Okido: ondersteuning van kinderen met een handicap of ontwikkelingsproblemen in reguliere kindercentra Deel I: Inhoudelijk verslag van het onderzoek onder ouders en kindercentra
NIZW Jeugd Marjolein Bilderbeek (stagiaire) Januari 2004
2
INHOUD Pagina:
Inleiding Methode Onderzoeksgroep Het ontwikkelen van de vragenlijsten Begeleidende brief en toelichting Dataverzameling en analyse Diepte-interviews
1 2 2 2 3 3 4
Resultaten van het vragenlijstonderzoek Achtergrondgegevens De werkwijze van Okido De ondersteuning Effecten in de kindercentrumgroep Effecten in de oudergroep
5 5 7 9 11 13
Diepte-interviews
15
Samenvatting en conclusies
17
Literatuur Bijlagen
3
4
1. Inleiding Okido is een samenwerkingsverband waarin organisaties op het gebied van kinderopvang, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en gemeenten participeren. Doel van Okido is om de integratie van kinderen van 0 t/m 4 jaar met een handicap of met gedrags- en ontwikkelingsproblemen in reguliere kindercentra te bevorderen. Zij doen dit door middel van een ondersteuningsaanbod aan kindercentra. Okido is in 2001 ontstaan met het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst door de partners van het al langer bestaande Samenwerkingsverband Geïntegreerde Kinderopvang Amsterdam. In het samenwerkingsverband van Okido nemen de volgende partijen deel: • MEE (voorheen SPD) Amstel en Zaan (dienstverlening voor mensen met een handicap) • IJlanden (zorg en ondersteuning voor verstandelijk gehandicapten) • MKD ’t Kabouterhuis (Medisch Kleuterdagverblijf) • Nifterlake (Orthopedagogisch Dag- en Adviescentrum voor meervoudig gehandicapte kinderen) • Omega (Stichting Voorzieningen Meervoudig Complex Gehandicapte kinderen Amsterdam en omstreken) • Samenwerkende Amsterdamse Stadsdelen • Samenwerkende Stichtingen Welzijn (kinderopvangorganisaties) De betrokken organisaties participeren in de stuurgroep die Okido aanstuurt. De doelgroep van Okido bestaat uit kinderen van 0 t/m 4 jaar met een handicap, ontwikkelingsachterstand of gedragsproblemen in reguliere peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Het ondersteuningsaanbod van Okido bestaat uit de volgende elementen: • Extra groepsleiding • Aangepast meubilair • Specialistische ondersteuning door medewerkers van MEE, IJlanden, MKD ’t Kabouterhuis, Nifterlake of Omega. De aangesloten instellingen bieden de ondersteuning in natura, de bekostiging van de leidsteruren komt uit subsidie van de stadsdelen. De coördinatie de aanmelding en de toewijzing van het ondersteuningsaanbod wordt gedaan door het centraal Meld- en Coördinatiepunt (CMC) van Okido, dat is ondergebracht bij stichting Combiwel (aanvankelijk was dit stichting Welzijn Oud-West, deze stichting is overgenomen door stichting Combiwel). Bij het CMC kunnen kindercentra of ouders zich aanmelden voor de ondersteuning. Okido heeft een eigen procedure ontwikkeld voor de toewijzing van de ondersteuning. Na de telefonische aanmelding volgt een intakegesprek door een MEE-consulent. De coördinator neemt een besluit welke ondersteuning toegewezen wordt en legt, als er gespecialiseerde ondersteuning wordt toegekend, contact met de hulpverlenende instelling. Als er extra formatieuren groepsleiding worden toegekend, is het kindercentrum zelf verantwoordelijk voor de werving en aanstelling van de extra groepsleidster. Aan het einde van de termijn waarvoor de ondersteuning is toegewezen volgt een evaluatie, aan de hand waarvan besloten wordt over voortzetting van de ondersteuning. In 2002 heeft Okido NIZW Jeugd benaderd met de vraag om een evaluatie van Okido uit te voeren. Dit heeft geleid tot het opstellen van een opzet voor een evaluatieonderzoek, dat in de tweede helft van 2003 is uitgevoerd. Het evaluatieonderzoek richt zich op de volgende vragen: 1. Zijn de gebruikers tevreden? 2. Is de werkwijze efficiënt 3. Dragen de opzet, de werkwijze en het aanbod van Okido bij aan het bereiken van de doelstellingen? In het onderzoek zijn drie onderdelen te onderscheiden: • Verheldering • Ondervraging van gebruikers • Evaluatie van het functioneren van Okido Het verslag van het onderzoek bestaat uit twee delen: • Evaluatieverslag, met daarin de verheldering en de evaluatie van het functioneren van Okido. • Gebruikersonderzoek, met daarin de resultaten van het evaluatieonderzoek onder de gebruikers van Okido.
5
In dit deel van het verslag, het gebruikersonderzoek, zullen de resultaten besproken worden van het evaluatieonderzoek onder ouders en kindercentra.
6
2. Methode Onderzoeksgroep Voor het onderzoek onder de gebruikers zijn de ouders en het kindercentrum van kinderen die Okidoondersteuning krijgen of gekregen hebben benaderd. Er is geen sprake van een constante groep kinderen. Elke maand worden er nieuwe kinderen aangemeld en vallen er kinderen af. Kinderen gaan bijvoorbeeld niet meer naar het kindercentrum of er is om een andere reden geen ondersteuning van Okido meer nodig. In de onderzoeksgroep zitten geen kinderen waarvan de ondersteuning al te lang geleden beëindigd is. Hiervoor is gekozen omdat het vervelend is om de ouders en leidsters alsnog te benaderen met een vragenlijst, bovendien zijn de antwoorden waarschijnlijk ook minder betrouwbaar. Ook zitten er in de doelgroep geen kinderen waarbij de ondersteuning pas net gestart is. Voor deze kinderen is het moeilijk om al iets te zeggen over effecten. Om deze redenen is besloten om de onderzoeksgroep te laten bestaan uit: kinderen waarvan de ondersteuning minstens een half jaar bezig was (niet na maart 2003 gestart) en waarvan de ondersteuning niet al langer dan een half jaar beëindigd was (niet voor maart 2003 beëindigd). De kindercentra en ouders zijn eerst met een brief benaderd door Okido. In deze brief is uitleg gegeven over het onderzoek en is toestemming gevraagd de adresgegevens bekend te maken aan het NIZW. Ouders en kindercentra die hier bezwaar tegen hadden konden een strookje terugsturen naar Okido. Een aantal ouders heeft hierop gereageerd. Nadat deze kinderen uit de populatie zijn weggelaten blijft er een groep over van 75 kinderen. Dit betreft nagenoeg de hele populatie, er is geen steekproef getrokken. Er zijn dus 150 vragenlijsten verstuurd, 75 naar de ouders en 75 naar de kindercentra. We spreken in dit onderzoek van kindercentra omdat het zowel om kinderdagverblijven als om peuterspeelzalen gaat. Het ontwikkelen van de vragenlijsten In een overleg met de coördinator van Okido hebben we besproken wat Okido met de vragenlijst te weten wilde komen. Door Okido is al een vragenlijst ontwikkeld voor de tussentijdse- en eindevaluaties, we hebben besproken hoe de nieuwe vragenlijst zich tot deze vragenlijsten zou verhouden. Uit dit gesprek kwamen drie thema’s naar voren: • Voelen de leidsters zich ondersteund? Worden de leidsters er ook deskundiger door? • Vaart het kind er wel bij? (welbevinden, betrokkenheid, interacties) • Opent het deuren voor ouders? Maakt het meer mogelijk dan anders? • Aan de hand van deze drie thema’s is de ontwikkeling van de vragenlijsten gestart. Er zijn twee vragenlijsten ontworpen, één voor de ouders en één voor de kindercentra. Deze twee vragenlijsten overlappen voor een groot gedeelte. De uiteindelijke vragenlijsten zien er als volgt uit. De vragenlijst voor de ouders bestaat uit de onderdelen: A. algemene gegevens over het kind B. mening over de werkwijze van Okido C. de ondersteuning D. effecten van de ondersteuning De vragenlijst voor het kindercentrum bestaat uit de onderdelen: A. algemene gegevens kindercentrum B. algemene gegevens over het kind C. mening over de werkwijze van Okido D. de ondersteuning E. effecten van de ondersteuning Het onderdeel over de Werkwijze van Okido is opgebouwd uit vragen over de bereikbaarheid / laagdrempeligheid van Okido, de procedure en de medewerkers van Okido. Het onderdeel Ondersteuning gaat over de drie soorten ondersteuning: gespecialiseerde begeleiding, extra leidster-uren en aangepast meubilair. In dit onderdeel kunnen ouders aangeven welke vorm van ondersteuning ze gehad hebben en of ze hier tevreden over zijn.
7
Het onderdeel Effecten bestaat uit stellingen. In de vragenlijst voor het kindercentrum bestaat het onderdeel Effecten uit: effecten op de leidster en effecten op het kind en de groep. De stellingen in effecten op de leidster zijn gebaseerd op twee thema´s: • Vaardigheden die een leidster nodig heeft om met een kind met een handicap in de groep te werken; • Voelt de leidster zich ondersteund? Hierbij is uitgegaan van 5 vormen van ondersteuning die in het kader van opvoedingsondersteuning worden genoemd: informatieve steun, emotionele en beoordelingssteun, advies en praktische tips, praktische steun en steun door voorbeeldgedrag (Het sociale kapitaal van jonge kinderen, Hermanns, 1992) Het onderdeel effecten is gebaseerd op de volgende thema’s: • welbevinden • ontwikkeling • effecten op de groep • Integratie Voor enkele van deze thema’s hebben we gebruik gemaakt van het instrument Werken aan Welbevinden, Balledux, 2001.De stellingen over ontwikkeling hebben betrekking op de betrokkenheid van een kind. Er is vanuit gegaan dat wanneer een kind betrokken is bij wat hij of zij doet, dat goed is voor zijn/haar ontwikkeling. In de vragenlijst van de ouders gaan deze stellingen over effecten op het kind en effecten op de ouders. Bij de effecten op het kind komen onder andere aan de orde of het kind makkelijker contact maakt met andere kinderen, vooruit gegaan is in zijn/haar ontwikkeling en of het kind graag naar het kindercentrum toe gaat. De stellingen over effecten op de ouders hebben betrekking op wat de ondersteuning voor ouders betekent. De vragenlijsten zijn verzonden met een toelichting, begeleidende brief en een antwoordenvelop. Begeleidende brief en Toelichting In de begeleidende brief kwam een aantal onderdelen aan de orde: • Doel en belang van het onderzoek voor Okido. • Voorstellen van de onderzoeksinstelling, NIZW • Anonimiteit • Onderdelen van de vragenlijst • Aanbod tolk bij taalproblemen. • Termijn voor het terugzenden van de vragenlijst. Het hoofddoel van de begeleidende brief was om de respondenten te stimuleren de vragenlijst in te vullen. In de toelichting werd uitgelegd hoe de vragenlijst ingevuld diende te worden en werd een aantal termen toegelicht. Okido biedt ondersteuning aan kinderen met een ontwikkelingsachterstand, gedragsproblemen, verstandelijke handicap, lichamelijke of meervoudige handicap of een zintuiglijke handicap. Het was niet mogelijk om in elke vraag de hele doelgroep op te noemen, daarom hebben wij ervoor gekozen te spreken over ‘kinderen met een handicap of ontwikkelingsproblemen’. In de toelichting hebben we uitgelegd dat we hiermee telkens de hele doelgroep bedoelden. Een deel van de onderzoeksgroep is niet in Nederland geboren. Vooral van de ouders vermoeden wij dat sommigen moeilijkheden zouden hebben met het invullen van de vragenlijst. Het was echter onbekend om hoeveel allochtone ouders het ging en welke taal zij spraken. In de begeleidende brief hebben wij daarom een Engelstalige tekst toegevoegd waarin hulp bij het invullen van de vragenlijst werd aangeboden. Deze hulp werd geboden door de infothuismedewerkers van de SPD, in de talen Turks, Berber, Arabisch, Twi, Papiamento en Engels. Dataverzameling en analyse We hebben 53 vragenlijsten terugontvangen, 26 vragenlijsten van ouders en 27 vragenlijsten van kindercentra. Dit betekent een respons van 35%, een gangbare respons in sociaal onderzoek. Tussentijds is er een poging tot responsverhoging gedaan door een aantal mensen op te bellen. Een aantal mensen heeft naar aanleiding hiervan alsnog de vragenlijst teruggestuurd. De vragenlijsten zijn geanalyseerd met behulp van het statistische programma SPSS. De open vragen en toelichtingen zijn verzameld in een Word-bestand (de vragenlijsten bestaan uit open en gesloten vragen).
8
Er zijn twee groepen te onderscheiden: de ouders en de kindercentra. De twee groepen zijn apart geanalyseerd in SPSS en zullen in dit verslag ook apart beschreven worden. Van een aantal kinderen is de vragenlijst zowel door de ouders als door het kindercentrum teruggestuurd, dit is bij 11 kinderen het geval. De vragenlijsten over deze kinderen hebben we toch in beide groepen mee laten tellen. De reden hiervoor is dat het tenslotte om de mening van ouders en van kindercentra gaat. Hoe zij de ondersteuning ervaren hebben kan verschillen. Bovendien zijn aan de ouders en kindercentra soms verschillende vragen gesteld. Diepte-interviews Als aanvulling op het vragenlijstonderzoek zijn er zes diepte-interviews gehouden, drie met de ouders en drie met het kindercentrum. De interviews hebben betrekking op zes kinderen. Het doel van de diepteinterviews was om wat uitgebreider op een aantal onderwerpen in te gaan. De drie interviews met ouders vonden bij de ouders thuis plaats. In alledrie de gevallen heb ik gesproken met de moeder. Thema’s die aan de orde kwamen waren onder andere: voor- en nadelen van reguliere kinderopvang, de ondersteuning en wat er volgens ouders nodig is om integratie mogelijk te maken. De andere drie interviews vonden op het kindercentrum plaats. Het betrof twee peuterspeelzalen en één kinderdagverblijf. Ik heb hier gesproken met de leidsters van het betreffende kind. Hierbij kwamen onder andere de thema’s: voor- en nadelen van geïntegreerde kinderopvang, de ondersteuning en grenzen aan geïntegreerde kinderopvang aan de orde. Bij de selectie van de interviews was met een aantal zaken rekening gehouden. In de vragenlijst werd gevraagd of de respondent bereid was mee te werken aan een diepte-interview. Een deel van de respondenten antwoordde hierop ‘nee’. De geïnterviewden zijn zo geselecteerd dat de verschillende vormen van ondersteuning, verschillende soorten handicap of ontwikkelingsproblemen, jongens en meisjes en peuterspeelzalen en kinderdagverblijven vertegenwoordigd waren. De uitwerking van de diepte-interviews vindt u in hoofdstuk 4.
