Nulmeting Recreatieve paardensport
Rapportage 2013
Hans Veurink Ruurd Visserstraat 51 3791 VV Achterveld
[email protected]
Nulmeting recreatieve paardensport
INHOUDSOPGAVE 1
Inleiding .......................................................................................................................................................................3
2
Aanpak onderzoek ...................................................................................................................................................4
3
4
5
2.1
Doelstelling........................................................................................................................................................4
2.2
Aanpak.................................................................................................................................................................4
2.3
Enquête ...............................................................................................................................................................5
Resultaten ....................................................................................................................................................................6 3.1
Respons 44% ....................................................................................................................................................6
3.2
Leeftijd en geslacht ........................................................................................................................................6
3.3
Ruiters en menners ........................................................................................................................................8
3.4
Eigen paard .......................................................................................................................................................8
3.5
Belang buiten rijden ......................................................................................................................................9
3.6
Per jaar 50.000 ritten ....................................................................................................................................9
3.7
Gebruikte entree GNR ................................................................................................................................ 10
3.8
Tevredenheid ................................................................................................................................................ 12
3.9
Blij met bos en hei – favoriete plekken ............................................................................................... 14
3.10
Conflicten en samen genieten ................................................................................................................. 15
3.11
Lengte buitenritten ..................................................................................................................................... 16
3.12
Beoordeling van beheer, informatie, etc. ........................................................................................... 17
3.13
Terreinen met knelpunten ....................................................................................................................... 18
Analyse wensen en knelpunten ....................................................................................................................... 20 4.1
Terreinbeheer ............................................................................................................................................... 20
4.2
Obstakels en aansluiting terreinen....................................................................................................... 21
4.3
Toegankelijkheid voor menners ............................................................................................................ 22
4.4
Interactie tussen groepen recreanten ................................................................................................. 23
4.5
Registratie en betaling ............................................................................................................................... 23
4.6
Extra voorzieningen ................................................................................................................................... 24
Conclusies en aanbevelingen ............................................................................................................................ 25
Veurink Projecten
September 2013
2
Nulmeting recreatieve paardensport
1 INLEIDING Het beleid van de Stichting Gooisch Natuurreservaat (GNR) richt zich op twee statutaire doelen, kort gezegd: 1. 2.
De instandhouding van het natuurschoon in het Gooi. Het verzekeren van het genot van dit natuurschoon door het publiek zoveel mogelijk vrije toegang te bieden.
Wellicht meer nog dan andere terreinbeherende natuurorganisaties legt GNR het accent op de tweede doestelling. Er is een grote band en betrokkenheid met de directe omgeving. GNR wil vooral de inwoners van het Gooi in contact brengen met de gevarieerde natuur. Bewoners tonen deze betrokkenheid door begunstiger, vriend, donateur of vrijwilliger te worden. Velen maken gebruik van de recreatieve mogelijkheden. Het recreatiebeleid is dus een belangrijke pijler waarbij het GNR gastvrij wil zijn en tegelijk de natuurlijke kwaliteiten wil waarborgen. Door toenemende mobiliteit en vrije tijd neemt de recreatieve behoefte toe. Het GNR heeft er voor gekozen om zich te richten op rustige, routegebonden recreatievormen zoals wandelen, fietsen en paardrijden. In het beheer wordt enerzijds gekozen voor beperken en zoneren, waar mogelijk ook voor uitbreiden en ontwikkelen. Door minder financiële armslag in het natuurbeheer, is de ontwikkelruimte beperkt. Het GNR beschikt over een uitgebreid netwerk van ruim 70 kilometer aan ruiter- en menpaden. Paardensporters die hier gebruik van willen maken, moeten beschikken over een ruiter- of koetsierspas. Het GNR heeft een bestand met 685 pashouders, waarvan een klein deel niet meer actief is in de paardensport. Het gaat om ongeveer 600 ruiters en 85 menners. Voor manegebedrijven is er een speciale regeling om in groepsverband buitenritten te kunnen maken. Het is ook mogelijk om een dagpas te kopen zodat mensen van elders eenmalig door de terreinen van het GNR kunnen rijden. Van deze dagpassen wordt vrijwel geen gebruik gemaakt. Wel zijn er mensen die een reguliere pas hebben en op enige afstand wonen. Zij komen dan met de paardentrailer naar het GNR voor hun buitenrit. Het is niet bekend hoe groot deze groep is.
Veurink Projecten
September 2013
3
Nulmeting recreatieve paardensport
2 AANPAK ONDERZOEK Het onderzoek zal zich richten op de huidige gebruikers (pashouders) en op de paardenbedrijven in de directe omgeving van het GNR. Het GNR richt zich immers op het publiek in de directe omgeving. Het is geen doel om paardensporters van elders aan te trekken die speciaal met het paard in de trailer naar het Gooi komen. Ze zijn welkom maar het GNR zal dit niet specifiek stimuleren of hiervoor werven. Deze doelgroep maakt dan ook geen onderdeel uit van het onderzoek.
