Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST
(traduzione della Prof.ssa Patrizia Hoetjes-Nanni e della Prof.ssa Claudia de Waard)
De woorden, onderverdeeld per hoofdstuk, staan vermeld in de volgorde waarin ze voorkomen en onder vermelding van het gedeelte en het subgedeelte waarin ze voorkomen. Wanneer de lettergreep waarop het accent valt niet op de een na laatste lettergreep valt of in geval van twijfel, wordt het accent aangegeven met een streepje onder de lettergreep (bijvoorbeeld: dialogo, farmacia). Abbreviazioni: avverbio (avv.) femminile (f.) maschile (m.) singolare (sg.) plurale (pl.) infinito (inf.) passato prossimo (p.pr.) participio passato (p.p.) Prima di... cominciare Libro dello studente 1 comunicazione: communicatie una prima volta: een eerste keer prendere appunti: aantekeningen maken funzione, la: functie parere, il: mening rifiutare: weigeren rammarico: spijt 2 opportuno: geschikt svolgere (p.p. svolto): uitvoeren correttamente (avv.): juist, correct ripassare: herhalen di ieri: van gisteren inaugurazione: opening dare una mano: een handje helpen spostare: verplaatsen offendere (p.p. offeso): beledigen 3 a vicenda: om de beurt in seguito: vervolgens ognuno di voi: ieder van jullie riferire: vertellen 5 e così via: enzovoorts 6 confrontare: vergelijken genere, il: genre, geslacht cinematografico: filmstanza: kamer 7 fratellino: broertje a un certo punto: op een gegeven moment
Afkortingen: bijwoord (bijw) rouwelijk (vr) mannelijk (m) enkelvoud (enk) meervoud (mv)) infinitief, hele werkwoord (ww) voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.) voltooid deelwoord (v.dw.) accompagnare: wegbrengen, begeleiden stava piangendo: was aan het huilen convincere (p.p. convinto): overtuigen restituire: teruggeven ovviamente (avv.): duidelijk farsi sentire: van zich laten horen accontentare: tevreden stellen neanche (avv.): ook niet colpa: schuld insistere (p.p. insistito): erop staan, volharden in fondo: eigenlijk 8 per iscritto: schriftelijk passante: passant verificare: controleren
UNITÀ 1 Esami... niente stress! Libro dello studente stress, lo: stress Per cominciare 1 scambiarsi: uitwisselen materia: materiaal ritenere: achten, vinden atlante, l’ (m.): atlas geografico: geografisch letteratura: literatuur algebra: algebra evoluzione: evolutie fisica: natuurkunde manuale, il: handleiding Per cominciare 3 gridare: schreeuwen servire: dienen, nodig zijn magari (avv.): misschien prestare: lenen Edizioni Edilingua
sfogliare: doorbladeren fotocopiare: kopiëren In questa unità...: incredulità: ongeloof rassicurare: geruststellen complimentarsi: complimenteren pronomi combinati: gecombineerde voornaamwoorden interrogativi: vragende voornaamwoorden A1 che c’è?: wat is er? superare: halen caspita!: dat is niet mis! assolutamente (avv.): absoluut non ci credo: ik geloof het niet solo che arrivi tardi: je komt er alleen een beetje laat mee accidenti!: potverdorie come faccio?:hoe moet dat nu? grazie lo stesso: toch bedankt la parte sul Romanticismo: het deel over de Romantiek Romanticismo: Romantiek trentina: dertigtal mi raccomando: denk eraan! giusto il tempo di: alleen de tijd om fotocopiarle: ze te kopiëren dare indietro: teruggeven A2 rivolgersi (p.p. rivolto): zich wenden tot risolversi (p.p. risolto): aflopen A3 contrarietà: weerstand, afkeer A4 accontentarsi (di): zich tevreden stellen met anzi: integendeel, sterker nog 1
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST copia: kopie, afschrift pubblicare: publiceren A6 riferirsi (a): betreffen A7 trasformarsi: veranderen rivedere (p.p. riveduto/ rivisto): terugzien consultare: raadplegen aggiunta: toevoeging con esso: hiermee B2 comportamento: gedrag si figuri!: stelt u zich voor! B3 calpestare: betreden distratto (inf. distrarre): afgeleid addosso (avv.): op de rug B4 sostiene l’esame: een examen doorstaan/doen sostenere: doorstaan, ondersteunen dunque: dus poeti minori: minder belangrijke dichters minore: minder capitolo: hoofdstuk andare avanti: doorgaan, vooruitgaan informato: geïnformeerd mandare via: wegsturen frequentare: volgen (van les) tentare (di): proberen om copiare: kopieëren B6 cornice, la: lijst tempo fa: een tijd geleden parecchio: tamelijk (veel) precedere: voorafgaan fare parte (di): deel uitmaken van B7 permesso: toestemming C1 dove cavolo... ?: waar in hemelsnaam? cavolo: kool mettersi (con): verhouding krijgen met ha vinto al totocalcio: hij/zij heeft gewonnen bij de lotto fare visita: een bezoek brengen ex: ex fidanzarsi: zich verloven tanto ormai non me ne frega più niente!: het interesseert me nu niet meer! fregarsene:het zich aantrekken
C3 reagire: reageren riportare: vermelden, terugvoeren conoscente: kennis annullare: ongedaan maken torinese: uit/van Turijn in vista: in het vooruitzicht a rischio: in gevaar D1 tipo: type D2 dipendere (da) (p.p. dipeso): afhangen van D3 significativo: betekenisvol D4 esami di maturità: middelbare school examen bovenbouw maturità: rijpheid coincidere (p.p. coinciso): samenkomen tesina: werkstuk commovente: ontroerend incubo: nachtmerrie per quanto riguarda: voor wat betreft riguardare: betreffen preparazione: voorbereiding terribile: verschrikkelijk consegnare: overhandigen compito: opdracht, huiswerk in bianco: blanco, leeg inutile: nutteloos incorniciare: omlijsten foglietto: blaadje, briefje regalo di nozze: huwelijkscadeau nozze, le: huwelijk distaccato: losgemaakt, los gekomen rispetto ai miei compagni: t.o.v. mijn vrienden in pratica: in de praktijk limitarsi (a): zich beperken tot rendersi conto (di): zich rekenschap geven van terrorismo: terrorisme nell’aria: lucht terrorizzato (inf. terrorizzare): terroriseren portafortuna, il: geluksvoorwerp D6 di nascosto: stiekem E1 dipartimento: afdeling frequenza: (hier) aanwezigheid prova: toets, examen Edizioni Edilingua
esami di ammissione: toelatingsexamens ammissione: toelating facoltà: faculteit obbligatorio: verplicht ingresso: toegang, ingang sono previsti: zijn voorzien italianistica: italianistiek comprendere (p.p. compreso): bevatten, inhouden E2 odontoiatria: tandheelkundd ingegneria: technische studie giurisprudenza: rechten chirurgo: chirurg E4 organizzazione: organisatie materiale, il: materiaal informativo: informatief poiché: omdat considerare: beschouwen una delle migliori: een van de beste non ne vuole sapere: hij/zij wil er niet van weten distanza: afstand mettere a rischio: in gevaar brengen relazione: relatie E5 intenzione: bedoeling studentesco: studentikoos Conosciamo l’Italia La scuola... asilo nido: kinderdagverblijf asilo: opvang nido: nest scuola materna: kleuterschool materno: van de moeder scuola dell’obbligo: leerplichtschool obbligo: verplichting scuola elementare: basisschool apprendere (p.p. appreso): leren, begrijpen nozione: basiskennis, begrip cultura generale: algemene cultuur cultura: cultuur guaio: probleem, moeilijkheid scuola media: middenschool alunno: leerling ottenere: verkrijgen licenza media: diploma van de middenschool licenza: (hier) schooldiploma scuola media superiore: bovenbouw havo/vwo 2
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST superiore: boven-, superieur scientifico: natuurprofiel linguistico: talenprofiel istituto: instituut tecnico: technisch professionale: beroepsdurata: duur totalità: totaliteit, geheel diploma di maturità, il: diploma na havo/vwo diploma, il: diploma videolezione: videoles rendere (p.p. reso): maken (+ bijvoeglijk naamwoord) maturo: rijp ...e l’università italiana in possesso di diploma: in het bezit van een diploma possesso: bezit di loro scelta: van hun eigen keuze a numero chiuso: numerus fixus (latijn) superamento: (het) behalen, overwinnen accesso: toegang studio: studie universitario: universitair sovraffollato: overvol percentuale: percentage cosiddetto: zogenaamd fuori corso: met vertraging tesi di laurea, la: afstudeerscriptie tesi, la: scriptie d’altra parte: anderszijds nonostante: ondanks staccato (inf. staccare): verwijderd mondo del lavoro: arbeidswereld occupazione: baan variare: variëren a seconda della facoltà: afhankelijk van de faculteit tuttavia: niettemin laurea breve: (het) korte afstuderen specifico: specifiek area: gebied corsi di specializzazione: specialisatiecursussen dottorati di ricerca: onderzoeksdoctoraten ricerca: onderzoek statale: staatsaccademico: academisch politecnico: technische universiteit/hogeschool ateneo: universiteit
inferiore: minder carente: karig, gebrekkig tradursi (p.p. tradotto): zich vertalen in perdita di tempo: tijdverlies vantaggio: voordeel svantaggio: nadeel avere sede: plaats hebben sede, la: plaats, zitting maestoso: majestueus, statig Glossario discutere (p.p. discusso): bespreken esame di laurea: afstudeerexamen ulteriore: nader, verder ambito: omgeving Autovalutazione riportare: terugbrengen che classe fai?: in welke klas zit je? Appendice grammaticale allegro: blij raccontare: vertellen il perché: het waarom Appendice situazioni comunicative A intensivo: intensief alloggio: logies, verblijf escursione: excursie B super-intensivo: superintensief supplementare: aanvullend indicativo: indicatief a persona: per persoon stanza singola: eenpersoonskamer stanza doppia: tweepersoonskamer uso cucina: gebruik van keuken nei dintorni di Firenze: in de omgeving van Florence dintorni: omgeving Quaderno degli esercizi 1 batteria: accu scarico: leeg, ongeladen 4 giocattolo: speeltje, speelgoed 5 succo di frutta: vruchtensap dietetico: dieet6 rubare: stelen foglio: papieren vel
Edizioni Edilingua
7 onomastico: naamdag fatto: feit 8 lavanderia: wasserij nel pomeriggio: in de middag atteggiamento: houding, gedrag 9 medicina:medicijn farmacista: apotheker 10 convalidare: geldig verklaren 11 collezionare: verzamelen accaduto, l’: gebeuren, voorval macchina fotografica: fototoestel fotografico: foto13 permettersi (p.p. permesso): zich permitteren essere contrari a: tegen zijn arrestare: arresteren si tratta certamente di un errore: het gaat zeker om een fout assumere (p.p. assunto): aannemen in un gran supermercato: in een grote supermarkt 14 hai appreso la notizia: heb je het bericht gehoord 16 mestiere, il: beroep 17 importare: importeren distare: verwijderd zijn van 18 a buon mercato: goedkoop fabbrica: fabriek 19 condurre (p.p. condotto): leiden milionario: miljonair residenziale: woonsmetterla (di) (p.p. smesso): ophouden met 20 derivare: afkomen van formulare: formuleren ciascuno: ieder afzonderlijk 21 autista: chauffeur 22 sociologo: socioloog abbandono: (het) verlaten scolastico: van de school 3
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST dispersione: uitval, verlaten adolescente: jongere alla base di: ten grondslag aan mancanza: gebrek educativo: opvoedkundig annoiare: vervelen media, i (sg. il medium): media rendimento: (hier) prestatie disagio: ongemak, probleem Test finale A desinenza: uitgang collana: ketting crociera: cruise magnifico: prachtig, geweldig meraviglioso: schitterend B finanza: financiën vivace: levendig un sacco di...: een heleboel... C cortese: beleefd convincente: overtuigend diplomarsi: een diploma halen specializzarsi: zich specialiseren D spaventoso: beangstigend vi mangiano: er/daar eten
UNITÀ 2 Soldi e lavoro Libro dello studente Per cominciare 1 sportello bancomat: geldautomaat sportello: loket bancomat: bankpas, geldautomaat assegno: cheque Per cominciare 2 risparmiare: (be)sparen Per cominciare 3 conto corrente, il: lopende rekening fare la fila: in de rij staan In questa unità... formulare: formuleren curriculum vitae, il: curriculum vitae pronomi relativi: betrekkelijke voornaamwoorden costrutto: constructie gerundio: tegenwoordig deelwoord A1 almeno (avv.): tenminste sicuro: zeker bancario: van de bank pensato apposta per gli
