Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nieuwste Geschiedenis Academiejaar 20011-2012
Omdat ik Vlaming ben Een biografie van Frans Daels
Proefschrift voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Geschiedenis Promotor: dr. Koen Aerts Wendy Lisarde (00801116)
Universiteit Gent Examencommissie Geschiedenis Academiejaar 2011-2012
Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie
Ondergetekende, Wendy Lisarde Afgestudeerd als master in de Geschiedenis aan Universiteit Gent in het academiejaar 20112012 en auteur van de scriptie met als titel: Omdat ik Vlaming ben. Een biografie van Frans Daels. verklaart hierbij dat zij/hij geopteerd heeft voor de hierna aangestipte mogelijkheid in verband met de consultatie van haar/zijn scriptie: o de scriptie mag steeds ter beschikking worden gesteld van elke aanvrager; o de scriptie mag enkel ter beschikking worden gesteld met uitdrukkelijke, schriftelijke goedkeuring van de auteur (maximumduur van deze beperking: 10 jaar); o de scriptie mag ter beschikking worden gesteld van een aanvrager na een wachttijd van … . . jaar (maximum 10 jaar); o de scriptie mag nooit ter beschikking worden gesteld van een aanvrager (maximumduur van het verbod: 10 jaar).
Elke gebruiker is te allen tijde verplicht om, wanneer van deze scriptie gebruik wordt gemaakt in het kader van wetenschappelijke en andere publicaties, een correcte en volledige bronverwijzing in de tekst op te nemen.
Gent, 7/8/2012 ………………………………………(handtekening)
1
2
Dankwoord Met het schrijven van dit dankwoord zet ik een punt achter vier jaar geschiedenis aan de Universiteit Gent. Wanneer deze thesis stof ligt te vergaren en de herinneringen aan saaie archiefbezoeken reeds vergeten zijn, hoop ik toch nog de hulp van de volgende mensen te herinneren. Allereerst wil ik mijn promotor, Koen Aerts, bedanken omdat hij me inleidde in dit interessante onderwerp. Voor ik aan dit onderzoek begon, kende ik enkel de grote verhalen over de Vlaamse beweging en de collaboratie. Doordat hij mij de kans gaf om kennis te maken met de persoon van Frans Daels, heb ik veel meer inzicht gekregen in deze kwestie. Ook Luc Daels ben ik bijzonder dankbaar voor het interessante en aangename gesprek over zijn vader. De personen die deze thesis hebben nagelezen, verdienen een medaille voor moed en zelfopoffering. De verbeteringen en tips van Willem, Cynthia, Jelle en Katrien waren onontbeerlijk om deze scriptie tot een goed einde te brengen. Niet minder belangrijk was de steun van Sientje en Michelle. Samen hebben we alleszins goed gelachen met onze thesisperikelen. Guillaume was zoals altijd de rots in de branding wanneer het wat minder ging. Tenslotte gaat ook een woord van dank uit naar mijn familie. Naast een onuitputbare financiële bron waren mijn ouders ook vier jaar lang trouwe supporters. Ook mijn oma was steeds begaan met mijn resultaten. Bij mijn volgende studie zullen zij weer vanop de zijlijn supporteren.
3
Lijst met afkortingen ADVN
: Archief, Documentatie en Onderzoekscentrum voor het Vlaam-
Nationalisme CVP
: Christelijke Volkspartij
DeVlag
: Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap
Rex
: Christus Rex
SKVH
: Sekretariaat der Katholieke Vlaamse Hoogstudenten
SOMA
: Studie en Documentatie centrum voor Oorlog en Maatschappij
SS
: Schutsscharen of Schutz-Staffeln
UA
: Universiteitsarchief
Verdinaso
: Verbond van Dietse Nationaal Solidaristen
VNV
: Vlaams Nationaal Verbond
4
Inhoudsopgave Dankwoord .................................................................................................................................................. 3 Lijst met afkortingen ................................................................................................................................... 4
Inleiding ............................................................................................................................................... 9 De verschillende kanten van Frans Daels .............................................................................................. 10 Status Quaestionis van de literatuur ..................................................................................................... 11 Methodologische nota .......................................................................................................................... 13
Deel I: De vooroorlogse periode (1882-1914) .................................................................... 16 De flamingant ........................................................................................................................................ 17
Deel II: De Eerste Wereldoorlog ............................................................................................... 19 Hoofdstuk I: De geschiedenis van de Groote oorlog ................................................................................. 20 De Duitse inval....................................................................................................................................... 20 De regering in Le Havre ......................................................................................................................... 21 Het activisme en de flamenpolitik ......................................................................................................... 21 De Flamenpolitik ................................................................................................................................... 23 De Frontbeweging ................................................................................................................................. 24 Betekenis voor het Vlaams-nationalisme .............................................................................................. 26 Hoofdstuk II: flamingant aan de IJzer ........................................................................................................ 28 De Belgische Standaard ......................................................................................................................... 28 Sekretariaat der Katholieke Vlaamse Hoogstudenten .......................................................................... 29 De brochures van Daels ......................................................................................................................... 31 Strubbelingen tussen Daels en De Belgische Standaard ....................................................................... 32 Ons Vaderland ....................................................................................................................................... 33 ‘Ik dien’ als leuze van Daels en het SKVH .............................................................................................. 33 Heldenhulde .......................................................................................................................................... 34 Het verbod op de studiekringen en het ontstaan van de frontbeweging ............................................. 35 Daels en Frans Van Cauwelaert ............................................................................................................. 37 Besluit ........................................................................................................................................................ 40
Deel III: het interbellum (1918-1940) ................................................................................... 41 Hoofdstuk I: De renaissance van de Vlaamse zaak ................................................................................... 42 De Frontpartij ........................................................................................................................................ 42 De eerste IJzerbedevaarten................................................................................................................... 44 Hoofdstuk II: Het geweten van Vlaanderen .............................................................................................. 46 Boven en buiten de politiek .................................................................................................................. 46 Testamentuitvoerder van de IJzer ......................................................................................................... 48
5
Hoofdstuk III: Professor Daels ................................................................................................................... 50 Een sociaal-bewogen geneesheer ......................................................................................................... 50 Bij de studenten .................................................................................................................................... 52 De vernederlandsing van de Universiteit Gent ..................................................................................... 53 ’t Hospitaal van Daels ............................................................................................................................ 55 Rector Daels?......................................................................................................................................... 56 Hoofdstuk IV: aanloop naar Wereldoorlog II ............................................................................................ 58 De antidemocratische evolutie van het Vlaams-nationalisme.............................................................. 58 Boegbeeld voor het radicale Vlaanderen .............................................................................................. 60 De IJzerbedevaart van 1939: Nooit meer oorlog? ................................................................................ 62 Besluit ........................................................................................................................................................ 63
Deel IV: De Tweede Wereldoorlog (1940-1945) ................................................................ 65 Hoofdstuk I: Daels blijft in Gent ................................................................................................................ 67 Aanslag op Daels ................................................................................................................................... 67 Hoofdstuk II: Daels stapt in de politiek ..................................................................................................... 69 De mislukte Volksbeweging .................................................................................................................. 70 Toetreding tot de Raad van Leiding ...................................................................................................... 72 Hoofdstuk III: De stichting van de Eenheidsbeweging-VNV ...................................................................... 77 Interne crisis .......................................................................................................................................... 78 Hoofdstuk IV: De verklikkingszaken .......................................................................................................... 82 De benoemingen aan het Parket-Generaal te Gent .............................................................................. 82 De kwestie van het Burgerlijk Hospitaal................................................................................................ 84 Conclusie ............................................................................................................................................... 86 Hoofdstuk V: De sociale organisaties ........................................................................................................ 88 De Unie van Hand- en Geestesarbeiders .............................................................................................. 88 Voor Moeder en Kind ............................................................................................................................ 89 Winterhulp ............................................................................................................................................ 90 Conclusie ............................................................................................................................................... 93 Hoofdstuk VI: De werving voor het oostfront ........................................................................................... 94 Een politieke actie ................................................................................................................................. 94 De werving voor het Vlaams Legioen .................................................................................................... 94 Daels werft voor het Oostfront ............................................................................................................. 95 Conclusie ............................................................................................................................................... 98 Hoofdstuk VII: De Oorlogsbedevaarten .................................................................................................. 100 De Hulde van 14 juli ............................................................................................................................ 100
6
De eerste oorlogsbedevaart ................................................................................................................ 101 De tweede oorlogsbedevaart .............................................................................................................. 102 De derde oorlogsbedevaart................................................................................................................. 104 De vierde oorlogsbedevaart ................................................................................................................ 105 De vijfde oorlogsbedevaart ................................................................................................................. 106 Conclusie ............................................................................................................................................. 107 Hoofdstuk VIII: Daels werkzaamheden als professor .............................................................................. 109 De Toulouse-professoren .................................................................................................................... 109 Inmenging in de nieuwe benoemingen ............................................................................................... 110 Het gastprofessorschap ....................................................................................................................... 111 Daels’ invloed bij de studenten ........................................................................................................... 112 De Tucht- en Leidingsraad ................................................................................................................... 113 De Cultuurraad .................................................................................................................................... 115 Hoofdstuk IX: Verzet tegen de Nationaalsocialist................................................................................... 116 Hoofdstuk X: Kroniek van een aangekondigd ontslag ............................................................................. 118 1941: Afwezigheid in de Raad van Leiding .......................................................................................... 118 1942: Ontslag uit de Raad van Leiding ................................................................................................ 119 1943: uitstap uit het VNV .................................................................................................................... 122 Conclusie ................................................................................................................................................. 124
DEEL V: De repressie (1944-1959) ........................................................................................126 Hoofdstuk I: De repressie in zesvoud ...................................................................................................... 127 De straat regeert ................................................................................................................................. 127 De overheidsrepressie ......................................................................................................................... 128 De zuivering in privéorganisaties ........................................................................................................ 131 Hoofdstuk II: Het onderzoek naar Daels ................................................................................................. 133 De opsporing van Daels ....................................................................................................................... 133 Bewijsmateriaal ................................................................................................................................... 137 Getuigen .............................................................................................................................................. 138 Hoofdstuk III: Het vonnis ......................................................................................................................... 142 Over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren................................................ 146 Conclusie ............................................................................................................................................. 149 Hoofdstuk IV: De periode in Zwitserland ................................................................................................ 150 Contacten met België .......................................................................................................................... 152 Hoofdstuk V: De terugkeer van Frans Daels............................................................................................ 154 De amnestiebeweging ......................................................................................................................... 154
7
De voorbereiding van zijn terugkeer ................................................................................................... 155 De laatste stappen............................................................................................................................... 159 Gelijkenissen met de zaak Elias ........................................................................................................... 161 Hoofdstuk VI: Zijn laatste jaren ............................................................................................................... 162 Conclusie ................................................................................................................................................. 164
Conclusie.........................................................................................................................................165 Opgave van bronnen en literatuur ........................................................................................168 Bronnenmateriaal ................................................................................................................................... 168 Archiefbestanden ................................................................................................................................ 168 Mondelinge bronnen........................................................................................................................... 168 Pers ...................................................................................................................................................... 169 Afbeeldingen ....................................................................................................................................... 170 Literatuur................................................................................................................................................. 171 Boeken................................................................................................................................................. 171 Artikels................................................................................................................................................. 174
Bijlagen ...........................................................................................................................................175 1 )Bijgevoegde CD-ROM van interview met Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. .................................. 175 2 )Overeenkomst tot audio-opname en gebruik van de inhoud van een interview. Ondertekend door Luc Daels.................................................................................................................................................. 175
8
Inleiding “Ik zeg niet Dr. Daels, ik zeg niet Prof. Daels, ik zeg Frans Daels: want wat zijn zijn titels naast dien naam, den naam van een Mens, dien we vereren.”1 Wie er de standaardwerken van de Belgische geschiedenis op naslaat, zal de naam Frans Daels zelden tegenkomen. Dat is eerder verbazingwekkend, aangezien Daels’ leven zich afgespeeld heeft tijdens enkele van de sleutelmomenten uit de Belgische geschiedenis. In de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging daarentegen wordt hij vermeld tussen prominente Vlaamse figuren, zoals Staf De Clercq en Hendrik Elias. Dat hij vooral in de geschiedenisboeken over de Vlaamse Beweging voorkomt, is uiteraard geen toeval. Daels verwerft immers omwille van zijn Vlaamsgezindheid zijn plaats in de geschiedenis. Deze masterproef heeft als doel het rijkgevulde leven van Frans Daels onder de loep te nemen. In zijn leven zou Daels meerdere keren op de voorgrond treden in de Vlaamse strijd. Zijn onuitputtelijke inzet voor de Vlaamse Beweging, op allerlei vlakken, vormt dan ook de basis voor deze thesis. Er werd gekozen om zijn leven weer te geven in de vorm van een biografie, teneinde het overzicht te behouden en omdat de geschiedenis van een mensenleven zich nu eenmaal het best verhaalt in een biografische vorm. Toch wordt er getracht om iets méér te schrijven dan een biografie: er wordt ook op zoek gegaan naar de beweegredenen van de mens Daels. We gaan uit van de premisse dat zijn Vlaamsgezindheid en sociaalvoelendheid de twee hoekstenen van zijn leven vormden. Bovendien is deze thesis een noodzakelijke aanvulling op de reeds bestaande biografische geschriften en artikels die na zijn dood verschenen. In deze biografieën wordt hij telkens de hemel ingeprezen als ware hij een Vlaams profeet. Door zelf het strafdossier te consulteren en de feiten in de context te plaatsen, werd al een heel verschil opgemerkt met de artikels in het Pallieterke en met het boek Zo leefde zo sprak prof. Dr Frans Daels.2 Beiden concentreerden zich eenzijdig op het zelfgeschreven verweerschrift van Daels en op het uitgegeven Verweerschrift van prof. Dr. Frans Daels.3 dat de terugkeer van Daels naar België voor ogen had en dus zeker niet objectief te werk ging. We hopen dan ook dat deze thesis een definitieve bijdrage vormt aan de aanwezige literatuur. De directe aanleiding voor deze masterproef was een interview met één van de zonen van Daels in het weekblad Humo, waarin Luc Daels enigszins vergoelijkend praatte over 1 2 3
A. Vermeylen, Verzameld werk. Deel 4, Brussel, Manteau, 1955, p. 793. M. Boey, Zo leefde zo sprak Prof. Dr. Frans Daels, Diksmuide, IJzerbedevaartkomitee, 1972, passim. Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, s.n., s.l., 1954, 45 p
9
het oorlogsverleden van zijn vader. Nog recenter verscheen er, naar aanleiding van de nieuwe datum van de IJzerbedevaart, een artikel waarin de geschiedenis van de bedevaarten uit de doeken werd gedaan. Als allereerste voorzitter van het IJzerbedevaartcomité kon hij daarin natuurlijk niet ontbreken. Deze hernieuwde aandacht voor Frans Daels is alvast een bijkomende reden om een nieuw (academisch) licht te schijnen over zijn leven. De verschillende kanten van Frans Daels “Hij was geen gemakkelijk vlot karakter, maar zoals hij van zichzelf meer dan eens zegde, een ‘ambetanterik’”4 Frans Daels zou zijn hele leven lang eigenzinnig zijn standpunten verdedigen, wat hem het imago van een koppig man gaf. “Wanneer hij zich eenmaal een opinie gevormd had, dan vocht hij voor zijn opvattingen en was al het overige voor hem maar vergissing en bedrog”, zo schreef Hendrik Elias.5 Op drie gebieden zou Daels voor zijn opvattingen ‘vechten’. Vooraleerst was hij een geneesheer, gespecialiseerd in de verloskunde. Daarbij kwam ook zijn leerstoel aan de Universiteit Gent, waar hij lesgaf en ijverde voor een eigen Academisch Ziekenhuis. Hij was doordrongen van de sociaal-geneeskundige gedachte en hamerde er bij zijn collega’s en studenten op dat ze zich in moesten zetten voor de sociale zaak, want: “een geneeskunde die niet sociaal voelt is geen ware geneeskunde.”6 Veel van zijn tijd investeerde in armenzorg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zou hij lid zijn van verscheidene organisaties die de ergste armoede trachtten te verzachten. Een tweede strijdpunt van Daels waren zijn onophoudelijke pogingen voor een eigen Academisch Ziekenhuis. Hij zou zich bij de Commissie van Openbare Onderstand (COO) niet populair maken door het stadshospitaal ‘de Bijloke’ op te eisen voor zijn studenten. Hij zou één van de geestelijke vaders zijn van het latere Universitair Ziekenhuis. Tenslotte was er de Vlaamse strijd, waar Daels tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn hart aan verloor. Aan de IJzer werd hij geconfronteerd met de negatieve gevolgen van het dominante Franstalige leger, waardoor de Franstalige Daels van de weeromstuit Vlaamsgezind werd. In zijn hoedanigheid als stichter en voorzitter van het IJzerbedevaartcomité werd hij het ‘geweten van Vlaanderen’. Op de bedevaarten was Daels ‘bitter, schamper en onaangenaam.’ Daels klaagde elke bedevaart opnieuw de
L. Elaut, Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg, Beveren, Orion, 1981, p. 412. C. Van Louwe en P. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten : kroniek van de vergeten IJzerbedevaarten 19401944, Kortrijk, Groeninghe, 2002, p. 180. 6 M. Boey, “A. Schweitzerprijs: prof dr. Fr. Daels 90!”, in: Het Pennoen, 1.03.1972. 4 5
10
Vlaamse problematiek aan. Zijn Vlaamsgezindheid zou ook de reden zijn dat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitsers. Veel van de artikels die reeds over Daels verschenen, focussen eenduidig op deze collaboratie, zonder enige voorgeschiedenis of context mee te geven aan de lezer. Door een vollediger beeld te schetsen van zijn leven, hoopt deze thesis een genuanceerder beeld van de persoon Frans Daels te geven. Status Quaestionis van de literatuur Aangezien het leven van Daels zich afspeelde op enkele van de breekpunten van de Belgische geschiedenis, werd voor elk deel de daartoe beschikbare literatuur geraadpleegd. De literatuur over de twee Wereldoorlogen legde echter een grillig parcours af om tot het punt te komen waar ze nu staat. Het onderzoek naar de Eerste Wereldoorlog zou evolueren van een verheerlijking van het vaderland, naar een literatuur die in de jaren vijftig gedomineerd wordt door de controverse over de Flamenpolitik en het activisme. Historici als Lode Wils en Hendrik Elias namen telkens een duidelijk standpunt in, waardoor zich een boeiend debat ontwikkelde. We concentreerden ons dan ook op deze twee auteurs in onze studie over de Frontbeweging. Over de geschiedschrijving en beeldvorming van de Tweede Wereldoorlog en de repressie werd onlangs een artikel gepubliceerd door Koen Aerts. Deze stelt dat geschiedschrijving ten aanzien van de bestraffing van de collaboratie na de Tweede Wereldoorlog geen deel was van een Belgisch discours. Het waren de Vlaamse nationalisten die het discours over deze bestraffing monopoliseerden. Daardoor zat het onderzoek en het debat rond de repressie gevangen in de aanhoudende communautaire twisten. De repressie werd aangegrepen om de Vlaamse identiteitsclaim kracht bij te zetten en de breuk met België te bespoedigen. De werken die in deze periode verschenen, leggen bijna allemaal de nadruk op de ‘misleide Vlaamse idealist als slachtoffer van een wraakzuchtig België’. Dit wordt door Aerts de Klaagcultuur genoemd, die het discours domineerde tot een flink eind in de jaren ’80. Mede hierdoor ontstond in Wallonië, waar er minder aandacht was voor de (bestraffing van) de collaboratie, een beeldvorming van de Vlaamse collaboratie tegenover het Waalse verzet. Deze beeldvormingen hebben tot in de jaren 80 degelijk onderzoek naar de collaboratie en repressie geblokkeerd. De literatuur die in deze periode over Frans Daels verscheen is een ideaalvoorbeeld van dergelijke Klaagcultuur. Hij wordt erin
11
afgeschilderd als een goedmenende ziel die helaas enkele verkeerder keuze maakte, waarvoor hij buitenproportioneel gestraft werd.7 Dat dit dogma uiteindelijk doorbroken werd, is vooral te danken aan het onderzoekwerk van Luc Huysse en Steven Dhondt. Onverwerkt Verleden verscheen in 1992 en wordt sindsdien als het standaardwerk beschouwd voor onderzoek naar deze onderwerpen. Het is een breekpunt met het voorafgaande discours omtrent collaboratie en repressie. In dit werk werd de repressie en collaboratie op een kwantitatieve manier benaderd. Hiervoor baseerden ze zich grotendeels op de studie van Gilissen, die in 1951 al een enorme hoeveelheid cijfermateriaal had verzameld.8 In combinatie met een aantal eigen steekproeven formuleerden zij een realistisch antwoord op het anti-Vlaamse repressie dogma. Een andere taboedoorbrekend werk was Ieder zijn zwarte van Frank Seberechts, dat twee jaar na Onverwerkt Verleden gepubliceerd werd en een heel andere aanpak had. Seberechts ging namelijk op een kwalitatieve manier om met de repressie, waarbij hij zich vooral focuste op de menselijke en maatschappelijke aspecten van de repressie.9 Bovenstaande werken vormden de basis voor deze thesis. Daarnaast werden natuurlijk ook andere werken doorgenomen, die nog stamden uit de periode van de Klaagcultuur. Deze staan dus in schril contrast met de daarvoor gepubliceerde literatuur, maar zijn niettemin nuttig gebleken. De reeks De Kwade Jaren10, waarin Arthur de Bruyne belangrijke personen uit de Vlaamse collaboratie bespreekt, is hier een prima voorbeeld van. De Bruyne zijn werk als historicus valt niet los te koppelen van zijn Vlaamsnationalistische bewogenheid. Ook prof. Raymond Derine, auteur van Repressie zonder maat of einde11, mengde zich als politicus in het debat over repressie en amnestie. Deze literatuur werd met de nodige omzichtigheid behandeld, maar bleek toch waardevolle informatie te bevatten. Over Frans Daels zelf was er weinig literatuur te vinden. Met uitzondering van deel vijf van De Kwade Jaren wordt er in het historisch onderzoek geen bijzondere aandacht aan hem besteed. Men kan wel enige huldeboeken aan Daels vinden, maar deze beschikken niet over een bronvermelding en zijn op z’n minst tendentieus. Informatie over hem werd gevonden in algemene werken over bepaalde aspecten van de Vlaamse Beweging K. Aerts, “De bestraffing van de collaboratie na de Tweede Wereldoorlog. Beeldvorming en onderzoek”, in: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 21, (2009), pp. 2-12. 8 J. Gilissen, “Étude statistique sur la répression de l’incivisme”, in: Revue de droit pénal et de criminologie, 1951, 31. 9 F. Seberechts, Ieder zijn zwarte. Verzet collaboratie en repressie, Leuven, Davidsfonds, 1994. 10 A. De Bruyne, De kwade jaren. 5 : Robert Brasillach, fascist; Professor Daels; Drie dagen bij Degrelle; Dr. Edgard Muylle; De méns Borms, Elias als leider van het VNV, Brecht, De Roerdomp, 1976, 11 R. . Derine, Repressie zonder maat of einde? Terugblik op de collaboratie, repressie en amnestiestrijd, Leuven, Davidsfonds, 1978, passim. 7
12
en de collaboratie. In Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, het doctoraatswerk van Bruno De Wever, werd de noodzakelijke bagage meegegeven over het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) en de Raad van Leiding. Ook voor informatie over de Waffen SS werd een werk van De Wever geraadpleegd, namelijk ‘Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS’. Verder komt Daels voor in biografieën van zijn collega’s en vrienden, zoals in Professor Speleers: een biografie geschreven door Joris Dedeurwaerde, de biografie van Hendrik Elias van Pieter Jan Verstraete en in het zelfgeschreven Mijn Mémoires van Leon Elaut. Er blijkt dus nog ruimte te zijn voor verder onderzoek naar Frans Daels. Deze masterscriptie is alleszins een stap in de goede richting, maar is zeker niet het eindstation. Er werd zoveel mogelijk relevant geachte literatuur geraadpleegd, maar er zullen zeker enkele werken niet of amper gebruikt zijn. Een betamelijk aantal bronnen werden geraadpleegd, maar het is goed mogelijk dat sommige bronnen over het hoofd werden gezien. Desalniettemin hadden we nergens het gevoel dat het ons aan cruciale informatie ontbrak. De indeling van deze thesis is gebouwd rond de drie periodes die zowel in Daels’ leven als in de Belgische geschiedenis cruciaal bleken te zijn. Het gaat hier logischerwijze om de Eerste en Tweede Wereldoorlog, alsook om de repressie en terugkeer van Daels. De periodes hiervoor en –na zijn daarom niet minder belangrijk, maar fungeren eerder als de lijm die deze verschillende fases met elkaar verbindt. Er werd geopteerd om deze thesis allereerst chronologisch in te delen, in de hoop dat dit vlotheid en coherentie eerder zal bevorderen dan belemmeren. Aan het begin van elk hoofdstuk wordt, waar nodig, steeds een algemene situatieschets gegeven van de periode. Daarna volgt het meer biografische aspect, waarin wordt weergegeven wat Frans Daels in deze periode beleefde. Methodologische nota Voor het meer theoretische deel van dit onderzoek werd de reeds vermelde beschikbare wetenschappelijke literatuur geraadpleegd. Het bronnenonderzoek was een grotere uitdaging; bronnen met betrekking tot Frans Daels bleken zich in meerdere archieven in Vlaanderen schuil te houden. In eerste instantie werd gebruik gemaakt van de archieffondsen die beschikbaar waren in het Archief, Documentatie en Onderzoekscentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Een logische keuze, die beloont werd met een breed scala aan bronnenmateriaal. Het archief van Godelieve Daels, dochter van, bleek vooral interessant om gegevens over Daels tijdens en na de Eerste Wereldoorlog te verzamelen. Het bevat frontbrieven van Daels aan zijn vrouw, alsook zijn benoemingen en decoraties 13
in het leger. In het archief van Leo D’hont werden de programma’s en toespraken van de oorlogsbedevaarten teruggevonden. Het omvangrijkst was het archief van de oprichter van de Oranje-uitgeverij, Staf Vermeire. Dit archiefbestand bestond uit twee delen. In het eerste deel bevindt zich de nog bestaande briefwisseling van Daels met als onderwerp de oorlogsbedevaarten. Daels stond in een drukke correspondentie met zowel Clemens De Landtsheer, secretaris van het IJzerbedevaartcomité, als met Germain Lefever, voorzitter van de Vlaamse Oud-Strijders (VOS). Deze brieven zijn zeer waardevol, omdat goed te merken valt hoe zijn houding ten opzichte van de Duitsers en het VNV evalueerde. Het tweede deel van dit archief bevat naoorlogse brieven en artikels, onder andere over de heropbouw van de IJzertoren. Gedurende zijn verblijf in Zwitserland bleef hij in nauw contact met zijn vrienden. Ook informatie over de terugkeer van Daels werd gevonden in dit deel: de correspondentie van de schoonzoon van Daels, Andreas Van Houwe, die Daels voortdurend op de hoogte hield van de stappen die reeds genomen waren voor zijn terugkeer, werd hierin bewaard. Daarnaast bevonden een aantal brieven die Daels stuurde na zijn terugkeer, bijvoorbeeld over het erevoorzitterschap, zich in dit bestand. Het ADVN was dus een zeer vruchtbaar archief voor informatie over Daels. Vervolgens werd het archief van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA) doorzocht. Het omvangrijke VNV-archief werd niet geraadpleegd, omdat we vermoeden dat in het lijvige doctoraat van Bruno De Wever voldoende informatie hierover te vinden zou zijn. Wel werden er de verschillende krantenknipselmappen over Daels geconsulteerd. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog verschenen regelmatig artikels over Daels, zowel in Vlaamsgezinde kranten zoals het Pallieterke, waarin niet zelden zijn terugkeer geëist werd, als in het neutralere De Standaard. Na zijn terugkeer werd hij regelmatig eens geïnterviewd. Deze interviews bleken zeer informatief te zijn. In het SOMA werden ook enkele van de door Daels geschreven boekjes geraadpleegd. Ten derde werd toegang verkregen tot het strafdossier van Frans Daels, dat zich bevond in het archief van het krijgsauditoraat van Gent. Dit lijvige dossier bevat naast het vonnis ook het aangevoerde bewijsmateriaal. Verschillende brieven en getuigenissen met betrekking tot Daels zijn collaboratie werden hier verzameld, zoals bijvoorbeeld brieven naar Oberverwaltungsrat Thedieck. Bijzonder aan dit dossier is dat er tevens een Verweerschrift aan werd toegevoegd, waarin Daels zichzelf verdedigt tegen de aanklachten. Het dossier besluit met een aantal stukken van na de terechtstelling. Dit zijn vooral proces-verbalen van de politie van Gent, die in 1946 en 1947 op zoek waren naar de ondergedoken Daels en, op basis van getuigenissen, een aantal vruchteloze huiszoekingen deden. 14
Als laatste werd in het universiteitsarchief het personeelsdossier van Daels geconsulteerd. Het ligt voor de hand dat dit vooral informatie bevat over de professionele bezigheden van Daels, zoals bijvoorbeeld over de problematiek van de vroedvrouwenschool. het archief van de handschriftenleeszaal van de Universiteit Gent bezat een kleine collectie briefwisseling tussen Frans Daels en Frans Van Cauwelaert. Naast al dit geschreven bronnenmateriaal werd ook prof. em. Luc Daels, zoon van, geïnterviewd. Dankzij dit boeiende interview konden een aantal gaten in het verhaal opgevuld worden. Bovendien werd op deze manier een goede karakterschets verkregen van de persoon Frans Daels. Al deze bronnen werden, met de kritische methode indachtig, verwerkt. Niet al het verwerkte materiaal belandde uiteindelijk in deze thesis, maar was toch nuttig voor de algemene beeldvorming van de situatie.
15
Deel I: De vooroorlogse periode (1882-1914)
12
Op 7 januari 1882 werd François Marie Daels geboren in het schipperskwartier te Antwerpen. Zijn ouders waren Petrus Franciscus ‘Frans’ Daels, een apotheker, en Maria Verellen, door wie hij Franstalig opgevoed werd. Zijn middelbare diploma behaalde hij aan het Sint-Jan Berchmancollege. Hij besloot om geneeskunde te studeren in Leuven, waar hij zijn kandidaturen aflegde. Maar het was aan de Universiteit Gent waar hij zou promoveren (magna cum laude) tot doctor in genees- heel- en verzorgkunde. In deze jaren zou Daels’ academisch werk meerdere malen bekroond worden. Zo was hij driemaal laureaat in de Alvarenga-prijskamp, die uitgeschreven werd door de Académie royale de Médicine de Belgique (1909, 1910, 1911). Na zijn benoeming tot doctor werd Daels voor één jaar assistent van professor J.F. Heymans aan het Instituut voor Pharmacodynamie van de Universiteit Gent. Daarna besloot Daels om als vrijwillig buitenlands assistent te verblijven aan de Berliner Universitätsfrauenklinik (de charité), waar hij onder de auspiciën van de vermaarde vrouwenarts prof. E. von Bumm zich verder specialiseerde in de verloskunde en zich de Duitse taal machtig maakte. Daels
12
Onbekend, Verloskundige Frans Daels in toga met eretekens, zwart-wit foto, s.d., Collectie Universiteit Gent.
16
keerde regelmatig terug België. Zo trouwde hij op 7 november 1908 met Joanna Vercauteren, die eveneens afkomstig was uit de Antwerpse burgerij.13 In 1909 zou Daels zich definitief in de Sint-Pietersnieuwwstraat in Gent vestigen. Hij werd assistent aan het Bacteriologisch Instituut en zette in juli een particuliere praktijk op. In december van dat jaar verkreeg hij de titel van Speciaal Doctor in de verloskunde en de gynaecologie, naar aanleiding van zijn uitstekende thesis Au sujet de l’eclampsie et de son traitement.14 Na het overlijden van prof. Van Cauwenberghe, werd hij in 1911 benoemd tot professor, en kreeg hij de verantwoordelijkheid over de cursus van de ‘Obstetrische en de Gynaecologische Kliniek’.15 Na zijn benoeming als professor, zette Daels zijn schouders onder het eigen Academisch Ziekenhuis. Hij klaagde het tekort aan patiënten voor de studenten aan en tolereerde niet dat de dokters en verplegers van de Bijloke het gezag van het universitair personeel miskenden. Voordat Daels zich met de zaak ging bemoeien, was er namelijk een ingewikkelde ziekenhuissituatie in Gent. Op het einde van de negentiende eeuw was er een toename van het studentenaantal, waardoor men een aantal medische instituten had opgetrokken aan het Burgerlijk Hospitaal van de Bijloke. Deze nieuwe academische instituten stonden onafhankelijk van elkaar, maar voor de patiënten en de ziekenzorg bleef de universiteit afhankelijk van de Bijloke. Wie zich dus wou laten behandelen door een hoogleraar, moest over straat naar de operatiekwartieren in de poliklinieken gerold worden. Ondanks deze ongelukkige toestand was er wel een gezonde verstandshouding tussen het medisch korps van de Commissie Burgerlijke Godshuizen en de universiteit. Daels zou deze verstandshouding radicaal doorbreken en voluit de belangen van zijn studenten verdedigen. De gemoederen liepen vaak hoog op. Zo zou hij zelfs een officiële blaam krijgen van de universiteit nadat hij was uitgevlogen tegen de bestuurder van het Vroedvrouwenhuis. Hij was boos omdat de geneeskundestudenten hoogstens de kans hadden om een verlossing op afstand te volgen, verre van ze zelf te kunnen leiden.16 Dit conflict op de Materniteit zou pas ten einde komen in 1924, wanneer er een onafhankelijke verloskundige afdeling komt op de benedenverdieping van het Moederhuis. Tijdens zijn strijd voor een zelfstandige afdeling, rijpt bij Daels het idee voor een volledig autonoom ziekenhuis (cfr. infra).17 De flamingant 13
G. De Smet en M. Thiery, Nationaal biografisch woordenboek, Brussel, Paleis der Academiën, 1996, deel 15, p 138. 14 F. Daels, Au sujet de l'éclampsie et son traitement, Gent, Eylenbosch, 1910, 144 p. 15 G. De Smet en M. Thiery, Nationaal biografisch woordenboek, p. 139. 16 L. Elaut, “In memoriam prof. Dr. Frans Daels. Een poging tot doorlichting van zijn wetenschappelijk oeuvre”, in: Wetenschappelijke tijdingen, 34 (1975), 1, p. 5. 17 L. Elaut, Een epos: het Gentse akademisch ziekenhuis, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1977, p. 32.
17
Een typerend citaat van Daels is “je suis flamingant, par devoir social”.18 Daels was op politiek vlak zeker nog niet actief. Ook het studentenflamingantisme had hem niet aangesproken. Volgens zijn goede vriend, Jozef Goossenaerts, had Daels slechts eenmaal een vergadering van ‘De Rodenbachsvrienden' bijgewoond. Toch was Daels in Leuven, weg van thuis, Vlaamsbewust geworden. Zoals het citaat het stelt, was het vooral sociale dat bij Daels primauteit had. Door als jonge arts in contact te komen met de sociale ellende ontdekte hij de Vlaamse strijd. Daels sprak toen nog veel Frans, waardoor zijn Nederlands maar pover was. Een anekdote van Goosenaerts toont dit aan: “De jonge Daels gaf in 1907 een lezing op het Vlaams Geneeskundig congres. Hij genoot niet al te veel bijval, want men verstond ‘zijn’ Vlaams niet.”19 Tenslotte dient vermeld te worden dat Daels in deze vooroorlogse periode tweemaal vader werd: van Francine (°1911), die later zou huwen met Amaat Bockaert (die ook een aanhanger was van het Vlaams-nationalisme), en van José (°1914), die in de voetsporen van zijn vader zou treden als vrouwenarts.
18 19
M. Boey, “A. Schweitzerprijs: prof dr. Fr. Daels 90!” In: Het Pennoen, 1.03.1972. “Professor Daels ‘Testamentuitvoerder van de IJzer.’”, in: ’t Pallieterke, 7.1.1982.
18
Deel II: De Eerste Wereldoorlog
20
In dit deel wordt de evolutie die Daels’ doormaakte tijdens de Eerste Wereldoorlog besproken. Allereerst wordt het brede kader van de eerste Wereldoorlog geschetst. Daarna wordt dieper ingegaan op het activisme en de Flamenpolitik. Deze context dient als een houvast voor het tweede hoofdstuk, waar een overzicht van Daels’ activiteiten tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt gegeven.
20
Onbekend, De leiders van de Frontbeweging met Frans Daels in het midden, zwart-wit foto, s.d., Collectie Universiteit Gent.
19
Hoofdstuk I: De geschiedenis van de Groote oorlog België werd tijdens de Eerste Wereldoorlog gedomineerd door twee vooroorlogse problemen. Er was de Vlaams problematiek en het sociale vraagstuk, dat zich vooral concentreerde op de strijd voor het algemeen enkelvoudig stemrecht. Met name de Vlaamse kwestie zou tijdens de oorlog pas écht een probleem worden: zowel op het front (de Frontbeweging) als in het bezette België, waar de bezetter een actieve Flamenpolitik voerde. Door de bezetting kwam het sociale probleem op de achtergrond terecht. Pas op het einde van de oorlog (en daarna) zou het debat rond het algemeen enkelvoudig stemrecht weer oplaaien. Hoewel het stemrecht verkregen werd, zou de Vlaamse strijd een dieptepunt bereiken na de oorlog.21 De Duitse inval Met de Duitse invasie op 4 augustus 1914 kwam een einde aan de Belgische neutraliteit. Dat Duitsland daadwerkelijk naar de wapens zou grijpen, werd lange tijd niet mogelijk geacht door de Belgische bevolking. Men hoopte dat de in 1839 overeengekomen neutraliteit België zou beschermen tegen het oorlogsgeweld. Pas na het ultimatum van de Dubbelmonarchie aan Servië (23 juli 1914) nam België de oorlogsdreiging ernstig. Er werd tot een beperkte mobilisatie overgegaan, vooral omdat de regering wou aantonen dat ze enkel de Belgische neutraliteit wou verdedigen. Dat Duitsland met deze neutraliteit geen rekening ging houden, bleek uit hun ultimatum van 2 augustus. Daarin beweerden ze te hebben vernomen dat Frankrijk door België zou trekken om Duitsland aan te vallen. Omdat België niet in staat was om die aanval af te slaan, eiste Duitsland het recht op om het Franse leger in België tegemoet te komen. Als België dit zou toestaan, zou het na het herstel van de vrede terug over zijn onafhankelijkheid en integriteit beschikken. Als België dit zou weigeren, dan werd het als een vijandelijke staat beschouwd.22 Na dit ultimatum zaten de Belgische regeringsleiders in zak en as. Eensgezind werd besloten om het Duitse ultimatum te verwerpen. Men ging over tot een volledige mobilisatie van de Belgische defensiemiddelen. Toen Duitsland na deze afwijzing overging tot de aanval, besloot men om een positief antwoord te geven aan het aanbod van Engeland om België ter hulp te komen. Daarnaast zou men ook een beroep doen op de hulp van de andere leden van de Triple Entente, Frankrijk en Rusland.23 Er zou maar voor een korte tijd sprake zijn van een bewegingsoorlog, want nadat de sluizen van Nieuwpoort geopend werden, veranderde IJzervlakte in een ware T. Luykx, Politieke geschiedenis van België van 1789 tot heden, Amsterdam, Elsevier, 1973, p. 260. T. Luykx, op. cit., p. 261. 23 T. Luykx, op. cit., p. 262. 21 22
20
modderpoel. Beide legers groeven zich in en de strijd nam de vorm aan van een loopgraven- en stellingenoorlog, die drie-en-half jaar zou duren.24 De regering in Le Havre Nadat de regering besloten had om het Duitse voorstel te verwerpen, moesten ze de vlucht nemen voor de Duitse opmars. Ze vroegen -en verkregen- toestemming om zich in Frankrijk te vestigen. In Sainte-Adresse, dicht bij Le Havre, zou de regering de hele oorlog verblijven, met het voorrecht der extraterritorialiteit. Een normale parlementaire controle van de regeringsdaden was echter niet mogelijk, aangezien de overgrote meerderheid van de parlementairen zich in het bezette gebied bevond. Omdat het parlement niet bijeen kon komen, voerde de regering haar bewind uit via besluitwetten. Aan het hoofd van deze regering stond Charles de Broqueville. Pas op het einde van de oorlog, op 1 juni 1918, werd hij vervangen door Gerard Cooreman.25 De regering hield zich hoofdzakelijk met twee zaken bezig. Naast natuurlijk de Duitse invasie, was het vooral de Vlaamse kwestie die voor spanningen zorgde. Vooral omtrent de houding die aangenomen moest worden ten opzichte van de frontsoldaten waren de meningen verdeeld. Sommige Vlaamsgezinde ministers, zoals Helleputte, stonden open voor de eisen van de frontbeweging, andere veel minder. Tijdens het laatste oorlogsjaar werden een aantal beslissingen genomen die enkele van de Vlaamse problemen zouden oplossen, zoals de vernederlandsing van de Universiteit Gent. Hiervan zou uiteindelijk niets in huis komen, doordat er na de bevrijding een sterke anti-Vlaamse reactie losbarstte.26 Het activisme en de flamenpolitik Het Belgisch patriottisme zou bij de aanvang van de oorlog heropflakkeren. In een oproep aan het volk riep koning Albert de Vlamingen en de Walen op om zich eensgezind in te zetten voor het vaderland: “Vlamingen, gedenk den Guldensporenslag. Walen, gedenkt de Zeshonderd Franchimontezen!” Deze oproep viel niet in dovemans oren bij de Vlamingen, die zich bijna allen aan de zijde van de koning schaarden. Aanvankelijk waren alle Belgen het erover eens dat de vooroorlogse twisten nu geen rol meer mochten spelen.27 Toch zou deze ‘godsvrede’ maar van korte duur zijn. Na een paar weken kwam zowel de taalstrijd als de ideologische discussie opnieuw aan bod. Een aantal flaminganten T. Luykx, op. cit., p. 264. T. Luykx, op. cit., p. 266. 26 T. Luykx, op. cit., p. 267. 27 H.J. Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging 1914/1939. De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep Augustus 1914/november 1919, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1969, p. 13. 24 25
21
besloot daarom te collaboreren met de bezetter, in de hoop dat deze de Vlaamse grieven zou beantwoorden. Deze Vlamingen werden ‘activisten’ genoemd en vielen uiteen in twee groepen, waarvan enkel de eerste groep een duidelijk anti-Belgisch standpunt innam. Deze groep werd Jong-Vlaanderen genoemd en had zijn belangrijkste kern in Gent. De Nederlandse dominee Domela Nieuwenhuis voerde deze groep aan. Zij streefden de vernietiging van de Belgische staat na en pleitten voor de oprichting van het Koninkrijk Vlaanderen, dat nauw zou samenwerken met Duitsland. Daarnaast eisten zij de oprichting van een eigen Vlaams leger en de annexatie van Frans-Vlaanderen. Binnen deze groep was het pro-Duitse standpunt een twistpunt, wat er toe zou leiden dat de gematigden zich los zouden scheuren van Jong-Vlaanderen. De standpunten van deze groep werden in het blad De Vlaamsche Post (dat financieel gesteund werd door de Duitsers) verwoord. Het blad zou maar een kort leven beschoren zijn: het ging in mei 1915 op de fles.28 De tweede groep was minder radicaal. De zogenaamde Unionisten verkozen een federale Belgische Staat, met verregaande autonomie voor de deelstaten. Zo wensten zij een einde te stellen aan de minderwaardige positie van Vlaanderen. Daarvoor zagen ook zij de bezetter als een helpende hand. In het Antwerpse blad Het Vlaamsche nieuws werd hun visie sinds 1915 verkondigd.29 Tegenover deze activisten stonden de passivisten, die trouw bleven aan het staatsverband en elke medewerking met de bezetter afwezen. De naar Nederland uitgeweken Frans Van Cauwelaert was de spreekbuis van deze strekking. Een tijdlang werkte Van Cauwelaert mee aan De Vlaamsche Stem, dat in Amsterdam gepubliceerd werd voor de uitgeweken Vlamingen. Maar vanwege het radicaliseren van de Vlaamse standpunten van het blad zou Van Cauwelaert afstand nemen. Als alternatief voor de door de Vlaamsche Stem gepropageerde samenwerking met de bezetter lanceerde hij, samen met Julius Hoste, in 1915 het weekblad Vrij België. Hierin werd de unitaire Belgische staat verdedigd. Voor Van Cauwelaert en consorten was de Vlaamse kwestie een intern probleem, waarover tijdens de oorlog niet gediscussieerd diende te worden. Elke vijandelijke hulp bij deze kwestie werd afgewezen, en bijgevolge werd het activisme veroordeeld. Toch zouden Van Cauwelaert en Hoste nooit spreken over de activisten als ‘verraders’. Vooral Van Cauwelaert besefte heel goed dat het activisme bij de bevolking een afkeer deed ontstaan tegen de Vlaamse Beweging en de Flamenpolitik.
D. Vanacker, De Frontbeweging: de Vlaamse strijd aan de IJzer, Koksijde, De Klaproos, 2000, p. 26. L. Wils, Flamenpolitik en aktivisme: Vlaanderen tegenover België in de eerste wereldoorlog, Leuven, Davidsfonds, 1974, pp. 102-105. 28 29
22
Tijdens en na de oorlog zou hij steeds een verzoenende houding ten opzichte van de activistische flaminganten propageren.30 De Flamenpolitik De collaboratie met de bezetter verliep zeer vlot, temeer omdat de Duitsers een actieve Flamenpolitik voerden. In eerste instantie was de Flamenpolitik erop gericht om de annexatie van Duitsland voor te bereiden. Toen echter duidelijk werd dat de kans bestond dat Duitsland België zou moeten opgeven, gingen de Duitsers de grieven van de Vlaamse beweging aangrijpen om Vlaanderen los te weken van België.31 De Duitsers hadden namelijk snel ingezien dat ze door de Vlaamse Beweging voor hun kar te spannen, Duitsland als een natuurlijke beschermheer konden voorstellen en niet als een agressieve bezetter gezien zouden worden.32 Gouverneur-Generaal von Bissing was belast met de uitvoering van deze Flamenpolitik.33 Hij zou een aantal van de activistische eisen inwilligen. De bekendste hiervan –en ook de enige succesvolle- was de realisatie van de vernederlandsing van de Universiteit Gent in 1916. Dit zou een tweespalt vormen in de Vlaamse beweging. Veel flaminganten, waaronder Van Cauwelaert, keurden dat ‘Duits maneuver’ volledig af. Voor hen diende elke hulp van de vijand te worden afgewezen. Toen dan ook nog twee vooraanstaande Gentse professoren, de historici Paul Fredericq en Henri Pirenne, gedeporteerd werden, was het hek helemaal van de dam. Zonder deze deporatie hadden waarschijnlijk meer flaminganten de Gentsche Hoogeschool aanvaard.34 Nu was er amper steun. Dit uitte zich in de grote moeilijkheden die men had in het vinden van een waardig professorenkorps. De meerderheid van het oude professorenkorps had zijn ontslag ingediend, waardoor men op zoek moest gaan naar nieuwe professoren. Deze behoorden tot de activistische strekking, zoals bijvoorbeeld Lodewijk Dosfel, die hierdoor mee in de collaboratie werd gesleurd.35 De vernederlandsing van de universiteit zou voor een blijvende verdeeldheid zorgen in de Vlaamse Beweging. Het enige succes van de Flamenpolitik was dan ook datgene waarvoor deze politiek in het leven was geroepen: het dienen van de Duitse belangen.36
L. Wils, op. cit., p. 137. B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, 1933-1945, Gent (onuitgegeven doctoraatsverhandeling Universiteit Gent), 1992, p. 4. 32 L. Wils, Flamenpolitik en activisme, p. 29. 33 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, pp. 22-23. 34 L. Wils, Flamenpolitik en aktivisme, pp. 162-163. 35 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p.272. 36 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, pp. 2-4. 30 31
23
Hoe het activisme en de Flamenpolitik met elkaar in contact kwamen, is al lang voorwerp van discussie. Zoals Lode Wils het zich zo treffend afvraagt: “Is het activisme voortgekomen uit het Duitse lokken, dat van december 1914 af heel openlijk gebeurde? Of zijn flaminganten spontaan bij de Duitsers gaan aankloppen? Of beide tegelijk?” 37 Wils zal vooral de nadruk leggen op de Duitse politiek. Voor hem zijn het de inspanningen van de bezetter die de basis vormden van het activisme. Toch erkent hij het belang van de Vlaamse beweging vòòr de oorlog. Hendrik Elias ziet activisme eerder als een autonome ontwikkeling. Het was “de logische uitgroei van het nationalisme dat steeds in de beweging verscholen lag en juist op de vooravond van de oorlog zijn doorbraak vond van het culturele naar het politieke.”38 Elias zou minder de nadruk leggen op de rol Flamenpolitik en zich meer focussen op de anti-Vlaamse houding van de Franstalige burgerij.39 Uiteindelijk zijn het maar nuanceverschillen tussen deze auteurs, met elk een eigen nadruk. We kunnen dus concluderen dat het een wederzijdse bevruchting was tussen de reeds aanwezige Vlaamse Beweging en de Duitse belangenpolitiek die uiteindelijk tot het activisme, in al zijn vormen, geleid heeft. De Frontbeweging Voor de huidige Vlaams-nationalisten is het nog steeds de Frontbeweging die als dé bakermat van het Vlaams-nationalisme gezien wordt. De IJzertoren en de bedevaarten zorgen voor een blijvende herinnering aan het ‘Vlaamse lijden’ aan het front. Het verhaal van ‘het Vlaamse lijden’ op het front is één van de stichtingsmythes van het Vlaamsnationalisme. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat in de geschiedschrijving van de Frontbeweging waarheid en mythe elkaar afwisselen. De mythe gaat als volgt. Het ijzerleger bestond voor 80% uit Vlamingen, die onder het bevel stonden van Vlaamsonkundige legerofficieren. Het Belgische leger, al voor de oorlog hét Franstalig bastion bij uitstek, zou tijdens de oorlog verder verfranst en zelfs Vlaamshatend geworden zijn. Dit zou tot vreselijke wantoestanden geleid hebben, waarin de Vlaamse studenten de dood ingestuurd werden omdat ze de Franse bevelen niet begrepen. Lange tijd werden deze ‘statistieken’ klakkeloos overgenomen. Pas in 1976 zorgde het onderzoek van F.E. Stevens voor een correctie, waarmee de 80%-mythe van de kaart geveegd werd. De verhalen over de toestanden bleken wel grotendeels te kloppen, zo bleek uit onderzoek van Luc Coenen en Luc De Vos. De Frontbeweging klaagde dus wel degelijk bestaande wantoestanden aan, maar in hun ijver en
L. Wils, Flamenpolitik en activisme, p. 28. H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 101. 39 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, pp. 6-9. 37 38
24
verontwaardiging primeerden niet altijd de feiten.40 Aldus was er in het Belgische leger een feitelijke (en gevoelsmatig grote) ongelijkheid tussen de Vlamingen en Franstaligen. Met Franstaligen worden niet alleen Walen bedoeld, maar ook Vlamingen die weigerden Nederlands te praten en zich enkel in het Frans kenbaar maakten.41 Na het stabiliseren van het front ondernamen jonge Vlaamse katholieke intellectuelen pogingen om het (intellectuele) leven aan het front te verbeteren. Uit deze groep vloeide de Frontbeweging voort. Door het uitgeven van allerlei blaadjes klaagden de ze de wantoestanden aan het front aan. De leden van de Frontbeweging waren zonder uitzondering jonge katholieke intellectuelen, die voor de oorlog lid waren van katholieke studentenverenigingen en ook aan het front actief waren in diverse studiekringen. De beweging was sterk Christelijk en Vlaams geïnspireerd. Ze huldigden de leuze ‘AVV.VVK.’ Deze leuze werd door de vereniging ‘Heldenhulde’ gekerfd in de grafzerken van de gesneuvelde Vlaamse soldaten. Ook door de verspreiding binnen en buiten het front van allerlei frontblaadjes, zoals De Belgische Standaard en Ons Vaderland, klaagden zij de taalongelijkheid in het leger aan.42 De legerleiding was -op z’n zachts gezegd- niet gediend met de Vlaamse woelingen in de loopgraven. Ze reageerden hard: in 1917 werden de studiekringen afgeschaft, de frontblaadjes werden preventief gecensureerd en zelfs de letters ‘AVV-VVK’ werden van de grafzerken verwijderd. Er werd besloten om de Frontbeweging ondergronds verder te zetten. De leiding ervan werd waargenomen door de Legervergadering, waarvan Korporaal Adiel de Beuckelaere de hoofdman was samen met zijn twee secretarissen, Filip de Pillecijn en Rik Borginon. Daarnaast waren er zes afgevaardigden van de zes legerdivisies. Zij werden regelmatig vergezeld door personen die geen deel uitmaakten van de Legervergadering, zoals prof. Daels.43 Het was op een vergadering in mei 1917 dat de Frontbeweging besloot om met een eigen programma naar buiten te komen. Zelfbestuur was de voornaamste eis. Daarnaast vroegen ze een eigen Vlaamse universiteit, en eisten ze de splitsing van het leger in een Waals en Vlaams legioen. Ze kwamen ook naar voren met hun eerste openbaar manifest: in de ‘Open Brief aan den Koning der Belgen, Albert I’, somden ze al hun ongenoegens op over de Vlaamsonkundige en/of Vlaamsvijandige officieren. Dergelijke brieven hadden
B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, pp. 15-17. T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 265. 42 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 265. 43 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 119. 40 41
25
echter geen ander resultaat dan de nog strengere vervolging van de beweging door de legeroverheid en enkele loze beloften van de regering in Le Havre.44 Volgens de mythe was de Frontbeweging altijd loyaal gebleven aan de Belgische staat. Dit klopt in zekere mate: Ze stonden voornamelijk in contact met de passivisten, zoals Van Cauwelaert. Op het einde van de oorlog zouden er echter twijfels groeien over de effectiviteit van deze aanpak. Hun eis voor een Vlaamse Hoogeschool was dezelfde als die van de activisten. Er vond dan ook een toenadering plaats tussen de Frontbeweging en het activisme. Dit zeer tegen de zin van Van Cauwelaert, die hierdoor aan populariteitverlies leed. De anti-Belgische gevoelens laaiden op aan het front en de Frontbeweging besloot om zogenaamde ‘sublieme deserteurs’ te laten overlopen naar de Duitse linies. Op de nacht van 30 april op 1 mei 1918 liepen vijf Vlaamse soldaten, waaronder Jules Charpentier, over.45 Later zou de Frontbeweging beweren dat Jules Charpentier louter de opdracht had om enkele vooraanstaande Vlamingen te contacteren om hun mening te vragen over het activisme, alsook om de mogelijkheid tot samenwerking tussen de Frontbeweging en de activisten te bespreken. Is dit een teken dat (een deel van) de Frontbeweging zodanig geradicaliseerd was dat zij eerder een oplossing zagen in een samenwerking met de Duitsers dan te blijven wachten op de beloftes van de Belgische regering? De missie had alleszins niet het gewenste effect. Charpentier en een van zijn metgezellen, Karel De Schaepdrijver (die met de missie niks te maken had en tegen de zin van de frontbeweging was meegegaan) werden de speelballen van de Duitse propaganda en de Jong-Vlaamse activisten. De Frontbeweging was genoodzaakt zich te distantiëren van de missie. Na de oorlog zou deze Charpentier-zending de Frontbeweging nog zuur opbreken.46 De reactie van de overheid ten opzichte van de frontbeweging (zoals de veroordeling van De Beuckelaere voor hoogverraad) zou echter leiden tot een verdere radicialisering van de anti-Belgische gevoelens. Dit zou resulteren in de oprichting van Frontpartij, die de Vlaamse eisen van de frontbeweging ook na de oorlog zou verdedigen.47 Betekenis voor het Vlaams-nationalisme Wat betekenden de frontbeweging en het activisme nu voor de verdere ontwikkeling van het Vlaams-nationalisme? Om het belang van beide bewegingen te schetsen, moeten H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 121. H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, pp. 135-145. 46 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 135-145. 47 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p.15. 44 45
26
we rekening houden met de mythes waarop ze zich beriepen, en niet op de feitelijke gegevens ervan. Die waren voor de Vlaams-nationalisten niet bekend of niet relevant. Het directe gevolg van de Frontbeweging was de oprichting van de Frontpartij. De combinatie van de ervaring van ‘het Vlaamse Lijden’ aan het front en de 80%-mythe zal zowel voor de Frontpartij als voor het latere VNV een onuitputtelijke wervingsbron blijken, alsook de legitimatie voor de sterkste eis van dit Vlaams-nationalisme: de ontvoogding van Vlaanderen door de ontwikkeling van een autonoom Vlaanderen stond vanaf nu bovenaan de agenda.48 Over de betekenis van het activisme voor het Vlaams-nationalisme zijn de meningen verdeeld. Waar Lode Wils de nadruk legt op de tolerante houding van de loyale flaminganten zoals Van Cauwelaert, die de activisten niet veroordeelden, is het voor Elias eerder het activisme zélf dat de nieuwe anti-Belgische fase in de Vlaamse beweging inluidde. Het cultuurflamingantisme van de vooroorlogse periode was geëvolueerd naar een harde, anti-Belgische strekking. Doordat de beweging zich bovendien bleef richten op de gewone soldaten verkreeg ze een democratischer karakter.49 Ook op een heel ander vlak bleek de Eerste Wereldoorlog een invloed te hebben op het verdere verloop van de Vlaamse beweging. Namelijk dat een groot deel van de personaliteiten van de Frontbeweging en het activisme tijdens de Tweede Wereldoorlog samen zouden werken met de Duitse Bezetter. Een voorbeeld hiervan is Frans Daels, die in de Raad van Leiding van het VNV stapte.50
B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 22. B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 13. 50 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, pp. 22-23. 48 49
27
Hoofdstuk II: flamingant aan de IJzer Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zou Daels onmiddellijk als vrijwillig dienst nemen.
