Okido: samen werken aan integratie van kinderen met een handicap en ontwikkelingsproblemen in reguliere kindercentra Verslag van een evaluatieonderzoek
NIZW Jeugd Netty Jongepier Januari 2004
©2004 Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW
Het onderzoek en het onderzoeksverslag is tot stand gekomen dankzij een financiële bijdrage van IJlanden, organisatie voor dienstverlening aan mensen met een verstandelijke handicap, Amsterdam.
Auteur Netty Jongepier Productie Expertisecentrum Kinderopvang/NIZW Jeugd
Expertisecentrum kinderopvang / NIZW Jeugd Postbus 19152 3501 DD Utrecht Telefoon (030) 230 6391 / 230 6558 Fax (030) 230 64 91 Website www.infokinderopvang.nl
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
2
INHOUD Inleiding
3
1. Een kenschets van Okido
4
2. De opzet van het evaluatieonderzoek Verheldering Ondervraging van gebruikers Evaluatie van het functioneren van Okido
5
3. Samenvatting van de ondervraging van gebruikers Achtergrondgegevens Werkwijze van Okido De ondersteuning Effecten van de ondersteuning
6
4. De organisatie van Okido De samenwerkingspartners De organisatie Bespreking
7
5. Doelen en functies, doelgroepen en klanten van Okido Wat wil Okido bereiken en voor wie? Twee klantengroepen Landelijke ontwikkelingen en landelijk beleid Doelen en doelgroepen van Okido in landelijk perspectief Bespreking
11
6. De financiering van Okido Gemeentelijke subsidie Financiering vanuit de jeugdzorg Financiering vanuit de MEE-subsidieregeling Financiering vanuit de AWBZ Bespreking
14
7. De ondersteuning Het ondersteuningsaanbod Inhoud en aanpak van de specialistische ondersteuning Extra leidstersuren Effecten van de ondersteuning Knelpunten bij de ondersteuning Bespreking
18
8. De procedure
23
Aanmelding Intakegesprek Toewijzing van het ondersteuningsaanbod Tussentijdse evaluaties Eindevaluatie Bespreking 9. De toekomst van Okido Doet Okido de goede dingen? Doet Okido die dingen goed? De toekomst van Okido
26
Literatuur
29
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
3
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
4
Inleiding Okido is een samenwerkingsverband waarin organisaties op het gebied van kinderopvang, gehandicaptenzorg en jeugdzorg en gemeenten participeren. Doel van Okido is om de integratie van kinderen van 0 tot en met 4 jaar met een handicap of met gedrags- en ontwikkelingsproblemen in reguliere kindercentra te bevorderen, door middel van een ondersteuningsaanbod aan kindercentra. In 2002 heeft Okido NIZW Jeugd benaderd met de vraag om een evaluatie van Okido uit te voeren. Het evaluatieonderzoek is in de tweede helft van 2003 uitgevoerd. In dit verslag worden de uitkomsten van een deel van het onderzoek weergegeven. Sinds enkele decennia is de opvang van kwetsbare kinderen in reguliere kindercentra een actueel onderwerp. Veel betrokkenen in de zorg voor kinderen met een handicap hebben de wens om deze kinderen zoveel mogelijk deel te laten nemen aan gewone voorzieningen, zoals reguliere kindercentra en basisonderwijs. Deze wens wordt gesteund door het overheidsbeleid, dat is gericht op integratie en participatie van gehandicapten. Ook het beleid in de jeugdzorg voor kinderen met gedrags-, ontwikkelings- en opvoedingsproblematiek is er op gericht om zorg zo vroeg mogelijk, zo licht mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis te bieden. In diverse plaatselijke en regionale/provinciale projecten en initiatieven is er in de afgelopen jaren naar gestreefd om de deelname van kinderen die extra zorg nodig hebben in de kinderopvang te bevorderen. Inmiddels komt het steeds vaker voor dat ouders van kinderen met een handicap of probleem de stap naar de reguliere kinderopvang nemen en steeds meer kindercentra openen hun deuren voor kwetsbare kinderen. Maar er zijn in de praktijk ook nog knelpunten. Na een inventarisatie van de ervaringen met de integratie van kinderen met een handicap aan de kinderopvang signaleert het NIZW knelpunten op het gebied van de bekendheid, de toegankelijkheid van de kinderopvang en de toerusting van de kinderopvang (NIZW 2001). Het ministerie van VWS heeft als vervolg op de NIZW-inventarisatie een kleine commissie van deskundigen ingesteld met het verzoek om een advies op te stellen over de wijze waarop integratie van kinderen met een handicap in reguliere kinderopvangvoorzieningen verbeterd kan worden. Deze commissie, de commissie-Torenstra, heeft in april 2002 advies uitgebracht, onder de titel Kind onder de kinderen. Een belangrijk onderdeel van het advies heeft betrekking op de toerusting van de kinderopvang. In veel gevallen is het nodig om ondersteuning en extra zorg in de kinderopvang te realiseren voor de opvang van een kind met een handicap. Vaak ontbreekt het aan de financiële middelen om dit te realiseren. Okido is een stedelijk initiatief in Amsterdam dat, door coördinatie van ondersteuningsmogelijkheden, probeert een concrete oplossing te bieden voor de behoefte aan ondersteuning in de kinderopvang bij de opvang van kinderen die speciale zorg vragen. Okido benoemt haar doelgroep als volgt: kinderen met een handicap, ontwikkelingsachterstand of gedragsprobleem. In dit rapport gebruiken we de term kinderen met een handicap als aanduiding van de doelgroep van Okido. We bedoelen hiermee dus steeds, tenzij anders vermeld, een brede groep kinderen die speciale zorg vragen, waaronder ook kinderen met een ontwikkelingsachterstand of een gedragsprobleem.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
5
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
6
1. Een kenschets van Okido Okido is in 2001 ontstaan met het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst door de partners van het al langer bestaande Samenwerkingsverband Geïntegreerde Kinderopvang Amsterdam. Aan de oprichting van Okido ging een geschiedenis vooraf van initiatieven gericht op de opvang van jonge gehandicapte kinderen. Vanaf 1993 functioneerde de stuurgroep ‘Opvang van jonge gehandicapten kinderen’ die trachtte de opvang van kinderen met een handicap in de reguliere kinderopvang te bevorderen. Het initiatief werd gefinancierd in het kader van zorgvernieuwingsgelden van de AWBZ, maar werd voortdurend in haar voortbestaan bedreigd door het ontbreken van structurele financiering. Uiteindelijk heeft de gemeente Amsterdam, samen met de Amsterdamse stadsdelen, financiering toegezegd voor de extra leidstersuren en de coördinatie. Dat maakte de weg vrij voor het huidige Okido. Okido wil de voorwaarden realiseren waardoor kinderen met ontwikkelingsproblemen zo goed mogelijk binnen de kinderopvang kunnen functioneren, door ondersteuning te bieden aan kindercentra. In het samenwerkingsverband van Okido nemen de volgende partijen deel: • MEE (voorheen SPD) Amstel en Zaan (dienstverlening voor mensen met een handicap) • IJlanden (zorg en ondersteuning voor verstandelijk gehandicapten) • MKD ´t Kabouterhuis (Medisch Kleuterdagverblijf) • Nifterlake (Orthopedagogisch Dag- en Adviescentrum voor meervoudig gehandicapte kinderen) • Omega (Stichting Voorzieningen Meervoudig Complex Gehandicapte kinderen Amsterdam en omstreken) • Samenwerkende Amsterdamse Stadsdelen • Samenwerkende Stichtingen Welzijn (kinderopvangorganisaties) De betrokken organisaties participeren in de stuurgroep die Okido aanstuurt. De doelgroep van Okido bestaat uit kinderen van 0 t/m 4 jaar met een handicap, ontwikkelingsachterstand of gedragsprobleem in reguliere peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Het ondersteuningsaanbod van Okido bestaat uit de volgende elementen: • extra groepsleiding • aangepast meubilair • specialistische ondersteuning door medewerkers van MEE, IJlanden, MKD ´t Kabouterhuis, Nifterlake of Omega De aangesloten instellingen bieden de ondersteuning in natura, de bekostiging van de leidstersuren en van het centraal Meld- en Coördinatiepunt (CMC) komt uit subsidie van de stadsdelen. De coördinatie, de aanmelding en de toewijzing van het ondersteuningsaanbod wordt gedaan door het CMC, dat is ondergebracht bij stichting Combiwel (aanvankelijk was dit Stichting Welzijn Oud-West, deze stichting is overgenomen door stichting Combiwel). Bij het CMC kunnen kindercentra of ouders zich aanmelden voor de ondersteuning. Okido heeft een eigen procedure ontwikkeld voor de toewijzing van de ondersteuning.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
7
2. De opzet van het evaluatieonderzoek Het evaluatieonderzoek richt zich op de volgende vragen: 1. Zijn de gebruikers tevreden? 2. Is de werkwijze efficiënt? 3. Dragen de opzet, de werkwijze en het aanbod van Okido bij aan het bereiken van de doelstellingen? In het onderzoek zijn drie onderdelen onderscheiden: • verheldering • ondervraging van gebruikers (kindercentra en ouders) • evaluatie van het functioneren van Okido Verheldering In de verhelderingsfase is informatie over Okido verzameld en is door middel van gesprekken de vraagstelling verhelderd en nader uitgewerkt. Ondervraging van gebruikers Het tweede onderdeel bestaat uit een schriftelijke enquête onder de gebruikers van Okido, aangevuld met enkele diepte-interviews. Dit deel van het onderzoek is uitgevoerd door een studente Pedagogiek van de Universiteit Leiden, Marjolein Bilderbeek. Er zijn twee gebruikersgroepen benaderd: de ouders en de medewerkers van de kinderopvang. Voor elk van deze groepen is een vragenlijst en een interviewprotocol ontwikkeld. De enquête en interviews richten zich op: de werkwijze van Okido de geboden ondersteuning de effecten van de ondersteuning In het volgende hoofdstuk geven we een korte samenvatting van de uitkomsten van dit deel van het onderzoek. Een volledig overzicht van de uitkomsten is te vinden in het onderzoeksverslag (Bilderbeek 2004). Evaluatie van het functioneren van Okido Het derde deel van het onderzoek richt zich op het functioneren van Okido. Hierbij is de werkwijze en structuur van Okido onder de loep genomen. Centraal staan de vragen: • Doet Okido de goede dingen? • Doet Okido die dingen goed? Na de verhelderingsfase is vastgesteld dat in de evaluatie de volgende onderwerpen belicht worden: • doelen, functies en doelgroepen • middelen: het samenwerkingsverband en de ondersteuning • organisatie en coördinatie • omgeving en voorwaarden • de verhouding tussen doelen, resultaten en middelen De informatie is verzameld door middel van het bestuderen van documenten en dossiers, het afnemen van vragenlijsten, gesprekken en bijeenkomsten met stuurgroepleden, de coördinator en uitvoerend medewerkers. Dit verslag biedt vooral een weergave van de evaluatie van het functioneren van Okido. Op de punten waar dat aan de orde is, zullen de gegevens van het onderzoek onder de gebruikers in dit verslag verwerkt worden
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
8