studenti: juist beschikt voor studenten apposta (avv.): precies, juist tipo?: van welk soort? prima di tutto: op de eerste plaats evitare: vermijden operazione: handeling per telefono: per telefoon via Internet: via internet spiritoso: geestig al contrario: integendeel maniera: manier conto in rosso: negatief saldo hebben A3 impiegata di banca: bankmedewerkster tasso d’interesse: rentevoet tasso: voet (econ.) interesse, l’ (m.): rente secondo: ten tweede prelevare: trekken (geld) automatico: automatisch appunto (avv.): precies, juist funziona anche come carta di credito: hij werkt ook als creditcard acquisto: aankoop A5 indeclinabile: onverbuigbaar equivoco: misverstand A6 trattoria: restaurant A7 serio: serieus A8 è sempre preceduto da...: wordt altijd voorafgegaan door accompagnato da...: samen met A9 in base a...: op grond van avere fiducia (in): vertrouwen hebben in caotico: chaotisch B1 in disordine: in de verkeerde volgorde disordine, il: wanorde, rommel per curiosità: uit nieuwsgierigheid curiosità: nieuwsgierigheid mutuo: hypotheek altrimenti (avv.): anders essere al verde: rood staan, blut zijn il fatto è che...: het is een feit dat B2 Edizioni Edilingua
rivolgere una domanda: een vraag stellen rivolgere (p.p. rivolto): zich wenden tot, stellen B3 lasciarsi (con): uit elkaar gaan C egregio: weledel, geacht C2 spettabile: geacht cortese: beleefd, vriendelijk in risposta all’annuncio: in antwoord op de advertentie apparire (p.p. apparso): verschijnen desiderare: wensen sottoporre (a) (p.p. sottoposto): brengen (onder de aandacht) candidatura: kandidatuur allegare: bijsluiten maturare: rijpen, vervullen didattica: didaktisch adolescente: tiener, jongere esigenza: eis, noodzaak prestigioso: prestigieus in attesa di...: in afwachting van resto a Sua disposizione: blijf ik tot uw beschikking eventuale: eventueel colloquio: gesprek distinti saluti: hoogachtend distinto: gedistingeerd, voornaam redazione: redactie attualmente (avv.): momenteel fare riferimento: refereren aan, verwijzen naar riferimento: verwijzing personalmente (avv.): persoonlijk C3 essa: deze C4 tocca a voi: het is jullie beurt azienda: bedrijf lettera di presentazione: brief waarin je jezelf presenteert campo: gebied, sector operare: werkzaam zijn posto: baan, plek editoria: uitgeverij arredamento: woninginrichting ricoprire (p.p. ricoperto): vervullen responsabile vendite: verkoopverantwoordelijke formula: wijze, formule apertura: opening 4
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST chiusura: afsluiting ditta: bedrijf porgere (p.p. porto): (over)brengen cordiale: vriendelijk cordialmente (avv.): vriendelijk stima: hoogachting fede, la: aldus, naar waarheid C5 proverbio: spreekwoord C6 da sé: zelf, eigenhandig pigliare: vangen sano: gezond alloggiare: verblijven, overnachten tesoro: schat D in bocca al lupo!: succes D1 candidato: kandidaat concorso: wedstrijd, sollicitatieprocedure deluso: teleurgesteld D2 ciascuno: ieder afzonderlijk ricerca: zoektocht, onderzoek nel senso che...: in die zin dat fare la domanda: een vraag stellen mesi e mesi: maanden en maanden il che: hetgeen incoraggiante: bemoedigend concorso pubblico: openbare sollicitatieprocedure in che senso... ?: in welke zin crepi!: ga toch weg! barst maar! crepare: barsten, verrekken D3 coloro: zij, degenen E1 colloquio di lavoro: sollicitatiegesprek frequente: frequent E3 nascita: geboorte stato civile: burgerlijke staat stato: staat civile: burgerlijk celibe: vrijgezel (man) istruzione: onderwijs titoli di studio: diploma’s voto: cijfer votazione: beoordeling informatico: de informatica betreffende sistema operativo: operating
system operativo: werk-, operationeel lavorativo: werk-, het werk betreffende E5 abbigliamento: kleding ricercare: zoeken naar addetto alle vendite: belast met de verkoop addetto: bevoegd, belast pacchetti informatici: informaticapakketten preferibilmente (avv.): bij voorkeur affidabilità: betrouwbaarheid precisione: precisie costituire: vormen periodo di prova: proeftijd assunzione: in dienst name a tempo indeterminato: voor onbepaalde tijd indeterminato: onbepaald via fax: via fax assicurazioni: verzekeringen neolaureato: net afgestudeerde inserire: plaatsen, opnemen responsabile commerciale: commercieel verantwoordelijke requisito: vereiste età inferiore ai 29 anni: leeftijd onder de 29 jaar programmi informatici: informatica-programma’s preferenziale: voorkeursstudi legali: advocatenkantoren legale: juridisch, wettelijk corsi specialistici: specialistische cursussen specialistico: specialistisch, vakkennis betreffend finanziario: financieel tramite: via, door middel van aziendale: het bedrijf betreffende sezione: sectie, afdeling opportunità: geschiktheid, kans compagnia: maatschappij, gezelschap F in diretta: live diretta: direkt, rechtstreeks F2 imbarazzante: beschamend scambiato per l’ospite: verwisseling van de gast scambiare: verwisselen, uitwisselen cardinale, il: kardinaal Papa, il: Paus Edizioni Edilingua
accorgersi (di) (p.p. accorto): bemerken originario (di): afkomstig uit epocale: van een tijdvak è finito: is terecht gekomen telecamera: televisiecamera mondiale: wereldproporsi come tecnico: zich voorstellen als technicus proporsi (p.p. proposto): zich voorstellen tecnico: technicus all’improvviso: plotseling stavo per allontanarmi: ik stond op het punt om weg te lopen allontanarsi: zich verwijderen reception, la: receptie quando un tipo: toen iemand seguire: volgen di fretta: snel, haastig per stargli dietro: om achter hem aan te kunnen blijven lopen correndo correndo: al rennende camerino: kamertje, hokje, kleedkamer truccatore: persoon die makeup verzorgt al trucco: bij de make-up trucco: make-up, trucje dritto nello studio: meteen door naar de studio conduttrice: presentatrice incertezza: onzekerheid stare calmo: rustig blijven calmo: rustig licenziare: ontslaan assumere (p.p. assunto): aannemen azzeccare: raken (raak antwoord) lì per lì: op dat moment nel frattempo: ondertussen lobby, la: lobby monitor, il: monitor comparire (p.p. comparso): verschijnen schermo: scherm volto: gezicht sconosciuto: onbekend coerente: samenhangend intervistatrice: interviewster l’equivoco si è sciolto: misverstand is uitgekomen sciogliersi (p.p. sciolto): loskomen, uitkomen accogliere (p.p. accolto): ophalen 5
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST recarsi: zich vervoegen bij disoccupato: werkloze licenziamento: ontslag in modo generico: op een algemene manier generico: algemeen, vaag venire fuori: naar buiten komen incoerente: onsamenhangend F3 evidenziare: duidelijk maken aspetto: aspect progressivo: progressief, toenemend, voortdurend prossimità: nabijheid F4 fare quattro passi: een korte wandeling maken F5 storiella: verhaaltje G1 definizione: definitie tratte da un dizionario: uit een woordenboek gehaald commercialista: administrateur elettricista: electriciën cuoco: kok operaio: arbeider riparare: repareren installare: installeren impianto: installatie elettrico: electrisch mestiere, il: beroep scuola d’infanzia: school voor kinderen infanzia: kinderjaren, kindertijd professionista: vakman amministrativo: administratief serve a tavola: bedient aan tafel servire: bedienen provvedere (a): voorzien in, zorgen voor pulizie: schoonmaak (werkzaamheden) lavoratore: werknemer dipendente: in dienst manuale: hand-, handmatig faticoso: vermoeiend arte del cucinare: kunst van het koken sbrigare: afhandelen corrispondenza: correspondentie G3 fissare: vastleggen, afspreken chiarimento: opheldering, uitleg
G4 condizione: voorwaarde ambiente, l’ (m.): omgeving in alternativa: als alternatief Conosciamo l’Italia L’economia italiana Il miracolo italiano miracolo: wonder economia basata su: economie gebaseerd op sull’agricoltura: op de landbouw agricoltura: landbouw materie prime: grondstoffen piano Marshall: Marshall-plan finanziamento: financiering sostegno: ondersteuning ripresa economica: economische heropleving mettere in ginocchio: in de problemen komen realizzare: verwezenlijken opere pubbliche: openbare werken autostrada: snelweg consumo: consumptie rinnovare: vernieuwen manodopera: handarbeid essere in grado (di): in staat zijn om esportare: exporteren frigorifero: koelkast lavatrice, la: wasmachine tessile: textielsettore: sector metalmeccanico: metaalarbeidpetrolchimico: petrochemisch senza precedenti: ongekend, weergaloos “boom” economico: economische “boom” accentuare: verduidelijken squilibrio: onevenwichtigheid, verschil decina: tiental migliaia, le (sg. il migliaio): duizenden emigrare: emigreren industriale: industriecassa: fonds, kassa Mezzogiorno: Zuid-Italië istituire: instellen, oprichten favorire: bevorderen L’economia oggi uno dei paesi più sviluppati al mondo: één van de meeste ontwikkelde landen ter wereld creatività: creativiteit affermarsi: bevestigd worden Edizioni Edilingua
macchinario: machinerie motocicletta: motor(fiets) elettrodomestico: elektrisch huishoudelijk apparaat design, il: design pneumatico: (auto)band salumi, i (sg. il salume): vleeswaren capo: kopstuk, kledingstuk calzature: schoeisel, schoenen accessorio: accessoire di alta qualità: van hoge kwaliteit servizi: dienstverlenend occupare: bezig houden popolazione: bevolking tra l’altro: onder andere telecomunicazione: telecomunicatie elemento: element, onderdeel quest’ultima: deze laatste di proprietà: eigendom van Belpaese, il: Italië ammirare: bewonderen tesori d’arte: kunstschatten bellezze naturali: natuurlijke schoonheden fiera: beurs colosso: kolos, reus appartenere (a): toebehoren aan trasformazione: transformatie, verandering segnale, il: signaal verificarsi: zich voordoen risorse naturali: natuurlijke bronnen risorsa: bron a livello europeo: op Europees niveau costoso: duur marchio: merk portale, il: poort promuovere (p.p. promosso): bevorderen lasciare il segno: een teken achterlaten segno: teken forte presenza: stevige aanwezigheid presenza: aanwezigheid segreto: geheim Glossario sostanza: substantie, stof petrolio: olie ferro: ijzer legno: hout edificio: gebouw funzionamento: het functioneren 6
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST industria: industrie umano: van de mens stoffa: stof mettere in evidenza: duidelijk maken evidenza: duidelijkheid fondare: stichten, oprichten gomma: (auto)band veicolo: voertuig settore terziario: tertiaire sector esposizione: expositie salone, il: salon mostra-mercato, la: markttentoonstelling Autovalutazione non vedere tutto nero: niet alles zwart zien decennio: decennium versare: overmaken, gieten mettere soldi da parte: geld apart/opzij leggen mole, la: gevaarte Appendice grammaticale facoltativo: facultatief legato (inf. legare): gehecht complemento di specificazione: specificerende bepaling concordare: overeenkomen ammettere (p.p. ammesso): toelaten oltre il termine previsto: buiten de gestelde termijn oltre: buiten, voorbij, over termine, il: termijn elenco: lijst valere (p.p. valso): waard zijn affrettarsi (a): zich haasten compiere: vervullen, tellen (van jaren) avvertire: waarschuwen Appendice situazioni comunicative A master, il: masterdiploma tecnologia: technologie ottimo: zeer goed tirocinio: stage membro: lid staff, lo: staf studi di registrazioni: opname-studio’s registrazione: opname, registratie audio-visivo: audio-visueel traccia: spoor B essere disposto (a): bereid zijn tot
Quaderno degli esercizi 1 operare: opereren sopportare: verdragen storico: historisch parlare male: slecht spreken 2 cittadino: van de stad 3 sa il fatto suo: hij/zij kent zijn/haar zaakjes non prende mai le cose sul serio: hij/zij neemt de zaken nooit serieus 4 fidarsi (di): vertrouwen hebben in 5 contare (su): rekenen op 6 sporco: vies 7 parrucchiera: kapster 8 scadere: vervallen maggiormente (avv.): grotendeels aprirsi (p.p. aperto): zich openstellen 9 gioventù, la: jeugd pesciolino: visjes ereditare: erven 10 affidare (a): toevertrouwen aan 11 dipendente: werknemers idratante: hydraterend effetto: effect miracoloso: wonderlijk vantaggioso: voordelig 12 beato...: gelukkig zij ...... 13 alla rinfusa: door elkaar colui: hij colei: zij non guasta: bederft, gaat kapot guastare: stukgaan, kapotmaken borsa di studio: studiebeurs gadget, il: gadget 14 scoppia una guerra orribile: breekt een vreselijke oorlog uit in tempo: op tijd 17 corrispondente: overeenkomend Edizioni Edilingua