Hij
zou
als
milicien-krijgsarts
doorheen
de
oorlog
verschillende
onderscheidingen krijgen. Zo werd hij in 1914 tot ridder in de Leopoldsorde benoemd voor het doorbreken van de Duitse linies om zich bij het Belgische leger te voegen in de eerste oorlogsmaand. Deze positieve houding van de legertop ten opzichte van Daels zou echter niet blijven duren.51 Gedurende de oorlog was Daels gestationeerd in Sint-Margriete-Houtem, waar hij samen met zijn brancardiers de gewonden uit de voorste linies verzorgde. Naast zijn geneeskundige bezigheden had Daels voldoende tijd om zich in te zetten voor de Vlaamse zaak. Voor de oorlog was hij nauwelijks betrokken geweest bij de Vlaamse beweging. Maar aan het front zou hij zich ontpoppen als één van de voortrekkers van de Vlaamse strijd. Elias beschouwt de ontmoeting van Daels met Cyriel Verschaeve in oktober 1914 als één van de twee aanknopingspunten van de Frontbeweging. Cyriel Verschaeve was de onderpastoor van Alveringem, dat vlak achter het IJzerfront lag. Hij zou uitgroeien tot de geestelijke raadsman van de Frontbeweging. Na deze ontmoeting zou Daels later nog een tijd inkwartieren bij Verschaeve. Beide mannen hadden op dat moment, volgens Elias, nog ‘zuiver Belgische-vaderlandse gevoelens’. Van deze twee mannen zou een eerste impuls tot actie uitgaan. Al voor de oorlog was Verschaeve actief in de Vlaamse beweging. Dit was bij Daels niet het geval. Het was vanwege zijn plichtsgevoel ten opzichte van zijn medesoldaten dat hij zich hierin engageerde.52 De Belgische Standaard Daels was van in het begin betrokken bij de Vlaamse beweging aan het front. Eén van de eerste daden die hij zou stellen was zijn medewerking aan De Belgische Standaard. Deze krant werd voor het eerst gedrukt in januari 1915 en kwam er op initiatief van kapucijn Ildefons Peeters. Deze had medewerking gevraagd aan ‘juffrouw Belpaire’, de 63-jarige dame met wie Daels later nog in de clinch zou gaan. Via Verschaeve kwam Daels in contact met dit initiatief. Hij maakte enkele weken deel uit van de redactie, maar al snel liet hij die positie over aan aalmoezenier Victor van Gramberen. Daels zou wel regelmatig blijven schrijven voor het dagblad. De krant had als motto ‘Voor God en Vaderland’ en portretteerde zich als een Vaderlandsliefhebbend, Vlaams en katholiek 51 52
ADVN 96/132, archief Godelieve Daels, lijst van onderscheidingen, s.d. H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 109.
28
blad. Ze namen tevens een fervent anti-Duits standpunt in. Elke vorm van medewerking met de bezetter, zoals de vernederlandsing van de universiteit, werd in bitse bewoordingen veroordeeld.53 Daels kon in dit blad enige tijd zijn hart luchten over de problemen aan het front en met het ministerie. Vaak nam hij scherpe stellingen in. Zo zou Daels het niet kunnen laten zijn mening te verkondigen over de krant Het Vaderland. Deze krant werd opgericht door Fernand Neuray in augustus 1915 en kreeg prompt alle steun van premier de Broqueville, zowel op financieel vlak als door het blad ogenblikkelijk de toestemming te geven om het te laten verdelen door de militaire venters. Op deze toestemming wachtte de Belgische Standaard al zeven maanden. Het Vaderland was er duidelijk als tegengif voor de Vlaamsgezindheid van De Belgische Standaard: “[…] zal het blad zich onthouden polemiek te voeren over de Vlaamse kwestie.” De reactie van Daels was kort en krachtig;. Hij vond Het Vaderland simpelweg ‘walgelijk’.54 De Belgische Standaard trachtte de verveling aan het front te bestrijden door allerlei activiteiten en wedstrijden te organiseren. Het was Frans Daels die hier de drijvende kracht achter was. Zo organiseerde hij verschillende tekenwedstrijden om het artistieke leven aan het front te verbeteren. Het was via de eerste wedstrijd (eind juli 1915) dat Joe English, de kunstschilder uit Brugge die deel uitmaakte van de hulptroepen van de genie, in contact kwam met Frans Daels. Later zou English de verschillende ‘boekjes’ van Daels
illustreren.
Naast
tekenwedstrijden
zou
Daels
ook
poëziewedstrijden
organiseren.55 Sekretariaat der Katholieke Vlaamse Hoogstudenten Daels organiseerde dergelijke initiatieven omdat hij weerwerk wou bieden aan de ‘zedenverloedering’ die volgens hem plaatsvond aan en achter het front. Tijdens een reis naar Parijs had hij met eigen ogen gezien hoe de Belgische soldaten loos gingen met drank en vrouwen. Hij vreesde dat dit soort gedrag zou leiden tot een respectloosheid voor de vrouw, het verdwijnen van enig gevoel van eer en bovendien voor psychische en medische problemen kon zorgen. In De Belgische Standaard maande hij de overheid aan om in te grijpen, al was het maar om te voorkomen dat de venerische ziekten de soldatenpopulatie zouden uitdunnen. Hij stelde voor om de soldaten op verlof te sturen naar de zee of naar kleine dorpen, waar er minder verleiding was en de soldaten beter konden rusten. Daels liet niet na om zijn lezers vermanend toe te spreken in dergelijke D. Vanacker, De frontbeweging, pp. 38-40. D. Vanacker, De frontbeweging, p. 58. 55 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 80. 53 54
29
artikels. Dit was blijkbaar niet zonder effect, want verschillende soldaten voelden zich aangesproken door deze boodschap.56 Omdat een oplossing van de overheid uitbleef ging Daels over tot de oprichting van het Sekretariaat der Katholieke Vlaamse Hoogstudenten (SKVH). Op 11 februari 1916 zou er in de Belgische standaard een oproep verschijnen die gericht was aan de katholieke Vlaamse hoogstudenten om deel uit te maken van het SKVH. Voor Daels waren deze studenten de toekomstige leiders van Vlaanderen en dienden en beschouwde hij het als hun plicht om zich in te zetten voor hun volk. Door het goede voorbeeld te geven, zouden de studenten het doel van het SKVH dienen: “het behoud van der Vlaamse jongens, midden in de menigvuldige gevaren, onafscheidelijk van een langgerekt, onnatuurlijk oorlogsleven.”57 Aanvankelijk had Daels niet tot doel om de Vlaamse soldaten tot Vlaamsgezinde actie aan te zetten. In het begin was hij er zelfs van overtuigd dat de Vlaamse eisen na de oorlog nog enige tijd opgeborgen dienden te blijven, omdat België dan andere prioriteiten zou hebben. Bovendien gaf het SKVH niet alleen Nederlandstalige brochures uit, maar ook Franstalige. Er was dus een samenwerking met de Waalse tegenhanger van het SKVH, de SUCW (secrétariat des Universitaires Catholiques Wallons). Ook de doelgroep zou evolueren: in het begin mikte de SKVH op de verheffing van alle soldaten, maar dat zou langzaam evolueren in een meer exclusieve focus op de student-soldaten.58 Om in de activiteiten van de SKVH te kunnen voorzien (bibliotheken, uitgave van brochures en pamfletten,...) diende Daels op zoek te gaan naar financiële middelen. Dit zou echter tot een eerste breuk leiden met pater Peeters en juffrouw Belpaire. Hij wou namelijk de prentenkaarten van De Belgische Standaard met winst verkopen ten voordele van de SKVH, wat niet naar de zin was van Peeters en Belpaire. De ruzie kon worden bijgelegd en Daels kreeg de toestemming om in het blad zowel een oproep voor financiële steun te plaatsen, als zoekertjes voor titelbladen voor studententijdschriften, wapenschriften van studentenbonden en prenten van bekende Vlamingen. Ook in Vrij België werd zijn vraag om steun gepubliceerd. Daels zou meer dan 8 000 frank bijeen krijgen. Dit fonds werd toevertrouwd aan het viermanschap Daels, Hilaire Gravez, August van Cauwelaert en aalmoezenier Victor Van Gramberen.59 Het SKVH begon met de publicatie van allerlei brochures, die kosteloos verspreid werden. Ook boeken, Vlaamse en Franse, over de seksuele moraal en de daarbij horende D. Vanacker, De frontbeweging, p. 91. D. Vanacker, De frontbeweging, p. 92. 58 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 112. 59 D. Vanacker, De frontbeweging, pp. 92-93. 56 57
30
risico’s werden verspreid. Daarnaast werden ook de leeszalen van De Belgische Standaard, die weinig non-fictie bevatten en geen boeken uitleenden, aangevuld met een wetenschappelijke leenbibliotheek. Daels beschouwde het verschaffen van deze boeken als een middel in de strijd tegen de zedeloosheid. Door de Vlamingen de toegang te geven tot kennis, hoopte hij de ‘toekomst van het herboren België’ voor te bereiden. Van het college van Veurne verkreeg Daels de toestemming om de bibliotheek in de leslokalen in te richten. In augustus 1916 verscheen de eerste catalogus, die meer dan duizend wetenschappelijke titels bevatte. Om deze te ontlenen, moest men eenmalig lidgeld betalen. Wie één van de honderden boeken en geschriften tegen de zedeloosheid wenste te ontlenen, hoefde geen lidgeld te betalen.60 De brochures van Daels Daels zou zelf een deel van deze bibliotheek opvullen met pamfletten en brochures, die hij zelf ‘boekjes’ noemde. Met de brochure Brankardiers der voorlinie61 trachtte hij de vakkennis bevorderen. Volksfierheid62 en Voor onze Jongens63 dienden om de Vlaamse soldaten een hart onder de riem steken. Deze laatste brochure is een soort dagboek van de eerste oorlogsmaanden, waarin Daels zijn eigen ervaringen aan het front beschrijft (waaronder zijn doorbraak door de Duitse linies) en hij zijn ongenoegen uit over de beperkte middelen waarover hij beschikte om ‘onze jongens’ te helpen. Daarnaast verhaalt hij ook een aantal anekdotes, waarin hij zijn ontzag voor de Vlaamse volksaard niet onder stoelen of banken steekt.64 Daarnaast publiceerde Daels ook veel artikels en pamfletten in zijn strijd tegen de losbandigheid. Allen voorzien van tekeningen van Joe English, moesten deze de zedelijkheid versterken. Voor onze Vrouwen was een zeer moraliserend werk, waarin hij de soldaten wees op de “gevaren van het vrouwvolk” en hen aanraadde om op een respectvolle manier met vrouwen om te gaan.65 Het is wel opmerkelijk dat de Sûreté Militaire ineens moeilijk deed over dit brave boekje. Ze vonden dat het op z’n minst in beide landstalen gepubliceerd moest worden, wat dan ook gebeurde. Helaas met een kleine vertalingsfout: Voor onze Vrouwen werd Pour nos Hommes. De boekjes van Daels
D. Vanacker, De frontbeweging, p. 93. F. Daels, Lezingen voor de brankardiers der voorlinie, Parijs, De Mesmaeker-Froment, 1915. 62 F. Daels, Volksfierheid: bladzijden uit den oorlog door een krijgsdokter van op den IJzer, Calais, Impremerie des Orphelins, 1914. 63 F. Daels, Voor onze jongens, Leuven, Vlaamsche boekenhalle, 192.2 64 F. Daels, Volksfierheid: bladzijden uit den oorlog door een krijgsdokter van op den IJzer, Calais, Impremerie des Orphelins, 1914. 65 F. Daels, Voor onze Vrouwen. Veurne, M. Ghyssaert-Deleye, 1916. 60 61
31
waren een succes. Zo werden van Voor onze Vrouwen 20 000 exemplaren verdeeld. De Franstalige versie deed het iets minder, met maar 15 000 verspreide brochures.66 Strubbelingen tussen Daels en De Belgische Standaard De toekomst van het SKVH zag er rooskleurig uit. Toch zouden er algauw strubbelingen volgen met de redactie van De Belgische Standaard. Daels en andere Vlaamsgezinde intellectuelen vonden de koers van het dagblad veel te gematigd. Op vrijdag 19 mei vond een vergadering plaats tussen vier geestelijken en vier militairen die de studentenbeweging
vertegenwoordigen
(Frans
Daels,
Jozef
Verduyn,
Adiel
Debeuckelaere en Joris Van Severen). Deze bijeenkomst had echter weinig resultaat. De militairen vonden namelijk dat De Belgische Standaard in handen moest zijn van zij die effectief in het leger zaten, en niet van buitenstaanders. Juffrouw Belpaire zou hier in de krant op reageren door te betogen dat er geen discussie over de Vlaamse kwestie mogelijk was.67 Toch zou de groep-Daels, zoals deze ‘dissidenten’ genoemd werden, blijven volharden in de boosheid. Hoofdalmoezenier Marinis vond al lang dat pater Peeters niet volstond als hoofdredacteur, en begon met het verspreiden van negatieve geruchten over hem. Daels kwam dit melden aan juffrouw Belpaire, met de boodschap dat deze affaire zou leiden tot de val van De Belgische Standaard of de vervanging ervan door een andere krant. Tenzij de krant geleid zou worden door een comité dat door Marinis goedgekeurd werd, was de krant gedoemd, volgens Daels. Dat Belpaire hier niet mee gediend was, spreekt voor zich. Ze nam onmiddellijk contact op met volksvertegenwoordiger Van de Perre en met minister Helleputte om zich hier uit te redden. Daels van zijn kant zou de medewerking van het SKVH met De Belgische Standaard opschorten “op dringende raad van de bevoegde overheden.”68 Toen duidelijk werd dat Belpaire volledig achter pater Peeters stond, moest Daels met een andere oplossing voor de dag komen. Hij bereikte een overeenkomst met De Stem Uit België, die telkens een bladzijde beschikbaar zou stellen voor het SKVH. Het Studentenblad SKVH zou maar een kort leven beschoren zijn: na zes afleveringen (die vooral opriepen tot meer zedigheid aan het front) zou het er begin 1917 mee ophouden.69
66
D. Vanacker, De frontbeweging, p. 274.
L. Wils, Flamenpolitik en activisme, p. 144. D. Vanacker, De frontbeweging, p. 107. 69 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 108. 67 68
32
Een laatste overnamepoging van De Belgische Standaard door de groep-Daels vond plaats in juli 1916. Ze stelden een compromis voor, waarin de redactie van Pater Peeters en zijn vrienden zou aangevuld worden met Daels, De Beuckelaere en Verduyn. Dit zou echter tot niets uitdraaien en voor een definitieve breuk zorgen. Daels zou zijn heil ergens anders zoeken: de krant Ons Vaderland bood een samenwerking aan met de Vlaamse intellectuelen.70 Ons Vaderland De krant Ons Vaderland had tot dan toe weinig brokken gemaakt. Het blad was eind december opgericht door Jérome Baeckelandt en had overwegend geldgewin als doel. Het nam weinig stellingen in en werd vooral gevuld met artikels van twee beroepsjournalisten die in Londen resideerden. In de zomer van 1916 geraakte het blad in financiële moeilijkheden. Baeckelandt ging aankloppen bij aalmoezenier Marinis, die hem vermoedelijk in contact bracht met Daels. De samenwerking met de Vlaamse intellectuelen aan het front zorgde voor de doorbraak van het dagblad. Ook Daels en zijn studenten waren tevreden. Ze konden uitgebreid propaganda maken voor de SKVH, en mochten zelf artikels leveren.71 De koers van Ons Vaderland werd uitgesproken Vlaamsgezind. Ze namen een veel radicaler standpunt in dan De Belgische Standaard. Toch was het dagblad niet van in het begin hetgeen wat ze poogde te zijn, namelijk dé krant voor de Vlaamse soldaten. Velen betreurden de scheiding tussen de twee groepen. Zo wenste Cyriel Verschaeve zich niet in te laten met dit kluwen van intriges. Hoofdalmoezenier Marinis weigerde partij te trekken voor een van beide kranten. Hij had het liefst de overname van De Belgische Standaard door de groep-Daels gezien. De Belgische Standaard zelf was natuurlijk niet tevreden met de scheiding. Op verzoenende pogingen van de groep-Daels reageerden ze afwijzend: men was ervan overtuigd dat de oorzaak van de breuk te vinden was in een persoonlijke vete tussen Daels en Belpaire. Wat daar van waar is, kan niemand zeggen, maar dat Daels geen conflicten uit de weg gaat en nogal eenzijdig is in zijn denken, zou later nog blijken.72 ‘Ik dien’ als leuze van Daels en het SKVH Het SKVH van Daels had nu een rechtstreekse spreekbuis, al zou het blijven hameren op zijn ‘onafhankelijkheid van elk dagblad’. Hij ging ogenblikkelijk tot actie over en liet een reeks artikels publiceren over de plicht van de studenten om hun verantwoordelijkheid D. Vanacker, De frontbeweging, p. 117. D. Vanacker, De frontbeweging p. 118. 72 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 119. 70 71
33
op te nemen als intellectuelen en toekomstige leiders van het volk. ‘Ik dien’ was de leuze die hij vooropstelde. Daels vond dat de studenten niet te veel tijd moesten verspillen aan vergaderen; hij verkoos dat ze zich inzetten voor “het echte apostolaat der volksverheffing door persoonlijke invloed en concrete werking.” Door het goede voorbeeld te geven, zowel qua taal als gedrag, zouden de studenten het vertrouwen winnen van de ‘volksjongens’.73 Om de boodschap van het SKVH duidelijk te maken aan de soldaten, zorgde Joe English voor tekeningen die de leuzen van het SKVH (‘zedelijk volk-groot volk’ en ‘houdt u fier, houdt u rein’) ondersteunden. Daels schatte dat het SKVH wel meer dan duizend soldaten bereikte. Om de werking te verbeteren, startte hij in november 1916 met een nieuwe collecte. Dit gebeurde met een tweetalige oproep. De collecte werd gepatroneerd door minister van Oorlog de Broqueville. Minister Helleputte was de grootste weldoener. Met het verzamelde geld ging het SKVH over tot de aankoop van nog meer boeken en materiaal om de zedeloosheid te bestrijden.74 Buiten het SKVH was Daels ook actief in andere studiekringen, waar hij een veelgevraagd spreker was. Vooral bij de studiekring van het derde bataljon van de tweede
linie,
Studiosus,
kwam
Daels
vaak
langs.
Hij
was
zowel
op
de
stichtingsvergadering als op de laatste vergadering aanwezig, en werd enorm populair onder de soldaten.75 Heldenhulde Naast het SKVH was Daels ook een van de oprichters van het katholiek geïnspireerde Heldenhulde. Dokter Jozef Verduyn nam in augustus 1916 het voortouw. Heldenhulde had als doel om passende grafzerken te voorzien voor de gesneuvelde Vlaamse soldaten. Daar was volgens Verduyn nood aan, aangezien men de soldaten die stierven tijdens een bombardement veelal ter plekke liet liggen. Wie stierf in de voorlinie of in het niemandsland, werd gewoon in de nabijheid begraven, onder een eenvoudig houten kruis met Franstalig opzicht. Dit enerveerde de flaminganten. De studentenleiders besloten om een blijvender grafzerk te voorzien. Joe English ontwierp de zerk, die de vorm had van een Keltisch kruis en de leuze AVV-VVK droeg. Naast Daels werkten ook Filip de Pillecyn, Cyriel Verschaeve en Adiel Debeuckelaere mee aan het initiatief.
D. Vanacker, De frontbeweging p. 122. D. Vanacker, De frontbeweging, p 129. 75 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 150. 73 74
34
Heldenhulde was samen met het SKVH een van de eerste samenwerkingsverbanden tussen de studentenleiders en flaminganten op het front. De namen die in beide organisaties voorkomen, zouden ook in de frontbeweging actief zijn. Het verbod op de studiekringen en het ontstaan van de frontbeweging Daels’ steeds radicalere Vlaamsgezindheid zou hem uiteindelijk in de problemen brengen. Reeds in 1915 probeerde de legerleiding Daels weg te werken van het front door hem een positie als bacterioloog bij het ministerie aan te bieden. Daels weigerde; hij wou liever bij ‘onze jongens’ blijven.76 Eind 1916 werd hij vanwege zijn Vlaamsgezinde reputatie naar Frankrijk overgeplaatst. Via zijn contacten kon hij toch terugkeren naar het front, waar hij naar een infirmerie (1LD) werd gestuurd en onder het bevel van een van zijn leerlingen stond.77 Daarna kwam Daels lange tijd niet in de problemen, omdat Luitenant-Generaal Wielemans, de stafchef van het Belgische leger, als katholiek en Vlaming het SKVH erg genegen was. Zo vertelt Daels in een interview de volgende anekdote: “Op zekere dag ben ik eens naar het hoofdkwartier geroepen waar men mij een eenvoudige maaltijd aanbod. Tegen het einde zei generaal Wielemans: mijnheer Daels, ik stel er prijs op te zeggen hoeveel waardering ik heb voor uw werking voor de Vlaamse studenten en intellectuelen aan het front. Toen we buiten gingen nam een Waalse kolonel mij bij de mouw en hij zei: de dag dat generaal Wielemans verdwijnt, gare à vous!”78 Deze voorspelling bleek correct. Toen Wielemans begin januari 1917 overleed, werd hij vervangen door de Waal Louis Ruquoy. Zijn anti-Vlaamse reputatie werd algauw bekend bij de flaminganten. Lang wachtte hij niet met uitvoeren van zijn eerste orders. Op 11 februari voerde Ruquoy een verbod uit op alle verenigingen binnen het leger. In de praktijk werden enkel de studieverenigingen verboden; de toneelgroepen en sportclubs bleven bestaan. Enkel Daels kon zijn SKVH redden, doordat een contact van hem in Le Havre hem op een achterpoortje wees: medewerking aan bestaande burgerlijke organisaties was wel toegestaan. Door oprichtingsdocumenten te fabriceren met een valse datum, zette hij zijn organisatie op naam van Jozef Delbaere van het college van Veurne. Naast het verbod op de studiekringen gaf Ruquoy ook het bevel uit om de AVVVVK letters op de grafzerken van Heldenhulde te schrappen. De verontwaardiging in de Vlaamse Beweging was groot.79
M. Boey, “A. Schweitzerprijs: prof dr. Fr. Daels 90!”, in: Het Pennoen, 1.03.1972. L. Wils, Flamenpolitik en activisme, p. 183. 78 “Onvermoeibaar in witte jas in labo in Bonheiden. Prof. Dr. Fr. Daels: leven om armen te helpen”, in: De Standaard, 7.1.1967. 79 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 159. 76 77
35
Het verbod op de studiekringen had als gevolg dat er een clandestiene frontbeweging werd opgericht. Deze beweging broedde al langer in de loopgraven, en zou door het verbod volledig in de clandestiniteit geduwd worden. Daels zou een frequente deelnemer zijn van de Frontbeweging. Via Ons Vaderland, dat steeds meer als ‘zijn’ krant gezien werd, en de vergaderingen van de SKVH, zal hij de standpunten van de Frontbeweging verhalen.80 Ook al was Daels geen lid van de feitelijke legerleiding, toch zou hij zijn volle gewicht zetten achter de Vlaamse zaak. Samen met ‘zijn’ SKVH verzorgde hij vele spreekbeurten op het front, die niet zelden eindigden in het zingen van ‘De Blauwvoet’ of ‘De Vlaamse ‘Leeuw’. Hij concentreerde zich op de drie hoofdeisen van de Frontbeweging, namelijk: ‘Vlaamsch bestuur, Vlaamsch leger, Vervlaamsching der Hoogschool te Gent’.81 Hij stond ook achter de verschillende open brieven die aan koning Albert gericht werden. De eis voor een splitsing van het leger in een Vlaams en Waals regiment, werd echter niet serieus genomen door de regering. Premier de Broqueville minimaliseerde het probleem. De Frontbeweging had ook geen vertrouwen in de beloftes die Albert aan juffrouw Belpaire gemaakt had. Belpaire was wél rotsvast overtuigd van de Vlaamsgezindheid van koning Albert, en zag het ongeloof van de Frontbeweging als een uiting van de persoonlijke rancune tegen haar. Vooral haar relatie met Daels was nog steeds onderkoeld.82 Daels was gedurende deze periode de contactpersoon van minister Helleputte. Midden augustus 1917 waarschuwde Daels hem dat de dramatische omstandigheden in de loopgraven snel tot ‘onherstelbare dwalingen’ zouden leiden. Om de ernst van de situatie beter te kunnen uitleggen, vroeg en verkreeg Daels de toestemming om op 24 augustus naar Le Havre af te reizen. Daels bezorgde Helleputte een (Franstalig) verslag over de grieven van de Vlaamse soldaten en intellectuelen aan het front. Hij benadrukte dat de voorlinie voor 80% uit Vlamingen bestond, en wees hem op de discriminatie tegenover de Vlamingen die geen Frans begrepen. Hij kon het ook niet laten om te vermelden dat de Vlaamsgezinden juffrouw Belpaire niet als hun woordvoerder beschouwden. Helleputte beloofde aan Daels dat hij ontslag zou nemen als de ministerraad de Vlaamse eisen naast zich neer zou leggen. Althans, dat ging de ronde aan het front.83
D. Vanacker, De frontbeweging, p. 162. D. Vanacker, De frontbeweging, p. 165. 82 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 227. 83 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 231. 80 81
36
Na zijn gesprek met Helleputte reisde Daels door naar Parijs, waar hij een ontmoeting had met de wallinganten van het tijdschrift L’Opinion Walonne. Ze kwamen tot een overeenkomst over het federalistische programma en verspreidden beide een pamfletje over de splitsing van het leger: “De Vlaamse strijders der voorlinie gaan samen met de stambewuste Walen om te eisen: Vlaamse en Waalse regimenten, op dezelfde voet als het Zwitsers leger is ingericht. Leve vrij Wallonië, leve vrij Vlaanderen in een onafhankelijk België!”84 Ook dit werd Daels niet in dank afgenomen. Toen hij terugkwam van Parijs, werd hij plots, als ondertekenaar van de hoogste rang, verantwoordelijk gehouden voor het huldemanifest-Van Cauwelaert, dat al meer dan een jaar in omloop was (cfr. infra). Generaal Bernheim van de eerste divisie eiste dat Daels onmiddellijk weggestuurd werd van het front. Hierop contacteerde Daels minister Helleputte, want hij voorzag dat dergelijke maatregel “een ontzaglijke indruk van ondraaglijke dwingelandij” zou maken. Er werd geen gevolg gegeven aan de zaak, wat dus doet vermoeden dat Helleputte inderdaad tussenbeide is gekomen.85 Daels en Frans Van Cauwelaert De relatie tussen Daels en Van Cauwelaert te bestuderen verloopt paralel met de verstandshouding tussen de Frontbeweging en Van Cauwelaert. In tegenstelling tot de activisten was Van Cauwelaert in eerste instantie zeer populair aan het front. Hij stond in frequente correspondentie met de leiders van de latere Frontbeweging, en dus ook met Daels. Via zijn krant Vrij België vroeg hij aandacht voor de Vlaamse kwestie. De Antwerpse volksvertegenwoordiger schreef ook veelvuldig naar de premier, maar dit vaak zonder resultaat. Hij bracht ook diverse bezoeken aan het front en aan Le Havre.86 Dat zijn inzet voor de Vlaamse soldaten geapprecieerd werd, bewijst het HuldemanifestVan Cauwelaert, Dit kwam er op een moment (zomer 1916) dat Van Cauwelaert zowel door de Franstalige als door de activistische pers zwaar op de korrel werd genomen. Door een huldemotie te versturen in naam van ‘de Vlaamse ontwikkelden van de voorlinie’ gaven de studentenleiders hun steun aan hun Vlaamse voorman. In de tekst werd Van Cauwelaert bedankt omdat hij zich aan zijn plicht hield, ondanks de meningsverschillen in het Vlaamse kamp en vooral de kritiek van de pers. In het manifest vreogen de studentenleiders hem om te blijven werken voor de bevrijding en D. Vanacker, De frontbeweging, p.231. D. Vanacker, De frontbeweging, p. 232. 86 D. Vanacker, De frontbeweging, p. 339. 84 85
37
de ‘herwording’ van het Vlaamse volk. Het werd gepubliceerd in Vrij België op 25 augustus 1916. Daels ondertekende dit stuk namens het Katholiek Vlaamsch OudHoogstudentenverbond (KVOHV).87 De verheerlijking van Frans Van Cauwelaert zou echter niet blijven duren. Ondanks zijn inspanningen had hij maar weinig invloed op het beleid. Samen met de toenadering van de legerleiding tot het activisme zorgde dit voor een verwijdering van Van Cauwelaert. Het werd hem verweten te lang met de regering geheuld te hebben, en ook zijn scherpe veroordeling van het activisme werd niet langer geapprecieerd. Van Cauwelaert kon een eerste knak in zijn populariteit rechttrekken doordat hij eind 1917 Adiel Debeuckelaere in Le Havre kon overtuigen van zijn goede bedoelingen. Door de censuur waren zijn hardere standpunten nooit gepubliceerd geraakt in Vrij België, waardoor de intellectuelen aan het front er geen kennis van hadden.88 Hoewel de radicalen niet meer akkoord gingen met de anti-activistische houding van Van Cauwelaert, erkenden ze wel zijn goede bedoelingen. In een brief aan Daels legde Van Cauwelaert nog eens de nadruk op de censuur als oorzaak voor zijn zachtere standpunten: “In den laatsten tijd zal het U wel zeer moeilijk geweest zijn de politiek van “Vrij België” te volgen […] zijn door de censuur ingehouden en ik vrees dat het sindsdien nog met andere het geval zal zijn geweest. De reden zult ge wel vermoeden, maar ik zou het toch zeer gewenscht vinden, indien U had kunnen kennis nemen van de artikelen zelf. […] Het zou mij zeer aangenaam zijn, indien ik van U een antwoord op dit briefje mocht ontvangen en van U vernemen, of de vrienden eenigszins op de hoogte zijn van hetgeen Vrij België in de laatste twee maanden heeft gedaan en of wij op hunne instemming kunnen blijven rekenen.”89 In zijn antwoord stak Daels Van Cauwelaert een hart onder de riem: “Een nieuwe IJzer-band hebt gij gesmeed tusschen allen die het goed meenen. En dien band hebt gij onmiddellijk gehard in de kranige, eendrachtbarende bevestigingen welke gij hebt neergeschreven.”90 Een tweede barst in de relatie tussen Van Cauwelaert en de Frontbeweging zou echter tot een definitieve breuk leiden. Toen Van Cauwelaert begin mei 1918 een poos verbleef aan het front, moest hij er vaststellen hoe zijn gezag bij de Vlaamse intellectuelen geslonken was. Ze hadden fundamenteel verschillende programma’s ontwikkeld. Zo wou Van Cauwelaert niet weten van de eis om zelfbestuur, en was hij niet van plan om iets te behouden van de activistische hogeschool. Van Cauwelaert en de Frontbeweging hadden
L. Wils, Flamenpolitik en aktivisme, p. 170. D. Vanacker, De frontbeweging, p. 258. 89 UA, Handschriftenleeszaal HSL,Van Cauwelaert aan Daels, 22.10.1917. 90 UA, Handschriftenleeszaal HSL, Daels aan Van Cauwelaert, 1.11.1917. 87 88
38
enkel de eis voor eigen Vlaamse regimenten gemeenschappelijk. De frontleiding vond zijn voorstel tot bestuurlijke aanpassing om de Vlaamse culturele zelfstandigheid te behouden maar niks, ze wilden niets minder dan zelfbestuur. De breuk was fundamenteel en werd ook zo bekend gemaakt in Ons Vaderland op 11 juni.91 We vermoeden dat Daels lange tijd Van Cauwelaert verdedigde bij de Legerleiding. Uit hun briefwisseling kunnen we opmaken dat de stadsgenoten aanvankelijk goed bevriend waren. In het interbellum zouden hun wegen scheiden. De twee zeer verschillende persoonlijkheden zouden dan ook elk een andere keuze maken in het leven: Van Cauwelaert als politiek leider en als boegbeeld van het Vlaams-katholiek minimalisme, en Daels als niet-partijgebonden en afzijdig en afstandelijk Vlaamsnationaal ‘geweten’ van de IJzerbedevaarten.92
L. Wils, Flamenpolitik en activisme, p. 235. A. Deprez, Frans Van Cauwelaert en Frans Daels in 1917-1918.”, in: Wetenschappelijke tijdingen, 43 (1983), 2, p. 97. 91 92
39
Besluit Met het einde van de oorlog in zicht, alsook door het drukke eindoffensief, had de Frontbeweging de kans niet meer om bijeen te komen. Ook Daels zou het druk hebben in de infirmerie. De Frontbeweging zou in de jaren na de oorlog herrijzen in de Frontpartij, waar Daels geen deel van zou uitmaken. De Eerste Wereldoorlog vormde een ommekeer voor Daels. Door de confrontatie met de anti-Vlaamse omstandigheden aan het front werd hij een radicale flamingant. Zijn evolutie loopt synchroon met die van de Frontbeweging, waarvan hij een van de grootste bezielers was. Niemand had aan het begin van de oorlog gedacht dat deze man, die niets te maken had met de Vlaamse beweging, er enige tijd later een van de grootste voortrekkers zou worden. In 1932 beantwoordde Verschaeve zijn eigen vraag naar het waarom van Daels’ inzet voor de Vlaamse soldaten: “Uit flamingantisme? Al dat naar politiek riekt was te klein voor hem, maar uit menselijk gevoel voor mensen die menselijk gekrenkt werden. Professor Daels was Vlaams uit sociale liefde en sociale verontwaardiging voor ’t gekrenkte recht van mensen”.93 Met zijn inspanningen voor het SKVH, Heldenhulde en de Frontbeweging was Daels zeer populair bij de Vlaamse frontsoldaten. Bovendien legde hij op deze manier contacten met de vooraanstaande flaminganten. Toen Daels terugkeerde van de oorlog, was hij niet meer weg te denken uit de Vlaamse beweging.
“Onvermoeibaar in witte jas in labo in Bonheiden. Prof. Dr. Fr. Daels: leven om armen te helpen”, In: De Standaard, 7.1.1967. 93
40
Deel III: het interbellum (1918-1940)
94
In dit deel wordt de veelbewogen periode tussen de beide Wereldoorlogen besproken. De Vlaamse beweging kwam zwaar gehavend de Eerste Wereldoorlog en zou voor het eerst een politieke afvaardiging krijgen. Langs de ene kant was er de radicaal antiBelgische Frontpartij, die rechtstreeks uit de Frontbeweging voortvloeide. Anderzijds was er de katholiek-Vlaamse partij van Van Cauwelaert, het Vlaams-Belgisch Verbond. In de jaren dertig zou de tweedracht zich verder uiten door de oprichting van radicaal Vlaams-nationalistische partijen. Frans Daels zou zich in deze periode niet in de partijpolitiek engageren. Voor de Vlaamse beweging deed hij dat des te meer. Vanwege zijn jaarlijkse speeches op de IJzerbedevaart werd hij bestempeld als ‘het geweten van Vlaanderen’. Daarnaast zou hij, als professor, een belangrijke rol spelen in de vernederlandsing van de universiteit, en ook zijn strijd voor een eigen academisch ziekenhuis zou hij niet staken. Zijn vriendschap met Frans Van Cauwelaert zou fors bekoelen en zelfs verdwijnen. De opdeling van dit deel is enigszins anders dan het vorige: de Vlaamse beweging en Daels zijn nu voldoende verweven om het als een geheel te kunnen bestempelen. Maar dit is geen geschiedenis van de Vlaamse Beweging; enkel de relevante aspecten worden besproken.
94
Onbekend, Frans Daels als spreker op de IJzerbedevaart van 1939. Zwart-wit foto, 20.8.1939, illustraties Greep naar de macht.
41
Hoofdstuk I: De renaissance van de Vlaamse zaak Toen de Vlaamse frontsoldaten terugkwamen van de oorlog, wachtte hen een schok. Aan het front waren zij Vlaamsgezinder geworden, terwijl in het pas bevrijde Vlaanderen juist het omgekeerde had plaatsgevonden. De collaboratie van de activisten met de Duitsers was voor de meerderheid van de Vlaamse bevolking ongehoord. Daarnaast zorgde de overwinningsroes voor een sterke opstoot van Belgisch patriottisme. Er leek geen plaats meer te zijn voor het flamingantisme in het herrezen België. De activisten zaten in de gevangenis of waren op de vlucht, en ook van de frontbeweging bleef niet veel meer over. Zelfs het Vlaams-Belgisch-Verbond van Van Cauwelaert stond machteloos. og voor de politieke carrière van de Vlaamse Beweging goed en wel van start was gegaan, leek deze al voorbij. Zeker in de eerste maanden na de oorlog klopte dit ook in zekere mate. Terwijl de arbeidersbeweging zijn belangrijkste slag thuishaalde ( het algemeen enkelvoudig stemrecht), bleef de Vlaamse beweging tot 1930 op zijn honger zitten. Koning Albert verklaarde tijdens zijn troonrede op 22 november 1918 dan wel dat de regering wetsvoorstellen zou voorbereiden die de gelijkheid tussen de twee bevolkingsgroepen dienden te garanderen. In de praktijk zou er van deze vage belofte niets in huis komen. Voor Van Cauwelaert waren deze beloftes niets meer dan het afschepen van de Vlamingen met een ver en wazig toekomstbeeld. Het was een teken aan de wand dat in januari 1919 de plechtige heropening van de Franstalige Gentse universiteit plaatsvond.95 De Frontpartij De Vlaamse beweging stond na de oorlog op wankele poten. Toch had de frontervaring bij velen een blijvende Vlaamsgezindheid nagelaten. Zo ook bij Daels. Een kleine anekdote van Francine Daels maakt dit duidelijk: “De wapenstilstand was afgekondigd en de Belgische troepen trokken door het feestvierende Gent. Moeder hing de Belgische vlag uit en zij vlocht een grote driekleurige strik in zijn haar. Met popelend hart stonden wij hem op te wachten. Ik zie hem weer, die dertiende november van “18, onze straat inrijden, hoog en groot op zijn paard, en sterke officier. Hij stopte voor ons huis, sprong uit het zadel en zei ‘doe die vlag daar weg. Ik zal het u later allemaal wel uitleggen, maar weg dat ding! En de eerste die in ons huis nog Frans durft te spreken, gooi ik buiten!’”96
95 96
H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, pp. 175-180. “Frans Daels, een officier van de IJzer.”, n: De Standaard, 7.1.1972.
42
Veel
van
deze
anti-Belgische
Vlaamsgezinden
herkenden
zich
niet
in
het
minimumprogramma van het Algemeen Belgisch Verbond (ABV). Deze partij slaagde niet in zijn missie om alle Vlaamsgezinde krachten te bundelen. Elias beschouwt het ABV als een mislukt experiment, want tot een werkelijke samenwerking tussen de Vlaamsgezinden boven de partijen heen is er nooit sprake geweest.97 De partij die wel een belangrijke rol zou spelen, was het Vlaamse Front. Deze partij bestond zowel uit leden van de Frontbeweging (Hendrik Borginon, Adiel De Beuckelaere) als uit enkele activisten. Omdat deze partij gezien werd als de rechtstreekse opvolger van de frontbeweging, werd zij dan ook in de volksmond de ‘Frontpartij’ genoemd. Het dagblad Ons Vaderland werd wederom de vertolker van de standpunten van deze partij. Zelfbestuur was, naast de vernederlandsing van de universiteit Gent, de voornaamste eis van deze partij. Daarmee stonden deze Vlaamsnationalisten lijnrecht tegenover de Vlaams-Belgicisten, die zelfbestuur verwierpen.98 Het eerste verkiezingsresultaat van de Frontpartij in 1919 bleek vooral af te hangen van de mate waarin het Daensisme reeds invloed had in die streek. Vooral in landelijke gebieden gingen de stemmers over van de voormalige Christene Volkspartij naar de Frontpartij. Staf de Clercq, die reeds van bij het begin bij de Frontpartij betrokken was, haalde in Brussel een goed persoonlijk resultaat. Toch zou de Frontpartij er nimmer in slagen voldoende electoraal resultaat te halen van grote invloed te zijn in het bestuur, zowel op gemeentelijk als op parlementair vlak. Het is eerder in het doorgeven van de zelfbestuur-gedachte dat de Frontpartij van invloed zou zijn op de latere Vlaamsnationalistische partijen, zoals het VNV.99 Daels zou zich niet inlaten met de Frontbeweging. In feite zou hij zijn naam aan geen enkele partij binden. Hij was er blijkbaar op gebrand om zich buiten de partijpolitiek te houden. Zo wist iedereen dat de Oost-Vlaamse Katholieke Christelijke Volkspartij voor Vlaanderen het werk was van dr. Jozef Goossenaerts en prof. Daels; maar naar buiten toe schoof men August De Wilde en Edmond Van der Meulen als vertegenwoordigers naar voren. De partij sprak zowel de katholieke Vlaamse nationalisten als de christelijke arbeiders aan en was dus een concurrent voor de Frontpartij, die in Oost-Vlaanderen
H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 261. H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 263-265. 99 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 34. 97 98
43
vertegenwoordigd werd door B. Maes. De ‘partij Daels’ haalde 4 450 stemmen; Maes slechts 2 894. Voor het overige is er maar weinig bekend over deze partij.100 De Frontpartij zou er niet in slagen alle Vlaamsgezinden te verenigen. Er was een te groot verschil tussen de conservatieve, radicale anti-Belgische stroming (waartoe Daels ideologisch behoorde) die bleef hameren op zelfbestuur, en de gematigdere vleugel die de federale hervorming van de staat nastreefde. De partij werd bijeengehouden door een aantal brugfiguren, maar zou mede door zijn verdeeldheid geen grote speler worden op het politieke toneel.101 In het zog van de Frontpartij werden ook andere Vlaams-nationalistische groeperingen opgericht, zoals het West-Vlaamse Katholiek Vlaams Nationaal Verbond van Jeroom Leuridan, en het Algemeen Vlaams Nationaal Verbond, dat de Groot-Nederlandse gedachte hoog in het vaandel droeg.102 De eerste IJzerbedevaarten Daels zou zijn invloed en populariteit niet te danken hebben aan een politieke carrière. Het zou door zijn engagement als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité zijn dat hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Het concept van de IJzerbedevaart is gegroeid uit de Heldenhulde van tijdens de oorlog. Toen al was er het idee om een bedevaart te organiseren naar het graf van Joe English. Door het eindoffensief van 1918 was hier echter geen tijd meer voor. Toch was het plan niet vergeten en in 1920 werd een ruim comité gesticht, met de kopstukken van de frontbeweging als lid, om dit mogelijk te maken.103 Daels en Sam de Vriendt, beide persoonlijke vrienden van Joe English, werden voorzitter van dit English-comité.104 De eerste bedevaart vond plaats in het weekend van 4-6 september te Steenkerke en werd vooral door oud-strijders bijgewoond. Naast een mis en een bezoek aan het graf werden ook verschillende toespraken gehouden. Daels zou hameren op de leuze van English: ‘ik dien’. Op deze hulde werd besloten om jaarlijks een bedevaart te houden naar een plaats waar populaire Vlaamse doden begraven lagen, om op een symbolische manier de gesneuvelde Vlaamse soldaten te herdenken. Het daaropvolgende jaar werd H.J. Elias, Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914/1939. Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring. November 1919 / december 1928, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1969, p 41. 101 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, pp. 139-141. 102 B. De Wever, loc. cit. 103 Onder andere: M.E. Belpaire, Oscar Dambre, Dries Devos, pater Callewaert, Filip De Pillecyn, Jozef Goossenaerts, Hilaire Gravez, Emiel Hullebroeck, Joris van Severen, August en Frans Van Cauwelaert. 104 F. Becuwe en L. De Lentdecker, Van IJzerfront tot zelfbestuur, Veurne, De Klaproos, 1993, p. 52. 100
44
dan ook op een gelijkaardige manier hulde gebracht aan de gebroeders van Raemdonck in Steenkerke. Het English-comité werd omgevormd naar een vast comité met enkele nieuwelingen zoals secretaris Clemens De Landtsheer. Daels werd voorzitter en zou ook de spreekbuis zijn van het comité. Daels gaf er zijn eerste toespraak als voorzitter met als thema ‘wij klagen aan’: “Wij klagen aan: het offer dat onze Vlaamse jongens brachten en dat werd uitgebuit tot hun eigen verdrukking. Wij klagen aan: de plechtige belofte van volledige gelijkheid in rechte en in feite werd niet gehouden...”105 In vergelijking met zijn latere redevoeringen was dit een zeer korte toespraak, maar de boodschap was duidelijk.106 De echte doorbraak van de IJzerbedevaart kwam er in 1923. In Alveringem kwam meer dan duizend man samen om eerherstel te eisen voor de geschonden Heldenhuldezerkjes. Toch kon het IJzerbedevaartcomité nog niet op aandacht van de pers rekenen.107 Er was algauw de wens om een eigen Vlaams dodenmonument op te richten. In 1924 ging men dan ook over tot de aankoop van een lap grond in Kaaskerke, bij Diksmuide. Ook werd het officieuze comité omgevormd naar de vereniging Bedevaarten naar de Graven van den IJzer en richtte men een vast secretariaat op in Temse. De officiële doelstelling van de vereniging werd gepubliceerd in het Belgische Staatsblad op 6 februari 1925 en luidde als volgt: “het organiseren van bedevaarten naar de IJzer en alle andere activiteiten die het aandenken en het ideaal van de gesneuvelden uit de oorlog 1914-1918 hooghouden en de zin van hun offer doen eerbiedigen tot het volledige herstel van de Vlaamse volksgemeenschap.”108 Van dan af zouden de IJzerbedevaarten een toenemend succes kennen. Door zijn jaarlijkse toespraken werd Daels een apolitiek gezicht van de Vlaamse beweging. De IJzerbedevaarten vormden de jaarlijkse herinnering aan de boodschap van de frontbeweging: ‘Nooit Meer Oorlog, Zelfbestuur en Godsvrede.’ Daels werd een vertegenwoordiger van de Radicale Vlaamse beweging, ongebonden aan de partijpolitiek.
J. Bal. De IJzerbedevaarten als reflector van twintig jaar Vlaamse beweging (1920-1939), Leuven (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Leuven), 1984, p 22. 106 H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 221. 107 F. Becuwe en L. De Lentdecker, Van IJzerfront tot zelfbestuur, p. 52. 108 F. Becuwe en L. De Lentdecker, Van IJzerfront tot zelfbestuur p. 53-54. 105
45
Hoofdstuk II: Het geweten van Vlaanderen De invloed van Daels op de verdere ontwikkeling van het Vlaams bewustzijn in het interbellum was zeer groot. Hij was een veelgevraagd spreker, die op een sobere doch scherpe wijze zijn boodschap verkondigde aan zijn toehoorders. Hij sprak zowel op bijeenkomsten van de VOS als op studentencongressen. Naast Cyriel Verschaeve en pater Callewaert was hij het gezicht van de Vlaamse beweging. Als heraut van de Vlaamse boodschap zou hij zich meerdere malen mengen in de politiek, zonder evenwel er deel van uit te maken. Boven en buiten de politiek Met zijn nieuwe populariteit als het geweten van Vlaanderen vond Daels het zijn plicht om zich uit te spreken over de hete hangijzers van die periode. Een eerste voorbeeld hiervan is de amnestiekwestie. De eis tot amnestie voor de activisten weerklonk al in januari 1919. Veel activisten verbleven in de gevangenis in afwachting van hun proces. De Belgische overheid was vastberaden om streng op te treden tegen deze landsverraders. Protest van de Vlaamsgezinden over de wijze waarop deze rechtszaken gevoerd werden, bleef dan ook niet uit. Frans Van Cauwelaert, die tijdens de oorlog de activisten nooit scherp veroordeeld had, pleitte in Brussel voor een gematigde, voorzichtige aanpak van de beschuldigden.109 Op een van deze rechtszaken zou Daels zijn stem laten horen, dixit Luc Daels: “ik kom hier niet getuigen, ik kom hier aanklagen!”110 Vermoedelijk verwijst Luc Daels naar het proces van Dosfel, waar generaal Drubbel een opzienbarende getuigenis gaf. Hij verklaarde dat een opstandig Vlaamsgezind regiment in het laatste offensief een duizendtal man had verloren, waardoor volgens de generaal “de oneer in het bloed was uitgewist.” De pers en anderen zagen dit als een verklaring dat het ‘schuldige’ regiment bij wijze van represaille op die gevaarlijke plaats ten aanval was opgesteld. Ook Daels zag het zo, en klaagde dit openbaar aan tijdens het proces. Daarop verklaarde generaal Drubbel dat hij dit nooit gezegd had en dat zijn woorden verkeerd geïnterpreteerd waren. Daels werd verplicht zijn woorden in te trekken. Bewijzen voor hetgeen Daels en
109 110
H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 244. Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
46
de pers beweerden, zijn er echter niet. Het is dus niet duidelijk of deze ‘straf’ werkelijk heeft plaatsgevonden.111 Het had alleszins wel gevolgen voor Daels. De Academische Raad van Gent nam namelijk een motie ter afkeuring van zijn daden aan, die aan de minister van onderwijs werd overgemaakt. Daels was niet aanwezig tijdens het indienen van deze motie en kon zich dan ook niet verdedigen. De Franstalige pers had gehoopt op een afzetting, maar Daels kreeg van de minister slechts een ‘strenge vermaning’. In 1931 zou de motie nietig verklaard worden. Het zou niet de eerste keer zijn dat Daels in de problemen kwam met de Academische overheid (cfr. infra).112 Naast zijn publieke uitspraak in deze kwestie, was Daels ook op een andere manier bezig met de amnestiekwestie. Om de eis tot amnestie kracht bij te zetten werden her en der verenigingen opgericht en petities rondgegeven. Daels had de intentie om hiervan deel uit te maken. Hij werd in 1921 lid van een Comiteit ter bevordering van amnestie, waarvan ook juffrouw Belpaire lid was. De oproep van het comité was als volgt: “wij, die buiten het activisme stonden zijn diep overtuigd dat het ogenblik gekomen is, in ’s lands belang van zo ruim mogelijk opgevatte amnestie en, vanwege de Vorst, voor edelmoedig gebruik van zijn genaderecht, ten gunste van hen die veroordeeld werden voor politieke misdrijven”. Dit comité zou maar weinig invloed hebben. Het vraagstuk van de amnestie werd volkomen genegeerd door de Belgische politiek, wat regelmatig Vlaamse uitbarstingen van ontevredenheid tot gevolg had.113 Een tweede voorbeeld van Daels’ inmenging in de politiek is zijn openlijke bekritisering van de Vlaamse politici. Volgens hem kwamen de Vlaamse politici de gemaakte beloftes niet na. Hij verweet de ministers een gebrek aan moed aan een zekere laksheid. Een goed voorbeeld van zijn afkeer tegenover deze politici, is zijn antwoord op een enquête van het tijdschrift La Terre Wallonne (februari 1929): “Men beloofde ons aan de IJzer gelijkheid in rechte en in feite. Die kwam er niet. Tegenover de doden van de IJzer is dat ‘meineed’. Ik weet niets af van politiek, maar dat de Vlamingen en de Walen overleg plegen en zich niet meer laten uitbuiten door derden.”114 Met die ‘men’ mikte Daels vooral op Van Cauwelaert. Van hun goede verstandshouding bleef niets meer over. Op het negende congres van de Katholieke Vlaamse Landsbond viel Daels zijn voormalige vriend rechtstreeks aan. Het zat hem blijkbaar hoog dat Van Cauwelaert zich niet had gehouden aan de beloftes die hij volgens Daels gemaakt had, na 111
M. Basse, De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930, Gent, Van Rysselberghe en Rombout, 1933, p. 111. M. Basse, loc. cit. 113 M. Basse, De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930, p. 120. 114 H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 152. 112
47
zijn bezoek aan het front in 1916. Hij beweerde dat Van Cauwelaert toen twee verklaringen had afgelegd. De eerste was de belofte dat hij met de soldaten op de barricade zou staan als er na de oorlog geen volledig recht werd verleend aan de Vlamingen. Ten tweede had hij belooft dat de oud-strijders na de oorlog het hoge woord zouden voeren, en dat hij en de anderen zouden volgen.115 Daels stond niet alleen in zijn verwijt tegen Van Cauwelaert. Ook Hilaire Gravez steunde deze aanklacht, in zelfs nog scherpere bewoordingen. Volgens hem had Van Cauwelaert grofweg gelogen. Van Cauwelaert zou zich verdedigen door op te werpen dat ook hij bedrogen was door de Belgische overheid.116 Deze aanval op Van Cauwelaert vond plaats in de aanloop naar de wet op het taalgebruik in het leger. De oud-strijders eisten eigen Vlaamse legerdivisies met het Nederlands als bestuurstaal, met een volledige Nederlandstalige administratie en Vlaamse legerscholen. het toenmalige voorstel van de regering, dat als uitgangspunt had dat een soldaat zijn volledige opleiding zijn moedertaal moet kunnen volgen, was in hun ogen onvoldoende. Maar voor Van Cauwelaert en de andere Vlaamse katholieken was dit al een stap in de goede richting; zij besloten dan ook om ‘ja’ te stemmen.117 Voor Daels was dit het bewijs dat hij zich niet hield aan zijn belofte om de oud-strijders eerst te laten komen. Samen met Rombouts zette hij de aanval in. Van Cauwelaert verweerde zich door te focussen op het feit dat het een stap in de goede richting was. Van Cauwelaert pareerde de aanvallen en dreef zijn zin door. De legerwet van 7 november 1928 was een feit. Het is wel ironisch dat deze er enkele dagen voor de Bormsverkiezing kwam.118 De strijd voor de vernederlandsing van de universiteit Gent is een derde voorbeeld van Daels’ invloed op politiek vlak. Het wordt hier echter niet besproken, om overlapping met het volgende hoofdstuk, over zijn activiteiten aan de universiteit, te voorkomen. Testamentuitvoerder van de IJzer Bovenstaande voorbeelden hangen nauw samen met de machtsontplooiing van de IJzerbedevaarten. De jaarlijkse manifestaties kenden steeds meer succes. In 1924 kocht het IJzerbedevaartcomité een stuk grond aan in Kaaskerke, met als doel er de overgebleven heldenhuldezerken te verzamelen voor een Vlaamse begraafplaats.119
H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 115. H.J. Elias, De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep, p. 249. 117 H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 110. 118 H.J. Elias, op. cit. 119 F. Becuwe en L. De Lentdecker, Van IJzerfront tot zelfbestuur,, p. 55. 115 116
48
Het IJzercomité werd in snelheid gepakt. De minister van landsverdediging, Hellebaut, had namelijk het bevel gegeven om de Heldenhuldezerken te verwijderen om zo tot eenvormige militaire begraafplaatsen te komen. De grafstenen werden door de dienst van de militaire grafsteden verbrijzeld. Dit ontketende een enorm protest, waarbij Daels het voortouw nam. Samen met VOS klaagde hij deze ‘heiligschennis’ fel aan. Na lange onderhandelingen kreeg het IJzerbedevaartcomité zijn zin: de nog niet vernietigde zerkjes werden aan het IJzerbedevaartcomité geleverd.120 Deze ‘aanslag van België op Vlaanderen’ zou lange tijd blijven leven in de Vlaamsgezinde kringen. Omdat een grote Vlaamse begraafplaats niet meer tot de mogelijkheden behoorde, besloot het comité om een IJzergedenkteken op te richten. Het ontwerp van de toren is gebaseerd op de heldenhuldezerk van Joe English en in juli 1928 wordt de eerste steen door Cyriel Verschaeve gelegd. Twee jaar later, op de elfde IJzerbedevaart, werd de IJzertoren plechtig ingehuldigd.121 De jaarlijkse IJzerbedevaart werd meer en meer een stil machtsvertoon van het Vlaamsnationalisme. Onder impuls van Frans Daels werd de toon radicaler en anti-Belgischer. Dit viel niet bij iedereen in goede aarde: op de IJzerbedevaart van 1930 vloog er een vliegtuig over dat strooibiljetten en Belgische vlaggetjes uitwierp, met een oproep aan de bedevaarders om trouw te blijven aan België en de koning. De actie had eerder het omgekeerde effect: de massa reageerde woedend en verscheurde de pamfletten en vlaggen.122 In de beginperiode van de IJzerbedevaart klaagde Daels het geleden onrecht en de nietingeloste beloften aan. In de jaren dertig zou dit evolueren naar een aanklacht tegen België. Daels zou bovendien verantwoordelijk zijn voor de inbreng van de GrootNederlandse gedachte. Deze ‘Dietse’ stroming zou meer en meer voorkomen bij de Vlaams-nationalisten en zou ook zijn weg vinden in de nieuwe Vlaamsgezinde partijen van de jaren dertig (cfr. infra).