3. Samenvatting van de ondervraging van gebruikers Voor het onderzoek onder de gebruikers zijn 75 kinderen geselecteerd die gebruik maken of recent gebruik gemaakt hebben van de ondersteuning van Okido. Van deze kinderen hebben zowel de ouders als de kindercentra een vragenlijst ontvangen. 27 kindercentra (16 kinderdagverblijven, 11 peuterspeelzalen) en 26 ouders hebben een ingevulde vragenlijst teruggestuurd. De gegevens van de kindercentra en van de ouders betreffen voor het merendeel verschillende kinderen (slechts van enkele kinderen hebben zowel kindercentrum als ouders de vragenlijst teruggestuurd). Achtergrondgegevens De vragenlijsten van de kindercentra gaan over 17 jongens en 9 meisjes, bij de ouders is die verhouding hetzelfde. Meer dan de helft van de kinderen heeft gedrags-, contact- of ontwikkelingsproblemen, de andere kinderen hebben een verstandelijke, lichamelijke of meervoudige handicap. De belangrijkste redenen waarom ouders kiezen voor een regulier kindercentrum zijn: omdat zij hun kind zo gewoon mogelijk willen laten opgroeien en omdat zij hun kind in contact willen brengen met niet-gehandicapte leeftijdgenootjes. Werkwijze van Okido Het initiatief tot contact met Okido ligt in de meeste gevallen bij het kindercentrum. De kindercentra hebben Okido leren kennen door een folder of brief van Okido, of via een hulpverlenende instantie. Het merendeel van de ouders is via het kindercentrum in contact gekomen met Okido. Voor zowel kindercentra als ouders geldt dat de meesten het geen moeilijke stap vinden om Okido te benaderen. De aanleiding om ondersteuning te vragen is verschillend. Voorbeelden zijn: de behoefte aan extra begeleiding voor het kind zodat de leidster haar handen vrij heeft voor de andere kinderen, het kind weerbaarder maken voor de basisschool, behoefte aan handvatten voor de omgang met het kind. Over de werkwijze van Okido zijn de meeste ouders en kindercentra tevreden. Een enkeling vindt de procedure te lang, te ingewikkeld, onduidelijk of teveel tijd kosten. Het ‘gezicht’ van Okido en de rol van de verschillende instellingen die samenwerken voor Okido is niet voor iedereen duidelijk. De ondersteuning De meeste ouders en kindercentra vinden dat er voldoende naar hun mening is geluisterd en dat het ondersteuningsaanbod aansluit bij de vraag. Vaak wordt er een combinatie geboden van extra leidstersuren en gespecialiseerde ondersteuning. Er is minder vaak vraag naar aangepast meubilair. In het algemeen is er tevredenheid over de ondersteuning. Vooral de gespecialiseerde ondersteuning wordt gewaardeerd. Meer dan de helft van de ouders vindt het aantal extra leidstersuren dat is toegekend te weinig, maar een aantal van hen heeft hier wel begrip voor. De kindercentra zijn tevreden over zowel de gespecialiseerde ondersteuning als over de extra leidster. Effecten van de ondersteuning Over de effecten van de ondersteuning wordt veelal positief geoordeeld. Het belangrijkste effect bij voor de kindercentra is dat leidsters beter weten hoe zij het kind in zij ontwikkeling kunnen stimuleren en welke activiteiten zij aan kunnen bieden. De meeste kinderen zijn, zowel in de visie van de ouders als van de kindercentra, vooruitgegaan op aspecten van welbevinden en ontwikkeling. Ook op het gebied van integratie zijn resultaten te zien. Er zijn bijvoorbeeld verbeteringen in het contact van het kind met andere kinderen, het meedoen van het kind in de groep, het deel uitmaken van de groep. Ook de sfeer in de groep is verbeterd. De meeste ouders vinden dat ouders dankzij Okido kunnen kiezen voor reguliere opvang. De meeste ouders zouden andere ouders ook aanraden om hun kind met een handicap of ontwikkelingsproblemen naar een regulier kindercentrum te laten gaan en gebruik te maken van Okido. De kindercentra noemen ook effecten op het kindercentrum, zoals leidsters die anders zijn gaan denken over de opvang van kinderen met een handicap, een klein aantal geeft aan dat er veranderingen in het beleid zijn door de ondersteuning van Okido.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
9
4. De organisatie van Okido In dit hoofdstuk bespreken we de organisatie van Okido. Eerst geven we een schets van de samenwerkingspartners, vervolgens gaan we in op de samenwerkingsstructuur. De samenwerkingspartners De basis van Okido wordt gevormd door de samenwerking tussen instellingen uit verschillende sectoren. Hieronder belichten we de samenwerkingspartners, de inzet die zij leveren voor Okido en de motivatie van waaruit de inzet geleverd wordt. MEE Amstel en Zaan (voorheen SPD) MEE Amstel en Zaan is een organisatie voor dienstverlening aan mensen met een handicap of een chronische ziekte en hun verwanten. De ondersteuning betreft alle terreinen van het leven en is gericht op integratie in de samenleving en volwaardig burgerschap. In het geval van jonge kinderen, zoals bij Okido, zijn ouders de doelgroep waarop MEE zich richt. MEE vervult een rol voor ouders in het verhelderen van de hulpvraag en ondersteuning bij het verkrijgen en realiseren van zorg, op het gebied van wonen, werk, kinderopvang, ondersteuning thuis, onderwijs, vrijetijdsbesteding enzovoort. De werkzaamheden voor Okido passen goed binnen het MEE-beleid omdat de Okido-doelen de kern van het MEE-beleid weerspiegelen: integratie, samenwerking tussen verschillende sectoren, zo gewoon mogelijk georganiseerd, laagdrempelig, bereikbaar. De inzet van MEE voor Okido maakt vaak onderdeel uit van een bredere ondersteuning die MEE naast Okido aan ouders biedt. De voormalige SPD kon zich niet expliciet op kindercentra richten, MEE heeft hierin wellicht meer mogelijkheden. MEE levert op verschillende manieren een bijdrage aan Okido: • Consulenten van het consulententeam Integratie onderwijs en kinderopvang voor de intake en evaluaties. De inzet van consulenten is niet gelimiteerd in uren. • Pedagogische hulpverlening voor 40 kinderen per jaar. Dat komt neer op ongeveer 20 à 25 uur per week. • Secretariaat of PR: incidenteel IJlanden IJlanden is een grote aanbieder van ondersteuning aan verstandelijk gehandicapten. IJlanden biedt ondersteuning aan kinderen, volwassenen en ouderen. Het aanbod bestaat uit ambulante diensten, gezinsondersteuning, dagbesteding, logeermogelijkheden, woonondersteuning. Het beleid van IJlanden is erop gericht om cliënten als individuele burgers te zien en van een aanbodgerichte benadering om te schakelen naar het bieden van individuele, vraaggerichte ondersteuning. Okido past binnen het beleid van IJlanden dat erop gericht is te bevorderen dat zoveel mogelijk kinderen/ouders gebruik kunnen maken van reguliere voorzieningen. IJlanden biedt vanuit haar Team Ambulante Ondersteuning gemiddeld 24 uur per week inzet voor Okido. ´t Kabouterhuis MKD ’t Kabouterhuis is een jeugdzorg instelling voor kinderen van 0-6 jaar met een ernstige gedrags- en ontwikkelingsproblemen. Samen met ouders en andere betrokken opvoeders werken aan de optimale ontwikkeling van het kind, is het motto. Hierbij wil ’t Kabouterhuis hulp bieden die aansluit bij de leefomgeving van het kind, dus thuis en op het kinderdagverblijf of op de peuterspeelzaal. “t Kabouterhuis vindt vroegsignalering erg belangrijk en heeft vaak de ervaring dat jonge kinderen met ernstige problemen vaak (te) laat bij ’t Kabouterhuis terechtkomen. Vanuit dit perspectief ondersteunt het Kabouterhuis graag laagdrempelige projecten voor ouders en andere opvoeders met vragen en problemen over kinderen. ’t Kabouterhuis levert aan Okido 8 uur per week gespecialiseerde begeleiding door ervaren orthopedagogische medewerkers van het Kabouterhuis. Nifterlake Stichting Orthopedagogisch Dag- en Adviescentrum Nifterlake Nifterlake is betrokken bij Okido vanuit de visie dat met name jonge kinderen het beste zoveel mogelijk in een gewone setting opgevangen kunnen worden. De bijdrage van Nifterlake aan Okido bestaat uit incidentele adviezen van bijvoorbeeld logopedist, ergotherapeut of orthopedagoog, met name gericht op motorische problemen. Daarnaast is uitleen van bijvoorbeeld een aangepaste stoel mogelijk.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
10
Omega Stichting Voorzieningen Meervoudig Complex Gehandicapte kinderen Amsterdam en omstreken (Omega) richt zich op opvang van en hulpverlening aan meervoudig complex gehandicapte kinderen. Waar mogelijk en wanneer de ouders dit wensen, wil Omega de opvang van deze kinderen in een gewone situatie bevorderen. Omega levert incidenteel ondersteuning aan kindercentra via Okido, met name voor kinderen met een meervoudige handicap. De ondersteuning bestaat met name uit spelbegeleiding, naast pedagogische ondersteuning en de uitleen van aangepaste materialen. Gemeente/Stadsdelen De Amsterdamse stadsdelen zijn verantwoordelijk voor een adequaat aanbod kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. De stadsdelen ondersteunen Okido vanuit het belang dat de stadsdelen hechten aan deelname van kinderen met een handicap aan gewone voorzieningen. De stadsdelen dragen gezamenlijk de kosten van het Centraal Meld- en Coördinatiepunt, de extra formatieuren groepsleiding en van de aanschaf van aangepast meubilair. Omdat het werkgebied van Okido zich uitstrekt over Amsterdam en Diemen, is enige tijd na de start contact gelegd met de gemeente Diemen. Dit heeft ertoe geleid dat de gemeente Diemen toegezegd heeft vanaf Okido met ingang van 2003 subsidie te verlenen voor 3 kinderen per jaar. De toezegging geldt voorlopig voor twee jaar. Combiwel Combiwel is een grote welzijnsstichting in Amsterdam die kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, jongerenwerk, buurtwerk en maatschappelijke dienstverlening biedt. Bij de start van Okido werd het CMC ondergebracht bij stichting Welzijn Oud-West. In verband met financiële problemen van stichting Welzijn Oud-West zijn personeel en dienstverlening van deze stichting in 2003 overgenomen door Combiwel. Ook Okido is overgenomen door Combiwel, het CMC is gehuisvest bij Combiwel en de coördinator is in dienst bij de Kinderopvang BV Combiwel. De organisatie De organisatiestructuur van Okido bestaat uit verschillende onderdelen. De stuurgroep, waarin alle samenwerkingspartners en de coördinator vertegenwoordigd zijn, stuurt Okido aan. De stuurgroep komt ongeveer 6 keer per jaar bij elkaar, het voorzitterschap rouleert onder de stuurgroepleden. De uren die de stuurgroepleden aan Okido besteden komen voor eigen rekening van de instelling. Momenteel zijn de Amsterdamse kinderopvangorganisaties niet vertegenwoordigd in de stuurgroep. De coördinatie van de uitvoering ligt bij het Centraal Meld- en Coördinatiepunt (CMC). Okido heeft er op principiële gronden voor gekozen om zo dicht mogelijk bij de kinderopvang te staan, vanuit de gedachte dat het gaat om gewone opvang, niet om hulpverlening. Daarom is het CMC ondergebracht bij een kinderopvangorganisatie. Het CMC wordt bemenst door een coördinator die drie dagen per week aanwezig is. Sinds kort krijgt de coördinator administratieve ondersteuning voor 6 uur per week. Op uitvoerend niveau vindt ongeveer vier keer per jaar overleg plaats. Aan dit overleg nemen deel: de coördinator van Okido, de MEE-consulenten en de gespecialiseerde ondersteuners van MEE, IJlanden en ´t Kabouterhuis. Tenslotte is er een adviescommissie waarin enkele deskundigen zitting hebben. De adviescommissie heeft de functie om op vraag van de coördinator informatie en advies te geven, bijvoorbeeld over toekenning van de ondersteuning. Verder komt de adviescommissie tweemaal per jaar bij elkaar voor een evaluatie van het hulpaanbod Okido in algemene zin. Bespreking Op een aantal punten op het gebied van de samenwerking en de organisatie van Okido gaan wij hieronder nader in. Samenstelling van het samenwerkingsverband Het samenwerkingsverband van Okido omvat expertise op het gebied van kwetsbare kinderen op een vrij breed terrein. De keuze voor de samenwerkingspartners is historisch gegroeid. De samenwerkende instellingen hebben elkaar in het verleden gevonden in hun streven om de deelname van kinderen met
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
11
