Oma’s Tijd Amsterdam Museum
KORTE INFORMATIE Onderwerp: Oma’s Tijd Doelgroep: Groep 1-2 Vakgebieden: Oriëntatie op jezelf en de wereld Taal Omvang:
Voorbereidende les in de klas: ca. 45 min Bezoek Amsterdam Museum: ca. 1 uur Verwerkende les in de klas: ca. 30 min
Samenstelling: Vormgeving: Poppenspel:
Team publiek & educatie, Amsterdam Museum Team e-cultuur, Amsterdam Museum Karin Somers
Tijdens de ontwikkeling van dit programma is er samengewerkt met Anneke Zielhorst van het ABC, het taalexpertisecentrum op gebied van onderwijs (zie www.hetabc.nl)
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 6 2.
Algemene informatie
7
3.
Opbouw van het programma
8
4.
Voorbereidende les in de klas
9
5.
Programma in het Amsterdam Museum
11
6.
Verwerkingsles in de klas
12
7.
Kerndoelen
14
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1 2 3 4
Historische achtergrond voor de docent Woorden & Begrippen Het spelliedje Werkwijze
1 INLEIDING Het programma Oma’s Tijd is speciaal ontwikkeld voor de eerste groepen van het primair onderwijs. Tijdens het programma ontdekken de leerlingen op een vrolijke en speelse manier het museum. In de voorbereidende les op school maken de leerlingen kennis met Jan Klaassen en Katrijn en leren zij het spelliedje ‘Ik stond laatst voor een poppenkraam’. In het museum ontdekken ze samen met de handpoppen voorwerpen uit oma’s tijd. Het spelliedje wordt gezongen en op de museumzolder mogen de leerlingen ruiken, voelen en luisteren. Wij zijn benieuwd naar je gedachten over Oma’s Tijd. Je kunt je opmerkingen en suggesties mailen naar
[email protected], met als onderwerp: Opmerkingen Oma’s Tijd. Wij wensen jullie veel plezier tijdens het programma!
Team publiek & educatie Amsterdam Museum
-6-
2
ALGEMENE INFORMATIE
Tarief en reserveren Het actuele onderwijstarief vind je op www.amsterdammuseum.nl. Het onderwijstarief is per 15 leerlingen en inclusief de begeleiding van een museumdocent en de entree van het museum. Het museumbezoek duurt 1 uur. Reserveren graag minimaal twee weken van te voren via het reserveringsformulier op www.amsterdammuseum.nl of per email:
[email protected]. Telefonisch is boekingen bereikbaar op 020-5231730 van ma t/m vrij tussen 13.00-17.00 uur. NB Annulering van een gereserveerd bezoek kan tot uiterlijk één week voor de afgesproken datum, tegen betaling van €11,50 administratiekosten. Bij latere afzegging wordt het hele bedrag in rekening gebracht. Adres Schoolgroepen melden zich vóór hun bezoek bij de centrale kassa. Deze is te bereiken via Kalverstraat 92 en Sint Luciënsteeg 27. Openingstijden Dagelijks 10.00-17.00 uur. Bereikbaarheid Vanaf station Amsterdam CS: 12 minuten lopen via Damrak, Dam en Kalverstraat. Tram 1, 2, 4, 5, 9, 16, 25 en 25: halte Spui. Eigen bussen kunnen stoppen op de Nieuwezijds Voorburgwal (geen parkeerplaats). Huisregels museumbezoek Wij verwachten een actieve houding van de leerkracht(en) en de begeleiders om het bezoek prettig te laten verlopen. Wil je daarom van te voren de leerlingen én de begeleiders op de hoogte stellen van onze huisregels? 1. 2. 3. 4. 5.
Je blijft als leerkracht verantwoordelijk voor het gedrag van de leerlingen. De objecten in het museum mogen niet worden aangeraakt. Vertel de leerlingen ook waarom dit niet mag. Er mag niet worden geschreeuwd of gerend. Op de zalen mag niet worden gegeten, gedronken of gerookt. Ook kauwgom is niet toegestaan Op de zalen moeten mobiele telefoons op stil gezet worden.