H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 151. J. Bal. De IJzerbedevaarten als reflector van twintig jaar Vlaamse beweging (1920-1939), p. 64. 122 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 79. 120 121
49
Hoofdstuk III: Professor Daels Toen Daels terugkwam uit de oorlog hernam hij zijn professoraat aan de –opnieuw Franstalige- Universiteit Gent. Zijn nieuwe, radicale flamingantisme werd dra opgemerkt door zijn collega-professoren en werd zeker niet door iedereen geapprecieerd. Zo weigerde de uit zijn Duitse deportatie teruggekeerde professor P. Frédericq om de hand te schudden met Daels, die hij zag als een landverrader. Toch zou zijn flamingantisme hem in het begin niet worden aangewreven: in 1919 werd hij bevorderd tot buitengewoon hoogleraar en vervolgens tot gewoon hoogleraar. Die titel zou hij tot 1944 dragen.123 In dit hoofdstuk worden er drie facetten van Daels als professor en geneeskundige besproken. Allereerst wordt er gefocust op zijn professionele bezigheden, zoals zijn inzet voor de verpleegkundigen en zijn invloed bij de studenten. Als professor aan de Universiteit Gent zou Daels betrokken zijn bij de vernederlandsing ervan. Tenslotte zou Daels zijn kruistocht voor een eigen academisch ziekenhuis verder zetten. Een sociaal-bewogen geneesheer De Frans Daels die terugkwam uit de loopgraven was nog meer doordrongen van het sociale plichtsgevoel dat hij als dokter en professor had ten opzichte van de sociaal behoevenden. “Een geneeskunde die niet sociaal voelt is geen ware geneeskunde”124 liet hij meer dan eens opmerken. Als verloskundige zou hij zich ten volle inzetten voor de verpleegsters en vroedvrouwen. Samen met Léon Elaut en anderen richtte hij de Federatie van de Vlaamsche Verpleegsters- en Vroedvrouwenscholen op. Volgens Elaut was dit een succesvol initiatief dat veel lof toegezwaaid kreeg. Het zouden ook de leden van deze federatie zijn die in 1937 betrokken waren bij de hervorming van de verpleegsteropleiding. Hij was ook medewerker van het tijdschrift voor Verpleegkunde, Vroedkunde en Sociale Geneeskunde. Niet iedereen apprecieerde Daels inzet voor de verpleegsters en vroedvrouwen. Enkele Mechelse katholieken vonden dat hij niet genoeg, of niet betrouwbaar genoeg, katholiek was, en lieten hem links liggen.125
G. De Smet en M. Thiery, Nationaal biografisch woordenboek, Brussel, Paleis der Academiën, 1996, deel 15, p. 140. 124 BOEY (M.). “A. Schweitzerprijs: prof dr. Fr. Daels 90!”, in: Het Pennoen, 1.3.1972. 125 L. Elaut, Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg, p. 329. 123
50
Ook de schrijver in Daels kwam in deze periode naar boven. Hij bracht een aantal sociaal-geneeskundige boekjes uit, zoals Kapittels uit de praktische gynaecologie126, Voordrachten over verpleegkunde en sociale geneeskunde127, wat een bundel was van zijn redevoeringen op de verpleegkundige congressen, Operatieve verloskunde en Beginselen van de praktische verloskunde.128 Naast deze meer praktische boeken bracht Daels ook een bundeling van zijn speeches uit: acht voordrachten voor onze studenten.129 Hierin riep hij de (geneeskunde)studenten op om zich ten volle in te zetten voor het volk. Daels’
radicaal-Vlaams
profiel
zorgde
wel
meer
voor
problemen.
Met
de
vernederlandsing van de universiteit (cfr. infra) was het taaldualisme in de universitaire en medische kringen niet zomaar verdwenen. Integendeel, het Frans heerste nog steeds in de Société de Médicine de Gand. Samen met zijn vriend Jozef Goossenaerts zou Daels het voortouw nemen in de oprichting van Nederlandstalige alternatieven. Door diverse wetenschappelijke congressen, alsook de oprichting van Nederlandstalige tijdschriften, werd de taalstrijd in de wetenschap gevoerd. In 1920 reeds verscheen het Vlaamsch Geneeskundig Tijdschrift, waarvan Daels medestichter en hoofdredacteur was. Van 1920 tot 1924 was hij voorzitter van het Vlaamsch Geneeskundig congres. In 1922 trad hij toe tot het Vlaamsch Geneesheren Verbond.130 Zijn verzet tegen de Franstalige dominantie werd hem uiteraard niet in dank afgenomen: “Daels was het zwarte beest van de franskiljons.” In 1924 werd hij uit de Société Belge de Gynécologie gestoten, omwille van zijn uitspraak over het Dosfel-proces (cfr. Supra). Daarop werd een Vlaamse Vereniging voor Heelkunde en Gynekologie opgericht, die echter door gebrek aan doorzettingsvermogen al snel verdween. Ook in eigen rangen werd Daels geviseerd. Verschillende geneesheren gingen niet akkoord met de expansieve groei van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen, en beweerden dat het altijd dezelfde waren die het initiatief namen; Daels en Goossenaerts ds. Maar aangezien ze niet met een alternatief kwamen aandraven, bleven de congressen en tijdschriften ongeschonden.131
126
F. Daels, Kapittels uit de practische gynaecologie, Tielt, Lannoo, 1928. F. Daels, Voordrachten over verpleegkunde en sociale geneeskunde, Antwerpen, De Sikkel, 1937. 128 F. Daels, Operatieve verloskunde. Leuven, Vlaamsche boekenhalle, 1920. 129 F. Daels, Acht voordrachten voor onze studenten, Leuven, Blauwvoet, 1935. 130 L. Elaut, Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg,, pp. 326-327. 131 L. Elaut, Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg,, p. 328. 127
51
Bij de studenten Omwille van zijn Vlaamsgezindheid was Daels populair bij de Vlaamse studenten. In 1920 ontving hij een ‘Hulde van de Hoogeschoolstudenten’-medaille. Dit was een eerbetoon van de geneeskundestudenten van de vier universiteiten voor zijn inzet en enthousiasme tijdens de Eerste Wereldoorlog.132 In 1922 viel deze eer hem nog eens te beurt. In het tijdschrift Ons Volk Ontwaakt verscheen een brief ‘aan professor Daels’, waarin zijn inzet voor de studerende jeugd aan het front gelauwerd werd.133 Als lesgever was Daels zeer streng. Hij verlangde van zijn studenten dezelfde inzet en inspanningen die hij zelf gaf. Zo werden de doctoraatstudenten al om 7u verwacht in de kliniek, om daar onder toeziend oog van Daels de patiënten te consulteren. Hij hamerde steeds op de plicht van de studenten om zich in te zetten voor het volk: “Hij heeft nooit een student laten zakken wegens onvoldoende obstetrische kennis, maar hij heeft er velen uitgekafferd omdat ze naar zijn mening onvoldoende sociale zin hadden.”134 Ook bij de patiënten was Daels populair, hoewel de Gentse volksvrouwen Daels zijn Antwerps accent niet altijd begrepen. Zo zei een oudere mevrouw, toen ze een vraag van Daels niet goed had begrepen: “Verexcuseer mij, meneer de professor, maar ik versta geen Frans.” Daels glimlachte nauwelijks.135 Daels droeg het in 1933 opgerichte Gentsch Studentencorps een warm hart toe. De doelstellingen van dit korps klonken Daels als muziek in de oren: enerzijds het vrijwaren van
het
Nederlandstalig
karakter
van
de
universiteit,
anderzijds
via
een
nevenorganisatie, de Sociale Hulp, aan sociaal dienstbetoon doen. Daels werd erelid en zou hen helpen een eigen studentenhuis ‘Mac Leod’ op te richten. In de Tweede Wereldoorlog zou het Gents StudentenVerbond de rol van het GSC overnemen.136 Ten slotte werd Daels voor zijn wetenschappelijk onderzoek meerdere malen onderscheiden. Hij kreeg op drie december 1930 de prix Berraute van de Académie de Medicine voor zijn artikel over het voorkomen van kanker.137 In 1935 werd hij doctor honoris causa aan de universiteit van Keulen.
UA, personeelsdossier Frans Daels, Hulde van de hoogstudenten. 96/132, archief Godelieve Daels, Ons Volk Ontwaakt, 13.6.1922. 134 L. Elaut, Mijn memoires p. 413. 135 L. Elaut, Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg,, p. 224. 136 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de RRijksuniversiteitjksuniversiteit Gent tijdens de Tweede Wereldoorlog, Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 1992, p. 6. 137 UA, personeelsdossier Frans Daels, prix Berraute, 3.12.1930. 132
133ADVN
52
De vernederlandsing van de Universiteit Gent De officiële vernederlandsing van de Universiteit Gent in 1930 was het sluitstuk van een lange strijd. Niet alle elementen van de vernederlandsing komen hier aan bod; zo worden de parlementaire discussies en dergelijke niet besproken, omdat ze voor deze thesis niet relevant zijn. De eis voor een eigen Vlaamse universiteit was een van de kernpunten van de Frontbeweging én het activisme, maar de Von-Bissing-Universiteit had amper bijval gekregen van de bevolking. Op 21 januari 1919 werd dan ook de Franstalige universiteit in ere hersteld; Paul Fredericq en Henri Pirenne, die tijdens de oorlog gevangen waren genomen omwille van hun protest tegen de vernederlandsing van de Universiteit, als eerste tot rector benoemd. Het werd de regering snel diets gemaakt dat de vernederlandsing van de universiteit een van de voornaamste strijdpunten zou blijven van de Vlaamse beweging. In juli 1919 gingen ze dan ook over tot de oprichting van de Vlaamsche Hogeschoolcommissie, die bestond uit ambtenaren en hoogleraren uit de verschillende universiteiten. Daels zou er in 1922 dr. Van de Perre opvolgen als voorzitter. De commissie werd door de minsterraad “belast met de studie over de inrichting van een overgangsregime, dat aan de studenten die het zullen aanvragen, moet toelaten hun studiën in 't Vlaamsch aan te vangen in de faculteiten en de Bijzondere Scholen voor Burgerlijke Genie en van Kunsten en Manufacturen der Universiteit Gent.”138 Als voorzitter van de commissie zou Daels in 1922 tussenkomen bij het voorstel van Frans Van Cauwelaert. Zijn wetsontwerp stelde een trapsgewijze vernederlandsing van de Gentse universiteit voor, vanaf het academiejaar 1922-1923. Zowel van Vlaamse als Franstalige kant kwam er echter protest op dit voorstel, waardoor het bijgeschaafd moest worden. Uiteindelijk werd het voorstel ‘aanvaardbaar’ geacht door de Vlamingen, zo blijkt uit de stappen die Daels ondernam. Uit de parlementaire besprekingen was namelijk naar voren gekomen dat, als er al een meerderheid te behalen viel, deze zeer nipt zou zijn. Daels ging in Brussel de afgevaardigden van het Vlaams front vragen om niet tegen te stemmen, maar zich te onthouden.139 Daels kreeg gelijk. Er werd een meerderheid behaald van 89 stemmen tegen 85 bij 7 onthoudingen. In de meer
M. Basse, De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930, p. 160. A. Willemsen “Geyl als grootnederlander in de jaren twintig.”, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 90, 1985, p. 467. 138 139
53
conservatieve Senaat werd het voorstel-Van Cauwelaert echter verworpen. Toen in juni 1923 nog altijd geen oplossing gevonden werd, bood de regering haar ontslag aan.140 In juli 1923 vond men een compromis in het Nolf-systeem. In dit voorstel werd het Nederlands de bestuurstaal van de universiteit. Voor het onderwijs konden de studenten kiezen tussen een Vlaamse en een Franse afdeling, met respectievelijk 2/3 Nederlandstalige en 1/3 Franstalige colleges en vice versa. Op 31 juli 1923 werd deze gedeeltelijke vernederlandsing een feit. Hoewel men in de regering tevreden was gesteld, was men dit in de publieke arena allesbehalve. Zowel de Vlaamsgezinden, die de unief smalend ‘de Nolf-barak’ noemden, als de franskiljons, die vreesden voor het einde van ‘Gand Francais’, kwamen in actie.141 Op het Vierde Katholiek Vlaamsch Congres van de Landsbond had Daels reeds voor de stemming zijn afkeur over de Nolf-Universiteit laten blijken: “Komt het ontwerp Nolf erdoor, dan moet de strijd worden aangegaan voor het vernietigen van een nieuwe antisociale, antipedagogische, antiwetenschappelijke burcht, door de Vlaamse leiders zelve in Vlaanderen opgericht… We weten nu eens wat in België en in de politiek, beloften zijn.”142 Daels riep de Vlaamse volksvertegenwoordigers op om nee te stemmen op het voorstel. Bij de Vlaamsgezinden circuleerden er twee standpunten ten opzichte van de Nolf-wet. De ene zijde vond dat men er maar vrede mee moest nemen, terwijl de andere partij de strijd voor een volledig Nederlandstalige universiteit verder wou zetten. Daels behoorde tot de laatste strekking. Hij riep op tot een boycot door de Vlaamse studenten. Deze boycot had in het begin enig succes. Naarmate de tijd verstreek, zou de beweging afzwakken. In 1927 verklaarde Daels dan ook teleurgesteld te zijn in de boycot.143 Ook aan de Franstalige zijde heerste er ontevredenheid. Ze richtten de Ecole des Hautes Etudes op om alle lessen die aan de universiteit in het Nederlands waren ook in het Frans aan te bieden. Daels zou tot 1929 zijn colleges in het Frans geven; pas in oktober 1929 verkrijgt hij van het ministerie de toestemming om zijn vakken in het Nederlands te geven.144 Een definitieve oplossing kwam er met de wet van 5 april 1930. De regering-Jaspar maakte komaf met de tweetalige universiteit. Na een lang debat werd besloten om vanaf De vernederlandsing van de universiteit was eerder een drogreden voor het ontslag van de regering; de Rurhkwestie was de daadwerkelijke oorzaak. 141 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 311. 142 L. Elaut, Mijn memoires : van Keiberg tot Blandijnberg, p. 201. 143 M. Basse, De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930, p. 171. 144 UA, personeelsdossier, toestemming van minister van wetenschappen, 15.10.1929. 140
54
het academiejaar 1930-1931 alle lessen in het Nederlands te geven, met uitzondering voor diegenen die begonnen waren in het Franstalige stelsel. Veertig jaar bitse strijd kwam zo tot een einde.145 ’t Hospitaal van Daels Na de oorlog zou Daels zijn plannen voor een eigen academisch ziekenhuis van vóór 1914 terug bovenhalen. In 1921 slaagde hij erin om de toenmalige rector Pirenne en de vertegenwoordigers van het burgerlijk hospitaal ervan te overtuigen dat er veel te weinig patiënten beschikbaar waren voor zijn studenten. Er werd overeengekomen dat Daels en zijn studenten twee van de drie opgenomen zwangere vrouwen mochten behandelen, alsook dat het gelijkvloers van het Gentse Moederhuis werd vrijgemaakt voor de eigen verloskundige kliniek. Deze scheiding tussen de stads- en universiteitsdiensten was een belangrijke symbolische stap naar een eigen ziekenhuis. Daels zag zijn doel steeds dichterbij komen.146 Een uitstekende kans om zijn collega’s te overtuigen van de noodzaak van een eigen academisch ziekenhuis deed zich voor in 1929. Door de aanpassingen in het curriculum van de studenten kon men de noodzakelijke stages niet meer op een ernstige manier organiseren. Het was nogmaals pijnlijk duidelijk geworden dat er een tekort was aan patiënten voor de studenten. Samen met chirurgisch professor de Beule zou Daels zijn collega’s en het rectoraat eindelijk kunnen overtuigen van de noodzakelijkheid van een eigen universitair hospitaal. De rector kon de feiten niet langer ontkennen en stelde vanaf 1930 een commissie aan die de voorbereidingen moest treffen. Eerst als secretaris en later als voorzitter zou Daels doen wat hij het liefste deed: brieven versturen naar iedereen die ook maar inlichtingen kon verstrekken over hoe de stichting van zo’n ziekenhuis diende te worden aangepakt.147 Het kon voor Daels echter niet snel genoeg gaan, waardoor hij gefrustreerd raakte door het gepalaver over de financiering. Dit uitte hij enigszins tactloos door in 1931 op de radio te verklaren dat Gent op het vlak van het klinisch onderwijs het “record van de achterlijkheid” bezat, en dat het de enige Belgische universiteit was zonder een eigen ziekenhuis. Hij weet dit aan het gebrek aan daadkracht van zowel de universiteit als de overheid. Samen met zijn collega’s drong hij herhaaldelijk aan op het concretiseren van de gemaakte beloftes. Dit zonder enig resultaat. In november 1933 had Daels er genoeg van en diende hij zijn ontslag in als voorzitter van de universitaire commissie. Hij was T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 327. L. Elaut, Een epos: het Gentse akademisch ziekenhuis, p.36. 147 L. Elaut, Een epos: het Gentse akademisch ziekenhuis, pp. 38-39. 145 146
55
teleurgesteld in de houding van rector Bessemans en minister van openbaar onderwijs Lippens, die hem lastig vielen met vragen die twee jaar eerder reeds beantwoord waren. Lang zou zijn ontslag niet duren: hij kreeg heimwee naar ‘zijn’ academisch ziekenhuis. Bovendien legde de nieuwe beheerder van de universiteit, A. Schoep, meer daadkracht aan de dag. Vanaf 1935 vormden Daels en Schoep een tweespan die eindelijk concrete resultaten behaalden. Zo ging men over tot de aankoop van een stuk grond en werden de bouwwerken aangevat. De kogel was eindelijk door de kerk. 148 Ondertussen wist heel Gent dat Daels de drijvende kracht was achter het academisch ziekenhuis. In de pers voerde men propaganda voor of tegen de zaak. Doordat het algemeen geweten was dat Daels de voortrekker was sprak men in de volksmond al snel over het ‘hospitaal van Daels.’ Maar niet iedereen was positief over de inspanningen van Daels: er waren er die beweerden dat hij het deed voor persoonlijk geldgewin of om politieke invloed te verwerven. Daels liet dit allemaal aan zich voorbijgaan, en toen de eerste werken werden aangevat, zou het merendeel van de pers zich achter Daels scharen.149 Rector Daels? Toen in mei 1933 het bestuur van August Vermeylen ten einde liep, was de faculteit geneeskunde aan de beurt om een kandidaat voor het rectoraat naar voren te schuiven. Normaliter zou de faculteit de drie oudste professoren die in aanmerking kwamen voordragen, namelijk De Stelle, Van Durme en Daels. De faculteit deed dat echter niet en droeg op 3 mei de professoren Van Durme, Goubeau en Bessemans voor. Hierop barste een bom los in de Vlaamsgezinde kringen, die hierin een anti-Vlaamsgezinde streek zagen. In de Vlaamse dagbladen werd Daels fervent verdedigd. In de Franstalige pers vond dan weer omgekeerde plaats. De kwestie kwam in het parlement. De Katholieke Vlaamse Senaatsgroep, met prof. P. Orban als voortrekker, koos partij voor Daels. De Katholieke Vlaamse Landsbond en Van Cauwelaert hielden zich afzijdig. Ook vanuit de hoek van De Standaard kreeg Daels geen steun.150 De studenten zouden wél hun stem laten horen. Op initiatief van Clemens De Landtsheer verstuurden de studenten massaal telegrammen naar de minister-president de Broqueville “om te eischen de benoeming van prof. Daels en van niemand anders tot
L. Elaut, Een epos : het Gentse akademisch ziekenhuis , pp. 40-44. L. Elaut, Een epos : het Gentse akademisch ziekenhuis, p. 49. 150 H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 120. 148 149
56
rector.”151 De benoeming van Albert Bessemans kon echter niet ongedaan gemaakt worden. Waar dit voor de Vlaamsgezinden een slag in het gezicht was, is het betwijfelbaar of Daels zich hier persoonlijk door geraakt voelde. Volgens Luc Daels waren het vooral de vrienden van Daels die aandrongen op zijn benoeming als rector. Hijzelf had het veel te druk met zijn werk als geneesheer en dat ging voor hem duidelijk voor: “ik zie hem de kliniek geen dag missen in die tijd.”152 Daels zou nooit het rectorenambt geambieerd hebben. Hij heeft het alleszins nooit gekregen.153
151
ADVN, 96/132, archief Godelieve Daels, Telegram van Clemens De Landtsheer, 12.7.1933. Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 153 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 152
57
Hoofdstuk IV: aanloop naar Wereldoorlog II Het laatste decennia voor de Tweede Wereldoorlog werd gekenmerkt door een toenemende radicalisering van de Vlaams-nationalisten. Dit kwam dat tot uiting kwam in de stichting van verschillende ‘Nieuwe Orde’ partijen. Er vond zowel een zwaai naar extreemrechts als naar extreemlinks plaats in de politiek, die hoe langer hoe meer problemen ondervond om de klassieke democratie te behouden. Daarbovenop kwam de zware financiële crisis, die voor deze nieuwe partijen een bevestiging was van hun antidemocratische standpunten. De klassieke partijen leken uitgerangeerd. Fascisme en communisme leken voor velen de enige uitweg uit de malaise. Overal in Europa kwamen extreme partijen aan de macht. In België zou de liberale democratie zich handhaven, maar evenwel te maken krijgen met harde concurrentie van de nieuwe partijen.154 De antidemocratische evolutie van het Vlaams-nationalisme Eind de jaren twintig vond er een attitudeverandering plaats in het Vlaamsnationalisme. Door de economische crisis haalden antidemocratische gedachten de bovenhand. Door de sociale gevolgen van de crisis was de bevolking ontvankelijker voor deze antidemocratische propaganda. Net zoals in Duitsland werd de parlementaire democratie in vraag gesteld. Er was een nood aan charismatische leiders, die op een autoritaire manier een (irreëel) politiek doel propagandeerden. Om deze politieke idealen te bereiken, werd geweld meer en meer als een noodzakelijk kwaad beschouwd.155 Waar de anti-Belgische stroming de jaren twintig overheerste, zou deze in de jaren dertig vergezeld worden van de Groot-Nederlandse gedachte. Deze ideologische stroming stond naast (en in strijd met) de gedachte van een eigen nationalistische staat. Dit laatste gebeurde in het zog van de Europese ontwikkelingen en was zeker niet exclusief Vlaams-nationalistisch (cfr. Rex). Het fundament van het Diets denken was dat een volk zich manifesteerde door zijn taal. Het einddoel van dit discours was dan ook de vereniging van Nederland en Vlaanderen. Met ‘Dietsland’ als doel werd de Belgische staat volledig verworpen. Deze nieuwe ingeslagen richting resulteerde in de oprichting van een aantal nieuwe partijen. Allereerst was er het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) dat in 1931 door Joris Van Severen werd opgericht. In eerste instantie trachtte het E. Gerard, “De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd. 1918-1939”, in: Nieuwe geschiedenis van België 1905-1950, (2006), pp. 980-81. 155 B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 119-123. 154
58
Verdinaso via een revolutie de Dietse staat realiseren. Van Severen zag zichzelf als de leider van dit Dietse volk. Hij zou echter snel op zijn mening terugkomen: in 1934 zou hij een ‘nieuwe marsinrichting’ inslaan, die niet langer Groot-Nederland als doel had. Hij zou zich bekeren tot de Belgische stroming die België zag als het kernland van een Bourgondisch rijk, waarin de Walen als geromaniseerde Dieters aanzien worden. Hierdoor zou Van Severen zijn Vlaams-nationalistische aanhang verliezen.156
Het VNV In oktober 1933 werd het VNV opgericht. De stichtingsakte was het resultaat van ellenlange debatten tussen de verschillende ideologische stromingen, waarbij Staf De Clercq meer als bemiddelaar dan als leider optrad. De fascistische stroming zou de bovenhand krijgen, met als gevolg dat de democraten hun heil elders gingen zoeken. De meer gematigde stroming zou assimileren met het VNV. De partij had als doel het ideologisch en organisatorisch verbrokkelde Vlaams-nationalisme te verenigen om samen te ijveren voor een nationaal-solidaristische Dietse staat. Ook nam het VNV afstand van Frankrijk en zochten ze toenadering tot Duitsland, dat zij als hun natuurlijke bondgenoot beschouwden. Het VNV stelde zich ook kritisch op ten opzichte van de liberale parlementaire democratie en het economisch liberalisme.157 Ondanks de principiële afwijzing van de al Belgische parlementaire democratie af zou het in 1936 deelnemen aan de verkiezingen. De partij behaalde 13,6% van de Vlaamse stemmen, wat goed was voor 16 Kamerzetels. In de verkiezingen van april 1939 zou dit aantal nog lichtjes stijgen naar 17 zetels (op 202). Dit in tegenstelling tot de fascistische partij Rex, die zijn aantal zetels zag verminderen van 21 (1936) naar 4. De oorzaak hiervan moet wellicht gezocht worden in het feit dat Rex zich steeds meer oriënteerde op de buitenlandse extreemrechtse bewegingen, terwijl het VNV zich bleef richten op de eigen Vlaamse strijd.158
Daels in het VNV? Voor de oorlog zou Daels al een keer in contact komen met vooraanstaanden van het VNV. De partij had in Antwerpen namelijk problemen met Hendrik Borginon, die steeds nieuwe eisen stelde aan De Clercq, teneinde een belangrijkere positie te verwerven in het VNV. Daarop besloten de Antwerpenaren een alternatief te zoeken indien het overleg met Borginon niet tot een akkoord zou leiden. Hiervoor zagen zij Daels als de H.J. Elias, Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring, p. 175. B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, 130. 158 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, pp. 350-351. 156 157
59
geknipte persoon. Op 29 maart 1936 vond een bijeenkomst plaats tussen Daels en de vertegenwoordigers van het Antwerpse VNV, zijnde Arseen Kennes, Leo Augusteyn, en Jan Timmermans. Tijdens dit overleg boden ze Daels de eerste plaats op de lijst aan. Daels ging hier echter niet direct op in. Als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité wou hij eerst de leden van het comité raadplegen en pas daarna tot een beslissing overgaan. Zij raadden het hem af, en op 4 april liet Daels aan Leo Augusteyns weten dat hij het aanbod zou afslaan. Uiteindelijk zou er toch een compromis gemaakt worden met Borginon, die de eerste plaats zou opnemen.159 Boegbeeld voor het radicale Vlaanderen Uit de voorgaande gebeurtenis blijkt dat Daels een radicalere koers ging varen. Dit zal hier duidelijk gemaakt worden aan de hand van een aantal voorbeelden van zowel zijn daden als zijn woorden. Allereerst is er Daels’ toetreding tot de Vlaamse Concentratie. Dit was een initiatief van het dagblad Nieuw Vlaanderen, en kwam voort uit de wens voor een sterk rechts front tegen de groeiende linkse macht. Op 19 juli 1936 vond het ‘Congres der Vlaamse Concentratie’ plaats in Leuven. Naast enkele professoren en katholieke politici waren er ook vertegenwoordigers van het Verdinaso (Frantz van Dorpe) en het VNV (Hendrik Elias) aanwezig. Uit het congres vloeiden drie concrete eisen voort. Zo eisten ze de Vlaamse zelfstandigheid, de opzegging van het Frans-Belgisch militair akkoord en volledige amnestie voor de activisten. Een ‘leidingcomité’ werd samengesteld, waarvan Hendrik van de Wijer voorzitter werd. Frans Daels zou ook toetreden tot het congres. Op 25 juli 1936 kondigde Nieuw Vlaanderen de oprichting van de Vlaamse Concentratie – ‘het Vlaamse Volksfront’- aan. Door een gebrek aan daadkracht liep het initiatief op een sisser af.160 Daarnaast zou Daels in zijn toespraken steeds scherper uit de hoek komen. Op de bedevaart van 1935, die in het teken stond van ‘Los van Frankrijk’ kwam Daels bitter uit de hoek: “Nu ligt Vlaanderen ontredderd en daadloos verdeeld. Vlaamse instellingen werden gewurgd door de machtsgreep van de Belgische en Brusselse centralizatie: voormannen, geboeid aan de redding van geldelijk bezit, zaaiden bittere ontgoochelingen; zij susten hun eigen volk in de slaap en verloren hun strijdend gezag tegenover de staatsmacht, die weer driester optreedt, en de dualiteit, waaruit dit land bestaat, ongestraft ten nadele van de Vlamingen, miskent. Zij die het Vlaanderen van de bloedgrachten in de rug hebben geschoten en zijn schoonste zonen hebben doen verbannen en folteren, spelen nu voor vaderlanders, genieten van hoge officiële vriendschap en grijpen ADVN 96/132, archief Godelieve Daels, Frans Daels aan Clemens De Landtsheer, 2.4.1936; Frans Daels aan Leo Augusteyns, 4.4.1936. 160 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 224. 159
60
naar de macht om Vlaanderen in zijn opstanding te doden”161 Nog in 1935 gaf hij een speech in het Gildenhuis te Sint-Niklaas, waar hij samen met senator Lebon de Vlaamse Kamerleden aanviel omwille van hun voortdurende toegevingen. Zij hadden de Vlaamse jongens verloochent.162 Daels zou zich in april 1936 onomwonden achter het federalisme scharen. Dit federalistisch gedachtegoed werd in veel Vlaamse kringen, waaronder die van Nieuw Vlaanderen, gezien als de nieuwe weg voor de Vlaamse Beweging. Dit nieuwe bewustzijn kwam voort uit het besef dat de Vlaamse kwestie niet louter een taalvraagstuk was, maar het probleem van een natie. Op een radio-uitzending verklaarde hij dat dat de Vlaamse Beweging te midden van en door de ineenstorting van de laatste maanden plots over heel de linie een nationale beweging geworden was. Hij riep de Vlaamse intellectuelen op om samen op de voorpost te staan voor een tastbaar actieplan te ontwikkelen, dat als doel het federalisme had.163 Een andere belangrijke redevoering was getiteld ‘De landsverdediging met niet-militaire middelen.’ Deze redevoering moet men kaderen in een voorgaand initiatief van Daels. Samen met samen met enkele andere academici had hij in 1932 de ‘vereeniging van Gentsche Hoogleraars voor Ontwapening en Bevordering van het Internationaal Rechtsbeginsel’ opgericht. De taalkundige Edgard Blancquart werd voorzitter. Zelf zou hij ondervoorzitter zijn van deze vereniging, die zou streven naar de “onvoorwaardelijke ontwapening en inrichting van het lijdelijk verzet tegen een mogelijke gewapende bezetting in België […] Wij zijn er innig van overtuigd dat in ontwapening en door passief verzet de redding van ons volk ligt, en, bij uitbreiding over andere naties, de redding van de beschaafde wereld”164 Het initiatief zou helaas een stille dood sterven, maar in de pacifistische oud-strijders vereniging VOS vond zijn boodschap wel nog gehoor. In zijn speech van 1937 kwam hij terug op de basisidee ervan: de verdediging met nietmilitaire middelen en de volledige ontwapening van België. Zo verklaarde hij vurig: “Het Latijnsche spreekwoord ‘si vis pacem, para bellum’ ‘wilt gij de vrede, bereidt de oorlog voor’, dat ons door het heidendom werd overgeleverd, moet worden omgevormd in de enige geestelijke en zedelijke waarheid: ‘si vis pacem, para pacem!’ wilt gij de vrede,
H.J. Elias, Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914/1939. De verovering van de grote taalwetten en het groeiend radikalisme in Vlaanderen. December 1928 / mei 1936, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1969, p. 179. 162 F. Daels, Acht voordrachten voor onze studenten, Leuven, Blauwvoet, 1935. 163 F. Daels, Vlaanderen in 1936: vier toespraken van prof. Daels. Antwerpen, De Sikkel. 164 F. Daels, Weerbaarheid. Landsverdediging met niet-militaire middelen. Rede gehouden voor het verbond VOS te geel, op 29 augustus 1937.” s.l., s. n., 1937, p. 12. 161
61
bereidt de vrede voor!”165 De invloed van deze redevoering was beperkt, zo zou blijken in 1940. De IJzerbedevaart van 1939: Nooit meer oorlog? Enkele dagen voor de Duitse inval van Polen vond de laatste vooroorlogse bedevaart plaats. Naast het traditionele gebed van Pater Callewaert, waren er ook toespraken van Anton Coolen, een Noord-Nederlander die de Dietse gedachte hoog in het vaandel droeg, alsook een toespraak namens het verbond VOS, door A. Van Reeth. Maar het zou de rede van Daels zijn al de voorgaande zou overschaduwen. Hij trok opnieuw bitter van leer tegen de regering, die hij “schijnheiligheid van de diplomatie” verwijt. Bijzonder is dat Daels het verdrag van Versailles vermeldt, dat ook door de Duitsers gecontesteerd werd: “Terwijl in het verslag van Versailles uitdrukkelijk vermeld stond dat geen vervolgingen zouden plaats hebben om politieke feiten, werd na de oorlog in Vlaanderen gestolen, verbrand en ter dood veroordeeld. Na de plechtige belofte van gelijkheid in rechte en feite, kwamen enkele gebrekkige taalwetten die zelfs na jaren door de Staat tegenover het Vlaamse volk niet eerlijk werden toegepast, spijts alle zogezegde parlementaire of ministeriële waakzaamheid: de onderwijswet te Brussel, de taalwet in de hoofdbesturen, de taalwet op de grensstreek, de hervorming van het bestuurlijk kader […]” Was dit reeds een uitgestoken hand naar de Duitse overheid? Nog opvallender is dat Daels de loyaliteit van de Vlamingen ten opzichte van België ten twijfel trekt: “Een staat stelt onderzoeken in om na te gaan of oud-strijders van de IJzer bij een nieuwe catastrofe loyaal zouden zijn. Het antwoord van het éne solidaire Vlaamse volk is duidelijk. Vlaanderen kan en zal maar integraal en volkomen loyaal zijn en blijven tegenover het eigen volk, tegenover de primauteit van ’t eigen volksbelang in alle eerlijkheid en consequentie. Wij zijn een volk. Zoals in 1914-1918 aan de IJzer zal het in geen geval meer gaan.” Het is betwijfelbaar dat Daels hiermee oproept tot collaboratie, zoals hem later werd aangewreven. Vermoed wordt dat hij met dit dreigement de regering wou herinneren aan de invloed van het Vlaamse volk166
F. Daels, Weerbaarheid. Landsverdediging met niet-militaire middelen. Rede gehouden voor het verbond VOS te geel, op 29 augustus 1937.” s.l., s. n., 1937 166 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1939. 165
62
Besluit De ervaringen van de Eerste Wereldoorlog zorgden voor een radicale verandering van het gezicht van de Vlaamse beweging. Tijdens het interbellum waaide er in de Vlaamsgezinde milieus een radicaal anti-Belgische wind. Deze stroming haalde op het einde van de jaren dertig de bovenhand en werd van de Groot-Nederlandse gedachte. Het Vlaams-nationalisme werd geïnstitutionaliseerd in verschillende partijen, waardoor er een versnipperd Vlaams partijlandschap ontstond. Het ongenoegen dat leefde bij de Vlaamsgezinden kwam tot uiting tijdens diverse massamanifestaties, waarvan de jaarlijkse IJzerbedevaart de grootste en meest invloedrijkste was. In Diksmuide herinnerde Frans Daels de regering aan hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de Vlaamse gesneuvelden. Als ‘het geweten van Vlaanderen’ zou Daels steevast aanklagen wat volgens hem misliep in België. Naast zijn redevoeringen op de IJzerbedevaart gaf hij ook verschillende redes aan studenten, aan Vossen en aan al wie maar naar zijn boodschap wenste te luisteren. De uitspraken die hij deed in deze context, vielen niet altijd in goede aarde bij de regering. Zo ontving de rector in 1937 een brief van de minister met een vraag om uitleg over een uitspraak van Daels op de IJzerbedevaart. Daels had er zich laatdunkend uitgelaten over het staatshoofd.167 Daels zou in deze periode de grenzen van het politiek engagement aftasten, maar geen daadwerkelijke functie opnemen. Hij zag zichzelf in de eerste plaats als dokter en voorzitter van het IJzerbedevaartcomité. Op advies van dat comité wees hij in 1936 een plaats op de lijst van het VNV af. Op oudere leeftijd zou hij in de De Standaard het volgende verklaren over zijn afwezigheid in de partijpolitiek: “Partijpolitiek is nooit integraal eerlijk, nooit helemaal belangeloos. Wij wilden een zweep zijn, de samenhorigheid onder alle Vlamingen versterken. Onder de eerste oorlog had ik zowat overal toegang verkregen, ik leerde een aantal mensen kennen, ik kon mij zowel tot de ene als tot de andere wenden en zo mijn invloed gebruiken. Daarom kon ik ook geen partijman zijn.”168 en verder: “Ik behoorde tot geen enkele partij. Ik was een Vlaams-nationalist in de algemene zin van het woord. Ik heb altijd mijn vrijheid willen behouden”. 169 Dat Daels invloedrijke vrienden gemaakt had tijdens de Eerste Wereldoorlog, klopt alleszins. En door samen met Jozef Goossenaerts de Katholieke Christelijke Volkspartij op te richten, maar niet op de lijst te staan, kon hij zijn bewegingsvrijheid behouden.
UA, personeelsdossier Frans Daels, brief aan rector Fredericq, 13.9.1937. “Frans Daels, een officier van de IJzer.”, in: De Standaard, 7.1.1972. 169 “Frans Daels, een officier van de IJzer.”, in: De Standaard, 7.1.1972. 167 168
63
Als medicus en professor zou hij op de eerste rij staan bij de vernederlandsing van de Universiteit Gent. Door de oprichting van Vlaamse Academiën en tijdschriften vormde hij een tegenwicht tegen de dominante Franstalige wetenschapskringen. Daarnaast zou hij de draad terug opnemen en de strijd voor een eigen Academisch ziekenhuis verderzetten. In de Tweede Wereldoorlog zou Daels zondigen tegen zijn eigen stelling: hij zou in het VNV en dus in het verhaal van de collaboratie stappen. Dit deel heeft getracht om de aanloop hiernaartoe te schetsen. Een eenduidige verklaring waarom Daels in de collaboratie stapte, is er niet. Maar dat het voortvloeide uit zijn steeds radicaler wordende Vlaamsgezindheid, valt niet te ontkennen.
64
Deel IV: De Tweede Wereldoorlog (1940-1945)
170
De Duitse inval van 10 mei 1940 op het Belgisch grondgebied zou na de korte 18-daagse veldtocht leiden tot de capitulatie van het Belgisch leger, wat als gevolg had dat België officieel niet meer in staat van oorlog was. Koning Leopold III besloot om als krijgsgevangene het lot van zijn leger te delen, waardoor hij een constitutioneel probleem schiep waarvan de gevolgen nog niet te voorzien waren. Na de ineenstorting van het Franse front, vluchtte de regering-Pierlot naar Londen, waar het in een moeizaam contact stond met België.171 Noord-Frankrijk en België kwamen onder het gezag van de Militärverwaltung, die onder leiding stond van Alexander von Falkenhausen. Onder hem stond een Verwaltungsstab voor burgerlijke en administratieve kwesties, waarvan de leiding in handen lag van Militärverwaltungchef Eggert Reeder. Hij zou dan ook de meest actieve rol spelen in België. Door het behoud van het Belgisch bestuursapparaat kon de Duitse bezetter met relatief weinig manschappen toch de volledige controle over de Belgische staat uitoefenen. Door een aantal mandatarissen te vervangen door ‘betrouwbare’ individuen werd de loyauteit aan Duitsland gewaarborgd.172
Onbekend, Frans Daels tijdens zijn toespraak op de IJzerbedevaart van 1943, zwart-Wit foto, 22.8.1943, Archief Clemens De Landtsheer, zoals na diens dood bij testament overgemaakt aan Carlos Van Louwe. 171 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 375. 172 T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 385. 170
65
In deze turbulente tijd zou Daels de stap zetten naar de collaboratie. Dat dit uit Vlaamsgezindheid was, behoeft geen twijfel. Door lid te worden van de Raad van Leiding van het VNV zou hij een invloedrijk figuur worden in het bezette Vlaanderen. Gedurende drie jaar was Daels actief op diverse politieke niveaus. In 1943 zou hij uit het VNV stappen. In dit deel wordt de collaboratie van Daels aan de hand van verschillende bronnen besproken. Naast daadwerkelijke bewijzen van zijn collaboratie (vooral briefwisseling), wordt ook rekening gehouden met enkele na zijn veroordeling verschenen geschriften. In Frans Daels ter door veroordeeld worden de feiten besproken vanuit een duidelijk anti-collaboratie standpunt. De anonieme auteurs zijn niet mals voor Daels: “Komt echter de bezetting in 1940, dan zien we Daels overstappen naar het staatkundig terrein, om de vernietiging van België en van zijn wettelijke instellingen na te streven ten voordeele van de oprichting van een werkelijken Dietschen Staat: terwijl hij anderzijds den Vlaamsche strijd onteert door hem te voeren op onridderlijke wijze, zelfs met het wapen der verklikking”173 Daarnaast laten we ook Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels aan het woord. Zoals de naam het zelf zegt, neemt deze brochure de verdediging van Daels op zich. Het verscheen anoniem174 in 1954 en beweerde dat de rechtszaak van Daels niet was verlopen zoals het hoorde: “De debatten van het proces van Prof. Daels, dat bij verstek behandeld werd voor de Krijgsraad, hebben geen klaarheid kunnen brengen, noch omtrent de werkelijkheid van de handelingen die aan de belanghebbende werden verweten, noch omtrent de bedoelingen welke aan deze handelingen en grondslag hebben gelegen. In dit proces, dat gevoerd werd voor een uitzonderingsrechtbank, in de verhitte en gepassioneerde atmosfeer welke toen nog heerste in het land, zijn de middelen van verdediging van prof. Daels niet kunnen voorgebracht worden. Het weze zijn raadslieden toegelaten in de tegenwoordige nota deze middelen van verdediging uiteen te zetten, met het enige doel de waarheid te dienen en de uitvoerende macht op objectieve wijze in te lichten”175 Door deze twee geschriften met het bronnenmateriaal te confronteren, zal getracht worden een objectief beeld te schetsen van de feiten. Na de oorlog zouden nog diverse artikelen in de trant van het Verweerschrift verschijnen. De indeling van dit deel is deels gebaseerd op de uitspraken van het vonnis. Het komt in grote lijnen overeen met de chronologie van de gebeurtenissen, maar wordt wel thema per thema besproken om de coherentie te bewaren. 173
Frans Daels ter door veroordeeld, Gent, La Presse Liberale Gantoise, 1947, p. 5.
175
Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, s.n., s.l., 1954, p.3.
66
Hoofdstuk I: Daels blijft in Gent In de verwarring en angst die gepaard ging met de inval van de Duitsers, besloot de Belgische overheid over te gaan tot het wegvoeren van mogelijke ‘staatsgevaarlijke individuen’ waarvan men vreesde dat ze zouden samenwerken (of al samenwerkten) met de bezetter. In totaal werden een duizendtal Vlamingen weggevoerd. Velen waren uitgesproken Vlaams-nationalisten, zoals Clemens De Landtsheer, die ondertussen al lid was van het VNV. Het ‘Coördinatiecomité’, dat onder leiding stond van de minister van Justitie Paul-Emile Janson, had reeds eind maart 1940 deze arrestaties voorbereid. Naast Janson maakten ook de administrateur van de Staatsveiligheid Robert de Foy en de tot auditeur-generaal benoemde Walther Ganshof van der Meersch deel uit van het comité.176 Door hun enigszins vage opdracht om lijsten samen te stellen van zowel Duitsers die in België verbleven als van Belgen die mogelijks de Duitsers zouden helpen, vond een totale willekeur plaats. Op 10 mei werden ze opgepakt. Sommigen, waaronder De Landtsheer, werden in zogenaamde ‘spooktreinen’ naar Franse kampen weggevoerd, waar ze in onontbeerlijke toestanden zaten opgesloten. Niet iedereen overleefde deze deportatie; zo werd Verdinaso-leider Joris van Severen in Abbeville geëxecuteerd door Franse soldaten.177 Daels kon aan deze deportatie ontsnappen dankzij het ingrijpen van de Gentse procureur-generaal Remy, die zijn naam, samen met die van Elias en zijn schoonzoon Amaat Bockaert (reeds sinds 1937 lid van het VNV), van de lijst van de te arresteren personen schrapte. Vermoed wordt dat zijn andere schoonzoon, Andreeas Van Houwe, die als advocaat actief was aan de Gentse balie en substituut was van de Gentse procureur, zijn voormalige stagebegeleider Remy hiervoor gecontacteerd heeft.178 Aanslag op Daels Terwijl verschillende professoren (de zogenaamde ‘Toulouse-professoren’, cfr. infra) en geneesheren op de vlucht sloegen naar Frankrijk, zou Daels als algemeen gevolmachtigde van de Gentse ziekenhuizen op post blijven. In deze eerste oorlogsdagen zou er een incident plaatsvinden dat in de Vlaamsgezinde pers voor verontwaardiging zorgde. Op vrijdag 17 mei werd hij door “het frankskiljonsch janhagel aangevallen en mishandeld. Slechts door de tusschenkomst van de Gentsche politie en van de procureur des B. De Wever, Greep naar de macht, p. 345. B. De Wever, Greep naar de macht, p. 346. 178 P.J. Verstraete, Hendrik Jozef Elias: biografie, Kortrijk, Verstraete, 2005, deel 1, p. 418. 176 177
67
konings ontsnapte de volksgeliefde leider aan de fanatieke woede van opgehitste militairen, die hem onverwijld wilden terechtstellen.”179 Professor Daels verwoorde het zo: “In de st-Pietersnieuwstraat, ter hoogte van de plateaustraat, komt een officier mij tegemoet en vraagt mij of Dr. Daels ben. Op mijn bevestigend antwoord roept en huilt hij in het Fransch dat hij den Duitschen spion, den verrader Daels heeft weten te pakken op het oogenblik dat hij wou vluchten.” Door de toestromende soldaten wordt Daels vervolgens vastgegrepen en geslaan, volgens Daels tot ongenoegen van de omstaanders: “Een oud moederken komt er tusschen en doet hem bemerken dat hij zich vergist want dat ik prof. Daels ben. Hij roept luide dat het juist Daels is dien hij moet hebben.” 180 Een toegelopen politieagent zou Daels naar het politiebureel escorteren, waar hem werd verzekerd dat hij niet aangehouden werd en bovendien verontschuldigingen kreeg aangeboden van de commissaris van de vijfde wijk en van substituut Van Houwe. Daels zou een klacht neerleggen tegen onbekenden wegens doodsbedreiging. Volgens de verklaring (in briefvorm) van Jozef Carton klopt deze weergave van de feiten niet helemaal. Toen Daels een proces aanspande tegen de officier, “die hem zogezegd wilde aanhouden en slagen had toegebracht, aldus luidde zijn beschuldiging, zonder dat er spraak was van mijne persoon”, werd Carton verraden door zijn buurvrouw. Het was namelijk Carton die Daels slagen had toegebracht: “het feit gebeurde omdat hij weigerde op mijn verzoek de driekleurige armband af te doen waarvan hij drager was, ten einde van zijn vlucht te vergemakkelijken.” Doordat zijn buurvrouw valselijk verklaarde getuige te zijn van de feiten, werd Carton veroordeeld tot acht dagen voorwaardelijke gevangenisstraf.181 Vermoedelijk heeft Daels het verhaal aangedikt en de hoofdrol toegekend aan een Belgische officier, om het meer als een Belgische daad van Vlaamshatendheid voor te stellen. In zijn oorlogsdagboek vermeld hij ook niet dat ‘substituut Van Houwe’ zijn schoonzoon is, wat toch niet onbelangrijk is voor zijn behandeling in het commissariaat. Carton is wel fout in zijn idee dat Daels de Belgische driekleur wou misbruiken om te vluchten naar Frankrijk.
