zal
het
jukeboxbelevingscentrum
niet
enkel een verzameling zijn, maar zal het het verhaal van de jukebox vertellen. Om Magic Jukebox Museum 12
INTERREG IV-Programma France-Wallonie-Vlaanderen (http://www.interreg-fwvl.eu/nl/index.php) (toegang 25 juli 2010)
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
26
dit verhaal verder uit te tekenen en te brengen werd een professioneel bureau onder de arm genomen. Op de site Roussel wordt ook een depotruimte voorzien, zodat niet alle collectiestukken permanent getoond hoeven te worden en er makkelijk werkzaamheden aan de stukken kunnen worden uitgevoerd.
Sociale tewerkstelling
Met de hele operatie beoogt vzw ‟t Veer uiteraard ook haar hoofddoelstelling, het bieden van sociale tewerkstelling, verder te verwezenlijken. Het project, site Roussel, kadert binnen een uitbreiding die ‟t Veer plant om hun werkzaamheden, die zich nu voornamelijk afspelen in de industriële sector, uit te breiden naar de dienstensector. Bram Wenes is verbonden aan vzw ‟t Veer en bevestigd als projectcoördinator van site Roussel, dat het de bedoeling is om op de site mensen met een arbeidshandicap of langdurig werkloze te werk te stellen.
3. Diversiteit binnen uniciteit Zoals al duidelijk geworden is, bevinden er zich binnen het industrieel en wetenschappelijk erfgoed een groot aantal „deelsectoren‟ (soorten sectoren die binnen het industrieel en wetenschappelijk erfgoed aan bod komen). Bovendien bestaan er onder de actoren verschillende „types‟ (de werkingsvorm van een actor). We kunnen dan ook zeggen dat er binnen industrieel en wetenschappelijk erfgoed een grote diversiteit heerst. Dat deze diversiteit zeer ver doordringt, bewijzen we aan de hand van volgende vergelijking tussen twee spelers die een werking uitbouwen rond dezelfde deelsector, „communicatie‟ met als hoofdthema „radio‟, en binnen hetzelfde subtype, „privémuseum‟.
Twee musea, één thema Het Olens Radiomuseum en het Brabants Radiomuseum zijn beiden privémusea die actief werken rond het thema „radio‟. Allebei beschikken ze over een impressionante collectie radio‟s en toebehoren, toch zijn er een aantal opvallende verschillen merkbaar.
De twee musea zijn ontstaan vanuit een interesse en hobby van telkens één persoon. Voor het Olens Radiomuseum is dat Pieter van Opstal, die vooral vanaf zijn pensioen oude radio‟s begon te verzamelen. De bezieler van het Brabants Radiomuseum is André Janssens, die van jongs af aan al de radiomicrobe te pakken heeft. Beide musea zijn dus ontstaan vanuit een privécollectie waarvan de eigenaar de behoefte voelde om deze met andere mensen te delen. Door het besef van de twee
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
27
eigenaars dat er heel wat tijd kruipt in het uitbaten van een museum, zijn ze beiden ongeveer op het zelfde punt in hun leven begonnen met hun museum: rond de ingang van hun pensioen. Het verschil is dat dit voor het Olens Radiomuseum betekent dat het in 1992 wordt opgericht, terwijl het Brabants Radiomuseum pas dit jaar, in 2010, het levenslicht zag. Er moet daarom rekening mee gehouden worden dat de werking van het Brabants Radiomuseum zich mogelijk nog verder zal ontwikkelen en zal uitgebouwd worden.
De manier waarop de musea worden opgevat, het concept dat in beide musea wordt gehanteerd, verschilt sterk van elkaar. Wanneer we de vier museale functies voor elk radiomuseum gaan bekijken, merken we de volgende belangrijke verschillen op:
Verwervende functie
Hoewel men in beide musea geen echt selectiebeleid heeft, kunnen we toch constateren dat het Olens Radiomuseum selectiever is bij het aankopen of aannemen van oude radio‟s in vergelijking met het Brabants Radiomuseum. Dit laatste sluit enkel de grote meubels uit waar het Olens Radiomuseum enkel geïnteresseerd is in unieke stukken die ze nog niet in hun bezit hebben.
Bewaar en behoud functie Elk van de musea heeft een depotruimte waar radio‟s die niet worden tentoongesteld, worden gestockeerd. Wat inventarisatie betreft kunnen voor het Brabants Radiomuseum kort zijn. Er werd tot nu toe geen inventaris van de toestellen gemaakt. Het Olens Radiomuseum heeft wel een uitgebreide inventaris. Wat het restaureren van de museumstukken betreft vinden we in beide musea een gelijkaardige mentaliteit. Elk hebben ze een atelier waar de eigenaar samen met een aantal vrijwilligers aan de oude radio‟s sleutelt om ze opnieuw aan de praat te krijgen. In het atelier van het Olens Radiomuseum is dit vrijwilligersaantal groter dan in het Brabants Radiomuseum, wat niet wegneemt dat ook hier het aantal vrijwilligers nog kan groeien.
Onderzoeksfunctie
Het Olens Radiomuseum heeft naast zijn inventaris, waarvoor ondermeer opzoek wordt gegaan naar het jaar van fabricage, ook een tijdschrift, „de Marconist‟, waarin heel wat technische gegevens over de radio in het algemeen en over specifieke radio‟s wordt opgenomen. Bovendien beschikt het Olens Radiomuseum over een soort van archief waar heel wat informatie wordt bewaard. Er worden ondermeer tijdschriften bewaard van radiomusea in het buitenland. Het Brabants Radiomuseum bewaart geen informatie op zulke structurele manier, maar uiteraard is ook hier expertise aanwezig die is ontstaan door het verzamelen en behouden van de radio‟s.
Ontsluitende functie
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
28
In het Olens Radiomuseum krijgt de bezoeker een opstelling voorgeschoteld die meer aansluit bij het museale concept in het algemeen. De radio‟s staan gegroepeerd volgens de periode waaruit ze dateren. Elke radio is voorzien van een plaatje met de nodige kenmerken om de bezoeker te informeren, wanneer meer uitleg nodig is worden er korte tekstjes bij de toestellen geplaatst. De ontsluiting van de radio‟s in het Brabants Radiomuseum gebeurt op een andere manier. De radio‟s staan er niet opgesteld volgens een bepaald thema of kenmerk. Ze staan gestapeld in rekken en zijn niet voorzien van enige informatie. Zowel het Olens Radiomuseum als het Brabants Radiomuseum beschikken over een cafetaria. Waar dit eerder beperkt is bij het Olens Radiomuseum, kan de grote cafetaria met tuinterras van het Brabants Radiomuseum ook worden gehuurd voor privéfeesten.
Een groot verschil tussen beide radiomusea is ook de vorm waaronder ze hun activiteiten uitvoeren. Waar het Olens Radiomuseum werkzaam is als een vereniging, onder de vorm van een vzw, is het Brabants Radiomuseum een eenmansonderneming. Beide eigenaars hebben voor de opbouw van hun radiomuseum hun persoonlijk vermogen aangesproken. Via een subsidieaanvraag bij de gemeente ontvangt het Olens Radiomuseum ook jaarlijks een subsidie van de gemeente Olen.