-7-
3
OPBOUW VAN HET PROGRAMMA
Voorbereidende les in de klas (ca. 45 min) • DVD kijken • Onderzoeksvragen • Spelliedje ‘Ik stond laatst voor een poppenkraam’. • Huisregels Programma in het Amsterdam Museum (ca. 1 uur) De museumdocenten ontvangen de groep bij de ingang van het museum. Samen met Jan Klaassen en Katrijn bezoeken de leerlingen het museum. Er wordt gestart of geëindigd met een activiteit op de museumzolder. Verwerkingsles in de klas (ca. 30 min) Kringgesprek over bezoek, eventueel terugkomen op onderzoeksvragen en nieuwe begrippen en woorden. Doelstellingen • De leerlingen • De leerlingen • De leerlingen • De leerlingen • De leerlingen • De leerlingen
begrijpen wat ‘een museum’ is; maken kennis met het begrip ‘vroeger’; leren zich voor te stellen hoe het vroeger was; leren nieuwe woorden; begrijpen alles wat de museumdocent vertelt; gebruiken verschillende zintuigen.
In het laatste hoofdstuk van deze handleiding vind je de aansluiting bij de kerndoelen.
-8-
4
VOORBEREIDENDE LES IN DE KLAS
(Tijdsduur: ca. 45 minuten)
Activiteiten • DVD kijken waarin Jan Klaassen en Katrijn besluiten naar het museum te gaan. • Er komen begrippen aan bod zoals ‘vroeger’ en ‘museum’. • Aansluitend een kringgesprek. • Onderzoeksvragen oproepen en opschrijven. • Spelliedje ‘Ik stond laatst voor een poppenkraam’. • Doornemen huisregels. Voorbereidingen docent • Installeren van de DVD. • Instuderen van het spelliedje (bijlage 3), eventueel begeleiden met blokfluit. • Pen en papier klaarleggen voor de onderzoeksvragen. 1. DVD kijken In het filmpje vertellen Jan Klaassen en Katrijn de leerlingen dat ze de wijde wereld in gaan; naar het museum. Aan het einde nodigt Jan Klaassen de leerlingen uit om ook naar het museum te komen. 2. Kringgesprek Je kunt de woordenlijst (bijlage 2) gebruiken bij het kringgesprek om de leerlingen voor te bereiden op het museumbezoek en moeilijke woorden uit de film te herhalen. Het kringgesprek kan gaan over: ‘Wat gebeurde er in de film? Welke spullen van Katrijns oma zijn zoekgeraakt? Wat heeft Jan Klaassen gedaan?’ Ze gaan nu naar het museum, dat is een gebouw met een hele grote verzameling spullen van vroeger. ‘Wie heeft er ook een verzameling? In het museum waar wij naar toe gaan zie je dus oude spullen. Kennen jullie ook oude mensen? Wie is er veel ouder dan jij? Opa’s, oma’s, ooms, tantes, buurvrouwen of buurmannen bijvoorbeeld.’ Leg hier ook de begrippen ‘vroeger’ en ‘oude spullen’ uit. Je kunt ook thema’s bespreken die terug komen in het museum, zoals: muziek, de was doen, spelletjes van vroeger en nu: ‘Waarmee luisteren wij naar muziek? Luisterden ze vroeger ook zo naar muziek? Wie heeft er een wasmachine? Denk je dat die vroeger ook al bestond (vergelijk deze bijvoorbeeld met een wastobbe)? Hoe werd vroeger kleding gestreken en hoe doen we dit nu?’ 3. Onderzoeksvragen Vraag de leerlingen wat zij aan hun oma, opa, oom, tante, buren etc. willen vragen over vroeger. Bijvoorbeeld ‘Oma had jij een fiets’ of ‘Waar speelde jij mee?’. De leerlingen kunnen de vragen mee naar huis nemen, om direct te stellen aan ‘oude’ mensen. Vragen die overblijven, gaan mee naar het museum.