“Uit het oorlogsdagboek van Prof. Daels: hoe de voorzitter van het IJzerbedevaartcomité door een Vlaamschatend officier mishandeld werd en ternauwernood aan den dood ontsnapte.”, in: Volk en Staat, 3.8.1940. 180 “Uit het oorlogsdagboek van Prof. Daels”, in: Volk en Staat, 3.8.1940. 181 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoekk, nr. 4, Verklaring van Jozef Carton, 13.9.1944 179
68
Hoofdstuk II: Daels stapt in de politiek Na die woelige meimaand zou Daels zich meer en meer in politieke wateren begeven. Hij zou zich ontpoppen tot een felle verdediger van Groot-Nederlands gedachtengoed endeze rol ook in de politiek opnemen. Dit zou culmineren in zijn toetreding tot de Raad van Leiding van het VNV. Een eerste stap hiertoe zette hij op een door hem georganiseerde samenkomst midden juni. Aan deze vergadering nam een groot aantal invloedrijke personen deel, waaronder Hendrik Elias en Germaine Lefever.182 Het resultaat van deze bijeenkomst was het ‘Manifest Daels’. Daarin wordt de eenheid van taal en cultuur van Vlaanderen en Nederland werd bevestigd. Het doel van het Manifest-Daels was een hereniging tussen Nederland en Vlaanderen. De oorlog was hét moment voor het Nederlandse volk om “zijn toekomst te bouwen in de herordening van Europa”. Indien deze hereniging voorlopig onmogelijk, “vreemd aan onzen wil”, zou zijn dan zou deze “nieuwe ordening” enkel aanvaard worden als hij “ons voorbestaan als VOLK wordt gewaarborgd door de ZELFSTANDIGE beschikking over ons eigen lot als VOLK”.183 Het manifest was echter hetzelfde lot beschoren als het 11-juli manifest van Staf de Clercq, dat dezelfde GrootNederlandse boodschap had. De Duitse bezetter verzette zich namelijk tegen elke uitdrukking van Dietsgezindheid op politiek vlak. Beide manifesten bleven dus zonder gevolg.184 Enkele
dagen
hiervoor
had
Daels
reeds
contact
gezocht
met
de
Gentse
Oberfeldkommandant. Van dit bezoek van de “flämischen Volkstum” werd een verslag opgemaakt, dat in een Lagebericht van 9 juli 1940 aan de miltärbefehlshaber in Belgien werd overgemaakt. In dit verslag komt naar voren dat Daels daar was om zijn GrootNederlands gedachtegoed te propageren. Tijdens dat bezoek had hij namelijk verklaard om een oproep te lanceren tot samenwerking tussen de “‘politischen und unpolitischen Gruppen [...] zwecks gemeinsames Vorgehens hinsichtlich der Gestaltung des Politischen Schicksals des Flamentums.” Met als doel: “die Vereinigung des gesamten flämischen Volkes in einem neuen flämisch-niederländischen Staat [...], der die flämischen Gebiete Belgiens und Nordfrankreichs und die Niederlande umfasse und an Großdeutschland angelehnt sein müss.” De Oberfeldkommandant zag reeds de overeenkomsten tussen Daarnaast ook Filip de Pillecyn, de katholieke flamingant en cultuurwerker Jozef Clottens, de secretaris van het Davidsfonds Edward Amter, de kabinetschef van de commissaris-generaal voor de Wederopbouw Jos Custers, de historicus Van Roosbroeck, Debruyne van de Vlaamse Toeristenbond, professor Muls, voorzitter van de Brusselse afdeling van het Algemeen Nederlands Verbond Willem Thelen en de Antwerpse VNV-senator Lodewijk Goemans. 183 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 1. Manifest Daels, 16.6.1940. 184 C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, pp. 36-38. 182
69
Daels en het VNV: “Die von Professor Daels und seiner Bewegung angestrebte Gestaltung der politischen Zukunft der Flamentums deckt sich im groszen und ganzen mit den Forderungen, die hiërfur die zwei rechts-orientierten flämischen Parteien, der ”Flamische Nationale Verband” (V.N.V.) und der “Verband Dietscher Nationalsolidaristen (Ver-DiNaSo) aufstellen und propagandisch vertreten.” Daarnaast kondigde Daels een naderende vergadering in Brussel aan waaraan verschillende vooraanstaande Vlamingen zouden deelnemen. Daels doelde hier op de vergadering die de stichting van de Volksbeweging bekend maakte.185 Terzelfdertijd verspreidde de redactiesecretaris van Nieuw Vlaanderen, Jef Van de Wiele, een Groot-Nederlandse motie. In de tekst werd de staatkundige hereniging van de Nederlanden als voorwaarde gesteld voor de opbouw van een ‘nieuwe sociale volksorde’. Het werd ondertekend door Daels en veel van zijn vrienden, zoals Goossenaerts, De Pillecijn, Lefever, Elaut ,Leuridan,… Zeker Daels profileerde zich meer en meer als een nieuwe leider. Staf De Clercq werd op deze manier gewaar dat hij niet alleen stond met zijn Grootnederlands standpunt, maar ook dat hij in deze kringen (nog) niet als dé Vlaamse leider beschouwd werd. Mede daarom besloot De Clercq om al deze stemmen te verzamelen in de Volksbeweging van het VNV.186 De mislukte Volksbeweging Deze volksbeweging kwam er op initiatief van Staf De Clercq zorgde voor een verdere toenadering tussen Daels en het VNV. De Clercq en de zijnen wensten alle Vlaamse krachten in één Volksbeweging samenbrengen. Bij deze Volksbeweging dichte het VNV zichzelf een leidinggevende rol toe: “[…] heeft het VNV de plicht de weg aan te duiden bij de uitbouw van de nieuwe volksgemeenschap […]”187 Doordat ze zich van begin af aan te als de enige spreekbuis van het Vlaamse volk, maakte het VNV duidelijk dat zij het politieke monopolie opeisten in Vlaanderen. De volksvergaderingen waren dan ook niks meer dan verholen VNV-bijeenkomsten188 Het idee van de Volksbeweging sprak Daels natuurlijk aan, en hij zou dan ook zijn volle gewicht in de schaal leggen. In de VNV-krant Volk en Staat vinden we daar bewijzen van. Na eerdere artikels van onder andere Reimond Tollenaere (“We moeten de scheppende, levende krachten in het Dietse volk verenigen en samensmeden tot een sterke, innerlijke Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M., stukken van onderzoek, nr. 117118, Lagebericht. A. Politische Lage, insbesondere Stimmung der Bevölkerung, 9.7.1940. 186 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 8. Volk en Staat, 30.7.1940. 187 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 10. Volk en Staat, 11.8.1940. 188 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 362. 185
70
eenheid”189) kwam op 30 juli Daels aan het woord: “Er is maar een weg; de wantoestanden verhelpen door volkssolidariteit in daden en niet in woorden. […] Heel het Vlaamse volk is één kreet van solidariteit voor zijn Vlaams recht.”190 De Volksbeweging had ogenschijnlijk als doel om een grote Dietse volksgemeenschap te stichten. Van dat Dietse werd echter niks vermeld in De Clercqs artikel; de weigering van zijn Grootnederlands 11-julimanifest zat nog vers in zijn geheugen. In de campagne van de Volksbeweging kwam de Grootnederlandse gedachte wel tot uiting. Het betekende zelfs het mislukken van de Volksbeweging. Door zich van begin af aan t presenteren als de enige spreekbuis van het Vlaamse volk, maakte het VNV duidelijk dat zij het politieke monopolie opeisten in Vlaanderen. De volksvergaderingen waren dan ook niks meer dan verholen VNV-bijeenkomsten.191 De oproep van Staf De Clercq werd vergezeld van een lijst namen van 26 vooraanstaande Vlamingen, die alleen het idee van de Volksbeweging ondersteunden. Daels was er één van. Al was voor hem het ondertekenen van de lijst niet hetzelfde als lid worden van het VNV, zo verzekerde hij zijn medeondertekenaar Leon Elaut.192 De eerste maanden had Volksbeweging enig succes. Er werden een twintigtal volksvergaderingen georganiseerd, waarvan Daels aanwezig was op drie ervan. Hij zou er ook optreden als spreker.193 Maar al snel stak het Militaire Bestuur een stok tussen de wielen door het afkondigen van het verbod op vergaderingen. Officieel was dat om veiligheidsredenen, maar de werkelijkheid was dat Militärverwaltungchef Reeder de VNV’ers, omwille van hun Grootnederlandse gedachtegoed en hun angst voor verduitsing, nog niet vertrouwde. Ook vanuit de Volksbeweging zelf was er van in het begin weinig kans op slagen; er was geen eigen bestuur en geen duidelijke leiding. Na de mislukte Volksbeweging zou het VNV zich moeten herbronnen over de wijze waarop ze bij het Militair Bestuur aan vertrouwen kon winnen. Dit vertrouwen kwam er door een externe factor: de SS.194 In Frans Daels ter door veroordeeld wordt beargumenteerd dat Daels een andere behandeling verdient dan zijn medeondertekenaars: “Daels is echter geen van de naieve idealisten, van wie er ter goeder trouw konden meenen, dat er spraak was va een soort ‘Godsvrede’ tusschen de vertegenwoordigers in Vlaanderen der verschillende politieke en 189
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 6. Volk en Staat, 12.7.1940. 190 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 8. Volk en Staat, 30.7.1940. 191 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 366 192 L. Elaut, Mijn memoires, pp. 454-455. 193 ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, VNV-secretariaat aan Daels ivbm Volksvergadering, 2.8.1940. 194 B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 367-369.
71
culturele strekkingen.”195 De reden hiervoor wordt louter gezocht in het voorgaande contact tussen Daels en de bezetter, hetgeen toch maar een lichte bewijswaarde van schuld is. Vooral ook omdat Daels nog aan Elaut bevestigd had dat een ondertekening niet hetzelfde was als toetreden het VNV. Toch volgen we enigszins de lijn van de auteurs, aangezien het ondertekenen van dit document zou leiden tot zijn instap in het VNV. Terwijl Daels zich engageerde voor de Volksbeweging, waren er die wensten dat Daels een belangrijkere rol zou opnemen in het VNV. Jozef Goossenaerts, goede vriend van Daels en waarschijnlijk diens spreekbuis, gaf in een brief aan Reimond Tollenaere commentaar op het schema van de leiding dat hij van Tollenaere had ontvangen. In dat schema was een vijfmanschap voorzien: August Borms als ‘symbool’, Staf De Clercq als ‘Algemeen Leider’, Hendrik Elias als ‘Organisatieleider’, Reimond Tollenaere als ‘Propaganda en Militieleider’ en Wies Moens als ‘Leider voor Inhoud en Stijl’. Daaronder zouden er twee ‘Raden’ komen waarin Frans Daels een rol zou spelen. Goosenaerts was hier niet mee akkoord; hij stelde een veto tegen Wies Moens en vond dat Daels de rol van ‘Algemeen Leider’ op zich moest nemen. Zo schrijft hij: “Wij komen nl. in contact met dikwijls heel andere mensen dan jullie en horen veel. Onder meer van velen hoorden wij dat Daels de chef zou moeten zijn. Met hem slaat ge twee vliegen in één slag. (Voorzitter Bedevaartcomité, Voorzitter Vereniging voor Wetenschap, de man voor Volksgezondheid enz.) Niet te vergeten wat om zo'n IJzerbedevaart draait en roert. Ook niet vergeten dat vos binnenkort misschien met 200.000 leden staat. Voor een strijdkern zoals het VNV wil zijn, zijn het wel ontzaglijke verlengstukken, nietwaar?” Goossenaerts was zeker niet de enige die ervan overtuigd was dat Daels een hoofdrol zou spelen in de Vlaamse politiek. Ook Daels vond dat het moment daar was om een politieke rol op te nemen.196 Toetreding tot de Raad van Leiding Op 15 oktober lid werd Daels lid van de Raad van Leiding van het VNV. Zijn toetreding kaderde in de verruimingspolitiek van het VNV. Door de toevoeging van Frans Daels, Edgard Delvo, Reimond Speleers, Jeroom Leuridan en Jan Timmermans aan de vooroorlogse staf (Staf De Clercq, Hendrik Elias, Reimond Tollenaere, Ernest Van den Berghe en Gerard Romsee) sloeg De Clercq twee vliegen in één klap. De nieuwe leden dienden de (gehoopte) ruime aanhang van het VNV te symboliseren. Door de populaire Daels op te nemen in de Raad van Leiding, hoopte hij zijn achterban van katholieke Vlaams-nationalisten en geradicaliseerde Vlaamsgezinde katholieken, die voor de oorlog tussen de Katholieke Partij en het VNV schipperden, naar het VNV te lokken. Dit lukte in 195 196
Frans Daels ter dood veroordeeld, p. 7. B. De Wever, greep naar de macht, p. 469.
72
zekere mate. Edgard Delvo moest hetzelfde doen voor de socialistische kringen, maar omdat hij maar een beperkte achterban had, lukte het De Clercq niet om de socialisten naar het Vlaams-nationalistische kamp over te brengen. Professor Speleers symboliseerde de activisten van de Eerste Wereldoorlog en zou onder De Clercq maar een beperkte rol spelen. Anderzijds werd hierdoor de effectieve macht van de Raad van Leiding uitgehold; zo zou Daels nooit een specifieke taak hebben. De Clercq zag zichzelf als de Leider en nam belangrijke beslissingen zonder de Raad van Leiding hierover in te lichten of te consulturen197 In het VNV zou Daels de rol opnemen die hij zich reeds tijdens de IJzerbedevaarten had aangemeten; die van klager en vermaner. Door luide protesten en open brieven zette Daels zijn standpunten uiteen. Hij zou zich vooral verzetten tegen de groeiende macht van de SS. Ook ergerde hij zich aan de vele compromissen die het VNV sloot met de bezetter. Hij vond dat er klare taal gesproken moest worden. Zowat iedereen is het er over eens dat Daels een slechte politicus was. Zo schreef Elias over Daels dat hij “geen enkele der eigenschappen had waarover een politiek man moet beschikken.” Daels was niet in staat om op de vergaderingen geen onderscheid maken tussen hoofdzaak en bijzaak, waardoor vele vergaderingen in beslag genomen werden door de bijkomstigheden van Daels. Hierdoor veroorzaakte hij frustraties bij diegenen die al jaren aan politiek deden, zoals Elias.198 Dat Staf De Clercq een eigen koers zou varen, werd al een kleine maand na de toetreding van Daels duidelijk. Op tien november 1940 verklaarde de Clercq dat het VNV de officiële bondgenoot van Duitsland werd. Hij riep op tot een collaboratie zonder voorafgaande politieke waarborgen; het vertrouwen in Hitler was de enige zekerheid. Directe aanleiding voor deze proclamatie was de intrede van de Algemene-SS Vlaanderen, die de directe concurrent van het VNV zou worden. Door deze grootse steunverklaring trachtte het VNV de enige valabele gesprekspartner van het Militair Bestuur worden. In de toespraak van De Clercq werden alle aspecten van het nationaalsocialisme van Hitler onderschreven. Zo verklaarde De Clercq dat de vervolging van joden een prioriteit was, teneinde de puurheid van de Vlaamse volksgemeenschap te bewaren. In het VNV protesteerde niemand, ook Daels niet. Hij had nochtans voor de oorlog had helpen vluchten (cfr. infra).199 Voorts maakte De Clercq ook zijn ophefmakende verklaringen over de Militaire Organisatie. Hij beweerde dat hij de VNV-soldaten in het leger had opgeroepen om het Belgische leger te saboteren en te deserteren. Dit was echter pure bluf; er is nergens bewijsmateriaal gevonden. Naast B. De Wever, Greep naar de macht, p. 388. B. De Wever, Greep naar de macht, p. 471. 199 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 197 198
73
deze rede stelde De Clercq ook een manifest op ‘voor de Führer’, waarin dezelfde boodschap werd herhaald. Op deze manier hoopte hij in de hoogste regionen politieke erkenning te krijgen. Het is betwijfelbaar of dit VNV-manifest Hitler ooit bereikt heeft. Militärverwaltungchef Reeder was wél tevreden. Hij was erin geslaagd het VNV om te buigen naar zijn zin. De Grootnederlandse gedachte was uit de propaganda het VNV verdwenen. De Clercq had dit allemaal op eigen houtje gedaan. Hij had de Raad van Leiding niet geïnformeerd noch geconsulteerd toen hij met deze rede heel zijn partij in de onvoorwaardelijke politieke collaboratie loodste.200 Aldus vond de toetreding van Daels plaats op een turbulent moment. Was hij op de hoogte van de ware plannen van Staf De Clercq? In Frans Daels ter dood veroordeeld wordt beweerd dat Daels volledig op de hoogte was: “Hij heeft zich daarbij niet laten weerhouden door de weerzinwekkende onthullingen die op dat oogenblik door Staf De Clercq zijn gedaan geworden.” Opmerkelijk is dat men hier de intrede van Daels in het VNV veel vroeger situeert dan daadwerkelijk het geval was. Volgens de auteurs zou hij reeds in in juli het VNV gestapt zijn. Ze beweren dat Daels bij zijn intrede volledig op de hoogte was van de plannen van Staf De Clercq: “Daels schijnt er op voorbereid geweest te zijn en die bittere pil voorafgaandelijk reeds verteerd te hebben; anders is het onaannemelijk dat hij in diezelfde periode zaak maakt met Staf De Clercq.” Ze staven dit op een gevonden dubbeltje van het memorandum Van De Clercq bij Reimond Speleers thuis. Omdat Speleers en Daels in een drukke correspondentie stonden, gaan ze er van uit dat Daels hiervan ook op de hoogte was. Als bewijsvoering is dit echter nogal dunnetjes. Er wordt dan ook vermoed dat Daels niet volledig op de hoogte was van de plannen van De Clercq; de Raad van Leiding had, zoals gezegd, maar weinig macht.201 Het Verweerschrift inzake professor Daels gaat op een vergoelijkende manier om met de toetreding van Daels. De auteurs focussen vooral op de beweegredenen van Daels om in de politiek te treden, én op het feit dat Daels vòòr de uitspraken van De Clercq lid werd van het VNV. Volgens hen was hij er niet van op de hoogte. Ze halen een drietal redenen aan voor Daels lidmaatschap van het VNV. Zo zou Daels in de politiek zijn gestapt omdat hij er zeker was dat de oorlog ten einde was en de Duitsers gewonnen hadden. Hij was er van overtuigd dat de toekomst van Vlaanderen door Duitsland bepaald zou worden, en opteerde daarom voor een aanwezigheidspolitiek. “Het was vanuit het gedacht van we moeten er het beste van maken”202 dat Daels toetrad tot het VNV. Door er voor te zorgen dat Vlaanderen ‘tegenwoordig’ was, zou Vlaanderen kunnen proberen om zijn zelfstandigheid en eigenheid te behouden. Dit argument houdt steek; veel Vlamingen B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 373-378. Frans Daels ter dood veroordeeld, p. 8. 202 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 200 201
74
waren er van overtuigd dat de strijd gestreden was, en Daels was er waarschijnlijk oprecht van overtuigd dat hij Vlaanderen een dienst kon bewijzen door zich in de politiek te begeven.203 Een tweede argument van de auteurs is Daels’ sociale bekommernis: “Wat professor Daels nog meer aantrok was de vooruitstrevende sociale politiek welke door het V.N.V. werd voorgestaan en die, naar het hem toescheen, hem zou toelaten zijn vele sociale aspiraties uit te werken.” Daels zou zich inderdaad vooral toeleggen op de sociale verenigingen die met het VNV gelieerd waren, zoals “voor moeder en kind” en “winterhulp”. Het lijkt er dus op dat het Verweerschrift twee steekhoudende beweegredenen opgeeft, zij het dan wel met overdreven argumentatie. Zo haasten de auteurs zich om de Raad van Leiding af te schilderen als een machteloos instrument: “deze Raad van Leiding was in feite een raad van advies, die geen enkele leiding gaf, vermits […] alle beslissingen zelfstandig door de Leider en zijn onmiddellijke medewerkers werden genomen.” Ook over Daels rol spreken ze minimaliserend, aangezien hij maar zelden op vergaderingen aanwezig kon zijn door zijn bezigheden in de klinieken.204 In zijn zelfgeschreven verdediging “over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren” schreef Daels over zijn toetreding het volgende: “ het verzoek tot toetreding tot een raad van advies van een Vlaamse eenheidsbeweging stelde mij voor een moeilijk vraagstuk. Ik was beslist mij nooit met politiek in te laten, ik had vroeger het aanbod op een gekoöpteerd senatorszetel afgewezen. Ik was nooit lid geweest van het V.N.V. maar ik voelde tevens de plicht tot sociaal-geneeskundige hulpverlening in moeilijke tijden en vooral tot bescherming van eigen volk en Kultuur.” Daarnaast was Daels ervan overtuigd dat de oorlog voorbij was: “mijn vergissing is geweest dat ik in dit ogenblik geloofde dat iedere militaire weerstand tegen Duitsland onmogelijk was.” Indien hij had geweten dat enige vorm van verzet tegen Duitsland nog mogelijk was, dan had hij “van den beginne af een houding van volledig verzet tegen de bezetter aangenomen […].” Maar omdat hij dacht dat dit niet mogelijk was, besloot hij om “langs de weg van een zekere medewerking de invloed van de Vlaamse SS en de Duitse plannen […] in al de mate van de mogelijkheid te bestrijden.” Daels zelf haalt dus vooral zijn ongeloof en verslagenheid in een Belgische overwinning aan als reden voor zijn toetreding. Ook beweerde hij dat het de Raad van Leiding louter een adviesraad was en geen leidinggevend orgaan. Over de plannen van Staf De Clercq repte hij geen woord.205
Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 9. Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 10. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946 203 204 205
75
Vermoedelijk was Frans Daels op het punt gekomen dat hij zijn Vlaams-nationalistisch engagement in de politiek wou verder zetten. Dat hij ervan overtuigd was dat dit ten goede was van de Vlaamse bevolking, leidt geen twijfel. Maar dat hij ook zijn politieke invloed ten negatieve aanwendde, had hij op dat moment waarschijnlijk niet door.
76
Hoofdstuk III: De stichting van de Eenheidsbeweging-VNV De Eenheidsbeweging-VNV ontstond in mei 1941 als een fusie tussen het VNV, het Verdinaso en Rex-Vlaanderen. In feite ging het om een usurpatie van deze laatste twee in het VNV, die er kwam onder druk van het Militair Bestuur. Op de persconferentie van 10 mei 1941 kondigde Staf De Clercq aan dat er aan de grondbeginselen van het VNV onveranderd bleven. Als teken van goede wil werd Pol Le Roy van het Verdinaso opgenomen in de Raad van Leiding, en verkreeg hij de leiding van het nieuwe eenheidsblad De Nationaalsocialist. Tegen dit dagblad zou Daels zich fel verweren (cfr. Infra). De eenheidsbeweging was bovendien een duidelijke sneer naar de Vlaamse SS, dat zich uitdrukkelijk distantieerde van de concentratiebeweging. De Algemene-SS Vlaanderen trok, met beperkt succes vooral Grootduitse en antisemitische denkers aan..Ze hadden hun invloed vooral te danken aan de steun van de Duitse SS.206 Zelfs al zou het Militaire Bestuur dat hebben gewild, dan nog kon het de Algemene-SS Vlaanderen niet dwingen tot een akkoord met het VNV. Het Militaire Bestuur had namelijk niets te zeggen over SS-organisaties. Bovendien was het Militaire Bestuur op zijn hoede; het zou het VNV nooit een machtsmonopolie toekennen. Een sprekend voorbeeld hiervan is dat het VNV geen toestemming kreeg om zich om te dopen tot de Nationaal-Socialistische Beweging Vlaanderen. Dat zou teveel de impressie geven dat het VNV de staatsdragende macht van Vlaanderen was, wat het Militair Bestuur niet wenste; zij dienden de toekomst van Vlaanderen open te houden totdat Hitler zijn beslissing zou nemen.207 Doordat het Militaire Bestuur weigerde het VNV enige erkenning te geven, kwam de collaboratiepolitiek van het VNV op losse schroeven te staan. Ondanks de werving voor de Waffen-SS en de stichting van de Eenheidsbeweging-VNV kregen ze niet het verlangde machtsmonopolie. Bovendien zorgde de intrede van Verdinaso’ers ervoor dat er nieuwe stemmen in de Raad van Leiding te horen waren, die een Groot-Germaanse gedachte verdedigden en een samenwerking met de SS wensten. Samen met Edgar Delvo en Reimond Tollenaere zouden ze Staf De Clercq steeds verder in de armen van de SS drijven. Dit leidde tot spanningen met de andere leden van de Raad van Leiding, waaronder Daels.208
B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 1001. B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 399-401. 208 B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 1056. 206 207
77
Interne crisis De discussie kwam op gang na een bijeenkomst tussen Militärverwaltungchef Reeder en een dertigtal vooraanstaande Vlamingen, zowel VNV’ers als leden van de Algemene-SS Vlaanderen. Deze redevoering was het gevolg van een resem klachten die Reeder had ontvangen van Daels. In zijn klachtbrief verwoorde Daels de voornaamste grieven van zijn aanhangers. Vooral het gebrek aan erkenning voor het VNV en de werving voor het Oostfront kwamen aan bod. Daels was fel teleurgesteld in de houding van het Militair Bestuur: “De toestand wordt voor ons onhoudbaar tengevolge van onze openlijke en loyale medewerking met de bezettende macht enerzijds en de gedragslijn van de Militärverwaltung anderzijds. Wij worden uitgenodigd om te worden toegesproken, niet als medewerkers, maar als vijanden, om te worden berispt zoals een Feldwebel slechte soldaten onder handen neemt met allerlei bedreigingen. Zulke uitnodigingen beantwoorden wij niet meer. Wij kunnen die toestand niet langer uithouden.”209 Ook aan Oberverwaltungsrat Thedieck liet hij weten dat hij zeer ontevreden was over de bijeenkomst: “Ued. Hebt mij op dinsdag 13 augustus gevraagd aan u te zeggen al wat ik meende te moeten zeggen. […] indruk bij de meeste Vlamingen nagelaten door de samenkomst van Vrijdag 23 augustus. Ik houd er aan Ued. In de hierbijvogende nota dezen indruk breedvoeriger weer te geven. Ik acht het mijn plicht u op deze wijze openhartig te spreken en zal dit blijven doen zoolang de Militaire Verwaltung niet meent te moeten “ingrijpen” en voor de waarheid niet toegankelijk is.” En verder: “Het heeft geen zin aan deze administraties bemerkingen te maken over deze afzonderlijke feiten, die zich in dit oogenblik bij duizendtallen herhalen onder allerhande vormen. Het is de geheelde gedragslijn tegenover Vlaanderen die moet veranderen, en daarin moet de Militaire Verwaltung het voorbeeld geven, zooniet blijft alles bij uiterlijken vorm en schijn, terwijl in den grond te kentering in slechten zin doorgaat. Het ergste wat in dit oogenblik kan gebeuren om het vertrouwen van de nog duitsgezinde Vlamingen te schokken is gebeurd. […] Ik twijfel er niet aan dat u zult inzien dat een ommekeer dringend nodig is.”210 Naast deze klachtenbrief aan Thedieck, formuleerde Daels nog het memorandum ‘de Toestand in Vlaanderen in augustus 1941’. Dit schreef hij op verzoek van Reeder, die hem had gevraagd wat er voor de Vlamingen gedaan kon worden zonder verregaande ingrepen te moeten doen. In zijn memorandum zou Daels de noden van het VNV verwoorden in dertien eisen:
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XX, Verslag over de vergadering bij Reeder, 22.8.1941. 210 ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941. 209
78
1) “Een verklaring die aan het Vlaamse volk de integrale handhaving en volledige ontplooiing van zijn eigen volkspersoonlijkheid waarborgt. Zulke verklaring moet niets voorzien over de politieke vorm van medewerking met het Duitse Rijk; 2) onderrichtingen aan de censuur dat ze alle uiteenzettingen over vrije ontwikkeling van
de
Nederlandse
volksgeaardheid,
volkswezen,
volksverbondenheid
onaangeroerd laat, in zoverre zij geen eisen stellen [inzake] de politieke ordening; 3) herstel van de normale culturele gemeenschap tussen Noord en Zuid [...]; 4) definitieve en radicale inschakeling van de Vlaamse SS in het VNV [...]; 5) geleidelijke invoering van de bestuurlijke scheiding, overal waar mogelijk zonder de administratie te ontredderen; 6) doordrijvend optreden tot eerbiediging van de Belgische wetten vooral inzake tweeledigheid der gendarmerie en onderwijs; 7) doordrijvend optreden in magistratuur en ministerie van Justitie, om zuivering van de magistraten te bekomen op grond van de [ouderdomsverordening] en om de Vlaamsonkundige en Vlaamsvijandige heer Schuind een adjunct op te leggen met bepaalde macht [...] om de nieuwe benoemingen te doen; 8) herinrichting van de Cultuurraad van de Taalcommissie zodat beide [instellingen] bij machte zijn doelmatig werk te leveren; 9) optreden in ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening om alle plutocratische maatregelen uit te schakelen; 10) optreden in parastatale instellingen en centrales; 11) bijzondere verzorging van de Vlaamse Wacht [...]; 12) federatieve inrichting van Winterhulp; 13)[prioritair] de aanstelling in de schoot van het [Comité] van de secretarissengeneraal van een zeer beperkt comité met bijzondere volmachten [...] om een einde te stellen aan de bestaande algemene ontreddering. Dit comité moet bestaan uit betrouwbare personen, gewonnen voor de nieuwe ordening [...]. Komen eerst daarvoor in aanmerking de secretarissen-generaal Romsee en Leemans.”211 De eisen van Daels komen er dus op dat hij de bezetter aanmaande om het VNV het politieke monopolie toe te kennen. Volgens Daels was de bezetter in staat om tegemoet te komen aan de nationale doelstellingen van het VNV zonder daarmee een uitspraak te doen over de toekomst van België. Daels kwam daardoor lijnrecht tegenover Edgard Delvo te staan, die een tegenovergestelde oplossing voorstelde om uit de politieke crisis te geraken. Delvo hamerde immers op een blind vertrouwen in Hitler en wou verder gaan met de totale en onvoorwaardelijke collaboratie. Daels wou de collaboratie verbinden met een aantal toegevingen van het Militair Bestuur. Hij koesterde dus nog 211
Integraal overgenomen van B. De Wever, Greep naar de macht, p.403.
79
illusies ten opzichte van deze laatste, terwijl Delvo besefte dat dit maar woorden waren. De Clercq zou een evenwicht zoeken tussen deze twee strekkingen. Enerzijds zou hij bij de bezetter steeds opnieuw eisen stellen en waarborgen vragen. Anderzijds bleef hij de loyale collaboratie onderstrepen door een totale mobilisatie van zijn achterban voor de Duitse oorlogsvoering.212 Voor Daels was de hele situatie onhoudbaar. Aan zijn vriend Speleers schreef hij dat hij zijn ontslag overwoog: “de vraag stelt zich dan wat voor ons volk het meest nut heeft, dat ik mijn kritieken eenvoudig overhandig aan het VNV en verder voor de publieke opinie solidair blijf met alles wat het VNV doet en zegt (met inbegrip van De Nationaal-Socialist), ofwel dat ik mijn volle vrijheid herneem om aan de Duitse Verwaltung […] te overhandigen al wat ik wil.”213 Op dezelfde dag schreef hij ook aan Staf De Clercq over zijn teleurstelling in de collaboratie en in de Duitsers: “U zelf hebt het maximum mogelijke verdragen én van Vlaamsche zijde én van Duitsche zijde ter wille van deze concentratie. Terwijl u door u oproepen voor de Waffen-SS en voor het Vlaamsch Legioen heel zeker tot aan de grens gekomen zijt van de wat, bij volledig achterblijven van welkdanige Duitsche verklaring ten opzichte van Vlaanderen, nog verdedigbaar is en nog vereenbaar met de waarde van ons volk, hebben de Duitschers de Vlaamsche jeugd opgesteld tegen het V.N.V. […]”214 Hij vermoedt dat hij door zijn taal tegen Thedieck en Reeder gedwongen zal worden tot ontslag: “Ik wil in zulke voorwaarden niet langer het odium dragen van al de fouten van de Duitsche Verwaltung. Ik zal niet zwijgen. Maar ik wil vooral niet dat de Duitsche Verwaltung op een gegeven oogenblik het V.N.V. zou sommeeren mij uit de leiding te zetten. Ik wil ze vòòr zijn. Daarom denk ik nu heen te gaan. Dan kan mijn heengaan nog van nut zijn als protest en de positie van het V.N.V. tegenover de Duitschers versterken.”215 De Clercq kon Daels blijkbaar overtuigen om lid te blijven van het VNV. Dit kwam mogelijks door zijn redevoering van 27 september waar hij een ‘bindende’ verklaring gaf waarin hij zowel de Nederlandse lotsbestemming van het Vlaamse volk onderstreepte als de opname van Vlaanderen in het Germaanse Rijk als doel van het VNV stelde. Daels zou de vergaderingen van de Raad Van Leiding wel niet meer bijwonen zolang de toestand met de SS niet opgeklaard was.216 Dit zou niet de laatste politieke crisis in het VNV zijn. Algauw doken er nieuwe problemen op: in eigen middens zorgde het partijblad De NationaalSocialist voor B. De Wever, Greep naar de macht, p. 406. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXIV, Daels aan Speleers, 4.9.1941. 214 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXV, Daels aan De Clercq, 4.9.1941. 215 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXV, Daels aan De Clercq, 4.9.1941. 216 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 406. 212 213
80
ongenoegen, en van buitenaf kwam er een nieuwe concurrent tevoorschijn: de DeutschVlämische Arbeitsgemeinschaft (DeVlag- werd een SS-partij en bekampte de claim van het VNV op het politieke monopolie.
81
Hoofdstuk IV: De verklikkingszaken In het vonnis van Daels lezen we dat hij schuldig werd bevonden aan “met een kwaad opzet, enige personen aan de vijand te hebben verklikt.”217 Twee zaken worden in dit hoofdstuk besproken, namelijk de kwestie van het Burgerlijk Hospitaal en de benoemingszaak in het Gentse gerecht. Daarnaast werd Daels ook veroordeeld voor zijn ‘verklikking’ van de beroepsmilitairen in Winterhulp en van de ‘Toulouse-professoren’ en de rector. Deze worden echter in hun respectievelijke hoofdstukken behandeld. De benoemingen aan het Parket-Generaal te Gent In lijn met de VNV-politiek om zoveel mogelijk invloed te hebben op diverse bestuursniveaus, zou Daels zich op een gebied dat hem professioneel vreemd is, gaan ‘moeien’. Hij deed dit omdat hij meende dat zijn schoonzoon Andreas Van Houwe benadeeld werd. De situatie was als volgt: aan het Parket-Generaal dienden drie advocaten-generaal benoemd worden, daar de drie vroegere titularissen in mei 1940 gevlucht waren en hun ontslag hadden ingediend om vervolging te voorkomen. Er diende dus geschoven te worden in het personeelsbestand. De twee Vlaamsgezinde heren Opdebeeck werden hiervoor benoemd. Daardoor kwamen twee posities vrij; die van advocaat-generaal en die van substituut-procureur-generaal. Het was in deze kwestie dat Daels zich zou mengen. Zijn schoonzoon was namelijk één van de mededingers voor deze kandidaturen. Zijn voornaamste tegenkandidaat was de heer Van Houdt die volgens Daels bekend stond als “een geniepig en gevaarlijk franskiljon”. Voor Daels en de zijnen was deze benoeming ”een hoon voor alle Vlamingen.”218 De eerste stap die Daels ondernam om de benoeming van zijn schoonzoon te verzekeren was Oberverwaltungsrat Thedieck contacteren. Van deze verkreeg hij op 13 augustus de verzekering dat ‘in zake benoemingen voor Justitie, het advies van advokaat Timmermans zou worden ingewonnen.”219 Timmermans was een Vlaamsgezinde advocaat en Daels rekende erop dat hij zich ten voordele van Van Houwe zou uitspreken. Drie dagen na deze belofte van Thedieck werd plots de heer Van Houdt benoemd door secretarisgeneraal Schuind. Het advies van Timmermans was blijkbaar niet ingewonnen. Daels zou hier onmiddellijk tegen protesteren. Op dezelfde dag schreef hij zowel Speleers, Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N., stukken van terechtzitting, nrs. 28, Uitgebreid vonnis, 26.6.1946. 218 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXVII, De benoemingen aan het Parket-Generaal te Gent, 15.8.1941. 219 ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941 217
82
Opdebeeck en de Herr Prasidenten Oesterheld aan. Aan de eerste luchtte Daels zijn hart: “De franskiljons hier te Gent lachen ons vierkantig uit met de laatste benoemingen in het Gerecht. Die toestand is werkelijk niet uit te houden. Zoals ik U reeds zegde, heeft mijn schoonzoon, Dries Van Houwe, campagne gevoerd tegen de benoemingen zooals Schuind die dacht te doen omdat hij, - hij heeft dat openlijk gezegd-, zulke lading niet wou dekken door het feit dat ook hij in deze reeks een overigens reeds lang verwachte promotie zou krijgen.” Daels dacht dat zijn schoonzoon niet benoemd werd omdat hij zich inzette voor de Vlaamse zaak, en als “straf omdat hij de schoonzoon is van Prof. Daels.” Omdat Daels, als schoonvader van, zelf niet kon kon bemiddelen bij Thedieck vroeg hij aan Speleers om dat te doen. In zijn brief naar Opdebeeck zou hij hetzelfde vragen: “ik ben zoo vrij bij U aan te dringen opdat U toch op krachtdadige wijze uw stem zoudt voegen bij de andere protesten die opgaan tegen de benoeming van de Heer Van Houdt te Gent. Er kon moeilijk een grotere kaakslag worden gegeven aan de vlaamsgezinden.” Ook bij de Verwaltungschef der Oberfeldkommandatur Dr. Oesterheld zou Daels zijn klaagzang zingen: “Zu meinen sehr groszen Bedauern mus zich Ihre Aufmerksamheit lenken auf die sehr grosze Unzufriedenheit von allen flämisch-fühlenden und völkisch-denkenden anlässlich der Ernennung vom Herrn Van Houdt in die Magistratur in Gent […] Die antiVölkische elementen in Gent jübelen.”220 Daels beëindigd zijn brief door zich te beroepen op zijn oprechtheid, waardoor hij de werkelijke betekenis van de benoeming van de heer Van Houdt niet wou verzwijgen. Daels’ verzet tegen deze benoemingen zou resulteren in een brief waarin hij de voornoemde heer Schuind zwart maakte bij de bezetter. In dit anonomie document doet ‘iemand’ deze kwestie volledig uit de doeken. Wij vermoeden, samen met de auteurs van Frans Daels ter dood veroordeeld en met de krijgsauditeur, dat dit document van Daels is. Er zijn verschillende zinsneden die volledig overeenkomen met Daels zijn brieven aan Speleers, Opdebeeck en Oesterheld. Logischerwijze ontkennen de auteurs van het Verweerschrift dat. Het ‘bewijs’ van Schuinds kwaadwillige anti-Vlaamse opzet komt er van een ‘getuige’: “Het bewijs van zijn schuld in deze zaak heeft hij echter zelf gegeven door een veertiental dagen vooraleer de benoeming uitkwam aan een Gentsch advocaat te verklaren: ‘ik zal er van meekrijgen van de Vlaamsche nationalisten als zij moeten vernemen dat die benoeming doorgaat.’”221 Het gaat hier om advocaat Timmermans, zoals Daels aan Speleers meedeelde.
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XII, Daels aan Herr Prasidenten Oesterheld, 20.8.1941. 221 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXVII, De benoemingen aan het Parket-Generaal te Gent, 15.8.1941. 220
83
Wat hadden al deze bemoeienissen nu tot resultaat? Voor zover het bronnenmateriaal ons leert, eigenlijk niets. Van Houwe bleef onbenoemd. Het leidde enkel tot een extra klacht van Daels in zijn brief aan Thedieck (cfr. Infra) over het Militaire Bestuur.222 Uiteindelijk zou dit gebeuren vooral als een daad van collaboratie gezien worden omdat Daels er bij de Duitse bezetter op aandrong om zelf de touwtjes in handen te nemen op het vlak van benoemingen, en zo de restanten van het Belgische bestuur buiten spel te zetten. De kwestie van het Burgerlijk Hospitaal De volgende verklikkingszaak waarvoor Daels veroordeeld zou worden, was deze van het Burgerlijk Hospitaal. Zoals reeds werd beschreven, was het Daels wens om een eigen Academisch ziekenhuis te verkrijgen. In de zomer van 1941 zou dit inderdaad gebeuren: de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis aan de Bijloke werd overgedragen aan de klinische professoren van de universiteit door de geneesheren van het Burgerlijk Hospitaal. Na de oorlog zou Daels veroordeeld worden voor de zogenaamde ‘verklikking’ van deze geneesheren. Dat hij deze verklikt heeft, klopt niet, maar hij was wel verantwoordelijk voor hun ontslag.223 De belangrijkste getuige in deze kwestie is Marcel Carton, die in die tijd de bestuurder was van het Burgerlijk Hospitaal. Hij beweerde het volgende: “Daels heeft van de gelegenheid van de bezetting gebruik gemaakt om ze op zijn manier op te lossen. Dat was overigens van hem te verwachten, zoals blijkt uit een incident naar aanleiding van een andere zaak […]: wanneer hij geen gelijk kreeg in de discussie […] verklaarde hij: ‘indien ik geen voldoening krijg, dan zal ik niet aarzelen om mijn toevlucht te nemen tot de bezettende overheid.”224 Daels zou de kwestie van het academisch ziekenhuis hebben overgemaakt aan oberstabartz dr. Holm. Hij liet aan zijn collega’s weten dat het wenselijk was dat ze aanwezig zouden zijn bij het bezoek van deze aan de kliniek.225 Carton zegt daar in zijn verhoor het volgende over: “Op woensdag 14 mei ben ik daar aangekomen en vond daar reeds vereenigd een aantal clinische professoren. Dokter Holm en zijn secretaris werden door Daels voorgesteld. Daels nam onmiddellijk het woord om te klagen over het gebrek aan een voldoende aantal patienten voor het clinisch onderwijs en betoogde dat een ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941. L. Elaut, Een epos: het Gentse akademisch ziekenhuis, p. 60. 224 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I., stukken van onderzoek, nr. 81, verhoor van getuige M. Carton, bestuurder burgerlijk hospitaal, 11.6.1946. 225 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I., stukken van onderzoek, nr. 81b, Daels aan de klinische professoren, 10.5.1941. 222 223
84
definitieve oplossing moest gevonden worden. Holm die blijkbaar voorbereid was stond recht en verklaarde dat al de diensten van het Stedelijk Ziekenhuis voortaan zouden overgenomen worden door de clinische professoren.”226 Na deze bijeenkomst vond een faculteitsvergadering plaats waarop de praktische uitwerking van dergelijke overname werd besproken. Schijnbaar had niemand er bezwaren tegen dat hierdoor 33 geneesheren op straat kwamen te staan. Ook Elias raakte bij de zaak betrokken. Als burgemeester van Gent diende hij zijn fiat te geven. Elias voerde hierbij louter het bevel uit van dr. Holm; hij had voordien geen enkele interesse getoond in de zaak van het Academisch Ziekenhuis en zou dat na deze overheveling ook niet meer doen.227 De overdracht werd bezegeld met het bezoek van de Duitse minister van Volksgezondheid Leonard Conti aan het academisch ziekenhuis. Daels vroeg aan zijn collega’s om aanwezig te zijn.228 Na de gebruikelijke speeches vond een onderhoud plaats op het kabinet van Elias, waarbij ook de professoren De Beule, Daels, Speleers en dr. Martens aanwezig waren. De officiële overdracht vond er plaats en het academisch ziekenhuis was een feit. In zijn klaagbrief aan Thedieck zou Daels het ook over dit bezoek hebben. Blijkbaar waren niet veel professoren komen opdagen. Daels wijdde dit aan de onklare houding van de bezetter: “Talrijke duitschfreindliche geneesheren zijn principieel weggebleven wegens de onklare politieke toestand.” De sociaal-geneeskundige krachten die wél aanwezig waren, deden dit volgens Daels ondanks de “scherpe verwijten en bedreigingen moesten hooren vanwege de Belgische administraties bij dewelke zij in dienst waren”. Daels zegt er nog bij dat hij denkt dat er nu (augustus 1941) nog minder mensen zouden komen.229 Onmiddellijk na de oorlog zouden de voormalige dokters van het Burgerlijk Hospitaal een
klachtenbrief
zenden
naar
de
krijgsauditeur,
waarin
ze
dokter
Daels
verantwoordelijk houden voor het ontslaan van 33 geneesheren: “met rechtstreekse hulp vanden vijand 33 zijner confrators uit het hospitaal doen afzetten”.230 De brief is
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I., stukken van onderzoek, nr. 81, verhoor van getuige M. Carton, bestuurder burgerlijk hospitaal, 11.6.1946. 227 P.J. Verstraete, Hendrik Jozef Elias: biografie, p. 489. 228 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I., stukken van onderzoek, nr. 81D, bezoek Reichsgesundheitsführer sekretär Conti, 16.6.1941. 229 ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941. 230 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. 3, Klacht van geneesheren over Daels, 15.9.1944. 226
85
ondertekend door de geneesheren in kwestie, die bij de burgerlijke rechtbank een vraag tot schadeloosstelling indienden. Zoals te verwachten valt, beweert het Verweerschrift inzake prof. Frans Daels bij hoog en laag dat er van een verklikking geen sprake was. Ze suggereren zelfs dat Daels met de hele zaak niets te maken had: “een initiatief van prof. Daels in dezen zin zou trouwens volstrekt overbodig geweest zijn aangezien de tussenkomst van de Duitsers in dezen totaal normaal en onvermijdelijk was.” Ze gaan zelfs zo ver dat de enkele contacten tussen Daels en de Duitsers “hem juist als een verdienste worden aangerekend.” De Commissie van Openbare Onderstand, die tot dan de plak zwaaide in het hospitaal, zou zelfs ‘blij’ geweest zijn om van de last van het ziekenhuis verlost te zijn. De beschuldiging van Carton dat Daels dreigde met de tussenkomst “is vals; doch is het waarschijnlijk dat prof. Daels voor deze tussenkomst heeft verwittigd.” In dergelijk geval van woord tegen woord is het moeilijk om de waarheid te achterhalen. Dat het Verweerschrift hier een loopje neemt met de feiten, is duidelijk. Over de klacht van de geneesheren aan Daels wordt met geen woord gerept.231 Conclusie In beide ‘verklikkingszaken’ zou Daels via de bezettende macht proberen om zijn zin door te drijven. Beiden vonden plaats in de zomer van 1941, op een moment dat Daels eigenlijk in conflict lag met de koers van het VNV. Dit belette hem echter niet om zijn invloed te laten gelden. In de magistratuur zou hij dat doen om zijn schoonzoon te bevoordelen en zou hij op een meer indirecte wijze handelen door zijn vrienden aan te schrijven om de zaak te verdedigen. Door de benoeming van de heer Van Houdt voor te stellen als ‘een franskiljonse streek’ probeerde hij zijn vrienden en de Duitsers ervan de te overtuigen dat hij niet de benoeming van zijn schoonzoon nastreefde, maar dat hij louter de Vlaamse en Duitse belangen wou dienen. Daels zou zijn zin krijgen: Van Houwe werd benoemd als substituut-procureur. In het tweede geval zou hij de bezetter gebruiken om zijn droom van een eigen academisch ziekenhuis te verwezenlijken. Hier zou hij wél in slagen. Dat enkel hij verantwoordelijk gehouden wordt voor deze daad is niet correct: op de faculteitsvergadering toonden zijn collega’s zich bereidt om mee te werken. Toch klopt de veroordeling voor ‘verklikking’ niet. Hij heeft verschillende personen door zijn inmenging benadeeld, maar deze werden niet door de bezetter vervolgd. In geen enkele ‘verklikkingszaak’, ook niet in die van de Toulouse-professoren en de beroepsmilitairen, was er sprake van een verklikking, in de betekenis van het doorgeven 231
Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 32.
86
van namen aan de bezetter. Waarschijnlijk is het omdat hij dé professor Daels was dat hij ook voor deze feiten verantwoordelijk gehouden werd en dat de feiten ‘verzwaard’ werden teneinde een veroordeling voor verklikking te bekomen. Een gevolg van deze twee zaken is dat het vertrouwen van Daels in de Duitse overheid een kleine deuk kreeg. Hij zou beide zaken, die in feite weinig met het VNV te maken hadden, aanhalen in zijn klaagbrief aan Thedieck en gebruiken om zijn eis tot de acceptatie van het VNV kracht bij te zetten. Dat duidt er op dat hij fel teleurgesteld was over de houding van de bezetter. Zijn resterende vertrouwen zou helemaal verdwijnen in de wervingen voor het Vlaams Legioen. Dan pas zou Daels beseffen in welke mate hij bedrogen werd.
87
Hoofdstuk V: De sociale organisaties Een van de voornaamste beweegredenen van Daels om in het VNV toe te treden, was het ‘sociale profiel’ van de partij. Hij zou in drie groeperingen in mi of meerdere mate mate actief zijn; de eenheidsvakbond Unie van Hand- en Geestesarbeiders en de sociale organisaties Voor Moeder en Kind en Winterhulp. Alle drie waren in meer of mindere mate gelieerd aan het VNV. In verband met deze organisaties zou Daels zich ook inspannen om de sociale geneeskunde populairder te maken bij zowel studenten als andere toehoorders. De Unie van Hand- en Geestesarbeiders De Unie van Hand- en Geestesarbeiders was een eenheidsvakbond die opgericht werd door de Duitse bezetter. Op deze manier verzekerde deze zich van de inzet van de Vlaamse arbeiders voor de oorlogseconomie. In eerste instantie was het VNV niet zo opgezet met de UHGA. De partij wou liever dat zijn eigen vakbond, de Arbeidsorde, het monopolie verkreeg van het Militair Bestuur. Maar net zo min als dat Reeder bereid was om het VNV aan te duiden als alleenheerser op politiek vlak, gaf hij hen het monopolie op arbeidersvlak. Bovendien was de Arbeidsorde geen grote speler op het niveau van de vakbonden, en waren de christelijke en sociale vakbonden, in eerste instantie, bereid om mee te werken. Het VNV gooide het dan over een andere boeg, het zou zoveel mogelijk invloed proberen te verwerven in de UHGA.232 Daels zou buiten de organisatie van de UHGA houden. Hij was blijkbaar blind voor het daadwerkelijke doel van de UGHA en vond het vooral op ideologisch vlak een goed initiatief. Hij maande de studenten meerdere malen aan om zich lid te maken van de UGHA. Van de toespraak die hij hield op de vergaderingen van het Vlaams Hoogstudentenverbond, te Gent op 28 november 1940 en in Leuven op 22 november, werd een pamflet uitgegeven dat verspreid werd onder de studenten. In deze rede ijverde hij voor een toenadering tussen de Universiteit en de arbeiders. Studenten én professoren dienden meer aan arbeid te doen en meer sociaalvoelendheid aan de dag te leggen. Met andere woorden: hij riep hen op om uit hun ivoren toren te komen. Op de universiteit startte en steunde Daels verscheidene sociale studenteninitiatieven, oals verder besproken zal worden.233 Daarnaast zou Daels een hevige bewondering voor Duitsland uitdrukken in zijn rede: “De sociaal-reddende gedachte van volks- en volkerenverbondenheid, die in Duitsland haar 232 233
B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 487-492. F. Daels, Aan de hand- en geestesarbeiders van Vlaanderen, Brussel, Dietschland, 1940, p. 3.
88
praktische uitwerking en haar vasten vorm heeft gekregen, verspreidt zich zegevierend over de wereld. De nieuwe orde, die door den oorlog aan ons volk wordt gebracht, zouden wij veel liever zonder oorlog, zonder bloedvergieten, door eigen krachten aan ons volk hebben geschonken. Het werd ons niet gegund.” De oorzaak voor deze vooroorlogse afstand tussen de hand- en geestesarbeiders, legt Daels in de Belgische staat: “Wij betreuren het des te meer daar het bij ons heersende gebrek aan doelmatige inrichting, aan administratieve eerlijkheid, aan sociale volksverbondenheid, aan hogere volksfierheid, gevolg van al de oneerlijkheden van de partij-politiek, […] Wij maakten deel uit van een Staat wiens politiek heeft gefaald en die verslagen werd, maar ons volk is niet ontaard.” Het was dankzij Duitsland dat er eindelijk verandering kwam aan deze situatie: “In de grootse omwenteling die we nu beleven […] is het Duits nationaal-socialisme baanbrekend geweest”. En “Aan Duitsland dat thans, trouw aan zijn beginsel, in het nationale de eerste grondslag ziet der nieuwe orde en ons in de mogelijkheid zal stellen ons eigen Nederlandse volksleven voluit te leven, zullen wij die waarborgen geven.” Het is duidelijk dat dergelijke uitspraken uitgesproken Duitsgezind zijn, wat hem na de oorlog nog zuur zal opbreken.234 Voor Moeder en Kind In de schoot van het VNV werd in 1942 de organisatie Voor Moeder en Kind gesticht. Hiermee werden de door het VNV gestichte kinderkolonies gegroepeerd onder één vereniging. Elias vroeg aan Daels om voorzitter te worden, hetgeen Daels ‘’plichtshalve meende te moeten aanvaarden.235 Voor Moeder en Kind verdedigde de belangen van moeders en kinderen, wat zich in de praktijk vooral uitte in het uitbaten van een tiental kinderkolonies.
Het
VNV
zag
deze
kinderkolonies
vooral
als
handig
propagandamateriaal en ook al zou de partij steeds de zelfstandigheid en neutraliteit van de vereniging benadrukken, had het VNV de touwtjes stevig in handen.236 Niet iedereen was het eens met deze ‘onafhankelijke’ koers en enkele kolonies scheurden zich dan ook af. In eerste instantie keurde Daels dit af, maar in december 1943 schaarde hij zich achter deze kolonies. Daels had op dat moment geen officiële banden meer met het VNV: “Het feit dat ik niet langer solidair kan blijven met de voor ons volk onduidelijke toestand van het V.N.V. tegenover de bezetting, zou kunnen gelijk geven aan de kolonies die afscheurden […]” Hij stelde Elias dan ook voor de keuze; ofwel zou hij een andere VNV’er belasten met de leiding van de organisatie, ofwel liet hij Daels
F. Daels, Aan de hand- en geestesarbeiders van Vlaanderen, Brussel, Dietschland, 1940, pp. 18-19. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186190., Daels aan Elias, 4.12.1943. 236 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 613. 234 235
89
aanblijven. Hij herinnerde Elias eraan dat de vereniging “werd opgevat als een vrijstaande inrichting, met diep-Vlaamsch-nationalen en echt-socialen inslag, doch niet onder de leiding staande van V.N.V.” Voor zijn aanblijven zette Daels ook een aantal voorwaarden uiteen: hij was niet bereid “welkdanig bezoek, nog minder een inspectie vanwege Duitsche overheden” toe te laten in de kinderkolonies, opdat deze hun uitsluitend ‘Vlaamsch en volksch’ karakter zouden behouden. “Ik twijfel er overigens niet aan dat U deze in deze meening ten volle deelt”, schreef hij aan Elias. Op deze wijze stelde hij Elias indirect voor de keuze: ofwel een VNV’er aan de top met Duitse inmenging tpt gevolg, of Daels als leider van een zelfstandige Vlaamse organisatie. Hiermee insinueerde Daels op arrogante wijze dat het VNV niet in staat was om op tafel te kloppen bij de bezetter. Blijkbaar deelden Elias en Daels dan toch niet dezelfde mening, want Daels nam ontslag. Na de bezetting zou Daels beweren dat hij gedwongen werd om ontslag te nemen vanwege zijn weigering om Duitse inmenging te dulden, wat indirect waarschijnlijk klopte.237 Winterhulp De oprichting van Winterhulp in 1940 gebeurde in het kader van de onvrede die er bij de bezetter bestond over de voedselverdeling in België. Naar analogie met het Duitse Winterhilfe werd daarom Winterhulp opgericht. De opdracht van deze organisatie was het verlenen van sociale bijstand aan de bevolking om zo de hiaten in de voedselverdeling op te vangen. Daels werd ondervoorzitter van het provinciale comité. In het algemeen zou deelname aan Winterhulp na de oorlog niet gezien worden als een daad van collaboratie. Daels zou dan ook niet voor zijn activiteit in Winterhulp veroordeeld worden, maar wel voor de verklikkingszaak die ermee gepaard ging.238 Winterhulp was voor Daels een logisch verlengstuk van zijn sociaal-geneeskundige inspanningen. Via Winterhulp zou hij proberen de volksgezondheid te verbeteren. Zo schreef hij een brief naar het Militair Bestuur, waarin hij klaagde over het feit dat Winterhulp onmogelijk kon voorzien in het minimum aan noodzakelijke voeding voor de bevolking, die door de rantsoenering beperkt was tot 13 à 1500 calorieën per dag. Hij stelde voor om de vrijwillige ‘bezoeksters’ te laten bijstaan door opgeleide ‘verpleegsterbezoeksters’. Om dit financieel mogelijk te maken, zouden de universitaire klinieken alle poli- en gewone klinieken van het stedelijk ziekenhuis moeten overnemen. Daardoor zouden de kosten van de Openbare Onderstand verminderen, zodat er geld vrij kon komen voor het aannemen van deze gediplomeerde ‘bezoeksters’ door de universitaire Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186190., Daels aan Elias, 4.12.1943. 238 N. Wouters, De Führerstaat: overheid en collaboratie in België (1940-1944), Tielt, Lannoo, 2006, p. 160. 237
90
kliniek. Daarnaast benadrukte Daels ook de nood aan een grotere studentenparticipatie bij de organisatie. Dit paste bij zijn eerdere oproep bij de studenten over de UGHA. Zo werden de studenten ingezet om het groenteafval (aardappelschillen etc.) op te halen bij de Gentse huisgezinnen om de zwijnen die bestemd waren voor de Volksscholen te voederen.239 Ook schreef hij aan de beheerder-inspecteur van de universiteit of het mogelijk was om de grond die voor het Academisch Ziekenhuis bestemd was, ter beschikking te stellen aan kroostrijke gezinnen, zodat deze groenten zouden kunnen verbouwen.240 In fel contrast met deze sociale actie staat de volgende brief van Daels, waarin hij in niet mis te verstane bewoordingen van leer trekt tegen de verdeling van voedselhulp aan poltieke gevangen: “ik ben zoo vrij u de aandacht te vestigen op een van de laatste omzendbrieven van Winterhulp, centraal komiteit, volgens den welken den gelden o.a. ook zullen dienen om de familiën te steunen van, en om bijzondere pakjes af te geven aan politieke gevangen, zoodat gelden geschonken om de ellende van onze volksgenoten te lenen, terecht kan komen, […] aan menschen die Vlaamse leiders op de zwarte lijsten hebben geplaatst en schuld hebben aan hun wegvoeren, aan hun lijden in de concentratiekampen en aan hun moord […] of in hoedanigheid van joden helemaal buiten onze volksgemeenschap leefden zoodanig dat de gelden, geschonken aan Winterhulp, zeker niet voor doel hadden deze menschen die in hun eigen volksgemeenschap nog een aantal overrijken kennen, te steunen. […] Persoonlijk vind ik deze zaak bijzonder erg.” 241 Wat een verschil met al hetgeen Daels beweerde voor te staan. Waarschijnlijk vond Daels de hulp aan de ‘goede Vlamingen’ belangrijker dan diegene die in zijn ogen hun volk verraden hadden. Dit staat bovendien in contrast met zijn pogingen begin november 1940 om de Roemeense Samuel Schor uit het kamp van Breendonk trachtte te bevrijden. Hij wendde zich hiervoor tot Borms, die echter niks kon doen voor de Schor. Daels besloot dan maar “we mogen ook niet te veel bij de bezettende macht aandringen, wanneer wij voor eigene volksgenoten nog zoveel moeten verkrijgen.”242 Eigen volk kwam eerst voor Daels. Zijn opmerking tegenover de Joden is nog vreemder, vooral omdat hij, volgens zijn zoon Luc, gevluchte Duitse joden had opgevangen bij hem thuis. 243 Of Daels’ brief enige invloed had op het beleid van Winterhulp, leert het bronnenmateriaal niet.