9
3. Resultaten van het vragenlijstonderzoek In dit hoofdstuk zullen resultaten van het vragenlijstonderzoek besproken worden. Achtergrondgegevens 26 ouders hebben de vragenlijst over hun kind teruggestuurd. Het gaat hierbij om 17 jongens en 9 meisjes. 13 van deze kinderen hebben gedrags-, contact- en/of ontwikkelingsproblemen. 6 kinderen hebben een meervoudige handicap, 5 een verstandelijke handicap en 2 een lichamelijke. 27 kindercentra hebben de vragenlijst ingevuld en teruggestuurd. Het gaat over 17 jongens en 10 meisjes. In deze groep is de aard van de problematiek ongeveer gelijk verdeeld als in de eerste groep: 15 kinderen hebben gedrags-, contact- en/of ontwikkelingsproblemen, 3 kinderen zijn meervoudig gehandicapt, 6 kinderen hebben een verstandelijke handicap, 1 kind een lichamelijke en van 2 kinderen is het onbekend omdat de vraag niet ingevuld werd. Land van herkomst van de ouders In de vragenlijst van de ouders werd gevraagd uit welk land zij kwamen. We waren benieuwd hoe groot het deel allochtone Nederlanders in de groep is. Van de 26 ouderparen, kwamen in 17 gevallen beide ouders uit Nederland, in één gezin kwam één van beide ouders uit het buitenland en van acht gezinnen waren beide ouders allochtoon. We weten niet of dit beeld representatief is voor de hele groep. We hebben geprobeerd de allochtone ouders zo veel mogelijk te stimuleren om de vragenlijst in te vullen maar wellicht is er toch een deel dat vanwege een taalbarrière de vragenlijst niet ingevuld heeft. AWBZ-indicatie Aan de ouders is gevraagd of het kind in de periode van de Okido-ondersteuning een indicatie voor AWBZ-gefinancierde zorg had. We wilden met deze vraag te weten komen in welke mate het kind al in het ‘speciale’ circuit zat. Acht van de 26 kinderen blijken AWBZ-gefinancierde zorg te krijgen. Negen kinderen krijgen dit niet. Negen ouders vullen hier ‘dat weet ik niet’ in. Van de kinderen mét AWBZgefinacierde zorg hebben er drie een verstandelijke handicap, drie contact-, ontwikkelings- of gedragsproblemen en twee een meervoudige handicap. Er lijkt in deze groep dus geen verband te zijn tussen de aard van de problematiek en wel of geen AWBZ-financiering. Kinderdagverblijven en peuterspeelzalen In de groep van 27 kindercentra zijn 16 kinderdagverblijven en 11 peuterspeelzalen. In de ouder-groep was deze verhouding ongeveer hetzelfde. Van de 16 kinderdagverblijven hebben er 11 een horizontale groep en vijf een verticale groep. We vroegen de kindercentra of zij beleid hadden op het gebied van kinderen met ontwikkelingsproblemen of een handicap. 15 kindercentra hebben zo’n beleid. Twee kindercentra zijn bezig met het ontwikkelen van beleid. Vijf kindercentra hebben geen beleid en nog eens vijf hebben geen antwoord gegeven op de vraag. Bij een deel van de leidsters is het beleid vermoedelijk onbekend. Twintig kindercentra hebben al eerder een kind met een handicap of ontwikkelingsproblemen opgevangen, bij elkaar hebben zij sinds januari 2001 58 kinderen uit deze doelgroep opgevangen, al dan niet met ondersteuning van Okido. 18 van de leidsters hebben ervaring in het werken met een kind met een handicap of ontwikkelingsproblemen. Waarom kiezen ouders voor reguliere kinderopvang? Er wordt in de literatuur veel aandacht besteed aan motieven van ouders om te kiezen voor reguliere kinderopvang. Om het belang van geïntegreerde kinderopvang aan te geven is het zinvol een beeld te hebben van het belang voor ouders. In de oudervragenlijst hebben we gevraagd wat de reden was om te kiezen voor een regulier kindercentrum. Ouders geven de volgende redenen aan: Omdat wij ons kind zo gewoon mogelijk willen laten opgroeien. (10x) Vanwege werk van de ouders (9x) Omdat wij ons kind in contact willen brengen met niet gehandicapte leeftijdsgenootjes (9x) Omdat mijn kind er aan toe was om met andere kinderen te spelen (6x) Omdat ik meer behoefte heb aan tijd voor mezelf/ voor mijn gezin (2x) Omdat speciale voorzieningen alleen behandeling bieden (2x) Anders (12x)
10
Redenen die het belang voor het gehandicapte kind voorop stellen scoren het hoogste. Ook het werk van ouders is een reden om te kiezen voor reguliere opvang. Dit is een algemene reden waarom ouders gebruik maken van kinderopvang, die ook geldt voor ouders van niet-gehandicapte kinderen. Belangrijk hierbij is op te merken dat van een groot deel van de kinderen bij de plaatsing op het kindercentrum nog niet bekend was dat zij een handicap of ontwikkelingsproblemen hadden. De ouders van deze kinderen hebben dus geen bewuste keuze gemaakt voor reguliere kinderopvang. Dit verklaart ook het hoge aantal keer dat anders aangekruist werd, 5 ouders geven bij de toelichting aan dat de handicap bij de plaatsing nog niet bekend was. Ouders die anders aankruisten konden bij de toelichting zelf een reden opgeven. Drie ouders gaven hierbij de reden dat de oudere broer of zus ook op hetzelfde kindercentrum had gezeten. Overige redenen waren: ‘Wij wilden het reguliere centrum eerst proberen en niet meteen uitsluiten, omdat dit toch het dichtste bij huis is’ ‘Om hem te laten wennen aan een schools systeem, in plaats van altijd zelf vrij te spelen, ervan uitgaande dat dit hem beter voorbereidt op groep 1.’ Ervaringen met de plaatsing in een kindercentrum Het is nog lang niet vanzelfsprekend dat kindercentra kinderen met een handicap opvangen. Voor ouders kan het dan ook heel lastig zijn om hun kind geplaatst te krijgen in een regulier kindercentrum. Wij vroegen de ouders of zij wel eens ervaren hadden dat een kindercentrum hun kind geweigerd had vanwege zijn of haar handicap en/of ontwikkelingsproblemen. Opvallend is dat geen van de ouders uit de onderzoeksgroep dit ervaren heeft. Ook vroegen we naar de reactie van het kindercentrum op de vraag het kind te plaatsen. In bijna alle gevallen was het kind welkom, hierbij zijn uiteraard ook de kinderen waarbij de handicap en/of het ontwikkelingsprobleem nog niet bekend was bij de plaatsing. Eén keer wilde het kindercentrum eerst bekijken of het kind paste in het kindercentrum. In één geval verwelkomde de peuterleidster het kind met wijdopen armen maar had de overkoepelende stichting wat aarzelingen. (zie interview) Beëindiging van de plaatsing Bij 16 kinderen uit de ‘ouder-groep’ is de plaatsing op het kindercentrum inmiddels beëindigd. Hiervan zijn zes kinderen geplaatst in een gespecialiseerde vorm van opvang, zes kinderen zijn doorgestroomd naar het reguliere basisonderwijs en twee kinderen zijn naar het speciale basisonderwijs gegaan. Eén ouder gaf alleen aan dat het kind 4 jaar geworden is en dat daarom de plaatsing op het kindercentrum beëindigd is. Een andere ouder schreef: ‘contract is door kinderdagverblijf opgezegd vanwege vermeende slechte communicatie met moeder’. Behalve van de kinderen waarvan de plaatsing op het kindercentrum is beëindigd is nog van drie andere kinderen de ondersteuning beëindigd. Twee ouders hebben aangekruist dat het kindercentrum en kind zonder ondersteuning verder kunnen. Eén ouder heeft aangekruist dat de ondersteuning onvoldoende tegemoet komt aan de behoeften van het kind en/of het kindercentrum. Als toelichting wordt hierbij aangegeven dat ‘er wel geld beschikbaar was maar Okido niet voor een extra leidster kon zorgen om de begeleiding uit te voeren.’ Uiteindelijk is het kind geplaatst op het MKD. In de ‘kindercentragroep’ is van 13 kinderen de plaatsing op het kindercentrum inmiddels beëindigd. Van deze 13 kinderen is de helft naar een gespecialiseerde vorm van opvang gegaan en de andere helft naar de reguliere basisschool. Buiten de dertien keer dat de plaatsing beëindigd was, is nog van 4 andere kinderen de ondersteuning beëindigd: twee keer omdat het kindercentrum en kind zonder ondersteuning verder konden en één keer omdat de ondersteuning onvoldoende tegemoet kwam aan de behoefte van het kind en/of kindercentrum. Eén kindercentrum geeft aan dat de ondersteuning beëindigd is omdat: ‘er moet iemand anders worden gezocht, diegene die extra ondersteuning gaf is er mee gestopt’. Voor dit kindercentrum waren extra leidster-uren toegekend. Later in de vragenlijst schrijft de leidster: ‘ vanaf 29 september komt er een nieuwe extra leidster als ondersteuning voor de hele groep.’ Hulp vragen aan Okido In de oudergroep hebben 11 keer de ouders zelf het initiatief genomen om Okido in te schakelen, 11 keer was dat het kindercentrum en een aantal keer kwam het initiatief van beide kanten. In de kindercentragroep was dit anders verdeeld. 16 kindercentra gaven aan dat zij zelf het initiatief hadden genomen om Okido in te schakelen en drie keer waren dat de ouders. Ook hier kwam in een paar gevallen het initiatief van beide kanten.
11
Aanleiding om ondersteuning te vragen De aanleiding om extra ondersteuning te vragen verschilt per kind. Hier kunnen dus geen algemene uitspraken over gedaan worden. Daarom volgen hier enkele voorbeelden om een beeld te geven. In de vragenlijst voor de kindercentra werd tevens gevraagd welke verwachtingen zij hadden van de ondersteuning. De aanleiding om extra ondersteuning te vragen: Hij viel op, moeilijk te bereiken, gooide veel met materialen, vroeg te veel aandacht waardoor andere kinderen niet meer aan bod kwamen. Verwachting van de ondersteuning: Dat er 1 op 1 benadering zou zijn, waardoor ik mijn handen vrij had om er voor alle kinderen te zijn. De aanleiding om extra ondersteuning te vragen: We maakten ons zorgen of B. weerbaar genoeg zou zijn voor de basisschool. Verwachting van de ondersteuning: Gerichte stimulering van B. met het oog op de basisschool + pedagogische advisering door een deskundige (voor de leidsters) De aanleiding om extra ondersteuning te vragen: Zijn gedrag ging de groep beïnvloeden Hij vroeg zo veel aandacht dat de andere kinderen hierbij te kort kwamen. Er was ook heel moeilijk contact met hem te krijgen, je moest veel herhalen, veel, heel veel aandacht. Verwachting van de ondersteuning: Handvatten om op een goede manier met hem om te gaan en erachter zien te komen waar dit gedrag vandaan kwam. De aanleiding om extra ondersteuning te vragen: Vooral in het begin was Q. soms onhandelbaar, dus daar had ik ondersteuning voor nodig. Verwachting van de ondersteuning: Hulp ter plekke waar ik ook van leren kon zodat ik de dagen zonder ondersteuning Q. ook kon helpen. De aanleiding om extra ondersteuning te vragen: R. zo goed mogelijk voor te bereiden op het basisonderwijs, het extra begeleiden op gebied van voorschoolse activiteiten. Verwachting van de ondersteuning: Deskundige begeleiding die door individueel met haar bezig te zijn haar extra zal stimuleren en haar ontwikkeling zal beïnvloeden op een positieve manier. De werkwijze van Okido We hebben een aantal vragen geformuleerd om de werkwijze van Okido te evalueren. Deze vragen gingen over de bereikbaarheid / laagdrempeligheid van Okido, de procedure en de medewerkers van Okido. Op welke manier is men in aanraking gekomen met Okido? Het merendeel van de ouders is voor het eerst in aanraking gekomen met Okido via het kindercentrum. De kindercentra zijn op andere manieren met Okido in aanraking gekomen. Zeven kindercentra hebben via een folder of brief kennis gemaakt met Okido. Zes respondenten uit de kindercentragroep werden er door een collega of leidinggevende op gewezen. Andere bronnen waren: de SPD, het VTO-team en de GGD, of er was al eerder met Okido samengewerkt. Slechts twee keer was een kindercentrum via de ouders in contact gekomen met Okido. Wanneer ouders contact hebben opgenomen met Okido hebben de meeste dit gedaan omdat zij informatie en advies wilden over ondersteuning in de kinderopvang. Geen van de ouders zegt contact opgenomen te hebben met Okido om informatie en advies te krijgen bij het zoeken naar een kindercentrum.