-9-
4. Tijdlijn Om het begrip ‘vroeger’ duidelijk te maken aan de leerlingen en hen houvast te bieden bij het verschil tussen vroeger en nu, kun je een tijdbalk ophangen in het lokaal. Deze kun je vullen met foto’s van een aantal generaties. Bespreek hierbij het verschil tussen zwart-wit foto’s van vroeger en de kleurenfoto’s van nu. Woorden ondersteunen deze foto’s: ‘opa, oma, mama, papa, ik.’ Je kunt hier als leerkracht een voorzet geven door foto’s van jezelf en jouw familie op te hangen en laat leerlingen vooral foto’s van hun eigen familie meenemen. 5. Spelliedje leren Zie bijlage 3. Dit liedje wordt ook tijdens het museumbezoek gezongen. 6. Huisregels Doornemen van de huisregels (zie hoofdstuk ‘Algemene informatie’). Suggesties • Nodig voor het kringgesprek een opa of oma uit in de klas, laat de leerlingen hun ‘onderzoeksvragen’ stellen aan deze experts van vroeger. • Richt een themawand in. • Op de themawand kan een tijdbalk worden geplaatst. Deze wordt aangevuld met foto’s van een aantal generaties. Hang je eigen foto’s op en daarna ook die van de leerlingen. Woorden ondersteunen deze foto’s: overgrootopa, overgrootoma, opa, oma, papa, mama, ik. • Bespreek het verschil tussen zwart-wit foto’s van vroeger en kleurenfoto’s van nu. (Vergelijk dit eventueel met foto’s die worden gemaakt- en bewerkt met mobiele telefoons) • De ‘onderzoeksvragen’ worden uitgeschreven en op de themawand gehangen. • Woorden en begrippen die voorkomen tijdens het kringgesprek worden opgeschreven, wellicht door de leerlingen die net kunnen schrijven (groep 3). • Wanneer je beschikking hebt over handpoppen kun je de leerlingen hiermee laten spelen, een idee is om het videofragment na te spelen. Meer informatie over Jan Klaassen en Katrijn is onder andere te vinden op www.poppenspelmuseum.nl en www.poppenspel.info. •
Binnen het programma hebben de handpoppen vooral een overbruggende functie. In de klas hoeft er dus niet teveel aandacht besteed te worden aan de geschiedenis van het poppenspel.
-10-
5
PROGRAMMA IN HET AMSTERDAM MUSEUM
(Tijdsduur: ca. 1 uur)
Het museumbezoek In het museum word je in de centrale hal ontvangen door twee museumdocenten. Activiteiten • De museumdocenten ontvangen de klas bij de ingang van het museum. Samen met Jan Klaassen en Katrijn bezoeken de leerlingen het museum. Er wordt gestart of geëindigd met een activiteit op de museumzolder. • Het spelliedje wordt gezongen. • Zou je de museumdocenten erop kunnen attenderen als de onderzoeksvragen gemaakt zijn? Dan zullen zij daar rekening mee houden. Voorbereiding docent • Bij alle leerlingen een naamsticker opplakken. • De klas verdelen in twee groepen. • Het regelen van extra begeleiders. • Begeleiders op de hoogte brengen van de huisregels (zie het hoofdstuk ‘Algemene informatie’). Inhoud • De verhaallijn uit de film wordt voortgezet: Jan Klaassen en Katrijn zijn in het museum aangekomen. • De woorden die de leerlingen hebben geleerd worden herhaald in de context van het museum. • Er worden vergelijking gemaakt tussen oud en nieuw op diverse plekken in het museum. • Het spelliedje ‘Ik stond laatst voor een poppenkraam’ wordt gezongen. • Eventueel is er aandacht voor de onderzoeksvragen van de leerlingen.