een handicap aan reguliere kindercentra te bevorderen. Al werkende bleek er ook behoefte te zijn aan expertise vanuit de jeugdzorg/geestelijke gezondheidszorg. Hiervoor is MKD ´t Kabouterhuis benaderd, waarmee de doelgroep van Okido is uitgebreid met kinderen met gedragsproblemen. Opvallend, in vergelijking met soortgelijke samenwerkingsverbanden elders in het land, is het ontbreken van het revalidatiecentrum. In Okido wordt voor de doelgroep kinderen met een motorische handicap de expertise van Omega en Nifterlake ingezet. Andere instellingen die ontbreken in Okido, zijn de instellingen die gespecialiseerd zijn in zintuiglijke handicaps, zoals Visio. Meestal hebben de ouders van een kind met een motorische of zintuiglijke handicap al contact met het revalidatiecentrum of een instelling die gespecialiseerd is in de betreffende handicap. Deze instellingen geven in het algemeen waar nodig ook adviezen aan leidsters in de kinderopvang. Deze ondersteuning komt in het algemeen rechtstreeks, dus buiten Okido om tot stand. Er is wel sprake van afstemming tussen deze instellingen en Okido. Afstemming andere samenwerkingsverbanden voor jonge kinderen Een aandachtspunt is de afstemming met samenwerkingsverbanden die functies vervullen die verwant zijn aan de Okido-functie, namelijk het VTO-coördinatiepunt en Integrale Vroeghulp. Het VTO-coördinatiepunt is een samenwerkingsverband dat zich richt op vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsproblemen. Het vervult een coördinerende functie en voert zelf geen diagnostiek uit maar zorgt ervoor dat aangesloten instellingen die doen. Okido verwijst vragen die vooral gericht zijn op diagnostiek in het algemeen door naar het VTO-coördinatiepunt. Integrale Vroeghulp is een, deels met het VTO-team overlappend, interdisciplinair samenwerkingsverband met het doel om aan ouders met een kind met een (vermoeden van) achterstand in de motorische en/of verstandelijke ontwikkeling de hulp te coördineren. Integrale Vroeghulp richt zich vooral op kinderen met een complexe problematiek of waarbij nog niet duidelijk is wat er aan de hand is. Met het team Integrale Vroeghulp is momenteel overleg gaande in het kader van een betere afstemming. Geconstateerd is dat er een gedeeltelijke overlap is tussen de functie van Integrale Vroeghulp en Okido. Beiden proberen een ondersteuningsaanbod te coördineren, zodat de ondersteuning tegemoet komt aan de vraag van ouders en kind. Integrale Vroeghulp heeft geregeld te maken met vragen om ondersteuning in de kinderopvang. Een verschil is dat Integrale Vroeghulp de vraag van de ouders als insteek heeft. Bij Okido ligt het accent meer op de vraag van de kinderopvang, hoewel daarbij ook de vraag van de ouders aan de orde is. Te overwegen is voor Okido om nauwere samenwerking met Integrale Vroeghulp aan te gaan. In vergelijkbare initiatieven ter bevordering van integratie in de kinderopvang, zoals in Noord-Brabant en in Apeldoorn, is de coördinatie van de ondersteuning in de kinderopvang aangehaakt bij Integrale Vroeghulp. De ervaringen hiermee zijn in het algemeen positief. Instellingsdoelen versus Okido-doelen Okido is een samenwerkingsverband van verschillende instellingen/organisaties die elk vanuit de eigen visies, doelen en uitgangspunten inzet leveren. Elke instelling houdt de regie over het eigen aanbod. De eigen doelen staan soms op gespannen voet met de Okido-doelen. Voor MEE staan de ouders centraal, MEE ziet de inzet voor Okido in het perspectief van een vaak bredere vraag van ouders op het gebied van zorg voor hun kind. ´t Kabouterhuis beschouwt haar inzet voor Okido primair als dienstverlening aan kindercentra, als aparte activiteit naast het hulpverleningsaanbod aan kinderen en ouders. Dit komt doordat ´t Kabouterhuis geen hulp kan bieden die niet geïndiceerd is door Bureau Jeugdzorg. De inzet van IJlanden, Omega en Nifterlake voor Okido is te zien als meer hulpverleningsgericht en ligt in het verlengde van het eigen aanbod aan kinderen en ouders. Binnen een dergelijke structuur op één lijn komen, vraagt veel op het gebied van coördinatie en samenwerking. Tijdens de evaluatie is gebleken dat Okido veel investeert in de samenwerking, er is sprake van een positief, open klimaat waarin ruimte is voor ieders inbreng. Er vinden regelmatig discussies plaats waarin knelpunten en fricties besproken worden en gezocht wordt naar verbeteringen die de doelstellingen van Okido ten goede komen. Ook voor het gezicht naar buiten heeft deze situatie gevolgen. De consulenten en ondersteuners hebben vanuit de eigen instelling elk hun eigen werkwijze, maar ouders en kindercentra is niet altijd duidelijk wat Okido doet en wat de afzonderlijke instellingen doen. In de communicatie van Okido naar kindercentra zal hiervoor steeds aandacht moeten zijn. Positionering van Okido Een belangrijk aandachtspunt is de positionering van Okido. Bij de start van Okido is er een bewuste keuze gemaakt om het meldpunt van Okido bij de kinderopvang onder te brengen. Daarmee wil Okido laten zien dat het accent ligt op de kinderopvang, niet op de hulpverlening. De financiering door de stadsdelen ligt in het verlengde hiervan.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
12
Door de positionering in de welzijnsstichting Combiwel is het CMC, feitelijk de spil van Okido, echter kwetsbaar. Combiwel ondersteunt Okido door het beheer van het CMC op zich te nemen, maar beschouwt Okido niet als kernactiviteit. Het CMC draait op één part-time coördinator, sinds kort aangevuld met een administratieve ondersteuner voor enkele uren per week. Het kantoor van Okido is gehuisvest in een (tijdelijk) pand van Combiwel. Zowel qua huisvesting als inhoudelijk neemt de coördinator een geïsoleerde positie in. Hoewel de coördinator kan terugvallen op de partners van het samenwerkingsverband, is er geen sprake van een teamverband waarin zij functioneert. Dit betekent een knelpunt op het gebied van de bereikbaarheid en vervanging bij uitval van de coördinator. Ook is de mogelijkheid om voeding te krijgen van een team beperkt. Dit alles vraagt om bezinning op de positionering van het CMC. De keuzes die hierin gemaakt kunnen worden, hangen sterk samen met discussies over de functies van Okido en met ontwikkelingen op het gebied van de financiering.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
13
5. Doelen en functies, doelgroepen en klanten van Okido nader bekeken In deze paragraaf belichten we de doelen, doelgroepen en klanten van Okido. Centraal staat de vraag: wat wil Okido bereiken, voor wie? We bekijken de doelen en doelgroepen van Okido in het licht van landelijk beleid en ontwikkelingen. Wat wil Okido bereiken en voor wie? Okido wil de integratie van kinderen met een handicap of gedragsprobleem in de kinderopvang in Amsterdam en Diemen bevorderen. In de samenwerkingsovereenkomst is het doel als volgt geformuleerd: “De samenwerking is erop gericht de voorwaarden te scheppen die nodig zijn voor de opvang van een afgebakende groep kinderen in de reguliere kinderopvang. Het uitgangspunt hierbij is dat ook deze kinderen, binnen hun eigen mogelijkheden, participeren in de samenleving.” De doelgroep van Okido wordt aangeduid als: kinderen met een handicap, ontwikkelingsachterstand of gedragsprobleem. Oorspronkelijk concentreerden de initiatieven in het voortraject van Okido zich op kinderen met een handicap, later is gekozen voor een bredere doelgroep waarbij ook kinderen met een gedragsprobleem tot de doelgroep gerekend worden. Twee klantengroepen Okido heeft twee klantengroepen: kindercentra en ouders. Het ondersteuningsaanbod richt zich op kindercentra. Het aanbod aan de ouders bestaat uit ondersteuning bij het zoeken van een kindplaats en eventueel bemiddeling hierbij. In de praktijk komt het niet vaak voor dat ouders hier gebruik van maken. Het accent ligt op de ondersteuning van de kindercentra, daarmee zijn kindercentra de belangrijkste klant van Okido. Maar ook bij de ondersteuning zijn ouders betrokken. Uitgangspunt is dat de ouders tenminste op de hoogte zijn van en akkoord gaan met de ondersteuning. Zowel kindercentra als ouders kunnen het initiatief nemen om ondersteuning in het kindercentrum aan te vragen. Als er ondersteuning geboden wordt, dan worden de ouders betrokken bij de evaluaties. Na ruim een jaar praktijkervaring met Okido is in 2002 de discussie gevoerd over de vraag: wie is de primaire klant van Okido? Achtergrond van de discussie wordt gevormd door het gegeven dat in Okido instellingen samenwerken die elk een eigen missie en eigen beleid hebben. De belangrijkste verschillen zijn die tussen MEE en MKD ´t Kabouterhuis. MEE zet zich in voor Okido vanuit de kerntaak om ouders te ondersteunen in het realiseren van hun wensen rondom de opvang en zorg voor hun kind. Integratie in de kinderopvang is daar één van. MEE heeft dan ook de wens om meer voor ouders te kunnen betekenen dan alleen ondersteuning in de kinderopvang, bijvoorbeeld ondersteuning bieden in het hele traject van opvang, onderwijs en hulpverlening. ´t Kabouterhuis is in de eerste plaats een hulpverleningsinstelling, die in principe alleen geïndiceerde hulp mag bieden. De ondersteuning die ´t Kabouterhuis tot op heden via Okido aan de kinderopvang biedt, wordt gezien als een aparte activiteit, namelijk dienstverlening aan de kinderopvang. Dit om verwarring met de hulpverlening te voorkomen. Vanuit deze situatie ziet ´t Kabouterhuis de kinderopvang primair als doelgroep voor de ondersteuning die zij via Okido levert. In de visie van ´t Kabouterhuis zijn de groepsleiding en de leidinggevende van het kindercentrum en niet de medewerkers van ´t Kabouterhuis primair de gesprekspartner van de ouders. Nieuwe ontwikkelingen in beleid en regelgeving zullen in 2004 leiden tot een verandering in het hulpverleningsaanbod voor Okido vanuit ´t Kabouterhuis. In het toekomstig hulpaanbod van MKD 0t Kabouterhuis zijn ouders primair de klant. De discussie over de vraag: ‘wie is de klant?’ komt hiermee weer in een ander daglicht te staan. Landelijke ontwikkelingen en landelijk beleid Voor een beschouwing over de doelen van Okido, is het interessant om deze te bekijken in een landelijk perspectief. In de afgelopen decennia zijn er in veel plaatsen projecten en initiatieven geweest die zich richten op de deelname van kwetsbare kinderen aan gewone kinderopvangvoorzieningen. Onder kwetsbare kinderen verstaan we: kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd door eigen aanleg, gezinsfactoren of omgevingsfactoren, of een combinatie hiervan. Deze kinderen vragen speciale aandacht en zorg in de kinderopvang. De projecten en initiatieven zijn globaal onder te verdelen in drie categorieën. • Projecten en initiatieven die zich richten op integratie van kinderen met een (vermoedelijke) handicap. In het algemeen is de gehandicaptenzorg bij deze projecten betrokken. In integratieprojecten gaat
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
14
•
•
het met name om het vergroten van de deelname van de doelgroep aan het gewone aanbod in de kinderopvang. Vaak richten deze projecten zich op samenwerking tussen kinderopvang en gehandicaptenzorg, waarbij ondersteuning gerealiseerd wordt voor leidsters in de kinderopvang bij de opvang van een kind met een handicap. Kinderopvang-plus projecten die zich richten op kinderen met gedrags- of opvoedingsproblematiek. In het algemeen wordt kinderopvang-plus gerealiseerd in een samenwerkingsverband van kinderopvang en jeugdzorg. In kinderopvang-plus gaat het om een plusgroep of een aantal afgebakende plusplaatsen in een of meer kinderdagverblijven. Het accent in kinderopvang-plus ligt niet zozeer op integratie, maar op het realiseren van extra begeleiding (plus) aan kinderen en ouders, bedoeld om de problematiek te verminderen. Kinderopvang-plus biedt opvang met hulpverleningselementen. Initiatieven die zich richten op ondersteuning van leidsters in kindercentra bij het omgaan met opvallend gedrag. Hierbij betreft het meestal lichtere problematiek, de ondersteuning richt zich op het in gang zetten van een signalerings- en eventueel verwijzingstraject, naast lichte vormen van opvoedingsondersteuning.