12
Een moeilijke stap? Om te onderzoeken of Okido een laagdrempelige vorm van ondersteuning biedt vroegen we aan ouders en de kindercentra of zij het een moeilijke stap vonden om Okido te benaderen. Het merendeel van de ouders vond het geen moeilijke stap om Okido te benaderen. Toelichtingen die ouders hierop gaven zijn: ‘ Omdat ik onze hulpvraag heel legitiem vond.’ ‘ Je hulp moet inroepen, indien dat wenselijk is.’ ‘ Via een duidelijke folder wordt uitgelegd dat Okido graag helpt.’ ‘Omdat het prettig is als je kind professionele hulp krijgt (en dus het KDV) als dat kan helpen.’ ‘ Ik was blij dat het bestond.’ Ook de kindercentra vonden het geen moeilijke stap om Okido te benaderen, omdat: ‘Ik al eerder met Okido in aanraking was gekomen.’ ‘Je altijd meteen te woord wordt gestaan, snel wordt voldaan aan de hulpvraag.’ ‘Het in dit geval erg nodig was extra hulp te vragen.’ Drie ouders gaven aan het wel een moeilijke stap te vinden, met als reden: ‘Omdat het toch gevoelig ligt’ ‘Omdat ik het probleem zelf niet ernstig vond’ ‘Omdat Okido niet te bereiken was, de telefoon werd niet opgenomen’. Twee leidsters vonden het een moeilijke stap omdat het voor hen de eerste keer was. De bekendheid van Okido Het merendeel van de kindercentra vond dat Okido genoeg bekendheid heeft bij kindercentra. Die bekendheid is er omdat: er vaker gebruik gemaakt werd van Okido, omdat er een studiemiddag aan besteed was en omdat er folders en nieuwsbrieven waren. Bij de ouders komt een ander beeld naar voren: 19 ouders vinden dat Okido niet genoeg bekendheid heeft bij ouders, slechts twee ouders vonden Okido voldoende bekend. Zij vonden Okido onvoldoende bekend omdat: ‘Je moet voor alle hulp zelf op zoek of het toevallig horen.’ ‘Veel ouders nog nooit van de organisatie gehoord hebben.’ ‘Folders niet overal te krijgen zijn.’ ‘Via SPD is ons nooit iets verteld over Okido.’ ‘Tenzij je ermee in aanraking komt hoor je er niets van. Bovendien zijn ze op de achtergrond aanwezig en is er geen contact.’ De procedure De meeste ouders vinden de procedure precies goed. Slechts een paar ouders vonden dat de procedure te lang duurt, te ingewikkeld of onduidelijk is of dat het te de ouder te veel tijd kost. Ook bij de kindercentra vond de meerderheid de procedure ‘precies goed’. Bij geen van de groepen werd het antwoord ‘te weinig inspraak’ gekozen. In de toelichting van de ouders komen wat kritische punten naar voren: ‘Niet zo vaak telefonisch bereikbaar (in mijn herinnering).’ ‘In eerste instantie werd de indruk gewekt dat wij als ouders een belangrijke gesprekspartner waren in de procedure. Later bleek dat de steun voor de crèche was en waren wij bijzaak.’ ‘Wij ervaren het als zeer prettig en is goede ondersteuning om alles zo gewoon mogelijk te laten verlopen. Heel veel activiteiten zouden niet mogelijk zijn zonder Okido.’ ‘Het heeft heel veel voeten in de aarde gehad. Wij gingen er vanuit dat Okido ook daadwerkelijk medewerkers regelde. Toen we eindelijk zelf iemand hadden gevonden heeft het nog weken zoniet maanden geduurd voordat Okido alles geregeld had richting de stichting. De stichting heeft op het punt gestaan om af te haken omdat Okido zo ingewikkeld handelt en daarbij er heel moeilijk contact te krijgen is met een medewerker van Okido.’ ‘Er was in eerste instantie wel moeilijk inzicht te krijgen in hoe en wat alles zou verlopen.’
13
De toelichtingen van de kindercentra geven een wat positiever beeld: ‘Serieus genomen, professioneel.’ ‘Toen het eerste contact gelegd werd liep het allemaal soepel en snel.’ ‘Duidelijk, goede informatie en stappenplan.’ ‘Er is telefonisch goed contact met B.V. (de coördinator van Okido), er wordt tijd genomen voor het intakegesprek en allerlei vragen die je stelt.’ ‘Het is allemaal snel verlopen vanaf de aanvraag.’ In de vragenlijst werd ook gevraagd naar de verschillende onderdelen van de procedure. De ouders en kindercentra konden op een schaal van 1 tot 5 aangeven hoe tevreden ze waren over de onderdelen van de procedure: het telefonisch contact, het intakegesprek met de Okido-consulent, de toewijzing van het ondersteuningsaanbod, de tussentijdse evaluatiegesprekken en het afrondende evaluatiegesprek. (waarbij 1= heel ontevreden, 2=ontevreden, 3=niet tevreden, niet ontevreden, 4=tamelijk tevreden en 5=heel tevreden). • • • • •
Voor het telefonisch contact scoren ouders gemiddeld 4,56 en kindercentra 4,39. Voor het intakegesprek scoren ouders gemiddeld 4,55 en kindercentra 4,61 Voor de toewijzing van het ondersteuningsaanbod: ouders 4,24 en kindercentra 4,61 Voor de tussentijdse evaluatiegesprekken: ouders 4,31 en kindercentra 4,63 Voor het afrondende evaluatiegesprek: ouders 4,38 en kindercentra 4,63
De gemiddelde scores liggen in beide groepen voor elk onderdeel hoog, we kunnen dus concluderen dat deze ouders en kindercentra tevreden zijn over de verschillende onderdelen van de procedure. De meeste ouders en kindercentra geven aan dat het voor hen duidelijk is wat ze van de verschillende medewerkers (de coördinator van Okido, de Okido-consulent en de gespecialiseerde ondersteuner) kunnen verwachten. Ook zijn de meeste ouders en kindercentra tevreden over het werk van deze medewerkers. Sommigen geven echter aan dat het voor hen niet helemaal duidelijk is wat ze van de medewerkers kunnen verwachten. Als er gespecialiseerde begeleiding is toegekend is dat voor de meeste ouders en leidsters degene die ze het eerste zouden benaderen met vragen over het kind of de begeleiding. De intake en evaluatiegesprekken. De meeste ouders vinden het belangrijk bij alle gesprekken aanwezig te zijn. Zij vinden niet dat de evaluatiegesprekken een zaak zijn van het kindercentrum. Voor veel ouders is het evaluatiegesprek een mogelijkheid om ook andere vragen te stellen over hun kind. De meeste ouders vinden dat er bij het evaluatiegesprek naar hun geluisterd wordt. Dat het er bij de evaluatiegesprekken om gaat de opvang van het kind te verbeteren, daar zijn wat minder ouders het mee eens. De meeste ouders vinden dat als er in het evaluatiegesprek iets afgesproken wordt dat het dan ook gebeurt. Een groot deel van de kindercentra geeft aan dat de evaluatiegesprekken hen helpen om de opvangsituatie te verbeteren. Ook vinden ze dat door de evaluatie de ondersteuning beter op hun vraag wordt afgestemd. De kindercentra vinden het belangrijk dat er steeds een vaste Okido-medewerker bij de evaluaties aanwezig is. Ook vinden ze het belangrijk dat de ouders bij de gesprekken aanwezig zijn. Bijna alle kindercentra geven aan dat wanneer er iets in de evaluatiegesprekken afgesproken wordt, dat het dan ook gebeurt. Alle kindercentra geven aan dat er bij de evaluatiegesprekken naar hun geluisterd wordt. De ondersteuning Okido biedt drie vormen van ondersteuning aan: aangepast meubilair, extra leidster-uren en gespecialiseerde begeleiding. Vaak wordt er een combinatie van de verschillende vormen toegekend. Bij de extra leidster-uren wordt er een extra reguliere leidster aangesteld of krijgt een leidster uitbreiding van haar uren. De gespecialiseerde begeleiding kan geboden worden door de SPD, IJlanden, MKD het Kabouterhuis, Omega of Nifterlake. Het accent van de gespecialiseerde begeleiding licht op ondersteuning van de leidster of op ondersteuning van het kind.
14
Verschillende vormen van ondersteuning. Op zes kindercentra werden extra leidster uren toegekend. Op acht kinderdagverblijven was er gespecialiseerde ondersteuning en 13 keer was er een combinatie van beide vormen. In deze groep is geen aangepast meubilair toegekend. In de oudergroep was er voor 11 kinderen extra leidster uren toegekend. Negen kinderen kregen gespecialiseerde ondersteuning. Vijf kinderen kregen een combinatie van deze twee. Eén kind kreeg zowel extra leidster uren als gespecialiseerde ondersteuning als aangepast meubilair. Door wie werd de gespecialiseerde ondersteuning geboden? kindercentra SPD 4 Ijlanden 6 MKD 2 Omega 1 Anders 4 Totaal 17 Ontbrekend 10 Totaal 27
ouders 5 6 1 1 2 15 11 26
Inspraak De meerderheid van de ouders (21) vindt dat er voldoende naar hun mening geluisterd is bij het toekennen van het ondersteuningsaanbod. Toch zijn er vier ouders die vinden dat er niet voldoende naar hun mening geluisterd is. Een ouder zegt: ‘onze mening was niet relevant. Het ging om steun voor de crèche. Dit is ons min of meer verteld.’ Zestien ouders vinden dat het toegekende ondersteuningsaanbod aansloot bij de vraag. ‘Omdat de vraag realistisch was en het aanbod optimaal op de aanwezige mogelijkheden inspeelde’ Zeven ouders vinden dat dit niet zo is, redenen die hiervoor gegeven worden zijn dat het aantal uren te weinig was, dat er een ander soort hulp gewenst werd en dat het kinderdagverblijf en de ouders veel zelf moesten regelen. Het grootste deel van de ouders is tevreden over de extra leidster (13 van de 17). Veel ouders vinden het toegekende aantal uren echter niet voldoende. Maar een deel van deze tien ouders toont hier wel begrip voor: ‘Ik had liever meer gehad maar begrijp wel dat niet alles kan’. Over de gespecialiseerde begeleiding waren 15 van de 16 ouders tevreden. ‘Omdat het een kanjer is en aardig en goed voor mijn kind maar ook voor de groep.’ Ook vindt de meerderheid van de ouders dat zij voldoende geïnformeerd en betrokken zijn bij de begeleiding. Er is maar één ouder waarvan het kind aangepast meubilair heeft gekregen op het kindercentrum. Deze ouder is tevreden over het geboden materiaal en de snelheid waarmee het gekomen is. De meeste kindercentra vinden dat er voldoende naar hun mening is geluisterd bij het toekennen van het ondersteuningsaanbod. ‘Omdat ik aan mezelf, mijn functie als leidster twijfelde en na de gesprekken niet meer.’ ‘Er veel naar onze vraag / mening geluisterd werd (veel vragen gesteld).’ Ook vinden ze dat het toegekende ondersteuningsaanbod aansluit bij de vraag: ‘Omdat er goed notitie van de problemen wordt genomen.’ 15
‘Er wordt goed op de behoefte ingespeeld: er komt nu twee uur extra bij.’ Twee kindercentra geven aan dat de toegekende extra leidster uren niet zijn gerealiseerd. In beide gevallen kwam dit omdat er geen extra leidster beschikbaar was. Alle kindercentra zijn tevreden over de extra leidster. ‘Omdat zij en ik veel konden overleggen en er wederzijds respect was voor afzonderlijk denken en handelen.’ ‘Omdat we met goed overleggen veel vooruitgang zagen bij S. en we daardoor elkaar stimuleerden.’ In de meeste groepen werkt de extra leidster met name met het kind met de handicap en/of ontwikkelingsproblemen. De verwachtingen die de kindercentra van de komst van de extra leidster hadden zijn: meer aandacht voor het kind met de handicap en/of ontwikkelingsproblemen en minder druk op de groep. Effecten in de kindercentrumgroep In de vragenlijst voor het kindercentrum is een onderscheid gemaakt tussen effecten op de leidster, effecten op het kind en de groep en effecten op het kindercentrum. Effecten op de leidster Om de effecten op de leidster te meten is een aantal stellingen geformuleerd. Deze stellingen zijn gebaseerd op aspecten van ondersteuning. De respondenten konden per stelling aangeven in hoeverre ze het er mee eens waren. (1=helemaal mee oneens, 2=een beetje mee oneens, 3= niet mee eens, niet mee oneens, 4=een beetje mee eens, 5=helemaal mee eens). De gemiddelde scores liepen niet ver uiteen. De volgende stellingen haalden de hoogste scores. Als gevolg van de ondersteuning: • Weet ik beter hoe ik dit kind in zijn/haar ontwikkeling kan stimuleren. (4,46) • Weet ik beter wat voor activiteiten ik het kind aan kan bieden. (4,31) • Kan ik het kind beter ondersteunen in het contact met andere kinderen. (4,23) • Is mijn werk minder zwaar geworden. (4,23) De volgende stellingen haalden de laagste scores. Als gevolg van de ondersteuning: • Heb ik een betere relatie met het kind opgebouwd (3,65) • Voel ik me zekerder (3,69) Vermoedelijk vinden veel leidsters dat de relatie met het kind al goed was. Effecten op het kind en de groep Voor het onderdeel ‘effecten op het kind en op de groep’ zijn stellingen geformuleerd die betrekking hebben op het welbevinden van het kind, de ontwikkeling en integratie. Bij de stellingen over ontwikkeling wordt ervan uitgegaan dat wanneer een kind betrokken is bij wat hij of zij doet, dat goed is voor zijn/haar ontwikkeling. Voor effecten op de groep zijn stellingen geformuleerd die te maken hebben met de sfeer op de groep. De respondenten konden per stelling de mate van verbetering aangeven. Zij konden hiervoor kiezen uit: 1= het is niet verbeterd, 2=het is enigszins verbeterd, 3=het is sterk verbeterd of 4= het ging al goed en 5=het is verbeterd, maar dit komt niet door de ondersteuning. De motivering voor deze schaalkeuze is dat een bepaald aspect misschien niet verbeterd is omdat het al goed ging en het dus ook geen doelstelling van de ondersteuning was. (voor een compleet overzicht van de resultaten: zie bijlage). Welbevinden Om het welbevinden te registreren zijn vier stellingen geformuleerd, gebaseerd op het instrument welbevinden (Balledux,2001) De uitkomsten zijn als volgt: • Het kind geniet van dingen die gebeuren of die hij/zij zelf doet: voor 10 kinderen is dit sterk verbeterd en bij 9 kinderen ging het al goed.
16
• • •
Het kind is meestal tevreden: voor 10 kinderen is dit sterk verbeterd en bij 8 kinderen ging het al goed. Het kind is meestal ontspannen: voor 12 kinderen is dit sterk verbeterd, voor 6 kinderen enigszins en bij 6 kinderen ging het al goed. Het kind komt graag naar het kindercentrum: voor 9 kinderen is dit sterk verbeterd en bij 13 kinderen ging het al goed.
