Leerlingprofielen Bij de overgang naar klas 2 en 3 wordt gekeken of de leerling voldoet aan het leerlingprofiel. Dit is van belang voor een zo goed mogelijke plaatsing in een hoger leerjaar en dus een succesvolle schoolloopbaan voor de leerling. A. Leerlingprofiel BB-leerlingen (basisberoepsgerichte leerweg) De leerling kan het geleerde letterlijk reproduceren. Hij doet dat bijvoorbeeld door uit dezelfde leerstof het belangrijkste op te noemen of op te schrijven, door een soortgelijke opgave of taak te maken. Ook kan hij in eigen woorden het belangrijkste uit de leerstof weergeven. Over het algemeen heeft de leerling een korte spanningsboog. Dat blijkt met name bij de vakken waar hoge(re) eisen worden gesteld aan de cognitieve vaardigheden, met name bij de avo (= algemeen vormende vakken)-vakken. Hij is vooral praktisch georiënteerd. Zijn verbale aanleg is meestal minder sterk ontwikkeld. Zijn praktische intelligentie (ruimtelijk inzicht, toepassing van praktische vaardigheden) daarentegen is vaak goed ontwikkeld. De leerling is gevoelig voor de manier van omgang met de leraar. Hij reageert zeer ‘persoongebonden’. Hij heeft behoefte aan structuur en duidelijke regels. Een pedagogische aanpak van de docent is voor hem belangrijk. Als deze leerling overzichtelijke opdrachten krijgt en hem een duidelijke stappenplan gegeven wordt, kan hij individueel werken. Ondersteuning bij het uitvoeren van opdrachten is bijna altijd nodig. Op het terrein van taalvaardigheden, met name leesvaardigheden (begrijpend en studerend lezen) vertoont de leerling vaak tekorten. Hij heeft moeite met het zelfstandig lezen van teksten uit schoolboeken. Ook is zijn woordenschat vaak beperkt. Hij vindt het vaak lastig eenvoudige rekenbewerkingen te maken. Hij zal in eenvoudige informatiebronnen gegevens kunnen opzoeken en overnemen, zij het met een duidelijke instructie die daaraan gekoppeld is. Elementaire kennis van het Engels is er, evenals vaardigheden op het gebied van basaal computergebruik. Om na het vmbo succesvol te kunnen functioneren in het mbo wordt de leerling in staat geacht om de volgende beroepsvaardigheden te gaan beheersen: Verantwoordelijkheid: Eenvoudige werkzaamheden kunnen uitvoeren; “meehelpen met……”. Complexiteit: Toepassen van routines en standaardprocedures. Transfer: Contextgebonden kennis, eenvoudige beroepsgerichte kennis en vaardigheden.
VMBO - leerling basisberoepsgerichte leerweg, wordt gekenmerkt door: 1
2 3 4 5 6 7 8 9
De leerling kan het geleerde letterlijk reproduceren. Hij doet dat bijvoorbeeld door uit dezelfde leerstof het belangrijkste op te noemen of op te schrijven, door een soortgelijke opgave of taak te maken. De leerling kan in eigen woorden het belangrijkste uit de leerstof weergeven. De leerling heeft een korte spanningsboog. Vooral blijkt deze concentratiezwakte bij de vakken waar hoge(re) eisen worden gesteld (de algemeen vormende - vakken) De leerling heeft vaak moeite zijn werk netjes te verzorgen. De leerling is vooral praktisch ingesteld. Zijn praktische intelligentie (toepassing van praktische vaardigheden en ook ruimtelijk inzicht) is vaak goed ontwikkeld. De leerling wil buitenschool graag ergens werken. De leerling oefent het geleerde met ezelsbruggetjes of met stappenplannetjes om zo het geleerde er toch in te krijgen De leerling kan zich verbaal niet altijd even goed uitdrukken. De leerling maakt regelmatig een passieve indruk bij het leren. Hij toont zich weinig
10 11 12 13 14 15 16
17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
34 35 36 37 38 39 40