Uit deze vergelijking tussen twee spelers uit het veld die op het eerste zicht dezelfde activiteit verrichten, blijkt dat die activiteit rond dezelfde soort erfgoed, in dit geval radio‟s, op verschillende manieren kan worden opgevat en uitgewerkt. Omdat het hier gaat om privéverzamelaars, privéverzamelingen en privémusea, hebben zij zelf de keuze over de manier waarop zij hun verzameling en hun museum uitbouwen en beheren. Het gaat echter ook telkens over „erfgoed‟ en de manier waarop met erfgoed wordt omgegaan. Hoewel de manier waarop met (industrieel en wetenschappelijk) erfgoed moet worden omgegaan nergens strikt staat neergeschreven, kunnen we wel stellen dat er goede en minder goede manieren zijn om met dit erfgoed om te gaan. Het is dan ook noodzakelijk om naast de grotere gekende spelers uit de industriële en wetenschappelijke erfgoedgemeenschap ook privéverzamelaars en privémusea de mogelijkheid te geven om op een eenvoudige manier te kunnen beschikken over informatie die hen helpt om de juiste beslissingen te maken met betrekking tot het erfgoed dat zij bezitten en de werking die zij rond dit erfgoed uitbouwen.
Daarentegen mag men niet vergeten dat privéverzamelaars en privémusea vaak een enorm uitgebreide expertise hebben opgebouwd, specifiek met betrekking tot het erfgoed dat ze bewaren. Het gaat dan voornamelijk over bijvoorbeeld technische expertise en historische gegevens maar ook over netwerken die ze uitbouwen door contacten met andere verzamelaars. Idealiter zou er dan ook een informatiestroom moeten kunnen bestaan die werkt in beide richtingen. Privé-initiatieven rond industrieel en wetenschappelijk erfgoed worden geïnformeerd over de beste manieren om met erfgoed om te gaan en de privéverzamelaar deelt zijn opgebouwde expertise.
De eigenaars van de radiomusea die hierboven werden vergeleken, zijn beide al op zekere leeftijd. Wanneer we de leeftijd van de privéverzamelaars die we terugvinden in de SIWE-databank aanschouwen, blijkt dit een algemene trend. Het is dan ook voor veel privéverzamelaars noodzakelijk een manier te vinden waarop ze de toekomst van hun verzameling kunnen verzekeren.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
29
Pieter Opstal schonk, met het zicht op de verderzetting van het privémuseum, zijn verzameling radio‟s in 2009 aan de gemeente Olen, die ze zal bewaren voor het nageslacht. Deze overdracht bracht ook andere voordelen met zich mee. Zo werd de verzameling die tot op dat ogenblik nog niet verzekerd werd, door de gemeente in zijn geheel verzekerd. De vraag is of de schenking aan de gemeente de toekomst van het Olens Radiomuseum effectief verzekert…
Er zijn binnen de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed nog heel wat andere actoren die op een dergelijke manier met elkaar vergeleken kunnen worden. Denken we bijvoorbeeld maar aan de Rupelstreek waar minstens drie actoren: Museum Rupelklei, ‟t Geleeg en EMABB (Ecomuseum van de Boomse Baksteen vzw) rond hetzelfde thema, namelijk de artisanale baksteennijverheid, actief zijn.
Brabants Radiomuseum
Olens Radiomuseum
IV. SWOT- analyse 1.
Sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen binnen de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed
Sterktes/Strengths -
Sterke aanwezigheid van industrieel en wetenschappelijk erfgoed Grote aanwezigheid van actieve actoren binnen de erfgoedgemeenschap Grote verscheidenheid binnen de erfgoedgemeenschap Aanwezigheid van een basisnetwerk en de wil om daarop verder te bouwen Industriële archeologie = multidisciplinair, veel diverse actoren zijn betrokken
Zwaktes/Weaknesses -
-
Kansen/Opportunities -
-
Meer samenwerking binnen de erfgoedgemeenschap en met externe actoren Meer onderzoek binnen de verschillende deelsectoren van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed Uitbouwen van een werking rond deelsectoren die op heden nog niet of slecht weinig aan bod komen. Bepalen van de erfgoedwaarde van industriële en wetenschappelijke objecten Onderbrengen van industrieel en wetenschappelijk erfgoed op daarvoor voorziene locaties Verjongen en verbreden van de erfgoedgemeenschap Beter ontsluiten van industrieel en wetenschappelijk erfgoed De industriële en wetenschappelijke sector bewust maken van het belang van het bewaren van hun huidige wetenschappelijke methoden en productiemethoden.
Te weinig samenwerking binnen de erfgoedgemeenschap + met externe actoren Geen eenduidige strategie op gebied van industrieel en wetenschappelijk erfgoed Te weinig onderzoek binnen de verschillende deelsectoren van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed Onvoldoende kennis over de erfgoedwaarde van industriële en wetenschappelijke objecten Industrieel en wetenschappelijk erfgoed bevindt zich op locaties die daarvoor niet (meer) geschikt zijn Deelsectoren binnen de erfgoedgemeenschap die niet belicht worden, waarrond geen werking wordt uitgebouwd. Te weinig academisch initiatief Vergrijzing en verenging van de erfgoedgemeenschap Te weinig aanbod aan opleidingen: industriële archeologie Gebrek aan besef van de betekenis van het eigen geproduceerd industrieel en/of wetenschappelijk erfgoed bij de industriële en wetenschappelijke sector.
Bedreigingen/Threats
-
-
Deelsectoren die deeluitmaken van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed die niet belicht worden, waarrond geen werking wordt uitgebouwd of geen onderzoek wordt gedaan. Bv. Chemische industrie, zink- en gasnijverheid Vergrijzing: verloren gaan van kennis omtrent de werking en het gebruik van werktuigen en machines, immaterieel erfgoed Verloren gaan van waardevol industrieel en wetenschappelijk erfgoed
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
31
2. Noden en behoeften Aan de hand van de SWOT-analyse van de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen kunnen we een aantal noden en behoeften van de sector oplijsten.
Verjonging en verbreding van de erfgoedgemeenschap
Het is zeer opvallend dat de gemiddelde leeftijd van alle mensen die deel uitmaken van de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed, erg hoog ligt. Dit hoeft niet meteen te verbazen aangezien het gaat om erfgoed, vaak nostalgische objecten en uitingen waarvan een oudere generatie nog getuige is geweest. Bovendien is het industrieel en wetenschappelijk erfgoed niet meteen iets wat een breed publiek aanspreekt. Het is voor veel mensen heel wat minder toegankelijk dan populaire thema‟s zoals bijvoorbeeld smaak- en bodycultuur.
Daarbij komt nog dat de mensen die actief zijn in de industriële en wetenschappelijke sector zich voornamelijk op de toekomst richten. Zij ontwikkelen iets dat het leven van de mens moet verbeteren en hebben slechts weinig of helemaal geen aandacht voor het verleden. Technologie wordt meestal en hoofdzakelijk geassocieerd met vooruitgang. Dat valt ondermeer ook op in instellingen als Technopolis, waar naast het experiment geen aandacht wordt besteed aan de historische dimensie van technische ontwikkelingen of aan erfgoed binnen de technologische en wetenschappelijke sector. Dit in tegenstelling tot de Waalse tegenhanger Centre de Culture Scientifique de l'ULB te CharleroiParentville, waar ook de historische dimensie van de technologie aan bod komt.
Om de belangstelling van de jongeren te wekken voor industrieel en wetenschappelijk erfgoed is het in de eerste plaats noodzakelijk er hen bewust van te maken. Dat kan ondermeer door het hen te presenteren binnen een aangepast kader en op een aangepaste manier, bijvoorbeeld vanuit de schoolomgeving, jeugdbeweging, op een interactieve manier, via digitale methoden, ed…
Het groot publiek sensibiliseren voor de sector van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed is niet eenvoudig. Wat alvast helpt, zoals blijkt uit onze hoger genoemde casestudies is de koppeling van industrieel en wetenschappelijk erfgoed en toerisme. Ook samenwerking met populaire erfgoedevenementen, zoals bijvoorbeeld de Erfgoeddag en de Week van de Smaak, dragen bij tot het aanwakkeren van de belangstelling voor de erfgoedgemeenschap. Een aangepaste en doelgerichte publiekswerking is noodzakelijk om het grote publiek te bereiken.