We kunnen hieruit concluderen dat voor veel kinderen het welbevinden op de groep al goed was voordat de ondersteuning startte. Maar voor een groot aantal kinderen is het welbevinden op de groep ook sterk gestegen. Betrokkenheid Ook de stellingen voor betrokkenheid komen uit het instrument ‘welbevinden’. • Het kind is meestal lekker bezig: voor 10 kinderen is dit sterk verbeterd en bij 8 kinderen ging het al goed. • De activiteiten sluiten aan bij zijn of haar ontwikkeling: voor 11 kinderen is dit sterk verbeterd, voor 6 kinderen enigszins en bij 4 kinderen ging het al goed. • Het kind is ondernemend: bij 6 kinderen is dit sterk verbeterd, bij 10 kinderen enigszins en bij 8 kinderen ging het al goed. • Het kind heeft aandacht voor nieuwe dingen: voor 9 kinderen is dit sterk verbeterd, voor 6 kinderen enigszins en bij 7 kinderen ging het al goed. • Het kind oefent nieuwe vaardigheden: bij 15 kinderen is dit sterk verbeterd. Voor 4 kinderen enigszins en bij 2 kinderen ging het al goed. Bij betrokkenheid is een hoop verbetering te zien. Bij de tweede en vijfde stelling is de groep kinderen waarbij het al goed ging opvallend kleiner dan bij de andere stellingen, er is ook voor veel kinderen verbetering opgetreden. Deze aspecten scoorden bij de stellingen: effecten op de leidster, ook hoog: als gevolg van de ondersteuning weet ik beter hoe ik dit kind in zijn/haar ontwikkeling kan stimuleren en weet ik beter wat voor activiteiten ik het kind aan kan bieden. Blijkbaar richt de ondersteuning zich sterk op deze aspecten en heeft het ook goede resultaten. De leidster voelt zich er sterker in en voor de kinderen verbetert de situatie enigszins tot sterk. Integratie De stellingen over integratie zijn gebaseerd op de thema’s: de relatie tussen leidster en kind, de relatie tussen het kind en de groep en het mee kunnen doen aan alle activiteiten. • Er bestaat een positieve relatie tussen leidster en kind: voor 9 kinderen is dit sterk verbeterd en voor 13 kinderen ging het al goed. • De andere kinderen reageren positief op het kind: voor 10 kinderen is dit sterk verbeterd, bij 9 kinderen is het enigszins verbeterd en bij 5 kinderen ging het al goed. • Het kind maakt contact met andere kinderen: voor 11 kinderen is dit sterk verbeterd, voor 9 kinderen is het enigszins verbeterd en bij 3 kinderen goed. • Het kind speelt bij vrij spelen gewoon mee in de groep: voor 7 kinderen is het sterk verbeterd, voor 10 kinderen enigszins en bij 5 kinderen ging het al goed. • Het kind doet gewoon mee aan gerichte activiteiten: voor 10 kinderen is dit sterk verbeterd, voor 8 kinderen enigszins en bij 4 kinderen ging het al goed. Ook bij de integratie zijn goede resultaten geboekt. Voor een groot deel van de kinderen is het enigszins tot sterk verbeterd. De sfeer in de groep. • Er heerst in het algemeen rust op de groep: op 11 kindercentra is dit sterk verbeterd, 4 keer is het enigszins verbeterd en op 9 kindercentra ging het al goed. • De meeste kinderen reageren enthousiast op (nieuwe) activiteiten: op 8 kindercentra is dit sterk verbeterd, 1 keer is het enigszins verbeterd en bij 15 kinderdagverblijven ging het al goed. • De meeste kinderen zijn bij elkaar betrokken: bij 7 kindercentra is dit sterk verbeterd, bij 2 enigszins en bij 16 kindercentra ging het al goed. • Ieder kind krijgt voldoende aandacht: op 13 kindercentra is dit sterk verbeterd, 1 keer is het enigszins verbeterd en bij 11 kindercentra ging het al goed. • Het is gezellig op de groep: 9 keer is dit sterk verbeterd, 1 keer enigszins en 14 keer ging het al goed. 17
•
Het kind met de handicap of ontwikkelingsproblemen maakt deel uit van de groep: 14 keer is dit sterk verbeterd, 3 keer enigszins en 7 keer ging het al goed. De sfeer op de groep was bij veel kindercentra al goed, maar het is ook bij een aantal sterk verbeterd. We kunnen hieruit concluderen dat de ondersteuning een positieve invloed heeft. Leidsters voelen zich ondersteund, met name in het stimuleren van het kind en het aanbieden van activiteiten. Ook geven de leidsters aan dat hun werk dankzij de ondersteuning minder zwaar geworden is. Bij effecten op de groep en het kind zijn op alle gebieden positieve resultaten gehaald, zowel het welbevinden en de betrokkenheid van het kind als de integratie en de sfeer op de groep zijn vaak sterk verbeterd. Effecten op het kindercentrum Als laatste vroegen we aan de leidsters of zij anders waren gaan denken over de opvang van gehandicapte kinderen en of het beleid van het kindercentrum veranderd was. We waren benieuwd of de opvang en de ondersteuning nog een verandering in hun mening teweeg hadden gebracht. Wellicht zijn er leidsters en kindercentra die eerst aarzelden of geïntegreerde kinderopvang wel mogelijk was, die nu ervaren hebben dat het heel goed kan. Alle 26 respondenten van de kindercentra vulden deze vraag in. Elf respondenten gaven aan dat zij anders zijn gaan denken over de opvang van kinderen met een handicap of ontwikkelingsproblemen. ‘Ik dacht dat er grenzen waren aan het opvangen van kinderen met een handicap. Die grenzen zijn er natuurlijk, maar zijn nu wel een stuk verlegd en ruimer geworden.’ ‘Door intensief met S. bezig te zijn zien we meer van hetgeen ze wel kan. Vooral de vooruitgang binnen 1 jaar werken met haar is grandioos.’ ‘Bewust worden van je handelen maakt dat je een andere houding tegenover dit kind aanneemt. Door de evaluatiegesprekken krijg je meer inzicht.’ ‘Door deze ondersteuning leer je anders te kijken naar de kinderen, objectiever. Je krijgt handvatten mee waar je altijd iets mee kan, ook voor andere kinderen’ ‘Het geeft een extra dimensie aan je werk als leidster. Je bent je meer bewust van je handelen tegenover dit kind. Je blijft scherp door de vele evaluaties.’ ‘Ik kijk nu wat breder en hiervoor hadden we wel een map met richtlijnen maar dat hielp niet bij elk kind.’ ‘Dat extra ondersteuning goed is voor deskundigheidsbevordering door de adviezen en dat het het kind gunstig beïnvloedt en net dat beetje meer kan geven.’ ‘Positiever beeld van opvang van kind met een handicap’ ‘Op zich stonden leidsters er al positief tegenover maar door de extra begeleiding krijg je net dat duwtje in de rug.’ ‘Dat een kind heel ver vooruit kan komen met een extra leidster die hem apart ondersteunt.’ In drie kindercentra is het beleid veranderd, niet zo veel, maar 15 kindercentra hadden al beleid op dit gebied en blijkbaar was er geen reden om dit aan te passen. Effecten in de oudergroep Voor de oudergroep hebben we een aantal stellingen geformuleerd die betrekking hadden op: effecten op de ouders en effecten op het kind. Ouders konden een score geven van 1 tot 4 (1=helemaal niet van toepassing, 2=niet van toepassing, 3=een beetje van toepassing en 4=helemaal van toepassing) 1. Doordat mijn kind naar een regulier kindercentrum gaat heb ik meer contact met andere ouders. Gemiddelde score: 2,17 2. Met de leidsters kan ik goed praten over mijn kind. Gemiddelde score: 3,83 3. Doordat mijn kind naar het reguliere kindercentrum gaat heb ik meer tijd voor andere dingen. Gemiddelde score: 2,83 4. Door het reguliere kindercentrum heeft mijn kind meer contact met kinderen zonder handicap. Gemiddelde score: 3,21 5. Door de plaatsing in het kindercentrum is mijn kind vooruit gegaan in zijn/haar ontwikkeling. Gemiddelde score: 3,33 6. Door de plaatsing in het kindercentrum maakt mijn kind makkelijker contact met andere kinderen. Gemiddelde score: 3,32 7. Sinds de plaatsing in het kindercentrum heeft mijn kind meer vriendjes in de buurt. Gemiddelde score: 2,16
18
8. Mijn kind gaat graag naar het kindercentrum. Gemiddelde score: 3,68. 9. Zonder de extra ondersteuning van Okido zou mijn kind niet in het reguliere kindercentrum opgevangen kunnen worden.Gemiddelde score: 2,38 10. Ik zou andere ouders ook aanraden om hun kind met een handicap of ontwikkelingsprobleem naar een regulier kindercentrum te laten gaan. Gemiddelde score: 3,29 11. Ik zou andere ouders van een kind met handicap of ontwikkelingsprobleem ook aanraden om gebruik te maken van Okido. Gemiddelde score: 3,68 12. Doordat Okido er is kunnen ouders kiezen voor reguliere kinderopvang. Gemiddelde score: 3,42 13. Door de ondersteuning weten de leidsters beter hoe zij met mijn kind om moeten gaan. Gemiddelde score: 3,24 Stelling 1 scoort niet erg hoog. Toch zijn er wel een paar ouders die hier een beetje of helemaal van toepassing hebben aangekruist. Maar er zijn ook tien ouders op wie dit helemaal niet van toepassing is. Zij zien contact met andere ouders misschien niet als waarde van het reguliere kindercentrum. Op stelling 4, 5 en 6 wordt vrij hoog gescoord. Ouders vinden dat hun kind meer contact heeft met kinderen zonder handicap, vooruit gegaan is in zijn/haar ontwikkeling en dat hun kind makkelijker contact maakt met andere kinderen. Een heel positief effect. Stelling 7 scoort veel lager. Dertien ouders vinden niet dat hun kind meer vriendjes in de buurt gekregen heeft. Er zijn echter ook zeven ouders die ‘helemaal van toepassing scoren’. Een mogelijke verklaring hiervoor kan liggen in de aard van de handicap. Ouders van een kind met een duidelijke handicap, bijvoorbeeld Down syndroom, kiezen bewust voor een regulier kindercentrum omdat dat in de buurt is en het kind zo op kan groeien met de kinderen uit de buurt. Zij zullen ervaren dat hun kind meer vriendjes in de buurt gekregen heeft sinds de plaatsing op het kindercentrum. Andere kinderen krijgen ondersteuning vanwege een gedragsprobleem dat bekend werd toen het kind al op het kindercentrum zat. Deze ouders hebben geen keuze hoeven maken tussen regulier en speciaal. Het kind heeft waarschijnlijk ook altijd gewoon vriendjes in de buurt gehad. Stelling 8: ‘Mijn kind gaat graag naar het kindercentrum’, scoort hoog. Zeventien ouders scoren hier ‘helemaal van toepassing.’ Buiten de positieve effecten op de ontwikkeling en integratie van deze kinderen is het natuurlijk heel belangrijk om vast te kunnen stellen dat het merendeel van de kinderen graag naar het kindercentrum gaat. De laatste vier stellingen hebben betrekking op de tevredenheid van ouders over Okido. Zouden zij het ook aan andere ouders aanraden? Stelling 10 en 11 scoren beiden hoog. Bij stelling 10, ‘ik zou andere ouders aanraden naar een regulier kindercentrum te gaan’, scoren dertien ouders ‘helemaal van toepassing’. Op stelling 11,’Ik zou andere ouders aanraden gebruik te maken van Okido’, scoren zelfs 20 ouders ‘helemaal van toepassing.’ Vijftien ouders scoren ‘helemaal van toepassing’ op de stelling ‘Doordat Okido er is kunnen ouders kiezen voor reguliere kinderopvang.’
19
4. Diepte-interviews Als aanvulling op het vragenlijstonderzoek zijn er zes diepteinterviews gehouden, waarvan drie interviews met ouders en drie met het kindercentrum. De interviews hadden als doel wat dieper in te gaan op de informatie die uit de vragenlijsten naar voren kwam. Een groot deel van de respondenten had in de vragenlijst aangegeven bereid te zijn tot het houden van een diepteinterview. Bij het selecteren van de mensen die ik zou interviewen heb ik geprobeerd verschillende vormen van ondersteuning, een verschillende problematiek, jongens en meisjes en peuterspeelzalen en kinderdagverblijven te bereiken. In dit hoofdstuk zal ik de opmerkelijke dingen die uit de interviews naar voren kwamen bespreken. Een uitgebreidere weergave van de interviews vindt u in de bijlagen. Interviews met moeders De interviews met ouders vonden bij de mensen thuis plaats. In alledrie de gevallen sprak ik met de moeder. Om privacyredenen zijn de namen van de kinderen in de interviews veranderd. De onderzoeksgroep kunnen we eigenlijk in tweeën delen: kinderen waarvan de handicap of ontwikkelingsachterstand al bekend was voordat zij naar het reguliere kindercentrum gingen en kinderen waarvan de handicap of ontwikkelingsachterstand pas duidelijk werd toen het kind het kindercentrum al bezocht. In het eerste geval hebben ouders een bewuste keuze gemaakt voor een regulier kindercentrum. Op een gegeven moment is daar ondersteuning van Okido bij gekomen, soms is dit gelijk al bij de start, soms wil het kindercentrum het eerst zelf proberen zonder ondersteuning. Ook kan het zo zijn dat de handicap of het ontwikkelingsprobleem zich pas later openbaart. Het kindercentrum of de ouders kunnen dan Okido benaderen voor ondersteuning. Bij de moeders die ik gesproken heb hadden er twee inderdaad een bewuste keuze voor een regulier kindercentrum gemaakt. Een moeder had haar dochter, Anna, al ingeschreven voor het kinderdagverblijf tijdens de zwangerschap. Toen bij de geboorte bleek dat haar dochter het syndroom van Down had wilde zij dat ze toch naar het reguliere kinderdagverblijf ging. Haar reden hiervoor was dat ze intergratie erg belangrijk vindt, zowel voor haar dochter als voor de andere kinderen. De tweede moeder werd er door de leidster van de peuterspeelzaal van haar zoontje op gewezen dat ze haar dochter ook in moest gaan schrijven. Haar dochter, Lotte, is meervoudig gehandicapt. Toen de leidster haar erop wees vond ze het een heel goed idee omdat haar dochter er zichtbaar van genoot kinderen om zich heen te hebben. De moeder vertelt dat ze het belangrijk vindt dat haar dochter nu kinderen om zich heen heeft die praten, lopen en liedjes zingen en niet alleen maar kinderen met een handicap. De derde moeder heeft geen bewuste keuze gemaakt voor een regulier kindercentrum. Haar zoontje Michael bezocht het kinderdagverblijf al langer toen de leidsters op een gegeven moment aangaven dat ze wel wat ondersteuning konden gebruiken. Het jongetje was erg druk en moeilijk te corrigeren. Okido is benaderd en er is gespecialiseerde ondersteuning gekomen. De plaatsing op een regulier kindercentrum gaat niet altijd gemakkelijk. Het kinderdagverblijf van Anna was erg positief en wilde graag dat ze kwam maar de plaatsing van Lotte op de peuterspeelzaal ging wat lastiger. De leidster van de peuterspeelzaal wilde wel graag dat ze kwam maar de coördinator van de overkoepelende stichting zag allerlei problemen. Zij was bang dat de leidster het niet aan zou kunnen. Uiteindelijk heeft de moeder de hulp van okido ingeschakeld. Toen is afgesproken dat Lotte, met ondersteuning, toch naar de peuterspeelzaal kon komen. Wanneer de handicap of het ontwikkelingsprobleem wel al duidelijk is bij de plaatsing start niet altijd meteen de ondersteuning. Soms willen kindercentra het eerst zelf proberen. Het kinderdagverblijf waar Anna naar toe ging wilde liever geen ondersteuning omdat zij bang waren dat het Anna zou stigmatiseren en zo zou isoleren van de groep. Zonder de ondersteuning ging het op het kinderdagverblijf ook goed. De moeder vertelt dat ze het wel belangrijk vond dat Anna extra gestimuleerd werd. Al die uren dat ze naar het kinderdagverblijf ging bleven nu onbenut. Uiteindelijk heeft Okido het kindercentrum ervan weten te overtuigen dat de ondersteuning Anna niet zou stigmatiseren maar dat het goed was voor haar ontwikkeling. Er is een gespecialiseerde begeleidster van IJlanden gekomen. Alledrie de moeders zijn tevreden over de ondersteuning die Okido geboden heeft. Voor Anna is er gespecialiseerde ondersteuning gekomen, twee keer in de week. De ene dag werkt de gespecialiseerde begeleidster alleen met Anna, de andere dag met Anna en de hele groep. Anna is hierdoor vooruit gegaan in haar ontwikkeling en heeft meer aansluiting met de groep. Anna leert gebarentaal, hierdoor kan ze makkelijker contact maken met de andere kinderen. Ook de andere kinderen en de leidsters gebruiken de gebaren. De moeder van Anna geeft aan dat ze het wel jammer vindt dat ze er nooit bij is. Ze zou wel willen zien hoe de gespecialiseerde begeleidster met bepaalde dingen omgaat.