leergierig; laat weinig initiatief bij leeractiviteiten zien. Dit gedrag lijkt voor te komen uit onzekerheid en faalangst; hij wil liever geen fouten maken. De leerling is erg leraarafhankelijk; hij is gevoelig voor de manier van omgaan met de leraar. De leerling heeft behoefte aan structuur en duidelijke regels. Een heldere pedagogische aanpak van de docent is voor hem belangrijk. De leerling kan individueel goed werken, als hij overzichtelijke opdrachten krijgt aangeboden en daarbij een helder stappenplan krijgt aangereikt. Meerdere opdrachten tegelijk kan hij niet overzien. Meervoudige opdrachten, samengestelde zinnen en sommen worden slecht begrepen. De leerling heeft hiaten in de kennis bij een of meerdere vakken. In een bekende en vertrouwde omgeving is de leerling rustig en gezellig. In een minder vertrouwde omgeving kan hij zich verschuilen of overdreven aandacht vragen. De leerling vertoont op het gebied van de talige vaardigheden (m.n. bij begrijpend en technisch lezen) flinke tekorten. De leerling heeft moeite met het zelfstandig lezen van teksten uit schoolboeken. Wanneer de leerling iets actiefs moet doen, of wanneer hij een duidelijk concrete opdracht krijgt, levert hij de meeste energie / motivatie. De leerling beschikt vaak over een beperkte woordenschat. Bij het werken in groepen heeft hij de neiging zich te verschuilen. Functioneert erg afwachtend. Bij groepswerk met een taakverdeling houdt hij zich strikt aan zijn taak, doet weinig extra. De leerling vindt het lastig om eenvoudige rekenbewerkingen uit te voeren. De leerling heeft een duidelijk beroepsbeeld. De leerling kan – met een duidelijke instructie - in eenvoudige informatiebronnen (b.v. radiogids, woordenboek, encyclopedie, telefoonboek) gegevens opzoeken en overnemen. De leerling doet vaak aan sport in clubverband; hij heeft dan ook zelden een ‘huishobby’ (m.u.v. computeren). De leerling kan een computer op eenvoudige wijze gebruiken. De leerling beschikt over elementaire kennis van het Engels. De leerling kan eenvoudige werkzaamheden uitvoeren; hij werkt graag met iemand mee. Hij is in staat om routinewerk uit te voeren. De leerling leert vooral door het te doen. De leerling is regelmatig onzeker; denkt vaak ‘ik kan dat toch niet’; dat laat hij vaak in houding en gedrag merken. De leerling werkt het beste in een rustige, gemoedelijke werkomgeving, waarin zo min mogelijk onverwachte zaken gebeuren. Hij kan moeilijk onder tijdsdruk werken. De leerling heeft behoefte aan directe feedback op zijn prestaties, het liefst nog tijdens het uitvoeren van een opdracht. De leerling wil er bij leeftijdsgenoten graag bij horen, maar valt niet graag op. De leerling is gauw tevreden met zijn werk. Huiswerk wordt doorgaans, met pijn en moeite, wel gemaakt. De taak moet dan wel heel duidelijk uitgelegd worden, zodat hij weet wat hij moet doen. Verder moet het huiswerk worden nabesproken; anders wordt het huiswerk ‘vergeten’. De leerling wil graag iets doen, als er geld mee te verdienen is. Een bijbaantje buiten schooltijd is belangrijk voor hem. Alle leerstof wordt door de leerling als even belangrijk geleerd. Hoofd- en bijzaken kunnen niet goed onderscheiden worden. Hij kan niet zelfstandig de kern uit de lesstof halen. De leerling kan het eerder geleerde niet of nauwelijks toepassen in een nieuwe of veranderende situatie. Door veel oefenen maakt de leerling zich de stof op den duur eigen. De leerling heeft gevoel voor gereedschap en materiaal Er zijn geen grote problemen op sociaal-emotioneel gebied geconstateerd. De leerling stelt zich soms niet sociaal wenselijk op
B. Leerlingprofiel KB-leerling (kaderberoepsgerichte leerweg) De leerling kan het geleerde reproduceren door uit de leerstof het belangrijkste op te noemen of op te schrijven of door een soortgelijke opgave of taak te maken. Tevens kan hij het geleerde op zijn eigen