Naar aanleiding van signalen vanuit initiatieven op het gebied van de integratie van kinderen met een handicap over knelpunten die integratie belemmeren, heeft de commissie-Torenstra op verzoek van het ministerie van VWS advies uitgebracht. De commissie definieert de doelgroep als volgt: “Kinderen die door een (vermoedelijke) stoornis of afwijking beperkt zijn in hun functioneren en daardoor speciale zorg vragen in de kinderopvang. Hierbij gaat het om kinderen met een motorische, verstandelijke, visuele of auditieve handicap, kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum, kinderen met een chronische ziekte en kinderen met een meervoudige handicap.” De commissie gaat uit van de knelpunten op de drie gebieden die in de NIZW-inventarisatie Gewoon kind zijn met andere kinderen (2001) genoemd worden: bekendheid, toegankelijkheid van de kinderopvang en toerusting van de kinderopvang. • Knelpunten op het gebied van bekendheid: de bekendheid over de mogelijkheden op het gebied van integratie in de reguliere kinderopvang zijn niet groot, waardoor een deel van de ouders de weg naar de reguliere kinderopvang moeilijk kan vinden. • Knelpunten op het gebied van de toegankelijkheid: bij veel kinderopvangorganisaties is geen sprake van duidelijk beleid op het gebied van de plaatsing van kinderen met een handicap. Daarnaast zijn er soms knelpunten op het gebied van de fysieke toegankelijkheid. • Knelpunten op het gebied van de toerusting van de kinderopvang: het belangrijkste knelpunt heeft betrekking op ondersteuning en extra zorg die vaak nodig is voor de opvang van kinderen met een handicap in de kinderopvang. Een belangrijke voorwaarde voor de deelname van kinderen met een handicap is dat de groepsleiding ondersteuning kan krijgen en dat er extra zorg voor het kind gerealiseerd wordt indien nodig. In de praktijk is het vaak moeilijk om ondersteuning en extra zorg in de kinderopvang te realiseren. Hoewel er op verschillende plaatsen samenwerking is tussen kinderopvang en gehandicaptenzorg, ontbreekt het aan een goed, eenduidig en toegankelijk aanbod van de ondersteuning die instellingen voor gehandicaptenzorg bieden. Daarnaast is de financiering van extra leidstersuren een groot probleem. Doelen en doelgroepen van Okido in landelijk perspectief Okido is het beste te plaatsen in de eerste categorie initiatieven, gericht op de integratie van kinderen met een handicap. Okido probeert een concrete bijdrage te leveren aan integratie door ondersteuning en extra zorg te bieden in de kinderopvang. In het aanbod zitten ook hulpverleningselementen, waardoor er in zekere mate ook een kinderopvang-plus functie vervuld wordt. Als we de doelen van Okido bekijken in het licht van het advies-Torenstra, dan kunnen we het volgende stellen. Okido richt zich met name op het derde knelpunt: de toerusting van de kinderopvang. Okido bundelt de expertise van gespecialiseerde instellingen en heeft een budget voor extra leidstersformatie. Okido maakt daarmee ondersteuning en extra zorg beschikbaar en bereikbaar voor de kinderopvang. Het feit dat Okido extra leidstersuren biedt, maakt Okido tot een tamelijk uniek initiatief in vergelijking met andere initiatieven. Door het bieden van ondersteuning levert Okido ook op indirecte wijze een bijdrage aan verbetering van de toegankelijkheid. Immers, doordat er ondersteuning beschikbaar is, zullen kindercentra eerder een kind met een handicap plaatsen. Daarnaast zorgt Okido door PR-activiteiten zoals het verspreiden van een nieuwsbrief, ervoor dat het onderwerp onder de aandacht komt van kinderopvangorganisaties.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
15
Tenslotte het knelpunt betreffende de bekendheid. Okido probeert door het verspreiden van folders de bekendheid met integratie in de kinderopvang en het ondersteuningsaanbod van Okido te vergroten. Ook voor het vergroten van de bekendheid heeft Okido dus betekenis. Okido richt zich met zijn integratiedoelstelling op een brede doelgroep in vergelijking met andere integratie-initiatieven, door kinderen met gedragsproblemen tot de doelgroep te rekenen. De doelen voor deze groep zijn gedeeltelijk anders. Voor deze kinderen kan het doel zijn om vroegtijdig hulp op gang te brengen. Hiermee kan plaatsing in bijvoorbeeld een MKD in een aantal gevallen voorkomen worden. Soms gaat het erom de kinderopvang te ondersteunen in afwachting van plaatsing in bijvoorbeeld een MKD. Bespreking Bij een beschouwing van de doelen, doelgroepen en klanten vragen de volgende thema´s de aandacht. Afbakening van de doelgroep Met de keuze voor een brede doelgroep komt Okido tegemoet aan de vraag van kinderopvang en ouders. De vragen die zich in de kinderopvang voordoen zijn vaak diffuus en veel vragen hebben betrekking op een zorgelijke ontwikkeling of opvallend gedrag, zonder dat duidelijk is of er een handicap op stoornis aan ten grondslag ligt. Door te kiezen voor een brede doelgroep waartoe ook kinderen met gedragsproblemen en ontwikkelingsachterstanden behoren, maakt Okido het zich niet makkelijk om tot een afbakening van de doelgroep te komen. Okido richt zich in principe alleen op kinderen met een ‘in aanleg zittend probleem’, of een (vermoede) stoornis, niet op kinderen met lichte gedrags- of opvoedingsproblematiek. In de praktijk is het moeilijk om scherpe scheidslijnen te trekken wanneer een kind wel en wanneer het niet tot de Okido-doelgroep behoort. Bij kinderen in de leeftijd van 0 – 4 jaar die zich anders ontwikkelen is in veel gevallen nog niet duidelijk wat er precies aan de hand is. Het vaststellen of een kind tot de doelgroep behoort, vraagt dan ook voortdurend de aandacht van Okido. Binnen Okido wordt de behoefte gesignaleerd aan een laagdrempelige vraagbaakfunctie voor de kinderopvang, al dan niet aangehaakt bij Okido, waar leidsters of leidinggevenden met alle vragen en zorgen over kinderen terecht kunnen. Vanuit deze eerste opvang kan dan bekeken worden welke vragen bij Okido terecht moeten komen. Een zekere afbakening van de doelgroep vindt plaats doordat het ondersteuningsaanbod van Okido aan grenzen is gebonden, er kan bijvoorbeeld geen één-op-één ondersteuning geboden worden. Hierdoor biedt Okido geen oplossing voor kinderen met zware problematiek. Okido beperkt zich tot jonge kinderen tussen 0 en 4 jaar en biedt dus geen ondersteuning in de buitenschoolse opvang. Hoewel het aantal kinderen met een handicap in de reguliere buitenschoolse opvang beperkt is in vergelijking met de kindercentra voor 0-4 jarigen, zijn er wel signalen dat de behoefte groeit (Balledux en Jongepier 2002). Met name voor kinderen die met ondersteuning van Okido in een kinderdagverblijf opgevangen worden en doorstromen naar de BSO, kan de vraag zich voordoen om ook ondersteuning te bieden in de BSO. Omdat Okido al een structuur heeft voor de ondersteuning van de kinderopvang, is het goed te overwegen om de dienstverlening van Okido uit te breiden naar de BSO. Helderheid over de klanten van Okido Zowel bij de klanten als bij de uitvoerders van Okido, is niet altijd een eenduidig beeld over de rol van Okido naar ouders. Uitgangspunt is dat de contacten van Okido met de ouders alleen betrekking hebben op het domein kinderopvang. In de praktijk doen zich op dit punt soms knelpunten voor. Sommige ouders verwachten meer van Okido. Voor de MEE-medewerkers bestaat in hun contact met ouders niet altijd een duidelijk onderscheid tussen de Okido-taken en de MEE-taken. Dat heeft te maken met de bredere functie die MEE voor ouders vervult. Voor Okido en in het belang van de samenwerking is het zaak om helderheid te creëren over de rol en positie van ouders.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
16
6. De financiering van Okido Een belangrijk knelpunt bij veel initiatieven en projecten die zich richten op integratie van kinderen met een handicap in de kinderopvang betreft de financiering. Ook voor Okido is de financiering een voortdurend punt van aandacht. In deze paragraaf nemen we de financiering onder de loep. De financiering van Okido is geregeld via verschillende geldstromen, regulier en speciaal. Het budget voor het CMC, de extra leidstersuren en aanschaffing van aangepast meubilair wordt gefinancierd met gemeentelijke subsidie die door de Amsterdamse stadsdelen wordt toegekend. De overige inzet wordt op indirecte wijze gefinancierd, namelijk via de bijdrage in natura van de instellingen die in het samenwerkingsverband van Okido participeren. Hiervoor zijn drie regelingen van toepassing: de subsidieregeling voor MEE, de AWBZ en de financiering van de jeugdzorg. In al deze geldstromen zijn ontwikkelingen gaande die consequenties hebben voor Okido. Hieronder zetten we de geldstromen en de ontwikkelingen daarin op een rij. Gemeentelijke subsidie In een overeenkomst met de samenwerkende stadsdelen Amsterdam is geregeld dat de stadsdelen zorg dragen voor de financiering van de extra leidstersuren in de kinderopvang en van het coördinatiepunt. Okido maakt per jaar een begroting, met daarin een prognose voor het aantal kinderen waaraan ondersteuning geboden zal worden. Voor 2003 is uitgegaan van 105 te plaatsen kinderen met een handicap, het gemiddelde bedrag voor extra leidstersformatie is vastgesteld op 2000 euro per kind. Jaarlijks ontvangen de stadsdelen een subsidieaanvraag. In de praktijk van de afgelopen jaren is gebleken dat meestal meer kinderen van het aanbod kunnen profiteren dan het aantal waarop de begroting is gebaseerd. Dat komt doordat de extra leidstersuren door personeelstekort niet altijd daadwerkelijk ingevuld worden, en doordat de ondersteuning lang niet altijd voor het hele jaar ingezet wordt. De subsidie van de stadsdelen voor Okido komt uit de algemene middelen, meestal gekoppeld aan het begrotingshoofdstuk kinderopvang (welzijn/zorg). De bijdrage aan Okido past binnen de beleidskaders kinderopvang voor doelgroepen en maatschappelijke integratie van gehandicapten. Eén stadsdeel heeft ervoor gekozen om het budget voor leidstersuren alleen beschikbaar te stellen voor organisaties die door het stadsdeel gesubsidieerd worden. Ontwikkelingen in de gemeentelijke subsidiëring Naar verwachting zal in 2005 de Wet basisvoorziening kinderopvang (Wbk) in werking treden. De Wbk heeft consequenties voor de financiering van de kinderopvang (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderopvang). Peuterspeelzalen vallen voorlopig buiten de wet. De wet richt zich met name op werkende ouders. Ouders gaan zelf de rekening van de kinderopvang betalen, zij krijgen hiervoor een inkomensafhankelijke bijdrage van de overheid. Daarnaast is het de bedoeling dat de werkgever ook een bijdrage levert. De Wbk heeft tot gevolg dat de rol van de gemeenten voor kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouderopvang kleiner wordt, zij hebben geen subsidierelatie meer met de kinderopvang. Wel hebben gemeenten een taak voor de bekostiging van kinderopvang voor specifieke doelgroepen, zoals inburgeraars, bijstandsgerechtigden en sociaal-medisch geïndiceerden. De Wbk roept de vraag over de toekomstige rol van de gemeenten op het gebied van integratie van kinderen met een handicap in de kinderopvang. Op het gebied van peuterspeelzalen blijft de situatie hetzelfde, maar voor de andere vormen van kinderopvang kan de beëindiging van de subsidierelatie gevolgen hebben. Een aanknopingspunt biedt het beleid voor specifieke doelgroepen, waaronder de kinderen/ouders die op grond van een sociaal-medische indicatie recht hebben op bekostiging van de kinderopvang. Kinderen met een handicap kunnen in principe tot de doelgroep gerekend worden. Hierbij gaat het echter alleen om de basiskosten voor kinderopvang, niet over de extra kosten die de opvang van een kind met een handicap met zich meebrengen. Financiering vanuit de jeugdzorg De bijdrage van ´t Kabouterhuis aan Okido is te zien als indirecte financiering vanuit de jeugdzorg. ´t Kabouterhuis wordt gefinancierd door het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA), dat verantwoordelijk is voor de planning en financiering van de jeugdzorg. Tot en met 2003 kan ´t Kabouterhuis met instemming van het ROA inzet voor Okido leveren.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
17