noioso: saai 18 pallacanestro, la: basketbal 19 in riferimento a...: met betrekking tot a pieni voti: met de hoogst mogelijke cijfers conseguire: behalen management, il: management precedentemente (avv.): eerder, daarvoor perfezionare: perfectioneren competenza: vakkennis scrittura: schrift, het schrijven grafica: grafiek, grafische kunst impiego: baan estero: buitenland(s) elettronica: elektronisch tuttora (avv.): nog steeds prospettive: perspectieven ambizione: ambitie responsabilità: verantwoordelijkheid all’interno di...: binnenin struttura: structuur, omgeving professionalità: professionaliteit riscontro: antwoord gentilezza: vriendelijkheid teorico: theoretisch 20 vicedirettore: onder-directeur, adjunct-directeur includere (p.p. incluso): inbegrepen zijn borsa: beurs prepagare: vooruit betalen Test finale A mammone, il: moederskindje precario: onzeker, tijdelijk stage, lo: stage dedicarsi: zich wijden aan a tempo pieno: full-time con il risultato che...: met als resultaat dat per necessità: uit noodzaak B ignorante: domoor, kluns, nietwetend C automobilistico: automobieldestino: lot D fortemente (avv.): sterk, hevig potere, il: macht ruota: wiel motore: motor 7
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST notevole: aanmerkelijk, behoorlijk extraurbano: buiten de stad a pagamento: tegen betaling vietare: verbieden pedone: voetganger distribuzione: distributie interpretazione: interpretatie
UNITÀ 3 In viaggio per l’Italia Libro dello studente Per cominciare 1 località: plaats viaggio di nozze: huwelijksreis culturale: cultureel Per cominciare 4 stipendio: salaris altissimo: zeer hoog spostamento: verplaatsing In questa unità... paragone, il: vergelijking dare giudizi: meningen geven giudizio: mening turistico: toeristisch lessico: woordenschat relativo a...: met betrekking tot alberghiero: hotelcomparazione: vergelijking grado: graad farcela: het redden andarsene: weggaan A1 numerare: nummeren vivace: levendig fare a meno (di): zonder kunnen già: precies meno (avv.): minder non ti resta che Firenze: dan resteert je slechts Florence impersonale: onpersoonlijk dai: kom op città d’arte: kunststad la pensi così: je er (zo) over denkt rinunciare (a): afzien van casa, dolce casa: oost west, thuis best quanto: net als, zoals spostarsi: zich verplaatsen vaporetto: veerboot il massimo: summum ospitale: gastvrij frenetico: gejaagd per di più: bovendien fa un freddo cane: het is steenkoud catena: keten
A2 intendere (p.p. inteso): bedoelen sopportabile: te verdragen sopportare: verdragen punto di vista: gezichtspunt alternativa: alternatief A3 indeciso: besluiteloos vivo: levendig prendere in considerazione: in overweging nemen considerazione: overweging rischiare (di): riskeren (om) A4 declinarsi: verbuigen A6 confronto: vergelijking comparativo: vergelijking maggioranza: vergroting minoranza: verkleining uguaglianza: gelijkheid A7 magro: mager, dun comodo: gemakkelijk, gerieflijk A8 osservazione: waarneming, opmerking abitante: inwoner esattezza: juistheid superficie, la (pl. le superfici): oppervlakte B torinese: uit Turijn B1 mentalità: mentaliteit B2 metà: helft viceversa (avv.): viceversa sindaco: burgemeester sono pazzo di Agrigento: ik ben gek op Agrigento pazzo: gek costiera: kustlijn adorare: adoreren meridionale: van het zuiden settentrionale: van het noorden di origini calabresi: van Calabrese origine calabrese: uit Calabrië piemontese: uit Piemonte sangue, il: bloed siciliano: uit Sicilië ho parenti sparsi lungo tutta la penisola: ik heb familie verspreid langs het hele schiereiland (Italië) spargere (p.p. sparso): Edizioni Edilingua
verspreiden lungo: langs scrittrice: schrijfster è una parte di me: is een deel van mij spirito: geest emozione: emotie affascinare: fascineren fermo: stilstaand guidare: rijden semaforo: stoplicht privacy, la: privacy garantire: garanderen chiunque: eenieder a ogni ora: op elk tijdstip insomma (avv.): kortom terribilmente (avv.): vreselijk veneziano: uit Venetië si lascia guidare: laat zich leiden godere (di): genieten van B4 furbo: sluw recitare: opzeggen, voordragen verdura: groente B5 chef: chef attraente: aantrekkelijk B6 riquadro: vak, vlak sardo: Sardijn palermitano: Palermitaan milanese: Milanees lombardo: Lombardisch emiliano: Emiliaan molisano: Molisaan C1 criterio: criterium, maatstaf C2 immerso nel verde: ondergedompeld in het groen immergere (p.p. immerso): onderdompelen immenso: immens campeggio: camping parcheggio: parkeerplaats C3 menzionare: noemen satellitare: satelietmini bar, il: mini-bar frigobar, il: koelkast aria condizionata: airco C4 matrimoniale: tweepersoons con vista sul parco: met uitzicht op het park chiede indicazioni su come arrivare: hij/zij vraagt informatie over hoe er te komen 8
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST C5 quanto possibile: voorzover mogelijk C6 raggiungere (p.p. raggiunto): bereiken esclusivo: exclusief auditorium, l’ (m.): auditorium attrattiva: trekpleister situato: gelegen residenziale: woonatmosfera: sfeer, atmosfeer rilassante: ontspannen spuntino: tussendoortje sala riunioni: vergaderzaal riunione: vergadering capienza: capaciteit Grande Raccordo Anulare: grote ringweg/randweg raccordo: verbindingsweg anulare: ringproseguire: verdergaan ristrutturare: opknappen rapido: snel collegamento: verbinding punti di interesse: interessante plekken prima colazione a buffet: ontbijtbuffet prima colazione: ontbijt buffet, il: buffet torte fatte in casa: huisgemaakte taarten gratuitamente (avv.): gratis su richiesta: op aanvraag garage, il: garage rete, la: net doccia: douche idromassaggio: hydromassage con sauna convenzionata: (hier) met sauna erbij sauna: sauna convenzionare: overeenkomen C7 pernottare: overnachten D1 prezioso: kostbaar superlativo relativo: betrekkelijk overtreffende trap D3 fumetto: strip D4 superlativo assoluto: absoluut overtreffende trap D5 signoria: (hier) regering grandezza: grootsheid, grandeur monumentale: monumental Nettuno: Neptunus
capolavoro: meesterwerk raccolta: verzameling straordinario: zeer bijzonder cittadino: inwoner incantare: betoveren fiorentino: Florentijn salvare: redden medievale: Middeleeuws stradina: straatje bottega: winkeltje, werkplaats artigiano: ambachtsman aperte sulla via: geopend op straat malinconia: heimwee ovunque (avv.): overal scoprire (p.p. scoperto): ontdekken tetto: dak antenna: antenne D6 paragrafo: paragraaf D7 cattivo: slecht peggiore: slechter guadagno: verdienste, (het) verdienen più alti del previsto: hoger dan voorzien aspettativa: verwachting D8 misura: maatregel polizia stradale: wegenpolitie responsabilità: verantwoordelijkheid E2 soggiorno: verblijf, woonkamer pernottamento: overnachting ricevimento: ontvangst, receptie volo: vlucht bagaglio: bagage guida: gids meta: doel E5 invitante: uitnodigend brochure, la: brochure deludente: teleurstellend esporre (p.p. esposto): uiteenzetten affrontare: tegenkomen, het hoofd bieden ospitalità: gastvrijheid professionalità: professionaliteit personale, il: personeel Conosciamo l’Italia Roma eterno: eeuwig impero: rijk Edizioni Edilingua
antichità: oudheid estendersi (p.p. esteso): zich uitstrekken riva: oever fiume, il: rivier Tevere, il: Tiber contare: tellen splendido: prachtig metropoli, la: metropool ore di punta: spitsuur ordinario: gewoon, normaal innumerevole: ontelbaar meritare: verdienen foro: forum religioso: religieus politico: politiek vi si trovano: er bevinden zich rovine: ruïnes templi, i (sg. il tempio): tempels palazzo: paleis epoca: tijdperk anfiteatro: amfitheater isola pedonale: gebied voor voetgangers pedonale: voetgangerpunti di ritrovo: punt van samenkomst piacevole: plezierig, prettig animato: levendig frequentatissimo: veelvuldig bezocht deve il suo nome a...: dankt zijn/haar naam aan ambasciata: ambassade enorme: enorm scalinata: monumentale trap trinità: drie-eenheid monte, il: berg grandioso: groots, grandioos gettare: gooien moneta: munt fare ritorno: terugkeren basilica: basiliek circondare: omringen portico: zuilengang pietà: barmhartigheid cappella: kapel indipendente: onafhankelijk catacomba: catacombe terme: badhuis Glossario governare: regeren imperatore: keizer pratiche religiose: religieuze verrichtingen riservare: reserveren tutt’intorno: helemaal rondom impressionare: imponeren sotterraneo: ondergronds 9
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST cristiano: christen cimitero: begraafplaats pregare: bidden, verzoeken disporre (di) (p.p. disposto): beschikken over Milano e Bologna fertile: vruchtbare Borsa Valori: effectenbeurs efficiente: efficient inevitabile: onvermijdelijk trasferirsi: verhuizen urbano: stads-, stedelijk rappresentativo: representatief senz’altro: zonder meer gotico: gotisch cattedrale, la: kathedraal celebre: beroemd lirico: lyrisch, van operamuziek un tempo: ooit, vroeger residenza: woonplek duchi, i (sg. il duca): hertogen dal vivo: in het echt cenacolo: cenakel, kring, plaats van samenkomst convento: klooster naviglio: bevaarbaar kanaal gastronomico: gastronomisch rinomato: gerenommeerd, beroemd, vermaard varietà: varieteit torre, la: toren pendente: hangend andare a spasso: uit wandelen gaan Glossario colonnato: met zuilen andare in scena: opgevoerd worden Venezia e Napoli canale, il: kanaal suggestivo: suggestief, fascinerend sospiro: zucht condannato: veroordeelde sospirare: zuchten sott’acqua: onder water affondare: wegzakken, zinken lentamente (avv.): langzaam centimetro: centimeter meraviglioso: fantastisch sorgere (p.p. sorto): verrijzen, opkomen veneto: Venetiaans bizantino: Byzantijns intervento: ingrijpen, interventie traccia: spoor romanico: Romaans rinascimentale: renaissance-
ducale: van de hertog gloria: glorietijd doge, il: doge Repubblica marinara: Republiek van de zee morire (p.p. morto): sterven golfo: golf, baai ai piedi: aan de voet vulcano: vulkaan regno: rijk glorioso: befaamd, beroemd testimonianza: bewijs affascinante: fascinerend aperto: open, geopend dialetto: dialect musicale: muzikaal grave: zwaar disoccupazione: werkloosheid criminalità: criminaliteit Glossario emozionante: aangrijpend stupito: verbaasd orgoglio: trots autorità: autoriteit Autovalutazione a due letti: met twee bedden la maggior parte: het grootste deel a quattro stelle: met vier sterren Appendice grammaticale di già: nu al in gamba: goed (in wat je doet) pessimo: zeer slecht minimo: min mogelijk Appendice situazioni comunicative A mezza pensione: half pension B sistemazione: verblijf tappa: stopplaats accoglienza: ontvangst imperiale: van de keizers aperitivo: aperitief visita guidata: tour met gids bilingue: tweetalig imbarco: inscheping inclusi nel prezzo: in de prijs inbegrepen includere (p.p. incluso): inbegrepen zijn pullman, il: bus a scelta: naar keuze al di fuori di...: behalve de .... bevanda: drankje in caso di...: in het geval van impossibilità: onmogelijkheid alcuno: enkel Edizioni Edilingua
importo: bedrag Quaderno degli esercizi 2 educato: opgevoed 3 servizi: (hier) badkamers raramente (avv.): zelden 4 dedurre (p.p. dedotto):afleiden 5 nutriente: voedzaam miele, il: honing argento: zilver campo di calcio: voetbalveld campo da tennis: tennisveld 6 stupidaggine, la: kleinigheid, gekkigheid riservato: teruggetrokken decisamente (avv.): zeker per ricordo: als herinnering presuntuoso: hooghartig, verwaand maleducato: slecht opgevoed 8 benestante: welgesteld 10 Tunisia: Tunesië 11 violento: gewelddadig stancante: vermoeiend 12 diamante, il: diamant pietra: steen 13 inquinamento: vervuiling 14 mettere piede: voet zetten in 15 in commercio: in de handel 16 altezza: hoogte piramide, la: piramide Partenone, il: Partenon lunghezza: lengte topo: muis 17 in classifica: op de ranglijst stagionale: seizoens18 palazzina: gebouwtje 19 labbra, le (sg. il labbro): lippen sdraiare: lekker liggen rapire: ontvoeren infinito: oneindig dipingere (p.p. dipinto): schilderen
10
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST 20 questionario: vragenlijst 21 albergatore: albergier praticamente (avv.): eigenlijk, welhaast collaboratore: medewerker punto di forza: sterk punt gustare: proeven Test finale B a partire da...: vanaf assaggio: (het) proeven degustazione: (het) proeven, proeverij normanno: van de Noormannen eremiti, gli (sg. l’eremita): kluizenaar barocco: barok programmare: op het programma zetten C m2 (metro quadro/ quadrato): vierkante meter 1° test di ricapitolazione (unità 1, 2 e 3) C vergognarsi: zich schamen divorziare: scheiden