B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 230. UA, personeelsdossier Frans Daels, Daels aan beheerder-inspecteur, 20.3.1941. 241 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nr. 164, Daels aan de gouverneurs Bulckaert en Lyssens, 12.8.1942. 242 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C. stukken van onderzoek, nr. 73, Daels aan Borms, 19.12.1940. 243 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 239 240
91
Waar Daels bemoeienissen wél invloedrijk bleken te zijn, was in de zaak van de beroepsmilitairen in Winterhulp. Samen met Ward Opdebeeck zou hij zich fel verzetten tegen de aanwezigheid van deze militairen, die volgens hem enkel maar lid waren om niet werkloos te zijn in de ogen van de Duitse overheid en bovendien enkel Frans spraken. Zo schreef Opdebeeck in een verslag: “de werking verslecht er van dag tot dag, de werkers van het eerste uur nemen ontslag, beroepsmilitairen en kapiteins nemen de leiding over.”244 Daels verzette zich hevig tegen een ‘militarisering’ van Winterhulp. Wanneer de klachten van Daels en Opdebeeck volgens beide niet voldoende resultaat opleverden en Opdebeeck zelfs werd ontslagen, wendde Daels zich met succes tot de bezetter: deze vaardigde op 31 maart 1942 een verbod uit op de verdere indienstneming van beroepsmilitairen in Winterhulp.245 Daarmee was de kous niet af. In de Oost-Vlaamse afdeling werd het verbod omzeild door te beweren dat het over een overplaatsing ging van de militairen van Oostende naar Gent, en er van een nieuwe indienstneming geen sprake was.246 Het zou in deze zaak zijn dat de ‘verklikking’ van Daels plaatsgrijpt. Op de vergadering van Winterhulp OostVlaanderen stelt hij een aantal gevoelige vragen. Zo vraagt hij of het “waar is dat het bureel van controoldienst een militaire organisatie is geworden waar al de bedienden elkaar toespreken in militaire taal […] alles beredderend in’t Fransch, maar niet eens op ordentelijke wijze de nederlandsche taal kunnen gebruiken?” Wanneer hier door het comité ontkennend op geantwoord wordt, zet Daels de aanval verder: “Is het waar dat de heer Martens […] de kapitein Martens is die pas sedert 2 à 4 maanden in de bureelen van het Provinciaal comité Oost-Vlaanderen werkzaam is: en dus een reeks oude trouwe bedienden met deze promotie over het hoofd springt? Is het waar dat de heer Martens […] luitenant Van Laere uit Oostende wilde overhalen om per vliegtuig naar Engeland te vertrekken en moest vergezeld worden door een zekere Leenaerts, die sedertdien in dienst is van het Provinciaal Comité?”247 Daels stelde deze vragen duidelijk maar voor de formaliteit; hij was van deze hele kwestie piekfijn op de hoogte. Aangezien het comité op al de vragen ontkennend antwoorde, zag Daels geen andere oplossing en ging hij nogmaals bij de bezetter aankloppen. De Oberfeldkommandant Brouns bracht verslag uit over deze situatie aan de Kriegsverwaltungchef dr Oesterhelt: “er werden seitens flämischer vertrauenslaute immer ernaut Klagen vorgebracht, das belgizistische Kreise es
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nr. 164, verslag van Ward Opdebeeck over de beroepsmilitairen, 27.8.1942. 245 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nr. 166, Verslag van vergadering provinciaal comité van Winterhulp, 3.9.1942. 246 Ibidem. 247 Ibidem. 244
92
hervorragend verständen hatten”248 Brouns zou de overgeplaatste militairen verplichten om
zich
terug
te
trekken
uit
Winterhulp.
Met
aan
zekerheid
grenzende
waarschijnlijkheid kunnen we stellen dat deze ‘vertrouwenspersoon’ Daels was. Iets anders dan de verwijdering van deze beroepsmilitairen uit Winterhulp had Daels ‘verklikking’ bij de bezetter niet tot gevolg. In professor Daels ter dood veroordeeld wordt nochtans beweerd dat hij kapitein Martens en luitenanten Van Laere en Leenaerts verklikt had bij de bezetter. Het enige bewijs hiervan is echter zijn vraag op de vergadering van het comité.249 Bovendien maakt Oberfeldkommandant Brouns in zijn verslag nergens melding van deze personen. Het is dus betwijfelbaar of Daels deze personen daadwerkelijk verklikt heeft. De krijgsauditeurs dachten alleszins van wel, want Daels zou voor deze verklikking veroordeeld worden. Bij zijn inspanningen in de sociale organisaties moet ook zijn niet aflatende inzet in de kliniek van de Bijloke nog gerekend worden. Alsook publiceerde hij het vulgariserende boekje ‘voor moeder en zuigeling’, dat meer dan 30 000 keer werd uitgedeeld. In het kader van de ‘Dosfel-voordrachten’250 gaf Daels verschillende spreekbeurten over sociale geneeskunde.251 Ook het boekje “Vrouwen, Moeders, Jeugd”, dat de schriftelijke neerslag was van een rede van Daels, werd gepubliceerd door de uitgeverij van het VNV, ‘Volk en Staat’.252 Conclusie Na de oorlog zou Daels in zijn verweerschrift verklaren dat “95% van mijn werkzaamheid is zuiver sociaal-geneeskundig geweest.” Hij vermeldt zijn activiteiten in Winterhulp en Voor Moeder en Kind, en zegt “nooit was er bij deze werkingen op enigerlei wijze kwestie van politiek, het onderzoek hieromtrent kan worden gedaan bij honderden gezinnen.” Dat Daels actief was op sociaal vlak, valt niet te betwisten, maar hij nam wel degelijk zijn toevlucht tot de bezetter om zijn zin te krijgen.253
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nr. 172, Generalmajor Brouns aan Gouverneur van West-Vlaanderen, 29.8.1942. 249 Frans Daels ter dood veroordeeld, p. 12. 250 De Dosfel-voordrachten werden ingericht door het VNV en dienden om buitenstaanders te lokken naar het VNV. 251 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.K. stukken van onderzoek, nr. 51, Verslag over de Lodewijk Dosfelvoordrachten, 11.4.1946. 252 F. Daels, Vrouwen, moeders, jeugd, Antwerpen, Volk en Staat, 1942, p. 4. 253 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 248
93
Hoofdstuk VI: De werving voor het oostfront De militaire collaboratie was de logische consequentie van de politiek van het VNV. Met de stap in de onvoorwaardelijke collaboratie verbond De Clercq het politieke lot van het VNV met het succes van Duitsland, en dus was een Duitse overwinning noodzakelijk om dé politieke doelstelling van het VNV te halen: de erkenning van het VNV als de enige partij in Vlaanderen. Een politieke actie In eerste instantie wenste De Clercq de oprichting van een eigen Vlaamse afdeling binnen de Wehrmacht. Het werd hem echter onmiddelijkdoor Reeder duidelijk gemaakt dat daar geen sprake van kon zijn: niet-Duitse Germanen konden enkel de wapens dragen in de Waffen-SS. De Clercq stond dus voor de keuze: geen militaire collaboratie of collaboreren binnen de Waffen-SS. Omdat hij streefde naar politieke erkenning bij de Duitse bezetter, zou hij voor het laatste kiezen. Vermoedelijk hoopte hij dat op die manier de Algemene-SS Vlaanderen op lange termijn zou ingelijfd worden bij het VNV. Daar zou helemaal niets van in huis komen, integendeel. Voor de SS’ers was de werving van VNV’ers een manier om een geïndoctrineerde en militaristische groep te creëren die juist tegen het VNV ingezet kon worden. Toen op 1 september 1941 de Algemene-SS Vlaanderen werd omgedoopt tot de Germaanse-SS Vlaanderen en het dus een volwaardig deel werd van de Reich-SS, werd het De Clercq duidelijk dat elke inschakeling van de Vlaamse SS in het VNV maar een ijdele hoop was.254 Op 20 april 1941 verscheen voor het eerst een bevel tot werving voor de Waffen-SS. De drijvende kracht achter de werving was Reimond Tollenaere, die tevens leider was van de VNV-militie. De vrijwilligers kwamen terecht in de Freiwilliger Standarte Nordweste en Westland. Beiden zouden maar weinig succes kennen; zowel de Raad van Leiding als de achterban voelden er weinig voor om zich bij de SS in te lijven.255 De werving voor het Vlaams Legioen Toen in juni 1941 Duitsland de oorlog verklaarde aan Rusland, liep het VNV pas echt warm voor de militaire collaboratie. Tal van vooraanstaande Vlamingen betuigden hun steun voor de strijd tegen het communisme, zo ook Frans Daels. Overal in bezet Europa werden antibolsjewistische legioenen opgericht. In Vlaanderen zou vooral VNV zich
B. De Wever, Oostfronters: Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS, Tielt, Lannoo, 1984, pp. 4143. 255 B. De Wever, Oostfronters, p. 48. 254
94
inspannen in deze strijd. Op 8 juli 1941 kondigde Staf De Clercq in Volk en Staat de oprichting van het Vlaams Legioen aan. Een stroom van geruchten kwam op gang: het Vlaams Legioen zou een zelfstandig leger worden dat later zou opgaan in het Nederlandse Legioen, met eigen officieren en het Nederlands als beveltaal. De leiding van het VNV hoopte met dit eigen Vlaams leger zijn sporen te verdienen en eindelijk als enige geldige gesprekspartner van Duitsland te worden erkend.256 Van dit alles kwam niks terecht. Het Vlaams Legioen zou nooit bestaan; de Vlaamse soldaten werden opgenomen in de Waffen-SS. De illusie van het machtsmonopolie VNV was voorgoed verbroken. Daels werft voor het Oostfront Samen met enkele andere VNV’ers toonde Daels zich onmiddellijk enthousiast voor de strijd in het Oosten. Op 21 juli verscheen in Volk en Staat het volgende bericht: “in het kader der grootsche wervingscampagne voor Vlaamsche vrijwilligers ‘in de strijd tegen het bolsjewisme’ biedt prof. Dr. Frans Daels zich aan voor de opperleiding en de organisatie van het veldhospitaal van het Vlaamsch Legioen.”257 Ook in Het Algemeen Nieuws werd bericht over de intrede van Daels: “prof. Daels zal het verpleegsterkorps vormen.”258 Het moet van een enorme invloed geweest zijn dat ‘het geweten van Vlaanderen’ zich achter deze werving schaarde. Daels’ medewerking werd echter verkeerdelijk voorgesteld in de pers. Er werd geschreven dat hij zich aangemeld had voor Vlaams Legioen en dat hij ter plekke de geneeskundige dienst zou organiseren. Dit klopte niet. Daels was nooit van plan geweest om naar daar te trekken. Hij wou louter de geneeskundige dienst opzetten en dit vanuit België. Daels was er niet mee gediend dat zijn medewerking verkeerdelijk werd voorgesteld, zo verklaarde Elias.259 Ondanks Daels’ protest bleef het gerucht de ronde doen. Zo staat in een bericht van de Zwarte Brigade aan de aangemelde vrijwilligers, dat Tollenaere en Daels enkele dagen voor het vertrek van het Legioen naar Berlijn zouden reizen, teneinde “de zaken van de geneeskundige dienst te regelen.”260 Hij zou dat echter niet doen; hij verkreeg geen toestemming om naar Berlijn af te reizen.261
B. De Wever, Oostfronters, p. 50. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 91, Volk en Staat, 20.7.1941. 258 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 92, Het Algemeen Nieuws, 21.7.1941. 259 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I. stukken van onderzoek, nr. 94, verhoor Hendrik Elias, 13.6.1946. 260 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 97, onderricht voor de legioenmannen, 4.8.1941. 261 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186190., Daels aan Elias, 4.12.1943. 256 257
95
Dat Daels zich inliet met de werving voor het Vlaams Legioen lokte protest uit bij de Vlaamsgezinde hoek die tegen de collaboratie was. Door hen werd de houding van professor Daels zwaar op de korrel genomen in een clandestien memorandum van 15 augustus 1941 en in de ‘open brief aan professor Frans Daels’ van 1 september. Zo schrijven ze onder andere: “Waar ligt de geestelijke consequentie van een man als prof. Dr. F. Daels, die ieder jaar zijn credo van ‘Nooit Meer oorlog’ belijdt en die zich laat inlijven bij het Vlaams Legioen, dat zich thans in Rusland tot moes laat schieten voor de Wilhelmstrase.” De auteurs waren zich bovendien bewust van het pijnlijke gebrek aan garanties dat het VNV had verkregen voor deze werving voor het Oostfront: “Sterft gij voor de vrijmaking van uw land, toon dan de Duitse pandbrief met de erkenning van Vlaanderens levensrecht in een latere Groot-Germaanse gemeenschap en wij zullen uw daad begrijpen [… ] Zulke pandbrief bestaat niet. En verder: “En gij, professor Daels, in onze geschiedenis zult gij geteekend staan als een verrader van uw volk, als een soldenier van het derde rijk, als overweldiger en onderdrukker van andere onschuldige volkeren, als een der meest vernuftige demagogen en volksbedriegers van Vlaanderen. Het Vlaamsche volk zal met walging zich van u afkeren.”262 Hoe Daels hierop reageerde is niet bekend. Lang bleef Daels’ enthousiasme niet duren. Hij werd immers snel op de hoogte gebracht van de werkelijke toedracht van het Vlaams Legioen. Zo was dokter Vanderlinden, op verzoek van Daels, op zes augustus reeds vertrokken naar Polen om de “medische afdeeling die door professor Daels zoo georganiseerd worden en die ten dienste zou staan van de gekwetste of zieke soldaten van het Vlaamsch Legioen alsook van de Russische bevolking.”263 Daar aangekomen wachtte hem een verassing: het Legioen werd verplicht toe te treden tot de Waffen-SS. Soenen keerde hierop terug en informeerde Vanderlinden over de toestand aldaar. Op 26 augustus maakt Daels zijn teleurstelling hierover kenbaar aan Speleers: “Van Vlaamsch Legioen is er geen sprake. […] Mijn indruk is dat het V.N.V. er een kwestie van kabinet moet van maken dat aan de jongens die ginder zijn, gelegenheid wordt gegeven te kiezen naar de S.S. officieel over te gaan, wat nu reeds het geval is, ofwel weerkeren. Wordt hun de keus niet gelaten, dan zullen zij ons de ergste verwijten doen. En zij zullen gelijk hebben, want het V.N.V. moest voor hen al de nodige waarborgen nemen, en het V.N.V. heeft dat niet gedaan.”264 De werving voor het Vlaams legioen draaide voor Daels op een teleurstelling uit. Al de illusies die hij had gekoesterd over de samenwerking met bezetter verdwenen als sneeuw voor de zon. In geheel eigen stijl zou hij het niet kunnen laten om hierover te C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, p. 93. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 100, Verhoor Ludo Vanderlinden, 20.9.1944. 264 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 102, Daels aan Speleers, 26.8.1941. 262 263
96
klagen bij Thedieck: “Vlamingen zijn nu reeds teruggekeerd uit het Vlaamsche Legioen, omdat de beloften niet werden gehouden, het Vlaamsche Legioen niet als Vlaamsch wordt erkend of behandeld, de overheden Vlaanderen aanzien als reeds geannexeerd, enz… En dit gebeurt nadat de Vlaamsche leiders hebben bevestigd dat onze jongens zouden strijden als Vlamingen en onder de Vlaamsche Vlag. Nu zullen al deze Vlaamsche leiders door het volk worden beschuldigd onze jongens te hebben bedrogen. Ik twijfel er niet aan dat u zult inzien dat een ommekeer dringend nodig is.”265 Daels zou zich sindsdien afzijdig houden bij de praktische wervingen van het Oostfront, maar wel nog steeds zijn steun betuigen op de IJzerbedevaarten aan de ideologie van de oostfrontstrijders. Naar eigen zeggen zou hij zijn invloed gebruiken om mannen ervan te weerhouden zich aan te melden, maar dat kan niet gestaafd worden door het bronnenmateriaal. In de late lente van 1943 hielden de Duitsers niet langer de de schijn van een Vlaams leger. Het Vlaams Legioen werd opgeheven en hervormd tot en gewone Waffen-SS eenheid. Ze droeg voortaan de naam 6. Waffen-SS-Freiwilligen Sturmbrigade Langmarck. Van een band met Vlaanderen was geen sprake meer. De SS had hierover niet gecommuniceerd met de Raad van Leiding. Daels zou dit nieuws vernemen in een brief van Jef Rombouts. Deze had in mei 1943 via zijn petekind vernomen over de toestand aan het Oostfront. In deze brief drukte Rombouts zijn teleurstelling uit: “Het bloed van ’t Oostfront wordt door den eene voor annexatie, door Degrelle voor België en door VNV voor Vlaanderen opgeëischt. Zoolang er geen klare lijn bestaat moet elk lofwoord dat een aansporing voor ’t oosten kan zijn, vermeden worden. Laat ons eerst aan Vlaanderen denken.”266 Hij vroeg zich af wat Daels dacht van deze situatie: “Even stelde ik bij mezelf de vraag: heeft prof. Daels toen hij destijds een oproep deed voor ’t oostfront, dat wel geweten en had hij zulks kunnen voorzien?”267 Daels antwoorde daarop bevestigend: “u hebt gelijk. Wij zijn bedrogen geworden. Ik geloof dat we nu moeten afwachten welk standpunt de bezettende macht zal innemen tegen deze Bedevaart. Naderhand moet de toestand inzake Bedevaart grondig worden onderzocht.”268 Daels bracht ogenblikkelijk verslag uit van deze correspondentie aan Elias, die na de dood van Staf De Clercq de leiding had overgenomen (cfr. Infra). Bovendien liet hij weten dat hij het niet langer zag zitten om op de IJzerbedevaart propaganda te maken voor het oostfront: “dit alles stemt
265ADVN
88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.F. stukken van onderzoek, nrs. 8891, Rombouts aan Daels, 14.7.1943. 267 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.F. stukken van onderzoek, nr. 92, Rombouts aan Daels, 19.7.1943. 268 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.F. stukken van onderzoek, nrs. 8892, Daels aan Rombouts, 20.7.1943. 266
97
mij hoe langer hoe meer tegen elke ophemeling van dat front op de bedevaart, omdat ik in zulke omstandigheden geen verantwoordelijkheid dragen wil!”269 Pater Callewaert was Daels reeds voorafgegaan in zijn kritiek op de situatie aan het Oostfront. Omdat op de IJzerbedevaart nog steeds een hulde werd gebracht aan de strijders van het Oostfront, liet Callewaert aan Daels weten dat hij niet aanwezig zou zijn op de IJzerbedevaart, omdat hij “geen hulde wou brengen aan nutteloos bloed.”270 Ondanks zijn kennis van de feiten zou Daels tot het einde van de oorlog hulde brengen aan de Oostfronters: die “bezield door Nederlandsche Volkstrouw offervaardig ter verdediging van de Westersche Kristelijke beschaving, met het vuur en de moedigheid van de jeugd opgaande in hun idealen van Europese samenhoorigheid, vechten onze jongens aan het Oostelijk front.”271 In dezelfde maand zou Elias definitief de samenwerking met de SS, en dus de werving voor het Oostfront, stopzetten. Op 14 augustus maakte hij de breuk openbaar. Daarmee kwam een einde aan een evolutie die twee jaar eerder was begonnen. Al de pogingen van het VNV om de SS aan zich te onderwerpen, waren mislukt: het was eerder andersom geweest. In zijn ontslagbrief aan Elias zou Daels hierover schrijven: “Op een zeker oogenblik heb ik gedacht dat het onze plicht was ons volkbestaan te verdedigen aan het oostfront. Ik kon niet eens een pas krijgen om er heen te gaan ten einde er onze jongens te verzekeren een Vlaamschen geneeskundigen dienst te verzekeren. U weet hoe onze vrijwilligers werden en worden behandeld, hoe den tragedie van den IJzer zich herhaalt aan het oostfront.”272 Dat hij dat nu al lang niet meer dacht, is duidelijk. Conclusie Ondanks zijn kennis van de feiten zou tot 1943 zijn naam verbinden met het VNV en het Vlaams legioen. Hij was volkomen op de hoogte van het ‘verraad aan Vlaanderen’ dat er plaatsvond, maar ageerde hier niet tegen. Volgens Arthur De Bruyne zou Daels, sinds hij op de hoogte was van de feiten, Vlaamse jongens en meisjes afraden om naar het Oostfront te trekken en niet meer meedoen met de werving voor het Vlaams Legioen. Dit laatste klopt wel, maar omdat hij zich tot zijn definitief ontslag in 1943 nooit uitsprak
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.F. stukken van onderzoek, nr. 109, Daels aan Elias, 20.7.1943. 270 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 137, Callewaert aan Daels, 6.6.1943. 271 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1943. 272 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186190., Daels aan Elias, 4.12.1943. 269
98
tegen de wervingen, gingen vele mensen er nog vanuit dat professor Daels achter deze wervingen stond.273 Ook de auteur van Frans Daels ter dood veroordeeld kan geen duidelijke reden geven waarom Daels “nog Vlaamsch bloed offert, nadat hij overtuigd is van ‘het verraad aan Vlaanderen.’”274 In zijn Verweerschrift wordt gehamerd op de beweegredenen van Daels om zich in te zetten voor Legioen. Zij zien zijn oorlogservaringen en zijn haat en angst voor het communisme als de oorzaak voor zijn initiële enthousiasme. ervoor dat hij in eerste instantie gewonnen was voor de strijd in het Oosten.275 Is zijn katholicisme en angst voor ‘heidense bolsjewisme’ werkelijk de reden achter zijn inspanningen voor het Oostfront? Werd een intellectueel als hij werkelijk overtuigd door de Duitse oorlogspropaganda? Hoe komt het dat iemand meer dan twintig jaar ‘nooit meer oorlog’ verkondigde en dan zo snel gewonnen was voor de oorlog? De redenen die het Verweerschrift aanhaalt zijn maar oppervlakkig. Vermoedelijk had een complex persoon als Daels wel meer redenen dan deze. Maar daar hebben we het raden naar.
A. De Bruyne, De kwade jaren. 5: Robert Brasillach, fascist; Professor Daels; Drie dagen bij Degrelle; Dr. Edgard Muylle; De méns Borms, Elias als leider van het VNV, Brecht, De Roerdomp, 1976, p. 86. 274 Frans Daels ter dood veroordeeld, p. 32. 275 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 25. 273
99
Hoofdstuk VII: De Oorlogsbedevaarten Tijdens de oorlog vonden de IJzerbedevaarten naar de IJzer in een aangepast vorm plaats. De bezetter verbood de grootse manifestaties van de vooroorlogse periode, en ook de redevoeringen en het vlaggenvertoon werden aan de censuur onderworpen. Het is van belang om op te merken dat er door het comité nooit overwogen werd om de IJzerbedevaarten niet meer te laten doorgaan. Verschillende leden van het Comité, met Daels en De Landtsheer op kop, waren lid van het VNV. Toch zou het VNV als partij weinig invloed hebben op het doen en laten van het bestuur. De Groot-Nederlandse gedachte, die het VNV in het begin van de oorlog aanhing, was wel doorgesijpeld in het comité. De eerste oorlogsmaanden zorgden voor beroering in het comité. Zo werd de secretaris Clemens De Landtsheer weggevoerd naar Frankrijk. Op die manier vond de eerste vergadering van het IJzerbedevaartcomité plaats zonder een secretaris. Op deze vergadering, bij Daels thuis, werd beslist om door te gaan met de IJzerbedevaarten. De datum (18 augustus 1940) lag al vast sinds april. Op de vergadering deelde Daels mee dat hij ongewenst bezoek had ontvangen van enkele vooraanstaande Vlamingen en Duitsers. Uit zijn gesprekken met deze personen maakte hij op dat de bezetter wel degelijk van plan was om Groot-Nederland te verwezenlijken. Daarop werd besloten om het Manifest-Daels op te stellen en te ondertekenen (cfr. supra). Er werd tevens besloten om een kleine plechtigheid te houden in de loop van juli voor alle Vlaamse politieke gevangen.276 De Hulde van 14 juli Op 14 juli vond deze plechtigheid plaats. Daels liet in een brief aan De Landtsheer weten dat “al de Vlaamse politieke gevangen welkom zijn, maar dat er Dinaso bv. Moet komen ons ons plezier te doen” en verder “Ik spreek u dadelijk van Dinaso, omdat de overblijvenden van deze beweging in dit oogenblik zichzelf geweldig opblazen en ieder gezonde volksche Vlaamsche Beweging in de weg staan.”277 Daels was dus weinig vergevingsgezind voor de nieuwe, belgicistische koers die het Verdinaso in de loop van de jaren dertig had aangevat.De plechtigheid zelf vond plaats in besloten kring. Er werden bloemen neergelegd en een boodschap van August Borms voorgelezen. Ook
276 277
C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, pp. 35-39. ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Daels aan Clemens De Landtsheer, 11.7.1940.
100
Daels gaf een toespraak, waarin hij zijn bitterheid tegenover de Belgische staat nauwelijks kon verholen.278 Na deze hulde kwam het comité nog bijeen om de problemen met de IJzerbedevaart te bespreken. De Duitse overheid stond weigerachtig tegenover de IJzerbedevaart., zogezegd met het oog op mogelijke Engelse bombardementen. In werkelijkheid vond Reeder het een te groot risico om zoveel Vlaamsgezinden te verzamelen en vreesde hij voor anti-Duitse tegenmanifestaties. Daels kreeg ook geen toestemming om overal in het land Vlaamse vlaggen te laten ophangen op dag van de bedevaart, wegens “algemein politischen Gründen unerwünscht und kann daher nicht zugelassen werden.” Als zoenoffer verkreeg Daels wel dat de bedevaart mocht doorgaan in de crypte van de toren en dat deze werd uitgezonden op de Brusselse radio. 279 De eerste oorlogsbedevaart Ondanks het thema ‘Wereldvrede stond de eerste oorlogsbedevaart vooral in het teken van de Vlaamse Concentratie, waarvan verschillende leden van het comité deel uitmaakten. Het comité riep de Vlamingen op om politieke eendracht te tonen. Na toespraken de van dr. August Borms, Germain Lefever (namens VOS) en F. Vercknocke (namens de jongere oud-strijders 1940) was het de beurt aan Daels.280 In zijn speech sprak hij zijn verontwaardiging uit over de wegvoeringen in mei 1940: “Op den Bedevaartdag van 1939 riep Vlaanderen luid dat het maar loyaal kon zijn tegenover een regering die zelf loyaal was tegenover Vlaanderen. Er is dan een storm van verontwaardiging opgegaan. Wij weten nu waarom. De anti-volkse kaste eiste loyaliteit van Vlaanderen maar had beslist dat zijzelf niet loyaal zou zijn tegenover Vlaanderen. […]Met de hartstochtelijke medewerking van alle volksvreemden en volksvreemden in Vlaanderen, werden gewezen vrijwilligers van ’14-’18, aktivisten, passivisten, ja zelfs eenvoudige abonnenten op Vlaamse bladen aangehouden, dagen en wekenlang afgebeuld en tot verdere mishandeling aan vreemde machten overgeleverd, terwijl duizenden jonge Vlamingen sneuvelden in eerste lijn.” Ook sprak hij zich weinig positief uit over Frankrijk en Engeland: “Frankrijk en Engeland kwamen ons helpen, zò-danig en zò schoon dat wanneer zij moesten wijken, er uit de bevolking maar één zucht opging: “dat zij toch, in Godsnaam, niet zegevierend wederkeren, want dan blijft er van Vlaanderen niets meer 278
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.D, stukken van onderzoek, nr. 15, toestemming voor IJzerbedevaart, 3.8.1940 279 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.D, stukken van onderzoek, nr. 15, toestemming voor IJzerbedevaart, 3.8.1940. 280 Integraal zijn speech overnemen zou van weinig nut zijn hier. We beperken ons daarom tot enkele sprekende citaten.
101
over!” De bezetter werd wel warm verwelkomd als de redder van Vlaanderen: “Wij buigen ootmoedig het hoofd: deze nieuwe orde hadden wij voor ons volk niet met eigen kracht kunnen instellen. De orde is ons echter welkom. En tegenover deze orde willen wij loyaal handelen. […]Laten we evenwel niet vergeten dat Vlaanderen geen zegepraal heeft behaald, maar gered werd op het ogenblik waarop het bijna vermoord was.”281 Uit zijn speech blijkt dat hij er volledig van overtuigd was dat Vlaamse zaak er beter van zou worden door zijn lot te verbinden met de bezetter. We hebben hierboven reeds gezien dat Daels in de zomer van 1940 besloot om zich politiek te engageren. Toch had hij reeds moeten inzien dat er van zijn Groot-Nederlandse ideeën weinig terecht ging komen; de bezetter had namelijk de komst van Arnold Meyer, een Nederlander die leider was van het ‘Nationaal Front’ en overtuigd aanhanger van ‘Dietsland’, verboden. De tekst van Meyer werd dan maar zo voorgelezen.282 De tweede oorlogsbedevaart Het jaar 1941 was een bijzonder bewogen jaar voor het comité. In januari vond er een treinongeval plaats die aan enkele Belgische krijgsgevangen het leven koste. In de zomer van dat jaar werd overgegaan tot de werving van het Oostfront, en kwam Daels tot het besef dat de beloftes van de bezetter niet te vertrouwen waren.
De “IJzerwegramp” Op 16 januari 1941 vond er een treinongeval plaats in de buurt van Hannover, waarbij 92 Belgische krijgsgevangen soldaten tijdens hun repatriëring het leven lieten. Het ging hier waarschijnlijk om Vlamingen, “gezien de Walen op geenerlei wijze naar huis konden gezonden worden.” Een Belgische delegatie kwam naar de begrafenisplechtigheid, waaronder Daels en Germaine Lefever. Germain Gruwez, een beroepsmilitair die op dat moment krijgsgevangen zat, was aanwezig op de begrafenis en getuigde hierover het volgende: “Wat ons eerst en vooral opviel was dat de Belgische delegatie een kroon voorzien van een zwart en geel lint nederlegde, terwijl wij, krijgsgevangen, de toelating bekomen hadden een honderdtal kronen voorzien van onze nationale driekleur, te vervaardigen.” Deze aanstootgevende daad van Daels en zijn gezelschap werd bovendien vergezeld van een niet mis te verstane speech, waarin Daels “liet uitschijnen dat wij
281 282
ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1940. ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak A. Meyer op IJzerbedevaart van 1940.
102
misleid werden door onze officieren. Hij drukte erop dat de oorlog onontbeerlijk was geweest ten einde het Vlaamsche nazisme te laten opbouwen/”283
De voorbereiding van de IJzerbedevaart Wederom verliepen de voorbereidingen van de IJzerbedevaart niet van een leien dakje. De Duitsers stelden paal en perk aan de wensen van het comité. Daels had hen in juli 1941 de definitieve sprekerslijst doorgeven. Daels wou dat Pater Callewaert, Borms, een oud-soldaat van 1940, de Nederlandse ‘Fraulein Van Aelbeeck’ en uiteraard hijzelf het woord zouden nemen.284 Op 30 juli en 1 augustus verkreeg Daels antwoord op zijn brief, waarin de beperkingen werden opgesomd: de Nederlandse vrouw mocht niet aan het woord komen, en in het algemeen mocht er geen Groot-Nederlands standpunt ingenomen worden: “Ansprache einer niederländischen Staatsaangehörigen wird nicht genehmigt.”285 Ook wou de bezetter alle spreekbeurten onderwerpen aan de censuur, en werd de verspreiding van affiches verboden.286 Op Daels’ impulsieve initiatief besloot (een deel van) het IJzerbedevaartcomité, na een korte vergadering bij Daels thuis, dan maar om de IJzerbedevaart van dat jaar af te lassen. Hij liet aan Reeder en Oberkriegverwaltungsrat von Werder weten “dat het comité het houden van de Bedevaart 24 dezer aflast en elke verantwoordelijkheid dienaangaande aan U overlaat.”287 Toen De Landtsheer hiervan op de hoogte werd gebracht, maande hij Daels aan om in “Brussel toch tot een akkoord te komen en dat de Bedevaart toch zal doorgaan.”288 Uiteindelijk kwam het op 14 augustus tot een akkoord: de GrootNederlandse gedachte mocht nog altijd niet verkondigd worden, maar ze verkregen wel het ‘plakrecht’ om affiches te verspreiden.289 De bedevaart zelf verliep volgens het gekende patroon, met uitzondering dat Pater Callewaert niet aanwezig was: hij had van zijn overste een spreekverbod gekregen.290 Daels was erin geslaagd om zijn redevoering uit de handen van de censuur te houden door ze pas op het allerlaatste moment door te sturen; zo was er geen tijd meer geweest 283Krijgsauditoraat,
Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 33, verhoor Germain Gruwez, 1.12.1944. 284 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 19, Daels aan oberfeldkommandant Oberst von Claer, 9.7.1941. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 22, oberfeldkommandant Oberst von Claer aan Daels, 30.7.1941. 286 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Oberkriegverwaltungsrat von Werder aan Daels, 1.8.1941. 287 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Daels aan Oberkriegverwaltungsrat von Werder, 4.8.1941. 288ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Clemens De Landtsheer aan daels, 6.8.1941. 289 C . Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, p. 84. 290 ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Voorgelezen gebed Pater Callewaert op IJzerbedevaart 1941. 285
103
om ze te controleren. In zijn speech zou Daels in de herhaling vallen: wéér klaagde hij het verdrag van Versailles aan als zijnde eenzijdig en wéér hemelde hij Duitsland op. Dit klonk bij de aanwezige Duitsers als muziek in de oren. Iets minder blij waren ze met de Groot-Nederlandse verklaringen van Daels: “Wij willen betere Dietsers zijn om [… ] meer volbloed Germanen te zijn. […] de groet twintig jaar lang bij iedere IJzerbedevaart door Noord-Nederland aan Diksmuide gebracht in diep gevoelde saamhoorigheid, moet, evenals in 1940, dit jaar achterwege blijven ter wille van de moeilijke tijdsomstandigheden. […] In Diksmuide, een voorpost van Dietse Kultuur, moet het gehele Nederlandse volk de uiting vinden van nationale en sociale volksverbondenheid.”291 Onmiddellijk na de bedevaart bracht Daels op het secretariaat verslag uit van de vergadering met Reeder die op 22 augustus had plaatsgevonden. Net zoals hij dat deed bij de Raad van Leiding, uitte Daels zijn teleurstelling in de bezetter. Het was ook rond deze tijd dat de ‘open brief aan professor Daels’ circuleerde. De derde oorlogsbedevaart In het derde oorlogsbedevaartjaar vonden enkele comitéleden dat hun voorzitter te veel een VNV-stempel kreeg. Dit kwam tot uiting bij de verjaardagsviering van Daels, die dat jaar 60 werd.. Het Bedevaartcomité wou daarom een passende hulde brengen. Comitélid Jef Rombouts legde er de nadruk op dat de hulde uitdrukkelijk gescheiden moest worden van de ‘VNV-partijman’: “het is hoogst noodig de figuur Daels terug boven de partijkleinheden te verheffen […] omdat de tijden zoo nijpend zijn dat het volk zich nu om een hulde weinig zal bekreunen, en haar wellicht als ‘ongelegen’ zal becritiseeren. Ik stel het op prijs dat juist bij het volk, prof. Daels de VLaamsche genegenheid behoude en … deels terugwinne”292 Daels zelf voelde echter weinig voor een publieke hulde; hij was niet de man van de feesten en de recepties.293 Voor hem en enkele intimi vond er op 11 januari een mis, opgedragen door pater Callewaert, en een feestmaal in het Gentse Postgebouw op uitnodiging van burgemeester Elias plaats. Publiekelijk was er een hulde op de radio Zender Brussel.294 In 1942 was Daels’ relatie met de bezetter en het VNV in dergelijke mate bekoeld dat hij in februari aan Staf De Clercq liet weten dat hij de vergaderingen van de Raad van Leiding niet langer zou bijwonen, zolang het VNV zich te Duitsvriendelijk opstelde (cfr. Infra). Alhoewel Daels afstand had genomen van de VNV en de wervingen voor het Legioen, zou hij zich er in de publieke sfeer niet tegen uitspreken. Ook op de ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak van F. Daels op IJzerbedevaart 1941. ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, Jef Rombouts aan Clemens De Landtsheer, 26.12.1941. 293 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 294 C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, p. 97. 291 292
104
IJzerbedevaarten zou hij blijvend hulde brengen aan de idealen van de oostfronters. In een uitzending van de BBC trok men dan ook hard van leer tegen Daels en ‘zijn’ Oorlogsbedevaarten.295 De IJzerbedevaart van 1942 kende niet de problemen met de Duitsers als de tweede voorgaande bedevaarten. Het feit dat opnieuw geen Nederlander mocht spreken op de IJzerbedevaart, was blijkbaar geen discussiepunt meer. Ook kreeg pater Callewaert wederom geen toestemming om te komen spreken. In de speeches van Raf Demoen (namens VOS) en Daels won het Oostfrontthema meer en meer aan belang. Hij koppelde hun opoffering aan het Vlaamse lijden van de IJzer: “[…] en de idealisten van het Oostfront anderzijds. Met u, Vlaamse doden, staan zij als volk in de bres, voor de verdediging van ons volksbestaan en van de Europese beschaving.”296 De vierde oorlogsbedevaart 1943 was een turbulent jaar voor het IJzerbedevaartcomité. Comitélid Jef Rombouts maande Daels aan om het Oostfrontthema te laten vallen. Daels ging hier volledig mee akkoord, en liet dat ook aan Elias weten: “dit alles stemt mij hoe langer hoe meer tegen elke ophemeling van dat front op de bedevaart, omdat ik in zulke omstandigheden geen verantwoordelijkheid dragen wil!”297 (cfr. supra). Ook pater Callewaert, die reeds zijn ontslag had ingediend bij het VNV, informeerde bij Daels “welk het standpunt is van den IJzerbedevaart dit jaar en ook het thema van de redevoeringen.”298 Daels’ bondige antwoord klonk als volgt: “Het standpunt van de Bedevaart blijft dàt wat het steeds was. Daarbij komt alleen een hulde aan het idealisme van de strijders op het Oostfront.”299 Deze hulde was precies datgene dat Callewaert niet wilde. In zijn antwoord aan Daels verhaalde hij al zijn twijfels over de werving voor het Oostfront “Ik ben echter de schrijver van de brief aan dr. Elias en in den brief verwijt ik aan de leiding hare actie tot werving van legioenmannen, alhoewel het bewezen is dat Vlaanderen gedurig gefopt wordt en dat er dus voor Vlaanderen geen nut is in het storten van dit bloed.”300 en trekt daaruit de conclusie dat hij niet kan deelnemen aan een hulde aan het Oostfront, en dus niet naar de IJzerbedevaart zal komen.
C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, p. 105. ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1942. 297 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.F. stukken van onderzoek, nr. 109, Daels aan Elias, 20.7.1943. 298 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 132, Daels aan pater Callewaert, 22.5.1943. 299 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 132, Daels aan pater Callewaert, 2.6.1943. 300 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 132, Daels aan pater Callewaert, 6.6.1943. 295 296
105
Daels en het IJzerbedevaartcomité namen zelf ook hoe langer hoe meer afstand van de wervingen voor het Oostfront. Er werd besloten om enkel nog een hulde te brengen aan hun idealen. In eerste instantie had Daels gedacht om te spreken over “germaansche samenhoorigheid”. Deze tekst was ook toegelaten door de Duitse censuur. Op het laatst besloot Daels om het te veranderen in ‘Europese samenhoorigheid’, en het was dan ook deze versie die die Daels uitsprak op de IJzerbedevaart: “bezield door Nederlandsche Volkstrouw offervaardig ter verdediging van de Westersche Kristelijke beschaving, met het vuur en de moedigheid van de jeugd opgaande in hun idealen van Europese samenhoorigheid, vechten onze jongens aan het Oostelijk front”301 Opmerkelijk hierbij is dat op de IJzerdebevaart zelf dat de ‘Eed van Trouw aan Vlaanderen’ door de Oostfrontvrijwilliger Geert Ryckebusch werd voorgezegd.
Ontslag uit het IJzerbedevaarcomité? In het Verweerschrift van Frans Daels en ook elders302 wordt steeds gesteld dat Daels ontslag nam uit het IJzerbedevaartcomité omdat hij “weigerde zekere wijzigingen van de Duitse censuur aan zijn tekst te aanvaarden. […] Hierop trad Daels als voorzitter af, en werd meester Bulckaert als ondervoorzitter ‘onmiddellijk’ door de Duitsers ontboden. Deze ‘verklaarde zich echter solidair met prof. Daels, zodat het comité alweer besloot de Bedevaart af te lassen. Opnieuw gaf de Duitse censuur op het laatste ogenblik toe.”303 We hebben echter nergens enig bewijs gevonden dat Daels ontslag nam uit het comité, of dat zelfs maar heeft overwogen. Door zijn autoritaire persoonlijkheid was hij het ook gewend om zijn eigen gelijk te halen. Meer dan een tactisch dreigement om de IJzerbevaart niet te laten doorgaan, zou hij niet maken. Ook het feit dat hij in 1944 opnieuw aanwezig was op de vergaderingen en op de IJzerbedevaart zelf, spreekt dat tegen. Deze bewering van het Verweerschrift werd vermoedelijk gedaan om de figuur Daels te portretteren als een Dietse verzetsheld, om zo de Belgische overheid en de publieke opinie milder te stemmen voor de eventuele terugkeer van Daels304 De vijfde oorlogsbedevaart Begin 1944 was het voor iedereen duidelijk dat Duitsland de oorlog niet meer kon winnen. Dit had zijn gevolgen voor de houding van collaborerend Vlaanderen, en ook het IJzerbedevaartcomité kwam tot deze conclusie. Op de jaarvergadering van het IJzerbedevaartcomité werd dan ook besloten om het over een andere boeg te gooien; zo zouden ze dit jaar geen Duitsers toelaten in de crypte (zoals de vorige jaren wel het ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1943. A. De Bruyne, De kwade jaren. 5: Professor Daels, p. 101. 303 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 17. 301 302
106
geval was geweest). Na de landing van de geallieerden op Normandië werd besloten om alles zeer ‘besloten’ te regelen. Er werd geen propaganda gevoerd en ook de gewestelijke vieringen werden afgelast. De dag zelf waren er maar dertig aanwezigen. Van een hulde aan het Oostfront was geen sprake meer. Frans Daels trachtte de aanwezigen een hart onder de riem te steken: “want wij zijn een volk met alles wat een volk kenmerkt. Dit volk, wij zweren het, zal zichzelf nooit verloochenen! God geve dat in nieuwe tijden gerechtigheid moge heersen en hogere zedelijke waarden mogen zegevieren.”305 Conclusie Na de oorlog zou het nieuwe IJzerbedevaartcomité zich publiekelijk distantiëren van de oorlogsbedevaarten. Ze werden niet opgenomen in de officiële telling. Met de dynamitering van de IJzertoren, de ‘stenen inciviek’, in 1946 en de repressie zou het nieuwe IJzerbedevaartcomité nog een lange weg te gaan hebben om dit verleden te accepteren en te begrijpen.306 In Frans Daels ter dood veroordeeld worden Daels’ redevoeringen beschouwd als landsverraad: “Daels misbruikte de Vlaamse doden.” de suggestie wordt gemaakt dat “Daels, die standvastig beroep doet op de hulp van de vijand, van zijnen kant aan de vijand hulp moet bieden: in andere woorden, dat hij zijn politiek moet dienen, zijn propaganda moet steunen, en hem soldaten moet leveren.”307 Ook zijn uitspraken over het Verdrag van Versailles, die de auteurs als pro-Duits beschouwen, worden hem aangewreven. In het Verweerschrift van Frans Daels wordt vooral gehamerd om de “ononderbroken reeks van moeilijkheden en botsingen met de bezettende overheid uitmaakten.”308 Daarnaast insinueren ze ook dat Daels om die reden ontslag nam. Zoals altijd ligt de waarheid ergens in het midden. Dat hij, zeker in de eerste twee Bedevaarten, Pro-Duits uit de hoek kwam, staat vast. Bovendien kwamen zijn botsingen met de bezetter er maar als, zoals altijd, Daels zijn zin niet kreeg. Toen Daels uit het VNV was gestapt, verminderde zijn Duitsgezindheid. Hij besefte dat ze waren bedrogen door de bezetter, en zou terug meer de nadruk leggen op de Groot-Nederlandse gedachte. Desalniettemin bleef hij hulde brengen aan de ideologie van de Oostfrontsoldaten, ook al wist hij dat er van een Vlaams Legioen geen sprake was. Waarom hij dit bleef doen, ondanks de openlijke afkeur van pater Callewaert en Rombouts, is niet bekend. We vermoeden dat hij dit deed omdat hij zich nog steeds ideologisch achter de strijd tegen ADVN 96/220, Archief Leo D’Hont, toespraak F. Daels op IJzerbedevaart van 1944. C. Van Louwe en P.J. Verstraete, De Oorlogsbedevaarten, p. 189. 307 Frans Daels ter dood veroordeeld, p. 18. 308 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 17. 305 306
107
het bolsjewisme stond en de vertrokken Oostfronters niet wou laten vallen. Zijn IJzerbedevaartredevoeringen zouden na de oorlog als primair bewijsmateriaal behandeld worden; elke ‘verdachte’ zinsnede werd rood onderlijnd en uit de context gehaald.
108
Hoofdstuk VIII: Daels werkzaamheden als professor In dit hoofdstuk wordt een belangrijk deel van Daels activiteit tijdens de oorlog belicht: zijn professoraat aan de universiteit Gent. Het is een omvangrijk hoofdstuk, aangezien het al zijn professionele activiteiten omvat die hij tijdens de oorlog heeft aangevangen. De Toulouse-professoren Bij de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog heerste er op de Gentse universiteit een staat van verwarring. Het advies van het ministerie van Onderwijs (dat reeds dateerde van 1939) was dat de professoren zich, indien mogelijk, moesten terugtrekken uit het bezette gebied en dat de universiteit gesloten diende te worden. 309 Toen in mei de Duitse inval werd ingezet, gehoorzaamden velen aan dit bevel en vluchtten ze naar Frankrijk. Nadat België capituleerde en dus niet meer in een staat van oorlog verkeerde, werd echter besloten om de universiteit open te houden tijdens de bezetting. Langzamerhand keerden ook de gevluchte professoren terug uit Frankrijk. Het zou tegen deze zogenaamde ‘Toulouse-professoren’ zijn dat Daels sterk ageerde, en dan vooral tegen rector Réné Goubau. In het nummer van 25 augustus 1940 werd in Volk en Staat een artikel gepubliceerd van de hand van Daels, getiteld: ‘De Toulouse-Professoren: Opheldering en uitzuivering noodzakelijk”. Daarin sprak hij harde taal tegen deze professoren en de rector, die als een van de eerste naar Frankrijk vluchtte en waarmee hij blijkbaar geen goede verstandshouding had: “De rector heeft vanaf het begin van zijn rectoraat in de maand Oktober moeilijkheid op moeilijkheid gehad met de Vlaamschgezinde studenten.” Bovendien hadden de Toulouse-professoren in Frankrijk onder voorzitterschap van rector Goubau een vergadering gehouden waarop ze verklaarden dat “ze den oorlog tot het uiterste willen voeren aan de zijde van de verbondenen.” en zich tegen de capitulatie van het leger keerden. Reden genoeg voor Daels om een grondig onderzoek te eisen naar deze professoren. In zijn artikel schrijft hij dat het hem niet te doen was om de professoren te broodroven, maar dat hij het deed om de Vlaamse studenten te beschermen tegen de professoren die zich met antiVlaamse praktijken bezighielden: “Vooral de nieuwe tijden die wij tegemoet gaan, eischen een volksverbonden tucht die zij blijkbaar niet bezitten, en een gezag dat zij niet hebben door hun eigen schuld.” Onder andere rector Goubau werd hierop door de bezetter afgezet.310
Daels als rector? Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 88, minister van onderwijs aan beheerder-inspecteur, 17.4.1939. 310 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 198. 309
109
Na de bezetting zou de aanval van Daels op deze professoren vooral tot uiting komen bij het Geval Goubau. In zijn verklaring aan de krijgsauditeur beweert hij dat Daels een lastercampagne op touw had gezet tegen zijn persoon.311 Deze lastercampagne wordt vaak in verband gebracht met mogelijke pogingen van Daels om rector te worden. Of hij dat werkelijk beoogd heeft, is niet gekend. Alleszins werd er door de Gentse KVHV en het GSV een campagne opgezet om Daels of Speleers tot rector te verkiezen: “twee hoogstaande professoren werden door de politiek van vòòr mei 1940 benadeeld […] thans eischen wij, in naam van 1500 studenten, dat eerherstel zou geschieden, en zullen niemand anders dan één dezer twee professoren als rektor te Gent erkennen noch dulden.”312 Geen van deze twee zou tot rector benoemd worden, die taak werd overgelaten aan rector Guillaume De Smet. Inmenging in de nieuwe benoemingen Binnen de faculteit Geneeskunde ondernamen Daels en Speleers pogingen om de benoemingen te beïnvloeden. Speleers zelf was door de activistische benoemingen een tweede keer opgenomen in het bestuur. De benoeming van Speleers is een voorbeeld van de benoemingspolitiek die de bezetter voerde aan de universiteiten.313 Daels en Speleers zouden niet aarzelen om hun invloed bij de bezetter aan te wenden. Beiden zagen het zelfs als hun plicht om de kandidaten te beoordelen op hun Vlaams engagement. Een eerste Vlaamsgezinde benoeming vond plaats bij de opvolging van prof. Vandevelde. Daarvoor waren er vier kandidaten, namelijk dr. De Clercq, Sweemer, Verstraete en Cuvelier. In een brief aan Speleers geeft Daels uitvoerig zijn mening over deze vier personen, die vanuit Vlaams-nationalistisch standpunt allen even interessant waren: het waren vier VNV’ers. De voorkeur van Daels gaat echter uit naar De Clercq, die al twee jaar actief was als werkleider bij Vandevelde. Op dat moment was De Clercq echter nog een ‘oud-VNV’er’. Daarop liet De Clercq (onder druk van Daels?) zich een nieuw lidmaatschap aansmeren en werd hij weldegelijk benoemd tot professor. Daels drukte zijn spijt uit dat er voor de andere drie VNV’ers niets gedaan kon worden.314 De benoeming van dr. De Brabandere als opvolger van prof. Rubberechts verliep volgens een gelijkaardig patroon. Allereerst bracht Daels verslag uit aan de directeur-generaal Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 86, Verhoor René Goubau, 12.6.1946. 312 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 82a, KVHV Leuven en GSV Gent aan de secretaris-generaal van het ministerie van openbaar onderwijs, 28.10.1940. 313 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 152. 314 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 26, Daels aan Speleers, 7.7.1941. 311
110
van het ministerie van onderwijs De Vleeschauwer over de vijf kandidaten, waarbij Brabandere het beste naar voren kwam. De andere kandidaten hadden volgens Daels ofwel te weinig wetenschappelijke bekwaamheid (dr. Eyskens en dr. Holvoet) ofwel een gebrek aan Vlaams engagement ( Dr. De Wilde). Daels’ voorkeur voor De Brabandere werd blijkbaar vooral ingegeven door zijn Vlaamsgezindheid (onder andere als ondervoorzitter van Winterhulp). Na deze lofzang voor De Brabandere waarschuwt Daels De Vleeschouwer dat “de franskiljons van de faculteit geneeskunde, prof. Bessemans op kop” wensten dat naast De Brabandere nog iemand benoemd zou worden, “om in elk geval de gebeurlijke invloed van De Brabandere te minimaliseeren.”315 Aan Speleers gaf Daels dezelfde boodschap door.316 Na een lange tijd touwgetrek tussen beide partijen zou De Brabandere in 1943 benoemd worden. Ook bij de benoeming van Léon Elaut tot decaan zou Daels zijn invloed laten gelden. Normaliter werd de secretaris van het vorige academiejaar tot decaan benoemd. Voor het academiejaar 1942-1943 zou dan prof. Vandevelde benoemd moeten worden. Daels protesteerde tegen deze turbulente gang van zaken; hij vond het beter dat iemand van de klinische tak van de geneeskunde benoemd zou worden. Elaut werd met een grote meerderheid verkozen, maar toch zou het Daels worden aangewreven dat hij met de traditie had gebroken.317 Deze tussenkomsten van Daels vormen eigenlijk geen grote breuk met zijn gedrag van voor de bezetting. Toen al liet hij zijn invloed gelden. Over contacten met de bezetter in verband met deze benoemingen is echter niets teruggevonden. Het was wel zo dat hij zijn nieuwe invloed als VNV’er gebruikte bij de benoemingen om andere Vlaamsgezinden te aan te stellen. Het gastprofessorschap De Duitse bezetter had het plan opgezet om tot een soort uitwisseling van Duitse en Vlaamse professoren te komen. Voor de faculteit geneeskunde werden Daels en Heymans, die beide internationaal prestige hadden, geselecteerd als gastprofessoren. Daels was hier niet bijzonder enthousiast over: hij liet aan de rector weten dat hij bereid was om in Duitsland enkele voordrachten te houden zolang het maar om een
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 140ter, Daels aan De Vleeschouwer, 13.2.1942. 316 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 140bis, Daels aan Speleers, 10.2.1942. 317 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 161. 315
111
afwezigheid van enkele dagen zou gaan; de zorg voor de klinieken liet hem immers niet toe om lange tijd afwezig te zijn.318 Uiteindelijk zou hij één keer naar Duitsland trekken. Hij werd door de rector van Keulen uitgenodigd om op de Duits-Vlaamse cultuurweek enkele sociaal-geneeskundige voordrachten te geven.319 Daels’ reis naar Keulen viel niet bij iedereen in goede aarde. Zijn twee assistenten, reparator-technicus Moens en laborante Raes die mee waren naar Keulen, kregen deze periode aangerekend als onbetaald verlof. Toen Daels hiertegen protesteerde en de beheerder-inspecteur van de universiteit erop wees dat hij geen reisvergoeding had gevraagd, terwijl “al de andere collega’s het in zijn plaats wel gedaan zouden hebben.”320 De beheerder-inspecteur antwoordde fijntjes: “dat andere collega’s dat niet gedaan zouden hebben, aangezien men enkel geld krijgt als het gaat om verplaatsingen welke rechtstreeks het belang van onze Universiteit aangaan.”321 Daels ving dus bot. Daels’ invloed bij de studenten In Volk en Staat werd Daels omschreven als “de grootste studentenvriend en leider.”322 Zeker bij de Vlaamsgezinde studenten was professor Daels populair, maar van een werkelijke invloed in het studentenleven was geen sprake. Tijdens de oorlogsjaren bleef Daels verder ijveren voor een grotere sociale inzet bij de studenten. Zijn rede over UHGA werd in deze context reeds besproken. Een ander voorbeeld is de rede die Daels gaf op het Dietsch Studentencongres van april 1941. Daels gaf er de toespraak ‘Durven, Kunnen, Doen’. Met deze leuze doelde hij erop dat studenten meer kunnen dan “durven hard te roepen, kunnen grote pinten drinken en losbanding en gemeen doen” Daels hamerde op de verantwoordelijkheden die de studenten hadden ten opzichte van hun volk: ze moeten hun door het volk opgedragen verantwoordelijkheden durven opnemen, borg kunnen staan voor hun bevoegdheid en verder alles doen wat het volk ten goeden kwam. Hij verachtte de “niet-volkverbonden-student” en drong er ook bij de professoren op aan dat ze zich zouden inzetten voor de volksgemeenschap. Op een niet zo subtiele wijze zou hij
UA, personeelsdossier Frans Daels, Daels aan rector De Smet, 19.11.1940. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G, stukken van onderzoek, nr. 152, Rector Keulen aan Daels, 14.6.1941. 320 UA, personeelsdossier Frans Daels, Daels aan beheerder-inspecteur, 15.7.1941. 321 UA, personeelsdossier Frans Daels, beheerder-inspecteur aan Daels, 19.7.1941. 322 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G, stukken van onderzoek, nr. 151, Volk en Staat, 3.4.1941. 318 319
112
nogmaals zijn ongenoegen over de Toulouse-professoren uitten; deze hadden aan hun plicht verzaakt door te vluchten in moeilijke dagen.323 Deze rede werd voorafgegaan door een kleine rel. De voorzitter had namelijk gevraagd om tijdens het zingen de arm niet te strekken. Daels was hierdoor duidelijk geïrriteerd en lapte het verzoek dan ook aan zijn laars. Volgens hem was het al meer dan twintig jaar de gewoonte om ‘de hand te heffen’ wanneer men “op den ijzer den eed aan Vlaanderen aflegde”: “Ik groet Vlaanderen en Nederland vandaag zoals ik Vlaanderen en Nederland gisteren heb begroet, zoals ik Vlaanderen en Nederland voor vijftien jaar begroette. En voor wie mij daarover komt spreken of gewichtig doen, alsof de toekomst van Vlaanderen afhangt van het feit dat ik mijn hand ophef of niet ophef bij het zingen van het nationaal lied, heb ik maar één woord: Vlaanderen vraagt werk en werkers. Bevrijdt Vlaanderen van al het overige!”324 Het zou hem na de oorlog inderdaad kwalijk genomen worden dat hij zijn hand ophief tijdens deze liederen.325 De Tucht- en Leidingsraad Een ander facet van Daels’ inmenging in het studentenleven was zijn deelname aan de Tucht- en Leidingsraad van het Gents Studentenverbond (GSV). Leon Elaut was, als erevoorzitter van het GSV, tevens de voorzitter van deze raad, maar het zou Frans Daels zijn die de meeste invloed had. Deze raad trad in 1943 eenmalig in werking toen een aantal faculteitskringen, met de Vlaamse Geschiedkundige Kring voorop, zich verzetten tegen de Duitsgezinde koers van het GSV. De voorzitters van de dissidente kringen werden voor deze Tuchtraad geroepen.326 Niet de voorzitter Elaut maar Daels zou na de oorlog verantwoordelijk worden gehouden voor de arrestatie van Jan Corneel Van Steenwegen, een student aardrijkskunde uit de tweede licentie en voorzitter van de faculteitskring van de natuurwetenschappen. De vader van deze student schreef aan de krijgsauditeur een brief waarin hij de situatie uit de doeken deed: “ […] bij den heer Frans Daels te vernemen, met welk recht hij gedurende de oorlog eigenmachtig een tuchtraad insceneerde en er mijn zoon deed vor verschijnen. Die tuchtraad had tot droevig gevolg, dat de Hilfsgendarme Herman Pauwels een vingerwijzing ontving en in mijn zoon een prooi heeft gevonden, zoodat mijn zoon zich verplicht zag onder te duiken, om aan een aanhouding te ontsnappen. Jammer, den 7n Maart 1944, werd mijn zoon door de Sicherheidsdienst te Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G, stukken van onderzoek, nr. 154, Volk en Staat, 10/4/1941 324 Ibidem. 325 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 198. 326 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 182. 323
113
Brussel gevat, met het gemelde gevolg.”327 Zijn zoon zou uiteindelijk sterven in het concentratiekamp te Sangerhausen. Over deze zaak bestaat nog geen duidelijkheid: de aanhouding van de student zou niet het gevolg geweest zijn van de problemen met de faculteitskringen maar wel vanwege zijn activiteiten in het verzet (o.a. het verspreiden van het sluikblad Klokke Roeland).328 Het is wel mogelijk dat door zijn verschijning voor de Tuchtraad er een strengere controle kwam op zijn doen en laten vanwege de Duitse overheid, waardoor zijn verzetsactiviteiten aan het licht gekomen zijn.329 Toen de faculteitskringen zich niet wilden onderwerpen aan het GSV kwam de bezetter eraan te pas, die de kringen verplichtte om zich te onderwerpen aan het GSV. De interventie van de bezetter werd na de oorlog volledig in Daels’ schoenen geschoven. Renaat Tavernier getuigde daarover het volgende: “wie bepaaldelijk de tusschenkomst van Duitsche Overheid had ingeroepen, is mij onbekend; ik heb hooren zeggen dat het zou geweest zijn op aandringen van den (GSV) voorzitter Herman Pauwels, die zich natuurlijker wijze tot zijn tuchtraad zou hebben gewend om het noodige te doen; en het lag in de lijn van Daels om zich daartoe te leenen.”330 Jan Wilms werd ook over deze kwestie ondervraagd. Hij was een pak positiever over Daels, en verklaarde dat er geen zekerheid bestond over wie nu juist de bezetter erbij had betrokken. Tenslotte wou hij opmerken dat: “wat professor Daels betreft, wensch ik te verklaren, dat ik voor zijn houding en bedoelingen steeds respect heb gehad, ook indien ik niet steeds met zijn meening akkoord kon gaan.”331 Of Daels nu werkelijk verantwoordelijk was voor de interventie van de Duitsers, is niet geweten. Volgens Elaut had niemand van de raad deze inmenging van de Duitsers gewenst.332 Voor de auteurs van Frans Daels ter dood veroordeeld was het wel duidelijk dat Daels de aanstoker was geweest: “het lag immers in de lijn van Frans Daels om de hulp in te roepen van de bezettende overheid, wanneer zulks noodig was om zijn wil door te drijven.”333 In zijn verweerschrift wordt dit natuurlijk ten stelligste ontkent en wordt de schuld in de schoenen van het GSV en de Duitse gastprofessoren geschoven, wat evenzeer ridicuul is. Wij vermoeden dat, aangezien er nooit enig bewijs is gevonden Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B, stukken van onderzoek, nr. 14, Leopold Van Steenwegen aan Krijgsauditeur, 21.11.1944. 328 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 82, verhoor Renaat Tavernier, 11.6.1946. 329 B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 183. 330 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 82, verhoor Renaat Tavernier, 11.6.1946. 331 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 91, verhoor Johannes Wilms, 12.6.1946. 332 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 70, verhoor Leon Elaut, 14.2.1946. 333 Frans Daels ter dood veroordeeld p. 35. 327
114
voor deze in contacttreding tussen Daels en de bezetter over deze kwestie, dat Daels inderdaad niets te maken had met deze zaak en dat de Duitse Overheid op eigen initiatief was tussengekomen. De Cultuurraad De Cultuurraad was een Belgische instelling die door de bezetter werd omgevormd tot een orgaan dat de culturele banden met Duitsland diende te verstevigen, alsook Vlaanderen proberen los te maken van Franse en Belgische invloeden. De Cultuurraad had hoofdzakelijk een adviserende functie. De raad diende telkens het Vlaamsgezinde standpunt te verdedigen. Om zich van deze ‘Vlaamsgezindheid’ te vergewissen, ging de bezetter over tot een groot aantal nieuwe benoemingen in de cultuurraad. Slechts één iemand van de vooroorlogse cultuurraad bleef lid. Veel professoren van de Universiteit Gent werden lid van de raad. Het VNV zag zijn kans om zijn invloed op cultureel gebied uit te breiden. Dat lukte echter niet: door de benoeming van Jef Van de Wiele zou de cultuurraad een DeVlag-orgaan worden.334 Het VNV was hier uiteraard niet gelukkig mee. Toen in april de ondervoorzitter prof. Corneel Heymans ontslag nam, zou Daels zichzelf en Jozef Goossenaerts presenteren als vervangers. Hij probeerde de bezetter te overtuigen om vijf nieuwe leden te benoemen in de cultuurraad. Hijzelf zou de functie van Heymans overnemen, terwijl Goossenaerts secretaris zou worden. De gesprekken met de bezetter draaiden echter op niets uit. Ook de cultuurraad zelf zag vooral de komst van Daels niet zitten. Met Goossenaerts hadden ze minder problemen, maar door Daels’ felle anti Devlag-ingesteldheid waren conflicten met Jef Van de Wiele te verwachten. Zo zei men van hem: “Behaalt hij geen gelijk, staat hij in de minderheid, dan gaat hij heen, met een slag van de deur […] of maakt hij herrie.”335 Doordat het VNV geen invloed verwierf in de Cultuurraden, zou ze het over een andere boeg gooien en in de provinciale raden infiltreren. Daels zou hier geen rol bij spelen.