Ontwikkelingen in de financiering van de jeugdzorg De inwerkingtreding van de Wet op de Jeugdzorg heeft gevolgen voor de bijdrage van ´t Kabouterhuis aan Okido. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de Wet op de Jeugdzorg op 1 januari 2004 in werking zou treden, dit is inmiddels tot nader orde uitgesteld. ´t Kabouterhuis kan dan alleen nog geïndiceerde zorg bieden. Die zorg is omschreven in modules en wordt geïndiceerd door Bureau Jeugdzorg. MKD ´t Kabouterhuis heeft inmiddels haar Okidoaanbod in de vorm van een zorgmodule beschreven en is in overleg met Bureau Jeugdzorg bezig om een verkort indicatietraject te ontwikkelen. Duidelijk is dat de inzet van ´t Kabouterhuis aan striktere regels gebonden zal worden en dat daarmee de drempel verhoogd zal worden. Een voordeel van deze ontwikkeling is dat het aanbod zich, binnen de kaders van de module, kan ontwikkelen conform de wensen van de cliënt. Financiering vanuit de MEE-subsidieregeling De bijdrage van MEE aan Okido is geregeld via de subsidieregeling voor MEE. Dit is een aparte regeling binnen de AWBZ. Binnen deze subsidieregeling kan MEE niet-geïndiceerde ondersteuning leveren. De werkzaamheden voor Okido maken deel uit van de reguliere werkzaamheden van MEE. Ontwikkelingen in de financiering van MEE Momenteel is een belangrijk transformatieproces gaande in het kader van de SPD Nieuwe Stijl, waarvan de naamsverandering van SPD in MEE een onderdeel is. Dit gaat gepaard met een nieuwe positiebepaling en opdracht voor MEE. Het is nog niet helemaal duidelijk welke consequenties deze ontwikkeling heeft voor de financiering van de MEE-taken in het algemeen en voor de inzet van MEE Amstel en Zaan aan Okido in het bijzonder. In het kader van de SPD Nieuwe Stijl is een onderscheid gemaakt tussen nietgeïndiceerde en geïndiceerde taken, waarbij de taken waarvoor een indicatie vereist is afgestoten worden. In het takenpakket van MEE zal het accent liggen op kortdurende ondersteuning. Voor Okido betekent dit dat de inzet van consulententaken onbedreigd is en op de oude voet door kan gaan. Voor de inzet van pedagogische hulpverlening is dit nog niet duidelijk. Mogelijk zal de nieuwe financiering van de MEE een beperking of verandering van de pedagogische hulpverlening met zich meebrengen. Financiering vanuit de AWBZ IJlanden, Nifterlake en Omega worden volledig gefinancierd via de AWBZ. De diensten die deze instellingen bieden zijn in principe alleen bestemd voor cliënten die een indicatie hebben voor zorg in het kader van de AWBZ. De financiering van de taken die IJlanden voor Okido uitvoert, is tot en met 2003 geregeld via de ‘Zorg op Maat’ regeling in de AWBZ. Hierdoor kunnen de instellingen ondersteuning in de kinderopvang bieden aan kinderen waarvoor (nog) geen indicatie is. De instellingen maken over de inzet van de ‘Zorg op Maat’gelden jaarlijks afspraken met het Zorgkantoor. Ontwikkelingen in de financiering via de AWBZ Er zijn momenteel belangrijke ontwikkelingen in de AWBZ. In de afgelopen jaren is in het kader van de moderniseringsoperatie van de AWBZ gewerkt aan een omslag in de zorg van aanbodsturing naar vraagsturing. In april 2003 is een nieuw stelsel van de AWBZ in werking getreden, dat erop gericht is om meer dan voorheen zorg op maat te kunnen bieden. De kern van de verandering wordt gevormd door functiegerichte aanspraken, de bijbehorende indicatiestelling en het persoonsgebonden budget nieuwe stijl. Kort samengevat houdt het nieuwe AWBZ-stelsel in dat de aanspraken die cliënten kunnen maken op de AWBZ gedefinieerd worden in zeven functies: huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en behandeling. Om in aanmerking te komen voor een of meerdere functies moet een indicatie worden verkregen. De indicatiestelling wordt gedaan door de onafhankelijke Regionale Indicatieorganen (RIO’s). Cliënten kunnen kiezen voor zorg in natura, of een persoonsgebonden budget waarmee zij zelf zorg kunnen inkopen. Een belangrijk uitgangspunt is dat er pas sprake kan zijn van een aanspraak op AWBZ als er geen mogelijkheden zijn om de omgeving aan te passen, er geen algemene en toegankelijke voorliggende voorzieningen zijn (bijv. welzijn, onderwijs) die in de zorgbehoefte kunnen voorzien en het niet gaat om gebruikelijke zorg (die normaliter verwacht kan worden van mensen onder elkaar). In het kader van toegankelijke, betaalbare, solidaire en doelmatige AWBZ is het kabinetsbeleid er in toenemende mate op gericht om een aantal aanspraken van de AWBZ tot de eigen verantwoordelijkheid van cliënten te rekenen. Voor die vormen van ondersteuning en zorg waarvoor burgers zelf verantwoordelijk zijn, maar waarvoor een voorziening nodig is, moet op lokaal niveau voorzien worden. In de Wet Maatschappelijke Zorg die in voorbereiding is, worden de verantwoordelijkheden verder uitgewerkt.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
18
Gevolg van deze ontwikkelingen is dat de AWBZ-gefinancierde instellingen IJlanden, Nifterlake en Omega binnenkort alleen nog ondersteuning kunnen bieden voor kinderen met een AWBZ-indicatie. Momenteel is nog sprake van een overgangssituatie, in 2004 moet een en ander zijn beslag krijgen. Uit wat nu bekend is over de indicatiestelling voor AWBZ-zorg blijkt dat er nauwelijks nog indicaties gegeven worden voor ondersteuning in de kinderopvang. Volgens het wegingskader voor toegang tot AWBZ-verzekerde zorg gaat het bij kinderopvang om ‘gebruikelijke zorg’: zorg die normaliter verwacht mag worden voor alle kinderen in deze leeftijd en waarvoor ouders verantwoordelijk zijn. De kinderopvang is in principe zelf verantwoordelijk voor de nodige deskundigheid. Als ouders kiezen voor opvang van een gehandicapt kind in een gewoon kindercentrum en er is extra begeleiding nodig, dan is de redenering dat het kindercentrum geen passende omgeving is voor het kind. De AWBZ voorziet dan niet in extra begeleiding, maar adviseert ouders om een passende omgeving te kiezen (dus een speciale voorziening voor kinderen met een handicap). Alleen als er vormen van lijfsgebonden zorg in de kinderopvang nodig zijn, zoals verpleegkundige handelingen, kan wellicht een AWBZ-indicatie worden gegeven, na een weging of dit al dan niet onder gebruikelijke zorg valt. Bespreking Bovenstaande ontwikkelingen op het gebied van de financiering hebben grote consequenties voor de integratie van kinderen met een handicap in de kinderopvang. Met name de ontwikkelingen op het gebied van de AWBZ-financiering hebben negatieve gevolgen. Een initiatief op het gebied van integratie van kinderen met een handicap, zoals Okido, heeft in de afgelopen jaren geprofiteerd van financiering in het kader van de vernieuwing van de zorg. De ‘Zorg op Maat’ regeling, de grondslag voor de financiering van de inzet van IJlanden, Nifterlake en Omega voor Okido, komt te vervallen. Er kan door deze instellingen alleen nog AWBZ-gefinancierde zorg worden geboden die valt onder de aanspraken van de AWBZ. Het ziet ernaar dat voor de ondersteuning in de kinderopvang in de meeste gevallen geen AWBZindicatie gegeven zal worden. Voor Okido, dat berust op samenwerking van verschillende sectoren en een gezamenlijke inzet voor integratie, lijkt hiermee een belangrijk deel van de financiële basis weg te vallen. De mogelijkheden om gespecialiseerde ondersteuning te bieden in de kinderopvang worden sterk ingeperkt. Als er al gespecialiseerde ondersteuning geboden kan worden, dan is een belangrijk knelpunt dat zowel voor de inzet van IJlanden, Nifterlake en Omega als van ´t Kabouterhuis er een indicatie nodig is voor het bieden van ondersteuning. Ouders moeten, voordat één van de gespecialiseerde instellingen ondersteuning kan bieden, met hun kind de molen van de indicatiestelling in. Voor een wellicht aanzienlijk deel van de ouders is dit een knelpunt omdat zij nog niet toe zijn aan erkenning van de problemen, of omdat zij een bewuste keuze maken om hun kind zo lang mogelijk buiten het zorgcircuit te houden. Bovendien gaat het bij Okido om jonge kinderen waarbij vaak nog geen diagnose gesteld is. Soms manifesteren de problemen zich pas als het kind het kindercentrum bezoekt. Voor het verkrijgen van een indicatie zal er in het algemeen onderzoek verricht moeten worden, waarmee veel tijd gemoeid kan zijn. Dit knelpunt is minder groot als het initiatief van MKD ´t Kabouterhuis om een verkort indicatietraject te realiseren, slaagt. De indicatiestelling kan dan door Okido-consulenten uitgevoerd worden, terwijl het betreffende indicatieorgaan achteraf haar goedkeuring geeft. Dit alles betekent een bedreiging voor de laagdrempeligheid en de korte lijnen die in de huidige situatie de kracht van Okido zijn. Voor wat betreft de ondersteuning vanuit ´t Kabouterhuis voor kinderen met gedragsproblemen dreigt het aanbod op te schuiven in de richting van hulpverlening in plaats van ondersteuning en dienstverlening. De ondersteuning van IJlanden, Nifterlake en Omega lijkt sterk beperkt te worden. Een aanknopingspunt voor continuering van de ondersteuning van de kinderopvang is wel te vinden bij MEE. De taken zoals Okido zich stelt op het gebied van integratie passen bij uitstek bij de functie van MEE als laagdrempelige, onafhankelijke cliëntondersteuner. Mogelijk zal het ondersteuningsaanbod anders ingevuld moeten worden. Het overheidsbeleid is erop gericht om zorg zoveel mogelijk op lokaal niveau te regelen. Ook preventie wordt gezien als een gemeentelijke taak. De gemeentelijke verantwoordelijkheden en middelen op het gebied van zorg en preventie vormen echter nog een grijs gebied. De geschetste ontwikkelingen duiden erop dat voor integratie van kinderen met een handicap in de kinderopvang de bestaande kaders van gehandicaptenzorg en jeugdzorg geen oplossing bieden. Dit alles zet het advies-Torenstra in een nieuw daglicht.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
19
7. De ondersteuning In dit hoofdstuk nemen we de ondersteuning die Okido biedt onder de loep. We beschrijven de verschillende vormen van ondersteuning, de knelpunten en effecten. Het ondersteuningsaanbod Het ondersteuningsaanbod bestaat uit de volgende elementen. Extra formatieuren groepsleiding Okido kan financiële middelen voor extra formatieuren toekennen, bedoeld als een paar extra handen om de groepsleiding te ontlasten en extra aandacht te kunnen geven aan het kind. Per kind wordt bekeken of extra groepsleiding nodig is en hoeveel. Het kindercentrum is zelf verantwoordelijk voor het werven/aanstellen van een groepsleidster en ontvangt hiervoor een vergoeding. Aangepast meubilair In de gevallen waarin dat nodig is, kan Okido voor aangepast meubilair zorgen. Soms kan via de aangesloten organisaties aangepast meubilair in bruikleen worden gegeven. Daarnaast heeft Okido een aangepaste stoel en een loophulp aangeschaft, die door kindercentra geleend kunnen worden. De mogelijkheden van Okido op het gebied van aangepast meubilair zijn beperkt. Voordat het aangepaste meubilair beschikbaar wordt gesteld, gaat Okido na of alle andere mogelijkheden al zijn geprobeerd, bijvoorbeeld via de WVG. Specialistische ondersteuning De specialistische ondersteuning wordt geboden door de instellingen die in Okido participeren: MEE, IJlanden, ´t Kabouterhuis, Omega en Nifterlake. Hieronder een overzicht van de ondersteuning die de instellingen bieden. • MEE Amstel en Zaan: pedagogische hulpverlening MEE zet voor de ondersteuning van leidsters pedagogisch hulpverleners in. MEE richt zich op een brede groep kinderen met een handicap, ontwikkelingsachterstand, en/of gedragsproblemen. De ondersteuning is vooral leidstergericht en heeft meestal een frequentie van ongeveer 1x per maand. Soms wordt gewerkt met video. • IJlanden: ambulante ondersteuning De ondersteuning van IJlanden wordt geboden door medewerkers van het team Ambulante Ondersteuning en is gericht op kinderen met een verstandelijke beperking of ontwikkelingsachterstand. De IJlanden-ondersteuner is vooral kindgericht, het accent ligt op ontwikkelingsstimulering. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het ontwikkelingsprogramma ‘De Paddestoel’. Meestal komt de IJlandenmedewerker 1 à 2 keer per week in het kindercentrum. • MKD ´t Kabouterhuis: pedagogische ondersteuning De ondersteuning van ´t Kabouterhuis is gericht op de omgang met kinderen met gedrags- of ontwikkelingsproblemen. De ondersteuner van ´t Kabouterhuis werkt leidstergericht. In de eerste maand komt de ondersteuner twee keer, daarna vindt de begeleiding ongeveer 1x per 3 à 4 weken plaats. • Omega/Nifterlake De ondersteuning van Omega en Nifterlake is gericht op de specifieke vragen rond de opvang van kinderen met een lichamelijke of een meervoudige handicap. De ondersteuning bestaat uit spelbegeleiding (Omega), pedagogische adviezen gericht op de omgang met een kind met een lichamelijke of meervoudige handicap, of adviezen van bijvoorbeeld ergotherapeut of fysiotherapeut (Nifterlake). De ondersteuning van MEE, ´t Kabouterhuis en IJlanden wordt het meest toegekend. Nifterlake en Omega worden incidenteel ingeschakeld.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