-11-
6
VERWERKINGSLES IN DE KLAS
(Tijdsduur: ca. 1 uur)
Wij raden je aan om na het museumbezoek aandacht te schenken aan de nieuwe indrukken die de leerlingen hebben opgedaan. Naast een gesprek in de klas kun je een creatieve verwerkende geven. Hieronder doen we een aantal suggesties voor een verwerkingsopdracht. Gesprek in de klas • De ervaringen van de leerlingen samenvatten. • De plekken in het museum benoemen: ‘We hebben de huiskamer, de poppenkast en de museumzolder in het museum gezien. Wat vonden jullie het spannendst?’ • Herhaal nogmaals de nieuwe woorden die de leerlingen hebben geleerd. Wanneer deze woorden op de themawand hingen, kun je samen met de leerlingen bedenken welke woorden er aan de wand kunnen worden toegevoegd. • Welke onderzoeksvragen hadden we op school bedacht? Welke antwoorden hebben we gevonden? Waar hebben we deze antwoorden gevonden? Welke antwoorden hebben we nog niet? Hoe zouden we achter deze antwoorden kunnen komen? • Het liedje zingen. Suggestie’s verwerking • Collage ‘vroeger en nu’. Vraag de leerlingen naar de voorwerpen die ze hebben gezien in het museum. Welk voorwerp hebben we nu nog steeds, maar zag er vroeger uit? Vraag de leerlingen hoe een telefoon er in oma’s tijd uitzag. Dit telefoontoestel hebben zij in het museum bekeken en gevoeld. Hoe zag het toestel er ook al weer uit (een hoorn, draaischijf)? Laat de leerlingen hiervan een tekening maken. Bespreek daarna wat de verschillen zijn met nu. Waarom is dit veranderd? Laat ze zoeken naar een plaatje uit een tijdschrift of reclamefolder waarop een telefoon staat, zoals die er nu uitziet en zoals de leerlingen nu thuis hebben. Dit plaatje plakken ze naast de tekening.
•
Speelgoed uit Oma’s tijd. Hebben de leerlingen in het museum ook speelgoed gezien van vroeger? Vertel dat hun oma waarschijnlijk niet zoveel speelgoed had als zij hebben, omdat er toen veel minder geld was. Laat de leerlingen een rinkeltrom maken van een wc-rol. Aan één open kant kun je een stuk ballon spannen en vervolgens afplakken met stevige tape. Vervolgens gaan er in de trom een paar rijstkorrels. Daarna sluit je de andere open kant af. De leerlingen kunnen de trom mooi versieren en beplakken.
-12-
•
Pronkkast inrichten In het museum hebben de leerlingen op de museumzolder een pronkkast gezien, een kast waarin je mooie spulletjes kunt bewaren. Soms doe je de kast zelfs op slot! Je kunt met de leerlingen een eigen pronkkast inrichten, waarin leerlingen voorwerpen verzamelen van toen en nu.
•
Je kunt ook terug komen op de twee poppen die de leerlingen hebben rondgeleid in het museum. Wat vonden de leerlingen van deze poppen? Wat waren hun karaktereigenschappen? De leerlingen kunnen zelf een handpop maken, van papier of een oude sok. Of je kunt de leerlingen een masker van papier-maché laten maken met de grote rode knobbelneus van Jan Klaassen. Hierin moet het karakter duidelijk zichtbaar worden gemaakt (Jan Klaassen een beetje jolig, Katrijn chagrijnig).
•
Presentatie in de klas, of op een andere plek in de school. Laat de leerlingen voorwerpen verzamelen van toen en nu. De leerlingen richten hun eigen museum in met al hun opgedane ervaring. De woorden, vragen en antwoorden kunnen hier worden opgehangen, maar ook tekeningen of andere gemaakte voorwerpen. Boekentip: ‘Gratis toegang. De leukste ideeën voor je eigen museum’ van Mick Manning en Brita Granström.
-13-
7 KERNDOELEN Dit onderwijsprogramma is afgestemd op de meest recente kerndoelen voor het basisonderwijs (2006). Nederlands 1. De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. Oriëntatie op jezelf en de wereld 51. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. Kunstzinnige oriëntatie 54. De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. 56. De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.
-14-
BIJLAGE 1 – Historische achtergrond voor de docent Jan Klaassen en Katrijn Wie zijn die Jan Klaassen en Katrijn eigenlijk? Volgens sommige historici hebben de poppenkastfiguren Jan Klaassen en Katrijn echt bestaan. De personages zouden gebaseerd zijn op twee kibbelende echtelieden. Jan Klaassen en Katrijn Pieters waren in 1686 getrouwd. Maar hun huwelijk kende zoveel wantoestanden, dat de kerkenraad van de Amsterdamse Hervormde Gemeente op 21 januari 1706 besloot om het stel ter verantwoording te roepen. De meeste hedendaagse onderzoekers gaan er echter van uit dat Nederlands bekendste poppenduo is afgeleid van de Italiaans Commedia dell’arte. De figuur Pulcinella maakte een internationale zegetocht, in Engeland heette hij Mr. Punch, in Duitsland Kasper en in Nederland Jan Klaassen. Het eerste bewijs dat Jan Klaassen voorkomt in het poppenspel dateert uit 1801 op de Amsterdamse kermis. In 1830 verscheen de eerste poppenkast op de Dam. De belevenissen van Jan Klaassen stonden hierbij centraal. Ook nu nog, bijna twee eeuwen later, is het poppenspel op de Dam nog herhaaldelijk te bezichtigen. Wie op het juiste moment de Dam oploopt zal ze horen bekvechten, Jan Klaassen en Katrijn, tot groot plezier van de aanwezige kinderen.