2.1 DOELSTELLING
4
Het GNR wil meer inzicht in de wensen en behoeften van de recreatieve paardensporters die gebruik maken van de natuurgebieden. Zoals eerder genoemd nemen de recreatieve behoeftes toe. Het is wenselijk om nu al voorbereid te zijn op toekomstige ontwikkelingen. Over de huidige ervaringen van de ruiters en menners in het GNR is niet veel bekend. Op zich kan dit een goed teken zijn, wellicht is men tevreden met de mogelijkheden die er zijn. Er kunnen ook andere redenen zijn om niet naar het GNR te reageren. Het is dan ook van belang om de tevredenheid te meten en eventuele klachten, knelpunten, wensen en behoeften te signaleren. Dit is het doel van de nulmeting. De onderzoeksvragen worden binnen het project nog nader bepaald. Te denken valt aan: • • • •
Hoe is de bereikbaarheid en aansluiting op de rest van de Heuvelrug? Hoe is de waardering voor ruiterpassen, informatievoorziening en faciliteiten GNR? Welke wensen en knelpunten zijn er m.b.t. route en voorzieningen? Is er voldoende gelegenheid om te pauzeren en iets te gebruiken onderweg?
Een belangrijk uitgangspunt is het financiële kader waarbij de voorzieningen voor de recreatieve paardensport in de huidige situatie kostendekkend zijn. Dus de opbrengst van de ruiterpassen is bestemd om de beheerkosten van het paardennetwerk te dekken. Als er nieuwe voorzieningen gewenst zijn, dan wil het GNR op basis van medeverantwoordelijkheid samen met de paardensector zoeken naar mogelijkheden om de aanleg, financiering en beheer te regelen.
2.2 AANPAK Er is nu gekozen voor een schriftelijke enquête. Een andere mogelijkheid was het uitvoeren van een digitale enquête maar de ervaring is dat het verzamelen van correcte email-adressen niet eenvoudig is, dat niet iedereen te bereiken is en dat de respons, zeker onder de wat oudere mensen, dan duidelijk lager is. Na een eerste ontwerp enquête die aan het GNR is voorgelegd, is een definitieve versie vastgesteld. Deze is deels gebaseerd op een enquête die is gebruikt in 2008 bij een landelijk onderzoek door de KNHS1. Het voordeel hiervan is dat er een vergelijking gemaakt kan worden met statistisch betrouwbare cijfers over opbouw doelgroep, aantal ritten en lengte van de ritten, tevredenheid, conflicten, etc.
1
Buitenrijden door paardensporters. Plezier voor mij èn mijn paard. Hans Veurink, oktober 2008.
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
Verder is een vergelijking gemaakt met het Paardensportonderzoek 2011, een trendrapport over profiel, gedrag en behoeften van Nederlandse paardensporters2. In de enquête worden specifieke vragen opgenomen over bijvoorbeeld entree tot de ruiterpaden van het GNR, wensen en knelpunten die men binnen de terreinen van het GNR tegen komt, etc. Van belang is de locaties van wensen of problemen zo specifiek mogelijk vast te leggen. De enquête is zo opgesteld dat deze in de toekomst herhaald kan worden en de ontwikkelingen/verandering in de periode na de nulmeting zichtbaar worden.
2.3 ENQUÊTE
5
De enquête is verzonden per post in januari 2013. De verzending is gecombineerd met de jaarlijkse mailing die naar alle pashouders gaat. Bij de mailing is een antwoordenvelop met antwoordnummer toegevoegd. De enquête is in principe anoniem. Wel is een vraag opgenomen of men eventueel verder contact wil om een toelichting te geven. In dat geval kan men naam en telefoonnummer/mailadres noteren. De enquêtes zijn verwerkt in een database zodat gemakkelijk overzichten en analyses gemaakt konden worden. Naar 527 adressen van pashouders uit het bestand van GNR is de enquête verstuurd. Uitgegaan werd van een respons van 25%. Bij de landelijke enquête van de KNHS in 2008 was de respons 26%. Naar verwachting zou de betrokkenheid bij het GNR hoger kunnen zijn dan bij een landelijke enquête zodat ook de respons hoger zou kunnen uitvallen. Aan de andere kant hebben in de landelijke enquête nogal wat mensen gereageerd om hun probleem (van überhaupt niet buiten kunnen rijden) aanhangig te maken. En dat speelt bij het GNR weer niet. Bij 25% respons zouden ca. 132 enquêteresultaten verwerkt worden. Dit zou een goed beeld moeten geven van de tevredenheid en wensen onder de doelgroep. Vanuit de database zijn tabellen en grafieken gemaakt die als eerste ruwe rapportage zijn besproken met vertegenwoordigers van het GNR (uit de beheerpraktijk en vanuit het beleid). In de schriftelijke enquête konden mensen aangeven of ze behoefte hebben aan nader contact over bepaalde ideeën, wensen of knelpunten. Iedereen die dit heeft aangegeven, is telefonisch benaderd voor verder toelichting. Op die manier kan meer informatie beschikbaar komen dan via een enquête met standaard vragen.
ZKA Consultants en Planners, Paardensportonderzoek 2011, rapportage in opdracht van de KNHS, februari 2012 2
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
3 RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek per onderdeel besproken.
3.1 RESPONS 44% De enquête is in de laatste week van januari 2013 per post verstuurd. De totale respons bedroeg uiteindelijk 44%, namelijk 232 van de 527 verzonden formulieren.
6
Dit is een zeer hoge respons. Bij een normale schriftelijke enquête is het respons percentage vaak niet hoger dan 10%. En bij het vergelijkbare landelijke onderzoek dat in 2008 op verzoek van de KNHS is uitgevoerd, was de respons 26%.