UNITÀ 4 Un po’ di storia Libro dello studente Per cominciare 1 Rinascimento: Renaissance Medioevo: Middeleeuwen Per cominciare 2 conquistare: veroveren invadere (p.p. invaso): binnenvallen favola: fabel, sprookje parlamento: parlement monarchia: monarchie Per cominciare 4 fondazione: (het) stichten Romolo: Romulus uccidere (p.p. ucciso): vermoorden Remo: Remus dittatore: dictator villaggio: dorp generale, il: generaal odiare: haten Augusto: Augustus Caligola: Caligula Nerone: Nero Marco Aurelio: Marcus Aurelius
In questa unità... lontani nel passato: ver in het verleden affermare: bevestigen contraddire (p.p. contraddetto): tegenspreken passato remoto: verleden tijd remoto: verleden avverbi di modo: bijwoorden van hoedanigheid/wijze A1 con il tempo: met het verstrijken van de tijd Romani: Romeinen sconfiggere (p.p. sconfitto): verslaan potenza: macht militare: militair Impero Romano: Romeinse Rijk re, i (sg. il re): koning divenire (p.p. divenuto): worden Asia: Azië Africa: Afika senatore: senator nominare: benoemen accusare: beschuldigen cristiani: christenen incendio: brand bruciare: (af)branden saggio: wijs A3 confondere (p.p. confuso): door elkaar halen, tradire: verraden invidia: jaloezie incendiare: in de brand steken dare retta (a): letten (op), luisteren (naar) nemico: vijand A6 ben cinque secoli: ruim 5 eeuwen genovese: Genuees Cristoforo Colombo: Christopher Columbus B1 indiscreto: indiscreet B3 scacchi: schaak, schaken Gallo: Galliër a tutti i costi: tegen elke prijs pozione: (tover)drankje magico: magisch invincibile: onoverwinnelijk combattere: vechten, strijden barbari: barbaren Mongolia: Mongolië generoso: gul, ruimhartig Edizioni Edilingua
ci conto: ik reken erop B4 assassinare: vermoorden procurare: verschaffen dare in pasto (a): als eten geven (aan) leone, il: leeuw affidare (a): toevertrouwen (aan) missione: missie pericoloso: gevaarlijk amici del cuore: hartsvrienden darsi appuntamento: met elkaar afspreken C c’era una volta: er was eens C1 Cappuccetto Rosso: Roodkapje buccia: schil focaccia: focaccia (soort brood) bosco: bos giraffa: giraf confusione: verwarring quanto fa sei per otto?: hoeveel is zes keer acht? neanche per sogno: niet eens in je dromen scalino: traptreden soldo: muntje per terra: op de grond lascia stare: laat (maar) zitten gomma da masticare: kauwgom om op te kauwen masticare: kauwen C4 togliere (p.p. tolto): weghalen D1 concordia: (tempel van de) eendracht/harmonie numeri romani: Romeinse getallen D2 linea del tempo: tijdlijn Costantino: Constantijn trasferire: overbrengen, verhuizen Costantinopoli: Constantinopel Visigoti: West-Goten barbaro: barbaars Vandali: Vandalen distruggere (p.p. distrutto): vernietigen Longobardi: Longobarden germanico: germaans occupare: bezetten gran parte, la: groot deel Carlomagno: Karel de Grote 11
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST Franchi: Franken incoronare: kronen (van koning/keizer) Sacro Romano Impero: Heilige Romeinse Rijk sacro: heilig Normanni: Noormannen cacciare: (ver)jagen signore: Heer Carlo d’Angiò: Karel van Anjou città-stato, la: stadstaat D3 Medici: Medici salire al potere: aan de macht komen potere, il: macht fiorire: bloeien raramente (avv.): zelden avvenire (p.p. avvenuto): gebeuren, plaats vinden D4 comunale: gemeentelijk vitale: vitaal invasione: invasie barbarico: van het barbaarse volk cessare: ophouden, stoppen svilupparsi: zich ontwikkelen console, il: consul eleggere (p.p. eletto): kiezen nobile: edel borghese: burgerij mercante: koopman contadino: boeren diritto di voto: stemrecht diritto: recht voto: stem ristringere (p.p. ristretto): beperken potente: machtig entrare in conflitto: in conflict komen met conflitto: conflict Principato: Vorstendom in mano: in handen ascesa: opkomst capo: hoop trasmettersi (p.p. trasmesso): overgaan (van…. op…..) di padre in figlio: van vader op zoon rappresentante: vertegenwoordiger espandere (p.p. espanso): uitbreiden dominio: heerschappij sanguinoso: bloederig amante: liefhebber corte, la: hof
abbellire: verfraaien banchiere, il: bankier detto il Magnifico: de Magnifico genaamd vera e propria: echt en eigen lotta: strijd creazione: creatie vanno di pari passo: gaan gelijk op, met gelijke tred D5 sinceramente (avv.): eerlijk (gezegd) ovvio: duidelijk negare: ontkennen decisamente (avv.): beslist fortemente (avv.): sterk, stevig difendere (p.p. difeso): verdedigen apparente: schijnbaar, schijnapparentemente (avv.): ogenschijnlijk agire: handelen velocemente (avv.): snel difficilmente (avv.): moeilijk curioso: nieuwsgierig E2 banchetto: banket Conosciamo l’Italia Brevissima storia d’Italia Dalle Signorie al dominio straniero in lotta: in strijd intenso: hevig, fel attività: activiteit, beweging divisione: verdeling provocare: veroorzaken contendersi (p.p. conteso): strijden om distruzione: vernietiging indipendenza: onafhankelijkheid ducato: hertogdom Stato della Chiesa: Kerkelijke Staat Verso l’Indipendenza verso: richting...., naar a poco a poco: beetje bij beetje fallire: mislukken, failliet gaan diplomatico: diplomatiek conte, il: graaf primo ministro: premier coraggio: moed liberare: bevrijden proclamare: uitroepen esercito: leger Dall’Unità al fascismo fascismo: fascisme all’indomani: op de dag na indomani (avv.): volgende dag povertà: armoede Edizioni Edilingua
vincitore: winnend, winnaar morto: dood, gestorven tormentare: kwellen socio-economico: sociaaleconomisch ventennio: tijdvak van twintig jaar fascista: fascistisch, fascist regime, il: regime, bewind autoritario: autoritair antidemocratico: antidemocratisch violenza: geweld duce, il: leider, bijnaam van Mussolini propaganda: propaganda consenso: goedkeuring diffondere (p.p. diffuso): verspreiden superiorità: superioriteit scopo: doel disastroso: desastreus alleanza: alliantie entrata in guerra: meedoen aan de oorlog ufficialmente (avv.): officieel fucilare: fusilleren alleati: geallieerden partigiano: partizaan Resistenza: verzet prendere le armi: de wapens opnemen armi, le (sg. l’arma): wapens nazista: nazist dovunque (avv.): overal, alom perfino (avv.): zelfs a tavola: aan tafel tavola: tafel slogan, lo: slogan tacere: zwijgen abolire: afschaffen stretta di mano: handdruk vittima, la: slachtoffer Il dopoguerra, il “boom” economico, gli “anni di piombo” dopoguerra, il: na-oorlogse periode “anni di piombo”: tijdperk van het terrorisme van de jaren ‘70 piombo: lood ricostruire: heropbouwen referendum, il: referendum elezioni: verkiezingen realmente (avv.): echt, werkelijk democratico: democratisch tristemente (avv.): op een trieste manier 12
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST rapimento: ontvoering uccisione: moord strage, la: aanslag Tra il XX e il XXI secolo parole d’ordine: (hier) modewoorden, wachtwoord Tangentopoli: smeergeldaffaires porta alla luce: brengt aan het licht vasto: breed verspreid corruzione: corruptie centinaia, le (sg. il centinaio): honderden immigrato: immigrant proveniente (da): afkomstig (uit) multietnico: multi-etnisch moneta unica: enige munt valuta: valuta, geld dare inizio: een begin maken Albania: Albanië operazione: operatie Glossario dichiarare: verklaren pubblicamente (avv.): openbaar approvazione: goedkeuring favorevole: gunstig votazione: (het) stemmen, stemming questione: kwestie violento: gewelddadig denaro: geld in cambio di...: in ruil voor ... illegale: illegaal abbandonare: verlaten, in de steek laten Autovalutazione accusa: beschuldiging mi sa che...: het lijkt mij dat ... era: tijdperk, periode italiano standard: standaard Italiaans Appendice grammaticale parlante: spreker coinvolgere (p.p. coinvolto): betrekken, betrokken zijn emotivamente (avv): gevoelsmatig disinteresse, il: desinteresse lontananza: verwijdering emotivo: gevoelsmatig soggettivo: subjectief fiaba: sprookje letterario: literair, letterkundig fatta eccezione: met uitzondering van
Quaderno degli esercizi 1 alba: morgenstond, dageraad matto: gek 2 temere: vrezen per il peggio: het ergste 4 socio: lid a lungo: lange tijd telegrafo: telegrafie senza fili: draadloos filo: draad 5 modo di fare: manier van doen 6 conseguenza: gevolg, consequentie rimprovero: verwijt, standje 7 fare finta (di): net doen alsof 8 tenere: houden 11 luna di miele, la: huwelijksreis Malta: Malta insistenza: (het) aandringen, vasthoudendheid citofono: intercom, huistelefoon negativamente (avv.): ontkennend, negatief inesistente: niet bestaand chiarezza: duidelijkheid, helderheid 12 volontario: vrijwilliger rifiuti: afval fastidioso: lastig, vervelend mal di gola, il: keelpijn gola: keel premio Nobel: Nobelprijs premio: prijs discorso: toespraak, redevoering ero sfinito: was ik uitgeput 13 accademia: academie Svezia: Zweden assegnare: toekennen attentato: aanslag Brigate Rosse: Rode Brigades 14 sequenza: volgorde, reeks burattino: marionet, poppenkastpop falegname, il: timmerman attrezzo: (vak)gereedschap stupirsi: zich verbazen
Edizioni Edilingua
fissare: (hier) aankijken non credere ai propri occhi: zijn eigen ogen niet geloven tirare fuori: uitsteken lingua: tong, taal 16 studio medico: medische praktijk computer portatile: draagbare computer, laptop portatile: draagbaar licenziarsi: ontslag nemen di sabato: op zaterdag 17 dolcemente (avv.): zachtjes attuale: huidig, tegenwoordig casuale: toevallig 18 ricavare: verkrijgen, afleiden van recente: recent probabile: waarschijnlijk 19 piuttosto che: in plaats van, liever dan 20 ammalarsi: ziek worden sebbene: hoewel rimandare: uitstellen finché: totdat, zolang 21 latino volgare: vulgair Latijn, volkslatijn volgare: volks-, vulgair modificazione: verandering Test finale A gravità: ernst, zwaarte mettere in allarme: allarmeren allarme, l’ (m.): alarm stare a sentire: aandachtig luisteren nostalgia: heimwee soldato: soldaat sparare: schieten rifiutarsi: weigeren B mitico: mythisch, legendarisch scuderia: stal, renstal costruzione: bouw vettura: voertuig conferire: toekennen laurea honoris causa: eredoctorstitel meccanico: mechanisch, wertuigpista: piste, circuit C Meridione, il: Zuiden
13
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST UNITÀ 5 Stare bene Libro dello studente Per cominciare 2 salute, la: gezondheid Per cominciare 3 sonno: slaap In questa unità... speranza: hoop porre condizioni: voorwaarden stellen condizione: voorwaarde proposizione subordinata: bijzin proposizione: zin subordinato: ondergeschikt A stressato: gestrest, onder stress A1 faccia: gezicht rigirarsi: zich (om)draaien ritmo: ritme frenetico: koortsachtig, gejaagd non più di tanto: niet meer dan normaal/gebruikelijk fondamentale: fundamenteel dubitare: twijfelen energia: energie pigro: lui integratore: energiedrankje, energiepil, vitaminepil A3 senza contare che...: dan heb ik het nog niet eens over ...... a meno che...: als (er) tenminste niet ..... meglio tardi che mai: beter laat dan nooit C mantenersi: zich houden, blijven C1 alla rinfusa: door elkaar fattore: factor invecchiare: verouderen fumo: rook alcolico: alcohol(houdend) eccesso: overmaat, exces vita sedentaria: zittend leven sedentario: zittend, sedentair grassi: vetten equilibrato: evenwichtig, uitgebalanceerd C2 ricavare: verkrijgen C4 soggettività: subjectiviteit volontà: wil
stato d’animo: gemoedstoestand animo: geest, gemoed leale: loyaal, eerlijk certezza: zekerheid oggettività: objectiviteit ricchi sfondati: schatrijk C5 in fin dei conti: tenslotte, per slot van rekening stanco morto: doodmoe D viva la salute: lang leve de gezondheid! viva: leve! D2 istruttore: instructeur D3 prevalentemente (avv.): overwegend, voornamelijk massaggio: massage sport di squadra: teamsport D4 affinché: opdat D5 congiunzione: voegwoord benché: hoewel, ondanks sebbene: hoewel, ofschoon malgrado: ondanks het feit dat purché: mits a condizione che...: op voorwaarde dat a patto che...: op voorwaarde dat, mits patto: verdrag, overeenkomst tranne: behalve D6 divorziare: scheiden, uit elkaar gaan D7 concordanza: congruentie E1 stressare: stressen sotto stress: onder stress E2 causare: veroorzaken elaborare: uitwerken gravidanza: zwangerschap lite, la: ruzie E4 graduatoria: ranglijst E6 effettivamente (avv.): werkelijk, feitelijk sotterranei: ondergrondse ruimtes merito: verdienste nobile: edel appassionato: liefhebber tifoso: supporter Edizioni Edilingua