334 335
B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent, p. 130. B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent P. 131.
115
Hoofdstuk IX: Verzet tegen de Nationaalsocialist Met de stichting van de Eenheidsbeweging-VNV in mei 1941 kwamen een aantal Verdinaso leden in het VNV terecht. Daarbij werd een nieuw partijblad gesticht dat onder leiding kwam te staan van gewezen dinaso Pol Le Roy. Al van in het begin schreef Le Roy artikels waarin hij de groots-Germaanse gedachte verdedigde en duidelijk toenadering zocht tot de SS. Het blad deed zijn naam alle eer aan en ging steeds meer het Nationaalsocialisme (en het daarbij behorende anti-katholicisme) ophemelen.336 Dit schoot bij veel VNV’ers in het verkeerde keelgat, niet in het minst bij Daels. Hij liet op 25 augustus in een brief aan de secretaris van het VNV, Ernest Van den Berghe, weten dat “het mij heelemaal onmogelijk geworden is solitair te blijven met de Nationaalsocialist die als officieel orgaan van de eenheidsbeweging werd aangegeven.” Als overtuigd katholiek kon hij zich niet vinden in de antiklerikale boodschap van het blad: “De Nationaalsocialist maakt niet het klerikalisme belachelijk, maar tracht de priesters als priester belachelijk te maken. […] En dit wordt dan nog gedaan in een vorm en op een toon die kultureel helemaal minderwaardig zijn.” Volgens Daels zou de Nationaalsocialist “de ramp van de Eenheidsbeweging worden.”337 Hij ijverde er dan ook voor dat het VNV er zich zo snel mogelijk van zou distantiëren. Op dezelfde dag van dit schrijven liet hij aan de redactie van de Nationaalsocialist weten dat hij het blad niet langer wenste te ontvangen, “daar het tijdschrift op onbehoorlijke wijze Vlaamsche instellingen aanvalt aan dewelke hij sedert jaren zijn volle steun schenkt […] De toon en de vorm van menig artikel zijn ook van dien aard dat hij zich niet langer daarmede solidair kan verklaren.”338 Aan Speleers gaf hij eenzelfde boodschap door. 339 Een week later zou hij zich tot de Leider zelf wenden. In zijn klachtenbrief schreef Daels dat in De Nationaalsocialist artikels verschenen “waarin Dietschland als een karikatuur wordt voorgesteld, zedenadel belachelijk gemaakt, de geestelijkheid op grove wijze aangevallen en dat wij met volle recht mede verantwoordelijk worden gesteld door de buitenstaanders, en daarbij alle gezag en al invloed verliezen.” Zelfs de term ‘Nationaalsocialist’ was een doorn in het oog van Daels.340
B. De Wever, Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, p. 1051. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 26, Daels aan Van den Berghe, 25.8.1941. 338 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 28. Daels aan redactie nationaal-socialist, 25.8.1941. 339 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. V, Daels aan Speleers, 4.9.1941. 340 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXV, Daels aan De Clercq, 4.9.1941. 336 337
116
Opmerkelijk is wel dat het jaar vòòr de verschijning van De Nationaalsocialist Daels geen enkel probleem had met het gebruik van de term ‘nationaalsocialisme’ om het VNV te betitelen. Hij schreef naar Van den Berghe, Lefever en Elias dat hij volledig overtuigd was van het gebruik van het woord “nationaal-socialist” in de verklaring van het VNV aan de Duitsers. Maar zoals gekend verkreeg het VNV zich nooit de toestemming om zich deze term eigen te maken.341 Het was niet alleen aan De Nationaalsocialist dat Daels zich ergerde. Ook het weekblad van de Waffen-SS, de SS.-Man, was een doorn in zijn oog. Daartoe wendde hij zich tot Oberverwaltungsrat Thedieck, die hem op 13 augustus 1941 de verzekering gaf “dat de Duitsche censuur de aanvallen tegen de Vlaamsch nationaalverbonden en tegen Dietschland” zou staken. Toen dit naar Daels’ zin niet snel genoeg gebeurde, schreef hij nog een klachtenbrief naar Thedieck, die hij doorspekte met voorbeelden uit het weekblad.342 Het is wel opmerkelijk dat er in februari 1942 nog een artikel van Daels verscheen in De Nationaalsocialist, getiteld ‘Over Tucht’.343 Bij nader inzien blijkt het echter een publicatie te zijn van een rede die Daels eind 1941 gaf in Aalst aan de leden van het Algemeen Vlaams Nationaal Jeugdverbond. Het is dus zeer goed mogelijk dat deze publicatie gebeurde zonder medewerking van Daels, zoals het Verweerschrift beweerd.344 Daels’ strijd tegen De Nationaalsocialist houdt verband met zijn strijd tegen de verdere toenadering van het VNV tot de SS, alsook zijn afkeer voor DeVlag. Die partij had zich in de zomer van 1941 namelijk ontpopt tot een SS-organisatie, iets waartegen Daels zich in de Raad van Leiding fel verzette. Zijn lidmaatschap bij DeVlag beëindigde hij dan ook in 1942.345 Ook zou hij weigeren om aanwezig te zijn op activiteiten waarop ook leden van DeVlag aanwezig waren, zoals de Bormshulde en de Cultuurdagen in Gent. De toenadering van Staf De Clercq tot de SS in 1942 was dan ook een reden voor Daels om zijn ontslag in te dienen bij de Raad van Leiding.
ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Vanden Berghe, 4.10.1940. ADVN 88/124, archief Staf Vermeire, Daels aan Oberverwaltungsrat Thedieck, 26.8.1941. 343 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.K, stukken van onderzoek, nr. 42, De nationaalsocialist, 21.2.1941. 344 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 21. 345 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G, stukken van onderzoek, nr. 162. Daels aan secretariaat DeVlag, 4.5.1942. 341 342
117
Hoofdstuk X: Kroniek van een aangekondigd ontslag Toen Daels in december 1943 zijn definitieve ontslag indiende bij VNV-leider Elias, kwam dat nauwelijks aan als een verassing. Al sinds eind 1941 woonde Daels geen Vergaderingen van de Raad van Leiding meer bij. De redenen voor zijn uiteindelijke ontslag zijn zeer uiteenlopend en werden allen hierboven al vermeld. Dit hoofdstuk concentreert zich overwegend op een chronologisch overzicht van de stappen die Daels ondernam tot diens uiteindelijke ontslag. Een analyse van de oorzaken wordt niet gegeven, aangezien dat reeds in de voorgaande hoofdstukken is gebeurd. 1941: Afwezigheid in de Raad van Leiding Daels zou gedurende zijn korte politieke carrière meerdere malen overwegen om zijn ontslag in te dienen, en dit steeds nadat hij nogmaals teleurgesteld werd door de Duitsers/het VNV. De eerste maal dat Daels zijn ontslag overwoog, was toen hij in de zomer van 1941, na de vergadering met Reeder (cfr. Supra), tot de conclusie kwam dat ze bedrogen waren door de bezetter, onder andere op het vlak van het Vlaams Legioen. Aan De Clercq liet hij weten dat hij vermoedde door Thedieck en Reeder tot ontslag gedwongen te worden: “Ik wil in zulke voorwaarden niet langer het odium dragen van al de fouten van de Duitsche Verwaltung. Ik zal niet zwijgen. Maar ik wil vooral niet dat de Duitsche Verwaltung op een gegeven oogenblik het V.N.V. zou sommeeren mij uit de leiding te zetten. Ik wil ze vòòr zijn. Daarom denk ik nu heen te gaan. Dan kan mijn heengaan nog van nut zijn als protest en de positie van het V.N.V. tegenover de Duitschers versterken.”346 Daels zou nog niet officieel ontslag nemen; hij bleef lid van het VNV maar nam niet meer aan de vergaderingen van de Raad van Leiding. Ondanks zijn afwezigheid op de vergaderingen zou Daels nog in contact blijven met De Clercq en Elias. Hij was dan ook, als dokter en als vriend, aanwezig toen Staf De Clercq op 22 oktober 1942 zijn laatste adem uitblies. In Volk en Staat schreef Daels een artikel over ‘De Laatste levensdagen van de Leider’: “Hij nam mij bij mijn beide handen [..] en zei de Leider op de meest eenvoudige, tragisch-overtuigende wijze: ‘Professorke, ditmaal haalt ge mij er niet meer door!”347 Elias werd de nieuwe Leider van het VNV. Hij zou aansturen op een breuk met de SS, die er in augustus 1943 eindelijk kwam.
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., stukken van onderzoek, nr. XXV, Daels aan De Clercq, 4.9.1941. 347 A. De Bruyne, De kwade jaren. 5: Professor Daels, p. 100. 346
118
1942: Ontslag uit de Raad van Leiding Na de dood van Staf De Clercq liet Daels aan Elias weten dat hij officieel ontslag nam als lid van de Raad. De directe aanleiding hiervoor waren de problemen die Daels ondervond met de bezetter gedurende zijn voorzitterschap van Voor Moeder en Kind (cfr supra). Elias vroeg hem toen om dit ontslag nog geheim te houden. In 1943 zou hij echter zijn ontslag openbaar maken. Er wordt beweerd dat Daels besloot om zijn ontslag bekend te maken na de open brief van Pater Callewaert op 3 april 1943 aan de Raad van Leiding. Hierin bekritiseerde hij Elias en de VNV-politiek en Elias en kondigde hij zijn uitstap uit het VNV aan.348 Callewaert beweerde bovendien dat hij op de hoogte was van feiten die hem door trouwe VNV’ers werden gemeld. Toen het Daels ter ore kwam dat in de verschillende kringen geïnsinueerd werd dat hij één van Callewaerts bronnen was, stuurde hij een boze brief naar hem. Hij was het helemaal niet eens met de wijze waarop zijn boodschap werd overgebracht. Hij vond het jammer dat Callewaert de “uiterst gewichtige en moeilijke taak” van de VNV-leiding nog verder bemoeilijkte en dat er dus “in werkelijkheid afbrekingswerk het gevolg was van uw schrijven.” Ook bij de burgers had zijn brief een negatieve impact gehad: “Ik ken huisgezinnen die een zoon in het Vlaamsch Legioen hebben en waarin uw brief diepe ontmoediging heeft gebracht.” Daels liet weten dat “iedereen die op de hoogte is van mijn ontslag uit de Raad van Leiding weet dat zulks is geschied mede nadat de Duitsche Verwaltung tegenover de Vlaamsche kinderkolonies ‘Voor Moeder en Kind’ sancties heeft genomen […] sancties die ik mij niet kan laten welgevallen en waarover ik wensch in ieder oogenblik aan de Verwaltung de waarheid te kunnen zeggen (wat overigens reeds is geschied) zonder daardoor de verantwoordelijkheid van de Raad van Leiding in gedrang te brengen; noch zijn gezag tegenover de bezettende macht af te breken. –wel integendeel.” Hij dronger dan ook op aan dat Callewaert deze geruchten de kop in zou drukken.349 Het toeval wil dat Daels een dag nadat Callewaert zijn brief had gestuurd, zelf ook een klachtenbrief stuurde naar Elias. In tegenstelling tot Callewaert benadrukte Daels dat zijn brief niet slecht bedoeld was: “het weze zeer goed begrepen dat deze brief niet gericht is tegen het bestaan van het V.N.V., Integendeel hij is een pleitrede voor een beter bestaan.” Hij schreef deze brief omdat “ik denk dat ik uit geweten spreken moet en dat ik spreek uit naam duizenden die VLAANDEREN liefhebben”. Hij trok hard van leer tegen de politiek van het VNV: “dat het V.N.V. principieel verkeerd is dat het in zijn actie noch houding van zelfstandigheid noch houding van waarachtigheid heeft.” Het VNV voerde volgens hem een wanhoopspolitiek die gesteund was op “twee valsche principe, ten overstaan van B. De Wever, Greep naar de macht, pp. 529-530. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M, stukken van onderzoek, nr. 132, Daels aan pater Callewaert, 22.5.1943. 348 349
119
Vlaanderen.” Het eerste ‘valse principe’ van het VNV was ‘Duitsland moet winnen’, terwijl volgens Daels “het eenige en eerste princiep moet zijn: Vlaanderen moet winnen.” Hij hekelde de vele toegevingen die de Raad van Leiding en de Leider hadden gedaan ten opzichte van de Duitsers: “Vlaanderen moet zijn recht op eigen bestaan niet verdienen door bepaalde houdingen of gebaren. […] vanwege Duitsland heeft het idealistische Vlaanderen geen enkele waarborg, geen enkele belofte, geen enkele zekerheid.” Het onvoorwaardelijk geloof in de Führer “kan enkel aan naieve snullen uitgesproken en geloofd worden.” Het tweede ‘vals principe’ waarop de VNV steunde was het nationaalsocialisme van Hitler: “Welnu, dat nationaal-socialisme betekent voor Vlaanderen de verloochening van zijn katholiciteit […] De Duitschers vervolgen wel de kerk in Duitsland niet enkel in haar klerikalisme maar in haar dogmas en moraal” Daels stelde het nationaalsocialisme gelijk aan het bolsjewisme: “Het gaat niet op te zeggen: Het Bolsjewisme dan? Tegen alles wat kwaad is moeten wij onze katholieke zelfstandigheid schrap zetten” Uit deze twee ‘valse principes’ trok Daels zijn conclusie: “Uit verkeerde princiepen volgen verkeerde daden.” Hij bekritiseerde de houding van het VNV van top tot teen. Zo zijn de leden van de Raad van Leiding “te oud van jaren en te oud van geest” en ook de Leider mocht het ontgelden: “ik geloof niet in goddelijke leiders van aardsche zaken.” Volgens Daels was de houding van het VNV principieel verkeerd en gebaseerd op angst: “De leiding buigt en kruipt, aarzelt en dubt en eindigt met eindelijk altijd maar toe te geven […] vindt altijd een reden om uit te stellen, om geduld te hebben en is altijd bang dat de Duitscherdsdit en de Duitschersdat. Er is geen enkele V.N.V.-er die de Duitsers niet wantrouwt en wederkerig.” De opbodpolitiek die het VNV gevoerd heeft, eerst tegen het Dinaso en daarna met de SS en DeVlag, was een teken van zwakte van het VNV. Deze opbodpolitiek ging zodanig ver dat “de jonge mannen die opgeroepen worden, zij moeten dienen om de opbodpolitiek te voeden. […] Het is onverantwoordelijk dat de leiding onze jeugd zoo maar sacrifieert om haar eigen posities te redden, die door den Duitscher onwil toch onredbaar zijn.” Door een compleet gebrek aan waarachtigheid verloor het VNV het vertrouwen van alle partijen. Net als Callewaert beweerde Daels dat hij deze informatie uit eerste hand heeft “[…]die ik –ik weet het- zeer brutaal neerwerp kan staven met feiten, die mij allemaal dag op dag door trouwe V.N.V.-ers waarvan niemand de houwe trouwe zou durven betwijfelen, aangebracht worden.” Logischerwijze stuurt Daels dan ook aan op een koerswijziging van het VNV “het is voor Vlaanderen een gewetensplicht dat de V.N.V. leiding rechtsomkeer maakt. […] Dit alleen redt ons volk in de huidige
120
omstandigheden en redt het VNV en brengt ons tot een zedelijke macht” Enkel zo kan het VNV optreden als dé partij van de Vlamingen.350 Daels besluit evenwel zijn brief met de volgende opmerking: “Het weze goed begrepen dat ik den oorlog van Duitschland die in de laatste instantie, de oorlog is tegen het verdrag van Versailles, als volledig rechtvaardig beschouw en natuurlijk ook den oorlog tegen het Bolsjewisme.” Vreemd dat iemand als Daels dergelijke oorlog als ‘rechtvaardig’ beschouwd. Ook toen al waren de verscheidene wreedheden van de nazi’s bekend, maar in zijn brief rept hij er met geen woord over. De Jodendeportaties vormden voor Daels dus geen argument om niet meer met de Duitsers samen te werken. Zoals uit zijn brief blijkt, was het hem louter om de Vlaamse zaak te doen. Enkele dagen na deze brief vond er bij hem thuis een samenkomst plaats met Elias. Ook de Brugse abt Modest Van Assche en de jezuïet Jozef Van Opdenbosch waren aanwezig. Het doel van de vergadering was om Elias te overtuigen van de noodzakelijkheid van een koerswijziging. Daels nam daarop ontslag uit de Raad van Leiding, maar beloofde aan Elias om dit (nog) niet openbaar te maken, omdat Elias vreesde dat dit het VNV zou schaden.351 In de lente en zomer van 1943 kreeg het VNV enkele zware klappen te verduren. Het Vlaams Legioen werd opgeheven en vervangen door 6. Waffen-SS-Freiwilligen Sturmbrigade ‘Langmarck’ . In juli 1943 bracht Daels Elias op de hoogte van de brief die hij had ontvangen van Rombouts over het Oostfront(cfr. supra). Daarbij wenste hij Elias veel succes met het memorandum dat hij had voorgelegd aan de Duitsers: “en klare toestanden zouden ontstaan, in den een of anderen zin, maar in elk geval klaarheid.” Dit mei-memorandum had Elias geschreven aan de Duitse Verwaltung om duidelijkheid te scheppen over de positie van het VNV. Naast de situatie van de Waffen-SS kreeg Elias ook binnen het VNV met problemen te kampen: de bezetter had de West-Vlaamse VNVgouwleider Jeroom Leuridan een spreekverbod opgelegd. Dit alles zou er toe leiden dat Elias op 14 augustus in een rede definitief breekt met de SS. Ook de werving voor de Waffen-SS werd gestopt. Een indirect gevolg hiervan was dat Reeder toestemming gaf voor de stichting van de Hitlerjeugd-Vlaanderen, iets waar DeVlag al langer op aandrong.352
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186190, Daels aan Elias, 4.12.1943. 351 B. De Wever, Greep naar de macht, p. 529. 352 P.J. Verstraete, Hendrik Jozef Elias: biografie, Kortrijk, Verstraete, 2005, deel 2, p. 670. 350
121
1943: uitstap uit het VNV In november schreef Daels een nieuwe brief aan Elias. Hij vond dat het moment daar was om het ‘knechtschap aan Duitsland’ te beëindigen. Na de woordbreuk met het Vlaams Legioen, na het spreekverbod van Leuridan, na het niet-reageren op het meimorandum, na de stichting van de Hitlerjeugd, “telkens was men in breede kringen overtuigd dat het psychologisch ongenblik daar was en er moest worden ingegrepen om te toonen dat wij geen knechten waren. Telkens is dit gewichtig oogenblik met teleurstelling voorbijgegaan, zoodat nu al deze die geen knechten willen zijn, niet verder willen meegaan. […] De eisch van klare toestanden en het stellen van een klare daad die aan eenieder zou bewijzen dat de VNV’ers geen knechten zijn, omdat wij geen vertrouwen hebben in menschen die ons sedert drie jaar gestadig hebben bedrogen, ware misschien wat lastig geweest vóór enkele maanden, wanneer de Duitschers in zware moeilijkheden verkeerden in Italië en in Rusland; doch nu dat zij opnieuw militaire successen behalen is opnieuw een psychologisch ogenblik daar om alles op te klaren. Geschiedt dit niet, dan ben ik overtuigd dat er een eenheidsbeweging ontstaat buiten het VNV”353 Na deze brief bracht Daels een bezoek aan Elias. Er ontstond echter een discussie, waardoor Daels opnieuw in zijn pen zou kruipen. Hij voelde zich verplicht om op zijn vorig schrijven terug te komen.354 In deze zes pagina’s tellende brief, gedateerd 4 december 1943, spreekt de teleurstelling van Daels boekdelen Hij somt al zijn frustraties over het VNV en de Duitsers op. De spreekwoordelijke druppel voor Daels was de oprichting van de HitlerjeugdVlaanderen: “De laatste gebeurtenissen met de Vlaamsche Hitler-jugend hebben klare toestanden geschapen en maken het mij onmogelijk solidair te blijven met een VNV dat ditmaal volledig had moeten afbreken met een verleden van toegevingen die niet langer te verdedigen of dulden zijn. Ik wil geen oogenblik twijfelen aan uw goede bedoelingen voor ons volk; maar, veel meer dan van mogelijke politieke diplomatie, handigheid of wat ook, houd ik van klare zedelijke integriteit en die kan ik niet handhaven als ik verder solidair blijf met de huidige verwarde gedragslijn van het VNV. […]Door al het gebeurde is mijn zedelijk gezag in het Bedevaartcomité en in de Vereeninging voor Wetenschap, twee voor Vlaanderen gewichtige organisatie, alsook in universitaire kringen, erg geschokt en gehavend. Niet om eigen persoonlijk belang, maar (zoo meen ik toch onbevangen te mogen zeggen) om het belang van ons volk, mag ik dat zedelijk gezag niet laten vernietigen. Daar het VNV nog altijd niet de onontbeerlijke klare houding heeft aangenomen, voel ik mij persoonlijk in gemoede en in geweten verplicht ook als lid ontslag te nemen. U zult Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186190., Daels aan Elias, 22.11.1943. 354 P.J. Verstraete, Hendrik Jozef Elias: biografie, p. 672. 353
122
begrijpen dat ik niet anders kan dan een afschrift van dit stuk op vertrouwlijke wijze mede te deelen aan mijn vroegere collega’s van de Raad van Leiding, en aan mijn voornaamste medewerkers uit het Bedevaartcomité.”355 Bij deze diende hij officieel zijn ontslag in als lid van het VNV. Aan deze brief voegde hij ook een bijlage toe over zijn positie bij Voor Moeder en Kind. Zoals we reeds besproken, zou Elias ervoor opteren om Daels te ontslaan als voorzitter. Over dit ontslag zei Elias tijdens zijn verhoor dat Daels al meerdere keren gedreigd had met ontslag, en dat “hij het dan ook eindelijk gegeven heeft eind 1943. Ik herinner mij dat het een lange lijst met klachten was, sommige die ik kon aanvaarden en andere die ik niet kon aannemen. Hij had mij reeds maanden tevoren zijn ontslag mondeling komen aanbieden maar het telkens op mijn aandringen terug ingetrokken. Zijn definitief ontslag deelde hij in afschrift mede aan verschillende vrienden, zoodat ik vooruitzag dat het door tegenstrevers zou verspreid worden.”356 Elias aanvaarde het ontslag van Daels, maar betreurde dat hij het nodig vond om deze brief rond te zenden: “Ik ken Vlaanderen voldoende om te weten dat eer het 14 dagen van hier is, deze brief zal circuleren als een anti-VNV-pamflet. Ik geloof niet dat de naam van prof. Daels er door gediend wordt dat zijn schrijven als anglofiel pamflet wordt verspreid.”357 Elias’ voorspelling kwam uit: de brief ging rond in heel Vlaanderen en kwam ook in handen van het verzet, die de brief als een pamflet liet circuleren. Uittreksels ervan werden voorgelezen op Engelse radio. Daels werd het symbool van het ‘dietse verzet’ in het VNV.358 Na zijn ontslag als lid van het VNV en bij Voor Moeder en Kind trok Daels zich terug uit de politiek. Hij zou enkel nog maar publiek naar buiten treden tijdens de IJzerbedevaart van 1944. Al zijn contacten met de bezetter en Elias schortte hij op. De bezetter zelf zou nog verschillende keren langskomen bij Daels, o.a. naar aanleiding van zijn openbare brief. Hij werd echter niet gearresteerd. Toch zat de schrik er diep in ten huize Daels: “Heel de sfeer thuis was om te snijden, m’n moeder zat daar geweldig mee in. De stemming was beklemmend, er was een zekere onzekerheid, een vrees die er duidelijk was.”359
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G. stukken van onderzoek, nrs. 186190., Daels aan Elias, 4.12.1943. 356 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I. stukken van onderzoek, nr. 94, verhoor Hendrik Elias, 13.6.1946. 357 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 50, Elias aan Daels, 29.12.1943. 358 A. De Bruyne, De kwade jaren. 5: Professor Daels, p. 107. 359 Interview Luc Daels afgenomen op 6.6.2012. 355
123
Conclusie Daels’ toetreding tot de Raad van Leiding maakte van ‘het geweten van Vlaanderen’ een politieke persoon. Nadat hij jaren buiten de politiek had gestaan vond hij dat de tijd rijp was zich politiek te engageren. Daels, die het al gewoon was om wantoestanden aan te klagen in zijn jaarlijkse IJzerbedevaartspeech, zou ook in deze Raad vooral de rol opnemen van klager. Hij bezat niet de finesses en diplomatie die een politieker moet bezitten, en nam geen blad voor de mond. Dit maakte hem niet bepaald populair bij de andere raadsleden. Een specifieke functie in de Raad van Leiding had hij niet. Hij zou zich vooral nuttig maken in de sociale organisaties die in meer of mindere mate aan het VNV verbonden waren. Bovendien werd hij een fervente verdediger van het GrootNederlandse gedachtegoed, waardoor hij meerdere malen in botsing zou komen met de Duitse politiek. Zeker de bijeenkomst met Reeder in augustus 1941 schoot bij Daels in het verkeerde keelgat. Hij had duidelijk niet het door de Leider gevraagde vertrouwen in Hitler. Hij aarzelde dan ook niet om in briefvorm aan Oberverwaltungsrat Thedieck een klachtenlijst toe te zenden. Doordat hij vond dat het VNV geen vuist kon maken tegen de bezetters, zou hij reeds in 1941 gedesillusioneerd uit de Raad van Leiding stappen. Zijn definitieve ontslag kwam er eind 1943, na de zoveelste teleurstelling in de politiek van het VNV. Een van Daels’ grootste teleurstellingen was de wervingen voor het Vlaams Legioen. In eerste instantie zou Daels, samen met Reimond Tollenaere, een van de ‘trekpaarden’ van de zaak zijn. Zo was hij van plan om een Vlaamse geneeskundige dienst op te zetten aan het front. De kranten stelden het echter voor alsof Daels zich had aangemeld voor het Vlaams Legioen; dit was onwaar en Daels zou dit ook altijd ontkrachten. Nadat uit de eerste berichten van het Oostfront gebleken was dat er van een Vlaams Legioen geen sprake was, zou Daels geen publiciteit meer maken voor het Legioen. Als overtuigd katholiek bleef hij wel op ideologisch vlak achter de strijd in het Oosten staan, ook toen in 1943 de façade van het Vlaams Legioen werd weggeveegd en de Vlamingen werden ingevoegd in de Waffen-SS. Zo zou hij op de IJzerbedevaarten oostfrontstrijders in gelijkstellen aan de frontsoldaten van de Eerste Wereldoorlog. Door zijn bekendheid als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité kreeg hij al in de eerste weken bezoek van de bezetter. Ook al zou hij naar eigen zeggen de boot afhouden, toch zou Daels niet aarzelen om contact op te nemen met de Duitsers om zijn zin te krijgen. Zowel in Winterhulp als met de zaak van het academisch ziekenhuis wendde hij zich tot de bezetter om zijn visie op de feiten te geven. Ook op de universiteit zou Daels, samen met Reimond Speleers, zijn invloed aanwenden om Vlaamsgezinden te 124
benoemen. Dit werd hem na de oorlog niet in dank afgenomen. Idem dito met de benoeming van zijn schoonzoon in het Gentse gerecht. Toch was zijn relatie met de bezetter zeker niet vriendschappelijk; de toon die hij aanslaat in zijn klaagbrieven is brutaal; hij aarzelt niet om hen op gebroken beloftes te wijzen. Eens hij besefte dat hij en het VNV ‘gefopt’ werden door de Duitsers zou hij afstand nemen. Een van de redenen dat hij dan ook uit de organisatie Voor Moeder en Kind stapte was omdat hij de inmenging van de bezettende overheid niet langer duldde. Niet enkel in Voor Moeder en kind was Daels actief. Net als in de voorgaande decennia was hij zeer actief op sociaal-geneeskundig vlak. Zowel door redevoeringen en publicaties als door persoonlijk langs te gaan bij huisgezinnen in verpauperde buurten trachtte hij de sociale toestand van het Vlaamse volk te verbeteren. Hij zou de universiteitsstudenten aanmoedigen om zich in te zetten op sociaal vlak. Daels’ interventie op universitair vlak zou niet uitsluitend bestaan uit benoemingen en sociale dienst. Hij zou ook zetelen in de universitaire tuchtraad van het GSV, en ook daar werd hij na de oorlog ervan beschuldigd van de Duitse bezetter erbij gehaald te hebben. Hier is echter geen bewijsmateriaal van gevonden. Tenslotte bleef Daels tijdens de oorlog aan als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité. Samen met dat comité besloot hij om de IJzerbedevaarten te laten doorgaan. Tijdens de eerste twee bedevaarten kwam Daels bijzonder Duitsgezindheid uit de hoek. Dit in contradictie met de vele problemen die het comité telkens ondervond om de bedevaart te mogen laten doorgaan. Uiteindelijk mochten deze in beperkte mate doorgaan in de crypte van de IJzertoren. Al de redevoeringen werden onderworpen aan censuur en zeker Groot-Nederlandse uitspraken werden verboden. Zo mocht er nooit een spreker uit Nederland overkomen. Op het einde van de oorlog besefte Daels dat er van zijn Groot-Nederlandse aspiraties niets in huis zou komen. Hij trok zich volledig terug uit de politiek en op de laatste IJzerbedevaart overheerste het defaitisme. De beweegredenen van Daels om in de collaboratie te stappen waren diegene die hij tijdens
de
Eerste
Wereldoorlog
had
ontwikkeld:
Vlaamsgezindheid
en
sociaalvoelendheid. Hij wou het Vlaamse volk van nt zijn en dacht dat dit het best zou lukken in het VNV. Zijn contacten met de bezetter waren allerminst hartelijk, maar hij zou ze wel gebruiken om zijn zin door te drijven als dit op de gebruikelijke manier niet ging. Pas toen hij eens te meer werd geconfronteerd met de onbetrouwbaarheid van de Duitsers, nam Daels afstand. Hij wou niet meer gelinkt worden aan de politiek van het VNV en zou na zijn ontslag geen enkele politieke rol meer spelen. Na de oorlog zou Daels’ rol als ‘het geweten van Vlaanderen’ niet meer kunnen opnemen. 125
DEEL V: De repressie (1944-1959)
360
Onmiddellijk na de bevrijding kwam de bestraffing van de collaboratie op de politieke agenda. De repressie kwam er in verschillende golven en had verschillende gezichten. Op aanraden van zijn vrienden besloot Daels om onder te duiken in Gent. Ze kregen gelijk; met man en macht zou er gezocht worden naar de ‘verrader Daels’. Uiteindelijk zou hij bij verstek ter dood veroordeeld worden. Na zijn veroordeling zou Daels vluchtten naar Zwitserland. Ondertussen bleef zijn familie in België ijveren voor zijn terugkeer, wat in 1959 dan ook lukte. Dit deel gaat van start met een kort theoretisch stuk over de repressie aan de hand van het standaardwerk Onverwerkt Verleden van Steven Dhondt en Luc Huyse. Zij ontwikkelden een ‘repressie met zes gezichten’. Daarna is het weer de beurt aan Daels en wordt zijn onderduiking en proces uit de doeken gedaan. Tenslotte worden ook de laatste levensjaren van Daels besproken.
360
Onbekend, Frans Daels op 75-jarige leeftijd, zwart-Wit foto, s.d., collectie Universiteit Gent.
126
Hoofdstuk I: De repressie in zesvoud De massale afrekening met de collaborateurs na de oorlog kende een geschiedschrijving die beheerst werd door de politieke houding van de auteurs. Aanhangers van de amnestiebeweging zouden vooral focussen op de volksrepressie en de wreedheden die de collaborateurs te beurt viel en daarin zelf een kwijtschelding zien voor de daden van de collaborateurs/slachtoffers tijden de Tweede Oorlog. Voor de auteurs van deze strekking was er sprake van een antiflamingantische repressie die gebruikt werd om de Vlaamse Beweging te onthoofden. Pas toen de amnestiekwestie minder de literatuur overheerste en cijfermateriaal aantoonde dat er van een onevenwichtige repressie tussen Vlaanderen en Wallonië geen sprake was, zou een correcter beeld geschetst worden. Medeverantwoordelijk voor deze correcte studie van de repressie is het werk Onverwerkt Verleden. De auteurs ontwikkelden een ‘typologie in zesvoud’361, waarin de repressie wordt opgedeeld in drie grote delen: de volksrepressie, de overheidsrepressie en ten slotte de repressie in particuliere organisaties zoals onderwijs. De overheidsrepressie wordt ook nog afzonderlijk opgesplitst in vier delen. We bespreken hier kort deze typologie ten einde een goed begrip te ontwikkelen over de positie van de ‘zaak Daels’. De straat regeert Toen in september 1944 de geallieerde troepen België bevrijdden barstte naast het volksfeest ook de volksrepressie los. Volgens Huyse en Dhondt kwam dit door wat de sociologen ‘anomie’ noemen: “een overgangstoestand waarin wet en orde grotendeels op non-actief staan - niet omdat men het zo wil maar omdat het niet anders kan. De oude wetten verliezen op abrupte wijze hun kracht en de nieuwe spelregels zijn nog niet in voege. Anomie betekent ook: machtsvacuüm.”362 Na vier jaar van terreur was de grens tussen goed en kwaad voor velen vervaagd. Bovendien zorgde de snelle opmars van de geallieerden ervoor dat de Duitsers al verdwenen waren voor de bevolking zich tegen hen kon keren. Mede daardoor werd de opgekropte haat dan maar op de collaborateurs bekoeld. De beelden over deze repressie zijn bekend: mishandeling van vrouwen en kinderen, vernieling van de inboedel van incivieken, standrechtelijke executies,… Bovendien was er nog geen overheid aanwezig in het bevrijde land. De politie stond machteloos tegenover dergelijke uitingen van geweld. Verzetsleden, waaronder ook L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in België, 1945-1952, Leuven, Kritak, 1991, p. 19. 362 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 49. 361
127
diegenen die pas in de laatste weken waren toegetreden tot het verzet, leidden de weg en werden vergezeld door een woedende volksmassa.363 De eerste volksrepressiegolf in september 1944 gebeurde deels in een periode zonder overheid. Van de tweede straatrepressie kan dat niet gezegd worden. De volkswoede ontvlamde opnieuw in mei 1945 toen men geconfronteerd werd met de horrors van het naziregime. De overheid was deze keer wél aanwezig, maar reageerde te traag en te laat. Vandaar dat Dhondt en Huyse de hypothese verdedigen dat de repressie in mei oogluikend toegestaan werd door de overheid.364 Verschillende collega’s en vrienden van Daels werden door deze straatrepressie hard aangepakt. Zo werd Reimond Speleers de dag na de bevrijding in zijn huis hardhandig gearresteerd door twee verzetsleden en twee agenten.365 Pater Callewaert werd in april aangehouden en geïnterneerd in het kamp in de Wollestraat in Gent.366 Jef Goossenaerts werd aangehouden en afgetuigd.367 Veel van zijn andere collega’s werden opgepakt of doken onder. De overheidsrepressie
De krijgsraden De repressie van overheidswege steunde op twee aspecten die tijdens de oorlog door de regering in Londen beslist werden. De eerste stap naar een strenge repressie werd gezet op 17 december 1942, toen de strafwetten in verband met het samenwerken met de vijand werden uitgebreid en vernieuwd. De voornaamste verandering was dat de rechter niet meer diende aan te tonen dat de daden van de beklaagde schadelijke gevolgen hadden voor het land; er moest louter bewezen worden dat deze wist dat zijn daden schadelijk zouden kunnen geweest zijn voor de Belgische staat. De politieke-, economische- en militaire collaboratie kregen allen de doodstraf als strafmaat. 368 Frank Seberechts schreef hierover: “[…]honderdduizenden landgenoten kunnen nu als verdachten worden beschouwd. De straffen worden bovendien strenger. Dat legt een hypotheek op de repressie: de vervolging van de collaborateurs kan nog moeilijk op een redelijke wijze geschieden.”369 Deze wetsaanpassing zorgde voor problemen bij de L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, pp. 44-46. L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 47. 365 J. Dedeurwaerder, Professor Speleers: een biografie. Antwerpen, Perspectief, 2002,p. 792. 366 F. Seberechts, Ieder zijn zwarte. Verzet collaboratie en repressie, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 99. 367 L. Elaut, Mijn memoires, p. 459. 368 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, pp. 21-25. 369 F. Seberechts en J.S. Verdoodt, Leven in twee werelden: Belgische collaborateurs en de diaspora na de Tweede Wereldoorlog, Leuven, Davidsfonds, 2009, p. 30. 363 364
128
gerechtelijke macht. Indien ze de wet naar de letter zouden volgen dan zou de repressie zeker en vast uit de hand lopen. Deden ze dit niet dan waren ze juridisch incorrect en kregen ze de publieke opinie, die een harde bestraffing eiste, tegen zich.370 De tweede stap werd gezet met de wet van 26 mei 1944 waarin de procedure voor de berechting van de beschuldigden werd vastgelegd. Hierin werd de gerechtelijke afhandeling van de collaboratie overgedragen aan het militaire recht. Op korte tijd moest het militaire gericht omgevormd worden naar een apparaat dat in staat was om honderdduizenden verdachten te onderzoeken en indien nodig te berechten. Dit verliep verre van vlot en zorgde ervoor dat de dossiers maar traag werden afgehandeld. Men moest ook veel nieuw personeel aannemen, waardoor onervaren krijgsauditeurs een belangrijke functie kregen. Bovendien hadden deze krijgsauditeurs een veel te groot takenpakket: naast gerechtelijk officier namen ze ook de rol van magistraat van het openbaar ministerie en onderzoeksrechter over. Dit hield in dat een krijgsauditeur niet alleen verantwoordelijk was voor het onderzoek, maar ook voor de eventuele aanhoudingen, huiszoekingen, inbeslagnemingen en de strafvordering. Dit tweeluik van maatregelen zou wegens het stroeve verloop, na een jaar bijgestuurd worden.371 Naast deze twee maatregelen is ook de wet van 19 september 1945 van belang, en dan vooral het artikel 123 sexies. Dit artikel schreef de gevolgen van de burgerlijke epuratie voor, wat inhield dat de burger al de in het wetsartikel vermelde rechten levenslang verloor. Ook deze wet werd na enige tijd bijgestuurd.372 Het militaire gerecht beschikte over een uitgebreid arsenaal aan straffen, waarvan de doodstraf uiteraard de zwaarste was. “Zij is tegen 2.940 personen uitgesproken (1.247 maal op tegenspraak en 1.693 maal bij verstek). In 242 gevallen is genade geweigerd en werd de doodstraf uitgevoerd.”373 Daarnaast was er natuurlijk de levenslange gevangenisstraf en andere vrijheidsstraffen van een bepaalde duur. Deze werden steeds vergezeld van andere sancties, zoals een geldboete of de stelling onder politietoezicht. Bovendien werden aan vele collaborateurs sancties opgelegd die niet als een formele straf werden ingevoerd maar als een burgerlijke maatregel. Het bijzondere van deze maatregel was dat men niet in aanmerking kwam voor gratie of eerherstel. Zo was er het verval van de Belgische nationaliteit, het verlies van bepaalde rechten en de schadevergoeding aan de Belgische staat.374
L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 21-25. L. Huyse en S. Dhondt, op. cit. 372 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p 23. 373 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 24. 374 L. Huyse en S. Dhondt, op. cit. 370 371
129
Deze laatste sanctie hield in dat de Belgische staat zich burgerlijke partij stelde en op die manier een vergoeding kon vragen voor de geleden materiële en morele schade. Door het gebrek aan uniformiteit werd dit een zeer omstreden maatregel. De omvang van de vergoeding werd, zeker in het begin, door de rechters in kwestie op arbitraire wijze bepaald. De gevolgen voor wie de schadevergoeding opgelegd kreeg waren niet te overzien. Vaak oversteeg de som de financiële mogelijkheden van de veroordeelde. Ook dit was een burgerlijke sanctie,waardoor ze bleef gelden bij een gratieverlening. De schadevergoeding kon zo ook ze afgedwongen worden bij de erfgenamen van een overleden collaborateur. Op die manier werden ook de goederen uit de huwelijksgemeenschap aanspreekbaar. Tenslotte was er de sekwestratie van goederen. In feite was dat geen sanctie maar een preventieve maatregelen om de uitvoering van de financiële straffen te verzekeren. “De goederen van verdachten werden daartoe onder een stelsel van dwangbeheer gebracht tot het strafgeding beëindigd was en, bij veroordeling, tot aan alle geldelijke verplichtingen jegens de Belgische Staat voldaan was.”375
De burgerlijke epuratie Dankzij de besluitwet van 19 september hadden de krijgsauditeurs de mogelijkheid om bepaalde collaborateurs, waarvan ze de schuld bewezen achtten, uit het openbare leven verwijderen (al dan niet levenslang) zonder dat er een rechtbank aan te pas was gekomen.. Het beruchte artikel 123 sexies bevatte een lijst rechten die de beschuldigde kon verliezen. Wie via deze wijze berecht werd kwam wel niet in aanmerking voor een gevangenisstraf. De veroordeelden in kwestie werden burgerlijk dood gemaakt. Zo mochten zij geen openbaar ambt meer bekleden, noch stemmen noch verkozen worden, en ook een advocaten- of dokterspraktijk hebben werd verboden. Lesgeven of een leidinggevende functie uitoefenen in om het even welke organisatie was eveneens illegaal.376 De burgerlijke epuratie was ook een politiek middel. de krijgsauditeurs werden aangemaand om zoveel mogelijk Duits- en/of Vlaamsgezinde Belgen hun stemrecht te ontnemen tegen de verkiezingen van februari 1946. Deze aansporing miste zijn effect niet: tegen 15 februari 1946 waren reeds 18 000 mensen uit hun rechten ontzet.377
Zuivering in de politiek en ambtenarij
L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, pp. 25-26. L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 26. 377 L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 27. 375 376
130
De wetgeving omtrent de bestuurlijke collaboratie was in principe vrij eenvoudig. Alle benoemingen en promoties die hadden plaatsgevonden na 16 mei 1940 dienden meteen ongedaan gemaakt te worden. De nieuwbenoemden werden dan ook snel afgezet. Er was wel een probleem met diegenen die reeds voor de oorlog actief waren in de ambtenarij en de politiek, maar die verdacht werden van collaboratie. In eerste instantie werden zij voor zes maanden geschorst, maar al snel bleek die periode veel te kort om een zuiveringscommissie samen te stellen, waardoor de schorsing verlengt werd tot 12 en later zelfs 24 maanden. De strafmaat was zeer divers: van een blaam over een schorsing tot een oneervol ontslag. Een tweede probleem was dat de besluitwet van 8 mei 1944 betrekking had op een wel erg brede groep ambtenaren, waardoor het proces nog extra vertraagd werd.378
Het bewijs van burgertrouw Na de oorlog probeerde de overheid door zware gevangenisstraffen, boetes en het vervallen van verschillende burgerrechten er zich van te vergewissen dat onvaderlandse Belgen elke kans ontnomen werd om nog een rol te spelen in het bevrijde België. Op initiatief van de overheid werd het ‘bewijs voor burgertrouw’ ontwikkeld, dat enkel aan trouwe Belgen werd uitgereikt. Algauw had men dit certificaat voor bijna alle aspecten van het leven nodig. Zo kon men zich niet inschrijven aan de universiteit zonder dergelijk certificaat, werden ontrouwen geweerd uit de ambtenarij en in verschillende bedrijven, mochten ze zich niet inschrijven in het handelsregister enz. De maatregel was ontspoord. Tevens waren er amper richtlijnen over het uitvaardigen van het bewijs, waardoor er sprake was van een zekere willekeur. Naast personen die door de wet van 19 mei 1945 als ‘ontrouwe Belgen’ bestempeld zouden worden, werden ook anderen, zoals zij die vrijwillig in Duitsland waren gaan werken, het slachtoffer van deze maatregel. Bovendien kon men er niet tegen in beroep gaan. Halverwege 1947 drong het bij de overheid door dat het zo niet langer kon; het systeem werd aan banden gelegd en in 1951 werd het bewijs zelfs afgeschaft.379 De zuivering in privéorganisaties Naast de zuivering van de overheidswege zou er in de particuliere organisaties ook een ‘grote kuis’ georganiseerd worden. De socialistische beweging was de initiatiefnemer door al op 8 september 1944 de collaborateurs uit haar midden te verwijderden. en zou
378 379
L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, p. 34. L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden, pp. 38-40.
131
snel navolging vinden in onder andere de medische wereld en de advocatuur. Ook in het lokale verenigingsleven vond er een zuivering plaats.380 Er vond een zekere wisselwerking plaats tussen de overheid en de privéorganisaties. Een vervolging door de overheid werd vrijwel altijd gevolgd door een uitzetting uit een privé-organisatie en omgekeerd. Daarnaast zorgde artikel 123 sexies ervoor dat men uit bepaalde rechten ontzet werd, zoals de mogelijkheid om nog bepaalde functies uit te oefenen. Langs de andere kant zou de overheid diegenen die ontslaan werden in de privéorganisaties (zoals de orde van geneesheren) automatisch vervolgen.381
380 381
L. Huyse en S. Dhondt, Onverwerkt verleden pp. 49-52. L. Huyse en S. Dhondt, op. cit.
132
Hoofdstuk II: Het onderzoek naar Daels Het onderzoek naar Daels zou geleid worden door pasbenoemd substituutkrijgsauditeur Egidius ‘Guido’ Spanoghe, die advocaat aan de Gentse balie was en ook actief was in cd rechtenfaculteit. Spanoghe had tevens de leiding over de zaken Elias, Speleers en Vandenberghe. Door de reeds besproken vertragingen kwam Daels’ zaak maar op 26 juni 1946 als eerste aan de beurt.382 Het onderzoek bestond uit drie luiken. Ten eerste trachtten ze hem te lokaliseren. Ten tweede ondervroegen ze verschillende personen waarmee Daels samenwerkte en ten slotte verzamelden ze bewijsmateriaal in de vorm van briefwisseling en artikels van Daels. Naast deze overheidsrepressie zou Daels ook geschorst worden aan de universiteit en de orde van geneesheren. De opsporing van Daels Onmiddellijk na de bevrijding kwam de vervolging van de ‘zwarten’ op gang. Daels had een ‘bekende kop’ en dook op aanraden van zijn familie onder. Zelf wou hij dat niet: “ik heb me niks te verwijten.”383 Ook anderen die zich verbrand hadden aan de collaboratie doken onder, zoals Germaine Lefever, die o.a. bij Leon Elaut verbleef voor hij gearresteerd werd.384 Van zijn eigen familie doken zowel zijn zoon Paul als zijn schoonzoon Amaat Bockaert onder. De eerste was tijdens de oorlog gouwleider geweest van de Nationaal-Socialistische Jeugd. Hij bleef twee jaar lang succesvol ondergedoken zitten, maar werd uiteindelijk verklikt en tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld. Ook Bockaert kreeg als arrondissementcommissaris voor Gent-Eeklo een duidelijke VNVstempel op zich. Hij zou bij verstek ter dood veroordeeld worden en uiteindelijk vluchten naar Argentinië.385 Het voorgevoel van zijn familie klopte: midden september werd het eerste procesverbaal opgesteld van de zoektocht naar Daels. Hun huis in de Sint-Pietersnieuwstraat had de hele familie reeds verlaten nadat ze vernomen hadden dat het verzet plannen had om bij hen binnen te vallen.386 De twee jongste zonen, Luc en Piet vonden samen met hun moeder onderdak bij hun oudste zus die getrouwd was met Andreas van Houwe en op de Coupure woonde. Het viel hun moeder bijzonder zwaar om van haar man gescheiden te zijn.