FIGUUR 1: GERETOURNEERDE ENQUÊTES PER WEEK
Verreweg de meeste reacties zijn in de eerste vier weken binnen gekomen. Daarna zijn er druppelsgewijs nog een aantal gevolgd.
3.2 LEEFTIJD EN GESLACHT Van de respondenten is 83% vrouw. Dit is hoger dan in het landelijke KNHS onderzoek onder buiten rijders (72% vrouw). Een verklaring kan zijn dat in de gebieden van het GNR naar verhouding meer door ruiters wordt gereden dan door menners (zie 3.3). Onder menners is het aandeel mannen veel hoger dan onder de ruiters. Overigens is het aandeel FIGUUR 2: LEEFTIJDSVERDELING vrouwen onder alle paardensporters (ook niet-buiten rijders), 82% wat dicht bij het percentage van de respondenten ligt. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 45 jaar. In het landelijke onderzoek was dit 40 jaar. De ruiters in het GNR zijn dus gemiddeld wat ouder. Vooral ondervertegenwoordigd zijn de twintigers (12% t.o.v. landelijk 18%) en de dertigers (13% t.o.v. landelijk 24%). Het is opvallend dat de groep rond de 30 jaar minder voor komt. De grafiek zou – vergelijken met het landelijk
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
onderzoek – naar verwachting een normaalverdeling te zien geven. Een deel van de verklaring voor het verschil zit in de leeftijdsopbouw van de bevolking in het Gooi. In Figuur 3 is de leeftijdsopbouw van de bevolking weergegeven3. Opvallend is hier dat in Het Gooi en aantal inwoners in de groepen tussen de 20 en 35 jaar duidelijk lager is dan het landelijk gemiddelde. Dit verklaart voor een groot deel het naar verhouding ook lagere aantal paardensporters in deze leeftijdsgroep.
9,0% 8,0%
7
7,0% 6,0% 5,0% 4,0% 3,0% 2,0% 1,0%
Nederland
>= 95
90-95
85-90
80-85
75-80
70-75
65-70
60-65
55-60
50-55
45-50
40-45
35-40
30-35
25-30
20-25
15-20
10-15
5-10
<5
0,0%
Het Gooi
FIGUUR 3 LEEFTIJDSOPBOUW HET GOOI T.O.V. NEDERLAND
Mannen zijn met 58 jaar gemiddeld duidelijk ouder dan de vrouwelijke paardensporters (42 jaar). Dit is vergelijkbaar met het landelijke beeld. In de mensport komt een behoorlijk aandeel mannen voor van boven de 50. Hierdoor valt het gemiddelde hoger uit.
3
Centraal bureau voor de Statistiek, website Statline, september 2013
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
3.3 RUITERS EN MENNERS 4 In het landelijk onderzoek van de KNHS was 69% van de respondenten ruiter. 16% was menner en 15% noemde zich zowel ruiter als menner. Van alle paardensporters in Nederland doet 59% aan buiten rijden en 10% maakt als menner buitenritten. Onder de pashouders van het GNR zijn er naar verhouding meer ruiters (84%) en minder menners (6%).
8
FIGUUR 4: VERHOUDING RUITERS EN MENNERS Een verklaring zou kunnen zijn dat er in de omgeving van Het Gooi sowieso minder menners zijn (hier zijn geen cijfers van bekend).
Wat zeker ook zal meespelen is dat er in het GNR relatief weinig paden zijn opengesteld voor menners en dat het openen en sluiten van hekken (met sleutel) als belemmerend wordt ervaren. In het vervolg van deze rapportage wordt dit verder besproken. De menners zijn gemiddeld ruim 10 jaar ouder dan de ruiters (55 t.o.v. 44 jaar). Onder de menners is het aantal mannen duidelijk hoger dan onder de ruiters. Slechts 28% van de respondenten (63 mensen) geeft aan niet alleen recreatief maar ook wedstrijdgericht te rijden. Dit is duidelijk lager dan het landelijke aandeel van 40% van de ‘buitenrijders’ die ook aan wedstrijden deelnemen.
3.4 EIGEN PAARD De paardensporter die gebruikt maakt van de terreinen van het GNR heeft meestal een eigen paard. 26% van alle respondenten heeft het paard op eigen terrein staan, bij 59% staat hij in een pensionstal. Op zich is dit een logisch beeld. Onder alle paardensporters zal het aantal mensen dat op een manegepaard rijdt of op een paard van iemand anders, veel hoger zijn. Alleen zullen deze mensen veelal geen eigen ruiterpas aanschaffen
FIGUUR 5: EIGEN PAARD OF MANEGEKLANT
Mensen die met een koets of wagen rijden worden aangeduid als ‘Koetsier’ of met het in de paardensport meer gebruikelijk woord ‘Menner’. In dit rapport is de benaming Menner gebruikt. 4
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
omdat ze veel minder vaak buitenritten maken en dan bovendien vaak nog gebruik kunnen maken van een pas die de manege beschikbaar heeft.
3.5 BELANG BUITEN RIJDEN Op de vraag “Wat vindt u in het algemeen over het maken van buitenritten” antwoordt 94% van de mensen met “Erg belangrijk voor mijn plezier in het paardrijden.” 9
Een aantal voegt daar nog aan toe “en voor het plezier van mijn paard!” Het landelijk onderzoek leert dat 80% van alle paardensporters het maken van buitenritten erg belangrijk vindt. Onder de gebruikers van de terreinen van het GNR is dit percentage dus nog duidelijk hoger.