flauto dolce: blokfluit flauto: fluit supporre (p.p. supposto): veronderstellen, aannemen attaccare discorso: een gesprek starten attaccare: inzetten, beginnen discorso: gesprek rallentare: vertragen variazione: variatie barocco: barok rendere l’idea: duidelijk zijn metafisica: metafysica via dicendo: enzovoorts parlare al muro: tegen een muur praten concepire: begrijpen F1 ciclismo: fietssport pallavolo, la: volleybal pallacanestro, la: basketbal F3 ingrassare: dik worden/maken F4 investire: investeren Conosciamo l’Italia Lo sport in Italia sondaggio: onderzoek, enquête praticare: beoefenen finlandese: Fins svedese: Zweeds danese: Deens olandese: Nederlands portoghese: Portugees ne è la prova: is het bewijs ervan Azzurri: Italiaans nationaal voetbalelftal antagonismo: rivaliteit sostegno: ondersteuning, hulp sponsor, lo: sponsor altrettanti: evenzoveel praticante: beoefenaar dilettante: amateur coprire (p.p. coperto): bedekken, omvatten attirare: aantrekken ciclista: wielrenner a caccia di...: op zoek naar.... per merito di...: dankzij pilota, il: coureur sostenitore: aanhanger volante, il: stuur cavallino: paardje rampante: steigerend atletica leggera: atletiek atletica: atletiek vittoria: overwinning Olimpiadi, le: Olympische Spelen 14
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST calcetto: zaalvoetbal danza: dans(sport) pesca: vissport alpinismo: bergbeklimmen pesi: gewichtheffen bocce: jeu de boules pattinaggio: schaatssport equitazione: ruitersport sub: duiksport vela: zeilsport tiro a segno: schietsport tiro con l’arco: boogschieten arco: boog campo: veld misura: afmeting ginnastica artistica: turnen ginnastica ritmica: ritmische gymnastiek soddisfazione: voldoening, genoegdoening l’atleta più titolato: de atleet met de meeste prijzen atleta: atleet olimpionico: olympisch disciplina: tak van sport Glossario rivalità: rivaliteit competizione: competitie ciclistico: de fietssport betreffende percorrere (p.p. percorso): doorlopen da corsa: bestemd voor racen sollevare: optillen, heffen zampa: hoef anteriore: de voorkant betreffende scalare: beklimmen arrampicarsi (su): klimmen op parete, la: wand boccia: jeu de boules bal pallino: balletje boccino: cochonnet Autovalutazione individuale: individueel pallone, il: bal immigrazione: immigratie Appendice grammaticale ignorare: ontkennen mi fa piacere: het doet mij plezier impressione: indruk sono di cattivo umore: ik heb een slechte bui, slecht humeur umore: humeur tifare: supporter zijn van qualunque: welke dan ook nocivo: schadelijk inversione: omkering
Quaderno degli esercizi 2 influenza: griep 3 agitato: opgewonden, druk inferno: hel riscaldamento: verwarming 4 da un pezzo: lang geleden sposa: bruid 9 brillante: briljant aspettarsi: verwachten figura: figuur 11 carta d’identità: identiteitskaart identità: identiteit commettere (p.p. commesso): begaan leggerezza: lichtzinnige daad, kleinigheid imperdonabile: onvergeeflijk 12 casco: helm 13 anticipo: vooruitbetaling 16 robusto: stevig, robuust 17 entro: binnen (van tijd) 18 nei vostri confronti: ten opzichte van jullie un’ora di anticipo: een uur eerder, een uur vantevoren anticipo: vooraf, eerder autogrill, l’ (m.): wegrestaurant 19 ceramica: keramiek fine: fijn, verfijnd 20 preoccupazione: bezorgdheid, probleem pianeta, il: planeet 21 pensione: pension fama: roem accomodarsi: het zich makkelijk maken, gaan zitten intimità: inteimiteit 22 attrezzare: inrichten rilassarsi: zich ontspannen Test finale A fianco: zijde B il pieno di benzina: volle tank Edizioni Edilingua
benzine C dimensione: afmeting
UNITÀ 6 Andiamo all’opera? Libro dello studente Per cominciare 1 barbiere, il: kapper In questa unità... indefinito: onbepaald A1 libretto: libretto (van een opera) detto tra noi: onder ons gezegd verso: vers, versregel dal momento che...: aangezien godersi: genieten in pace: in alle rust atto: akte, bedrijf (theater) A3 i ruoli sono capovolti: de rollen zijn omgekeerd capovolgere (p.p. capovolto): omkeren accomodarsi: plaatsnemen, binnenkomen A5 desueto: ouderwets, verouderd di lusso: luxe A7 quadratino: hokje B fenomeno: fenomeen B1 teatralità: theatraliteit, overdrevenheid curiosità: nieuwsgierigheid coro: koor ecclesiastico: kerkelijk canto: gezang gioventù, la: jeugd affamato: hongerig debuttare: debuteren stagione: seizoen al di là di...: behalve brillante: briljant dramma, il: drama minaccia: bedreiging tradimento: verraad compagno: kameraad, makker malattia: ziekte polmonare: van de longen emorragia: bloeding delirare: ijlen sofferenza: pijn, lijden personalità: persoonlijkheid debutto: debuut 15
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST aria: aria, lied (van een opera) recital, il: recital, voordracht antologia: bloemlezing apparizione: verschijning notorietà: bekendheid socialmente (avv.): sociaal beneficenza: liefdadigheid partecipazione: deelname stella: ster B2 ostacolo: obstakel B3 ispirare: inspireren luccicare: glinsteren terrazza: terras schiarirsi: licht worden sciogliere (p.p. sciolto): smelten, oplossen vena: ader lampara: lichtbak, sleepnet met lichtbak scia: kielzog elica: propeller dolore, il: pijn morte, la: dood lacrima: traan affogare: verdrinken mimica: mimiek scordare: vergeten voltarsi: zich omdraaien splendere: schijnen, schitteren assai (avv.): (heel) veel soffocare: stikken B6 da parte mia: namens mij, van me B7 narrare: vertellen tragico: tragisch gelosia: jaloezie manifestare: duidelijk maken, kenbaar maken C2 convenire (p.p. convenuto): gunstig zijn, het eens zijn C4 contrariamente (avv.): in tegenstelling tot costruzione: bouw, constructie C5 completamente (avv.): volledig, helemaal, geheel a dirotto: aanhoudend, hevig D1 insolito: ongewoon fischiare: fluiten palco: podium sostituto: vervanger D2 trasmettere (p.p. trasmesso):
uitzenden giornale radio, il: het (radio) nieuws D3 sceneggiata: vertoning, toneelstuk rappresentazione: voorstelling prima: première mondanità: mondaniteit celeste: lichtblauw gradire: op prijs stellen, waarderen vergogna: schaamte platea: zaal, toeschouwers primo tempo: eerste bedrijf applauso: applaus fischio: fluit, gefluit perplesso: perplex, onthutst intervallo: pauze sovrintendente, il: cultureel inspecteur van het theater rincrescimento: spijt riscaldamento: warming-up, verwarming intanto (avv.): in de tussentijd ripagare: belonen, terug betalen performance, la: performance accaduto: voorval, gebeurtenis buttare: gooien, werpen di corsa: haastig, snel rimborso: vergoeding D4 radiofonico: radioD5 in corsivo: schuingeschreven corsivo: schuin, cursief domattina (avv.): morgen ochtend tale: iemand D6 appieno (avv.): helemaal seno: boezem, borst libare: drinken piuma: veer mutare: veranderen amabile: beminnelijk, aimabel leggiadro: lieftallig, bevallig pianto: gehuil riso: gelach menzognero: leugenachtig misero: ellendig, armzalig affidarsi: zich toevertrouwen aan confidare: toevertrouwen, vertrouwen op mal cauto: onvoorzichtig cauto: voorzichtig brindare: proosten prudente: voorzichtig Edizioni Edilingua
D8 mi danno proprio ai nervi: ze werken op mijn zenuwen E1 soprano, il: sopraan orchestra: orkest E3 botteghino: theaterkassa o meno: of niet E5 black out, il: black-out Conosciamo l’Italia L’opera italiana non a caso: niet bij toeval Gioacchino Rossini ritirarsi: zich terugtrekken buffo: grappig, komisch gazza ladra: ekster drammatico: dramatisch Giacomo Puccini trionfo: triomf, groot succes spensierato: onbezorgd vicenda: gebeurtenis, voorval ruotare: draaien amante: minnaar, minnares suicidarsi: zelfmoord plegen Giuseppe Verdi ali, le (sg. l’ala): vleugels dorare: vergulden ebreo: Joods prigioniero: gevangen Risorgimento: (geschiedenis) perioden van Italiaanse eenwording patriottico: patriottisch, vaderlandslievend trilogia: drieluik, trilogie per sbaglio: bij vergissing, per abuis sbaglio: vergissing eroe, l’ (m.): held opporsi (p.p. opposto): zich verzetten tegen camelia: camelia (soort bloem) sventura: tegenspoed, ongeluk consolare: troosten vespro: vesper, avonduur patrioti, i (sg. il patriota): patriotten onorare: eren, vereren lanciare: opperen, lanceren, slaken acrostico: letterwoord, acroniem destino: lot ambientare: situeren commozione: ontroering spegnersi (p.p. spento): overlijden, uitgaan, doven
16
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST melodramma, il: opera, melodrama cavalleria rusticana: erecode van weleer onder de ZuidItaliaanse boerenbevolking cavalleria: cavalerie, ruiterij rusticano: landelijk, rustiek questione d’onore: erezaak onore: eer librettista: schrijver van libretto’s Glossario sereno: onbezorgd, helder preoccupazione: zorg tematico: thematisch stilistico: van/over de stijl sacrificare: offeren, opofferen ideale, l’ (m.): ideaal danno: schade acronimo: acroniem, letterwoord accompagnamento: begeleiding Autovalutazione peggiorare: verslechteren Appendice grammaticale esitare: aarzelen Appendice situazioni comunicative B pianta: plattegrond contribuire: bijdragen allestimento: voorbereiding, organisatie Quaderno degli esercizi 1 bidone, il: bak riciclaggio: recycling, hergebruik comprensivo: vol begrip immediatamente (avv.): onmiddellijk 2 avere cura (di): voor (..) zorgen leggibile: leesbaar 7 mal di schiena, il: rugpijn schiena: rug ragioniere, il: boekhouder azione: aandeel (econ.) società: bedrijf, maatschappij 8 faccenda: zaak, kwestie pettegola: roddelende vrouw prendersela: ergens beledigd over zijn 9 di persona: persoonlijk
10 pinacoteca: museum, schilderijenverzameling 11 scottarsi: zich verbranden 12 sincerità: eerlijkheid 13 franchezza: openhartigheid disperarsi: wanhopig zijn 14 fare colpo (su): indruk maken (op iem.) mercatino: marktje 16 abbronzarsi: bruin worden creme abbronzanti: zonnebrandcrème abbronzante: bruinend ombrellone: parasol inedito: nog niet uitgegeven iniziativa: initiatief creativo: creatief 18 connettore: voegwoord 19 prescegliere (p.p. prescelto): (uit)kiezen, de voorkeur geven aan manifestante: betoger contestazione: protest, demonstratie consueto: gebruikelijk, gewone sindacato: vakbond immancabile: onvermijdelijk animalista: dierenrechtenactivist no global: no global pacifista: pacifist protestare: protesteren, tegen dare eco: weerklank geven aan eco, l’ (m. o f., pl. gli echi): echo come del resto: net als nel complesso: al met al pacifico: vredelievend amarezza: bitterheid spiare: spioneren distante: ver, verwijderd rituale, il: ritueel spalla: schouder 20 conservatorio: Conservatorium separazione: scheiding rivale: rivaal Test finale A chiacchiera: kletspraatje
Edizioni Edilingua
B allievo: leerling coordinamento: coördinatie, afstemming cartellone, il: (programma)bord, affiche ripensare: opnieuw denken over, lang nadenken over rimontare: opnieuw monteren appositamente (avv.): speciaal regio: koninklijke parallelo: parallel comicità: komisch, grappigheid shakesperiano: van/betreffend Shakespeare collaudare: testen coinvolgente: meeslepend, boeiend fusione: fusie recitazione: voordracht impresa: onderneming attitudine: talent, aanleg entusiasmare: enthousiast maken entusiasmante: spannend, opwindend stagnina: blikje 2° test di ricapitolazione (unità 4, 5 e 6) A domestica: huishoudelijke hulp attentamente (avv.): met aandacht B di tutto cuore: van ganser harte C educatamente (avv.): beleefd D tramonto: zonsondergang E giovanotto: jongeman
UNITÀ 7 Andiamo a vivere in campagna Libro dello studente Per cominciare 2 inquinamento: milieuvervuiling smog, lo: smog Per cominciare 4 casetta: huisje In questa unità... immobiliare: onroerend goed ecologia: ecologie associazione: vereniging ambientalista: milieuactivist 17