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, Spanoghe aan auditeur-generaal, 7.2.1946 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. L. Elaut, Mijn memoires, p. 315. 385 F. Seberechts en J.S. Verdoodt, Leven in twee werelden, p. 386 L. Elaut, Mijn memoires, p. 320. 382 383 384
133
Daels zelf zou gedurende deze periode op meerdere plaatsen verblijven: eerst in het Gentse dominicanenklooster, daarna bij een Gentse bediendenfamilie om dan uiteindelijk in Varsenare bij de Franstalige tak van de familie te belanden. Luc Daels ging zijn vader meerdere malen bezoeken, wat telkens een hele onderneming was: “het systeem was zo dat ik de trein naar Brussel nam, dan naar Antwerpen en dan zo naar Brugge opdat ze mij niet zouden volgen, zo intens was die zoektocht naar hem.” Een anekdote maakt duidelijk hoe groot de angst voor ontdekking was: “Ik ging hem eens bezoeken in Varsenare. Hij had als vermomming een pruik gekregen. Het was mooi weer en we besloten in de velden te gaan wandelen. We kruisten echter een boer die gedag zei, waarop mijn vader zijn hoed én pruik ophief om goedendag terug te zeggen. De boer herkende hem ogenblikkelijk: ‘professor Daels!’ Wij zijn dan onmiddellijk naar huis gegaan, het was code rood en we hebben hem snel verhuist. De boer zou echter niets gezegd hebben.”387 De zoektocht naar Daels was geen succes. Een eerste stap was de lokalisatie van zijn familie: toen bleek dat de jongste twee zonen en zijn vrouw aan de Coupure bij Andreas van Houwe verbleven, ging de Gentse politie langs bij de overbuur van Van Houwe, Paul Struys, die beloofde om de woning in de gaten te houden.388 Daarna werd de paterjezuïet Fleerackers gecontacteerd om te controleren of hij op de hoogte was van Daels’ verblijfplaats.389 Na deze pogingen zou men het zoeken op eigen initiatief staken. Er werden alleen nog meldingen van de bevolking nagetrokken. Alle meldingen waren echter gebaseerd op valse geruchten. Zo was op radio Stutgart, op 20 december 1944, te horen dat “l’illustre prof. Daels, le plus grand savant d’Europe, a été lachent assasiné a Bruxelles. Des milliers de patriotes flamands et wallons sont traduits devant les tribunaux par le gouvernement communiste de Pierlot”390 De krijgsauditeur en zijn medewerkers zouden de komende twee jaar de handen vol hebben met het controleren van dergelijke geruchten. Deze geruchtenstroom kwam reeds op gang in oktober 1944. De onderzoekers gingen ijverig te werk en volgden elke tip op. In oktober 1944 vermoedde men dat Daels “den gekenden germanofiel” en Lefever “gewezen zwarten voorzitter van V.O.S.” zich verschuilden in het visitatieklooster aan de Coupure.391 In het jaar 1945 werden verschillende pogingen ondernomen om het onderduikadres van Daels te achterhalen. Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, Minister van justitie aan Overste van de Territoriale Brigade, 9.12.1944 389 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 4, verslag over pater Fleerackers, 3.11.1944. 390 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, commissaris Codde aan Spanoghe, 5.1.1945. 391 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 5, verslag over Germain Lefever, 19.10.1944. 387 388
134
Op 29 maart 1945 wou men overgaan tot een huiszoeking in de woning van Daels. De onderzoekers kwamen echter tot de constatatie dat de woning sedert enkele maanden al bezet door de Engelse Overheden. Nadat ze toestemming verkregen van de ‘civil affairs’ onderzochten ze het huis van kop tot teen. Dit bleef echter zonder resultaat. De agenten concludeerden hierna dat: “De huidige verblijfplaats van Daels, Frans, kon door ons niet ontdekt worden en zou hij hoogst waarschijnlijk uitgeweken zijn naar Duitschland.”392 In september 1945 dacht men dan weer dat Daels zich verschool in de gebouwen van het gesticht ‘De toevlucht van Maria’ aan de Coupure, omdat ze een tip hadden ontvangen dat José Daels er frequent op bezoek kwam. De politie stond een aantal avonden op wacht bij de ingang van het gesticht, maar had slechts eenmaal José Daels zien binnengaan.393 In mei vond tevens een huiszoeking plaats bij Van Houwe. Hij verhuurde een deel van zijn huis aan een bevriend koppel, Léo Delvaux en Yvonne Vereecken. Zij werden ondervraagd over een valies die gevonden was in hun vertrekken. Ze verklaarden dat deze de koffer van Frans Daels was. Ook werden kwijtschriften gevonden op de keukentafel, die tevens aan Frans Daels toebehoorden. Yvonne Vereecken verklaarde hierover dat ze deze had gekregen van de verpleegster van José Daels, met de opdracht om eens in de afdeling materniteit langs te gaan en te informeren of deze kwijtschriften reeds door de patiënten waren betaald. Het bewijsmateriaal werd meegenomen naar het commissariaat, waar de koffer van Daels geopend werd. Ze vonden geld (5500 frank) en enkele paparassen.394 Een derde poging om Daels te vinden gebeurde in december, toen men dacht dat Daels en Bockaert zich schuilhielden op de boerderij van de familie Thienpont (familie van Bockaert) in Frankrijk. Ook dit bleek niet te kloppen.395 Naarmate het proces naderde, versnelde het tempo van de opsporingen. Een bekend figuur als Daels werd overal ‘gezien’. Zo gaf Albert Steyaert, een elektricien, de volgende getuigenis: “Gisteren, 3 maart 1946 rond 21.30 uur was ik met mijn verloofde op wandel langs de Coupure. Gekomen nabij de Refuge Marie werden wij vluchtig voorbijgegaan door een persoon die mij op het eerste zich toescheen volledig te beantwoorden aan de beschrijving van Daels Frans, die ik persoonlijk heel goed ken evenals zijne houding. Ik ben stellig zeker gezien te hebben dat deze persoon een bril droeg.” Daarna had hij die persoon zien binnengaan in het huis van Van Houwe. Hij was er echt 100% zeker van dat die Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 28, proces-verbaal van poging tot huiszoeking, 29.4.1941. 393 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 42, proces-verbaal van gevonden agenda, 17.9.1945. 394 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 36, proces-verbaal van onderzoek naar Andreas Van Houwe, 15.5.1945 395 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 15, proces-verbaal van onderzoek naar Amaat Bockaert, 8.12.1945 392
135
persoon een bril droeg: “moest het niet zo zijn dat ik den bril gezien heb, ik zou zeggen dat het den zoon Daels José was […] ik ben echter zeker dat den persoon die ik gezien heb een bril droeg.” Vervolgens gingen de onderzoekers naar het huis, waar ze ontvangen werden door de vrouw van Daels, Joanna Vercauteren, die aan hen verklaarde dat het José Daels was die op de avond van 3 maart was langsgekomen. Ook uit de huiszoeking bleek niets dat de aanwezigheid van Daels kon bevestigen. Hierna trokken ze naar de woning van José Daels, die, zonder de kennis van zijn moeders verklaring, bevestigde dat hij die avond bij Van Houwe was langs geweest en daar de nacht had doorgebracht. Daaruit trokken de onderzoekers de conclusie dat Steyaert zich, gezien het late uur, vergist had.396 Een dag voor de rechtszaak werd koortsachtig verder gezocht naar Daels. Men had vernomen dat hij verbleef bij een zekere dokter Martens, maar omdat ze niet wisten om welke Martens het juist ging, deden ze zowel bij de dokter Martens van Astene als bij die van Zulte een huiszoeking, die evenwel zonder resultaat bleef.397 Op dezelfde dag werd ook een huiszoeking uitgevoerd bij de weduwe De Brabandere te St-Eloois-Vijve, waar Daels gespot was. Dit was wederom een vergissing.398 Al deze opsporingen waren het gevolg van personen die dachten dat ze Daels gezien hadden en daarvoor de politie contacteerden. In het geval van Steyaert was het zelfs iemand die Daels goed gekend had. Blijkbaar was een deel van de bevolking er zodanig op gebrand om Daels berecht te zien, dat ze hem zagen op plaatsen waar hij nooit geweest was. Ook de rijkswachters gingen zeer ijverig te werk. Dikwijls gingen ze reeds op de dag van de melding langs met een huiszoekingsbevel bij de verdachte personen. Toch waren al deze meldingen op geruchten gebaseerd; Daels had op geen enkele van deze locaties verbleven. Op 26 juni 1946 zou Réné Maryns, deurwaarder bij de Gentse rechtbank van eerste aanleg, voor de formaliteit naar de woning van Daels gaan om hem te dagvaardingen. Aangezien hij daar niet aanwezig was, ging het proces bij verstek door.399
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 32, verslag van huiszoeking naar aanleiding van getuigenis Albert Steyaert, 4.3.1946. 397 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 35, proces-verbaal van huiszoeking bij dr. Martens, 25.6.1946. 398 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 30, proces-verbaal van huiszoeking bij De Brabandere, 25.6.1946. 399 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N, stukken van terechtzitting, nr. 1, poging tot dagvaardiging door René Maryns, 26.6.1946. 396
136
Bewijsmateriaal Het bewijsmateriaal van de zaak Daels is op te delen in drie categorieën: artikels en redevoeringen, briefwisseling en foto’s van Daels. In het dossier werd een grote hoeveelheid artikels en publicaties van redevoeringen van Daels onderworpen aan een grondige analyse. Met rood potlood werden de bezwarende zinsneden aangeduid of overgetypt op aparte bladen. Voorbeelden hiervan zijn: “in Vlaanderen werd de invaller tenslotte als redder begroet”,400 “zoo verre hadden de ongezonde democratie en het parlementarisme ons gebracht”401 en de toespraak die Daels hield op een VNV vergadering in Antwerpen: “wat ons werd aangedaan binnen het kader van het Belgisch staatsverband door de vroegere machthebbers vergeten of vergeven wij nooit”402 Tevens werd zijn deelname aan de ‘Dosfel-voordrachten’ als bewijsmateriaal gezien.403 Ook het feit dat Daels gedurende het jaar 1941 had meegewerkt aan het dagblad Vooruit werd als bezwaarlijk aanschouwd, aangezien hij een artikel geschreven had getiteld ‘sociaal geneeskundige voorzorg in Vlaanderen’, dat volgens de onderzoeker een cultureel artikel met pro-Duifftse propaganda was.404 Ten slotte werden ook de boekjes aan de jeugd van Vlaanderen405 en Vrouwen, Moeders, Jeugd’ hem kwalijk genomen.406 Ten tweede werden een dertigtal foto’s van Daels verzameld als bewijsmateriaal. Het waren foto’s van ‘zwarte’ bijeenkomsten en de IJzerbedevaarten. De foto’s werden steeds vergezeld van een verslag waarop de aanwezigen opgelijst werden en de aard van de foto werd vermeld. Enkele voorbeelden: een foto van Daels in het Brugse stadshuis bij ‘De plechtige opening der Brugsche Kultuurdagen’ in 1942, op de ‘Von Bissing herdenking’ van het GSV in 1941’407 op een Wehrmachtsconcert ten bate van
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.M. stukken van onderzoek, nr. 91, Het Algemeen Nieuws, 21.7.1941. 401 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 8. Volk en Staat, 14.1.1941. 402 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 10, Het Algemeen Nieuws, 10.3.1941. 403 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.K. stukken van onderzoek, nr. 51, Verslag over de Lodewijk Dosfelvoordrachten, 11.4.1946. 404 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.K. stukken van onderzoek, nr. 12, Vooruit, 3.11.41. 405 F. Daels, Aan de jeugd van Vlaanderen, Brussel, Dietschland, 1940. 406 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nrs. 13-14, exemplaren aan de jeugd van Vlaanderen en Vrouwen, Moeders, Jeugd. 407 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.J, stukken van onderzoek, nr. 15, proces-verbaal van aanwezigheid op Dietsch studentencongres, 1.3.1945. 400
137
Winterhulp in de zomer van 1941,408 een aantal foto’s van Daels op de begrafenis van Staf de Clercq409 en tenslotte foto’s van Daels tijdens de oorlogsbedevaarten.410 Ten derde werd de gevonden briefwisseling van Daels aangevoerd als bewijsmateriaal. Al deze brieven werden gevonden bij derden, aangezien er bij Daels thuis niets was teruggevonden. Dat Daels vooral schreef naar Speleers, Elias, Opdebeeck, Van den Berghe, en Thedieck bleek reeds in het vorige deel. Tenslotte werd nog bewijsmateriaal aangehaald dat buiten bovenstaande categorieën valt: een agenda van een Duitse officier genaamd Paul. Deze had men gevonden in het lokaal van de ‘Duitsche akademie’ in Gent. Daarin stonden verschillende afspraken tussen Paul en Frans Daels genoteerd. Men concludeerde daaruit dat Daels “tijdens den oorlog betrekkingen –vermoedelijk vriendschappelijke- te hebben onderhouden met een Duitsche officier genaamd Paul.”411 Ook de lidkaart van Daels van DeVlag, evenals zijn ontslagbrief uit DeVlag, werden als bewijsmateriaal aanschouwd.412 Getuigen Naast het bewijsmateriaal werden ook verschillende personen ondervraagd. Sommigen werden zelf beschuldigd van collaboratie, anderen waren louter getuigen. Verschillende van deze getuigenissen werden als bron gebruikt in deze thesis. Allereerst verkreeg Spanoghe een aantal getuigenissen in briefvorm, zoals de brief van Leopold Van Steenwegen over de rol van Daels in de tuchtcommissie. Volgens Van Steenwegen was Daels ervoor verantwoordelijk dat zijn zoon werd opgepakt.413 Ook de getuigenis van Jozef Carton omtrent de ‘aanslag op Daels’ in het begin van de oorlog, ontving de krijgsauditeur per brief.414 Op ongeveer twee jaar tijd zou Guido Spanoghe negen mensen ondervragen over hun relatie met Daels. Op 29 november 1944 werd de secretaresse van Daels, Maria Lievens, 408
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 30, Foto Daels op Wehrmachtsconcenrt te Gent, 4.4.1941. 409 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nrs. 3132, Foto Daels op begrafenis Staf De Clercq, 27.10.1942. 410 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nrs. 4144, Diverse foto’s van Daels op de IJzerbedevaarten. 411 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 42, proces-verbaal van gevonden agenda, 17.9.1945. 412 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.G, stukken van onderzoek, nr. 162. Daels aan secretariaat DeVlag, 4.5.1942. 413 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B, stukken van onderzoek, nr. 14, Leopold Van Steenwegen aan Krijgsauditeur, 21.11.1944. 414 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B., overtuigingsstukken, nr. 4, Verklaring van Jozef Carton, 13.9.1944.
138
op de rooster gelegd. Zij verklaarde dat ze vooral actief was bij de organisatie Voor Moeder en Kind. Haar voornaamste beweegreden om bij Daels te werken was omwille van haar 76-jarige moeder, die in behandeling was bij hem. Ze ontkende bovendien enige Duitslievendheid: “ik bemoeide mij met niets.” Over Daels’ activiteiten met de bezetter beweerde ze niet op de hoogte geweest te zijn.415 Ook Germaine Gruwez werd rond deze tijd verhoord in verband met Daels’ uitspraken op de plechtigheid van de IJzerwegramp.416 Daarna lag het afnemen van verhoren lange tijd stil. In 1946 vatte men het werk terug aan. Léon Elaut werd op 14 februari verhoord over de kwestie van de tuchtcommissie.417 De volgende verhoren vonden plaats op 11 en 12 juni, twee weken voor het proces. Waarschijnlijk had de substituut-krijgsauditeur het n zodanig druk gehad (hij had nog drie andere zaken) dat hij er maar zo laat toe kwam om de getuigen te ondervragen. Op 11 juni kwam als eerste professor Renaat Tavernier aan de beurt, die verhoord werd in verband met de universitaire tuchtcommissie. Zoals reeds vermeld, verklaarde Tavernier dat hij Daels ervan verdacht om de bezetter erbij gehaald te hebben.418 Vervolgens werd de oud-rector Guillaume Desmet ondervraagd over de tuchtcommissie en de zaak van het academisch ziekenhuis. Hij verklaarde echter van geen feiten op de hoogte te zijn, al vermoedde hij wel dat de tuchtcommissie verantwoordelijk was voor de inmenging van de Duitsers.419 Als laatste die dag was Marcel Carton, bestuurder van het burgerlijk hospitaal der Bijloke, aan de beurt. Hij verklaarde dat Daels zijn contacten met de bezetter had gebruikt om een eigen Academisch ziekenhuis te verkrijgen, en dat hij aldus verantwoordelijk was voor het ontslag van 33 geneesheren van de Bijloke.420 Op 12 juni vonden er vier verhoren plaats. Oud-rector René Goubau kwam goed voorbereid naar het verhoor. Hij had
divers bewijsmateriaal bij zich over de
lastercampagne die Daels tegen hem had opgericht (de kwestie van de Toulouseprofessoren).421 Ook ex-professor Johannes Wilms werd verhoord over
de
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.B, stukken van onderzoek, nr. 16. verhoor Maria Lievens, 29.11.1944. 416 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 33, verhoor Germain Gruwez, 1.12.1944. 417 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.C, stukken van onderzoek, nr. 70, verhoor Leon Elaut, 14.2.1946. 418 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 82, verhoor Renaat Tavernier, 11.6.1946. 419 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 83, verhoor Guillaume Desmet, 11.6.1946. 420 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I., stukken van onderzoek, nr 81, verhoor Marcel. Carton, 11.6.1946. 421 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 86, Verhoor René Goubau, 12.6.1946. 415
139
tuchtcommissie. Hij getuigde dat hij niet dacht dat Daels hiervoor verantwoordelijk was, en voegde daaraan toe: wat professor Daels betreft, wensch ik te verklaren, dat ik voor zijn houding en bedoelingen steeds respect heb gehad, ook indien ik niet steeds met zijn meening akkoord kon gaan.”422 Later die dag werd Oscar Dambre, lid van het IJzerbedevaartcomité, verhoord. Hij verklaarde dat Daels op een vergadering had gezegd dat hij gecontacteerd was door de Duitsers. Over de houding van het comité zei hij het volgende: “Indien Daels zich in den Zomer 1940 bij den Oberfeldkommandant te Gent heeft aangeboden om hem de medewerking van de IJzerbedevaart aan te bieden, dan veronderstel ik, dat hij zulks uit eigen beweging heeft gedaan, met zijn gewone manier van autoritair optreden.” Dambre was ervan overtuigd dat de IJzerbedevaart een VNVgezinde weg diende op te gaan, door onder andere propaganda te maken voor de wervingen van het Oostfront. Hij geloofde dat ook Daels die mening was toegedaan, en “in ieder geval is de werking van de Bedevaart dien weg opgegaan.” De verklaring van Dambre werd als bewijs gezien voor de verantwoordelijkheid van Daels in de ‘manipulatie van het IJzerbedevaartcomité’, zoals de zijdelingse notities van Spanoghe ons leren.423 De dag werd afgerond met het verhoor van Ernest Van den Berghe, de secretaris van het VNV, die op dat moment reeds gevangen zat in de Nieuwe Wandeling in Gent. Hij verklaarde dat hij Daels voor de oorlog louter kende als de man van de IJzerbedevaarten en de sociaal-geneeskundige spreekbeurten. Daels was volgens hem voor en in het begin van de oorlog geen lid van het VNV. Van onderhandelingen tussen Staf De Clercq en Daels in de zomer van 1940 had hij geen weet. Daels trad volgens hem “na enige aarzeling” toe tot de Raad van Leiding
en pas nadat bleek dat de
Volksbeweging een mislukking was. Op de vraag over de rol die Frans Daels gespeeld heeft in deze raad met betrekking tot de werving van het Vlaams Legioen, antwoordde hij: “Eigenlijk is er in den Raad van Leiding niet beslist geworden tot die werving over te gaan. Het is Staf De Clercq persoonlijk die op het onverwachts, den dag van den oorlogsverklaring aan Rusland den oproep heeft gedaan. […]Daels [heeft] zich inderdaad ingespannen voor de wervingscampagne. Ik moet er echter aan toevoegen, dat wanneer hij ondervond, hoe de Duitschers hun woord niet hebben gehouden, hij als dan heftig is tekeer gegaan tegen de bezettende overheid.” Verder verklaarde hij maar weinig te weten over de houding van Daels in de Raad van Leiding, aangezien Daels na 1941 niet meer aanwezig was op vergaderingen.424
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 91, verhoor Johannes Wilms, 12.6.1946. 423 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 84, verhoor Oscar Dambre, 12.6.1946. 424 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I, stukken van onderzoek, nr. 93, verhoor Ernest Van den Berghe, 12.6.1946. 422
140
Het laatste verhoor vond plaats op 13 juni. Hendrik Elias, die gedetineerd was in de Nieuwe Wandeling, werd ondervraagd over zijn relatie met Frans Daels. Hij verklaarde dat hij Daels had leren kennen in het kader van de vernederlandsing van de Universiteit, rond 1925, maar had daarna geen contact meer gehad met hem. Hij zag Daels voor het eerst terug toen hij hem, samen met Germain Lefever, met zijn auto vervoerde naar het IJzerkruis. “Daels heeft mij alsdan gesproken over bezoeken, die hij vanwege Duitschers zou ontvangen hebben, waarbij hij tevens zijn ongerust nopens de Duitsche politiek ten onzen opzichte had tot uiting gebracht.” Ook Elias was niet op de hoogte van contacten tussen Staf De Clercq en Frans Daels over diens toetreding tijdens de zomer van 1940, al vermoedde hij wel dat die er waren vanwege de Volksbeweging. Pas nadat deze mislukt was, is Daels “met bezwaren” toegetreden tot de Raad van Leiding. Elias beweert verder dat “Het V.N.V. heeft nooit gepoogd, om de hand te leggen op de cultuurverenigingen zooals de IJzerbedevaart […] Wel streefden wij ernaar om de leiders van die vereenigingen onze gedachten te doen deelen.” Over de wervingen voor het Vlaams Legioen verhaalde hij dat Daels in eerste instantie geen principiële bezwaren had tegen de wervingen, maar dat hij wel geprotesteerd heeft over de manier waarop zijn medewerking werd voorgesteld. “Het ongenoegen van Daels is begonnen wanneer de eerste berichten uit Polen zijn toegekomen.” Wanneer Elias gevraagd wordt naar de activiteit van Daels in de Raad van Leiding, antwoord hij dat “Daels vooral grieven naar voren heeft gebracht, in alle opzichten, maar vooral hevig tegen DeVlag. Daarbij dreigde hij ook herhaaldelijk met ontslag, totdat hij het dan ook eindelijk heeft gegeven einde 1943.” Tenslotte vermeldde hij dat Daels een fervente brievenschrijver was, die soms drie keer per dag een brief dicteerde en die dan ’s avonds op de post deed. Daels vele breven werden door Elias en zijn collega’s “[…] beschouwd als mondelinge mededeelingen, daar hij den tekst ervan in een eerste impuls werkelijk opstelde door spreken in zijn dictafoon.”425 Nadat deze laatste getuigenis was afgelegd en al het bewijsmateriaal was verzameld, zou Spanoghe aan de krijgsauditeur Ganshof van der Meersch laten weten “[…] dat in de reeks der groote politieke zaken, thans gedagvaard wordt in de zaak van Frans Daels,, gewezen professor aan de Rijksuniversiteit te Gent, lid van den Raad van Leiding van het V.N.V. en voorzitter van het comité der Jaarlijkse Bedevaart naar de Graven van den IJzer.”426
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map IV.I. stukken van onderzoek, nr. 94, verhoor Hendrik Elias, 13.6.1946. 426 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, Spanoghe aan krijgsauditeur-generaal, 14.6.1946. 425
141
Hoofdstuk III: Het vonnis Het vonnis van Daels werd op 26 juni 1946 uitgesproken in de krijgsraad van Gent. Doordat de verdachte verstek tekende en geen had, was er van een werkelijk proces geen sprake. Volgens Luc Daels ging Spanoghe selectief te werk en liet hij geen getuigen in het voordeel van Daels aan het woord: “De laatste jaren voor de oorlog […] kwamen er wekelijks minstens vluchtelingen uit Duitsland bij ons thuis, die dan door m’n vader werden geholpen of die dan naar Amerika trokken, waaronder ook veel joden. Deze wensten te getuigen op het proces, maar ze werden niet binnengelaten.”427 In feite werd op de procesdag zelf geen enkele getuige aan het woord gelaten. De inhoud van het proces was volledig bepaald door krijgsauditeur Spanoghe. Deze had op basis van het bewijsmateriaal en de getuigen die hij had verzameld, op 25 juni een uiteenzetting van de zaak voorbereid. In deze uiteenzetting somde Spanoghe de zaken op die hij als bezwaarlijk beschouwd: “Frans Daels heeft onmiddellijk na de capitulatie van Mei 1940 een politieke activiteit aan den dag gelegd om het Belgisch staatsverband uiteen te rukken, ten einde Vlaanderen te voegen bij een Groot-Nederlandschen of ‘Dietschen’ Staat. […] hij werd een der vertrouwenslieden van den Bezetter, en deed regelmatig beroep op de hulp van den vijand om zijne plannen te verwezenlijken.” Daarna wordt Daels als een van de stichters van de Eenheidsbeweging-VNV gezien: “Wij vinden hem telkens op het podium wanneer in dit verband belangrijke vergaderingen gehouden worden.” Daarmee doelde Spanoghe op Daels’ aanwezigheid bij de aankondiging van de Eenheidsbeweging-VNV door Staf De Clercq. Ook zijn lidmaatschap van DeVlag werd hem kwalijk genomen, al vermeld Spanoghe wel dat “Aan de eigenlijke politieke activiteit van DeVlag heeft hij niet meegedaan, doch die later wel integendeel bekampt. Daartegenover heeft hij wel een ongewone politieke activiteit ontplooid in het V.N.V.” Logischerwijze vond Spanoghe Daels’ medewerking aan de werving voor het Vlaams Legioen een daad van verraad. Zowel zijn propaganda ervoor als zijn plan om het geneesherenkorps samen te stellen werden als ‘zeer bezwaarlijk’ genoteerd. Het feit dat hij sinds 1941 op de hoogte was van de ware toedracht achter het Vlaamse Legioen en toch bleef propaganda maken tot zijn ontslag, beschouwde Spanoghe als landsverraad. Tevens werd hij ervan beschuldigd dat “op elk terrein waar Daels ten strijde trekt, aarzelt hij niet om den hulp in te roepen van den bezettenden overheid; desnoods grijpt hij naar het wapen der verklikking om tegenstrevers uit de weg te ruimen.” Volgens Spanoghe ‘zuiverde’ Daels op die manier de rector Goubau uit de universiteit, de beroepsmilitairen uit Winterhulp, de heer Van Houdt 427
in
de
magistratuur,
het
geneesherenkorps
van
de
Bijloke
en
de
Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
142
studentenverenigingen aan de universiteit. Spanoghe beëindigde zijn uiteenzetting met de volgende bedenking: “Tenslotte dient in algemeenen zin nog aangestipt, dat Daels als lid van de Raad van Leiding, deelachtig is aan de politiek van het V.N.V. […] politiek van vernietiging en omvorming van het land tot onderdeel van het Duitsche Europa.”428 Het is opvallend hoe er geen woord gerept werd over de verscheidene klachtbrieven die Daels gestuurd heeft aan de Duitse bezetter. Ook het feit dat hij sinds eind 1941 niet meer aanwezig was op de vergaderingen van de Raad van Leiding werd niet vermeld. Ook met zijn sociaal-geneeskundig werk werd geen rekening gehouden. Bovendien werd er gesproken over verklikking aan de vijand, terwijl daar nergens duidelijk sprake van was. Daels was wel verantwoordelijk voor het ontslag van de geneesheren en de beroepsmilitairen, maar deze werden niet vervolgd door de bezetter. De dag daarna vond de zitting van de krijgsraad plaats. Aanwezig waren: de voorzitter Du Bois, de burgerlijke magistraat Blanchy Van Shoote (majoor), de werkelijke leden J.J.C. Merckx (kapitein-commandant) en J. Hederweirt (luitenant), en tenslotte ook Substituut-auditeur Spanoghe. De burgerlijke partij was de Belgische Staat.429 Nadat nogmaals Daels werd opgeroepen, besloot de voorzitter “Daels maakt verstek”. Hierna verleende hij onmiddellijk het woord aan de substituut-auditeur Spanoghe, die zijn uiteenzetting begon. Daels werd van acht zaken beschuldigd: A) Tussen tien mei 1940 en september 1944: “Als Belg, de wapens tegen België of tegen de bondgenooten van België […] te hebben opgenomen, […] namelijk om door woorden, in openbare bijeenkomsten of plaatsen uitgesproken, hetzij door geschriften, drukwerken, door om het even welke prenten en zinnebeelden, […] Belgen rechtstreeks aangezet hebben tot het opnemen van wapens in het Vlaamsch Legioen” B) “Als dader, mededader of medeplichtige […] hulp te hebben verschaft aan den vijanden van de Belgischen staat in soldaten, mannen, geld, levensmiddelen, wapens of munitie […] namelijk door zijn aanwervingen voor het Vlaamsch Legioen en als deel genomen hebbende van de Raad van Leiding van het V.N.V. aan de activiteit van deze vereeniging tot aanwerving van mannen voor militaire en para-militaire formaties van den vijand, aanwerving van mannen voor arbeidskrachten voor de Duitsche oorlogsinspanning, enz.” Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, uiteenzetting van Spanoghe, 25.6.1946. Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N., stukken van terechtzitting, nrs. 28, Uitgebreid vonnis, 26.6.1946. 428 429
143
C) Tussen tien mei 1940 en 29 januari 1943: “[…] met kwaad opzet, ’s vijands politiek of plannen in de hand te hebben gewerkt, namelijk enerzijds door zijn persoonlijken aanvallen tegen de Belgischen Staat en diens wettelijke instellingen en anderzijds om de hoedanigheid van lid van de Raad van Leiding in het V.N.V. deel genomen te hebben aan de activiteit van die vereeniging met doel zoaals hierboven gezegd.” D) Tussen 28 januari 1943 en september 1944: “Wetens ’s vijands politiek of oogmerken te hebben gediend, te Gent en elders in België” en zo de “trouw der burgers jegens den Koning en den Staat aan het wankelen te hebben gebracht” E) Tussen 28 januari 1943 en september 1944: “Als dader […] een propaganda gericht tegen de weerstand tegen den vijand of diens bondgenooten, […] wetens te hebben geleid, door eenigerlei middel gevoerd, uitgelekt, geholpen of begunstigd.” F) Tussen 10 mei 1940 en september 1944: “Als dader, mededader of medeplichtige […] een groepering, vereeniging of organisatie te hebben gesticht, namelijk de eenheidsbeweging
V.N.V.
die
de
vernietiging
nastreeft
van
België’s
onafhankelijkheid […]” G) Tussen 10 mei 1940 en september 1944: “Als dader, bij inbreuk op vermeld artikel een funktie uitgeoefend te hebben in zulkdanige vereeniging, namelijk in het V.N.V. en in de eenheidsbeweging V.N.V. en wel in de hoedanigheid van lid van de Raad van Leiding.” H) Tussen tien mei 1940 en 29 januari 1943: “ […] met een kwaad opzet, door het aanklagen van een werkelijk of ingebeeld feit, welken persoon ook blootgesteld te hebben aan onderzoek, vervolgingen of gestrengheden vanwege den vijand, namelijk in 1940 den toenmaligen Rector der Universiteit, Dr. Goubau René, en andere professoren; in 1941 de heer Substituut Van Houdt en andere magistraten, in 1942 Kapitein Maertens, Luitenant De Laere en andere beroepsmilitairen, die werkzaam waren in de diensten van Winterhulp.”430 Enkel punt B werd door de Krijgsraad niet weerhouden. Op basis van het bewijsmateriaal werd Daels veroordeeld tot de doodstraf. Daarnaast werd hij ook vervallen verklaard van de Belgische nationaliteit, levenslang ontzet uit zijn rechten, afgezet van alle titels, openbare ambten, graden en diensten waarmee hij bekleed was en dat “het vonnis in ’t openbaar zal voltrokken worden met den kogel te Gent.”431 Omdat Daels door zijn wervingen voor het oostfront “de jeugd tegen België heeft opgezet”, had hij aan de Belgische staat “een morele en stoffelijke schade aan den Staat heeft veroorzaakt.” Daarom eiste de Burgelijke Partij van Daels een schadevergoeding van tien 430
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N., stukken van terechtzitting, nrs. 28, Uitgebreid vonnis, 26.6.1946. 431 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N., stukken van terechtzitting, nrs. 28, Uitgebreid vonnis, 26.6.1946.
144
miljoen Belgische Frank en al de gerechtskosten.432.Spanoghe zou na de uitspraak van het vonnis nog een persconferentie houden, waarin hij Daels afschilderde als een van de akeligste verraders die België ooit had gekend.433 Hij was trots op de verwezenlijkte uitspraak. Het vonnis werd bekend gemaakt in de krant De Nieuwe Gentenaar434 en in het Belgisch staatsblad.435 Wie het vonnis en de uiteenzetting van de zaak bekijkt, ziet dat Luc Daels enigszins gelijk heeft: de elementen die Daels zaak hadden kunnen bepleiten, waren niet aanwezig. Nergens werd vermeld dat Daels reeds vroeg uit het VNV stapte, alhoewel ze daar wel informatie over hadden. Spanoghe had de klachtbrieven van Daels verzameld, maar liet deze (bewust?) uit zijn uiteenzetting. Spanoghe wist dat Daels’ zich reeds in 1943 terug had getrokken uit de politiek, maar toch staat in het vonnis te lezen dat hij tot september 1944 collaboreerde. Omdat Daels niet zelf aanwezig was, kon hij geen weerwoord bieden. Al snel na het vonnis ging men over tot de openbare verkoop van de onder het sekwester gebrachte goederen en het huis van Daels. Zijn zoon, José Daels, kocht het huis over en zou zoveel mogelijk andere spullen overkopen.436 Tenslotte dient nog vermeld te worden dat Daels door de Universiteit werd afgezet. Op 14 september 1944 ontving hij reeds een brief waarin hij uit zijn functie geschorst werd en de toegang tot de universiteit werd ontzegd.437 Dit was problematisch aangezien veel van zijn onderzoekmateriaal nog in zijn bureau lag. Op vier oktober schreef Rector Goubau aan de Gentse procureur des Konings, dat op de avond van dinsdag 26 september, onbekenden met sleutels zich toegang hebben verschaft tot het voormalige bureau van Daels, en daar documenten van hem hebben meegenomen. Hij vraagt dan ook om snel een onderzoek in te stellen.438 Uiteindelijk werd Daels op 7 februari 1945 definitief geschorst. Ook uit de Koninklijke Vlaamse Academie van Geneeskunde werd Daels, samen met Elaut afgezet, met als reden: “ten aanzien van hun houding tijdens de vijandelijke bezetting niet mogelijk voornoemde personen in hun hoedanigheid van lid van voornoemd college te behouden.”439
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map V.N., stukken van terechtzitting, nrs. 28, Uitgebreid vonnis, 26.6.1946. 433 Frans Daels bij verstek ter dood veroordeeld”, in: De Standaard, 27.6.1946 434 “Professor Daels ter dood veroordeeld”, in: De Nieuwe Gentenaar, 31.6.1946. 435 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, uitknipsel Belgisch Staatsblad, 18.8.1946. 436 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, gegevens sekwestratie, 5.7.1945. 437UA, personeelsdossier Frans Daels, schorsing Daels, 14.9.1944. 438 UA, personeelsdossier Frans Daels; Goubau aan Gentse procureur, 4.10.1944. 439 L. Elaut, Mijn memoires, p.330. 432
145
Over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren Aangezien Daels zichzelf niet verdedigd had op het proces, zou hij dat doen via een zelfgeschreven verweerschrift, dat hij op 1 augustus reeds verspreide onder zijn vrienden en medewerkers en dat de titel Over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren droeg.440 Op 13 augustus bereikte een exemplaar de krijgsauditeur.441 Daels vangt zijn verweer aan met de volgende verklaring: “Het weze mij veroorloofd, in een oogenblik dat ik werd beschuldigd van ontrouw aan volk en land, verslag te geven over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens oorlogsjaren.” Nadat hij zijn privaat leven beschreef, deelt hij zijn publieke activiteiten op in 4 categorieën: als geneeshoogleraar, als cultuurmens, als sociaal-geneeskundige en als sociale werker. Opmerkelijk hierbij is dat de categorie ‘politicus’ ontbreekt.442 Als geneeshoogleraar beschrijft hij zijn wetenschappelijk werk dat hij samen met de studenten uitvoerde en de prijzen en (buitenlandse) erkenning die hij daarvoor ontvangen had. “Deze wetenschappelijke bedrijvigheid bleef mijn hoofdzakelijk werk tijdens de oorlog. Van mijn groot boek van verloskunde verscheen een nieuwe uitgave. Opzoekingen over kankerbehandeling […] waren in volle gang in het ogenblik van de bevrijding.” Verder vermeld hij zijn geneeskundige voordrachten aan de verpleegsters en de boekjes Voor Moeder en Zuigeling en Voor onze Jongens. Aan al zijn publicaties, zowel van deze vorm als zijn leergangen, heeft hij geen enkele cent verdiend, daar hij het als zijn “plicht beschouwd mijn leergangen in boekvorm aan de studenten en verpleegsters ter beschikking gesteld in de voor hen meest gunstige voorwaarden.”443 Als cultuurmens “heb ik gewerkt voor de kulterele verheffing van mijn volk.” Hij vermeld al zijn activiteiten in o.a. de Vereniging voor Wetenschap, het Geneeskundige tijdschrift en het Natuur en Geneeskundige Vennootschap. Zijn deelname aan de strijd voor de vernederlandsing van de universiteit beschouwt hij als een poging om het volk te verheffen. Ook zijn ervaringen aan het front en de oprichting van het SKVH beschrijft hij uitgebreid, alsook de rol van het IJzerbedevaartcomité in het herdenken van deze oorlog. Hij wijst er op dat er ministers aanwezig waren op deze herdenkingen: “er was geen 440
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 441 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O, stukken na terechtzitting, nr. 41, ontvangst verweerschrift Daels, 13.8.1946. 442 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 443 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946.
146
Bedevaart of er was tenminste een minister aanwezig, soms waren er drie.” Over het doorgaan van de IJzerbedevaarten schrijft hij het volgende: “Tijdens de bezetting heeft het Komiteit in geweten gemeend de soleniteit van de Bedevaart te moeten behouden als bevestiging van zelfstandigheid en in verweer tegen verduitsing. Dit is niet gegaan zonder de grootste moeilijkheden.” Daels doelt hier natuurlijk op de problemen die hij had om de IJzerbedevaart te laten doorgaan. Vervolgens haalt Daels aan dat hij “als kultuurmens alle idealisten in nood heb geholpen. Ik heb te Gent en in Spanje gevluchte duitse kommunisten. Ik waarborgde gastvrijheid aan Italiaanse en Duitse hoogleraren in gevaar.” Dat klopt alleszins met de getuigenis van Luc Daels, maar er is geen stoffelijk bewijs van gevonden. Over het waarheidsgehalte van deze claim kunnen we ons dan ook niet uitspreken.444 Vervolgens bespreekt hij zijn toetreding tot de Raad van Leiding. Hij schrijft dat hij de plicht voelde om zijn volk te beschermen en hulp te verlenen in die moeilijke tijden. Hij was er van overtuigd dat de oorlog voorbij was en dat België geen enkele kans meer had op de overwinning. Dat was volgens hem zijn grootste fout: “indien ik slechts een geringe hoop had gehad dat de Duitse doeleinden in Vlaanderen met de wapens bestreden konden worden, dan hadde ik van den beginne af een houding van volledig verzet tegen de bezetter aangenomen en iedere weerstand aangemoedigd. Daar ik echter dienaangaande misleid was, heb ik integendeel getracht langs den weg van een zekere medewerking de invloed van de Vlaamse SS en de Duitse plannen van annexatie in al de mate van de mogelijkheid te bestrijden.” Doordat hij meende dat een Vlaamse eenheidsbeweging de ronseling voor de Vlaamse SS zou kunnen tegengaan, trad hij toe tot een raad van advies “doch zonder welkdanige verbinding of opdracht, zodat ik volle vrijheid van beweging behield. Daarom heb ik nooit een uniform gedragen.” Dit laatste klopt alleszins. Daels was vaak de enige op bijeenkomsten die geen VNV-uniform draagt. Hierna beweert hij dat “door tusschenkomst van de eenheidsbeweging recht laten wedervaren aan Vlaamse arbeidersgroepen in Duitsland, Engelse geinterneerden vrijmaken, mannen weerloskrijgen van opeising, kommunisten doen sparen, aangehouden personaliteiten bevrijden, zelfs Joden uit Breendonk verlossen.”. Buiten een eenmalige poging om Samuel Schor uit Breendonk te krijgen, die dan werd gestaakt omdat Schor geen Vlaming was, is er niets gevonden dat deze bewering kan staven.445 Daarna snijdt Daels zijn herhaaldelijke ontslagpogingen aan: “De strijd van de eenheidsbeweging tegen de SS, tegen de verduitsing van de jeugd, tegen de Duitsche kwade 444
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 445 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946.
147
trouw is tragisch geweest. […] In 1941 en 1942 bood ik mijn ontslag aan, telkens werd zo hard aangedrongen voor de vrijwaring van de jeugd en het sociaalwerk dat ik, voorlopig, als adviseur werkzaam bleef. De strijd tegen de SS en de Hitlerjeugd hebben mij zolang in de raad van advies gehouden.” Bovendien beweert hij dat zijn naam herhaaldelijk (mis)bruikt werd, waardoor het lijkt dat zijn politieke activiteit groter was dan ze in werkelijkheid was geweest. Na de dood van Staf De Clercq schorste hij zijn medewerking aan de raad van advies op. Zijn definitief ontslag diende hij in toen bleek “Dat de Duitse bezetting ons sociaal-geneeskundig werk bestreek. De strijd in de jeugdbeweging was feitelijk gewonnen; de strijd tegen de SS was verloren. Ik nam ontslag en verspreide enkele maanden later een brief van ontslag die onder vorm van sluikblad en ook door de Belgische radio van London werd publiekelijk gemaakt.”446 Daarna onthuld Daels informatie die niet te controleren valt. Hij beweert dat hij sinds 1942 in betrekking stond met anti-imperialistische Duitsers in Brussel door de tussenkomst van de heer Degen, “Een Duitser in duitse dienst die waarschijnlijk door de nazis vermoord werd in 1943, ook later met de ondergrondse beweging in Nederland door tussenkomst van de hoogleraren Valkhof en Burger. Ik ontving het bezoek van de Gestapo. Eén van mijn zonen werd in mijn eigen huis aangevallen door duitsgezinde indringers.”447 Als sociaal-geneeskundige geeft Daels een uitgebreid overzicht van al zijn sociaalgeneeskundig werk. Over Winterhulp schrijft hij daarover: “Nooit was er bij deze werkingen op enigerlei wijze kwestie van politiek, het onderzoek hieromtrent kan worden gedaan bij honderden gezinnen.” Over de beroepsmilitairen wordt geen woord over gerept. Ook bij de organisatie Voor Moeder en Kind beweert hij dat hij zich verzette tegen elke Duitse inmenging en daardoor gedwongen werd om ontslag te nemen.448 Als sociale werker beschrijft hij tot in detail al de moeite die hij deed voor zijn volk. Dat varieerde van studenten die onder zijn leiding voedsel bedeelden in de verpauperde buurten, het opzetten van een was- en versteldienst, tot in zijn villa aan de kust enkele kamers beschikbaar stellen voor minderbedeelden.449 Daels besluit zijn verweer als volgt: “Ik heb in mijn leven het algemeen belang willen dienen boven eigen belang. Ik heb steeds betracht de hulp aan mijn volk, de verheffing van mijn volk en de onafhankelijkheid van mijn land. Ik heb steeds gehoorzaamd aan mijn 446
Daarna snijdt Daels zijn herhaaldelijke ontslagpogingen Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 448 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 449 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946. 447
148
geweten. Ik dank de Heer om het goede dat ik mocht doen en dat mij blijvend hoger leven schonk. Er zijn in verwarde tijden grote meningsverschillen geweest onder mensen van goede wil. Onder de mensen die zuiver staan was het slechts verschil van mening over de meest doelmatige wijze om het algemeen belang te dienen. Ik hoop dat mijn volk onversaagd verder werken zal aan zijn sociale, kultureele en zedelijke verheffing. Dat is zijn recht en dat is zijn plicht, plicht van menswaardigheid tegenover zichzelf en plicht van solidariteit met vorige generaties die geofferd hebben voor hun volk.”450 Dit verweer werd zo uitgebreid besproken omdat dit het enige document is waarin Daels zélf een verslag geeft over zijn oorlogsjaren. Veel van zijn beweringen zijn echter niet te staven met bewijzen, en worden soms ook door het bewijsmateriaal tegengesproken, zoals bijvoorbeeld de zaak van de beroepsmilitairen. Het is vooral interessant om de motivatie van Daels te horen en zijn kijk op de feiten weer te geven. Het is duidelijk dat hij ervan overtuigd was dat hij ‘zijn volk diende’ door in de collaboratie te stappen. Ook haalt hij veel gegevens aan die Spanoghe bewust (?) niet heeft aangehaald in zijn verweer, zoals Daels sociaal-geneeskundige inspanningen. Het lijkt er dus op dat Spanoghe deze informatie moedwillig negeerde teneinde een zware veroordeling voor Daels te bekomen. Daels was ook de eerste van zijn zaken die voorkwam, en vermoedelijk wou hij de toon zetten op een strenge bestraffing. Conclusie De zaak Frans Daels is een symbooldossier voor deze woelige periode. Hij was een bekend figuur van de collaboratie en krijgsauditeur Guido Spanoghe was er dan ook op gebrand om een zware veroordeling in de wacht te slepen. De zware uitspraak dient daarom ook in dit kader gezien te worden. Hij was ook een van de eerste VNVkopstukken die aan de beurt kwam, waardoor hem veel meer in de schoenen geschoven werd dan feitelijk het geval was geweest. Later zou de uitspraak gecorrigeerd worden naar een gevangenisstaf van 15 jaar. Doordat Daels verstak gaf op het proces en geen verdediging organiseerde kon de uitspraak niet weerlegd worden. Door een eigen verweerschrift te verspreiden probeerde hij zijn naam te zuiveren. De Vlaamsgezinde milieu’s namen zijn woorden ter harte, maar het valt te betwijfelen of de bevolking hierdoor overtuigt was van zijn ‘onschuld’.
450
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, map VI.O., stukken na terechtzitting, nr. 42, over mijn leven en over mijn werkzaamheid tijdens de oorlogsjaren, 1.8.1946.
149
Hoofdstuk IV: De periode in Zwitserland Onder impuls van Andreas Van Houwe besloot Daels om naar Zwitserland te vluchten. Het constant verhuizen en ondergedoken leven was te zwaar geworden voor de 65 jaar oude professor. Hij was niet de enige veroordeelde die Zwitsersland uitkoos als bestemming. Het land ligt centraal in Europa en houdt zich traditioneel buiten elke oorlog. Bovendien had het een reputatie van assielland en voerde het een vrij behoudsgezinde politiek. Zwitserland was bovendien bijzonder gastvrij voor wetenschappers, technici en ingenieurs. Belangrijk hierbij was de steun van de Zwitserse elite aan deze vluchtelingen. Deze hielpen hen voorbij de administratieve obstakels te loodsen. Zwitserland was ook relatief makkelijk bereikbaar voor de collaborateurs.451 Het was omwille van die reputatie dat Daels koos voor Zwitserland. De vlucht werd nauwkeurig voorbereid. In etappes verplaatste Daels zich steeds dichter bij de FransBelgische grens. Uiteindelijk beland hij in Poperinge. Van hieruit stak hij, vergezeld met een twaalftal smokkelaars, de grens over. Deze ‘smokkelaars’ waren oud-strijders die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog had verzorgd en zeer loyaal waren aan Daels: “Ze zeiden: ‘niemand zal hem raken’ en liepen de grens over.” Eenmaal over de grens werd Daels opgewacht door een neef van hem die priester was en als aalmoezenier van het Amerikaanse leger naar België was gekomen. Daels verstopte zich op de vloer van diens auto en werd zo naar de Zwitserse grens vervoerd. Maar met zijn Amerikaanse legeruniform aan mocht de neef-aalmoezenier niet zomaar het neutrale Zwitserland binnen. Deze trok daarom zoveel mogelijk aandacht naar zich toe om de grenswachten af te leiden van zijn auto. Uiteindelijk kreeg hij toestemming om de grens over te steken. Van Albert Servaes, de Vlaams-nationalistische kunstschilder die tijdens de oorlog zich had aangesloten bij DeVlag, verkreeg Daels het adres van Max Müller, een glashandelaar die regelmatig naar Vlaanderen afreisde en de Vlamingen goedgezind was. Dankzij hem kon hij zich vestigen in een goedkoop pension in Zurich. Daar zou hij tot 1950 verblijven.452 In mei 1947 kwamen de autoriteiten op de hoogte van Daels’ vlucht. Bij een huiszoeking van Anna Servaes ontdekten ze een brief. Deze was gedateerd op 12 mei 1947 en was van Max Müller, die schreef dat “Herr prof. D. geht sehr gut und auch er arbeitet viel. Seine papiere sind allerdiens noch nicht geregelt, da Seine Einreise wirklich unnaturlich warnun. Diese klippe haben wir glükkig umschiffen können, und in en paar wochen wird alles in 451 452
F. Seberechts en F.J. Verdoodt, Leven in twee werelden, pp. 97-98. Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
150
ordnung sein.”453 Anna Servaes verklaarde dat ze in eerste instantie niet wist dat ‘prof D.’ professor Daels betekende, maar dat ze bij haar laatste bezoek aan haar vader had vernomen dat Daels in Zwitserland was.454 Met deze informatie werd niets gedaan. Het nieuws werd zelfs niet verder verspreid, vermits zowel in november455 als december456 van dat jaar de minister van justitie opnieuw de hoogte werd gebracht van Daels’ verblijf in Zwitserland. Er werden echter geen stappen ondernomen om hem tot terugkeer te dwingen. Na de periode in Zurich verhuisde Daels in 1950 naar Geneve. Daar verbleef hij eveneens in een goedkoop pensionnetje.457 Hij mocht er werken in het lokale ziekenhuis, maar werd er niet vast benoemd. Zijn vrouw had hem ondertussen vervoegd. Het koppel werd gesteund door Vlaamse en Zwitserse vrienden zodat er zelfs ruimte was om de voedselbonnen door te geven aan hulporganisaties voor vluchtelingen. Toch waren het geen gelukkige jaren voor mevrouw Daels. Het viel haar zwaar om van haar kinderen gescheiden te leven, maar ze weigerde om zonder haar man naar België terug te keren.458 Daels verkreeg van de eigenaars van het pension de toestemming om op de zolder een klein laboratorium op te richten. Daar concentreerde hij zich op zijn kankeronderzoek. In de jaren vijftig correspondeerde hij daarover zijn collega’s (o.a. Prof. Van den Plassche en prof. Massart) aan de universiteit Gent. hij vroeg hen advies voor zijn onderzoek naar katalyse. Hij beklaagde zich dat hij niet over alle middelen kon beschikken die hij wou. 459 In 1950 bracht hij hierover een boek uit ‘Le problème du cancer’460, waarin hij zijn eerste bevindingen noteerde. Tot zijn terugkeer zou hij actief blijven onderzoeken, wat in 1958 beloond wordt met de toekenning van de Prix Monbinne van de academie nationale de medicine voor zijn artikel ‘contribution à l’étude de la catalyse et la catalase’. Hij zag echter geen manier om de prijs in Parijs in ontvangst te nemen zonder door de Belgische overheid gearresteerd te worden. Bovendien was zijn familie in België druk bezig met
453
Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, proces-verbaal van opsporing Louis Van Oudenhove, 15.5.1947. 454 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, proces-verbaal van opsporing Louis Van Oudenhove, 15.5.1947. 455 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, inspecteur Louwage aan de Gentse brigadeoverste, 4.11.1947. 456 Krijgsauditoraat, Depot Cuvelier, Strafdossier Frans Daels, minister van justitie aan secretariaat Buitenlandse Zaken, 10.12.1947. 457 Villa mary,26 chemin des cottages, Geneve. 458 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 459 UA, personeelsdossier Frans Daels, Briefwisseling met professoren Massart en Van den Plasche, 9.11.1955,17.11.1955, 4.12.1955. 460 F. Daels, Le problème du cancer, Genève, Editions Humaines, 1950.
151
zijn terugkeer voor te bereiden, en zou hij ze zo zijn terugkeer in moeilijkheden brengen.461 Contacten met België Naast zijn contact met oud-collega’s hield Daels nog steeds contact met het thuisfront, zowel met zijn familie als met het IJzerbedevaartcomité. Daels onderhield nauwe banden met het nieuwe IJzerbedevaartcomité, dat sinds 1946 onder voorzitterschap van professor Jan Fransen. Dit gebeurde hoofdzakelijk via secretaris De Landtsheer. Hij kreeg steevast verslagen en foto’s van de verscheidene bijeenkomsten toegestuurd. Uit deze briefwisseling blijkt dat Daels nog steeds de Vlaamse Beweging volgde.462 Op de IJzerbedevaart van 1951 las men twee brieven van Daels voor. De eerste was getiteld ‘Vlaamse studenten’. De woede van Daels over de repressie was duidelijk te voelen: “Uit haat werden vele schone families in Vlaanderen gebroodroofd, uitgeplunderd, in armoede gemarteld; er werd moord gepleegd op idealisten zonder het essentiële recht van verdediging.”463 In zijn tweede brief ‘Vlaamse vrouwen’ trekt hij van leer tegen de vernietiging van de IJzertoren: “[…] door Vlaamshaters werd vernield zodat zelfs de lijken van gesneuvelde Vaamse idealisten werden mishandeld, uit haar voor Vlaanderen. Vlaanderen vergeet het nooit en knielt met U op de graven van zijn schoonste zonen.”464 Ook de Vlaamsgezinde studenten waren Daels nog niet vergeten. In het kader van de heropbouw van de IJzertoren465 organiseerden de voorzitters van de KVHV studentenverenigingen sinds 1950 het ‘Werkkamp der Vlaamse Hoogstudenten’. Dit waren kampen om de IJzertoren herop te bouwen. Bij de tweede editie van het werkkamp stuurden ze een brief naar Daels met de vraag of hij een boodschap zou willen richten aan de hoogstudenten.