manier weergeven bijvoorbeeld door het in eigen woorden te zeggen, door het samen te vatten of door de grote lijn te schetsen. Ook kan hij het geleerde in een nieuwe situatie toepassen bijvoorbeeld door het gebruiken van gegevens in een nieuw (bouw)ontwerp of in een verslag van een practicum of een test of een werktekening. Over het algemeen kan de leerling zich – in vergelijking met een BL-leerling - gedurende wat langere tijd op een instructie, opdracht of taak concentreren bij die vakken die hoge(re) eisen stellen aan cognitieve vaardigheden, met name de algemeen vormende vakken. Hij beschikt over een praktische intelligentie (ruimtelijk inzicht, toepassing van praktische vaardigheden), nodig om in een beroepsgerichte opleiding te kunnen functioneren. Met enige zelfdiscipline kan hij zich ook inzetten voor vakken die hem minder interesseren. Voor zijn manier van leren is het van belang dat hem structuur en duidelijke regels gegeven worden in de onderwijsleersituatie. Binnen de kaders van duidelijke opdrachten kan hij zelfstandig werken. Hij heeft baat bij heldere leerstrategieën, maar kan ook op zoek gaan naar een eigen strategie om een leerprobleem op te lossen, bijvoorbeeld eigen aantekeningen maken, schematiseren en verbanden leggen. De leerling beheerst elementaire taalvaardigheden zoals begrijpend en studerend lezen van teksten uit schoolboeken op zijn niveau en het schrijven van (werk)verslagen. Hij kan rekenvaardigheden toepassen, zoals hoofdrekenen, rekenregels gebruiken, meten en schatten. Hij kan omgaan met informatiebronnen die hij nodig heeft voor zijn schoolwerk, dat wil zeggen dat hij in die gegevensbestanden op de juiste wijze kan zoeken en dat hij de gegevens kan ordenen. Hij beschikt over basale kennis van het Engelse en kan die kennis toepassen. Hij kan omgaan met de computer. Om na het vmbo succesvol te kunnen functioneren in het mbo wordt de leerling in staat geacht om de volgende beroepsvaardigheden te gaan beheersen: Verantwoordelijkheid: Complexiteit: Transfer:
Opstellen werkplan, zelfstandig uitvoeren en evalueren. Werkbegeleiding geven. Werken volgens routines, standaardprocedures en gecombineerde standaardprocedures kunnen uitvoeren. Beschikken over beroepsgerichte kennis en vaardigheden, contextgebonden vaardigheden.
VMBO - leerling kaderberoepsgerichte leerweg, wordt gekenmerkt door: 1
2 3 4
5 6 7 8 9 10 11 12
De leerling kan uit de leerstof de belangrijkste zaken opnoemen of opschrijven. Zij kan het geleerde op een eigen manier (met eigen woorden, samenvattend, grote lijn aangeven) weergeven. De leerling kan het geleerde in een nieuwe situatie toepassen. De leerling wil goede punten halen voor de ‘belangrijke’ vakken; zij wil en kan daar ook fanatiek voor werken. De leerling kan zich gedurende langere tijd (20 min.) concentreren op een instructie of opdracht, ook bij die vakken, die hogere eisen stellen aan cognitieve vaardigheden (b.v. bij de AVO-vakken) De leerling beschikt over praktische intelligentie (ruimtelijk inzicht, toepassing van praktische vaardigheden) om in een beroepsgerichte opleiding te kunnen functioneren. De leerling gelooft in zichzelf, in eigen kunnen. Zij/hij is een volhouder. De leerling is in staat om zich ook voor minder leuke vakken en zaken te interesseren en in te zetten. Zij/hij staat open voor de inbreng van anderen. De leerling kan op een goede manier zelfstandig werken, mits er een duidelijke opdracht is. De leerling is gebaat bij heldere leerstrategieën (aantekeningen maken, schematiseren, verbanden leggen), maar kan ook zelf naar eigen strategieën op zoek gaan. De leerling is taakgericht bij taken die ze kan overzien. De leerling is in staat om een (werk)verslag te maken, kan de tekst uit schoolboeken – passend bij haar niveau - zelfstandig bestuderen en begrijpen.