FIGUUR 6: HET BELANG VAN BUITEN RIJDEN
3.6 PER JAAR 50.000 RITTEN De respondenten rijden gemiddeld ongeveer twee keer per week (9,5 keer per maand) in de terreinen van het GNR. De mensen die de enquête hebben ingevuld geven aan dat zij gezamenlijk 2175 keer per maand een rit maken. Per jaar zouden dit ruim 26.000 buitenritjes zijn en rekening houden met het responspercentage van 44% kan het aantal paardenritten in het GNR berekend worden op ruim 59.000. Nu zullen de mensen die niet hebben gereageerd, waarschijnlijk minder gemotiveerd zijn en ook minder vaak rijden. Een schatting van het totale aantal paardenritten in het GNR ligt dan tussen de 40.000 en 50.0000 TABEL 1: BEREKENING AANTAL RITTEN PER JAAR
Totaal ritten door respondenten per maand Dit is per jaar Respons percentage Aantal ritten omgerekend naar alle pashouders
2.175 26.100 44% 59.318
Het gemiddelde ligt dan wel op ruim 9 keer per maand door de natuurterreinen van het GNR rijden, de variatie is echter groot. De grootste groep rijdt 1 of 2 keer week (3 tot 10 keer per maand). Er zijn mensen die er vrijwel dagelijks rijden, 26 paardensporters rijden 20 keer per maand of vaker door bos en hei.
FIGUUR 7: AANTAL BUITENRITTEN PER MAAND
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
3.7 GEBRUIKTE ENTREE GNR Het Spanderswoud is het terrein dat het vaakst wordt genoemd als plaats waar men het GNR binnen rijdt. De spreiding is groot, alle ingangen worden genoemd als plaats waar men binnen komt. In Figuur 8 (grafiek) en Figuur 10 (op kaart) zijn alle locaties vermeld die vaker dan 5 keer genoemd worden als entree.
10
FIGUUR 8: LOCATIE BINNENRIJDEN GNR
De meeste mensen rijden rechtstreeks vanaf de plaats waar het paard gestald staat naar het GNR terrein: 87% komt te paard. 13% geeft aan met het paard in de trailer naar een ingang van het GNR te komen. Een deel van die groep komt ook wel rechtstreeks te paard. Er zijn 23 mensen die altijd met het paard in de trailer reizen, dit is 10% van het totaal. Dit is de groep die behoefte heeft aan parkeervoorzieningen voor auto met trailer bij de ingang van de natuurgebieden.
FIGUUR 9: HOE WORDT HET GNR VANAF DE STAL BEREIKT
Als plaats waar deze mensen met trailer aankomen, wordt het Spanderswoud 11 keer genoemd, de Hoorneboegse Heide 4 keer en De Zuid 3 keer. Dit zijn blijkbaar de plaatsen waar het meest behoefte is om te parken (of zijn het enige plekken waar goed geparkeerd kan worden? – dit is niet uit de resultaten af te leiden).
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
11
FIGUUR 10 KAART MET LOCATIES ENTREE
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
3.8 TEVREDENHEID Als het gaat om tevredenheid over paardrijden in het GNR scoort 70% aan de groene kant (52% is tevreden en 18% zeer tevreden). 16% van de mensen is neutraal en verder is 10 ontevreden en 4% zeer ontevreden. De redenen van ontevredenheid komen in de volgende paragrafen aan bod.
12
FIGUUR 11: SCORE TEVREDENEHEID
FIGUUR 12: GEMIDDELDE SCORE GNR T.O.V. LANDELIJK
De tevredenheid is uitgedrukt op een 5-punts schaal op basis waarvan een gemiddelde score is te berekenen (zeer ontevreden = 1 tot zeer tevreden = 5). In het landelijke onderzoek van de KNHS bleek de tevredenheid van zowel ruiters als menners op gemiddeld 3,3 uit te komen. Let wel: een flink deel van de respondenten van dat onderzoek had überhaupt geen mogelijkheden om buiten te rijden, behalve op de openbare verharde weg.
In het GNR is de gemiddelde tevredenheid met 3,7 aanmerkelijk hoger dan het landelijk gemiddelde. Blijkbaar worden de paardrijmogelijkheden in de natuurterreinen zeer gewaardeerd. Wat wel opvalt, is het grote verschil tussen ruiters en menners. Onder ruiters is de gemiddelde tevredenheid 3,9 maar onder de menners is het 3,2 zelfs lager dan het landelijk gemiddelde. Dit is een belangrijk aandachtspunt. Op de volgende pagina is de tevredenheidsscore (Figuur 11) uitgesplitst voor de groepen ruiters en menners. Er wordt maar weinig in grote groepen paard gereden. Meer dan de helft van de mensen rijdt zelfs alleen. Vrijwel alle anderen in kleine groepjes.
FIGUUR 13: BUITEN RIJDEN ALLEEN OF IN GROEPEN
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
In onderstaande figuren is de tevredenheid onder de ruiters en onder de menners uitgesplitst. De ruiters – verreweg de grootste groep – geven een beeld dat logischerwijs vergelijkbaar is met het totale gemiddelde.