Dit was een verzoek waar Daels graag op
inging.466 Hij schreef dat “Bij mijn 69ste verjaardag konden geen wensen mij aangenamer zijn dan deze van de Vlaamse hoogstudenten van het werkkamp.”467 Hij huldigde de inzet van de Vlaamse studenten en riep hen op om ongenadig te zijn voor “voor al deze die woekerden op Vlaanderens vertrouwen en ellende.”468
UA, personeelsdossier Frans Daels, prix Monbinne, 17.11.1958. ADVN 87/82, archief Frans Daels, briefwisseling Daels en Clemens De Landtsheer, 1959-1960. 463 ADVN 96/132, archief Godelieve Daels, brieven Daels op IJzerbedevaart 1951. 464 Ibidem. 465 De ijzertoren was in 1946 door ‘anti-Vlaamse krachten’ vernietigd. 466 ADVN 96/132, archief Godelieve Daels , praeses KVHV aan Daels, 1.8.1951. 467 467 ADVN 96/132, archief Godelieve Daels, Daels aan KVHV, 11.8.1951. 468 Ibidem. 461 462
152
Uiteraard volgde Daels vanuit Zwitserland nauwkeurig de stappen op die genomen werden om zijn terugkeer te bewerkstelligen. Hij werd hierdoor op de hoogte gehouden door Andreas Van Houwe. De mogelijkheid van een terugkeer zorgde voor veel stress bij mevrouw Daels.469
469
Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
153
Hoofdstuk V: De terugkeer van Frans Daels In dit hoofdstuk wordt de terugkeer van Frans Daels besproken. Sinds 1954 waren zijn vrienden en familie actief bezig met zijn terugkeer, in de hoop deze zo snel mogelijk te verwezenlijken. Hoofdrolspelers hierin waren Andreas van Houwe, enHubert Halin. Halin was een Waalse kabinetsmedewerker van Achille van Acker. Omwille van zijn contacten in het verzet werd hij door van Acker belast met de taak om de patriottische middens te pacificeren voor aanpassingen in het amnestiebeleid. Tenslotte was Gaston Eyskens de eerste minister die ervoor zorgde dat Daels veilig kon terugkeren naar België. Allereerst
wordt
kort
de
amnestiebeweging
besproken.
Daarna
komen
de
voorbereidingen voor zijn terugkeer aan bod, die uiteindelijk culmineerden in concrete contacten met de regering om zijn terugkeer vlot te laten verlopen. De amnestiebeweging Na de repressie kwam in de Vlaamse beweging langzaam maar zeker de amnestie-eis voor. In de jaren vijftig werd dit thema opgepikt door het parlement en zou daar sindsdien niet weg te denken zijn. In 1954 werd de Volksunie opgericht. Deze partij profileerde zich met de eis voor amnestie. Ook de CVP zou zich achter de amnestie-eis scharen. Voor de oorlog was het katholieke en het Vlaamse milieu reeds in elkaar verstrengeld geweest en tijdens de oorlog hadden sommige katholieken zich te diep in de accommodatiepolitiek geëngageerd. De linkerzijde verzette zich fel tegen elke mogelijke toegeving aan de collaborateurs. Zij werden hierin gesteund door de verenigingen van oud-verzetstrijders, voor wie amnestie onbespreekbaar was. Bovendien werd het onderwerp van amnestie niet enkel gedomineerd door de strijd tussen links en rechts, maar ook tussen Vlaamsgezind en Franstalig. Het zou namelijk vooral
de
Franstalige
amnestievoorstellen.
pers Wallonië
zijn
die kende
steeds
hevig
bovendien
protesteerde geen
tegen
de
georganiseerde
amnestiebeweging.470 de regering-Pholien zette een eerste stap in de verzachting van de repressie. De toenmalige minister van Justitie, Ludovic Moyersoen, paste het systeem van de voorwaardelijke invrijheidstelling op grote schaal toe. Hierdoor werden vele collaborateurs uit de gevangenis ontslagen. Tevens beëindigde hij de uitvoering van de doodstraf, waardoor alle ter dood veroordeelden op een omzetting van het doodvonnis
470
T. Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 422.
154
konden rekenen. Ook Daels werd hierdoor begunstigd. Zijn straf werd omgezet naar een gevangenisstraf van 15 jaar.471 De volgende CVP-regering, die onder leiding stond van Jean van Houtte, had meer moeite om maatregelen tot herziening van de repressie door te voeren. Ze stootten steeds op het verzet van de oppositiepartijen. Na deze regering was het de beurt aan de linkse regering van Acker, die van 1954 tot 1958 regeerde. Het was in deze regering dat de minister van justitie, Albert Lilar, samen met Hubert Halin de terugkeer van Daels voorbereidde. De uiteindelijke terugkeer vond plaats tijdens de regering van Gaston Eyskens en Albert Lilar, die vanaf november 1958 tot 1961 de macht in handen had. Tijdens deze twee regeringen zou de Volksunie hun eis voor amnestie regelmatig kracht bij zetten. Vermoedelijk had de ‘toegeving’ bij de zaken Elias en Daels vooral een symboolfunctie hadden als een ‘teken van goede wil’.472 De voorbereiding van zijn terugkeer Aan de mogelijke terugkeer van Frans Daels werd vanaf het jaar 1953 zowel voor als achter de schermen hard gewerkt. Het IJzerbedevaartcomité nam de rol van luidspreker op zich, terwijl de juristen van de familie, Paul Daels en Andreas Van Houwe, in stilte onderhandelingen voerden met de regering. Op de IJzerbedevaart van 1953 eiste voorzitter prof. Fransen de onmiddellijke terugkeer van Daels. Een Franstalige krant schreef daarover: “En tout cas, la campagne en faveur de l’amnistie de Daels est aujourd’hui officiellement ouverte.”473 De bewering dat de toespraak van Fransen de start was van pogingen om Daels terug naar België te krijgen, was correct. In 1954 verscheen het Verweerschrift inzake Prof. Dr. Frans Daels, dat anoniem werd uitgegeven, maar werkelijk het werk was van Paul Daels en Andries Van Houwe. Daarin werd de verdediging van Daels gevoerd. De auteurs baseerden zich hierbij voornamelijk op het zelfgeschreven Verweerschrift van Daels. Ze besluiten dan ook dat “in Vlaanderen, de mening dat het lijden, dat tot nog toe door prof. Daels werd ondergaan, een sanctie is die in ontzagelijke mate de fouten overtreft die hem zouden kunnen verweten en dat de rechtvaardigheid en de bilijkheid eisen dat te zijnen opzichte maatregelen zouden genomen worden op grond van menselijkheid en generositeit.”474
T . Luykx, Politieke geschiedenis van België, p. 439. T . Luykx, Politieke geschiedenis van België ,p. 448. 473 “Et maitenant, au cas de Daels”, in: La Cité, 13.9.1953. 474 Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, p. 44. 471 472
155
Ook in 1954 richtte de Gentse vereniging Jeugdzorg een jeugdhuis Ten Huize Frans Daels op in het kasteel in Wakken. Het was volgens de oprichters “een trefpunt voor alle Vlamingen en een uitstralingspunt voor Vlaamse aktie” en “Huize Daels is een burcht van Vlaamse Weerbaarheid en een vrijplaats voor alle Vlaamse werking” Men wou het aangekochte kasteel ter beschikking stellen ”van de gànse Vlaamse jeugd en hier moeten we wel even verduidelijken. Alle groepen, alle jongens en meisjes zijn in ons jeugdcentrum welkom, zo zich houden binnen de geest van hun Tehuis die de geest is van prof. Daels.” Men wou vooral een vervanger zijn van de Dietse en Vlaamse jeugdbewegingen tijdens de oorlog “om het zwaard te hersmeden want: HET IS ’T HERSMEDEN WEERD!“ Er werd eveneens een tijdschrift aan verbonden: Huize prof. Dr. Frans Daels, een “Berichtenblad voor vrienden en weldoeners. Verschijnt als ’t past.” De organisatie had het leven van professor Daels als richtsnoer: “zijn levensgedragingen die de leidraad zullen zijn waarlangs wij ons “jeugdcentrum” uitbouwen.”475 Het bestuur zou oproepen voor de terugkeer van hun grote voorbeeld: “‘Men’ heeft Vlaanderen zijn Daels ontnomen! Men houdt Daels van Vlaanderen verwijderd! Maar zijn geest leeft in ons!”476 Op de inhuldiging van het huis waren volgens het tijdschrift “1200 Vlamingen aanwezig, 200-tal jongens en meisjes op bivak.” De vereniging had aan de pers een tekst toegestuurd, die ze echter hadden geweigerd te publiceren. De persttekst, was in telegramstijl opgesteld en klonk als volgt “1) AAN DE REGERING: Duizenden Vlamingen te Wakken bijeen eisen onmiddellijke en onvoorwaardelijke terugkeer prof. Daels naar Vlaanderen daar hij steeds onverfranst onverduits heeft gediend – Zullen niet aflaten tot deze rechtvaardigheidseis is vervuld 2) AAN PROF. DAELS: Duizenden Vlamingen, bij inhuldiging Daelsburcht Wakken bijeen betuigen U hun hulde en dan voor voorbeeld en lessen – Oordelen leemte in Vlaanderen beste bewijs Uwer onmisbaarheid als radikaalvlaamse sociaalchristelijke vrijstaande voorman – Wensen Uw spoedige terugkeer – Zullen ervoor strijden.”477 In dit tweede exemplaar geeft de vereniging nog een boodschap mee: “boodschap namens de heel Nederlandse Beweging: [...] voor de buitenwereld ook heeft dit Daels-tehuis zijn betekenis. Reeds de naam alleen: Daels is een vlag voor onze strijd. Lang genoeg heeft de genadeloze repressie geduurd. Genoeg nu met het onrecht der reeds tien jaar aanslepende gevangenzetting van een Elias, een Ward Hermans, genoeg nu met de verbanning van zovele vooraanstaanden, een Wies Moens, een De Vleeschauwer, een Servaes, een professor Frans Daels. Dit Daels-tehuis is een blijvend verwijt en een bestendige aanmaning voor de Brusselse regeerderskliek: Wij eisen Daels terug en Amnestie!”478 Daels zou hierop een brief schrijven naar de vereniging waarin hij zijn dank uitdrukte voor dit initiatief. De opvoeding van de jeugd lag hem immers nauw aan het hart. Hij gaf hen de volgende 475
Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.3.1954. Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.3.1954. 477 Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.6.1954. 478 Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.6.1954. 476
156
boodschap mee: “ […] zal in U, Vlaamse jeugd, de hogere bezielingen schragen en sterken. Wees nederig in uw Vlaamse grootheid en groot in uw nederigheid. Neem als leuze “ik dien.” Dien uw volk, onversaagd en onverbiddelijk.”479 De vereniging zou echter een stille dood sterven en maar weinig werkelijk invloed bezitten, zoals de mediastilte bewees. Buiten Paul Daels, die in het comité zat, zou de familie Daels zich niet bijzonder bezig houden met deze vereniging, dixit Luc Daels.480 Naast deze openlijke verklaringen van het IJzerbedevaartcomité en de vereniging Ten Huize Frans Daels zouden er vanaf 1957 bijna wekelijks onderhandelingen plaatsvinden tussen Andreas Van Houwe en Hubert Halin. Deze laatste was tijdens de oorlog een Waalse verzetsstrijder geweest, en was aldus de centrale organisator van het Comité d’Appel.
Dit
comité
was
het
vertegenwoordigingsorgaan
van
een
aantal
‘vaderlandslievende’ verenigingen. Hubert Halin was tevens de secretaris-generaal van het Comité d’Action de la Résistance en vormde alzo de verbinding tussen van Acker en de verzetstrijdersverenigingen. Uit een brief van Van Houwe aan de CVP-politici Karel Van Cauwelaert en Jospeph Custers, die ook bij de zaak betrokken waren, vinden we een overzicht van de reeds genomen maatregelen. Het merendeel van de informatie die hieronder staat komt uit dit verslag, dat op 4 augustus 1958 werd opgesteld. Begin 1957 werd een request afgegeven aan de premier dat ondertekend was door 103 personaliteiten die de terugkeer van Daels ondersteunden. Onder hen bevonden zich onder andere Herman Teirlinck, prof. Haessaert, Lode Baeckelmans en prof. Blockmans. Het was de familie van Daels die verantwoordelijk was voor dit initiatief: “Ieder van de zonen kreeg een van Dries zo’n lijst mee van personen. Ik moest de kunstenaars doen. Iedereen was gewillig om te tekenen: Zo wou ik Gerard Walschap de lijst tonen van mensen die reeds getekend hadden, maar wat wou hij niet, hij zei: ‘ik teken omdat ik wil da uw vader terugkomt, en dat we terug ruzie kunnen maken’”481 Daarna werd samen met Halin een brief opgesteld die Daels diende te ondertekenen,. In die brief deed Daels zijn houding bij een eventuele terugkeer uit de doeken. Hij beloofde niet meer aan politiek aan te doen en dat hij zich volledig zou terug trekken uit het openbare leven. Ook moest hij beloven om geen rol meer te spelen bij de IJzerbedevaarten. In deze brief deed Daels dus wat hem door Halin gevraagd werd. Hij verwees ook naar zijn hoge leeftijd als reden om zich terug te trekken. Dit schrijven diende als een geruststelling voor de regering dat de terugkeer van Daels geen nieuwe F. Daels, Boodschap aan het strijdende Vlaanderen, Langemark, Vonksteen, 1954, s.p. Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 481 Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 479 480
157
politieke agitatie zou opwekken. Deze voorwaarden waren voor Halin cruciaal om de onderhandelingen verder te zetten.482 Ondertussen onderhandelde Halin met zijn verzetsachterban over de terugkeer van Daels. Dit ging lange tijd goed, tot het de verweerbewegingen ter oren kwam dat Daels erevoorzitter zou worden van het IJzerbedevaartcomité. Daels werd immers door Clement De Landtsheer gevraagd om het erevoorzitterschap te aanvaarden en of het comité dit op de 30ste bedevaart publiekelijk mochten verkondigden: “Zelfs indien u tegen deze datum nog niet naar Vlaanderen zoudt teruggekeerd zijn, of ook wanneer dit wel zou gebeurd zijn, wat wij allen vurig wensen en hopen.”483 Aangezien het Halins voornaamste zorg was dat de terugkeer van Daels geen rellen zou veroorzaken, besprak hij samen met Van Houwe hoe hierop gereageerd diende te worden. Van Houwe schreef hierover aan Daels: “Met genoegen kan ik getuigen dat, rekening houdend met standpunten die fataal bijna diametraal tegenover elkaar staan, de heer Halin […] blijk gegeven heeft van veel begrip voor de te overwinnen moeilijkheden.”484 De weerstand eiste namelijk dat Daels de naoorlogse bedevaarten zou desavoueren en daardoor ook het erevoorzitterschap diende te weigeren. Halin was het met Van Houwe eens dat professor Daels zoiets niet kon doen. Samen zochten ze naar een manier waardoor Daels het erevoorzitterschap kon aanvaarden, zonder de weerstanders tegen de borst te stoten. Op initiatief van Halin werd besloten dat Daels een brief zou schrijven naar het IJzerbedevaartcomité, “waarin hij dankend voor het ere-voorzitterschap, tevens meedeelt dat hij om verschillende redenen zich niet meer met bedevaartaangelegenheden zal kunnen bezighouden, en waaruit tevens zou blijken dat het ere-voorzitterschap van de bedevaarten niets te maken heeft met de oorlogsperiode.” Op die manier diende Daels de IJzerbedevaarten niet te desavoueren en kon hij het erevoorzitterschap aanvaarden, terwijl het voor de weerstand duidelijk was dat “het ere-voorzitterschap niet bedoeld werd als een ophemeling van de collaboratie als dusdanig.” Van Houwe contacteerde hiervoor het IJzerbedevaartcomité, met de vraag of zij akkoord waren met dergelijk schrijven. Zij antwoorden zonder aarzelen dat deze oplossing voor hen geen enkel probleem was.485 Halin en Van Houwe kwamen overeen dat deze brief van Daels een parafrasering diende te zijn van de verklaring die Daels reeds in november had afgelegd over zijn houding bij zijn terugkeer. Op advies van Halin en Van Houwe werd de brief gedateerd op 5 september (maar dus in werkelijkheid in december geschreven werd) om zo de schijn ADVN 87/82, archief Frans Daels, verklaring Frans Daels, 10.11.1957. ADVN 87/82, archief Frans Daels Clemens De Landtsheer aan Daels, 23.5.1957. ADVN 87/82, archief Frans Daels , Van Houwe aan Daels, 4.12.1957 485 ADVN 87/82, archief Frans Daels , Van Houwe aan Daels, 4.12.1957. 482 483 484
158
hoog te houden. In deze brief schreef Daels dat hij het erevoorzitterschap graag wou aanvaarden en beschouwt als de erkenning “Van het werk dat ik heb mogen verrichten als stichter en voorzitter van de vooroorlogse bedevaarten.” Ook hier verwijst hij weer naar zijn hoge leeftijd en zijn beslissing om “[…] mijn levensavond te wijden aan de voltooiing van mijn wetenschappelijke opzoekingen.”486 Halin verzekerde Van Houwe dat hij op basis van deze twee brieven de terugkomst van Daels zou verkrijgen zonder dat er protest zou komen bij de weerstand. Hij beloofde plechtig zich volledig in te zetten voor de zaak zodra hij dit laatste schrijven in handen had. Van Houwe geloofde hier rotsvast in: “Dit schrijven is naar mijn mening nu het laatste en beslissende stuk dat nodig is om de zaak te doen lukken.”487 De laatste stappen Hubert Halin kwam zijn belofte na. Op 17 maart 1958 zou hij samen met zeven andere vertegenwoordigers488 van de vaderlandslievende verenigingen twee brieven sturen naar de eerste minister en de minister van justitie. De eerste brief zou publiekelijk gemaakt worden aan de pers, terwijl de tweede vertrouwelijk bleef. De ondertekenaars hamerden erop dat ze zich nog steeds tegen elke vorm van amnestie verzetten, maar dat “[…] le règlement des problèmes de la répression, dans un esprit de compréhension, notamment par des mesures individuelles.”489 Daels en Elias waren twee personen die hiervoor in aanmerking kwamen. Ze schreven dat ze met een maatregel ten gunste van Daels niet akkoord gingen, aangezien hij zich van de wet had onttrokken. Alleen als de schuld van Daels niet gebagatelliseerd zou worden en Daels zou beloven dat hij zich buiten de politiek en het publieke leven zou houden dan kon eventueel, vanwege zijn hoge leeftijd, een terugkeer mogelijk worden.490 In de vertrouwelijke brief werd ook aan de familie van Daels een verbod opgelegd om zich ooit nog politiek te engageren.491 Dit werd echter genuanceerd door Andreas Van Houwe, die schrijft dat hij met de ondertekenaars overeengekomen was dat dergelijke voorwaarden onzinnig waren en er voor geopteerd werd dat “Gedurende een gans normale legislatuur van vier jaar geen enkel lid van de familie Daels zou opkomen in om het even welke politieke partij.” Ook de eerste brief werd door van Houwe genuanceerd: “de voorwaarden gesteld in het eerste ADVN 87/82, archief Frans Daels, Daels aan Fransen, 5.9.1947. 87/82, archief Frans Daels , Van Houwe aan Daels, 4.12.157. 488 André Alars, Frédéric Bauthier, Andre De Slaeve, Albert Le Roye, Fernand Demany en Louis van der Schitelen-Rogier. 489 ADVN 87/82, archief Frans Daels, open brief van Hubert Halin et al. aan de eerste minister en minister van justitie, 17.3.1958. 490ADVN 87/82, archief Frans Daels, open brief van Hubert Halin et al. aan de eerste minister en minister van justitie, 17.3.1958. 491 ADVN 87/82, archief Frans Daels , bijlage bij open brief, 18.3.1958. 486
487ADVN
159
schrijven […] zijn dezelfde als degene die ik met de heer Halin heb besproken en die prof. Daels ondertekend heeft. Zij zijn echter in een meer scherpere vorm gesteld, en dit met mijn uitdrukkelijke toestemming, omdat het voor de 7 ondertekenaars aldus enigszins gemakkelijker werd zich te verdedigen tegen de herrie die zij vreesden vanwege hun troepen en die er dan ook gekomen is.”492 Deze ‘herrie’ zou er komen vanuit de achterban van de ondertekenaars. Deze verklaarden aan de twee weerstandsverenigingen Comité D’Action de La Résistance en Confédération Nationale des prisonniers politiques et ayants droit dat zij door het ondertekenen van de motie de zaken Daels en Elias uit de kiesstrijd trachtten te houden. Op die manier zouden ze de amnestiecampagne kunnen opeisen. Maar niet iedereen van de weerstandsbeweging volgde deze redenering. Zo zag een van de ondertekenaars, Fernand Demany, zich verplicht zijn ondertekening terug in te trekken aangezien deze zijn positie als voorzitter van het Onafhankelijkheidsfront in gevaar bracht. De bestuursleden vreesden immers dat hierdoor de indruk werd gewekt dat hij de mening van de hele beweging verkondigde. Volgens Van Houwe bleef Demany persoonlijk wel bij zijn standpunt.493 Een tweede vorm van ‘herrie’ kwam er vanuit het Antwerpse verzetsmilieu. Deze distantieerden zich uitdrukkelijk van de brief van Halin en de andere ondertekenaars, aangezien zij vonden dat de gevallen Elias en Daels niet in aanmerking kwamen voor persoonlijke genade. Zij vonden dat de ondertekenaars, die allen uit het Waalse verzet stamden, onvoldoende op de hoogte waren van de betekenis van de figuren Daels en Elias.494 Halin verzekerde Van Houwe er echter van dat de ondertekenaars, ondanks deze strubbelingen in hun achterban, achter hun handtekening bleven staan.495 Ondertussen was ook de pers op de hoogte van de terugkeerplannen van Daels. De Franstalige socialistische pers reageerde hier niet enthousiast op. Ze hoopten dat, àls Daels terugkwam, hij berecht zou worden: “Que se condamné à mort, un des collaborateurs les plus en vue et particulièrement haissable, commence par se livrer à la justice de son pays”496 Toen in november 1958 de regering Eyskens-Lilar aan de macht kwam, was het voorbereidende werk al gedaan. Samen met Van Houwe sprak Eyskens af dat Daels zonder risico op een gevangenisstraf, kon terugkeren naar België. Op 29 februari 1959 ADVN 87/82, archief Frans Daels, Van Houwe aan Daels, 3.8.1958. ADVN 87/82, archief Frans Daels, Halin aan Van Houwe, 16.4.1958 494 ADVN 87/82, archief Frans Daels, Halin aan Van Houwe, 16.4.1958. 495 ADVN 87/82, archief Frans Daels, Van Houwe aan Daels, 3.8.1958. 496 “Treize ans après sa fuite. Le condamné mort F. Daels veut rentrer au pays.”, in : Peryle, 1.2.1958. 492 493
160
was het zover. Eyskens schrijft hierover in zijn memoires: “Ik zorgde ervoor dat Daels na zijn aankomst in Brussel enkele uren werd aangehouden en daarna wegens gezondheidsredenen en omwille van zijn hoge leeftijd in voorlopige vrijheid werd gesteld.” 497
Op 23 april kwam hij definitief vrij. Hij zou zich eerst kort in Sint-Niklaas vestigen om
uiteindelijk in Bonheiden een kleine praktijk uit te bouwen. Gelijkenissen met de zaak Elias Waarom werd de zaak Daels steeds in een adem vermeld met de zaak Elias? Dit komt allereerst doordat zij tot de weinige collaborateurs behoorden die nog hun straf uitzaten; Elias in de gevangenis en Daels in vrijwillig ballingschap. Beide kwamen dikwijls in de media voor en op Vlaamsgezinde manifestaties als de IJzerbedevaart en het Vlaams Zangfeest werd steevast opgeroepen voor hun terugkeer. Voor de Vlaamse Beweging
vormden
Daels
en
Elias
twee
symbooldossiers
voor
de
‘harde,
onrechtvaardige repressie’. Het feit dat ze alletwee de doodstraf hadden gekregen, speelde ook een rol. Ook werden beide zaken door Hubert Halin behandeld. In het schrijven van 17 maart 1958 had deze samen met 7 vertegenwoordigers van de vaderlandslievende verenigingen aan de terugkeer van Daels én Elias voorwaarden gesteld. Zo mocht Daels niet meer aan politiek doen en diende Elias eveneens afstand te nemen van de politiek, alsook België bij zijn vrijlating ogenblikkelijk te verlaten. Aan de zaak Daels werd echter prioriteit gegeven, en dit tot grote frustratie bij Frans van der Elst, die de raadsman van Elias was: “Aangezien Daels zoals talrijke andere personen in Vlaanderen Rik Elias dankbaar mag zijn omdat hij alleen de verantwoordelijkheid op zich genomen heeft van een politiek en van een aantal zaken waarvan de verantwoordelijkheid gedeeld was […] ik ben het ook niet eens met de thesis dat Elias maar geduld moet hebben en wachten tot de zaak Daels in orde komt. […] Elias zit negen jaar, heeft genoeg geboet voor een zuiver politiek delict. Prof. Daels heeft zich aan het gerecht onttrokken, heeft geen dag in de gevangenis doorgebracht (Goddank).”498 Een andere gelijkenis vinden we in het feit dat beiden door de bemiddelingen van Eyskens uiteindelijk in vrijheid werden gesteld.
497 498
G. Eyskens, Gaston Eyskens: de memoires, Tielt, Lannoo, 1993, p. 487. F. Van der Elst, De bewogen jaren: mijn memoires 1920-1958, Tielt, Lannoo, 1985, p. 130..
161
Hoofdstuk VI: Zijn laatste jaren Op 77-jarige leeftijd keerde Daels terug naar België. Hij zou zich vestigen in Bonheiden, dicht bij zijn zoon Paul, om nog tot 1965 jaar werkzaam te blijven in het Imeldaziekenhuis. Hier ontving hij patiënten ontving en zette hij zijn onderzoek naar kanker voort. Hij zou zich gedurende deze periode houden aan de hem opgelegde voorwaarden en zou nimmermeer naar de IJzerbedevaarten terug keren. Naast zijn bezigheden in het ziekenhuis zou Daels zich vanaf 1966 opnieuw bezighouden met de publicatie van boekjes: Levenswijsheid (1967) Opvoeding (1968) en Mensen (1970). Hij wou ook een autobiografie uitgeven, maar werd daartoe weerhouden door Germain Lefever en Andreas van Houwe, die allebei vonden dat Daels zichzelf in zijn manuscript herhaalde en verouderd uit de hoek kwam. Daels legde in eerste instantie hun commentaren naast zich neer, tot Lefever zelf zover ging om te schrijven dat “Hij, die kan beletten dat dit stuk verschijnt, zal U beschermen tegen Uzelf en het aureool dat om U hangt glanzend houden.”499 De woorden van Lefever drongen door en het manuscript werd niet gepubliceerd. Op 17 januari 1967 overleed Daels’ echtgenote. Dit was een zware klap voor Daels “zij was zijn alles.”500 Als eerbetoon werd op de IJzerbedevaart van dat jaar tijdens de hulde voor de Vlaamse vrouwen een speciale hulde aan mevrouw Daels gebracht.501 Los daarvan wou Daels tijdens diezelfde bedevaart wenste Daels een tekst van hem te laten voorlezen, aangezien het hemzelf verboden was om op publieke manifestaties, en zeker op de IJzerbedevaart, aanwezig te zijn. Dit werd door het IJzerbedevaartcomité betreurd. Er werd dan ook besloten om de boodschap voor te lezen en te kaderen in een algemne eis voor amnestie.502 In 1972 werd Daels de Albert Sweitzer-prijs van de Zwitserse Johan-Wolfgang von Goethe-stichting toegekend. Hij verkreeg deze onderscheiding ”omwille van de diepe sociale inspiratie die zijn wetenschappelijk en geneeskundig werk heeft bezield en zijn streven naar een betere verstandhouding binnen de grote mensengemeenschap.”503 Daels verkeerde in de mening dat er een geldsom verbonden was aan de prijs, die hij al ogenblikkelijk aan de sociale werking van de studenten toewees. Het was echter een
499
ADVN 87/82, archief Frans Daels, Lefever aan Daels, 6.9.1967. Interview Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012. 501 ADVN 87/82, archief Frans Daels, Devriendt aan Lefever, 4.7.1967. 502 ADVN 87/82, archief Frans Daels, briefwisseling Daels en Franssen, 1.5.1967, 13.5.1957. 503 “Albert Schweitzerprijs voor prof. Frans Daels” In: Het Laatste Nieuws, 31.12.1971. 500
162
bekroning ‘Honoris Causa’, maar de wegschenking was een typerend voorbeeld voor Daels’ sociaalvoelendheid.504 Ondertussen
was
Daels
verhuisd
naar
een
appartement
in
het
Maria-
Middelaresziekenhuis in Gent. Daar was zijn zoon José hoofd was van de materniteit. In zijn laatste levensjaren zou Daels nog verschillende keren geïnterviewd worden. In deze gesprekken drukte hij steeds zijn voorkeur uit om het over de Eerste Wereldoorlog te hebben. Over de collaboratie sprak hij zelden of nooit, ook niet met zijn eigen familie.505 Daels overleed op 22 december 1974, enkele dagen voor zijn 93ste verjaardag. Zowel de Nederlandstalige als de Franstalige kranten wijdden verschillende pagina’s aan het leven van ‘de sociaal bezielde Vlaming’.506 Volgens de krant La Lanterne hielden “500 extrémistes flamands” die van plan waren om die dag een mars op Brussel te houden, een minuut stilte ter ere van Daels.507 Op de begrafenis in de Sint-Pietersabdij te Gent werd afscheid genomen van Daels door veel van zijn goede vrienden, zoals Elaut en Lefever. In 1983 werd een hulde gebracht aan Daels, die “100 jaar geleden geboren werd.” Wie de rekensom maakt, ziet dat dit niet klopt. In 1982 slaagde men er omwille van praktische beslommeringen niet in om de hulde te laten doorgaan, dus werd ze verschoven naar 1983. De hulde vond plaats in de Bijloke, waar zijn zoon Paul concludeerde dat “een hulde aan Frans Daels is een hulde aan het Vlaamse volk, op de eerste plaats aan hen die er voor leden en streden, aan het grote leger van duizenden Vlaamse idealisten, aan de kleine Vlaamse man die door zijn edelmoedigheid heeft bereikt dat dit volk nog leeft.”508
L. Elaut, Mijn memoires, p. 412. “WOI tekende zijn leven. Prof. Dr. Daels wordt 90!”, in: Gazet van Antwerpen, 6.1.1972. 506 “Prof. Daels overleden”, in: De Standaard, 23.12.1974. 507 Avant de marcher sur Etterbeek, 500 extremistes flamands ont rendu hommage au professor Frans Daels que était mort le matin à Gand” In: La Lanterne, 23.12.1974. 508 ”Massa op herdenking van wetenschapsman en flamingant“, in: De Standaard, 7.2.1983. 504 505
163
Conclusie De periode na de Tweede Wereldoorlog wordt gekenmerkt door pogingen om Daels’ naam te zuiveren. Nadat hij bij verstek ter dood veroordeeld werd, zag zijn omgeving in dat van een normaal leven geen sprake kon zijn. Om Daels’ uit de handen van het gerecht te houden vluchtte hij naar Zwitserland. Het zuiveren van Daels’ naam werd niet meer prioritair geacht. De familie zou zich louter bezighouden met het verwezenlijken van een vrije terugkeer van Daels. Van amnestie is er dan ook geen sprake: Daels’ zijn schuld werd nooit ter discussie gesteld. Op die manier hoopte de familie Daels’ terugkeer sneller te verwezenlijken. Er zou dus nooit sprake zijn van een kwijtschelding van Daels’ schuld. Desalniettemin was het niet eenvoudig om Daels’ terugkeer te organiseren. Andreas Van Houwe en Hubert Halin onderhandelen er bijna drie jaar over. Ze moesten immers met verschillende factoren rekening houden. Zo was Daels voor de amnestiebeweging een symbooldossier, waardoor de verzetsbewegingen lange tijd zijn terugkeer tegenhielden. De regering vreesde dat de terugkeer van Daels een storm van protest zou veroorzaken, iets wat ze ten allen tijde wou vermijden. Het is dan ook aan het voorzichtig handelen van Halin en Van Houwe te danken dat hij uiteindelijk kon terugkeren. Daels had geen probleem met de voorwaarden die aan zijn terugkeer waren opgelegd. Hij was ondertussen een man op leeftijd en had niet langer de wens om zich politiek te engageren. De laatste jaren van zijn leven bracht hij dan ook door zonder zich nog in de Vlaamse Beweging te engageren.
164
Conclusie “Laat de geschiedenis over Frans Daels spreken, het is nog te vroeg om over hem een definitief oordeel te vellen. Ik wacht dat oordeel af”509 De doelstelling van deze masterthesis was om een objectief beeld te schetsen van Frans Daels’ bewogen leven. Aan de hand van de studie van zijn volledige levensloop werd de premisse van deze thesis bewezen: zijn Vlaamsgezindheid en sociaalvoelendheid vormden wel degelijk de stuwende krachten in Daels’ leven. De voornaamste pijler van de persoon Daels was zijn sociale bewogenheid. Tijdens zijn geneeskundige studies kwam hij in contact met de zwakkeren van de maatschappij en besloot hij om zich zijn leven lang in te zetten voor de armen. Hij kan beschouwd worden als een van de grootste promotors van de sociale geneeskunde. Steeds benadrukte hij bij zijn studenten de noodzaak van sociaal engagement als geneesheer: “Hij heeft nooit een student laten zakken wegens onvoldoende obstetrische kennis, maar hij heeft er velen uitgekafferd omdat ze naar zijn mening onvoldoende sociale zin hadden.”510 Voor Daels dienden de studenten zich in te zetten voor hun volk. Ook zijn strijd voor een eigen Academisch Ziekenhuis dient in deze context gezien te worden: hij wou dat de studenten én geneesheren niet langer in (dure) privéklinieken opereerden, maar zich allen zouden inzetten ten voordele van het wetenschappelijk onderzoek en de minderbedeelden. Eén van zijn redenen om toe te treden tot het VNV was dan ook het sociale programma van de partij. In de met het VNV gelieerde organisaties Winterhulp en Voor Moeder en Kind was Daels bijzonder actief en zou hij belangeloos de moeilijke oorlogssituatie van de bevolking proberen te verzachten. Zijn hele leven lang publiceerde Daels sociaalgeneeskundige boekjes, zoals Voor Moeder en Zuigeling, die hij quasi gratis uitdeelde aan zijn doelpubliek. Tot op hoge leeftijd zou hij patiënten ontvangen en kankeronderzoek uitvoeren. Hij werd op het einde van zijn leven beloond voor zijn inspanningen met de Albert Sweitzerpenning. Hij kreeg deze omwille van de diepe sociale inspiratie die zijn wetenschappelijk en geneeskundig werk bezield had. Het was door deze sociaalvoelendheid dat Daels het als zijn plicht beschouwde om zich als vrijwilliger te melden toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Door de confrontatie met de wantoestanden in de loopgraven zou Daels zich het lot van de ‘Vlaamse jongens’ aantrekken. Tot dan toe had hij geen banden met de Vlaamse beweging. Hijzelf was 509 510
L. Elaut, Mijn memoires p. 413. L. Elaut, Mijn memoires p. 413.
165
Franstalig opgevoed en ook bij hem thuis was Frans de voertaal. Zijn Nederlands was dan ook verre van perfect toen hij aan het front terechtkwam. Toch zou hij zich onmiddellijk identificeren met de Vlaamse soldaten. Zij waren volgens hem het slachtoffer van het Franstalige legerbestuur. Voor Daels was zijn Vlaamsgezindheid een natuurlijke verlengstuk van zijn sociale bewogenheid. Via allerlei sociale initiatieven streefde hij ernaar om de zedelijkheid van de soldaten te verbeteren, en om hen ook een vorm van intellectuele ontspanning aan te bieden. Daartoe richtte hij het SKVH op, dat door een slim maneuver van Daels het verbod op de studieverenigingen overleefde. Aan het front kwam hij ook in contact met andere Vlaamsgezinden, waardoor hij één van de gezichten werd van de Frontbeweging. Hij zou niet aarzelen om zijn mening te verkondigen in de verschillende frontblaadjes en werd hoe langer hoe meer radicaal Vlaamsgezind. De rest van zijn leven zou dan ook in het teken staan van de Vlaamse strijd. In de jaren tussen de twee wereldoorlogen zou Daels zich ontpoppen als één van de meest vooraanstaande Vlaamse figuren zonder zich daartoe in de politiek te engageren. Het ‘geweten van Vlaanderen’ klaagde als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité jaar na jaar al de ‘onrechtvaardigheden tegen Vlaanderen’ aan. Ook aan de universiteit zou hij radicaal veranderen. Voor de oorlog had hij zich niet gemengd in het debat over de vernederlandsing van de universiteit, maar nu zou hij er zich ten sterkste voor uitspreken. Daels keuze om tijdens de Tweede Wereldoorlog te collaboreren met de Duitsers werd ingegeven door zijn Vlaamsgezindheid. Hij was er werkelijk van overtuigd dat de oorlog ten einde was gekomen en dat hij zijn Vlaamse en sociale doelstellingen het best zou kunnen verwezenlijken door met de bezetter samen te werken. Hij meende dat hij dit het best kon doen door toe te treden tot het VNV. Deze partij profileerde zich op dat moment als dé partij die met de Duitsers zou kunnen onderhandelen en die bovendien een sociaal programma had. In eerste instantie ging alles goed, maar al snel zou hij tot de conclusie komen dat zijn vertrouwen en zijn naam misbruikt werden. Vooral zijn initiële enthousiasme voor het Vlaams Legioen kreeg een deuk toen bleek dat de Duitsers zich aan geen enkele belofte daaromtrent hadden gehouden. Samen met de steeds groter wordende invloed van de SS in Vlaanderen, hetgeen Daels als zeer schadelijk beschouwde, vormde dit dan ook de reden waarom hij in 1943 zijn definitieve ontslag indiende bij het VNV. Dit vormde meteen het einde van zijn politieke carrière. Ondanks zijn sociaalvoelendheid en Vlaamsgezindheid zou hij tijdens de oorlog de grenzen van het accepteerbare overschrijden door zijn nieuw verkregen invloed te misbruiken. We hebben dan ook uitgebreid de verschillende ‘verklikkingszaken’ 166
besproken, Ook al was de conclusie hiervan dat er van een een werkelijke ‘verklikking’ geen sprake was, toch zijn het stuk voor stuk voorbeelden van Daels die zijn contacten met de bezetter misbruikt om zijn zin te krijgen. Desalniettemin was Daels er zich niet van bewust dat hij tijdens de oorlogsjaren iets verkeerd had gedaan. Zijns inziens had hij louter gehandeld uit Vlaamsgezindheid en sociaalvoelendheid. Het zouden zijn familie en vrienden zijn die de professor ervan overtuigden om onder te duiken. Nadat hij voor zijn oorlogsdaden bij verstek ter dood veroordeeld werd, zou Daels in de pen kruipen en zichzelf door middel van een verweerschrift verdedigen. Uit dit verweerschrift blijkt duidelijk hoe hij ervan overtuigd was dat zijn daden tijdens de oorlog de belangen van het Vlaamse volk verdedigden. We kunnen dus concluderen dat Daels’ Vlaamsgezindheid en sociaalvoelendheid, de basisfundamenten van zijn leven, zowel positieve als negatieve gevolgen hadden. Maar of de geschiedenis nu definitief een oordeel heeft geveld, laten we in het midden. Het is alleszins duidelijk dat beide aspecten zijn leven en daden overheerst hebben en het beeld dat van de figuur Daels gevormd hebben. In de Vlaamsgezinde literatuur zal hij omwille van deze twee aspecten nog steeds een aureool aangemeten krijgen. Daarbij deden ze al te makkelijk zijn collaboratie af als een ‘vergissing’. Voor deze auteurs was Daels als een soort Vlaamse profeet. Langs de andere kant werden ook verscheidene anti-Daelse geschriften uitgegeven. Daar focust men voornamelijk op zijn collaboratie. Tenslotte dient er opgemerkt te worden dat er zeker nog ruimte is voor verder onderzoek. Eigenlijk zijn Daels’ bezigheden, zoals het Academisch Ziekenhuis en de IJzerbedevaarten, hier maar ‘kort’ besproken in vergelijking met wat mogelijk is. Aangezien men in een biografie niet alle aspecten kan bespreken zonder langdradig of irrelevant te worden, is niet alles gedetailleerd besproken. Er kan dus zeker verder onderzoek gedaan worden naar de rol van Daels in het Academisch Ziekenhuis, of een specifieke studie over zijn rol als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité.
167
Opgave van bronnen en literatuur Bronnenmateriaal
Archiefbestanden 1. Archief van de Universiteit Gent
Personeelsdossier Frans Daels
Briefwisseling Frans Daels – Frans Van Cauwelaert
2. Krijgsauditoraat (depot Cuvelier)
Strafdossier Frans Daels
3. Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams Nationalisme
ADVN 96/220 Leo D’hont
Briefwisseling oorlogsbedevaarten
ADVN 88/124 Staf Vermeire
Briefwisseling Daels tijdens en na de oorlog
ADVN 87/403 Staf Vermeire
Briefwisseling Daels met bezetter
ADVN 87/820 Frans Daels
Briefwisseling Daels na de oorlog
ADVN 96/132 Godelieve Daels
Briefwisseling Daels interbellum 4. Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij
AB 2428 krantenknipselmap Frans Daels
Mondelinge bronnen Interview met Luc Daels, afgenomen op 6.6.12.
168
Pers BOEY (M.). “A. Schweitzerprijs: prof dr. Fr. Daels 90!” In: Het Pennoen, 1.3.1972. “Professor Daels ‘Testamentuitvoerder van de ijzer.’” In: ’t Pallieterke, 7.1. 1982. “Onvermoeibaar in witte jas in labo in Bonheiden. Prof. Dr. Fr. Daels: leven om armen te helpen.” In: De Standaard, 7.1.1967. “Frans Daels, een officier van de IJzer.” In: De Standaard, 7.1.1972. “Treize ans après sa fuite. Le condamné mort F. Daels veut rentrer au pays.” In : Peryle, 1.2.1958. “Uit het oorlogsdagboek van Prof. Daels: hoe de voorzitter van het IJzerbedevaartcomité door een Vlaamschatend officier mishandeld werd en ternauwernood aan den dood ontsnapte.” In: Volk en Staat, 3.8.1940. “Frans Daels bij verstek ter dood veroordeeld.” In: De Standaard, 27.6.1946. “professor Daels ter dood veroordeeld” In: De Nieuwe Gentenaar, 31.6.1946. ”Et maitenant, au cas de Daels.” In: La Cité, 13.9.1953. Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.3.1954. Huize prof. Dr. Frans Daels, 1.6.1954. “Albert Schweitzerprijs voor prof. Frans Daels” In: Het Laatste Nieuws, 31.12.1971. “WOI tekende zijn leven. Prof. Dr. Daels wordt 90!” In: Gazet van Antwerpen, 6.1.1972. “Prof. Daels overleden” In: De Standaard, 23.12.1974. “Avant de marcher sur Etterbeek, 500 extremistes flamands ont rendu hommage au professor Frans Daels que était mort le matin à Gand” In: La Lanterne, 23.12.1974. ”massa op herdenking van wetenschapsman en flamingant“ In: De Standaard, 7.2.1983.
169
Afbeeldingen
Onbekend, Verloskundige Frans Daels in toga met eretekens. Zwart-wit foto, s.d., Collectie Universiteit Gent.
Onbekend, De leiders van de Frontbeweging met Frans Daels in het midden. Zwartwit foto, s.d., Collectie universiteit Gent. Onbekend, Frans Daels als spreker op de IJzerbedevaart van 1939. Zwart-wit foto, 20.8.1939, illustraties Greep naar de macht.
Onbekend, Voorzitter Frans Daels tijdens zijn toespraak. Zwart-Wit foto, 22.8.1943, Archief Clemens De Landtsheer, zoals na diens dood bij testament overgemaakt aan Carlos Van Louwe.
Onbekend, Frans Daels op 75-jarige leeftijd. Zwart-Wit foto, s.d., collectie Universiteit Gent
170
Literatuur
Boeken BAL (J.). De IJzerbedevaarten als reflector van twintig jaar Vlaamse beweging (19201939). Leuven (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Leuven), 1984, 130 p. (promotor: L. Wils). BASSE (M.). De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930. Gent, Van Rysselberghe en Rombout, 1933, 333 p. BECUWE (F.) en DE LENTDECKER (L.). Van IJzerfront tot zelfbestuur. Veurne, De Klaproos, 1993, 94 p. BOEY (M.). Zo leefde zo sprak Prof. Dr. Frans Daels. Diksmuide, IJzerbedevaartkomitee, 1972, 163 p. CARNEWAL (B.). Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rjksuniversiteit Gent tijdens de Tweede Wereldoorlog. Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 1992, 319 p. (promotor J. Art). DAELS (F.). Aan de hand- en geestesarbeiders van Vlaanderen. Brussel, Dietschland, 1940, 19 p. DAELS (F.) Aan de jeugd van Vlaanderen. Brussel, Dietschland, 1940, 15 p. DAELS (F.). Acht voordrachten voor onze studenten. Leuven, Blauwvoet, 1935, 117 p. DAELS (F.). Au sujet de l'éclampsie et son traitement. Gent, Eylenbosch, 1910, 144 p. DAELS (F.). Boodschap aan het strijdende Vlaanderen. Langemark. Vonksteen, 1954. s.p. DAELS (F.). Kapittels uit de practische gynaecologie. Tielt, Lannoo, 1928, 164 p. DAELS (F.). Le problème du cancer, Genève, Editions Humaines, 1950, 189 p. DAELS (F.). Lezingen voor de brankardiers der voorlinie. Parijs, De Mesmaeker-Froment, 1915. s.p. DAELS (F.). Vlaanderen in 1936: vier toespraken van prof. Daels. Antwerpen, De Sikkel, 47 p. 171
DAELS (F.). Volksfierheid: bladzijden uit den oorlog door een krijgsdokter van op den IJzer. Calais, Imprimerie des Orphelins, 1914, 74 p. DAELS (F.). Voordrachten over verpleegkunde en sociale geneeskunde. Antwerpen, De Sikkel, 1937, 135 p. DAELS (F.). Voor onze jongens. Leuven, Vlaamsche boekenhalle, 1922, 63 p. DAELS (F.). Voor moeder en zuigeling. Utrecht, De Haan, 1943. 177 p. DAELS (F.). Voor onze Vrouwen. Veurne, M. Ghyssaert-Deleye, 1916, 8 p. DAELS (F.). Vrouwen, moeders, jeugd. Antwerpen, Volk en Staat, 1942, 36 p. DAELS (F.). Operatieve verloskunde. Leuven, Vlaamsche boekenhalle, 1920, 224 p. DAELS (F.). Weerbaarheid. Landsverdediging met niet-militaire middelen. Rede gehouden voor het verbond VOS te geel, op 29 augustus 1937. s.l., s. n., 1937, 47 p. DE BRUYNE (A.). De kwade jaren. 5: Robert Brasillach, fascist; Professor Daels; Drie dagen bij Degrelle; Dr. Edgard Muylle; De méns Borms, Elias als leider van het VNV. Brecht, De Roerdomp, 1976, 268 p. DEDEURWAERDER (J.). Professor Speleers: een biografie. Antwerpen. Perspectief, 2002, 900 p. DERINE (R.). Repressie zonder maat of einde? Terugblik op de collaboratie, repressie en amnestiestrijd. Leuven, Davidsfonds, 1978, 195 p. DE WEVER (B.). Greep naar de macht : Vlaams-nationalisme en nieuwe ord : het VNV 1933-1945. Gent, Perspectief, 1994, 701 p. DE WEVER (B.). Oostfronters : Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS. Tielt, Lannoo, 1984, 180 p. DE WEVER (B.). Vlag, groet en leider: geschiedenis van het Vlaams Nationaal Verbond, 1933-1945. Gent (onuitgegeven doctoraatsverhandeling Universiteit Gent), 1992, 1501 p. (promotor: H. Balthazar). ELAUT (L.). Een epos: het Gentse akademisch ziekenhuis. Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1977, 83 p. 172
ELAUT (L.). Mijn memoires: van Keiberg tot Blandijnberg. Beveren, Orion, 1981, 606 p. ELIAS (H.J.). Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging 1914/1939. De eerste wereldoorlog en zijn onmiddellijke nasleep. Augustus 1914/november 1919. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1969, 267 p. ELIAS (H.J.) Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914/1939. Vlaamse wederopbouw in jaren van politieke onmacht en stijgende verwarring. November 1919 / december 1928. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1969, 199 p. ELIAS (H.J.). Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914/1939. De verovering van de grote taalwetten en het groeiend radikalisme in Vlaanderen. December 1928 / mei 1936. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1969, 212 p. EYSKENS (G.). Gaston Eyskens: de memoires. Tielt, Lannoo, 1993, 1005 p. (ed. J. SMITS). Frans Daels ter dood veroordeeld, Gent, La Presse Liberale Gantoise, 1947, 36p. HUYSE (L.) en DHONDT (S.). Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in België, 1945-1952. Leuven, Kritak, 1991, 331 p. LUYKX (T.). Politieke geschiedenis van België van 1789 tot heden. Amsterdam, Elsevier, 1973, 706 p. SEBERECHTS (F.). Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie. Leuven, Davidsfonds, 1994, 224 p. SEBERECHTS (F.) en VERDOODT (F.J.). Leven in twee werelden : Belgische collaborateurs en de diaspora na de Tweede Wereldoorlog. Leuven, Davidsfonds, 2009. 236 p. VANACKER (D.). De Frontbeweging: de Vlaamse strijd aan de IJzer. Koksijde, De Klaproos, 2000, 480 p. VAN LOUWE (C.) en VERSTRAETE (P.J.). De Oorlogsbedevaarten : kroniek van de vergeten IJzerbedevaarten 1940-1944. Kortrijk, Groeninghe, 2002, 209 p. VAN DER ELST (F.). De bewogen jaren: mijn memoires 1920-1958. Tielt, Lannoo, 1985, 264 p.
173
VERSTRAETE (P.J.). Hendrik Jozef Elias: biografie. Kortrijk, Verstraete, 2005, 2 dln. 506 + 1238 p. VERMEYLEN (A.). Verzameld werk. Deel 4. Brussel, Manteau, 1955, 6 delen, 943 p. Verweerschrift inzake prof. Dr. Frans Daels, s.n., s.l., 1954, 45 p. WILS (L.). Flamenpolitik en aktivisme: Vlaanderen tegenover België in de eerste wereldoorlog. Leuven, Davidsfonds, 1974, 272 p. WOUTERS (N.). De Führerstaat: overheid en collaboratie in België (1940-1944). Tielt, Lannoo, 2006, 264 p. Artikels AERTS (K.). “De bestraffing van de collaboratie na de Tweede Wereldoorlog. Beeldvorming en onderzoek.” In: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 2009, 21. pp. 55-92. ELAUT (L.). “In memoriam prof. Dr. Frans Daels. Een poging tot doorlichting van zijn wetenschappelijk oeuvre.” In: Wetenschappelijke tijdingen, 34 (1975), 1, pp. 1-10. GILISSEN (J.). “Étude statistique sur la répression de l’incivisme.’’ In: Revue de droit pénal et de criminologie. 1951, 31, 5, pp. 513-628. DEPREZ (A.). “Frans van Cauwelaert en Frans Daels in 1917-1918.” In:Wetenschappelijke tijdingen, 43 (1983), 2, pp. 97-103. DE SMET (G.) en THIERY (M.). Nationaal biografisch woordenboek, Brussel, Paleis der Academiën, 1996, var. pag. WILLEMSEN (A.). “Geyl als grootnederlander in de jaren twintig.” In: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 90, 1985, pp. 458-473.
174
Bijlagen 1 )Bijgevoegde CD-ROM van interview met Luc Daels, afgenomen op 6.6.2012.
2 )Overeenkomst tot audio-opname en gebruik van de inhoud van een interview. Ondertekend door Luc Daels. Ondergetekende, De heer / mevrouw ………………………………………………………………………………………………… ………. Adres ………………………………………………………………………………………………… ………. Postcode en plaats ………………………………………………………………………………………………… ………. Telefoonnummer ………………………………………………………………………………………………… ………. hierna te noemen ‘de respondent’ en Mevrouw Adres Postcode en plaats Telefoonnummer
Wendy Lisarde kouterbosstraat 48A 9041 Oostakker 0475342281
komen het volgende overeen: Betreffende Een interview Geregistreerd op 1. Wendy Lisarde bevestigt dat het genoemde verhaal enkel voor wetenschappelijke, educatieve of sociaal-culturele doeleinden zal worden gebruikt op de wijze aangeduid in punten 2 en 3 en dit zonder winstoogmerk. Bij elk ander gebruik is vooraf schriftelijke toestemming van de geïnterviewde vereist. 2. De respondent verleent Wendy Lisarde de toestemming om, zonder dat daarvoor een vergoeding moet worden betaald, zijn verhaal O geheel O gedeeltelijk te gebruiken voor 175
O wetenschappelijk onderzoek O presentatie in gedrukte vorm O presentatie als audiofragment (bvb. bij tentoonstellingen) O presentatie op internet O presentatie op radio
O inspiratiebron voor culturele producties (vertelavonden, toneel, …) O ter promotie of ter illustratie bij andere projecten rond mondeling erfgoed Indien gedeeltelijk werd aangeduid, gelieve hierna per passage aan te geven welk voorbehoud wordt gemaakt: ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………… 3. De respondent bevestigt dat zijn verhaal geen inbreuk pleegt op auteursrechten die toebehoren aan derden en vrijwaart Wendy Lisarde voor alle aanspraken die derden zouden kunnen uitoefenen in verband met de in deze overeenkomst verleende rechten. 4. Het verhaal mag niet openbaar gemaakt worden op een wijze waardoor inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijkheidsrechten van de respondent. Er mogen evenmin wijzigingen worden aangebracht zonder de toestemming van de respondent (met uitzondering van louter formeel-technische aanpassingen). 5. Telkens het verhaal gebruikt wordt, zoals vermeld in de punten 1 en 2, wordt de naam van de respondent vermeld. Indien de respondent dit uitdrukkelijk wenst, wordt zijn/haar naam niet vermeld. (Zie nota “Ik wens dat mijn naam niet vermeld wordt” boven de handtekening op het einde van het contract). 6. Bij gebruik van het verhaal voor een publicatie in gedrukte vorm levert Wendy Lisarde per omgaande en zonder kosten een bewijsexemplaar aan de respondent.. 7. Suzanne Lambert verplicht zich tegenover de respondent het verhaal op deskundige wijzete bewaren en te beheren en er als een ‘goede huisvader’ zorg voor te dragen.8. Suzanne Lambert draagt de kosten van bewaring en beheer.9. Deze overeenkomst geldt voor onbepaalde duur. De respondent kan hieraan een einde stellen bij aangetekend schrijven dat na drie maanden uitwerking zal hebben. Een dergelijke beëindiging zal geen effect hebben op reeds aangegane engagementen. Aldus opgemaakt in 2 exemplaren te ……………………………………… op ……………………………….. De respondent
Wendy Lisarde
176
177