Zowel de verjonging als de verbreding van de erfgoedgemeenschap zijn noodzakelijk om de opgebouwde expertise veilig te stellen. Want als de oudere generatie wegvalt, bestaat het risico dat er heel wat informatie, expertise en kennis verloren gaat.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
32
Een succesvol recept van SIWE ten aanzien van de jongeren is de koffertentoonstelling. De koffertentoonstelling ‟20 X geniaal‟ is gemaakt door Mooss vzw een vereniging die werkt rond kunsten erfgoededucatie. Het vertaalt het door SIWE vzw uitgegeven boek „Ingenieurs en hun erfgoed‟, waarin 25 ingenieurs en hun realisaties aan bod komen, naar een interactief en mobiel spel voor jongeren. Het boek „Ingenieurs en hun erfgoed‟ wil dan weer een beroepsgroep, en bij uitbreiding de gehele samenleving, bewust maken van de erfgoedwaarde van hun producties en ontwikkelde technologieën.
Meer onderzoek
Ondermeer de Onderzoeksbalans van het industrieel erfgoed in Vlaanderen geschreven in 2008 door Frank Becuwe voor het V.I.O.E. (Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed) toont aan dat er op het gebied van industrieel erfgoed te weinig onderzoek werd en wordt verricht.
…blijft het systematisch onderzoek naar de erfgoedwaarden van ons industrieel verleden zeer beperkt. Veel sectoren of branches zijn nauwelijks of niet onderzocht. De toenemende druk op de ruimte en bijgevolg op de onroerende getuigenissen, die door de uitdeining van steden en gemeente in veel gevallen in woongebieden kwamen te liggen, scherpt echter de nood aan permanent en systematisch onderzoek in belangrijke mate aan om alsnog tot een wetenschappelijk onderbouwde 13 en samenhangende selectie van de industriële materiële cultuur te kunnen besluiten. Deze bevindingen van Becuwe gelden evengoed voor het roerend en immaterieel erfgoed als voor het onroerend erfgoed. Om de onderzoeksbalans te kunnen bepalen maakte hij
gebruik van een
categorisering van het industrieel erfgoed in verschillende branches zoals bijvoorbeeld bakkerijen, borstelnijverheid, chemische nijverheid, energie, enz… Elke branche heeft nood aan meer onderzoek maar de nood is het hoogst in de: Chemische nijverheid, ferrometaalnijverheid, elektriciteitsproductie en -voorziening, houtverwerkende industrie, ijsfabrieken, non-ferrometaalnijverheid, likeurstokerijen, jute, visverwerkingsindustrie, zeepziederijen,…. Voor de andere sectoren is het verrichte onderzoek te beperkt, te fragmentair, te lokaal of vertoont het opvallende lacunes.
14
Dergelijke onderzoeksbalans bestaat nog niet voor het wetenschappelijk en technisch erfgoed. Maar ook dit domein is nog onontgonnen.
Voor bepaalde branches tikt de tijd en dreigt het industrieel erfgoed verloren te gaan. Een voorbeeld daarvan is de tabaksindustrie. Het voeren van gericht en systematisch onderzoek en opstellen van overzichtsinventarissen kan belangrijk erfgoed vrijwaren van de sloophamer of de schroothoop. 13
VIOE. 2008. Onderzoeksbalans Onroerend Erfgoed Vlaanderen. 1.6 Industrieel erfgoed (http://www.onderzoeksbalans.be/onderzoeksbalans/bouwkundig/architectuurgeschiedenis/industrieel) (toegang 5 mei 2010) 14 VIOE. 2008. Onderzoeksbalans Onroerend Erfgoed Vlaanderen. 1.6 Industrieel erfgoed (http://www.onderzoeksbalans.be/onderzoeksbalans/bouwkundig/architectuurgeschiedenis/industrieel) (toegang 5 mei 2010)
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
33
Door het verrichten van meer onderzoek kan eveneens een beter collectiebeleid en -beheer gevoerd worden. De waarde en uniciteit van bepaalde objecten zou immers beter kunnen worden ingeschat, waardoor verwerving of afstoting vanuit een wetenschappelijk standpunt kan worden verantwoord.
De stimulans voor het verrichten van onderzoek blijkt veelal te komen vanuit musea. Om ook het academisch initiatief te vergroten, is het nodig om opleidingen in de industriële archeologie nieuw leven in te blazen. Vandaag wordt ondermeer aan de VUB al een college „Industriële archeologie en industrieel erfgoed‟ gegeven door Peter Scholliers. Patrick Viaene verzorgt een seminarie „Industriële cultuur‟ in de KASK Hogeschool Gent en een cursus „Industrieel archeologisch erfgoed‟ in de ARTESIS Hogeschool Antwerpen (Monumenten- en Landschapszorg).
Meer overkoepelende, sectoriële en externe samenwerking
Het veld van het industrieel, wetenschappelijk en technisch erfgoed is erg versnipperd. Voor het bekomen van de statistische omgevingsanalyse (eerder in dit document) was het bijvoorbeeld noodzakelijk een lijst met deelsectoren binnen de sector van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed samen te stellen (zie bijlage 1). Deze lijst is echter niet bindend of exhaustief, maar slechts een mogelijke indeling van actoren in het industrieel en wetenschappelijk erfgoedveld. Ook voor de eerder vermelde „Onderzoeksbalans van het industrieel erfgoed in Vlaanderen‟ was het nodig per „branche‟ te bekijken welk onderzoek er reeds gevoerd is en waar lacunes aanwezig zijn. Dit maar om er op te wijzen dat noden en behoeften kunnen verschillen afhankelijk van de deelsector/branche waarnaar men kijkt. Anderzijds constateren we ook heel wat overlappingen van de noden en behoeften tussen de verschillende deelsectoren. Naast de nood aan meer sectorieel overleg, is er dus ook nood aan een algemeen platform voor industrieel en wetenschappelijk erfgoed waar gemeenschappelijke noden en behoeften verzameld, bestudeerd en gereduceerd worden.
Een voorbeeld van een goed sectorieel overleg is het door MIAT (Museum Industriële Archeologie en Textiel) opgerichte samenwerkingsverband voor drukkerijerfgoed waarin 8 diverse actoren met een uiteenlopende drukkerijcollectie worden verenigd en in overleg treden.
15
Het samenwerkingsverband
maakt het mogelijk om kennis en expertise over dit soort erfgoed op een optimale manier te benutten, onderzoek te stimuleren, collecties en collectiebeleid beter op elkaar af te stemmen, de promotie voor elke partner én voor het drukkerijerfgoed te optimaliseren, e.d.…. Kortom, het samenwerkingsverband is niet enkel voor elke partner ervan maar ook voor het drukkerijerfgoed in het algemeen positief.