13
FIGUUR 14 SCORE TEVREDENHEID RUITERS
Onder de menner is de beeld duidelijk anders. Hier scoort 30% aan de ontevreden kant, waarvan 8% zelf “Zeer ontevreden”.
FIGUUR 15 SCORE TEVREDENEHEID MENNERS
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
3.9 BLIJ MET BOS EN HEI – FAVORIETE PLEKKEN Op de vraag naar de meest favoriete plekken in het GNR zijn de grotere heidegebieden en de grote bosgebieden het meest genoemd. De Westerheide, de Zuiderheide en de Hoorneboegse Heide scoren hoog, hoewel de hekjes nog wel kritiek oogsten (zie vervolg van deze rapportage)
14
Bosgebieden zoals De Zuid en het Spanderswoud zijn vooral populair omdat er grotere afstanden ongestoord afgelegd kunnen zonder veel obstakels.
FIGUUR 16: FAVORIETE TERREINEN OP KAART EN IN GRAFIEK
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
3.10 CONFLICTEN EN SAMEN GENIETEN Op de vraag “Heeft u wel eens conflicten bij het maken van buitenritten doordat anderen op u reageren?” antwoordt 57% dat er geen of nauwelijks problemen zijn. Ruim 10% krijgt wel eens opmerkingen dat er gereden wordt op plaatsen waar het niet mag en over zowel uitwerpselen als andere overlast wordt ieder 5% wel eens aangesproken.
15
Ruim 20% kruist aan dat er andere FIGUUR 17: CONFLICTEN conflicten zijn en dat gaat het in de overgrote meerderheid van de gevallen over mountainbikers of honden(uitlaters). Dit zijn ook onderwerpen die veel genoemd worden bij de vraag “Wat vindt u er van om samen met wandelaars, fietsers en andere recreanten de natuurterreinen te gebruiken?” Op deze en andere onderwerpen wordt verder ingegaan in Hoofdstuk 4.
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
3.11 LENGTE BUITENRITTEN Een gemiddelde buitenrit duurt 5 kwartier (75 minuten). Dit komt overeen met het gemiddelde in het landelijk onderzoek. Menners rijden over het algemeen wat langer, gemiddeld een uur en drie kwartier. De grafiek geeft een overzicht van de lengte van de ritten. Er is duidelijk behoefte om korte ritjes van ongeveer een uur te maken vanuit de stal.
16
FIGUUR 18: LENGTE BUITENRIT IN MINUTEN
De behoefte aan langere tochten is veel kleiner. Een deel van de paardensporters maakt af een toe een langere tocht of gaat dan met het paard in de trailer ergens heen. Een kleine groep maakt lange ritten voor specifieke training, hier zijn de terreinen van het GNR minder geschikt voor omdat ze kleinschaliger zijn dan bijvoorbeeld de duinen of de Veluwe. Driekwart van de mensen is tevreden tot zeer tevreden over de lengte van de ritten die men kan maken. 18% is neutraal en 10% is ontevreden over de lengte van de rit. Bij de opmerkingen is te zien dat deze groep zich vooral stoort aan het op- en afstappen en openen/sluiten van de hekjes bij begrazingsgebieden.
Het tempo van de buitenritten bestaat gemiddeld uit de helft in stap, een derde deel draf en een zesde deel galop. Dit komt overeen met het landelijke gemiddelde dat paardensporters aangeven. Overigens bestaat de indruk dat veel mensen het tempo wat overschatten. Per uur 10 minuten in galop en 20 minuten in draf is vrij veel.
FIGUUR 19: TEMPO BUITENRITTEN IN MINUTEN PER GANG
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
3.12 BEOORDELING VAN BEHEER, INFORMATIE, ETC. Aan de respondenten is gevraag om op een 5-punts schaal (1- zeer slecht, 5-zeer goed) een beoordeling te geven over verschillende zaken. De figuur geeft hiervan een beeld.
17
FIGUUR 20: BEOORDELNG BEHEER EN INFORMATIE
Opvallend is de hoge waardering voor de gedragsregels die gelden in het Goois Natuurreservaat. Blijkbaar worden duidelijke regels op prijs gesteld. In de opmerkingen bij deze vraag komt wel vaak naar voren dat niet iedereen zich aan de regels houdt, vooral andere groepen recreanten niet. Het merendeel van de scores schommelt rond het gemiddelde van 3, dus niet echt negatief of positief. Opvallen is de lage score voor de gesteldheid van de bodem. Dit gaat volgens het bijgeschreven commentaar zowel over paden die te zwaar zijn (droog, mul zand) als over paden die te nat zijn (modder, sporen). Verder met name opmerkingen over snoeiwerkzaamheden, onduidelijke bewegwijzering en het gebruik van de klaphekken. In het volgende hoofdstuk wordt hier verder op ingegaan.
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
3.13 TERREINEN MET KNELPUNTEN
18
FIGUUR 21: LOCATIES MET KNELPUNTEN
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
De kaart in Figuur 21: Locaties met knelpunten, geeft een overzicht van de terreinen waarbij de meeste knelpunten zijn aangegeven. De zijn ook in onderstaande figuur vermeld.
19
Voor een beschrijving van de genoemde knelpunten per terrein wordt verwezen naar de bij dit rapport behorende bijlage.
