Omgaan met Autisme Handout workshop 27 mei 2016
Informatie 1. Medicatie Hoewel er geen medicijn is dat direct werkt op “autisme” zijn er wel diverse medicijnen die ene positief effect kunnen hebben op dat wat er bij komt kijken. Denk dan aan de extra diagnoses (zoals ADHD) of de verschijnselen die voorkomen bij autisme (agressie, frustratie, somberheid). Medicatie bouwt een spiegel op in het bloed en om deze rede is het van belang dat medicatie tijdig wordt gegeven. De meest voorkomende medicatie wordt ingezet als prikkeldemping, agressie regulatie, voorkomen van een psychose, hormonen (bij vrouwen), combinatie van autisme en adhd. Ook anti-epileptica en antidepressiva worden vaak ingezet om de transmitters in de hersenen te ondersteunen/herstellen. Men dient rekening te houden met mogelijke bijwerking. De meest voorkomende bijwerking is een matte stemming. 2. Denken Informatie als puzzelstukjes Kinderen met autisme hebben vaak moeite om de wereld om hen heen te begrijpen. Ze nemen gefragmenteerd waar. De informatie komt als het ware in de vorm van puzzelstukjes hun hersenen binnen. Daarom duurt het dus vaak wat langer voor een kind met autisme reageert op wat je zegt of doet. Eerst moet zo'n kind alle informatie op de juiste plek puzzelen. Soms lijkt het dan alsof hij (m/v) niet hoort wat er gezegd wordt en 'niet thuis' geeft. De verleiding kan dan groot zijn om het kind met autisme gewoon maar buiten te sluiten. Terwijl je hem of haar alleen maar wat puzzeltijd hoeft te gunnen. Moeite met filteren Door het gefragmenteerde waarnemen is het voor kinderen met autisme erg lastig om het grote geheel te overzien. De school is druk, er is veel lawaai en er gebeurt van alles. En kinderen met autisme kunnen maar moeilijk bepalen wat ze hier uit moeten filteren. Doordat ze niet zo goed kunnen filteren, weten ze vaak niet goed wat er van hen verwacht wordt, wat al snel een gevoel van onveiligheid bij ze op kan roepen. Dat kan zich uiten in:
repeterende handelingen; verbaal geweld; of woede-aanvallen.
3. Boosheid Kinderen met autisme kunnen heel boos worden. Maar let op: dat soort uitingen zijn bijna nooit persoonlijk bedoeld! Eigenlijk zijn het angstaanvallen.
Op zo'n moment is er meestal veel onduidelijk voor het kind. Vervolgens probeert het kind op zijn 'vertrouwde' manier weer controle te krijgen. Neem het boze gedrag dus niet al te letterlijk! Goed bedoelde schouderklopjes of woorden van troost maken het vaak alleen maar erger. Dat is dus af te raden. Toegegeven: de woede-aanvallen van een autistisch kind kunnen soms best eng zijn, maar als je het kind even met rust laat, is het vaak zo weer over. 4. Alles letterlijk nemen Kinderen met een autistische stoornis nemen alles letterlijk. Woordspelingen en grapjes begrijpen ze dus niet of nauwelijks. Zeg je bijvoorbeeld: "Ah joh, je bent gek", dan zal een kind met autisme zich dit erg aantrekken en misschien wel boos of verdrietig worden. Ander voorbeeld. Als een kind met autisme per ongeluk een beker laat vallen, en iemand anders (leerkracht of klasgenoot) zegt: "Nou, bedankt", dan zal het antwoord waarschijnlijk luiden "Graag gedaan". Dat is niet brutaal bedoeld maar een automatische reactie op het woordje 'bedankt'. Ook vragen worden vaak letterlijker opgevat dan de bedoeling was. Vraag je bijvoorbeeld: "Wil je straks voetballen?" Dan krijg je vast als antwoord: "Jazeker!", waarop het kind vervolgens iets heel anders gaat doen. Hoe kan dat? Omdat het kind je vraag letterlijk nam. Je hebt alleen maar gevraagd of het kind iets wil. En 'straks' is ook maar een relatief begrip. Straks kan over 1 minuut zijn maar ook over een half uur. Beter is het dus om geen vraag te stellen maar om te zeggen: "Wij gaan over 5 minuten voetballen en we willen graag dat jij meedoet." 