Een ander voorbeeld is het varend erfgoed en het door VCM (het huidige Forum voor erfgoedverenigingen vzw) gedefinieerde en geanalyseerde veld van het rollend, rijdend en vliegend erfgoed: 15
Kinnaer, K. „Drukkerijmusea in België: op weg naar een hoogwaardige meerkleurendruk‟, TIC. Tijdschrift voor de industriële cultuur jg 27. deel 112, 4 trim 2010. p2-5.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
34
„Omdat VCM overtuigd is van het belang van het rollend, rijdend en vliegend erfgoed, startte het, naar analogie van het varend erfgoed, een project met het oog op netwerking rond dit 16 transporterfgoed.‟ De broodnodige sectoriële samenwerking kan gestimuleerd en ondersteund worden door een platform, een bemiddelaar, een organisatie die optreed als adviseur en erfgoedmakelaar. Organisaties die deze functie tot op vandaag trachten te vervullen in Vlaanderen zijn ondermeer SIWE en VVIA (Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie). Recentelijk werd er een nieuwe organisatie opgericht die beoogt om deze rol op zich te nemen: het Expertisecentrum voor Technisch, Wetenschappelijk en Industrieel Erfgoed (ETWIE). Om expertise, die nu nog al te vaak verloren gaat of slechts in beperkte kring wordt verspreid, op een optimale manier ter beschikking te kunnen stellen van de hele erfgoedgemeenschap voor industrieel en wetenschappelijk erfgoed is er nood aan zulk herkenbaar en aanspreekbaar platform dat ETWIE beoogt te worden. Via constante netwerking en professionalisering kan kennisbundeling, -overdracht en -uitwisseling verzekerd worden. Het expertisecentrum hoopt vanaf 2012 een gesubsidieerde werking uit te bouwen.
Zoals onder andere blijkt uit het voorbeeld van het „rollend, rijdend en vliegend erfgoed‟ is de grens tussen roerend en onroerend erfgoed niet altijd stikt te bepalen. Dit geldt eens te meer voor industrieel en wetenschappelijk erfgoed, dat vaak integraal deel uitmaakt van de locatie, het monument, de gebouwen, kortom het onroerend erfgoed waarin het zich bevindt, bevond of waarin het gebruikt werd. Deze grens is echter wel zeer duidelijk op ministerieel en bestuurlijk niveau, waardoor de praktijk te kampen krijgt met moeilijke situaties. Een ambtelijk protocol tussen de twee beleidsdomeinen dat gesloten werd in 2009 kan deze situatie verbeteren door het beleid van het roerend en onroerend cultureel erfgoed op elkaar afstemmen.
Niet enkel onderlinge samenwerking maar ook samenwerking met andere sectoren kan de sector van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed ten goede komen. Zo blijkt uit de casestudies in hoofdstuk III, waarbij industrieel en wetenschappelijk erfgoed deel gaan uitmaken van een sociaal tewerkstellingsproject en/of de handen in elkaar slaan met de toeristische sector, dat het telkens gaat om een win-winsituatie.
Tenslotte moet ook de samenwerking over de grenzen heen gestimuleerd worden. Wie vandaag in een ivoren toren leeft, mist vele kansen. Netwerking is een sleutelwoord. De eerste grens die daarbij moet overschreden worden is deze met Wallonië. Dat wordt reeds geprobeerd door het hoger genoemde samenwerkingsverband voor drukkerijerfgoed van het MIAT. Eén van de deelnemende organisaties is immers het Institut du Patrimoine Wallon. Ook op gebied van internationale
16
VCM-Contactforum voor Erfgoedverenigingen vzw, Rollend, rijdend en vliegend erfgoed(verenigingen) in Vlaanderen en Brussel. Van Autoped tot straaljager.Van hondenkar tot tonnenkraan.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
35
samenwerking blijven er veel kansen onbenut. Volgens Julie Hendrickx en Annick Schramme zijn internationale netwerkorganisaties oftewel kennisnetwerken hierbij het werkinstrument bij uitstek:
„Sociale interactie, met name de mogelijkheid om je vraag voor te leggen aan een grote en diverse groep, onderscheidt hen van de meer klassieke onderzoeksinstellingen waar eenrichtingsverkeer de regel is. Kenniscommunicatie is een confrontatie en combinatie van eigen visie, kennis, ervaring, waarden en werkwijzen met die van een internationale collega. Op deze manier zijn formele netwerkorganisaties ook meer dan de som der delen. Gezamenlijke interesses doen nieuwe projecten ontstaan en leden weten elkaar binnen het netwerk via hun handelingen en succesvolle activiteiten te inspireren en te stimuleren. Hierdoor neemt niet enkel de individuele betrokkenheid 17 toe maar tilt de hele sector zich naar een hoge niveau.‟ SIWE kan het belang van internationale samenwerking beamen vanuit de eigen ervaring. Sinds 1990 is de SIWE-voorzitter actief lid van TICCIH (The International Committee for the Conservation of the Industrial Heritage) en de Belgische vertakking, TICCIH-Belgium. Ook uit zijn ervaring als Boardmember van TICCIH sinds 2009 blijkt het belang van contacten met het internationale veld.
Depotproblematiek aanpakken
Een levensgroot probleem voor het culturele erfgoed is het gebrek aan depots. Heel wat organisaties in Vlaanderen kampen met een gebrek aan aangepaste opslagruimte. Om een oplossing voor dit probleem te formuleren werden reeds de provincies ingeschakeld om in overleg met de lokale besturen en de erfgoedbeheerders op hun grondgebied een passende oplossing te zoeken.
18
Nooddepots en gemeenschappelijke depots kunnen een oplossing bieden maar wat kan dit betekenen voor het industrieel, wetenschappelijk en technisch erfgoed?
Binnen de sector van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed is de aard van de materiële erfgoedobjecten zeer divers. Zowel wat betreft waarde, als soort materiaal, als grootte, als de staat waarin het zich bevindt, enz. Elke deelsector verzamelt een andere soort objecten. Het is dan ook wenselijk om de depotproblematiek binnen het industrieel en wetenschappelijk erfgoed per deelsector te bestuderen en aan te pakken.
De mogelijkheden voor een samenwerking met de private sector dienen onderzocht te worden. Ook de digitale mogelijkheden kunnen nuttig zijn. Zo rijst de vraag of voorwerpen dat niet langer kunnen bewaard worden in een depot of museum, toch deel kunnen gaan uitmaken van bijvoorbeeld een virtueel museum en op die manier blijven voortbestaan.
17
Hendrickx, J. & A. Schramme, „Kennis delen is verdubbelen‟, Faro. Tijdschrift over cultureel erfgoed, jg3. 2010. nr 1. p 22 18 Goedkeuring Cultureel-Erfgoeddecreet, 10 januari 2008 (http://www.ministeranciaux.be/8489_print_nl.html) (toegang 29 november 2010)
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
36
Nood aan collectiebeleid en -beheer
De hierboven besproken depotproblematiek hangt in nauw verband samen met het gebrek aan collectiebeleid en -beheer. Een doordacht verwervings- en afstotingsbeleid kan het tekort aan opslagruimte beperken. Opnieuw is het aangewezen om per deelsector de pijnpunten te onderzoeken en te analyseren . Elke deelsector heeft immers andere specifieke noden. Om het collectiebeleid en -beheer te optimaliseren is ook hier weer nood aan meer samenwerking. In het boek Met nieuwsgierige blik. Collectievorming en aankoopbeleid in Vlaanderen van Paul Depondt, spreekt men in het kader van de „Collectie Vlaanderen‟ over een werknotie:
… namelijk het uitgangspunt dat verregaande samenwerking tot een beter beheer en ontsluiting van het cultureel erfgoed kan leiden, en dat in goed gezamenlijk overleg doelmatiger en bedachtzamer 19 nieuwe collectiestukken kunnen worden verworven of aangekocht. De reeds genoemde Julie Hendrickx en Annick Schramme bespreken in hun artikel Kennis delen is verdubbelen de samenwerking op gebied van collectiebehoud en -beheer tussen verschillende actoren. Ze spreken van een „collegagroep collectiebehoud en -beheer‟. Dat komt erop neer dat de verantwoordelijken voor het collectiebeleid- en beheer van hun organisatie zich groeperen. Opnieuw kunnen wij het samenwerkingsverband voor drukkerijerfgoed opgericht door het MIAT als voorbeeld nemen.