Veurink Projecten
September 2013
Nulmeting recreatieve paardensport
4 ANALYSE WENSEN EN KNELPUNTEN In Hoofdstuk 3 Resultaten is een beschrijving gegeven van de resultaten van de uitgevoerde enquête. Dit heeft een inventariserend karakter en de gegevens zij zoveel mogelijk kwantitatief verwerkt om daarmee een vergelijkingsbasis te hebben en de omvang van bijvoorbeeld de verschillende wensen en knelpunten in te kunnen schatten. Het is opvallend dat er bij de enquêtes heel veel commentaar is bijgeschreven. De paardensporters blijken zeer gemotiveerd te zijn om hun tips, wensen en knelpunten kenbaar te maken. Het voert te ver alle opmerkingen in dit rapport op te nemen. Ze zijn daarom in een aparte bijlage gebundeld. Op grond van al deze opmerkingen is een ‘Top 12’ opgesteld met alle opmerkingen die het vaakst zijn gemeld. Deze zijn in de figuur vermeld.
FIGUUR 22: TOP-12 MEEST GEMAAKTE OPMERKINGEN
Op basis van deze inventarisatie zijn gesprekken gevoerd met individuele paardensporters en met vertegenwoordigers van bedrijven (maneges en pensionstallen) om de knelpunten en wensen verder toe te lichten en uit te diepen. Ook is een gesprek gevoerd met de beheerders van het Goois Natuurreservaat om de opmerkingen in de juiste context te kunnen plaatsen. De volgende paragrafen geven een overzicht van de belangrijkste aandachtspunten. Op basis hiervan zijn in hoofdstuk 5 conclusies en aanbevelingen geformuleerd.
4.1 TERREINBEHEER Opvallend is dat maar liefst 46% van de geënquêteerde op een of ander wijze opmerkingen maakt die te maken hebben met de bodemgesteldheid. Paden zijn te nat (modder, blubber, insporing, rotte bladeren, glad), te zwaar (mul zand, uitgesleten), ongelijkmatig (kuilen, stenen, afval) of te droog (stuiven). De natuurbrug wordt daarbij ook vaak genoemd. 9% van alle respondenten heeft hier klachten over. Op het gebied van beheer zijn er ook veel opmerkingen over de begroeiing. Overhangende takken, begroeide randen van de paden, niet opgeruimde takken of uitstekende wortels.
Veurink Projecten
September 2013
20
Nulmeting recreatieve paardensport
Bij al deze opmerkingen over het beheer kan een nuancering gemaakt worden. Uiteraard moet de situatie in het terrein veilig zijn. Het lijkt er bij een deel van de gemaakte opmerkingen echter op dat mensen zich niet realiseren dat er in de natuur gereden wordt. Daarbij horen wisselende terreinomstandigheden en aangepast gedrag, afhankelijk van deze omstandigheden. In een natuurgebied kan niet een geëgaliseerde en gedraineerde bodem verwacht worden zoals in de rijhal of buitenbak bij de manege. Het kan voorkomen dat het gewoon te nat is om ergens te rijden en er kan een tak omlaag hangen over het pad. En de kans dat een hoefijzer los raakt is groter in de natuur dan op een terrein dat voor paarden is ingericht. Op het gebied van communicatie, verwachtingen en houding van de paardensporters kan hier zowel vanuit GNR als vanuit de paardensporters aandacht aan gegeven worden. Dit wil niet zeggen dat alle opmerkingen over beheer terzijde gelegd kunnen worden. Er zijn zeker zaken die aandacht vragen. Zo blijken ruiters en menners soms verrast te worden door werkzaamheden, machines, rijplaten op ruiterpaden of diepe sporen door zwaar verkeer. Hoewel de beheerders van het GNR met borden, linten, etc. hier de aandacht op vestigen, is het toch niet altijd duidelijk. Wat betreft snoeiwerk en ander klein onderhoud kan overwogen worden om de gebruikers zelf medeverantwoordelijk te maken. Wellicht kan er vanuit de gebruikers een werkgroep geformeerd worden die met snoeischaar en zaag zelf klein onderhoud kan doen. Dit kan de betrokkenheid vergroten, de beheerders van het GNR ontlasten en het gebruiksplezier van de paden vergroten. De Natuurbrug Crailoo wordt nogal eens genoemd als knelpunt omdat het pad zwaar (mul) is en er veel soorten recreanten tegelijk passeren. Bij een veldbezoek leek de gesteldheid van de bodem overigens redelijk, maar bij wisselende weersomstandigheden kan dit variëren. Aanpassing van de situatie is lastig. Het is al mooi dat er via de natuurbrug een recreatieve verbinding is gerealiseerd. De ruimte is beperkt voor gebruik door zowel wandelaars, fietsers als paardensporters. Aanpassen van de bodem is niet eenvoudig en zou bovendien kunnen uitnodigen tot een hoger tempo wat op deze locatie minder gewenst is. Het lijkt het meest reëel dat de paardensporters accepteren dat de natuurbrug een verbinding die in een rustige stap genomen dient te worden.