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST agriturismo: vakantie op een boerderij A1 inferno: hel insopportabile: onverdraaglijk razza: ras, soort ecologico: ecologisch ecologista: ecologist, milieuactivist oggigiorno (avv.): tegenwoordig A4 a me fa molto comodo: het komt van pas irrespirabile: verstikkend ma che ti è preso oggi?: wat bezielt je vandaag? B1 metro quadrato: vierkante meter costruzione: bouwwerk, constructie riscaldamento autonomo: centrale verwarming per wooneenheid riscaldamento: verwarming autonomo: zelfstandig, onafhankelijk ammobiliare: inrichten, voorzien van meubels B2 cucina abitabile: woonkeuken abitabile: bewoonbaar doppi servizi: dubbele badkamer/toilet ripostiglio: berghok cantina: kelder termoautonomo: centrale verwarming per wooneenheid recentissimo: zeer recent, erg nieuw edificazione: bouw ampio: wijd, breed abitativo: bewoonbaar mq (metro quadro/ quadrato): vierkante meter riordinare: opruimen d’epoca: antiek monolocale: eenkamerwoning arredare: inrichten angolo cottura, l’ (m.): kookgedeelte B4 marmo: marmer pietra: steen ceramica: keramiek cemento: beton C6 opuscolo: folder ciclabile: fietspad
combinare: combineren, samenvoegen mobilità: mobiliteit civiltà: beschaving integrarsi: zich integreren incoraggiare: aanmoedigen attuazione: uitvoering salvaguardare: beschermen drastico: drastisch, krachtig inquinante: vervuilend incremento: stijging coda: file multa: bekeuring, boete introvabile: onvindbaar rapidamente (avv.): snel invivibile: onbewoonbaar, onleefbaar C8 liberamente (avv.): vrijwillig D1 misurare: meten D2 ambientale: van het milieu raccolta differenziata: gescheiden afvalinzameling differenziare: onderscheiden, het verschil bepalen D3 attuale: actueel, hedendaags cortile, il: hof, binnenplaats a piedi nudi: op blote voeten nudo: bloot prato: grasveld respirare: ademen scordarsi: vergeten comperare: kopen catrame, il: teer erba: gras criticare: bekritiseren, kritiek leveren D5 pallido: bleek fantasma, il: spook E1 impazzire: gek worden eolico: betreffend de wind, eolisch geotermico: aardwarmte idrogeno: waterstof esperimento: experiment, proef elettricità: elektriciteit alimentare: voeden biodiesel, il: biodiesel E2 impatto: botsing, invloed, effect occidente, l’ (m.): het westen fare la parte del leone: het leeuwendeel op zich nemen Edizioni Edilingua
esaurimento: uitputting paesi in via di sviluppo: ontwikkelingslanden subire: ondergaan, slachtoffer zijn van esclusivamente (avv.): uitsluitend ecosistema, l’ (m.): ecosysteem capacità: vermogen pianeta, il: planeet arco: boog, tijdbestek generazione: generatie allegramente (avv.): vrolijk rigenerabile: opnieuw maakbaar, hernieuwbaar all’infinito: tot in het oneindige infinito: oneindig prossimo al collasso: collasso: op de rand van instorting umanità: mensheid costringere (p.p. costretto): dwingen, verplichten imbarcarsi: aan boord gaan sopravvivere (p.p. sopravvissuto): overleven E3 effetto serra: broeikaseffect effetto: effect serra: kas spreco: verspilling riciclare: recyclen, hergebruiken E5 single: single scoraggiarsi: de moed verliezen F1 danneggiare: beschadigen rinnovabile: hernieuwbaar sprecare: verspillen proteggere (p.p. protetto): beschermen in via d’estinzione: met uitsterven bedreigd estinzione: uitsterven F2 al sicuro: veilig, in veiligheid F5 agenzia immobiliare: makelaarskantoor F6 scienziato: wetenschapper priorità: prioriteit Conosciamo l’Italia Gli italiani e l’ambiente L’agriturismo agricolo: landbouwfattoria: boerderij 18
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST gradualmente (avv.): geleidelijk condividere (p.p. condiviso): delen nel corso di...: in de loop van a contatto con...: in aanraking met, in contact met, contatto: contact, aanraking coltivare: verbouwen, telen allevamento: veehouderij, fokkerij agrituristico: van de vakantie bij een boerderij molteplice: meervoudig ristorazione: catering didattico: didactisch scolaresca: schoolklas degustazione: het proeven in crescita: in stijging crescita: stijging salvaguardia: behoud, bescherming rurale: plattelands permanenza: verblijf soggiornare: verblijven imitare: nadoen trattenere: vasthouden, tegenhouden Legambiente tutela: behoud, bescherming difesa: bescherming quotidianamente (avv.): dagelijks battaglia: strijd, slag affiancare: naast elkaar zetten circolo: club, vereniging campagna: campagne goletta: schip volontariato: vrijwilligerswerk spiaggia: strand volontario: vrijwillig parco nazionale: nationaal park coscienza: bewustzijn, geweten trekking, il: trekking ecoturismo: ecotoerisme paesaggio: landschap escursionista: deelnemer aan een excursie sentiero: pad Glossario giudicare: beoordelen, oordelen riunirsi: bij elkaar komen, zich verenigen iniziativa: initiatief in funzione di...: ten behoeve van sensibilità: gevoeligheid determinato: bepaald
Autovalutazione riciclabile: geschikt voor recycling esaurirsi: op raken, uitgeput raken alluvione: overstroming riciclaggio: recycling, hergebruik Appendice grammaticale esperto: deskundig Appendice situazioni comunicative B delizioso: verrukkelijk villetta: villaatje bifamiliare: twee onder een kap immediatamente (avv.): meteen, gelijk terrazzo: terras rustico: plattelands deposito: berghok, magazijn allarme, l’ (m.): alarm casolare, il: huis op het platteland divisibile: deelbaar rifugio: schuilplaats immergersi (p.p. immerso): zich onderdompelen sottotetto: vliering nucleo: kern Quaderno degli esercizi 1 cucciolo: puppy 2 evidentemente (avv.): blijkbaar da morire: heel veel, (in dit geval: zich dood vervelen) diffidente: argwanend 3 scadenza: termijn, vervaldatum rimandare: uitstellen 4 cartello: bord 5 rompere con...: breken met convegno: congres 6 andare in pensione: met pensioen gaan pensione: pensioen in orario: op tijd cagnolino: puppy, kleine hond 9 pretendere (p.p. preteso): eisen 11 dimostrare: tonen, laten zien Edizioni Edilingua
guarire: genezen, beter worden 13 connettivo: voegwoord dare un passaggio: een lift geven passaggio: lift rimproverare: een uitbrander geven, verwijten 15 critico: kritisch isolato: geïsoleerd 18 perturbazione: storing preparativo: voorbereidend sostenibile: houdbaar istituzionale: officiële, institutioneel 19 degrado: verval, achteruitgang fondatore: stichter, oprichter naturalista: die zich inzet voor de natuur biologo: bioloog principe, il: prins Test finale A urgente: dringend B morbidamente (avv.): zacht strisciare: kruipen, sluipen serpente, il: slang laboratorio: laboratorium vernice, la: verf chimico: chemisch primaverile: lentesgradevole: onaangenaam odore: geur indescrivibile: onbeschrijflijk deodorante, il: deodorant candela: kaars aromatico: aromatisch violetta: viooltje
UNITÀ 8 Tempo libero e tecnologia Libro dello studente In questa unità... congratularsi: feliciteren disapprovazione: afkeuring inventore: uitvinder A1 stufo: beu, moe (essere stufo di: genoeg hebben van) effetti: effecten isolarsi: zich isoleren, uitzonderen estroverso: extrovert, open socievole: sociaal superficiale: oppervlakkig 19
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST c’entra: het heeft ermee te maken (centrarci: er mee te maken hebben) pub, il: pub realtà virtuale: virtuele realiteit, virtual reality virtuale: virtueel a proposito: wat betreft A5 riguardante: betreffend A8 miliardario: miljardair cieco: blind lira: oude Italiaanse munteenheid miliardo: miljard pensione: pensioen lotteria: loterij B1 reazione: reactie B2 approvare: goedkeuren B5 avvisare: waarschuwen C3 segnalare: signaleren, aangeven megafono: megafoon utente: gebruiker imporre (p.p. imposto): vereisen, voorschrijven fase, la: fase pionieristico: pioniersfrutto di...: resultaat, gevolg van consentire: toestaan, (ver)gunnen dichiarazione d’amore: liefdesverklaring dichiarazione: verklaring cerimonioso: overdreven beleefd Ch.imo (Chiarissimo): hooggeleerd grottesco: grotesk disegnino: kleine tekeningen canzoncina: liedjes in confidenza: confidentieel, vertrouwelijk confidenza: vertrouwelijkheid punire: straffen rassicurazione: geruststelling chiocciolina: at, apenstaartje rifilare: aansmeren eccessivo: overdreven sintassi, la: zinsbouw, syntaxis ortografia: spelling perdonabile: te vergeven virgolette: aanhalingstekens
C5 indovinare: raden abuso: misbruik incollato: geplakt, gelijmd dipendenza: afhankelijkheid patologia: pathologie, ziekteleer terapia: therapie C6 tribunale, il: tribunaal condannare: veroordelen circostante: omliggend curare: behandelen, verzorgen disintossicazione: het afkicken, ontgiftiging C7 ci sentiamo: tot horens pleonastico: overbodig, pleonastisch D1 pagina web: website promozionale: reclame-, verkoopcontrattuale: contractueel ricaricare: opladen assistenza: hulp, helpdesk ricaricabile: oplaadbaar videochiamata: videotelefoontje videominuto: videominuut attivare: activeren attivazione: inwerkingstelling, activering attivabile: te activeren riacquistabile: verkrijgbaar riacquistare: verkrijgen, kopen accedere: toegang hebben tot pubblicizzare: reclame maken D3 scommettere (p.p. scommesso): wedden D4 pesare: wegen batteria: batterij D5 individualmente (avv.): los, apart squillare: rinkelen, overgaan accorto (inf. accorgersi): gemerkt (volt.dw. van merken) digerire: verteren cosina: dingetje essere alle prese con...: te maken hebben met essenza: essentie squillo: gerinkel, (het) overgaan bloccarsi: blokkeren, vast zitten scostumato: onbeleefd Edizioni Edilingua
giustificare: rechtvaardigen, verdedigen disturbo: overlast arrecare: toebrengen, berokkenen giovanotto: jongeman partecipe: deelnemend aan/in approfittare: profiteren van, gebruik maken van piazzare: zetten, plaatsen salutino: groet pressappoco (avv.): om en nabij E1 stampante, la: printer lettore cd, il: cd speler altoparlante, l’ (m.): luidspreker processore: processor memoria: geheugen cavo: kabel filo: draad allegato: bijlage E2 griglia: schema tasto: kop, toets E4 certificato: diploma, certificaat suoneria: ringtoon giustificarsi: zich verontschuldigen Conosciamo l’Italia Scienziati e inventori italiani contributo: bijdrage progresso: vooruitgang Galileo Galilei fondatore: stichter sperimentale: experimenteel meccanica: mechanisch termoscopio: thermoscoop ideare: bedenken, verzinnen compasso: passer perfezionare: perfectioneren, vervolmaken telescopio: telescoop satellite, il: satelliet Giove: Jupiter macchie solari: zonnevlekken macchia: vlek solare: van de zon microscopio: microscoop astronomico: astronomisch Copernico: Copernicus universo: universum, heelal inquisizione: Inquisitie carcere, il: gevangenis rinnegare: afvallen, verloochenen copernicano: van Copernicus Alessandro Volta 20
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST volt, il: volt unità di misura: maateenheid cattedra di fisica: leerstoel fysica cattedra: leerstoel elettroforo: instrument om elektrische ladingen te verzamelen accumulare: ophopen, verzamelen carica: lading pratico: praktisch Antonio Meucci brevettare: octrooi verkrijgen op causa: rechtszaak Guglielmo Marconi intuire: aanvoelen, doorhebben onda: golf elettromagnetico: elektromagnetisch trasmittente: zender, seinapparaat ricevente: ontvanger impressionante: indrukwekkend radiotelegrafico: radiotelegrafisch Atlantico: Atlantische Oceaan dedicarsi (a): zich wijden aan perfezionamento: vervolmaking radiotelegrafia: radiotelegrafie praticamente (avv.): feitelijk, in de praktijk giustamente (avv.): terecht influenzare: beïnvloeden decisivo: beslissend, doorslaggevend scienza: wetenschap definitivamente (avv.): definitief telegrafo: telegraaf senza fili: draadloos Leonardo da Vinci elicottero: helikopter ricostruzione: herstel, wederopbouw Glossario intelligenza: intelligentie circonferenza: cirkelomtrek eretico: eretisch brevetto: octrooi, brevet Autovalutazione installazione: installatie clic, il: klik Appendice grammaticale talvolta (avv.): soms lamentoso: klaaglijk, zeurderig
Appendice situazioni comunicative B prospetto: overzicht continuo: aanhoudend, constant esercitazione: oefening immediato: direct concetto: concept padronanza: beheersing partecipante: deelnemer motore di ricerca, il: zoekmachine motore: motor sicurezza: zekerheid grafico: grafisch formattazione: (het) formatteren modifica: verandering gestione: leiding, bestuur virus, il: virus navigazione: (het) surfen (op Internet) formato: formaat multimedialità: multimedialiteit opzione: optie diurno: dag-, overdag pomeridiano: middagquota: bijdrage comprendente: bevattend attestato di frequenza: verklaring dat iemand de lessen gevolgd heeft attestato: verklaring, bewijs Quaderno degli esercizi 3 debito: schuld 4 stop, lo: stopteken 5 mi gira la testa: ik ben duizelig, draaierig 10 complicato: ingewikkeld ciecamente (avv.): blindelings 11 pezzetto: stukje 12 scaffale, lo: plank 13 a voce: mondeling preistoria: prehistorie connessione: verbinding i propri cari: eigen geliefden rivoluzionario: revolutionair dotare: voorzien van sensore: sensor