20
Inhoud en aanpak van de specialistische ondersteuning In principe bieden de ondersteuners van de verschillende instellingen verschillende vormen van ondersteuning, maar er zijn ook veel overeenkomsten. Alle ondersteuners beginnen met een observatie, deze bespreken zij met de groepsleiding. Vervolgens werken zij aan de hand van een begeleidingsplan. Er is wel onderscheid te maken tussen een leidstergerichte en een kindgerichte aanpak. Bij leidstergerichte ondersteuning ligt het accent op begeleiding van de leidster, doel is de leidster handvatten aan te reiken voor de omgang met het kind. Bij een kindgerichte aanpak werkt de ondersteuner met het kind, alleen of in groepsverband, met als doel de ontwikkeling van het kind te bevorderen. De ondersteuners van ´t Kabouterhuis en MEE werken vooral leidstergericht, dit geldt ook voor Nifterlake. Bij de ondersteuning van IJlanden en Omega ligt het accent op kindgericht werken. Overigens heeft de kindgerichte ondersteuning ook elementen van leidstergerichte ondersteuning en andersom. Uitgangspunt van IJlanden is ook dat zij haar kennis overdraagt aan de groepsleiding en hen adviseert in de manier van begeleiden van het kind. MEE en ´t Kabouterhuis werken soms ook met het kind, maar dan vooral bedoeld om leidsters een voorbeeld te geven. Wel is de kindgerichte ondersteuning van IJlanden in het algemeen intensiever. Welke ondersteuning ingezet wordt door Okido, hangt af van de behoefte en vaardigheden van de leidster, van de beperkingen en mogelijkheden van het kind en van de vraag van de ouders. Kindgerichte ondersteuning wordt onder meer geboden als de beperkingen het kind belemmeren om mee te doen in de groep. De ondersteuner richt zich dan bijvoorbeeld op het aanleren van vaardigheden waardoor het kind beter kan functioneren in de groep. Soms hebben ouders de wens dat hun kind kindgerichte ondersteuning krijgt in het kindercentrum, omdat zij het belangrijk vinden dat de tijd die het kind daar verblijft optimaal benut wordt voor zijn ontwikkeling. Ook wordt soms kindgerichte ondersteuning geboden vanuit het oogmerk dat het kind binnen afzienbare termijn naar een (reguliere) school gaat. De ondersteuning heeft dan het doel om een kind met een achterstand een betere start te laten maken op school. De inhoud van de ondersteuning is in het algemeen gericht op de volgende elementen: • Kennis en informatie. Bijvoorbeeld over algemene onderwerpen zoals taalontwikkeling, basisvoorwaarden voor contact/communicatie, en specifiek over ontwikkelingsstoornissen e.d.. • Inzicht. Bijvoorbeeld in het ontwikkelingsniveau van het kind, de mogelijkheden en behoeften kind de manier waarop het kind de wereld beleeft en contact maakt. • Motivatie en beeldvorming. Bijvoorbeeld: acceptatie dat het bij dit kind anders gaat, voor het kind een uitzondering durven maken. • Praktische adviezen en tips, bijvoorbeeld over de omgang met het kind, activiteiten en spelmateriaal. De ondersteuning gebeurt aan de hand van observaties en begeleidingsgesprekken. In de gesprekken staat de ondersteuner met de leidster stil bij de momenten waarop het niet goed gaat, deze situaties worden geanalyseerd, de ondersteuner motiveert de leidster voor een andere aanpak en reikt praktische adviezen voor de aanpak aan. In de adviezen staan basale pedagogische uitgangspunten en vaardigheden centraal, zoals contact maken, communiceren, belonen. Soms maken de ondersteuners gebruik van video-interactiebegeleiding of modelling (voorbeeld geven). Extra leidstersuren Bij de toekenning van extra formatieuren groepsleiding is de kinderopvangorganisatie zelf verantwoordelijk voor het werven en in dienst nemen van de extra leidster. Soms is het mogelijk om een leidster die al in dienst is uitbreiding van uren te geven. In 2002 werd gesignaleerd dat kinderopvangorganisaties steeds meer moeite hebben om een extra leidster te vinden. In een deel van de gevallen waarin extra formatieuren zijn toegekend, zijn deze dan ook niet gerealiseerd. In de stuurgroep is voorgesteld om een pool te realiseren waarop kindercentra een beroep kunnen doen voor extra leidsters, maar dit is niet gerealiseerd. Omdat de middelen voor de extra formatie gelimiteerd zijn wordt meestal voor enkele dagdelen per week en enkele uren per dagdeel extra formatieuren toegekend. Voor peuterspeelzalen, waar een kind meestal twee à drie dagdelen heengaat is dat voldoende, voor kinderdagverblijven wordt het aantal toegekende formatieuren soms als te weinig beschouwd, met name als het kind meerdere dagen per week het kinderdagverblijf bezoekt. Incidenteel kunnen (meestal tijdelijk) meer uren toegekend worden als dat nodig is. De extra leidster is in principe een gewone groepsleidster, zij is meestal niet gespecialiseerd in het werken met kwetsbare kinderen. De extra leidstersuren worden door kindercentra op verschillende manieren
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
21
ingevuld. In de meeste gevallen werkt de extra leidster vooral met het kind, zij is er om één op één aandacht aan het kwetsbare kind te geven. Hierdoor kunnen de vaste leidsters zich volledig inzetten voor de groep. Bij een merendeel van de aanvragen kent Okido een combinatie van extra uren groepsleiding en gespecialiseerde ondersteuning toe. De extra leidstersuren worden soms als voorwaarde gezien voor de specialistische ondersteuning, omdat de leidsters zonder extra uren te weinig tijd hebben om de adviezen van de ondersteuner in praktijk te brengen. Anderzijds kan specialistische ondersteuning een voorwaarde zijn bij de toekenning van extra leidstersuren, omdat de extra uren geen rendement hebben als leidsters hun aanpak niet veranderen. Effecten van de ondersteuning Uit het onderzoek onder de gebruikers (kindercentra en ouders) blijkt dat de ondersteuning een positieve invloed heeft. Leidster voelen zich gesteund, zij weten beter hoe zij het kind kunnen stimuleren in zijn ontwikkeling en welke activiteiten zij kunnen aanbieden. Het lijkt erop dat leidsters dankzij de ondersteuning de integratie beter vorm weten te geven: het lukt hen beter om het kind te ondersteunen bij de omgang met de andere kinderen en het kind te betrekken bij de groep. Ook op de leidsters zelf heeft de ondersteuning effect. Veel leidsters rapporteren dat hun werk minder zwaar is geworden. Deels heeft dat te maken met de ontlasting door de extra leidster, maar ook met het delen van de zorg met iemand die deskundig is. Ook blijkt dat veel leidsters zich zekerder voelen en dat zij meer informatie hebben over de handicap van het kind. Deze uitkomsten komen overeen met de effecten die de ondersteuners zien. Veranderingen bij leidsters die de ondersteuners benoemen zijn: • Leidsters ontdekken hun eigen mogelijkheden. Vaak betekent de ondersteuning voor leidsters een eye-opener: “Oh, gaat dat zo. Dat kan ik ook”. • Leidsters gaan kinderen meer als individu met eigen mogelijkheden en beperkingen zien, in plaats van uit te gaan van ‘gemiddelde’ kinderen. • Inzicht, deskundigheid en vaardigheden op pedagogisch gebied worden vergroot. • Leidsters raken gemotiveerd, kunnen het beter aan, zien het weer zitten. Ook bij het kind zijn duidelijk effecten van de ondersteuning te zien. Uit het onderzoek onder de kindercentra blijkt dat leidsters bij de meeste kinderen aanzienlijke verbeteringen rapporteren op aspecten van welbevinden, betrokkenheid en integratie. De ouders rapporteren als belangrijkste effecten dat het kind vooruit is gegaan in ontwikkeling en dat het beter contact maakt met andere kinderen. Deze uitkomsten komen overeen met de effecten die de ondersteuners bij kinderen zien. Zij constateren bijvoorbeeld dat het kind meer contact maakt en samen speelt met andere kinderen, minder negatief gedrag vertoont, soms een sprong vooruit maakt in zijn ontwikkeling. Voor de ondersteuners is duidelijk dat een aantal kinderen zonder de ondersteuning niet in peuterspeelzaal of kinderdagverblijf zou kunnen blijven. Soms kan plaatsing in de hulpverlening voorkomen worden dankzij de ondersteuning. Ook voor de ouders heeft de ondersteuning betekenis. De meeste ouders vinden dat zij door de ondersteuning van Okido de mogelijkheid hebben om voor reguliere opvang te kiezen. De ondersteuners zien als positieve effecten op ouders dat zij meer inzicht krijgen in het kind. Ook wordt de betrokkenheid van ouders bij het kindercentrum soms groter. Tenslotte noemen zij als effect dat ouders kunnen wennen aan het idee dat er iets ‘mis’ is met hun kind, en kunnen zo toegroeien naar hulpverlening of een school met ondersteuning. Tenslotte de effecten op de kindercentra. Uit het onderzoek onder de kindercentra blijkt dat iets minder dan de helft van de leidsters anders is gaan denken over de opvang van kinderen met een handicap. Leidsters hebben ervaren dat er meer kan dan zij eerst dachten, sommigen kijken dankzij de ondersteuning anders naar kinderen en zijn zich meer bewust van hun handelen. Enkele kindercentra hebben het beleid ten aanzien van de opvang van kinderen met een handicap veranderd. Ook de ondersteuners zien soms verbeteringen bij kindercentra, bijvoorbeeld de aanschaf van geschikt spelmateriaal of gerichte aandacht voor bepaalde thema’s en het organiseren van ouderavonden daarover.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
22
Knelpunten bij de ondersteuning Ondanks de overwegend positieve ervaringen zijn er ook knelpunten en belemmeringen rond de ondersteuning. In het onderzoek onder de gebruikers komen niet veel knelpunten naar voren, in het algemeen is er tevredenheid over de ondersteuning. Een enkele ouder is minder tevreden omdat zij het aantal uren ondersteuning te weinig vinden of er een ander soort hulp gewenst is. De ondersteuners noemen wel knelpunten. De meeste knelpunten hebben te maken met de kindercentra waar ondersteuning geboden wordt. Een eerste knelpunt betreft de verwachtingen die kindercentra hebben van de ondersteuning. In sommige gevallen verwachten leidsters/leidinggevenden dat de ondersteuner de problemen van hen overneemt. Dat kan ertoe leiden dat leidsters/leidinggevenden zelf weinig of geen energie in het kind stoppen en niet gemotiveerd zijn om hun aanpak te verbeteren. Als er een extra leidster wordt ingezet, krijgt deze alleen de taak om zich met het kind bezig te houden en trekken vaste leidsters zich terug. Ook komen de ondersteuners knelpunten tegen op het gebied van de organisatie. Bijvoorbeeld wisselingen in het team, invalkrachten die niet op de hoogte zijn, leidsters die geen tijd hebben, samenwerkingsproblemen. Soms is de leidinggevende niet betrokken en zien zij te weinig inbedding van de adviezen over een goede aanpak in het team. Een ander knelpunt heeft te maken met de pedagogische kwaliteit in de kindercentra en het draagvlak voor de opvang van kinderen met een handicap. Bij sommige leidsters komen adviezen en tips niet aan of worden niet goed uitgevoerd. Ondersteuners komen soms weerstand of gebrek aan motivatie tegen bij leidsters. Het nut van de ondersteuning wordt niet altijd gezien. Incidenteel komen ondersteuners knelpunten tegen in samenwerking met ouders of andere hulpverleners die bij het kind betrokken zijn. Ook zien zij soms dat de ondersteuning van Okido tekort schiet, bijvoorbeeld doordat het aantal extra leidstersuren te beperkt is. Bespreking In algemene zin kunnen we vaststellen dat de ondersteuning bijdraagt aan verbetering van de opvang van kinderen met een handicap in de kinderopvang. Een aantal punten vraagt de aandacht. Helderheid over het ondersteuningsaanbod De ondersteuning die de verschillende instellingen via Okido leveren, is verschillend qua functie en qua intensiteit. In het ene geval ligt het accent op integratie, doel is dan om leidsters toe te rusten zodat zij het zelf over kunnen nemen. Dit noemen we leidstergerichte ondersteuning. In een ander geval is de ondersteuning kindgericht en ligt het accent meer op hulpverlening c.q. ontwikkelingsstimulering. Niet altijd is helder welke ondersteuning waar het beste op zijn plek is, of waarom gekozen wordt voor een bepaalde vorm van ondersteuning. In de praktijk is het moeilijk om deze doelen te onderscheiden en is er sprake van een glijdende schaal tussen leidstergerichte ondersteuning en kindgerichte ondersteuning. Het is aan te bevelen om de discussie hierover aan te gaan en helderheid in het ondersteuningsaanbod te creëren. Deze discussie is ook relevant in het kader van de vraag waar de primaire verantwoordelijkheid voor de verschillende vormen van ondersteuning ligt. Aansluiting bij kindercentra Een tweede punt dat van belang is bij een evaluatie van de ondersteuning, is de match tussen het aanbod van de ondersteuning en de vraag van het kindercentrum. Hierin doen zich soms knelpunten voor. De medewerking en positieve inzet van het kindercentrum zijn een voorwaarde voor effectieve ondersteuning, maar zijn niet altijd voor 100% aanwezig. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat Okido vanuit de motivatie om de toegankelijkheid van kindercentra voor kinderen met een handicap te verbeteren, servicegericht werkt naar kindercentra. Overwogen kan worden om te werken aan een betere afstemming tussen Okido en kindercentra en daarbij meer verantwoordelijkheid voor de ondersteuning bij de kindercentra te leggen. Als concrete verbeterpunten stellen wij de volgende suggesties voor: • Verbetering van de informatie over Okido naar kindercentra, zodat er duidelijkheid is over wat kindercentra kunnen verwachten van de ondersteuning en wat Okido verwacht van kindercentra. De bestaande schriftelijke informatie hierover zal steeds onder de aandacht gebracht moeten worden. • Duidelijke afspraken tussen kindercentrum en Okido voor de start van de ondersteuning waarin de voorwaarden voor de ondersteuning vastgelegd zijn. Gedacht kan worden aan een contract dat door het kindercentrum ondertekend wordt. In de discussie hierover moet uiteraard wel het belang van het kind en de ouders meegewogen worden.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