4.2 OBSTAKELS EN AANSLUITING TERREINEN In het Goois Natuurreservaat staan veel hekken. Een feit waar moeilijk om heen te komen is. Er is gekozen voor natuurbeheer in natuurlijke eenheden met begrazing. Daarbij is het nodig rasters te plaatsen om de begrazingsgebieden. En daarmee is het gebruik van (klap)hekken voor de toegang onvermijdelijk. Verwijderen van de hekken is dus geen optie. Door een aantal mensen is voorgesteld om grote openzwaaiende hekken te plaatsen met een handel waarmee het vanuit het zadel geopend en gesloten kan worden. In andere gebieden, bijvoorbeeld op de Veluwe, worden deze hekken ook toegepast. De situatie in het Gooi is echter niet goed vergelijkbaar omdat er veel meer kleine beheereenheden zijn die wel of niet begraasd worden. Op de Veluwe gaat het enkele toegangspaden tot een zeer groot gebied. In het Gooi zou een groot aantal nieuwe hekken geplaatst moeten worden. Dit is zeer kostbaar en op veel plaatsen is de ruimte beperkt. Het compleet vervangen van de hekken wordt door de beheerder van het GNR niet haalbaar geacht. Een aantal mensen heeft de opmerking gemaakt dat de klaphekjes vroeger voorzien waren van een omhoog stekende stang of stok. Daardoor kon het hek met enige handigheid vanaf het paard Veurink Projecten
September 2013
21
Nulmeting recreatieve paardensport
geopend en gesloten worden. De ervaringen waren redelijk goed, men zou deze voorziening graag weer terug zien. Naast de hekjes zijn er ook veel opmerkingen over de opstappaaltjes. Op zich is dit een gewaardeerde voorziening, de locatie waar de paaltjes staan wordt soms niet handig gevonden i.v.m. de wijze van opstijgen of de aanwezigheid van andere borden of verkeersroutes. Nu is het niet zo dat alleen het gemak van de ruiter de plaats bepaald, ook met veiligheid en andere zaken moet rekening worden gehouden. Dit is een onderwerp dat goed door een gebruikersgroep beoordeeld zou kunnen worden en vervolgens besproken met de beheerders van het GNR. Zowel over de aansluiting van de paardenpaden binnen het GNR als over de aansluiting naar andere gebieden, worden opmerkingen gemaakt. In de waardering zijn de scores hiervoor gemiddeld neutraal, maar er worden wel verschillende kritische kanttekeningen geplaatst. Voor het GNR zal het lastig zijn om verbindingen naar andere gebieden te verbeteren. Vaak liggen er openbare wegen of stukken bebouwing tussen, waar men geen invloed op heeft. Op enkele plaatsen zijn voorzieningen getroffen, zoals een vanaf het paard te bedienen stoplicht bij de kruising bij het Tergooi ziekenhuis. Rond aansluitingen binnen het GNR is het wel mogelijk om zelf maatregelen te nemen. Veel pashouders kennen vooral hun ‘eigen gebiedje’ waar ze rijden, en zijn niet op de hoogte van de mogelijkheden in de rest van het GNR. Omdat bewegwijzering soms niet duidelijk is, is er een drempel om andere delen van het GNR te gaan verkennen. Commentaar en wensen richten zich vooral op twee zaken, de toegankelijkheid voor menners (volgende paragraaf) en de aanduiding in het veld. Op een aantal plaatsen zijn bordjes verdwenen of is niet duidelijk wat het wandelpad is wat het paardenpad. Uit de beschrijving is niet altijd duidelijk waar zich hiermee problemen voordoen. Dit zou een goed aandachtspunt kunnen zijn voor een eventueel op te richten werkgroep vanuit de paardensporters. Knelpunten inventariseren en in overleg treden met de GNR beheerder over aanpassingen.
4.3 TOEGANKELIJKHEID VOOR MENNERS De ontevredenheid onder de menners is een opvallende uitkomst van het onderzoek. De groep menners is niet echt groot, 6% van de respondenten is menner en 9% is zowel ruiter als menner. Waarschijnlijk is de groep relatief klein omdat de voorzieningen voor menners minder goed zijn dan voor ruiters. Het verbeteren van de voorzieningen voor menners is niet zo eenvoudig. De terreinen van het GNR zijn opgedeeld in veel beheereenheden en voor een menkar is een breder pad en een breder hek nodig. Er wordt gebruik gemaakt van de brede hekken die met een slot afsluitbaar zijn. Een goede optie om dit te verbeteren/vereenvoudigen is niet in beeld. Wel kan verkend worden of het aantal paden dat voor menners is opengesteld, vergroot kan worden. De mogelijkheden zijn nu beperkt en vaak is het niet mogelijk om een rondje te maken. Uitbreiding zou ook gevonden kunnen worden door een aantal ruiterpaden ook open te stellen voor menners. De koetsen zijn niet zo heel breed (veelal spoorbreedte 125 cm) en op een aantal paden lijkt de toegang goed te kunnen. Door enkele menners zijn er in de enquête voorstellen gedaan. Het kan een onderwerp zijn voor een eventueel in te stellen gebruikersgroep om zich daar mee bezig te houden.