20
Voor Lotte is er een extra leidster op de groep gekomen. Deze leidster is er speciaal voor Lotte en doet veel moeite haar bij de groep te betrekken. De moeder is heel blij met de extra leidster en noemt het een schot in de roos. De extra leidster besteedt veel aandacht aan het stimuleren van Lotte. De moeder vertelt dat Lotte vrolijker geworden is. Ook is ze aan het einde van een bezoek aan de peuterspeelzaal vaak helemaal uitgeput. Voor Michael is er ook gespecialiseerde ondersteuning op de groep gekomen. Deze ondersteuning richt zich met name op het ondersteunen van de leidsters. De moeder van Michael vertelt dat ze liever gespecialiseerde ondersteuning had dan een extra leidster. Een extra leidster leek haar wat overdreven, bovendien vond ze het belangrijk dat er speciale deskundigheid kwam. De ondersteuning werkte goed, de leidsters konden beter met Michael omgaan. Dit had ook effect thuis, doordat Michael rustiger was op de groep kwam hij ook rustiger thuis. Ik besprak met de moeders hoe zij in de toekomst keken. De ouders van Anna willen graag dat zij naar een reguliere basisschool gaat. Het viel hun echter erg tegen hoe moeilijk dit bleek te zijn. Toen ik de moeder van Anna sprak was er nog maar 1 reguliere basisschool over in de buurt die er voor open stond om Anna aan te nemen. Als het ook bij deze school niet zou lukken gaat Anna naar het speciale onderwijs. De andere moeders geven aan het moeilijk te vinden om in de toekomst te kijken. Lotte bezoekt voorlopig nog de peuterspeelzaal. Michael zit inmiddels op een reguliere basisschool en dat goed. Het is moeilijk te voorspellen hoe het verder met hem zal gaan. Op het moment van het interview gaat het weer wat minder goed met hem. De moeder wilde het nog even aankijken. Als de problemen zouden blijven zou ze weer contact opnemen met hulpverleners. Interviews op de kindercentra Voor de interviews met de kindercentra heb ik gesproken met de leidsters. De interviews vonden plaats op het kindercentrum. De leidsters waren erg positief over Okido en de geboden ondersteuning. Ze vonden het goed dat het dankzij Okido mogelijk was om kinderen met een handicap of ontwikkelingsproblemen op te vangen. Wat ze goed vonden aan de ondersteuning was dat ze er veel inspraak in hadden, er werd naar hun mening geluisterd. Ook wordt het belangrijk gevonden dat de leidsters kunnen leren van de ondersteuning zodat ze ook zonder de ondersteuning verder kunnen. Twee leidsters vertellen dat het contact met de extra leidster heel goed is en dat dat belangrijk voor ze is. Ook heeft de ondersteuning in alledrie de gevallen een positief effect gehad op het kind. De kinderen zijn vooruit gegaan in hun ontwikkeling en vinden meer aansluiting bij de groep. Ook de sfeer op de groep is verbeterd en voor de leidsters betekent de ondersteuning een verlichting. De leidsters noemen ook wat punten die ze wat minder goed vinden. Twee leidsters hadden liever meer uren ondersteuning gekregen. Wel hebben ze er allebei begrip voor dat dit niet mogelijk was. Een leidster vindt het jammer dat je zelf op zoek moet naar een extra leidster. De extra leidster die zij zelf twee keer op haar groep gehad heeft, heeft inmiddels een andere baan. Als ze weer een extra leidster nodig heeft zal ze er dus zelf een moeten gaan zoeken. Bij een andere leidster blijkt het niet duidelijk te zijn wat precies de rol is van Okido en van de verschillende instellingen. Ook besprak ik met de leidster voor en nadelen van geïntegreerde kinderopvang. Een leidster zag er toch vooral nadelen in. Zij vond het een taakverzwaring voor de leidster, niet alleen omdat het kind extra aandacht nodig heeft maar ook vanwege de rompslomp eromheen. Ook betwijfelt ze of het kind er wel wat aan heeft. Zij heeft nu een aantal kinderen met een contactstoornis in haar groep gehad. Er moest erg veel aandacht aan besteed worden om deze kinderen bij de groep te betrekken. Zij is bezorgd over andere kinderen die hierdoor te weinig aandacht krijgen. Wel vindt ze dat de ondersteuning van Okido een heleboel verlicht. De andere twee leidsters zien eigenlijk alleen maar voordelen in geïntegreerde kinderopvang. Een leidster vindt dat het belangrijk is voor een kind dat het gewoon in zijn eigen buurt op kan groeien. De andere leidster vindt het een leerzame ervaring voor het kind, de andere kinderen en voor de leidsters. Ik vroeg aan de leidsters wat er nodig is om geïntegreerde kinderopvang mogelijk te maken. Twee leidsters noemen deskundigheidsbevordering. Een leidster doelt er hierbij op dat ze meer wil weten over wat het kind mankeert. De andere leidster vindt trainingen over bijvoorbeeld ‘omgaan met weerstand van ouders’ belangrijk. Ook stabiliteit op de groep wordt door een leidster genoemd. Ondersteuning op de groep vinden de leidsters alledrie erg belangrijk. Een leidster vindt dat de leidsters met name enthousiast moeten zijn. Ook noemt een leidster ‘een grote zak met geld’.
21
5 Samenvatting en conclusies In het evaluatieonderzoek onder de gebruikers van Okido zijn twee groepen te onderscheiden: de ouders en de kindercentra. In de onderzoeksgroep zaten 75 kinderen, hiervan zijn zowel de ouders als de kindercentra benaderd met een vragenlijst. Er zijn dus in totaal 150 vragenlijsten verstuurd. We hebben 53 vragenlijsten terugontvangen, 27 van kindercentra en 26 van ouders. Dit is een respons van 35%, een gangbare respons. Van 11 kinderen hebben zowel de ouders als het kindercentrum de vragenlijst teruggestuurd. We hebben besloten om deze 11 kinderen in beide groepen te laten omdat het om twee duidelijk te onderscheiden groepen gaat. Om dezelfde reden zijn de twee groepen ook gescheiden geanalyseerd en beschreven in dit verslag. De thema’s die in de vragenlijsten aan de orde kwamen waren: achtergrondgegevens over het kind, de werkwijze van Okido, de ondersteuning en effecten van de ondersteuning. In de vragenlijst voor de kindercentra zat ook het onderdeel achtergrondgegevens over het kindercentrum. Het merendeel van de kinderen heeft een gedragsprobleem, contactprobleem of ontwikkelingsachterstand. De rest van de kinderen hebben een meervoudige handicap, een verstandelijke handicap en een klein deel heeft een lichamelijke handicap. De meeste kindercentra hebben beleid op het gebied van kinderen met een handicap of ontwikkelingsproblemen. Ook hebben veel kindercentra al eerder een kind met een handicap of ontwikkelingsproblemen opgevangen. Voor een deel van de kinderen is de opvang in het kindercentrum inmiddels beëindigd, zij zijn doorgestroomd naar een andere vorm van opvang of onderwijs. In beide groepen is ongeveer de helft van deze kinderen doorgestroomd naar een reguliere basisschool. De belangrijkste redenen van ouders om te kiezen voor een regulier kindercentrum zijn: omdat zij hun kind zo gewoon mogelijk willen laten opgroeien en omdat zij hun kind in contact willen brengen met niet gehandicapte leeftijdsgenootjes. Hoewel er veel aandacht is voor de opvang van kinderen met een handicap en/of ontwikkelingsproblemen is het nog lang niet vanzelfsprekend dat deze kinderen in een regulier kindercentrum worden opgevangen. Ouders moeten soms veel moeite doen om hun kind geplaatst te krijgen in een regulier kindercentrum. Opvallend genoeg blijkt dat voor deze onderzoeksgroep niet het geval te zijn. Geen van de ouders geeft aan ooit geweigerd te zijn bij een kindercentrum. In een enkel geval kostte het de ouders en Okido wel wat extra moeite om de plaatsing voor elkaar te krijgen. Het merendeel van de ouders is in aanraking gekomen met Okido via het kindercentrum. De kindercentra hebben Okido leren kennen door een folder of brief van Okido of door een andere hulpverlenende instantie. Voor het merendeel van de ouders en de kindercentra was het geen moeilijke stap om Okido te benaderen, wat dat betreft maakt Okido haar laagdrempeligheid dus waar. De meeste ouders vinden echter dat Okido niet voldoende bekendheid heeft bij ouders. De kindercentra vinden wel dat Okido voldoende bekendheid heeft bij kindercentra. Over de procedure zijn beide groepen tevreden. Het grootste deel geeft aan de procedure ‘precies goed’ te vinden. Slechts een enkeling vindt dat de procedure te lang duurt, ingewikkeld is, onduidelijk is of te veel tijd kost. Ook de verschillende onderdelen van de procedure krijgen een positieve beoordeling. Het is niet voor iedereen duidelijk wat ze van de verschillende medewerkers van Okido kunnen verwachten. Een reden hiervoor is dat ze soms met een bepaalde medewerker nog niet te maken gehad hebben. Ook kennen sommige ouders en kindercentra de medewerker misschien wel bij naam, maar weten zij niet wat de functie van diegene binnen Okido is. Wel geven de meeste ouders en kindercentra aan tevreden te zijn over het werk van de medewerkers. Het ‘gezicht’ van Okido en de rol van de verschillende instellingen die samenwerken voor Okido is niet voor iedereen duidelijk. Voor het toekennen van het ondersteuningsaanbod vinden de meeste ouders dat er voldoende naar hun mening geluisterd is. Ook vinden ouders dat het toegekende ondersteuningsaanbod aansluit bij de vraag. De kindercentra vinden ook dat er voldoende naar hun mening geluisterd werd bij het toekennen van het ondersteuningsaanbod en dat het aanbod aansluit bij de vraag. Er zijn verschillende vormen van ondersteuning. Over het algemeen zijn ouders en kindercentra tevreden over de ondersteuning die zij gekregen hebben. Alle kindercentra die extra leidster-uren gekregen hebben geven aan tevreden te zijn over de extra leidster. Een aantal ouders is niet tevreden over de extra leidster. Ook vindt meer dan de helft van de ouders (bij wie extra-leidsteruren zijn toegekend) dat het toegekende aantal uren niet voldoende is. Een aantal ouders schrijft hierbij dat ze wel begrijpen waarom ze niet meer uren kunnen krijgen. Bijna alle ouders, waarbij op het kindercentrum gespecialiseerde ondersteuning is toegekend, geven aan hier tevreden over te zijn.
22
Op een aantal opmerkingen na zijn de respondenten van het onderzoek erg tevreden over de werkwijze van Okido en de geboden ondersteuning. Het belangrijkste effect van de ondersteuning op de leidsters bleek te zijn dat leidsters beter weten hoe zij het kind in zijn/haar ontwikkeling kunnen stimuleren. Ook weten zij beter welke activiteiten zij het kind aan kunnen bieden. De effecten op het kind en de groep geven, net als de effecten op de leidster, een positief beeld. Het kind met de handicap en/of ontwikkelingsproblemen is vooruit gegaan in welbevinden, betrokkenheid en integratie. Ook de sfeer in de groep is verbeterd. Ouders geven aan dat hun kind vooruit is gegaan in zijn/ haar ontwikkeling, meer contact heeft met kinderen zonder handicap en makkelijker contact maakt met andere kinderen. Bijna alle ouders geven aan dat hun kind graag naar het kindercentrum gaat. Een groot deel van de ouders zou andere ouders ook aanraden hun kind met handicap en/of ontwikkelingsprobleem naar een regulier kindercentrum te laten gaan. Ook zouden zij deze ouders aanraden gebruik te maken van Okido. Tijdens dit onderzoek viel mij op hoe breed de doelgroep van Okido is. In de interviews komt een moeder aan het woord waarvan haar zoontje in wisselende mate gedragsproblemen had. Een andere moeder heeft een meervoudig gehandicapte dochter. De verwachtingen van deze ouders en de behoefte aan ondersteuning lopen soms ver uiteen. Hierdoor wordt het moeilijk om in dit onderzoek algemene uitspraken te doen. Toch komt uit het onderzoek een eenduidig beeld naar voren en dat is dat ouders en leidsters heel positief zijn over de geboden ondersteuning van Okido. De ondersteuning van Okido maakt het mogelijk dat kinderen met een handicap of ontwikkelingsproblemen toch opgevangen kunnen worden in reguliere kindercentra. Voor deze kinderen betekent de ondersteuning vaak een stimulering van hun ontwikkeling en een betere aansluiting bij de groep. De leidsters weten door de ondersteuning beter hoe ze het kind kunnen stimuleren en bovendien betekent het een verlichting van hun werk. Voor ouders is het belangrijk dat hun kind in contact komt met niet gehandicapte leeftijdsgenootjes. Om integratie van mensen met een handicap in de samenleving na te streven is het belangrijk daar al op jonge leeftijd mee te beginnen. Okido biedt een goede vorm van ondersteuning om deze integratie mogelijk te maken.