Edizioni Edilingua
calore: warmte corporeo: lichamelijk applicazione: applicatie abbraccio: omhelzing ricambiare: terugdoen, beantwoorden confortevole: comfortabel microfibra: microvezel necessariamente (avv.): noodzakelijkerwijs innovativo: innovatief 14 promozione: bevordering, promotie 15 resistere (p.p. resistito): weerstaand bieden aan tentazione: verleiding faccina: smiley tutt’ora (avv.): nog steeds semi-serio: halfernstig scherzoso: schertsend introduzione: (het) invoeren denotare: wijzen op inserimento: (het) invoeren radicato: geworteld testimoniare: getuigen, verklaren detto: gezegde valido: geldig 16 al plasma: plasmaplasma, il: plasma all’avanguardia: vooroplopend, vooruitstrevend avanguardia: avant-garde collegarsi: zich in verbinding stellen, contact maken contemporaneamente (avv.): tegelijkertijd memorizzare: onthouden, opslaan in het geheugen Test finale A assurdo: absurd C congresso: congres giustizia: gerechtigheid ingiustamente (avv.): onterecht connazionale: landgenoot sbarcare: aan land gaan enciclopedia: encyclopedie rivoluzionare: radicaal veranderen D trasportare: vervoeren
21
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST UNITÀ 9 L’arte... è di tutti! Libro dello studente Per cominciare 1 liuto: luit (mus.instrument) Venere, la: Venus Per cominciare 3 meravigliarsi: zich verwonderen rubare: stelen arrestare: aanhouden, arresteren guardiano: bewaker fuggire: vluchten In questa unità... forma passiva: lijdende vorm passivo: passief, lijdend passivante: passieverend A1 restauro: restauratie, herstel Dio mio!: mijn God! a quanto pare: zo te zien chi si è visto si è visto: en dan zien we wel cifra: bedrag imprenditore: ondernemer commissionare: bestellen, opdracht geven voor custode: bewaker, conciërge interrogare: ondervragen sullo sfondo: op de achtergrond sfondo: achtergrond A2 sorprendere (p.p. sorpreso): verrassen incredibilmente (avv.): ongelofelijk scappare: vluchten A3 riprendere (p.p. ripreso): (hier) filmen, opnemen clamoroso: sensationeel, geruchtmakend inviato: verslaggever inestimabile: onschatbaar Beni culturali: Culturele goederen, Cultuur bene, il: goed al riguardo: wat dat betreft A4 che fine hanno fatto...?: waar zijn ze gebleven A6 forma attiva: actieve vorm dipingere (p.p. dipinto): schilderen zoo: zoo, dierentuin concentrare: focussen, richten
A7 comprensibile: begrijpelijk collezionista: verzamelaar inaugurare: openen, inaugureren, inwijden A8 fabbricare: maken, fabriceren B2 assicurare: verzekeren B4 risalire: achterhalen viaggiatore: reiziger B5 al più presto: zo snel mogelijk, zo spoedig mogelijk B6 didascalia: onderschrift scolpire: beeldhouwen collocare: zetten, neerzetten affrescare: met fresco’s beschilderen volta: gewelf affresco: fresco giudizio universale: laatste oordeel universale: universeel, algemeen risistemazione: herinrichting cupola: koepel figura: figuur biblico: bijbels giudice: rechter riemergere (p.p. riemerso): (weer) te voorschijn komen, (weer) boven water komen autentico: authentiek, echt, condanna: veroordeling, vonnis definitivo: definitief peccatore: zondaar C2 finanziare: financieren, bekostigen gigante, il: reus raffigurare: afbeelden appariscente: opvallend, opzichtig semiaffondato: halfgezonken giacere: liggen C4 riformulare: herformuleren merce, la: goederen quanto prima: zo snel mogelijk C5 annunciazione: (Maria) aankondiging adorazione: aanbidding (door de Wijzen)
Edizioni Edilingua
magi, i (sg. il magio): Wijzen (uit het Oosten) incompiuto: onvoltooid al servizio di...: in dienst van scultore: beeldhouwer scenografo: decorontwerper roccia: rots enigmatico: raadselachtig avanzare: aanvoeren ammiratore: bewonderaar applicare: toepassen tecnica: techniek sfumato: clair-obscur chiaroscuro: clair-obscur sperimentazione: (het) experimenteren anatomia: anatomie astronomia: astronomie idraulica: hydraulica ottica: optica carro armato: tank rivoluzionario: revolutionair manoscritto: manuscript schizzo: schets pittura: schilderij apostolo: apostel Gesù: Jezus D1 etichetta: label, etiket divano tre posti: driezitsbank a partire da...: vanaf, om te beginnen met bontà: goedheid stagionare: laten rijpen confezionare: verpakken, inpakken D4 versione: versie rondine, la: zwaluw gallo: haan topo: muis confessare: opbiechten nuocere (p.p. nociuto/nuociuto): schaden appetito: trek, eetlust buoi, i (sg. il bue): ossen panni: was D7 sacrificio: offer E1 per natura: van aard lupa: wolvin lupetto: welpje disperazione: wanhoop ammazzare: doden mordere (p.p. morso): bijten grotta: grot laggiù (avv.): daarginds materasso: matras petto: borst, boezem 22
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST mi mise una pulce nell’orecchio: prikkelen, argwaan wekken pulce, la: vlo morso: beet bene, il: goed ebbene: nou dan religione: religie F1 astratto: abstract F2 natura morta: stilleven ritratto: portret F5 riproduzione: reproductie, kopie Conosciamo l’Italia L’arte in Italia movimento: beweging Dal 1600 a oggi reggia: Koninklijk paleis nomi di spicco: vooraanstaande namen, vooraanstaand persoon spicco: belang, gewicht conversione: bekering esercitare: uitoefenen realista: realistisch impegnato: geëngageerd caratteristico: karakteristiek allungare: langer maken, verlengen, uitrekken lineare: lineair, rechtlijnig risentire (di): onder de invloed staan van, de gevolgen ondervinden van cubismo: kubisme futurista: futurist continuità: continuïteit retro: achterkant L’arte contemporanea è... a portata di mano! contemporaneo: hedendaags a portata di mano: binnen handbereik predecessore: voorganger su commissione: in opdracht commissione: opdracht, commissie grattacielo: wolkenkrabber estetica: esthetiek degno: waardig, verdiend eredità: erfenis designer: designer, ontwerper sinuoso: gewelfd, kronkelig, bochtig scheggia: scherf pendolino: hogesnelheidstrein futurismo: futurisme
Glossario dinamismo: dynamiek lodare: prijzen, loven curva: bocht ondulato: golvend Autovalutazione riallacciarsi: weer aansluiten bij Appendice grammaticale per corrispondenza: per post perifrastico: omschrijvend, perifrastisch Appendice situazioni comunicative suddividere (p.p. suddiviso): onderverdelen splendidamente (avv.): schitterend allestire: organiseren, inrichten offuscare: verduisteren tramonto: zonsondergang combattimento: gevecht cruento: bloederig gladiatore: gladiator feroce: wild, woest cumulativo: totaal, gecombineerd validità: geldigheid cripta: crypte tomba: graf visitatore: bezoeker Quaderno degli esercizi 1 caricare: inladen 2 eseguire: uitvoeren 3 sospetto: verdacht 4 guasto: defect, storing gattino: kitten, poesje 5 elevato: hoog 9 gallerista: galeriehouder sentenza: vonnis antiquario: antiekhandelaar commissario: commissaris 10 frigo: koelkast 11 offesa: belediging villaggio turistico: vakantiedorp 13 proibire: verbieden 14 investimento: investering fonte, la: bron Edizioni Edilingua
recentemente (avv.): onlangs, recentelijk cancro: kanker colpo di fortuna: geluk mosaico: mozaïek 16 riscoprire (p.p. riscoperto): herontdekken 17 ne ho fin sopra i capelli: ik heb er schoon genoeg van 18 incrociare: kruisen bonus, il: bonus derivante: veroorzaakt door, ontstaan door chiasso: lawaai 20 portatore di handicap: gehandicapte raro: zeldzaam catastrofe, la: catastrofe, ramp archeologico: archeologisch apposito: daarvoor bestemd Test finale A restaurare: restaureren autorizzare: toestemming verlenen (voor), machtigen rinviare: uitstellen, verzetten anonimo: anoniem inaugurale: inaugureel, inleidend B dettaglio: detail C rassegna: overzicht, overzichtstentoonstelling archivio: archief multimediale: multimediamigrazione: migratie omaggio: cadeau nazifascista: Nazi filmato: film illustrare: toelichten educare: opvoeden cronaca: nieuws proiezione: projectie inseguire: achtervolgen 3° test di ricapitolazione (unità 7, 8 e 9) C tempesta: storm arbitro: scheidsrechter sospendere (p.p. sospeso): stopgezet, opgeschort forza di volontà: wilskracht E oroscopo: horoscoop
23
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST tenerci: waarde echten aan, op prijs stellen
UNITÀ 10 Paese che vai, problemi che trovi Libro dello studente Per cominciare 1 tizio: een of andere vent porta blindata: gepantserde deur blindato: gepantserd, geblindeerd Per cominciare 4 mascherare: maskeren, verbloemen In questa unità... discorso diretto: directe rede discorso indiretto: indirecte rede A1 capitare: gebeuren questura: hoofdbureau van de politie evidentemente (avv.): blijkbaar assurdo: absurd all’opera: aan de slag camion, il: vrachtwagen trasloco: verhuizing travestirsi: zich verkleden, zich vermommen facchino: kruier, verhuizer che faccia tosta!: wat brutaal!wat ombeschaamd! tosto: hard, stoer, koppig umidità: (lucht)vochtigheid portone, il: voordeur (van het gebouw) colmo: toppunt tranquillamente (avv.): rustig A3 disperato: wanhopig, radeloos toh: goh! gentilmente (avv.): vriendelijk gentiluomo: heer, gentleman A6 passaggio: passage cambiamento: verandering permanere (p.p. permaso): voortduren, blijven B1 messa: mis fare la comunione: communie ontvangen comunione: communie vorrebbe dargliele: hij/zij zou hem willen slaan bastone, il: stok
bimbo: kind arrendersi (p.p. arreso): zich overgeven, zich gewonnen geven rispetto: respect B2 droga: drugs, verdoving middel razzismo: racisme aborto: abortus divario: verschil, kloof B4 infischiarsene: lak hebben aan, aan zijn laars lappen B6 indicatore: tijd en ruimteaanduiding C2 statistico: statistisch tossicodipendente: drugsverslaafde in cura: onder behandeling comunità: afkickcentrum, gemeenschap, laico: niet kerkelijk C3 con me hai chiuso: ik wil niets meer met jou te maken hebben C5 fatica: moeite affetto: genegenheid, liefde struttura: structuur, instantie rimandare: uitstellen diminuire: verminderen via d’uscita: uitweg malavita: onderwereld traffico: verkeer stupefacente, lo: verdovingmiddel, drug una volta per tutte: voor eens en altijd presidenza: premierschap, presidentschap, voorzitterschap consiglio dei ministri: ministerraad stanchezza: vermoeidheid sforzo: inspanning, moeite spaccio: verkoop, dealen D1 arresto: aanhouding, arrestatie prigione, la: gevangenis delinquente: misdadiger, crimineel rapina: overval spacciatore: drugsdealer pena: straf D2 CENSIS: Italiaans Centraal Bureau voor de Statistiek zingaro: zigeuner Edizioni Edilingua
microcriminalità: kleine criminaliteit criminale: crimineel reato: wetovertreding insicurezza: onzekerheid D3 punizione: straf evadere (p.p. evaso): ontsnappen (uit de gevangenis), vluchten arresti domiciliari: huisarrest domiciliare: huiselijk convivenza: (het) samenleven, samenwonen caserma: kazerne maresciallo: sergeant, maarschalk militare: militair evasione: ontsnapping scontare: (een straf) uitzitten domicilio: woonplaats, verblijfplaats galera: gevangenis E1 rifarsi una vita: opnieuw beginnen primo ’900: begin 1900 E2 vu’ cumprà, il: (allochtone) straatverkoper affettuoso: liefdevol, hartelijk conciliare: op elkaar afstemmen, combineren compatrioti, i (sg. il compatriota): landgenoten ammucchiare: ophopen, opstapelen piroscafo: (stoom)boot offesa: belediging sbarcare: aan land gaan, van boord gaan fibra: karton bottiglione, il: tweeliterfles brillantina: brillantine, haarcreme lucido: glimmend, glanzend sceicco: sjeik obolo: kleine gift accendino: aansteker lavavetri, il: ruitenwasser crudeltà: wreedheid alla ventura: aan hun lot overlaten ventura: toeval, lot, geluk E3 selezionare: selecteren, parola chiave: sleutelwoord emigrato: emigrant immigrare: immigreren
24