-15-
BIJLAGE 2 – Woorden & Begrippen Woorden die tijdens het programma aan de orde komen: Oma, opa Museum Verzameling Verzamelaar Zolder Ontdekkingstocht Poppenkast Poppenkraam Poppenkoopman Pannenlap Koffiemolen Theepot Fototoestel Foto’s Telefoon Radio Gasfornuis Waterketeltje Begrippen: Onze tijd – Oma’s tijd Oud – Nieuw Ouderwets Vroeger – Nu Hetzelfde – Anders Boven – Beneden De wijde wereld in Op avontuur Bijzondere spullen
-16-
BIJLAGE 3 – Het spelliedje Tekst Ik stond laatst voor een poppenkraam, o o o! Daar zag ik mooie poppen staan, zo zo zo! De poppenkoopman ging op reis, de poppen raakten van de wijs. En deden allemaal zo! Ze deden allemaal zo! Ze deden allemaal zo! Bladmuziek
Spel Bij het liedje ‘Ik stond laatst voor een poppenkraam’ hoort een klein bewegingsspel. Bij ‘o o o!’ beweegt de zanger zijn hoofd naar links en rechts. Bij de eerste ‘zo zo zo’ geeft hij met zijn handen de grootte van de poppen aan. Bij ‘Ze deden allemaal zo! Ze deden allemaal zo! Ze deden allemaal zo’ maakt één van de leerlingen een rare beweging (als een pop die van de wijs raakt) en doen de andere leerlingen deze beweging na. Het liedje wordt verschillende keren gezongen, waarbij steeds iemand anders een rare beweging mag maken.
-17-
BIJLAGE 4 – Werkwijze
Leerdoelen, onderverdeeld naar fasen
Voorbereidende les
Museumbezoek Door
Verwerkende les Door de
Door de eigen docent
de museumdocent
eigen docent
Terugkerende
•
Kennis maken
•
Jan Klaassen
•
Verhaal en
onderdelen
met Jan
en Katrijn
karakter van
Klaassen en
fungeren als
Jan Klaasen
Katrijn door
gids. Hun
en Katrijn
middel van de
teksten
herhalen.
video.
herhalen zich.
•
•
•
Spelliedje
herhalen.
Spelliedje
aanleren
herhalen.
•
Afspraken en
• Afspraken
regels
bespreken,
herhalen.
zo nodig
Spelliedje
en regels
oefenen. Woordenschat (zie
Voorkennis activeren.
Aansluiten bij
Oude en nieuwe woorden
bijlage 1)
Bekende en nieuwe
voorkennis. Bekende
en begrippen herhalen,
woorden en
en nieuwe woorden
middels speelse
begrippen
en begrippen
verwerkingsvormen.
vastleggen.
herhalen in de
(woordweb,
context van het
woordmuur,
museum. Nieuwe
themawand,
woorden direct
illustraties)
koppelen aan échte oorwerpen.
Mondelinge
Onderzoeksvragen
Informeren naar
Inventarisatie maken van
taalvaardigheid
oproepen, formuleren
vragen. Docent
onderzoeksvragen
en vastleggen.
noteert/onthoudt.
en de verkregen
Voorbeeld:
informatie.
Hoe zag …. Er toen uit? Mocht je toen ….? Was er al ….?
Overig
Ouders/grootouders
Hulpouders en
Aan ouders of
informeren: Oma in
grootouders gaan
grootouders presenteren.
de klas hulpouders
mee naar het
vragen.
museum, als begeleiding.
-18-