23
Literatuur Balledux, M. (2001).Werken aan welbevinden: het evaluatie-instrument voor de kinderopvang opnieuw bekeken. Utrecht: NIZW Uitgeverij. Hermanns, J. (1992). Het sociale kapitaal van jonge kinderen. Utrecht: SWP. Jongepier, N. (1991). Kinderopvang: ook voor kinderen met een handicap. Den Haag: VUGA Uitgeverij. Jongepier, N. (1998). Kwetsbare kinderen in de kinderopvang. Utrecht: NIZW Uitgeverij. Jongepier, N. (2001). Gewoon kind zijn met andere kinderen: kinderen met een handicap in de kinderopvang. Verslag van een inventarisatie van knelpunten en mogelijkheden. Utrecht: NIZW Uitgeverij. Jongepier, N. (2003). Meewerken aan integratie: geïntegreerde kinderopvang voor kinderen met een handicap. Utrecht: Vereniging Somma. Kraker, P. de (2003). Onderzoek naar randvoorwaarden voor geïntegreerde kinderopvang: het volledige onderzoeksrapport. SCOOP Meijer, L. & Post, M. van der (1991). Dat kan ik ook. Kinderopvang voor kinderen met en zonder handicap. Utrecht: NIZW Uitgeverij. Rijn, H. van (2003). Gewoon en speciaal: integratie van kinderen met een handicap in de kindercentra. SCOOP Commissie Torenstra (2002). Kind onder de kinderen. Integratie van kinderen met een handicap in de reguliere kinderopvang.
24
Bijlage 2: Interviews Interviews met moeders. Om privacyredenen zijn de namen van de kinderen in de interviews veranderd. Interview 1 Anna is 4,5 jaar oud en heeft het syndroom van Down. Zij bezoekt een kinderdagverblijf in de buurt. Haar oudere zus zat ook al op dat kinderdagverblijf. Het kindercentrum vond het geen probleem om Anna op te vangen, het past in het beleid van de overkoepelende organisatie. De leidsters waren erg blij en enthousiast dat Anna kwam. Naast de ondersteuning van Okido bezoeken Anna en haar moeder privélesjes en een logopediste. De privé-lesjes richten zich met name op het cognitieve vlak. ‘Ze leert je kleine stapjes te maken. Als je al een groter kind hebt, dan lijkt alles vanzelf te gaan. Als ik mijn oudste dochter een puzzel geef kan ze het eerst niet en dan ineens wel. Maar zij leert je hoe je die tussenstapjes moet maken, omdat dat nodig is bij een kind dat langzamer leert.’ Ik besprak met de moeder van Anna waarom zij kozen voor een regulier kindercentrum. Zij vertelt dat dit te maken had met de overtuiging dat integratie erg belangrijk is, niet alleen voor Anna maar ook voor het kinderdagverblijf en voor de andere kinderen. Bovendien was Anna al tijdens de zwangerschap aangemeld bij het kindercentrum omdat haar oudere zus daar ook zat. In het heen-en-weerschriftje van haar oudste dochter schreef ze bij de geboorte van haar tweede dochtertje: ‘ zij heeft het syndroom van Down, maar ze komt wel gewoon.’ Het kinderdagverblijf heeft de opvang van Anna lange tijd zonder extra ondersteuning gedaan. Zij wilden het eerst zelf proberen en wilden Anna niet stigmatiseren. De moeder van Anna vond dit wel ontroerend en besloot het kinderdagverblijf niet te dwingen omdat het zo ook goed ging. Uiteindelijk is sinds een jaar de ondersteuning van Okido gestart. Okido heeft de leidsters weten te overtuigen dat Anna niet gestigmatiseerd zou worden maar ondersteund waar nodig. De moeder van Anna vond het belangrijk dat er extra ondersteuning kwam. Anna gaat 3,5 dag per week naar het kinderdagverblijf en zij vindt het zonde als deze tijd onbenut zou blijven. ‘Als je haar zoveel mogelijk kansen wil geven om te ontwikkelen dan moet je iets extra’s doen.’ Ook had zij het gevoel dat ze thuis soms niet genoeg konden doen omdat beide ouders werken en ze ook nog een andere dochter hebben. Anna krijgt gespecialiseerde ondersteuning van de IJlanden. De begeleidster komt twee keer per week, anderhalf uur. De ene dag werkt ze alleen met Anna en de andere dag werkt ze met Anna en de hele groep. De ondersteuning verloopt heel goed. Voor Anna is het 1 op 1 contact erg belangrijk. Zij leert veel door te imiteren. Een combinatie van imiteren en corrigeren is ideaal voor haar. Op het kinderdagverblijf gebruiken ze ook gebaren, die de logopediste van Anna geïntroduceerd heeft. Het gaat om simpele gebaren, bijvoorbeeld voor gevoelswoorden. De andere kinderen gebruiken de gebaren ook. De moeder van Anna vertelt dat ze het soms jammer vindt dat ze nooit ziet wat er gebeurt op het kinderdagverblijf. Ze is wel benieuwd hoe ze bepaalde dingen oplossen. Ze weet ook niet precies hoe de gespecialiseerde ondersteuner een weg kiest tussen niet te streng zijn en niet te toegeeflijk. ‘Ik weet niet precies waar ze naartoe werkt, of daar een plan achter zit.’ Wel maakt de gespecialiseerde ondersteuner eens in de zoveel tijd een verslag. Dat vindt zij erg verhelderend en ook heel leuk om te lezen. We bespraken wat er volgens haar nodig is om integratie mogelijk te maken. Zij noemt welwillendheid van degene die het voor het zeggen heeft en voorlichting. Momenteel zijn de ouders van Anna bezig een school voor haar te vinden. Zij willen graag dat Anna naar een reguliere basisschool gaat. Veel scholen blijken echter niet bereid om Anna aan te nemen. De ouders van Anna hebben al bijna alle scholen in Amsterdam Oost geprobeerd. ‘Ik wil haar niet buiten Amsterdam-Oost op school hebben. Ik laat haar niet in een busje ergens naartoe gaan. Ik wil dat ze in de buurt opgroeit en woont en speelt, net als haar zus. Ik vind het naar met zo’n busje. Dat is zo’n gehandicaptenidee wat wij verder nog niet met haar hebben.’ Er is nog 1 reguliere basisschool over. Nu is het afwachten of Anna daar terecht kan. Zo niet, dan gaat ze naar de speciale basisschool die toevallig ook in de buurt is. Dat vinden de ouders ook niet erg. ‘Dan zit ze op een speciale school waar heel veel aandacht voor haar is en dan woont ze wel in een gewoon gezin en ze gaat naar gewone dingen toe.’ De SPD heeft aan de ouders van Anna de tip gegeven dat als ze naar een speciale school gaat ze haar ook naar gewone/ reguliere clubjes zouden kunnen laten gaan zodat er toch nog integratie is. De moeder van Anna is wel teleurgesteld over de reactie van de reguliere basisscholen. ‘Scholen kunnen je makkelijk afpoeieren en dat weten ze. Ze maken misbruik van het feit dat ze weten dat als jij je niet welkom voelt op de school je er je kind ook niet naartoe zal laten gaan.’ De moeder vertelt dat zij in eerste instantie ook even schrokken toen Anna het Down syndroom bleek te hebben maar dat je er toch het beste van maakt. ‘Zo zouden scholen ook moeten gaan denken. Ze hebben die emotionele band niet met haar, maar op het kinderdagverblijf zijn ze ook van haar gaan houden.’
25
Interview 2 Lotte is 3 jaar oud. Sinds maart 2003 bezoekt zij een peuterspeelzaal. Toen Lotte een paar weken oud was werd zij ziek. Hierbij heeft zij hersenbeschadiging opgelopen waardoor zij nu ernstig meervoudig gehandicapt is. Haar oudere broertje bezocht een peuterspeelzaal en toen Lotte bijna 1 jaar oud was wees de leidster de moeder van Lotte er op dat zij ook ingeschreven moest worden voor de peuterspeelzaal. De leidster van de peuterspeelzaal vond het wel belangrijk om de overkoepelende stichting hiervan op de hoogte te stellen. De coördinatrice van de stichting bleek echter weerstand te hebben tegen het plan. Zij dacht dat ze dat helemaal niet zouden kunnen, dat de leidster daar niet voor opgeleid was, ze wist niet wat het met de andere kinderen zou doen en ze betwijfelde of Lotte er wel wat aan zou hebben. In eerste instantie liet de moeder van Lotte zich hierdoor uit het veld slaan. Ze dacht ‘laat maar zitten, we willen te veel.’ Maar eigenlijk vond ze het toch belachelijk dat het niet kon. Toen heeft zij Okido benaderd. Uiteindelijk is de stichting er toen mee akkoord gegaan dat Lotte naar de peuterspeelzaal zou gaan op voorwaarde dat er ondersteuning van Okido zou komen. Op de tijden dat Lotte de peuterspeelzaal bezoekt komt er een extra leidster speciaal voor Lotte. Dit was ook een voorwaarde van de moeder. ‘Ze is er de hele tijd. Dat was onze eis, dat er 1 op 1 zou zijn, niet dat iemand een uurtje komt, dat zet geen zoden aan de dijk. Anders redt de leidster het niet, zij heeft nog 12 kinderen.’ De moeder van Lotte is erg tevreden over de plaatsing op de peuterspeelzaal en de extra leidster. ‘Echt een schot in de roos dat ze haar gevonden hebben. We hebben toch heel veel mazzel gehad dat ze op die peuterspeelzaal zit.’ De extra leidster had al eerder op een dagverblijf voor gehandicapte kinderen gewerkt dus zij had al veel ervaring. ‘Ze is heel bewust bezig met het stimuleren van Lotte en bedenkt ook dingen voor haar. Zo heeft ze bijvoorbeeld een keer w.c.-rolletjes bekleed met glitterpapier opgehangen voor Lotte. Dat is leuk voor Lotte en ook voor de andere kinderen.’ Ook betrekt de extra leidster Lotte bij de groep. ‘Als er wat is, dan gaat ze met Lotte erbij zitten. Of ze gaat op de bank zitten en een verhaaltje aan Lotte voorlezen, dan komen er vanzelf andere kinderen bij zitten. Je merkt gewoon dat Lotte daar heel erg van geniet. Ze vindt het prettig.’ ‘Het was een lekker gevoel dat Lotte goed opgevangen werd.’ Lotte bezoekt ook Omega, een speciaal dagverblijf voor kinderen zoals Lotte. ‘Ze gaat er nu een jaar naartoe en is een stuk opgewekter en maakt veel meer mee, ze vindt het heel fijn. Ze heeft wat meer structuur in haar bestaan, dat konden we haar in eerste instantie niet zo goed bieden, maar nu houden we ons een beetje aan dezelfde opzet zoals op Omega, om 10 uur wat drinken en om 12 uur wat eten. Dan merk je gewoon dat het voor haar een stuk duidelijker is.’ Ook voor de ouders van Lotte was het een verlichting toen zij naar Omega ging. ‘We liepen eigenlijk wel een beetje op ons tandvlees. Je gaat gewoon door omdat je niet anders kan. Het was ook wel lekker dat ze op een gegeven moment niet meer de hele dag hier was en je niet constant voor haar moest zorgen.’ Toch zegt de moeder van Lotte even later in het gesprek: ‘het liefste zou je haar gewoon zelf verzorgen, maar dat is niet mogelijk.’ Ze legt uit dat dit ook te maken heeft met alle dingen die erbij komen kijken, de contacten met alle instellingen. De moeder van Lotte is erg blij dat sinds Lotte naar Omega gaat, Omega dit soort dingen allemaal voor ze regelt. Ook vindt zij dat Omega altijd voor haar klaar staat en voelt ze zich er erg welkom. Wat ze belangrijk vindt is dat ze via Omega ook in contact komt met ouders van andere kinderen met een handicap. Toch wilde de moeder graag dat Lotte buiten Omega ook nog naar een reguliere peuterspeelzaal zou gaan. ‘Het contact dat ze op Omega heeft, is natuurlijk in zekere zin beperkt want al die kinderen zijn net zoals Lotte. Ze praten niet, ze lopen niet rond. Het wordt natuurlijk allemaal door die leidsters daar geregeld. Ik dacht toen wel: het zou hartstikke leuk zijn als Lotte wat vaker in contact zou komen met kinderen die wel gewoon kunnen praten en zingen en van alles. Ik merkte dat ze het ook heel prettig vindt als haar broertje thuis is en dat hij dan bezig is. Kinderstemmen vindt ze fantastisch en gewoon dat er om haar heen gerommeld wordt, daar kan ze heel erg van genieten. Je moet haar niet zo stil in een hoekje neerleggen want dat is meteen al fout. Ze moet er echt gewoon bij zijn.’ Sinds Lotte naar de peuterspeelzaal gaat is ze vrolijker geworden. Ook is ze iedere keer als haar moeder haar ophaalt zo moe dat ze direct in slaap valt. Op een gewone dag kan ze nooit zo goed de slaap vatten. Naast de extra leidster is er ook gespecialiseerde ondersteuning. De leidster van Lotte op Omega biedt deze ondersteuning op de peuterspeelzaal. Hierdoor is het voor de moeder wel wat onduidelijk wat nu precies nog de rol van Okido is. Over het aangepast meubilair zegt zij: ‘Ik had uit de folder begrepen dat Okido daar voor kan zorgen. Maar dat kunnen ze dus helemaal niet. Zij hebben niet een loods staan met allerlei spullen.’ ‘In Lotte haar maat is er ook niet zo veel. Als ze wat groter is dan kan Omega denk ik wel wat regelen. Nu is het nog niet echt noodzakelijk. Je kan haar nu nog op je schoot hebben en die leidster vindt het ook geen probleem, dus dan gaan we daar ook niet veel moeite voor doen.’ We bespraken ook de nadelen van reguliere kinderopvang. De moeder noemt als nadeel dat er niet dezelfde faciliteiten zijn als op Omega. Nu kan het nog wel, omdat ze klein is. Maar als ze groter wordt dan heb je toch een lift nodig om haar op te tillen. ‘Het zou natuurlijk mooi zijn als de speelzaal dezelfde
26