„Volgens het idee van goed kennisbeheer zou de werkzaamheid van zulk een collegagroep collectiebehoud en –beheer drie niveaus kunnen omvatten: - Informatie verstrekken: welk museum beschikt over welke expertise? Welke behoud- en beheermedewerker contacteer ik best? En bij welke netwerkorganisaties zijn de andere musea aangesloten? Een gemeenschappelijke kalender met eigen activiteiten alsook studiedagen, bijeenkomsten, workshops, conferenties van verschillende nationale en internationale netwerkorganisaties en onderzoeksinstituten, en een „wie volgt wat‟ mag natuurlijk niet ontbreken. - Kennismanagement: het creëren, vergaren, opslaan, uitwisselen, verspreiden en toepassen van kennis. - De sociale cohesie versterken door bijeenkomsten, contactmomenten, activiteiten en 20 dergelijk in te passen.‟ Op die manier kan volgens Hendrickx en Schramme een raster van actoren als kennisknooppunten fungeren. Elke actor of knooppunt krijgt op die manier de kans zich in bepaalde kennis of expertise te specialiseren waardoor dubbel werk vermeden wordt.
„Zo creëert de sector uiteindelijk zelf een basisverankering waar iedereen op kan terugvallen.‟ 21
19
DEPONDT, P. 2010. Met nieuwsgierige blik. Collectievorming & aankoopbeleid in Vlaanderen. ASP: Brussel. P.141. 20 Hendrickx, J. & A. Schramme, „Kennis delen is verdubbelen‟, Faro. Tijdschrift over cultureel erfgoed, jg3. 2010. nr 1. p 24 21 Hendrickx, J. & A. Schramme, „Kennis delen is verdubbelen‟, Faro. Tijdschrift over cultureel erfgoed, jg3. 2010. nr 1. p 24
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
37
Het topstukkendecreet dat sinds 2003 van kracht is en de bescherming in houdt van het belangrijkste roerend
cultureel
erfgoed,
dat
omwille
van
zijn
bijzondere
archeologische,
historische,
cultuurhistorische, artistieke of wetenschappelijke betekenis voor de Vlaamse Gemeenschap in 22
Vlaanderen bewaard moet blijven , heeft voor het industrieel en wetenschappelijk erfgoed nog maar een beperkte betekenis gehad. Een beperkt aantal objecten uit een nog beperkter aantal deelsectoren van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed werden opgenomen in de topstukkenlijst. Voorbeelden daarvan zijn de inboedel van de drukkerij Plantin-Moretus, de spinmachine „Mule Jenny‟ te bewonderen in het MIAT, de thermomechanische machinecollectie van de KULeuven,….
Niet alleen het materiële erfgoed moet worden bewaard, ook het documentatiemateriaal en de technische kennis zijn van onschatbare waarde. Het bewaren en kunnen benutten van deze technische kennis is ook van belang voor enerzijds duurzame restauratie en anderzijds het, op een dynamische wijze, ontsluiten van het erfgoed. Het gebrek aan technische kennis dat ervaren wordt binnen de sector van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed kan deels opgevangen worden door gespecialiseerde opleidingen.
22
Kunsten en Erfgoed. Topstukkendecreet (http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/699791Topstukkendecreet.html) (toegang 2 december 2010)
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
38
Besluit Dat industrieel en wetenschappelijk erfgoed een zeer ruim gegeven is, is ontegensprekelijk gebleken uit deze omgevingsanalyse. In het eerste gedeelte waarin naar een definitie van industrieel en wetenschappelijk erfgoed wordt gezocht, werd duidelijk dat dit soort erfgoed en de wetenschap die ze bestudeert, industriële archeologie, niet eenvoudig af te bakenen zijn en een breed onderzoeksveld omvatten. Zowel roerend, onroerend als immaterieel erfgoed worden binnen het industrieel, wetenschappelijk en technisch erfgoed vertegenwoordigd.
Het tweede gedeelte van de omgevingsanalyse, de statische omgevingsanalyse geeft dan weer een beeld van de verschillende deelsectoren die elk een aandeel hebben binnen het industrieel en wetenschappelijk erfgoed. Hoewel de lijst van deelsectoren niet bindend of exhaustief is geeft ze wel een overzicht van de verschillende soorten erfgoed die binnen het industrieel, wetenschappelijk en technisch erfgoed aan bod kunnen komen. We konden ondermeer vaststellen dat bepaalde deelsectoren beter vertegenwoordigd bleken als andere en dat een aantal deelsectoren meer gebiedsgebonden zijn dan andere. Dat is ook gebleken uit de casestudie rond diamantair erfgoed in het derde gedeelte van de omgevingsanalyse, waarbij het project „Schitterend Geslepen‟ aantoont hoe een regio, in dit geval de Antwerpse Kempen, kan worden gesensibiliseerd rond zijn industrieel erfgoed. De vergelijking tussen twee privéverzamelaars die een verzameling uitbouwen rond hetzelfde thema getuigt van de diversiteit binnen het industrieel en wetenschappelijk erfgoed die zelfs kan worden vastgesteld bij actoren binnen eenzelfde deelsector en van hetzelfde type.
Waar de casestudies al aangeven dat samenwerking binnen de sector van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed van groot belang is en een meerwaarde biedt voor alle partijen, wordt in de SWOT-analyse en de omschrijving van de noden en behoeften van de sector duidelijk dat „samenwerking‟ tot de hoogste prioriteit behoort. Er is ook nood aan depotruimte, aan een collectiebeleid- en beheer, aan meer onderzoek en aan de verbreding en de verjonging van de erfgoedgemeenschap. Al deze behoeften zijn nauw met elkaar verstrengeld. Het is dan ook nodig om bij de aanpak van deze noden, een breed vizier te houden op de sector en zijn ontwikkelingen. Deze belangrijke taak kan in de toekomst mogelijks worden opgenomen door het Expertisecentrum voor Technisch, Wetenschappelijk en Industrieel Erfgoed.
Uit de situatie van vandaag, blijkt dat het veld van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed nog in zijn puberjaren vertoeft en nog niet volwassen genoeg is om een optimale samenwerking te creëren. Daardoor gaat er héél wat erfgoed verloren. Het is dan ook een noodzaak om een depot te voorzien waarin industrieel, wetenschappelijk en technisch erfgoed kan worden bewaard tot er een duidelijke visie is over de te bewaren stukken en hun bestemming. Binnen het veld van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed en tussen de verschillende deelsectoren vinden we al heel wat kruisbestuivingen maar initiatieven tot samenwerking blijven vaak uit. Een fenomeen dat zich op dit moment voltrekt binnen de sector is de vorming van deelwerkingen. Denken we maar aan META vzw,
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
39
Watererfgoed Vlaanderen, Molenforum Vlaanderen vzw,… Er moet dan ook de vraag gesteld worden of een koepelwerking voor het hele veld wenselijk is voor deze sector. Hoewel SIWE de rol van koepelvereniging zo goed mogelijk probeert op te nemen, ervaart zij vanuit de sector eerder een behoefte aan steun bij lokale initiatieven, bij herbestemming van objecten in privébezit, bij acties tegen het slopen of verloren gaan van erfgoed, bij onderzoek naar industrieel en wetenschappelijk erfgoed, … Ze vervult in dat opzicht dan ook eerder de rol van een steunpunt. De databank van SIWE is daarbij een netwerkinstrument, waaraan voortdurend wordt gesleuteld en dat ter beschikking wordt gesteld van de hele erfgoedgemeenschap via de website.