23
•
•
Een handleiding voor kindercentra over de opvang van kinderen die extra zorg vragen. Hoewel geschreven tekst geen vervanging is van daadwerkelijke ondersteuning, zou veel van de informatie die de ondersteuners bieden wellicht gebundeld kunnen worden. Dit kan een praktisch handvat bieden waarmee kindercentra bij algemene vragen zelf aan de slag kunnen en aanvullend kunnen werken bij de ondersteuning. Ook het bieden van voorlichting en deskundigheidsbevordering kan hierin een oplossing betekenen.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
24
8. De procedure Okido heeft een eigen procedure voor het toekennen, in gang zetten en afronden van de ondersteuning ontwikkeld. We beschrijven de achtereenvolgende stappen in deze procedure. Aanmelding De eerste stap is de aanmelding van een kind bij het coördinatiepunt. In de meeste gevallen meldt het kindercentrum aan, maar ook ouders kunnen aanmelden. Bij aanmelding door het kindercentrum is toestemming van de ouders vereist. Als de ouders een kind aanmelden dan vraagt de coördinator of het kindercentrum op de hoogte is van de aanmelding. Voorwaarde is dat het kindercentrum achter de aanvraag staat en dus bereid is om ondersteuning te ontvangen. De aanmelding gebeurt telefonisch, in een uitgebreid telefoongesprek neemt de coördinator de gegevens op. Zij probeert een beeld te krijgen van de problematiek bij het kind en van de verwachtingen die het kindercentrum heeft van de ondersteuning. Hiervoor gebruikt zij een aanmeldingsformulier waarop tijdens het telefoongesprek gegevens worden ingevuld over: het kind, de ouders, het kindercentrum, de aanleiding om contact te zoeken met Okido, contacten met artsen of hulpverleningsorganisaties. Tijdens het aanmeldingsgesprek screent de coördinator of het kind in aanmerking komt voor ondersteuning van Okido en of Okido antwoord op de vraag kan bieden. Belangrijke vragen hierbij zijn: • Is er alleen sprake van een ‘gewoon’ (gedrags)probleem of is er een (vermoedelijke) handicap of stoornis? • Is de vraag gericht op ondersteuning in het kindercentrum of gaat het om het stellen van een diagnose? In het laatste geval wordt doorverwezen naar VTO. Bij twijfel raadt de coördinator aan om eerst intern met de leidinggevende te bekijken of de problematiek niet binnen de kinderopvangorganisatie opgepakt kan worden. Ook raadt zij dan aan om (met toestemming van de ouders) contact met het consultatiebureau op te nemen. Op de dagen dat de coördinator afwezig is, dan staat de telefoon op het antwoordapparaat waarop de beller informatie krijgt over de bereikbaarheid van het coördinatiepunt. De coördinator mailt het aanmeldingsformulier naar de MEE-consulent en stuurt een bevestiging van de aanmelding naar kindercentrum en ouders. Intakegesprek De intake wordt uitgevoerd door een integratieconsulent van MEE. Deze wordt in dit verband Okidoconsulent genoemd. De consulent neemt contact op met het kindercentrum en ouders en maakt een afspraak voor een intakegesprek. Bij het intakegesprek zijn aanwezig: ouders(s), Okido-consulent, groepsleidster(s), zo mogelijk leidinggevende. Het gesprek heeft tot doel de hulpvraag te verduidelijken en te komen tot een voorstel voor een ondersteuningsaanbod. In het algemeen baseert de consulent zich op de informatie die ouders en leidsters/leidinggevende verstrekken. Er vindt bij de intake geen observatie plaats. De Okido-consulent maakt een intakeverslag waarin de volgende punten aan de orde komen: • Informatie over de ontwikkeling en de problematiek van het kind • Organisatie en beleid van het kindercentrum ( hoe staat het kindercentrum tegenover de opvang van kwetsbare kinderen, groepsleiding, inval enz.) • De (verwachte) knelpunten bij de opvang/begeleiding van het kind in het kindercentrum, vraag van de leidster • Voorstel voor een ondersteuningsaanbod • Afspraken De consulent stuurt/mailt het intakeverslag naar de coördinator.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
25
Toewijzing van het ondersteuningsaanbod De coördinator neemt een beslissing over de ondersteuning die toegekend wordt, waarbij het advies dat de consulent in het intakeverslag heeft gegeven zwaar weegt. Een belangrijke vraag bij de weging is: past de soort ondersteuning bij de problematiek? Het besluit wordt genomen op grond van de eigen professionele inschatting van de coördinator, er zijn geen objectieve criteria. Kindercentrum en ouders worden schriftelijk op de hoogte gesteld van het toegewezen ondersteuningsaanbod. De coördinator legt contact met de instelling die gespecialiseerde ondersteuning gaat bieden, en mailt het intakeverslag. Okido streeft ernaar dat de periode tussen de aanmelding en de start van de ondersteuning niet langer dan 4 weken is. In de praktijk is dit vaak wat langer. De ondersteuner die in het kindercentrum aan de slag gaat neemt contact op met het kindercentrum en maakt een afspraak voor een eerste gesprek. Het intakeverslag bevat uitgebreide informatie en biedt daarmee een goede start voor de ondersteuner. Zie voor informatie over de ondersteuning het voorgaande hoofdstuk. Tussentijdse evaluaties De ondersteuning wordt altijd toegekend voor een bepaalde termijn, variërend van enkele maanden tot een half jaar. Aan het eind van de termijn vindt een tussentijdse evaluatie plaats. Doel van deze evaluatie is om vast te stellen of de ondersteuning stopgezet, gecontinueerd dan wel bijgesteld moet worden. Aanvankelijk nam de coördinator het initiatief tot de tussentijdse evaluatie, door het kindercentrum een evaluatieformulier toe te sturen. Het kindercentrum was verantwoordelijk voor het organiseren van de het evaluatiegesprek en het uitnodigen van betrokkenen. Afhankelijk van de situatie waren ouders al dan niet aanwezig bij de evaluatiegesprekken. Vanaf januari 2003 wordt er een nieuwe aanpak uitgeprobeerd waarbij de verantwoordelijkheid voor de tussentijdse evaluatie bij de MEE-consulent ligt. De MEEconsulent organiseert het gesprek, nodigt betrokkenen uit, leidt het gesprek en maakt een verslag. In principe zijn de ouders aanwezig bij de evaluatiegesprekken. Achtergrond van deze wijziging is de wens van MEE om een grotere rol te kunnen vervullen naar ouders in het begeleiden van het hele traject rondom opvang, zorg en onderwijs. Daarnaast werd geconstateerd dat kindercentra vaak niet alert genoeg reageerden op het verzoek om te evalueren en het verslag te weinig informatie bood voor een besluit over voortgang van de ondersteuning. Door een coördinerende rol van de consulent bij de evaluaties kan de evaluatie vanuit Okido professioneler aangepakt worden en wordt de MEE-consulent het vaste gezicht voor ouders en kinderopvang zodat deze kan inspelen op verdere wensen en behoeften. Er heeft nog geen evaluatie van de nieuwe aanpak plaatsgevonden. Uit de gesprekken blijkt dat de werkwijze rond de tussentijdse evaluaties nog de nodige vragen en discussies oproept. De discussies hebben betrekking op de rollen van de coördinator en de MEE-consulent, de rol van de ouders bij de evaluaties en de efficiëntie. Eindevaluatie Na beëindiging van de ondersteuning vindt in een telefoongesprek van Okido-coördinator en kindercentrum een eindevaluatie plaats. Deze eindevaluatie heeft vooral het karakter van een tevredenheidsonderzoek bij het kindercentrum dat de ondersteuning ontvangen heeft. Bespreking Uit het onderzoek onder de gebruikers blijkt dat ouders en kindercentra in het algemeen tevreden zijn over de procedure. In de evaluatie komt een aantal punten naar voren die zich lenen voor discussie of verbetering. Duidelijkheid over de rol van de verschillende medewerkers Hoewel veel ouders en kindercentra aangeven dat de rollen van de verschillende Okido-medewerkers voor hen duidelijk zijn, blijkt uit het onderzoek onder de gebruikers ook dat niet altijd helder is wat de verantwoordelijkheid van Okido is en wat onder de verantwoordelijkheid van de aangesloten instellingen valt. Dat heeft te maken met de organisatiestructuur waarbij Okido het ondersteuningsaanbod van verschillende instellingen coördineert en elke instelling zelf verantwoordelijk blijft over de uitvoering. Eerder gaven we aan dat hiervoor in de communicatie blijvend aandacht zal moeten zijn. In de procedure vanaf aanmelding tot afsluiting van de ondersteuning is van belang dat elke medewerker steeds aan
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
26
betrokkenen duidelijk maakt wat haar/zijn rol is, wat onder verantwoordelijkheid van Okido en wat vanuit de eigen instelling gedaan wordt. Aanmelding De aanmelding vindt nu plaats in een uitgebreid telefoongesprek van de coördinator met de medewerkers van het kindercentrum of de ouder die de ondersteuning aanvraagt. Nadeel van deze aanpak is dat de aanmelding slechts door één van de twee betrokken partijen (ouders en kindercentra) wordt gedaan. Het is aan de coördinator om te checken of de aanmelding gesteund wordt door de andere partij. Hoewel het directe contact tussen coördinator en aanmelder voordelen kan hebben, is deze aanpak bovendien nogal tijdrovend. De vraag kan opgeroepen worden of de aanmelding wellicht beter en efficiënter kan door kindercentra in overleg met de ouders een formulier in te laten vullen en dit door beiden te laten ondertekenen. Voordeel hiervan kan ook zijn dat de verantwoordelijkheid voor de aanmelding meer bij de kindercentra gelegd wordt. Toewijzing van de ondersteuning Ten tweede is aandacht nodig voor de toewijzing van de ondersteuning. Hoewel er omschrijvingen op papier staan, ontbreken momenteel heldere criteria voor het bepalen van de doelgroep en voor het vaststellen van de passende ondersteuning. Dat legt een grote verantwoordelijkheid bij de coördinator die in haar eentje beslist welke ondersteuning er wordt toegekend. Te overwegen valt om de besluitvorming over het toekennen van ondersteuning in breder verband te doen. Gedacht kan worden aan een klein team met daarin medewerkers van verschillende disciplines dat maandelijks over de aanvragen besluit. Door inbreng van meerdere personen en disciplines kan een betere weging plaatsvinden. Ten tweede verdient het aanbeveling om helderder criteria te formuleren die een handvat bieden bij de vaststelling of een kind tot de doelgroep behoort en welke ondersteuning er geboden moet worden. Voor het preciseren van de criteria kan gebruik gemaakt worden van de ervaringen die Okido inmiddels heeft opgedaan. Evaluaties Rond de nieuwe werkwijze bij de tussentijdse evaluaties doen zich de nodige vragen en discussies voor. Hierin weerspiegelen zich de al eerder genoemde knelpunten op het gebied van de verschillende insteek van de samenwerkingspartners en