faciliteiten had als Omega. Want Omega zit in Zuid-Oost, daar gaat ze met het busje naartoe en ze wordt ook weer met het busje thuisgebracht. Het zou natuurlijk mooi zijn als ze elke dag naar de speelzaal hier in de buurt kon en dat daar hetzelfde gebeurt als bij Omega. Dat zou perfect zijn.’ ‘Het is het gevoel, op de peuterspeelzaal is ze heel dichtbij, als er iets is ben je er zo. Het is gewoon een prettiger idee dat ze wat dichterbij is.’ Interview 3 Voor het derde interview spreek ik met de moeder van Michael. Michael is inmiddels 4 geworden en naar een reguliere basisschool gegaan. Hiervoor ging hij naar een kinderdagverblijf. Toen hij 2,5 jaar oud was gaf het kinderdagverblijf aan dat hij op de groep erg druk was en moeilijk te corrigeren. Op het kinderdagverblijf dachten ze dat als zijn gedrag zo doorging dat hij dan wel eens problemen zou kunnen krijgen op de basisschool. De ouders van Michael waren het er niet helemaal mee eens dat de leidsters dit laatste zeiden en wilden het liever van een deskundige horen, maar het baarde ze wel zorgen. Via de GGD zijn de ouders toen in contact gekomen met Okido. Over de folder zegt de moeder van Michael: ‘Hier staat: bevordert de integratie van kinderen met een handicap. Zo denk je in eerste instantie niet over je kind als je hoort dat hij wat moeite met zijn gedrag heeft. Als je dat leest en nog niet weet wat er met je kind aan de hand is, dan klinkt dat heel zwaar. Maar bij de GGD hebben ze heel goed uitgelegd dat dit ook op ons van toepassing was. Dat het ook is voor kinderen zoals hij. Als de partijen die dit soort folders uitdelen, zoals de GGD, dat maar goed voorlichten.’ In de periode voor de ondersteuning gaven de leidsters aan het einde van de dag steeds door wat er allemaal mis gegaan was die dag. Op een gegeven moment gaven ze aan dat het toch wel fijn zou zijn als er hulp zou komen. Michael bleek erg gevoelig te zijn voor veranderingen, zijn overgang van de babygroep naar de peutergroep veroorzaakte onrust bij hem. Ook de komst van zijn jongere zusje op het kinderdagverblijf en veranderingen in de groep maakten hem onrustig. Thuis hadden zijn ouders natuurlijk ook te maken met het gedrag van Michael. ‘Hij kost ontzettend veel energie, maar het was ons eerste kind, dus je hebt geen idee. We hebben ook geen broers of zussen met kinderen van zijn leeftijd, we zijn de eersten met een kind. Dan denk je, dat hoort er gewoon bij. Het is heel erg druk en heel intensief, af en toe word je er helemaal gek van en is het heel erg moeilijk maar ja, het is ook een hele vrolijke jongen. Later merk je pas, als hij naar vriendjes gaat en ouder wordt, dat je van andere mensen hoort die kinderen van die leeftijd hebben dat zij het toch een stuk makkelijker hebben.’ ‘Er waren twee mogelijkheden: of er zou extra geld komen voor een extra kracht op de groep of er zou iemand opvoedkundige adviezen komen geven. Mij leek die tweede mogelijkheid het beste. Het leek mij ook wat overdreven om een extra leidster in te huren speciaal voor hem en dat is dan gewoon een leidster zonder deskundigheid. Ik had liever iemand die er opvoedkundig wat mee kon. Dat is ook gebeurd. Ik heb wel duidelijk kunnen zeggen wat wij prettig vonden. Dat voldeed prima aan de verwachtingen eigenlijk.’ Er is een gespecialiseerde begeleider van het MKD het kabouterhuis gekomen. Zij is komen observeren, heeft een verslag en een behandelplan gemaakt. Dit verslag vond de moeder van Michael niet zo goed. Soms was het niet duidelijk wat de gespecialiseerde begeleidster bedoelde. Maar heel belangrijk vond ze dit niet: ‘Uiteindelijk gaat het erom wat ze er mee doen.’ De moeder vertelt dat zij regelmatig aan de leidsters vroeg hoe de ondersteuning verliep en dat de leidsters haar op de hoogte hielden. De ondersteuning had ook effect op de thuissituatie. Doordat de leidsters overdag beter met Michael om konden gaan was hij thuis ook rustiger. In de loop van de tijd werden de verhalen weer wat positiever. Het ging echt beter met Michael. Er is ook een afsluitend gesprek geweest. Daarin vertelde de ondersteuner dat hij ontzettend vooruit was gegaan in zijn gedrag. Tegelijkertijd met de ondersteuning van Okido zijn er ook andere trajecten gestart. Men vermoedt dat Michael hoogbegaafd is en waarschijnlijk heeft hij sensomotorische dyspraxie. Voor dit laatste krijgt hij ergotherapie. Dit werkt erg goed. Ook waren Michael en zijn ouders doorverwezen naar jeugdzorg vanwege de onhoudbare thuissituatie. ‘Het heeft erg lang geduurd voordat we bij jeugdzorg aan de beurt waren en uiteindelijk bleken zij niks te kunnen met onze vraag. Zij hebben ons doorverwezen naar GGZ. Maar ook dat heeft heel lang geduurd, vanwege ziekte en vakanties, daar waren we wel wat kribbig over. Okido en die ergotherapie liepen wel, maar op geestelijk vlak gebeurde er niks met hem. Het is een heel traject geweest en het Okido-traject viel me nog alleszins mee, in vergelijking met GGZ en jeugdzorg. Het ging heel snel. Daar ben ik heel erg tevreden over. Ik had inmiddels al ervaren dat je heel lang kan wachten op van alles en nog wat.’ Uiteindelijk is Michael getest door een psychiater. Mogelijk heeft hij een vorm van PDD. De ouders hebben afgesproken dat zij een aantal keren met een orthopedagoge zouden gaan praten om opvoedkundige adviezen te krijgen. De derde afspraak heeft de moeder toen afgezegd omdat het op dat moment eigenlijk heel goed ging met Michael. Zijn gedrag schommelt heel erg. Op het moment van het interview gaat het weer wat minder goed met Michael maar mogelijk heeft dat te maken met de sinterklaastijd. Als het in januari nog steeds niet zo goed met Michael gaat dan gaan de ouders opnieuw aan de bel trekken.
27
Inmiddels gaat Michael naar een reguliere basisschool. Het is een OGO-school, met Ontwikkelings Gericht Onderwijs. De dag wordt heel erg gestructureerd, in de kleuterklas begint dit al. Het werkt heel goed voor Michael, dat er al echt wat van hem verwacht wordt. ‘Ik merk dat hij daar heel erg aan toe is.’ Wat de moeder van Michael belangrijk voor hem vindt is dat hij veel aandacht krijgt en er bij betrokken wordt, dat hij niet vergeten wordt. Ik vraag haar hoe ze in de toekomst kijkt. Dat vindt ze lastig te beantwoorden. Ze hoopt dat Michael goede ondersteuning blijft krijgen. ‘Maar ja, dat is allemaal nog zo vaag. Ik vind het moeilijk om daar wat over te zeggen. Hij lijkt het in ieder geval erg naar zijn zin te hebben op school en hij is ook erg geliefd bij mensen. In de buurt wordt hij door allerlei kinderen gegroet, dan denk ik, oh ja, ik heb nu in eens een kind met een eigen sociaal leven.’ Interviews op de kindercentra Om privacyredenen zijn de namen van de kinderen in de interviews veranderd. Interview 1 Voor het eerste interview ging ik naar een groot kinderdagverblijf in Amsterdam. Ik sprak met een leidster die al drie kinderen met Okido-ondersteuning in haar groep heeft gehad. We spraken over Ahmet. Hij heeft een aan autisme verwante stoornis. Al op de babygroep hadden de leidsters het vermoeden dat hij iets mankeerde. Toen hij acht maanden oud was hebben de leidsters in een gesprek met de ouders hun bezorgdheid geuit. Vervolgens is hij op de wachtlijst gekomen voor Okido. Toen hij twee jaar oud was en naar de peutergroep ging is de ondersteuning van Okido gestart. Er kwam een extra leidster op de groep en gespecialiseerde ondersteuning De extra leidster die is gekomen kwam al langer op het kinderdagverblijf voor een ander kind. ‘De extra leidster was er al vanwege een ander kind. Ik was zo tevreden over haar, zo op 1 lijn, we praten makkelijk met elkaar. Voor mijn gemoedsrust en ook voor de groep vind ik het het prettigste als zij op de groep komt voor hem. Dat werkt voor mijn gevoel nog steeds het beste. Als ik mij terug zou trekken met een kind dan verwachten de andere kinderen van mij ook dat ik met ze ga spelen, want dat doe ik altijd. Dus ik vind het het prettigste als er een vreemd gezicht komt die zich wijdt aan het kind dat het voor 100% nodig heeft.’ De extra leidster probeerde contact met hem te maken. Dat was zijn grootste probleem, hij wilde niet aangehaald worden, hij wilde eigenlijk met rust gelaten worden. Door te praten en in zijn nabijheid te zijn probeerde zij contact met hem te maken. Ook is er gespecialiseerde ondersteuning gekomen. De gespecialiseerde ondersteuner heeft naar hem gekeken, testjes afgenomen, geobserveerd, haar bevindingen gegeven en een plan opgezet. Met de leidsters besprak zij telkens haar bevindingen en vroeg hen of zij de dingen ook zo zagen. Er was dus veel samenspraak. ’Dat bespraken wij dan weer met zijn drieën. Zodat wij als Okido er niet was ook gericht met hem bezig konden zijn. Dat je eigenlijk heel bewust met zo’n kind bezig bent de hele dag. Dat geeft de ondersteuning. Je kan er in de loop van de dag mee verder.’ Ik vroeg aan de leidster wat zij goed vond aan de ondersteuning: ‘De aandacht die er gegeven werd, de duidelijkheid die ze ons gaven, het gevoel dat je zodra je ergens mee zat ook contact met ze op kon nemen. Ook duidelijkheid van om de drie maanden een evaluatiegesprek. Dat is gewoon goed om mee te werken. Omdat je dan steeds in kleine stapjes kijkt. De duidelijkheid over de aanpak en de inbreng van ons werd serieus genomen. Dat vind ik heel belangrijk, je kan ook een verhouding krijgen van wij weten het en jullie voeren het uit. Het gevoel dat je met zijn allen aan deze kinderen bezig bent. En ook dat onze mening op prijs werd gesteld. Als wij bijvoorbeeld zeiden dat er meer aandacht aan zijn spraak moest worden besteed, dat het ook serieus genomen werd. Het gevoel dat je op waarde ingeschat werd vind ik heel prettig.’ Maar de leidster noemt ook dingen die minder goed gingen. Een van de kinderen was bijna tussen wal en schip gekomen omdat het niet goed gegaan was met haar aanmelding. Een reden hiervoor was de slechte communicatie met de ouders. De leidster vertelt dat ze er erg bovenop heeft moeten zitten om de ondersteuning alsnog voor elkaar te krijgen. Ook blijkt het bij deze leidster niet helemaal duidelijk te zijn wat Okido is en wat de rol van de verschillende instanties is. ‘In de vragenlijst zag ik dat er nog veel meer instanties zijn die je kan inschakelen. Daar weten wij dus weinig tot niks van hoor. Dat is bij ons helemaal niet bekend. IJlanden was bij mij ook niet bekend.’ De ondersteuning betekende voor Ahmet dat hij iets meer contact ging maken. Maar de ondersteuning had ook effect op de groep, volgens de leidster was de druk van de groep en kwam er weer rust in de groep. Ook noemt zij het belang voor de ouders. Ouders zijn vaak erg ongerust en het is een prettig idee dat er extra aandacht aan hun kind besteed wordt. Ik vraag aan de leidster of zij voor en nadelen in geïntegreerde kinderopvang ziet. Tot mijn verbazing geeft zij aan er weinig voordelen in te zien. De leidster vertelt dat het een taakverzwaring is. Niet alleen omdat het kind extra aandacht vraagt maar vanwege alle rompslomp eromheen. ‘Het is een extra belasting van de leidster bovenop alle normen die er volgend jaar, in 2004, al van leidsters gevraagd worden.’ Ook betwijfelt ze of het kind er wel bij gebaat is. ‘Kinderen waar echt iets aan mankeert, zo’n kind is hier niet op zijn plek. Niet voor ons, want wij kunnen vaak het geduld er niet voor opbrengen maar
28