13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37
De leerling kan verschillende informatiebronnen gebruiken en inzetten voor haar schoolwerk; zij/hij is in staat om gegevens te zoeken en te ordenen. De leerling beschikt over basale kennis van het Engels en kan deze kennis ook toepassen. De leerling kan gebruik maken van / omgaan met de computer. Voor haar/zijn schoolwerk kan zij/hij gebruikmaken van een tekstverwerkingsprogramma. De leerling kan de eigen mening formuleren, een standpunt innemen en verdedigen. De leerling beheerst de hoofdbewerkingen bij rekenen; tevens past zij/hij vaardigheden als meten, schatten en hoofdrekenen toe. De leerling is in staat om een werkplanning voor een opgegeven taak op te stellen en die ook uit te voeren. De leerling kan werken met schriftelijke opdrachten, mits de opdrachten steeds kort en duidelijk zijn. Met open opdrachten is zij/hij minder goed; zij/hij vraagt dan vaak naar het doel en het nut van de opdracht. De leerling kan de verantwoordelijkheid voor zijn taak nemen. De leerling heeft behoefte aan feedback, zij/hij is in staat tot zelfreflectie. De leerling heeft in de onderwijsleersituatie veel baat bij rust en structuur. De leerling kan goed samenwerken. De leerling kan goed voor zichzelf opkomen. Wanneer de leerling een duidelijk concreet resultaat voor ogen heeft, vertoont zij/hij meestal gemotiveerd gedrag. De leerling heeft erg veel baat bij duidelijke uitleg en instructie. De leerling kan niet lang aan eenzelfde taak werken. De leerling kan verbanden tussen oorzaak en gevolg leggen en herkennen. De leerling voert te gemakkelijke taken niet graag uit; zij/hij werkt dan snel en slordig. De leerling kan, samen met anderen, aan een voor-gestructureerde taak werken. De leerling wil vooruitkomen, wil iets bereiken. Zij/hij weet precies wat ze wil. De vrije tijd van de leerling is goed gevuld met vrienden, activiteiten en hobby’s. Zaken die zij/hij in de vrije tijd doet zijn vaak onderwerpen van gesprek op school. Huiswerk is geen probleem. Zij/hij weet wat ze moet doen en hoe ze het moet maken, vooral als er een cijfer voor gegeven wordt. De leerling is in staat de juiste hulpvragen te stellen. In een betoog kan zij/hij feiten, meningen en vooroordelen onderscheiden. De leerling kan voorspellen wat het effect is van zijn handelen of keuzes; hoe iets zal aflopen. Zij/hij kan dus anticiperen. Nadat een probleem is opgelost, kan de leerling aangeven hoe zij/hij tot de oplossing is gekomen.
C. Leerwegprofiel GL/TL- leerling (gemengde leerweg / theoretische leerweg) De leerling kan het geleerde reproduceren door uit de leerstof het belangrijkste op te noemen of op te schrijven of door een soortgelijke opgave of taak te maken en hij kan het geleerde op zijn eigen manier weergeven. Ook kan zij/ hij het geleerde in een nieuwe situatie toepassen. De leerling is in staat ook op een andere manier gebruik te maken van het geleerde:zij/ hij kan het geleerde in een ‘open situatie’ gebruiken. Dat wil zeggen, in een onbekende situatie of binnen een geheel nieuw probleem het geleerde (feiten, regels en vaardigheden) in verband te gebruiken. Bijvoorbeeld door een probleem op te lossen met gebruikmaking van gegevens, door een besluit te nemen op basis van feiten en argumenten. Het gaat om zinvolle selectie van gegevens, ontwerpen, iets ‘uitvinden’, een plan maken om uit te testen, iets ontwikkelen etc. De leerling kan zich zonder veel problemen langere tijd op een instructie, opdracht of taak concentreren bij die vakken die hogere eisen stellen aan cognitieve vaardigheden.Zij/Hij is in staat zich te zetten voor vakken die hem minder interesseren. Binnen de kaders van duidelijke opdrachten kan hij zelfstandig werken.Zij/ Hij heeft baat bij heldere leerstrategieën, maar kan ook eigen strategieën vinden en gebruiken om een leerprobleem op te lossen, bijvoorbeeld aantekeningen maken, schematiseren en verbanden leggen.Zij/ Hij gebruikt strategieën voor het begrijpen van mondelinge en schriftelijke informatie.
Hij is in staat een planning te maken voor zijn werk. De leerling kan begrijpend en studerend lezen zowel ten aanzien van teksten uit schoolboeken als teksten uit andere bronnen.Zij/ Hij is in staat (werk)verslagen te schrijven en een (sector)werkstuk te maken.Zij/ Hij kan informatie in verschillende gegevensbestanden opzoeken, selecteren, verzamelen en ordenen. Zij/Hij kan rekenvaardigheden toepassen, zoals hoofdrekenen, rekenregels gebruiken, meten en schatten. Zij/Hij beheerst het Engels (elementaire spreekvaardigheid, teksten lezen en beluisteren) en beheerst computervaardigheden. Om na het vmbo succesvol te kunnen functioneren in het mbo wordt de leerling in staat geacht om de volgende beroepsvaardigheden te gaan beheersen: Verantwoordelijkheid: Zelfstandig plannen van activiteiten, werkzaamheden; verantwoordelijk werkbegeleiding aan ‘starters’ geven. Complexiteit: Snel inzicht en overzicht hebben, plannen volgens standaardprocedures. Transfer: Beschikken over beroepsspecifieke kennis/vaardigheden en beroepsonafhankelijke kennis en vaardigheden.