5. Erbij willen horen Ook kinderen met autisme willen graag erbij horen, zoals praktisch alle kinderen. Maar dat is meestal wel moeilijk voor ze, omdat ze het lastig vinden de gangbare sociale regels te hanteren. Vrienden maken is daarom niet makkelijk, voor ze. Ze zijn al gauw een gemakkelijk slachtoffer voor pestgedrag. Een buddysysteem op school werkt vaak heel goed. Het autistische kind krijgt dan een vast maatje. Zo'n maatje kan uitleggen hoe in specifieke situaties de sociale regels zijn en hoe het autistische kind gepast gedrag kan vertonen. Bovendien kan het maatje aan anderen uitleggen hoe je het beste kunt omgaan met een autistisch kind. Het maatje zorgt op deze manier voor veiligheid in de schoolomgeving. 6. Praktische tips
verwacht geen snelle reactie - gun ze puzzeltijd; wees duidelijk, zeg wat je bedoelt en doe dan ook wat je zegt; gebruik liever geen woordspelingen, grapjes of figuurlijk taalgebruik; maak tijdsaanduidingen concreet; dus over 5 minuten, over een uur, na de pauze.
vermijd lichamelijk contact, ook als dat vriendschappelijk is. De meeste kinderen met autisme worden niet graag aangeraakt. formuleer positief. Zeg wat je wel wilt en vermijdt het woordje 'niet'. zet een buddy systeem op. respecteer het anders-denken van mensen met autisme.
Autisme in een notendop De diagnose PDD-NOS Een eerste onderverdeling die wel gehanteerd wordt is: Actief maar onhandig: kinderen die zowel uit zichzelf maar ook als reactie op anderen het contact aangaan, maar dit op een vreemde of onhandige manier doen. Teruggetrokken: kinderen die het contact niet uit zichzelf aangaan en ook niet ingaan op de uitnodiging van anderen. Passief: kinderen die uit zichzelf het contact niet aangaan maar wel ingaan op de uitnodiging van anderen. Kenmerken -Vaak is contact gekleurd door misverstanden -Reageren weinig op omgeving en maken geen of moeilijk oogcontact -Kunnen eisend/dwingen zijn -Nemen zaken letterlijk (sarcasme gaat aan ze voorbij en ook abstracte termen zijn moeilijk) -Nemen non verbale communicatie wel waar maar interpreteren het niet correct. -In contact vaak sprake van eenrichtingsverkeer -Kunnen te open zijn t.o.v. onbekenden en/of te gesloten t.o.v. bekenden. -Wat voor een ander onbelangrijk lijkt kan voor hen als van levensbelang worden ervaren. -Blijft vaak in zaken “hangen”, niet los kunnen laten. -Moeite met fantasie en werkelijkheid te onderscheidenangstig -Hebben wel degelijk gevoelens -Vaker conflicten, onbegrepen -Kan zich terugtrekken uit contact of juist op onhandige manier pogen “er bij te horen” -Taalontwikkeling verloopt moeizaam, het kan onnatuurlijk overkomen, papagaaien of gebruiken uitdrukkingen die niet bij hun leeftijd horen -Reageren te heftig of juist te sterk op prikkels (ook van binnen uit). -Kunnen zaken erg op zichzelf betrekken -Begrensd gedrag of juist grenzeloos -Slecht om kunnen gaan met veranderingen, houden van vaste patronen. Innerlijke onrust neemt toe als er onverwachte gebeurtenissen zijn of veranderingen in dagritme. Kind kan hiervan druk of zelfs agressief worden of zich juist terugtrekken. -Zwak tot gemiddelde intelligentie. Leren wordt vaak in de weg gestaan door dezelfde belemmeringen als die op de sociale vlakken. -Vaak is het kind in een andere omgeving, en met name in een gestructureerde schoolomgeving, in staat zich beter te handhaven. MCDD Dit is een variant van PDD NOS die zich kenmerkt door het moeilijk(er) kunnen scheiden van werkelijkheid en fantasie, vreemd taalgebruik, megalomanie (grootheidswaan), bizarre gedachten en magisch denken. De diagnose Asperger