ook voor zo’n kind want die kinderen raken ondergesneeuwd.‘ Hier moet wel bij worden vermeld dat alledrie de kinderen met Okido-ondersteuning die deze leidster in haar groep gehad heeft een aan autisme verwante stoornis hadden. Er moest veel aandacht aan deze kinderen besteed worden om ze bij de groep te betrekken. De leidster is ook bezorgd over het effect dat het op de andere kinderen heeft. ‘Kijk kinderen die drie en een half, vier zijn, die zijn al zo gesetteld in een groep, die hebben er geen last van, die gaan hun eigen weg, kunnen zichzelf goed vermaken. Er zijn nu een aantal kinderen van de babygroep hierheen gekomen, die nog helemaal hun weg hier moeten vinden, die geef je altijd extra aandacht: wat kan je hiermee doen, hoe ga je met anderen om, want er wordt alleen maar gemept en gedaan. Als er dan ook nog eens een kind is waar wat aan mankeert, dan is het zo’n taakverzwaring dat ik gewoon zie dat mensen daardoor afknappen.’ De ondersteuning van Okido kan dit niet volledig oplossen: ‘De ondersteuning verlicht wel een heleboel wat druk betreft maar neemt toch niet de onrust uit de groep weg.’ De leidster geeft ook aan dat het toch een inbreuk op de privacy van de groep is als er een extra volwassene op de groep komt. ‘We hebben hier wel eens met vier volwassenen gezeten, dat is storend.’ Later bespreken we de grenzen aan geïntegreerde kinderopvang. ‘Ik denk dat je bij een lichamelijk gehandicapt kind wel een stukje waarde aan een groep toevoegt. Je bent wel met dat kind bezig maar je hebt wel contact en je kan het kind ook erbij zetten. Dat is heel anders dan wanneer je met een kind dat een stoornis heeft werkt. Als blijkt dat een kind gewoon goed functioneert in de groep, of hij nou wel of niet in een rolstoel zit, prima. Maar zodra je dus extra aandacht aan een kind moet besteden wat geestelijke ontwikkeling betreft, vind ik het een taakverzwaring en vind ik dat alle 13 andere kinderen daaronder leiden.’ Wat er volgens de leidster nodig is om de situatie te verbeteren is dat leidsters meer kennis krijgen over wat het kind mankeert. Er zou meer achtergrondinformatie en begeleiding moeten zijn, zodat leidsters op de hoogte zijn van de mogelijkheden van het kind. Ook vindt de leidster het belangrijk dat er stabiliteit is op de groep. Zij heeft zelf anderhalf jaar met invallers gewerkt. Toch is de leidster erg te spreken over Okido. Zij vindt het erg goed dat Okido met hele jonge kinderen werkt. ‘Vroeger, voordat Okido er was, kaartte je dat aan bij de GGD: wij denken dat er iets met hem aan de hand is. Nu, met Okido, kan je er gewoon veel dieper op in gaan omdat Okido het MKD, een psycholoog enzovoorts kan raadplegen. Voordat Okido er was kon je als leidster alleen je bezorgdheid uitspreken en dat ging pas draaien als het kind op de basisschool zat.’ Ook vind zij het goed dat je via Okido bij allerlei instanties terechtkomt waar je anders heel lang op moet wachten. ’Als je eenmaal met instanties bezig bent dan kunnen die instanties ook weer zorgen dat andere instanties ingeschakeld worden en als particulier is dat niet zo. Dan moet je wachten tot je een ons weegt en dan ben je eens een keer aan de beurt.’ Als laatste vraag ik of de leidster nog iets toe te voegen heeft aan het interview. ‘Dat was een van de redenen dat ik over Okido geïnterviewd wilde worden want het is voor ons gewoon een uitkomst omdat je met hele jonge kinderen werkt. Dat werd vaak ondergeschoven, van dat komt wel als hij naar de basisschool gaat. Ik heb ook kinderen gehad die ik doorgestuurd heb naar de voorschool. Dat zijn in drie jaar tijd op mijn groep al 4 kinderen waar iets mee gebeurd is, waardoor zo’n kind straks wel goed kan functioneren en daar ben ik alleen maar heel erg blij om.’ Interview 2 Het viel de leidster van deze peuterspeelzaal op dat Boaz afwijkend gedrag vertoonde. Zij vroeg een pedagoog van opvoedingsondersteuning om hem een keer te komen observeren. Vervolgens heeft de leidster aan de ouders gevraagd of zij het goed vonden als ze hulp voor Boaz op de groep aan zou vragen. Dat vonden zij een goed idee omdat zij zelf ook zagen dat Boaz zich niet helemaal ontwikkelde als andere kinderen. Tegelijkertijd met Okido heeft de leidster het gezin ook aangemeld bij een VTO-team. Boaz leek erg afwezig. Hij had een hele korte concentratieboog en wapperde (letterlijk) van het een naar het ander. Hij kon zich extreem bezig houden met een spelletje aan tafel maar de leidster kon niet zien of hij er ook plezier in had. Als Boaz straf kreeg leek dit totaal geen effect op hem te hebben. Ook was zijn fantasiespel heel beperkt. Dit gedrag had invloed op de groep: het fladderen van Boaz maakte de andere kinderen onrustig, hij benaderde de andere kinderen onbedoeld agressief en doordat de leidster relatief veel met hem bezig was had ze het idee dat de andere kinderen erbij inschoten. Er is een extra leidster op de groep gekomen speciaal voor Boaz. De leidster kende deze extra leidster al en wilde graag haar op de groep hebben. Er waren 5 dagen aangevraagd maar de extra leidster kon maar drie dagen komen. Dat vond de leidster wel jammer maar ze begreep wel dat het niet anders kon vanwege het werkschema van de extra leidster. Zij had nog een ander kindje op een andere peuterspeelzaal. De leidster en extra leidster maakten samen een handelplan. De extra leidster op de groep werkte erg goed voor Boaz. ‘Ze probeerde om hem echt bij de groep te betrekken. ´Kijk Boaz nu gaan we met zijn allen in de trein zitten”, als je een
29
groep van 12 kinderen hebt dan heb je daar als leidster geen tijd voor, om die extra investering te doen. Dat deed zij en dat heeft absoluut geholpen. Het fantasiespel daar ging hij in mee.’ Ook als de extra leidster er niet was ging het beter met Boaz op de groep. Er is ook speciale ondersteuning van het MKD geweest. De gespecialiseerde begeleidster kwam 1 keer in de zes weken en besprak dan de voortgang en het handelplan en gaf adviezen. ‘Ja, nou bleek dat in de praktijk heel weinig nodig te zijn omdat ze ons handelplan goed vond, daar waren eigenlijk geen opmerkingen over.’ De gespecialiseerde ondersteuner heeft meer zelfvertrouwen gegeven. De ondersteuning bleek een goed effect op Boaz te hebben, hij heeft er veel van geleerd. Voor de groep betekende het dat er meer rust en structuur kwam. Ook voor de leidster betekende het meer rust en structuur en ‘de mogelijkheid om continue met iemand in overleg te zijn die mijn observaties ontkent of bevestigt, dat is heel prettig.’ Vervolgens bespreken we wat de leidster goed en minder goed aan Okido vindt. ‘Wat ik er goed aan vind is de mogelijkheid die je geboden krijgt als speelzaal om extra begeleiding aan te vragen. De moeilijkheid is dat je zelf op zoek moet naar een leidster. Ik heb twee keer de ideale leidster gehad, die heel goed was met de kinderen en wist wat ze deed. We zaten ook op 1 lijn qua ideeën. Toen dit afgelopen was had zij ook zoiets van nu moet ik weer op zoek naar iets anders. Inmiddels werkt ze in het onderwijs want het zijn heel weinig uren. Zij is dus niet meer beschikbaar. Dat wil niet zeggen dat er geen andere goede mensen rondlopen maar je moet er wel naar op zoek. Als leidster moet je zelf zoeken en dat vind ik erg ingewikkeld. Ik begrijp ook wel dat Okido niet over een pool kunnen beschikken van leidsters, maar het zou wel goed zijn als er iets was, een namenlijst waaruit je zou kunnen putten.’ Ik vraag de leidster of zij nadelen ziet in geïntegreerde opvang. Zij antwoordt hierop dat het extra handen behoeft op de groep. ‘Minimaal extra handen, het liefste een getraind persoon.’ Het voordeel van geïntegreerde kinderopvang vindt de leidster: ‘Ik denk dat kinderen met een verstandelijke of lichamelijke handicap prima kunnen functioneren in een groep en dat ze niet perse ergens in een bos weggestopt hoeven worden. Dat ze gewoon in hun buurt kunnen functioneren waar ze later naar school gaan en waar ze vriendschappen op kunnen bouwen. Ik denk dat het erg belangrijk is dat een kind niet uit zijn verband wordt gerukt.’ Als laatste bespreken we wat er nodig is om geïntegreerde kinderopvang mogelijk te maken. Het eerste wat zij noemt is ‘een grote zak met geld’. Ondersteuning in de groep en voor het kind vindt ze onmisbaar. Ook een goed pedagogisch beleid van de werkgever is belangrijk. De leidster vindt dat een kind met handicap en/of ontwikkelingsproblemen voor twee zou moeten tellen. Ook zou er aandacht moeten zijn voor deskundigheidsbevordering van de leidsters. Bijvoorbeeld een training om te leren met ouders te spreken en met weerstand om te gaan. Door deze trainingen zouden leidsters ook ervaringen met elkaar uit kunnen wisselen. ‘Dat zou misschien wat zijn, voor in het pakket van Okido. Ze zijn natuurlijk ook beperkt in hun budget, vandaar dat die grote zak met geld bovenaan staat.’ Interview 3 Aisha heeft ruim een jaar op de peuterspeelzaal gezeten. Ze kwam toen ze 3,5 jaar oud was en ging weg toen ze vijf jaar was. Aisha heeft het syndroom van Down. Haar ouders wilden graag dat ze naar een reguliere basisschool ging en hadden het advies gekregen eerst een reguliere peuterspeelzaal te proberen. De leidster heeft al ruime ervaring in het opvangen van een kind met handicap en/of ontwikkelingsprobleem. Toen de ouders Aisha aan kwamen melden heeft de leidster gezegd dat het goed was als ze kwam maar dat ze wel ondersteuning aan zou vragen. Ook spreekt de leidster altijd met ouders af dat ze het een paar maanden proberen, als het niet gaat dan stoppen ze. De eerste paar maanden dat Aisha op de peuterspeelzaal kwam was er nog geen ondersteuning, dat was best wel moeilijk. Aisha was in het begin erg agressief in nieuwe situaties. Als er een nieuw kindje, een nieuwe leidster of ouder op de groep kwam dan deed ze daar erg agressief tegen. Ook vond de leidster het moeilijk om Aisha bij de groep te betrekken. Er is gespecialiseerde ondersteuning gekomen van IJIanden, voor 1,5 uur per week. Dat vond de leidster wel weinig. ‘Ze maakte haar nu niet de hele ochtend mee. Dat is jammer, anders zie je hoe zo’n hele ochtend verloopt. Ik denk dat het belangrijk is dat je ziet hoe een kind binnenkomt, hoe ze met dingen die dag omgaat, met eten, spelen.’ In het begin observeerde de gespecialiseerde begeleider Aisha vooral. ‘We hadden ook wel eens in de zoveel tijd een gesprek met elkaar. Dan bespraken we dat soort dingen. Of op het einde van de ochtend, als ze wegging dat ik vroeg wat ze gedaan had. Ik heb ook verslagen van haar. Die bewaar ik ook allemaal, dat is toch handig.’ In het laatste half jaar ging de gespecialiseerde ondersteuner ook gericht lesjes met Aisha doen. Dat deden ze met zijn tweeën maar soms ook met de groep. Op de peuterspeelzaal gebruiken ze het programma ‘opstapje’. Als de gespecialiseerde ondersteuner er niet was ging de leidster met ‘opstapje’ aan de slag met Aisha. Ook liet de gespecialiseerde ondersteuner soms materiaal achter zodat de leidster en Aisha dat konden gebruiken. ‘Wat ik zelf het belangrijkste vind is dat je dingetjes leert waardoor je er zelf ook mee om kunt gaan. Niet alleen op de momenten dat de ondersteuning er is, maar ook de andere dagen.’
30
Een van de dingen die de gespecialiseerde ondersteuner heeft aangereikt is het gebruik maken van foto’s. Van allerlei onderdelen van de peuterspeelzaal zijn foto’s gemaakt: van de leidsters, van de jassen, van het fruit enz. Als ze op de groep fruit gingen eten dan werd dat eerst aan Aisha aangewezen op de foto. Dit werkte heel goed bij Aisha. Ze wist zo beter waar ze aan toe was. Aisha had baat bij de ondersteuning, ze vertoonde minder agressief gedrag en leerde nieuwe vaardigheden. Ook kon ze beter om gaan met haar leeftijdsgenootjes en met veranderingen. ‘Voor mij betekende het verlichting, op het moment zelf. Je moest toch steeds opletten wat ze aan het doen was. Op een gegeven moment merkte ik dat ze toch wat meer met de andere kinderen ging spelen, dus toen werd het al wat rustiger. Ik heb er ook veel van geleerd. Op de dagen dat de gespecialiseerde ondersteuner er niet was, dat ik dan ook wat met haar kon doen.’ Ook de sfeer op de groep verbeterde dankzij de ondersteuning. ‘Omdat ik extra begeleiding krijg, wordt het voor de groep ook rustiger. Je weet er beter mee om te gaan, dus dan is dat rustiger voor de groep. Dat je er beter mee om kan gaan, heeft een totaaleffect.’ Ook bespraken we de voor- en nadelen van geïntegreerde kinderopvang. De leidster geeft aan alleen maar voordelen te zien. ‘We leren er allemaal van, de leidster, de kinderen, de ouders. Je leert er zo veel van. De kinderen onderling, ze leren dat het ook anders kan.’ Ik vraag haar of het uitmaakt of er ondersteuning is ‘In principe voor mij niet. Ik zal altijd zo’n kindje aannemen. Ik vind dat zo’n uitdaging. Zeker nu met de achtergrond, wat ik nu weet door de ondersteuning die ik heb gehad. Dan zou ik zorgen dat ik er iemand bij heb op de groep, zodat ik, zeker in het begin, het kind goed kan volgen.’ Ook geeft de leidster aan dat er wel grenzen zijn aan de opvang van kinderen met een handicap en/of ontwikkelingsproblemen: ‘Er zijn wel grenzen denk ik. Als het kind een ander kind een oor af bijt, ja ik zeg maar wat, dat kan natuurlijk niet. Ik doe wel altijd, als er een kindje op de groep komt, dan bepraat ik dat met de ouders van het kind maar ook met de ouders van de groep. Dan houd ik een ouderavond. Ik vind dat die mensen recht hebben om te weten wat er gaat gebeuren. Dan leg ik dat uit en ik heb eigenlijk nooit problemen gehad in al die jaren, dat mensen zeggen dat ze het niet willen ofzo. Maar ik spreek wel altijd af, dat ik het een maand aankijk. Als het echt niet gaat, dat er alleen maar echte nare dingen zouden gebeuren, wat ik net zeg, stel je voor ze bijt zo hard, dat is een grens. Maar dat bespreek ik dan ook met de ouders van het kind en met de ouders van de groep.’ De leidster legt wel de grens bij 1 kindje tegelijk in de groep. Zodat ze voor die ene alle aandacht heeft maar ook nog voor de andere kinderen. Als laatste vraag ik haar wat nodig is om integratie mogelijk te maken. Zij vindt met name dat de leidsters enthousiast moeten zijn. ‘Als je zelf niet gemotiveerd bent, dan is het niks, als je er zelf niet achter staat.’ Ook de ondersteuning vindt de leidster belangrijk. ‘Als het er niet zou zijn, dan zou ik het evengoed zelf wel doen. Het is wel prettig dat het er is. Het helpt natuurlijk wel mee met alles.’
31