De opeenvolgende industriële revoluties en de enorme versnelling van wetenschappelijk onderzoek hebben op een ingrijpende manier zowel de samenleving in het algemeen als onze manier van werken en leven veranderd. Zowat overal in Vlaamse dorpen en steden in deze tijd van grote veranderingen is rijk en betekenisvol erfgoed overgebleven. Dit patrimonium omvat onroerende, roerende en immateriële relicten die ons veel vertellen en verklaren omtrent onze eigen roots en over de actuele ontwikkelingen die wij nu meemaken. Hoewel in Vlaanderen een beperkt deel van dit erfgoed één of andere vorm van bescherming of ontsluiting geniet, blijft er door verwaarlozing en 'natuurlijke selectie' ontzettend veel industrieel en wetenschappelijk erfgoed verdwijnen. Om daar enigszins weerwerk tegen te kunnen bieden is het meer dan nodig om verantwoorde keuzes te maken, om op onderbouwde manier te selecteren wat belangrijk en relevant is om te behouden. Tenslotte dienen de erfgoedelementen, die prioriteit kregen, op een goede en duurzame wijze te worden beheerd. Ook toekomstige generaties, zeg maar "onze kinderen en kleinkinderen", verdienen het immers om met dit erfgoed kennis te kunnen maken. Net als voor ons vandaag zal dit erfgoed voor hen een richtsnoer vormen om het verleden en heden beter te begrijpen. Pas door het begrip over wat voorbij is, kan men heldere visies ontwikkelen op de toekomst. Vanuit het ruime publiek komen er regelmatig heel wat vragen omtrent de roots en achtergronden van de (post)industriële en technologische maatschappij waarin wij leven. Hierop kan vanuit de overheid, de media en zeker ook de diverse IWE-actoren en zelfs vanuit de bedrijfswereld ingespeeld worden. Want pas door het 'leren kennen' kan men 'leren waarderen'. Op dit gebied is overigens - zeker op IWE-gebied - vooral in de loop van de jongste jaren heel veel gebeurd. Cruciaal blijft echter, in deze tijd van toegenomen aandacht voor immaterieel IWE-erfgoed, de vraag hoe belangrijke materiële IWE-artefacten echt gered kunnen worden. Hier stelt zich vaak minder het probleem van de aankoop of verwerving dan het (vaak onoverkomelijke) probleem van demontage, het vaak erg dure transport, de tijdelijke berging in aangepaste ruimten, de restauratie, de definitieve opstelling, het onderhoud en de publieke ontsluiting van het betreffend item. En de middelen die een dergelijke professionele aanpak vereisen, kunnen pas ingezet worden op voorwaarde dat deze voorzien worden in een breder kader van een duurzaam, goed onderbouwd beleid !
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
40
Literatuurlijst Baetens, R. (ed.) 1988. Industriële archeologie in Vlaanderen. Theorie en praktijk. Antwerpen: Standaard uitgeverij. Balthazar, H. 2010. „De pioniersjaren van de industriële archeologie in Gent‟. Geschiedenis: zijn werk, zijn leven. Huldeboek René De Herdt. MIAT: Gent. p 35-47 Berckmans, P. De Schepper,J. e.a., 1989. Van industrie tot erfgoed. Brussel: Stichting monumentenen landschapszorg Buchanan, R. A. 1972. Industrial Archaeology in Britain. Harmondsworth, Middlesex: Penguin. Caselle, E. C. & J. Symonds. 2005. Industrial archaeology. future directions. New York: Springer. David, J. 2010. „Minimale verantwoordelijkheid van musea‟. Geschiedenis: zijn werk, zijn leven. Huldeboek René De Herdt. MIAT: Gent. p 49-57 De Beule, R. 2001. Ontdek ons industrieel erfgoed. Aartselaar: Deltas. Depondt, P. 2010. Met nieuwsgierige blik. Collectievorming & aankoopbeleid in Vlaanderen. ASP: Brussel. Hendrickx, J. & A. Schramme, „Kennis delen is verdubbelen‟, Faro. Tijdschrift over cultureel erfgoed, jg3. 2010. nr 1. p 20-25 Jaenen, M. & E. Van den Bulck. 2008. Het Thermotechnisch Instituut. Een voorbeeld van industrieel academisch erfgoed. Leuven: Acco. Kinnaer, K. „Drukkerijmusea in België: op weg naar een hoogwaardige meerkleurendruk‟, TIC. de Tijdschrift voor industriële cultuur jg 27. deel 112, 4 trim 2010. p2-5. Linters, A. 1987. De wortels van Flanders Technology. Industrieel Erfgoed. Industriële Archeologie in Vlaanderen. Leuven: Kritak. Neaverson, P. & M. Palmer. 1998. Industrial Archaeology: Principles and Practice. Londen: Routledge. Nijhof, E.& P. Scholliers. 1996. Het tijdperk van de machine. Brussel: VUBPRESS Rix, M. 1967. Industrial Archaeology. Londen: General Series 65. Scholliers, P. 2010. „Onder hoogspanning: industriële archeologie/industrieel erfgoed‟. Geschiedenis: zijn werk, zijn leven. Huldeboek René De Herdt. MIAT: Gent. p215-230. Scholliers, P. & P. Viaene. 1991.‟Bibliografie industriële archeologie en industrieel erfgoed in België‟, Tijdschrift voor geschiedenis van techniek en industriële cultuur 35. p3-33. Van Geertuyen, T. 2008. „Status Quaestionis van het debat over de definiëring en periodisering van de industriële archeologie‟, SIWE-Magazine, nr 33/34. p 2-25. Viaene, P. 2008. „Industrieel erfgoed in Vlaanderen. Uit het nationaal rapport “België”, samengesteld naar aanleiding van het XIVde ICCIH‟. SIWE-Magazine, nr 37/38. p 3-9. Viaene, P & R. De Herdt. 1990. Industri ële Archeologie in België. Gent: Stichting Mens en Kultuur.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
41
2005. Onderzoeksproject: bewaring van industrieel erfgoed. Musea, Bewaarbibliotheken en Erfgoed stad Antwerpen, dienst Collectiebeleid / Behoud en Beheer. Rollend, rijdend en vliegend erfgoed(verenigingen) in Vlaanderen en Brussel. Van Autoped tot straaljager.Van hondenkar tot tonnenkraan. VCM-Contactforum voor Erfgoedverenigingen vzw Witboek. industrieel en technische erfgoed van België. Technologia 1986: 9(1). Artikels en sites op internet Kunsten en Erfgoed. Topstukkendecreet (http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/699791Topstukkendecreet.html) (toegang 2 december 2010) Scholliers, P. Industriële Archeologie & Industrieel Erfgoed (http://www.vub.ac.be/SGES/ia/homepage.html) (toegang 5 mei 2010) The Association for Industrial Archaeology. A major change in human evolution (http://www.industrial-archaeology.org.uk/aba86.htm) (toegang 10 augustus 2010) TICCIH. The International Committee for the Conservation of the Industrial Heritage. The Nizhny Tagil charter for the industrial heritage (http://www.mnactec.cat/ticcih/industrial_heritage.htm) (toegang 5 mei 2010) VIOE. 2008. Onderzoeksbalans Onroerend Erfgoed Vlaanderen. 1.6 Industrieel erfgoed (http://www.onderzoeksbalans.be/onderzoeksbalans/bouwkundig/architectuurgeschiedenis/industrieel) (toegang 5 mei 2010) Erfgoedsite. Groeten uit erfgoedland! (http://www.erfgoedsite.be/index.cfm?page=61) (toegang 10 augustus 2010) INTERREG IV-Programma France-Wallonie-Vlaanderen (http://www.interreg-fwvl.eu/nl/index.php) (toegang 25 juli 2010) Kunsten en erfgoed (http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/1386538-Cultureelerfgoeddecreet.html) (toegang 25 juli 2010) Goedkeuring Cultureel-Erfgoeddecreet, 10 januari 2008 (http://www.ministeranciaux.be/8489_print_nl.html) (toegang 29 november 2010)
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
42
Bijlagen Bijlage 1: Evaluatie en noodzakelijke aanpassingen van de voormalige SIWE-databank De analyse van de databank is gebaseerd op de „Who is who‟ zoals ze op de website te zien is: http://www.siwe.be/whoiswho.php. De „Who is who‟ bevat een actorenlijst. Eerst was deze actorenlijst het enige werkinstrument in de databank. Later werd ook een actorenkaart voorzien, waarover later meer.