moeite met het aangaan en onderhouden van contacten en vriendschappen
normale tot (bijzonder) hoge intelligentie moeite om een gesprekspartner recht in de ogen te kijken moeite met het uiten van en omgaan met emoties (bijvoorbeeld niet kunnen inschatten of iets als grap of serieus bedoeld is) gebrek aan empathie (inlevingsvermogen) moeite met het begrijpen van sociale regels en non-verbale communicatie monotone stem en een weinig expressieve gelaatsuitdrukking zich afsluiten van de buitenwereld overgevoeligheid voor geluiden, geuren of aanrakingen De comorbiditeit bij het syndroom van Asperger is hoog. Dat wil zeggen dat Asperger vaak voorkomt in combinatie met een andere beperking of stoornis. een goed, soms uitzonderlijk goed geheugen en oog voor detail eerlijkheid (kan op het botte af zijn) encyclopedische kennis van bepaalde onderwerpen onafhankelijkheid in denken Het kind kan helemaal opgaan in een specifiek onderwerp. Het kind heeft een minder ontwikkelde motoriek: slechte coördinatie en vreemde houding. Het kind kan betweterig overkomen. De leerling houdt van routine, en niet van onverwachte veranderingen. Het kind kan moeite hebben met het verschil tussen werkelijkheid en fantasie. Het kind begrijpt spreekwoorden, gezegden en sarcasme vaak niet of vat het letterlijk op. Het kind kan moeite hebben met het uitdrukken van de emoties. Soms reageert het kind erg heftig, onvoorspelbaar of impulsief. Of met een emotie die niet bij de situatie past. Het kind kan de emoties van een ander niet goed inschatten. Kinderen met Asperger hebben een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel en normbesef. Ze zijn eerlijk, betrouwbaar. Doorgaans kunnen ze veel feitelijke informatie onthouden. Ze hebben vaak een grote woordenschat. Ze kunnen erg originele ideeën hebben.
Probleemgebieden
Sociale interactie. Kinderen met Asperger hebben een gebrek aan empathie. Ze vinden het moeilijk om vriendschappen te sluiten en te onderhouden. Communicatie. Kinderen met Asperger hebben een beperking in de non-verbale communicatie. Verbeeldingskracht. Bijvoorbeeld door je voor te stellen wat anderen denken. Sensorische overgevoeligheid. Deze overgevoeligheid voor zintuiglijke waarnemingen betreft vaak: fel licht, lawaai, smaak, structuur, geur en aanraking.
Tips
Biedt structuur, maak lijstjes en schema’s. Waarschuw tijdig als het programma verandert. Geef duidelijke, concrete opdrachten en controleer of de opdracht duidelijk is. Visualiseer zo veel mogelijk.
Maak gebruik van de persoonlijke interesses. 1 vaste persoon als aanspreekpunt Hou taalgebruik functioneel (geen beeldspraak, uitdrukkingen, sarcasme) Vraag waar mogelijk bij ouders na of deze nog tips hebben Zorg dat structuur een vertrekpunt is en geen doel op zich. Eventueel kan er gebruik worden gemaakt van een beloningssysteem. Er kan gekozen worden voor snelle of uitgestelde beloning Geef de ruimte, als dit mogelijk is, om niet perse/altijd mee te hoeven doen met de groep. Trek je dingen (uitspraken, vermijden van contact) niet te persoonlijk aan. Wees je er bewust van dat aanrakingen niet altijd als prettig worden ervaren, sterker nog, soms als naar wordt ervaren. Zeg wat je doet en doe wat je zegt! Als je zegt “over 10 minuten” dan moet je dit ook waar kunnen maken. Wees je er van bewust dat ze non verbale communicatie soms niet zien of verkeerd uitleggen. Bij kinderen met een autisme aanverwante stoornis ligt de pijngrens vaak hoog. Als deze klagen over pijn, neem het dan serieus.