de vraag wie de primaire klant is van Okido. De nieuwe aanpak is vooral ingegeven door de wens van de MEE-consulenten om ouders beter te ondersteunen in alle vragen rondom hun kind en zoveel mogelijk met een 'vast gezicht' contact te hebben. Uit de ervaringen tot nu toe blijkt dat de tussentijdse evaluaties meer informatie opleveren. Wel wordt duidelijk dat de nieuwe werkwijze discussie oproept over de taakafbakening tussen Okido en MEE. MEE krijgt een grotere rol, met name naar de ouders. Het is niet meer helder wat tot de MEE-taken behoort en wat de Okido-taak. In deze discussie speelt de discussie over plek van de ouders binnen Okido. Vanuit de keuze voor het kindercentrum als primaire klant is de evaluatie vooral een zaak van kindercentrum en ondersteuner. Door ouders nadrukkelijker bij de evaluaties te betrekken vanuit het perspectief van de bredere ondersteuningsbehoefte van ouders, krijgen ouders een belangrijker plek in het Okido-traject. De nieuwe werkwijze roept ook vragen op over de rolverdeling tussen coördinator en consulent. Door de grotere rol van de consulent is er feitelijk een extra coördinerende laag in de Okido-procedure toegevoegd. Dit heeft tot gevolg dat er, zowel intern als er naar buiten toe, geen helderheid is over wie voor welk deel van de procedure verantwoordelijk is. Een andere vraag die door betrokkenen gesignaleerd wordt, is of het aantal Okido-vertegenwoordigers (consulent en ondersteuner) bij de nieuwe opzet van de evaluatiegesprekken niet te groot wordt. Zowel uit het oogpunt van efficiëntie als dat van helderheid wordt dit niet wenselijk gevonden. De nieuwe werkwijze is nog niet voldoende uitgekristalliseerd om uitspraken te kunnen doen. De vragen die de nieuwe werkwijze voor de tussentijdse evaluaties oproepen, maken duidelijk dat er diepgaande discussie nodig is waarin ook algemenere vragen zoals over de functies en de klanten van Okido, en de afstemming tussen Okido en de aangesloten instellingen betrokken moeten worden.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
27
9. De toekomst van Okido in het licht van de uitkomsten van de evaluatie In dit hoofdstuk komen we terug op de vragen die we ons stelden bij de evaluatie: • Doet Okido de goede dingen? • Doet Okido die dingen goed? Vervolgens bespreken we wat de uitkomsten van de evaluatie betekenen voor de toekomst van Okido en geven we enkele aanbevelingen. Doet Okido de goede dingen? Om de eerste vraag te beantwoorden zetten we de resultaten en ervaringen van Okido af tegen de doelen. Hoofddoel van Okido is: integratie bevorderen door voorwaarden te scheppen die nodig zijn voor de opvang van een afgebakende groep kinderen in de reguliere kinderopvang. Uit de resultaten van het onderzoek onder de gebruikers blijkt dat de ondersteuning van Okido effecten heeft. De leidsters voelen zich beter in staat om in te spelen op het kind met een handicap en het een plekje te geven in de groep. De betrokken leidsters en ouders zien bij de kinderen uit de doelgroep verbeteringen op het gebied van welbevinden, ontwikkeling en integratie. Deze uitkomsten komen overeen met de ervaringen van de ondersteuners van Okido die in de evaluatie naar voren kwamen. Daarmee kunnen we stellen dat Okido een belangrijke bijdrage levert aan het vergroten van de mogelijkheden voor de doelgroep om deel te nemen aan reguliere kindercentra in Amsterdam en Diemen. Behalve op het niveau van individuele kinderen, levert Okido ook een bijdrage aan integratie op algemeen niveau, doordat Okido bevordert dat kindercentra bereid zijn om kinderen met een handicap of gedragsprobleem te plaatsen. Uit de resultaten van het onderzoek onder de kindercentra blijkt dat iets minder dan de helft van de leidsters positiever is gaan denken over de opvang van kinderen met een handicap. Dat is een goed resultaat, omdat we kunnen veronderstellen dat van de groep leidsters die ondersteuning van Okido krijgt, een deel al een positieve houding tegenover de opvang van kinderen met een handicap heeft. Een klein aantal kindercentra geeft aan dat het beleid ten aanzien van de opvang van kinderen met een handicap veranderd is. Ook dat is een mooi resultaat, afgezet tegen het feit dat veel kindercentra al beleid op dit punt hebben of ermee bezig zijn. Bovendien wordt in veel organisaties dergelijk beleid niet op het niveau van het kindercentrum (dat de vragenlijst invulde), maar van de organisatie gemaakt. Dit alles overziend, concluderen wij dat Okido, door het bieden van ondersteuning aan individuele kinderen, een goede bijdrage levert aan de algemene doelstelling gericht op de bereidheid van kindercentra in Amsterdam en Diemen om kinderen met een handicap te plaatsen. Voor een substantiële vergroting van de mogelijkheden tot integratie van kinderen met een handicap is echter meer nodig. We noemen, in navolging van het advies-Torenstra, onder meer activiteiten gericht op deskundigheidsbevordering en voorlichting aan kindercentra en publiciteit gericht op een brede groep betrokkenen (ouders en verwijzers). Voor een aantal groepen en voor een aantal vragen in de kinderopvang biedt Okido geen antwoord. Het betreft kinderen met zware problematiek die één-op-één begeleiding nodig hebben, kinderen ouder dan 4 jaar en vragen rond ‘normale’ opvoedings- en ontwikkelingsproblematiek. Okido hoeft niet op elke vraag een antwoord te bieden. Wel is het zinvol om na te gaan of op andere plekken wellicht ingegaan kan worden op deze vragen en te zoeken naar samenhang en afstemming. Doet Okido die dingen goed? Voor een beantwoording van de vraag: doet Okido die dingen goed? kijken we naar de manier waarop Okido zijn doelen probeert te realiseren. Okido is een samenwerkingsverband van verschillende partijen: kinderopvang, gehandicaptenzorg, jeugdzorg, gemeente. De instellingen die samenwerken in Okido hebben elk hun eigen doelen, functies en doelgroepen, en hebben te maken met verschillende beleidskaders en financieringsstromen. Dat heeft tot gevolg dat de doelen van Okido soms wringen met de doelen van de instellingen. Ondanks dat slaagt Okido er, dankzij de inzet en motivatie van de betrokken instellingen, in om de krachten te bundelen voor integratie van kinderen met een handicap in de kinderopvang. De belangrijkste succesfactoren in de werkwijze van Okido zijn: • de bundeling van het ondersteuningsaanbod waardoor ondersteuning toegankelijk wordt gemaakt voor kindercentra en ouders;
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
28
• • •
de lichte procedure waardoor tijdig en adequaat antwoord gegeven kan worden op de vraag; de laagdrempeligheid; de vaste ondersteuners die de kinderopvang goed kennen en dus goed aan kunnen sluiten bij de vragen en mogelijkheden van de leidsters.
Aandachtspunten voor de toekomst van Okido Gezien de betekenis die Okido heeft voor integratie van kinderen met een handicap of ontwikkelingsproblemen in de kinderopvang, is het van groot belang om Okido en het ondersteuningsaanbod van Okido te continueren. Okido kan een voorbeeldfunctie vervullen voor andere gemeenten en instellingen die werk willen maken van integratie van kinderen met een handicap in de kinderopvang. Aandachtspunten die de evaluatie oplevert voor de toekomst van Okido zijn: •
Het punt dat zich het meest opdringt is dat van de financiering van Okido. Okido en het ondersteuningsaanbod van Okido worden gefinancierd vanuit verschillende geldstromen, verbonden met de samenwerkende partijen. Ontwikkelingen op het gebied van de financiering vormen een ernstige bedreiging voor Okido. Okido zal dan ook goed de consequenties van de veranderde financiering moeten bekijken en lijnen moeten uitzetten naar toekomstige financiering. Het is van groot belang dat er op landelijk niveau beleid wordt ontwikkeld dat Okido, en initiatieven in andere plaatsen mogelijk maakt om ondersteuning te (blijven) bieden.
•
In samenhang met de toekomstige financiering is het van belang om tot een verheldering en wellicht aanscherping te komen van doelen, functies en klanten. De ontwikkelingen vragen om keuzes ten aanzien van de verantwoordelijkheid en de rol van de verschillende partijen: kinderopvang, gehandicaptenzorg, jeugdzorg, gemeenten voor integratie van kinderen met een handicap in de kinderopvang.
•
In het verlengde hiervan staat ook de positionering van Okido ten opzichte van de kinderopvang enerzijds en de zorg en hulpverlening anderzijds ter discussie. Daarbij komt de geconstateerde kwetsbaarheid van het CMC die aanleiding geeft om opnieuw na te denken over de positionering van het CMC. Onderzocht zal moeten worden of Okido een steviger inbedding kan krijgen in de kinderopvang, of dat een nauwere aansluiting bij de zorg en dienstverlening voor gehandicapten wenselijk en mogelijk is. In de discussie hierover zullen de perspectieven op het gebied van beleid en financiering nadrukkelijk betrokken moeten worden. In de huidige situatie ziet het ernaar uit dat de ontwikkelingen rond MEE, als laagdrempelige en onafhankelijke ondersteuningsorganisatie, de meeste perspectieven bieden voor het continueren van de ondersteuningsfunctie. Daarnaast is aanhaken bij het samenwerkingsverband Integrale Vroeghulp een optie.
•
Ook het ondersteuningsaanbod zal wellicht opnieuw bezien moeten in samenhang met de voorgaande punten. Het kan noodzakelijk zijn om onderscheid te maken tussen kortdurende ondersteuning die het karakter heeft van dienstverlening aan de kinderopvang, en kindgerichte ondersteuning die meer het karakter van hulpverlening of zorg heeft. Aanknopingspunten voor zijn te vinden in het advies-Torenstra dat een onderscheid maakt tussen lichte ondersteuning die tijdelijk kan zijn en zwaardere ondersteuning voor kinderen die structureel zorg nodig hebben.
•
Het is van belang bij de discussies over de toekomst de succesfactoren van Okido overeind te houden, te weten: de bundeling van het ondersteuningsaanbod, de laagdrempeligheid, de lichte procedure en de vaste ondersteuners die bekend zijn met de kinderopvang.
Aanbevelingen Op het niveau van de uitvoering is een aantal punten aan te wijzen waarop de doelmatigheid wellicht vergroot kan worden. We geven de volgende aanbevelingen: • Okido heeft ervoor gekozen om het CMC onder te brengen bij een organisatie die kinderopvang beheert. In de huidige situatie brengt dit het nadeel met zich mee dat het CMC een kwetsbare positie heeft. Dat maakt bezinning op de positionering van het CMC nodig. • Bij de uitvoering van de ondersteuning doen zich soms knelpunten voor in de afstemming met leidsters en leidinggevenden in kindercentra, waardoor het rendement wellicht minder groot is dan
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
29
•
•
wenselijk. De knelpunten hebben betrekking op het draagvlak binnen de kindercentra, de organisatie en de deskundigheid. De laagdrempeligheid die Okido wil bieden heeft het risico dat kindercentra een beroep doen op Okido voor kinderen die niet tot de doelgroep behoren, en van een zekere vrijblijvendheid bij kindercentra. Het is daarom goed om de verhouding tussen Okido en kindercentra onder de loep te nemen en te overwegen om meer verantwoordelijkheid voor de ondersteuning bij de kindercentra neer te leggen. Op het gebied van de aanmelding en toewijzing kan overwogen worden om de besluitvorming over de toewijzing van de ondersteuning niet alleen bij de coördinator neer te leggen, maar in teamverband over de toewijzing te besluiten. Ten tweede zou het ontwikkelen van helderder criteria kunnen leiden tot verbetering. Naar aanleiding van de veranderde werkwijze bij de tussentijdse evaluaties constateren we dat het nodig is om keuzes te maken en helderheid te creëren over de plek die ouders innemen in de procedure en over de rollen van de MEE-consulent en de coördinator.
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
30
Literatuur Balledux, M. en N. Jongepier Samen naar de BSO. Kinderen met een verstandelijke handicap in de buitenschoolse opvang. Utrecht: NIZW, 2002 Bilderbeek, M. Okido: ondersteuning van kinderen met een handicap of ontwikkelingsproblemen in reguliere kindercentra. Utrecht: NIZW, 2004 Commissie Torenstra Kind onder de kinderen. Integratie van kinderen met een handicap in de reguliere kinderopvang. Ministerie van VWS, 2002 Jongepier, N. Gewoon kind zijn met andere kinderen. Kinderen met een handicap in de kinderopvang, verslag van een inventarisatie van knelpunten en mogelijkheden. Utrecht: NIZW (interne publicatie), 2002
© 2004 NIZW Jeugd / Expertisecentrum kinderopvang
31