VMBO - leerling theoretische leerweg, wordt gekenmerkt door: 1
2 3
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
De leerling kan het geleerde reproduceren door uit de leerstof het belangrijkste op te noemen of op te schrijven of door een soortgelijke opgave of taak te maken en zij/ hij kan het geleerde op eigen manier weergeven. De leerling kan het geleerde in een nieuwe, onbekende situatie toepassen.Zij/ Hij is in staat om het geleerde (feiten, regels en vaardigheden) in verband te gebruiken. De leerling kan zich langere tijd (20 min.) op een instructie, opdracht of taak concentreren, bij vakken die hogere eisen stellen aan cognitieve vaardigheden. Het werktempo is nauwelijks afhankelijk van allerlei storingen. De leerling kan zich ook voldoende inzetten voor vakken die hem minder interesseren. De leerling kan zelfstandig werken binnen de kaders van een duidelijke opdracht. De leerling is gebaat bij heldere leerstrategieën (aantekeningen maken, schematiseren, verbanden leggen), maar kan ook zelf naar eigen strategieën op zoek gaan. De leerling gebruikt voor het begrijpen van mondelinge en schriftelijke informatie strategieën. De leerling is in staat om een werkplanning voor een opgegeven taak op te stellen en die ook uit te voeren De leerling kan begrijpend en studerend lezen zowel ten aanzien van teksten uit schoolboeken als teksten uit andere bronnen. Meervoudige opdrachten, samengestelde sommen, worden na uitleg door de leerling zonder meer begrepen. De leerling heeft niet zoveel plezier in taken waar allerlei doe-elementen in zitten. De leerling is in staat een (werk)verslag te schrijven, een (sector) werkstuk te maken. De leerling kan informatie in verschillende gegevensbestanden opzoeken, selecteren, verzamelen en ordenen. De leerling beheerst de hoofdbewerkingen bij rekenen; tevens past zij/ hij vaardigheden als meten, schatten en hoofdrekenen toe. De leerling heeft een leergierige, bijna onderzoekende houding; kan een probleem signaleren, er over nadenken en een manier zoeken om het aan te pakken. De leerling beheerst de Engelse taal (elementaire spreekvaardigheid, teksten lezen en beluisteren) De leerling kan gebruik maken van / omgaan met de computer. Voor zijn schoolwerk kan Zij/hij gebruikmaken van een tekstverwerkingsprogramma. De leerling kan activiteiten zelfstandig plannen. Buiten school heeft de leerling een beperkt aantal vrienden, waarmee zij/ hij zich, het liefst passief, vermaakt. De leerling weet wat zijn doel is en wat er voor nodig is om dat doel te bereiken. De leerling kan gestructureerd werken, oriënteert zich op een vraagstelling, stelt zichzelf vragen en gaat er planmatig mee aan de slag.
22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
De leerling voelt zich verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag en aangegane verplichtingen. De leerling heeft een positieve houding naar school;zij/ hij wil werken, uitgedaagd worden en heeft aspiraties. De leerling maakt graag gebruik van communicatiemedia,zij/ hij surft graag op internet. De leerling heeft minder mogelijkheden tot samenwerken en overleg.Zij/ Hij is vaak wat minder handig. De leerling heeft een positief zelfbeeld. De leerling heeft durf en zelfvertrouwen;zij/ hij durft voor de ander op te komen. De leerling zal het liefst niets vragen; behalve dan of het iets meer mag zijn of anders aangepakt mag worden.Zij/ Hij zoekt de zaken het liefst zelf uit. De leerling beschikt over een redelijk tot goed IQ en een voldoende ontwikkelde sociale en emotionele intelligentie. De leerling is redelijk taalvaardig; kan verslag uitbrengen; samenvatten in eigen woorden; iets uitleggen, informatie overdragen. De leerling kan uit een boek leren. De leerling kan nadenken over het eigen leerproces, de resultaten daarvan in relatie brengen met zijn manier van leren. Globale opdrachten en het zelf uitzoeken van hoe en wat; dat soort taken vindt deze leerling het leukst. De leerling kan hoofd- en bijzaken in de stof onderscheiden. De leerling kan omgaan met symbolen en regels; dit wordt vaak herkenbaar bij grammatica, spelling en rekenen. Huiswerk is geen probleem; vindt het wel leuk om te doen; hoewel het huiswerk vaak op school al af is; hij heeft het even tussendoor gedaan.