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST E4 odierno: hedendaags E5 allenatore: trainer F2 calo: daling F3 incinta: zwanger disgrazia: ongeluk, tegenspoed dittatura: dictatuur omicidio: moord assassinio: moord sfida: uitdaging annoiare: vervelen battersi: vechten avvertire: waarschuwen vuoto: leegte umiliazione: vernedering violentare: verkrachten buio: (het) donker servirsi (di): gebruik maken van sguardo: blik malvagio: gemeen, slecht schiavitù, la: slavernij ingiustizia: onrecht muscolo: spier saldo: sterk fardello: last, vracht tenerezza: tederheid ordinare: bevelen prepotente: bullebak, bazig F5 parità: gelijkheid sesso: geslacht, sekse G1 derivare: afgeleid worden uit minacciare: bedreigen G3 giustizia: justitie tradizionalista: iemand die de traditie hoog houdt G4 immaginario: denkbeeldig possibilmente (avv.): mogelijk Conosciamo l’Italia Aspetti e problemi dell’Italia moderna sottoccupazione: tekort aan werkgelegenheid precario: tijdelijk, onzeker saltuario: onregelmatig lavoro nero: zwart werk determinato: bepaald precludere (p.p. precluso): belemmeren, uitsluiten in definitiva: al met al, ten slotte profondo: diep
criminalità organizzata: georganiseerde criminaliteit Cosa Nostra: maffia eclatante: opzienbarend, opmerkelijk affondare: diep in iets steken radice, la: wortels corrompere (p.p. corrotto): omkopen omertà: stilzwijgen, geslotenheid boss: baas mafioso: van de maffia pentito: spijtoptant pentirsi: brouw hebben, spijt hebben radicarsi: zich vastzetten camorra: Napolitaanse maffia ’ndrangheta: maffia uit Calabrië Sacra Corona Unita: maffia uit Apulië paese delle meraviglie: wonderland meraviglia: wonder clandestino: illegaal rigoroso: streng, rigoureus istituzione: institutie, instelling sanitario: gezondheids-, van de zorg preoccupante: zorgelijk crescente: groeiende pensionato: gepensioneerde tutt’altro che...: alles behalve ottimistico: optimistisch tendenza: tendens leggermente (avv.): lichtelijk invertirsi: omkeren temporaneo: tijdelijk processo: proces profugo: vluchteling salario: salaris scoraggiare: ontmoedigen asiatico: Aziatisch Glossario provvisorio: tijdelijk incerto: onzeker impedire: belemmeren ostacolare: hinderen, belemmeren risiedere: wonen, verblijven illegalmente (avv.): illegaal inserirsi: zich aanpassen, zich voegen bij Autovalutazione francamente (avv.): eerlijk maleducato: onbeleefd, onbeschoft severo: streng Edizioni Edilingua
trullo: typisch rond gebouw uit Apulië Appendice grammaticale conseguenza: gevolg enunciazione: uiteenzetting invariato: ongewijzigd, onveranderd Quaderno degli esercizi 1 appropriato: passend 3 arabo: Arabisch tango: tango 4 camera degli ospiti: logeerkamer Dublino: Dublin 5 disastro: ramp 6 India: India coraggioso: dapper lanciarsi: springen, zich werpen (op / van) paracadute, il: parachute 10 salumiere, il: verkoper/eigenaar van een delicatessenzaak 11 precolombiano: preColumbiaans 13 replicare: antwoorden, iemand van repliek dienen 15 schiavo: slaaf consumismo: consumptiemaatschappij fare i conti: met iem/iets afrekenen bolletta: rekening sopravvivenza: overleving 16 crocchetta: kroket biocarburante, il: biobrandstof autoveicolo: auto destinare: bestemmen effettuare: uitvoeren, maken consegna: levering, bezorging emissione: emissie tonnellata: ton non-santità: niet-heiligheid santità: heiligheid multinazionale: multinational frittura: frituur griffato: van merk voorzien inquinare: vervuilen trovata: uitvinding 25
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST 17 contratto a progetto: projektcontract precariato: tijdelijke overeenkomst profondamente (avv.): diep dignità: waardigheid Test finale A sul tuo conto: over jou al meglio: op zijn best rimediare: herstellen, regelen B rieducare: heropvoeden intolleranza: intolerantie obbligare: verplichten, dwingen xenofobo: xenofoob insultare: beledigen barriera: versperring, barrière integrazione: integratie multiculturale: multicultureel musulmano: moslim Algeria: Algerije finalità: doel oggetto: onderwerp discriminazione: discriminatie reintegrare: reïntegreren intervenire (p.p. intervenuto): ingrijpen rieducazione: heropvoeding C criminale: crimineel
UNITÀ 11 Che bello leggere! Libro dello studente Per cominciare 1 commissario: commissaris anonimo: anoniem principe, il: Prins tiranno: tiran saggio: essay Per cominciare 3 segno zodiacale: sterrenbeeld zodiacale: zodiakaal, dierenriemastrologia: astrologie In questa unità... oroscopo: horoscoop parole alterate: verkleinende en vergrotende woorden alterare: aantasten, verdraaien, vervalsen A gemelli: Tweelingen A1 confuso: in de war ariete, l’ (m.): Ram
guastare: bederven, beschadigen cancro: Kreeft è nato sotto il segno del...: hij is geboren onder het teken van(dierenriem) vergine, la: Maagd A3 sorridere (p.p. sorriso): glimlachen chiaro e tondo: ronduit pesci: Vissen resistere (p.p. resistito): weerstand bieden, volhouden impermeabile: waterdicht A5 simultaneo: gelijktijdig A6 rimproverare: een uitbrander geven, een standje geven promozione: promotie B di che segno sei?: welk sterrenbeeld ben jij? B1 capricorno: Steenbok B2 passionalità: hartstocht toro: Stier semplicità: eenvoud paziente: geduldig sensibile: gevoelig parole a doppio senso: woorden met dubbele betekenis sognatore: dromerig zodiaco: zodiak, dierenriem esibire: tonen, pronken met esteriore: uiterlijk interiore: innerlijk seducente: verleidelijk puntualità: stiptheid, punctualiteit altruismo: onbaatzuchtigheid, altruïsme bilancia: Weegschaal in compenso: aan de andere kant creativo: creatief tollerante: tolerant scontro: botsing scorpione, lo: Schorpioen provocatore: provocateur ambizioso: ambitieus, eerzuchtig catturare: gevangen nemen, vangen riprendersi (p.p. ripreso): er weer bovenop komen, zich herstellen sagittario: Boogschutter Edizioni Edilingua
buon umore: goed humeur fidanzamento: verloving concreto: praktisch a lungo: voor lange tijd ringiovanire: jonger maken acquario: Waterman eccentrico: excentriek fantasioso: fantasierijk stupire: verbazen razionalità: verstand imprevedibile: onvoorspelbaar B4 esclamativo: uitroepcompilare: invullen modulo: formulier in continuazione: voortdurend sintomo: symptoom di mezzo: in het midden B5 non penso che a lui: ik denk alleen aan hem C1 corrente, la: stroming narratore: verteller indifferente: onverschillig ribaltare: kantelen, op zijn kop zetten ottimismo: optimisme propagandare: propageren borghesia: burgerij, bourgeoisie privo di...: zonder noia: verveling coniugale: echtelijk borghese: burger, bourgeois orientarsi: zich oriënteren psicoanalisi, l’ (f.): psychoanalyse giocoso: vrolijk, komisch unirsi: zich aansluiten bij ragno: spin visconte, il: Burggraaf dimezzare: halveren, in tweeën delen barone, il: Baron cavaliere, il: ridder inesistente: denkbeeldig antenato: voorouder definire: beschrijven, definiëren parodia: parodie cavalleresco: ridder-, ridderlijk allusione: zinspeling, toespeling fiabesco: fabelachtig invisibile: onzichtbaar liberazione: bevrijding C3 sorridente: glimlachend
26
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST C5 laser, il: laser D2 basarsi (su): zich baseren op oggettivo: objectief relativo: relatief, betrekkelijk costante: voortdurend mentire: liegen ingannare: bedriegen crearsi illusioni: zich illusies maken illusione: illusie milionario: miljonair riconoscere: erkennen, herkennen D3 compagnia: gezelschap copione, il: script mercato nero: zwarte markt arricchirsi: zich verrijken fare l’amore: vrijen, de liefde bedrijven soldato: soldaat tolleranza: tolerantie sipario: doek, toneelgordijn furioso: woest, hevig irrefrenabile: onstuitbaar, niet te remmen palcoscenico: toneel berretto: baret a sonagli: met belletjes sonaglio: (rinkel)belletje D4 teatrino: poppenkast librone: dik boek ragazzaccio: kwajongen D5 modificare: wijzigen, veranderen terminazione: uitgang alterazione: woordvorming d.m.v. vergrotende/ verkleinende/ liefkozende uitgang dimensione: grootte, omvang diminutivo: verkleinend accrescitivo: vergrotend peggiorativo: verslechterend dispregiativo: minachtend parolaccia: scheldwoord vezzeggiativo: liefkozend E1 libraio: boekhandelaar E3 storicamente (avv.): historisch gezien bene o male: bewust of onbewust invogliare: stimuleren tot, aansporen tot
confrontarsi: zich meten met lettura: lectuur casa editrice: uitgeverij E5 tendere (a): streven naar narrazione: vertelling, verhaal intreccio: plot memoria: geheugen, herinnering, memoires biografia: biografie e via via: geleidelijk, langzamerhand disdegnare: minachten, verachten tomo: pil (dik boek) adesione: aansluiting appassionante: pakkend, spannend, boeiend casuale: toevallig gradevole: aangenaam accostarsi: gaan staan naast sensazione: gevoel accessorio: bijkomend, bijkomstig decorativo: decoratief, voor de sier impegnare: aan het werk zetten, bezig houden, boeien abbronzato: gebruind materassino: luchtbedje cenno: gebaar vago: vaag, onduidelijk riabbassare: opnieuw neerslaan proseguimento: voortzetting d’un fiato: in één ruk fiato: adem capo: hoofd amaro: bitter staccarsi: losgaan, loslaten minaccioso: bedreigend voluminoso: omvangrijk F1 tipografo: drukker impaginare: de lay-out maken van redattrice: redactrice editore: uitgever grafico: graficus Conosciamo l’Italia La letteratura italiana in breve 1300 divino: goddelijk punto di riferimento: referentiepunt 1500 poema, il: dichtwerk addio: vaarwel epica: epische poëzie 1700 Edizioni Edilingua
locandiera: gastvrouw, vrouwelijke herbergier servitore: bediende padrone, il: eigenaar, baas 1800 esaltare: verheerlijken ostile: vijandig prosa: proza Verismo: Verisme (literaire stroming) analitico: analytisch esito: resultaat ugualmente (avv.): op dezelfde wijze pessimistico: pessimistisch 1900-1950 dare vita (a): (iets) in het leven roepen, illustre: vermaard narrativa: verhalend proza 1950-2000 menzogna: leugen sortilegio: tovenarij anima mundi: (Latijn) ziel van de wereld anima: ziel I premi Nobel assegnare: toekennen romanziera: romanschrijfster osso: bot seppia: inktvis a sorpresa: onverwachts satirico: satirisch accidentale: toevallig, onvoorzien anarchico: anarchist promozione: reclame Glossario eroico: heroïsch caratterizzare: kenmerken sentimento: gevoel falsità: valsheid magia: magie incantesimo: betovering Autovalutazione pseudonimo: pseudoniem Autovalutazione generale 1 mansione: taak, functie 3 scultura: sculptuur 4 mancante: ontbrekend compito in classe: schriftelijke overhoring irresponsabile: onverantwoord non posso dargli tutti i torti: ik kan hem niet helemaal ongelijk geven
27
Nuovo Progetto italiano 2 WOORDENLIJST rimpiangere (p.p. rimpianto): het betreuren 5 urgente: dringend ladruncolo: kruimeldief portiera: conciërge, vrouwelijke portier duramente (avv.): hard onestamente (avv.): eerlijk 7 competente: deskundig bagnarsi: nat worden memorizzare: onthouden 8 disordinato: slordig Appendice grammaticale ossia: oftewel assistente: assistent vincente: winnend Appendice situazioni comunicative A avvincente: boeiend, spannend saggistica: essayistiek individuo: individu filosofico: filosofisch complesso ingewikkeld, gecompliceerd linguistica: linguïstiek spunto: idee, uitgangspunt ombrellone: parasol B stupirsi: zich verbazen sempreverde: groenblijvend ironia: ironie paradosso: paradox, ongerijmdheid impegnativo: moeilijk, ingewikkeld Quaderno degli esercizi 1 rumorosamente (avv.): lawaaierig, hard (geluid) 2 essere a conoscenza (di): op de hoogte zijn (van) 3 un tantino: een klein beetje notte in bianco: geen oog dicht doen, slapeloze nacht 4 dare ascolto: luisteren naar 6 severamente (avv.): streng acustico: akoestisch mettere in moto: starten allacciare: vast maken cinture di sicurezza: veiligheidsgordels
8 del resto: overigens caduta: val 10 rilassare: ontspannen rinfrescare: verfrissen pendere: hangen 12 chiudere a chiave: op slot doen rileggere (p.p. riletto): opnieuw lezen 13 suffisso: achtervoegsel grazioso: schattig 15 appartenenza: (het) behoren bij/tot 17 frequentarsi: met elkaar omgaan principe azzurro: prins op het witte paard, droomprins Test finale A ultime: laatste sin da...: sinds, vanaf promettente: veelbelovend appoggiare: leggen, zetten, steunen ingresso: hal B lettera di avviso: mededelingsbrief avviso: aankondiging, mededeling 4° test di ricapitolazione (unità 10 e 11) A impegnarsi: zich inzetten (voor) B scivolare: uitglijden recensione: recensie D pappagallo: papegaai
Edizioni Edilingua
28