1.1 Actorenlijst: Selecteren en rangschikken In de actorenlijst van de online-databank van SIWE is het mogelijk om enerzijds een beperkt aantal actoren te selecteren en anderzijds alle actoren te rangschikken.
Selecteren kan door het ingeven van één of meerdere woorden in een zoekvenster. Wanneer meerdere woorden in het zoekvenster worden ingegeven kan daarbij gekozen worden voor volgende opties: - alle ingegeven woorden moeten voorkomen in de fiche van de te zoeken actoren (AND) - minstens één van de woorden moet voorkomen in de fiche van de te zoeken actoren (OR) De zoekfunctie zoekt de ingegeven woorden in alle mogelijke gegevens die bij de verschillende indicatoren van de actoren werden opgegeven en beperkt zich niet tot het doorzoeken van de indicator „trefwoorden‟.
Bovendien kunnen de actoren alfabetisch/numeriek worden gerangschikt op verschillende indicatoren: op nummer, op naam, op type, op gemeente, op provincie en op trefwoord. De alfabetische of numerieke rangschikking kan ook worden omgekeerd doormiddel van de pijltjes in de blauwe balk.
1.1.1 Rangschikking op nummer
Elke actor die in de databank wordt opgenomen krijgt een uniek nummer toegekend. Deze nummers hebben geen inhoudelijke betekenis en het heeft dan ook geen zin om actoren die, om bepaalde reden, binnen dezelfde verzameling kunnen worden ondergebracht, te gaan bundelen door deze actoren op achtereenvolgende nummers te zetten. De mogelijke deelverzamelingen waarover ik het hier heb kunnen immers gevormd worden op andere manieren. Bijvoorbeeld door het ingeven van een zoekopdracht of door het rangschikken op een bepaalde indicator.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
43
1.1.2 Rangschikking op naam
Bij het rangschikken op naam moet rekening gehouden worden met het juist vermelden van de naam van de actor. De actor dient in de online-databank opgenomen te worden met zijn officiële naam, zoals verschenen in het staatsblad. Wanneer er wordt getwijfeld over het al dan niet plaatsen van een lidwoord voor de eigennaam van de actor, wordt dit lidwoord beter achterwegen gelaten.
1.1.3 Rangschikking op type
Type In de database die SIWE hanteert kunnen de opgenomen actoren worden geordend of gerangschikt op „Type‟. De types die in de databank voorkwamen voor het uitvoeren van de omgevingsanalyse zijn:
- archief
- museum IN OPRICHTING
- archief en documentatiecentrum
- onderzoek- en documentatiecentrum
- bedrijfsmuseum
- onderzoekscentrum
- bezoekerscentrum
- overheidsinstelling
- didactische collectie
- perm tentoonstelling
- erfgoedcel
- privé verzamelaar
- erfgoedorganisatie
- privécollectie
- evenement
- privémuseum
- koepelorganisatie
- spoorwegmaatschappijmuseum
- monument
- v.z.w
- museum
- vereniging
- museum documentatiecentrum
- vzw
- museum en archief
- watererfgoed
- museum GESLOTEN
Uit deze lijst blijkt onder meer dat voor verschillende types, meerdere termen werden gebruikt. Zo wordt in deze databank een privéverzamelaar soms aangeduid met de term privéverzamelaars en soms met de term privécollectie. Andere termen kregen een verschillende schrijfwijze. Vergelijk bijvoorbeeld vzw en v.z.w. Bovendien zijn er een aantal actoren in de databank opgenomen die geen type kregen toegewezen. Door het onconsequent gebruik van de indicator „Type‟ in de huidige databank, is het niet mogelijk om aan de hand van de databank conclusies in verband met de erfgoedgemeenschap van het industrieelen wetenschappelijk erfgoed te trekken. Om dit te kunnen doen is het dan ook noodzakelijk om een beperkte lijst van mogelijke „types‟ op te stellen en deze consequent te hanteren.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
44
Omdat het type in de huidige databank slechts een oppervlakkige indicatie is, is het noodzakelijk ook subtypes te voorzien. In de huidige databank is er geen plaats voorzien voor het ingeven van het subtype. Deze wordt wel voorzien in de aangepaste databank en moet net zoals het type consequent worden ingevuld. Nieuwe lijst met mogelijke „Types‟ en hun „Subtypes‟: -
Museum:
Vereniging:
o
Museum
o
Vzw
o
Stedelijk/gemeentelijk
o
Feitelijke vereniging
museum
-
-
-
Overheidsdiensten
o
Provinciaal museum
o
Federaal
o
Federaal museum
o
Vlaams en Brussels
o
Privémuseum
o
Provinciaal
o
Bedrijfsmuseum
o
Gemeentelijk
o
Bezoekerscentrum
o
Erfgoedcel/forum
o
Academische collectie
-
Privéverzameling
Archief:
-
Deskundige
o
Archief
-
Onderwijsinstelling
o
Stedelijk/gemeentelijk archief
-
Documentatiecentrum
o
Rijksarchief
-
Andere
o
Bedrijfsarchief
Bij deze lijsten kan het voorkomen dat een bepaalde actor kan worden aangeduid met meerdere types. Het is dan ook noodzakelijk om de actor aan te duiden met het type dat voor hem het meest van toepassing is. Zo kan een vzw die dus een „vereniging‟ is ook een „museum‟ hebben. We opteren er voor om in zulke gevallen de hoofdactiviteit van de actor als type aan te duiden. Een vereniging die als hoofddoel heeft om een museum open te houden zal bij gevolg worden aangeduid met het type „Museum‟. De actor kan dan verder worden ingedeeld bij een aantal mogelijke subtypes. Indien het museum niet verder kan gedefinieerd worden is het subtype gelijk aan het type. Er werd bij het type voor geopteerd geen onderscheid te maken tussen erkende of niet-erkende musea.
Naast de musea zijn er ook de instellingen die archivering als hoofddoel hebben. Zij vinden een plaats onder het type „Archief‟. Verenigingen die geen museale of archiverende hoofdfunctie hebben worden ingedeeld onder het type „Vereniging‟. Het gaat hier in de meeste gevallen over vzw‟s of feitelijke verenigingen, die een werking uitbouwen rond een bepaald subthema binnen het industrieel en wetenschappelijk erfgoed. In onze databank namen wij ook de „Overheidsdiensten‟ op die relevant zijn voor de werking van SIWE vzw en het industrieel en wetenschappelijk erfgoed in het algemeen. We delen ze via het subtype op volgens hun bestuursniveau.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
45
In de SIWE-databank verschilt een „Privéverzameling‟ van een „privémuseum‟ omdat ze niet op regelmatige tijdstippen toegankelijk is voor het publiek. Een „Deskundige‟ kunnen we omschreven als een niet-collectiebeherende specialist. Andere types die in de databank kunnen voorkomen zijn een‟ Onderwijsinstelling‟ en „Documentatiecentrum‟. Actoren die bij geen van boven beschreven types kunnen worden ondergebracht krijgen het type „Andere‟ mee.
Deelsector In de huidige lijst van types zien we op de laatste regel „watererfgoed‟ als type aangeduid. „Type‟ werd in deze databank echter opgevat als de organisatievorm waarin de actoren hun werking beheren en hoort bijgevolg niet in de lijst thuis. Anderzijds is „Watererfgoed‟ een handige indicator die aangeeft rond welk soort erfgoed de actor zijn werking opbouwt. Zulke indicatie die aangeeft in welke deelsector van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed de actor zich bevindt, zou in deze databank dan ook geen overbodige luxe vormen. Op die manier kan bij de omgevingsanalyse van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed in Vlaanderen een balans worden gemaakt die toont rond welk soort erfgoed gewerkt wordt en welke vormen van industrieel en wetenschappelijk erfgoed meer of minder aandacht krijgen. Uiteraard is het ook voor deze indicatie, die ik vanaf hier aanduid met de term „deelsector‟, van belang dat een vaste lijst wordt opgemaakt die consequent wordt gebruikt.
Lijst met mogelijke deelsectoren:
- Voor het industrieel erfgoed: - Ambacht en werktuigen - Chemische Nijverheid - Communicatie - Drukkerij en papier - Energie - Grond- en delfstoffen - Hout- en bouwnijverheid - Metallurgie/Machinebouw/Nonferro sector - Militaire technologie - Techniek en technologie - Textiel/kleding - Transport en distributie - Sociale geschiedenis en arbeid - Voedingsindustrie
- Andere
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
46
- Divers
- Voor het wetenschappelijk erfgoed: - Aardrijkskunde - Biologie - Chemie - Etnografie - Farmacie - Fysica - Geneeskunde - Geologie - Sterrenkunde/Tijdsmeting - Wetenschap algemeen
- Bijkomende deelsectoren: - Algemeen - Onroerend erfgoed
In de aangepaste databank wordt een vak voorzien waarin de deelsector van de actoren kan worden ingevuld. Het zijn de hierboven in vet genoemde termen die in het vak deelsector zullen worden ingevuld. Bij de deelsectoren voor het industrieel erfgoed vinden we naast de verschillende sectoren ook „Divers‟ en „Andere‟. Divers zal worden gebruikt wanneer een actor zich niet specifiek toelegt op één bepaalde deelsector maar een werking heeft rond verschillende deelsectoren. „Andere‟ geeft aan dat de actor werkt rond een deelsector die niet in onze standaardlijst vermeld wordt. Bijkomende deelsectoren zijn „Onroerend erfgoed‟ voor actoren die hoofdzakelijk actief zijn rond onroerend erfgoed en „Algemeen‟ voor actoren die zich toeleggen op erfgoed in het algemeen en niet specifiek op industrieel of wetenschappelijk erfgoed.
Opkuis Een ander „type‟ dat in de huidige lijst met „types‟ opduikt is een „evenement‟. Slechts één indicator wordt met het „type‟ „evenement‟ aangeduid. Het is dan ook niet gebruikelijk om in de databank „Who is Who‟ evenementen op te nemen. Een evenement wordt in de meeste gevallen georganiseerd door één van de andere soorten „types‟. Het kan bijgevolg worden opgenomen binnen de beschrijving van de actor die het evenement organiseert. Het is ook een optie om evenementen op te nemen op een andere plaats op de website, bijvoorbeeld in de agenda of bij „Links‟ onder de categorie „Activiteiten van andere IWE-actoren‟. In de „Who is Who‟ werden ook twee monumenten opgenomen. Omdat een monument geen actor is die een werking heeft, hoort zij niet in de databank thuis. Als we de twee monumenten van naderbij gaan bekijken blijkt het te gaan om twee musea: het Koninklijk Muziekinstrumenten museum en Etiz
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
47
Elektriciteit- en Stoommachinemuseum. Deze actoren moeten dus worden ingedeeld onder een ander, meer relevant „Type‟.
1.2. Actualiseren ‘Who is Who’ 1.2.1 Inhoudelijke update
Om informatie in de online-databank correct te houden, is het noodzakelijk om geregeld een update van de databank door te voeren. Omdat tot op heden geen reguliere update van de databank was voorzien, is het noodzakelijk voor het maken van een omgevingsanalyse om de databank volledig te actualiseren. Om dit te realiseren, werd aan elke actor die in de „Who is who‟ werd opgenomen, de kans gegeven om zijn fiche, waarop alle informatie aangaande die bepaalde actor staat gebundeld, na te kijken en eventuele fouten, wijzigingen of aanvullingen te melden. Aangezien elke actor in de databank op die manier afzonderlijk werd aangesproken, was het ook mogelijk de eventuele dubbels en actoren die hun werking hadden stopgezet uit de databank te verwijderen.
Bovendien werd de databank aangevuld met een aantal actoren die deel uitmaken van de erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed, die voordien nog niet werden opgenomen. Uiteraard is de SIWE-databank geen exhaustief gegeven. De erfgoedgemeenschap van het industrieel en wetenschappelijk erfgoed is veranderlijke en sommige types van actoren zijn niet altijd even eenvoudig op te sporen, denken we maar aan de privéverzamelaars. Wanneer aan de hand van de SIWE-databank een omgevingsanalyse wordt gemaakt, gaat het dan ook om een momentopname. Toch kunnen we door een aantal statistische gegevens uit de databank te halen een algemeen beeld geven van het Vlaamse erfgoedlandschap voor industrieel en wetenschappelijk erfgoed.
1.2.2 Praktische update Om het zoeken naar actoren in de „Who is who‟ nog gebruiksvriendelijker te maken, integreerde SIWE naast de actorenlijst, die hierboven uitvoerig werd besproken, ook een actorenkaart. Deze kaart toont de locatie waar de actoren zich bevinden op de kaart van Vlaanderen.
De gebruiker navigeert met de muis over de pijltjes op de kaart. Telkens hij op een pijltje komt, ziet hij de naam van de desbetreffende actor. Wanneer de locatie van een bepaalde actor wordt aangeklikt, verschijnt de volledige naam en het adres waarop de actor zich bevindt. Klikt men vervolgens op de link: „Meer info‟, dan verschijnt de volledige fiche van de actor.
Omgevingsanalyse industrieel en wetenschappelijk erfgoed - SIWE vzw
48
Standaard worden alle actoren die zich in de databank bevinden op de kaart getoond. Net zoals bij de „actorenlijst‟ is het mogelijk slechts een beperkt aantal actoren op de kaart te laten verschijnen door het ingeven van één of meerder zoektermen. Enkel de actoren waarbij de opgegeven zoekterm(en) in hun fiche voorkomt, verschijnen nu op de kaart.
Omgekeerd, wanneer de fiche van een bepaalde actor wordt bekeken, werd een optie toegevoegd om de actor weer te geven op kaart.
49
Bijlage 2 : Actoren in de SIWE-databank op 02/08/2010 (Naam, deelsector, type, subtype, locatie)
50
51
52
53
54
55
De hierboven opgesomde actoren uit de SIWE-databank worden weergegeven volgens hun status op 02/08/2010. De statistische omgevingsanalyse werd gemaakt op basis van deze gegevens. Een beperkt aantal toevoegingen en correcties werden doorgevoerd op een later tijdstip. Eventuele onjuistheden kunnen steeds gemeld worden via
[email protected]