Veurink Projecten
September 2013
22
Nulmeting recreatieve paardensport
4.4 INTERACTIE TUSSEN GROEPEN RECREANTEN Er zijn veel opmerkingen gemaakt over andere gebruikers van de natuurterreinen waar men zich aan stoort. Honden die niet onder appèl staan, felgekleurde mountainbikers die plotseling de bocht om komen flitsen, spelende kinderen op het ruiterpad of mensen met een wandelwagen. Vaak wordt gepleit voor hard optreden: alleen paardensporters op het ruiterpad en alle anderen bekeuren. Aan de andere kant: als het ruiterpad te nat of te mul is vinden veel ruiters dat ze mogen uitwijken naar het wandelpad en hebben er geen begrip voor als ze hier commentaar op krijgen. Dit blijft een lastig onderwerp. Nog strakker reguleren lijkt geen optie. In de gebieden staan al zoveel borden dat het de vraag is wat er hiervan gelezen wordt. Achter iedere boom een boswachter om mensen terecht te wijzen is ook lastig uitvoerbaar. De beheerders van het GNR doen een beroep op begrip, verdraagzaamheid en rekening houden met elkaar. Op de vraag “Wat vindt u er van om samen met andere recreanten de natuurterreinen te gebruiken?” antwoordt een aantal mensen al vanuit deze houding. Enkele reacties: “Het gaat goed wanneer iedereen respect voor andermans sport of recreatie heeft. Dus RUSTIG AAN” “Geen probleem. Meesten vinden het leuk als ik ze tegenkom. Rij rustig en maak soms een praatje” “Nee, het is een kwestie van tolerant zijn” Het werken aan deze houding lijkt meer kansrijk dan het uitbreiden van spelregels of controles. Wellicht kan een vorm van organisatie – een gebruikersgroep paardensport – hier een rol in vervullen. Deze groep zou aanspreekpunt kunnen zijn naar andere groepen van recreanten.
4.5 REGISTRATIE EN BETALING Er is kritiek op het feit dat de paardensporters als enige groep voor de toegang betalen. Dit is begrijpelijk, maar de argumenten op basis waarvan voor het huidige systeem is gekozen zijn dat ook. Het overgrote deel van de recreanten, ook in het GNR, bestaat uit wandelaars en fietsers. Hier is van oudsher de infrastructuur en de aanleg van voorzieningen op gericht. Openstelling is vaak zelfs wettelijk geregeld via de Natuurschoonwet of de (subsidie)regelingen voor natuurbeheer. Het GNR gaat er globaal genomen van uit dat de voorzieningen voor de recreatieve paardensport kostenneutraal moeten zijn. De extra kosten voor beheer en onderhoud worden gedekt door de inkomsten uit de verkoop van ruiter- en koetsierspassen. Vergeleken met andere (natuur)terreinen biedt het GNR ruime mogelijkheden voor de paardensport. De kosten van een ruiterpas zijn € 41,50 per jaar. Voor dit bedrag maakt de gemiddelde pashouder ongeveer 100 buitenritten. Gezien de mooie terreinen, de voorzieningen en de prijzen die elders worden gehanteerd, lijkt dit een redelijk bedrag. De kosten voor een koetsierspas zijn € 79,= per jaar. De kritiek hierop snijdt iets meer hout omdat het aantal paden voor menners duidelijk minder is dan voor ruiters en de kosten bijna het dubbele. Er zijn ook meer voorzieningen nodig voor de menners (breder pad, hekken), maar het is de vraag of die volledig aan de menners toegerekend kunnen worden. Het lijkt redelijk om de
Veurink Projecten
September 2013
23
Nulmeting recreatieve paardensport
prijs in relatie tot het aanbod nog eens te bezien. Overigens lijken de menners er meer voorkeur aan te geven om het aanbod te verbeteren dan de prijs te verlagen. Het GNR stelt een ruiter- of koetsiersbewijs verplicht. Dit is bij andere beheerders meestal niet het geval. De terreinen van het GNR worden echter veel intensiever gebruikt dan veel andere natuurgebieden, dus is het begrijpelijk dat het GNR enige zekerheid wil inbouwen wat betreft de vaardigheid en bekwaamheid van de paardensporters. Ook vanuit de georganiseerde paardensport wordt deze waarde aan het ruiter- en koetsiersbewijs toegekend. De KNHS is er voorstander dat recreatieve paardensporters beschikken voor een ruiter- of koetsiersbewijs. Dit vooral vanuit het oogpunt van veiligheid. Het lijkt dus redelijk om deze vereiste te handhaven. Een aantal mensen heeft kritiek op de pasjes. Lastig te bevestigen en lelijke gele flappen, daar komt het oordeel ongeveer op neer. Het GNR heeft in het verleden gekozen voor duidelijk herkenbare passen. Hierdoor is het voor controle niet nodig om mensen te vragen hun pas tevoorschijn te halen. Juist dit laatste wordt door veel mensen vervelend gevonden. De gele passen zorgen er voor dat meteen zichtbaar is iemand beschikt over een ruiter- of koetsierspas. Dit is in het eigen voordeel van de paardensporter. Toetsing in verdiepende interviews leerde dat de hinderlijkheid van het dragen van de passen over het algemeen geen zwaar punt is. Voorgesteld wordt het huidige systeem te handhaven.
4.6 EXTRA VOORZIENINGEN Naast de eerder genoemde wens om meer gelegenheid te krijgen voor menners, zijn er nog twee concrete wensen genoemd: 1. Is het mogelijk om natuurlijke hindernissen te maken? 2. Is het mogelijk om een waterpassage te maken? Deze vragen zijn besproken met de beheerders van het GNR waarbij gebleken is dat de uitvoerbaarheid niet eenvoudig is. Het is niet zeker of er geschikte locaties te vinden zijn en het is ook niet goed duidelijk wat de wensen zijn en waar deze voorzieningen aan dienen te voldoen. De veiligheid en aansprakelijkheid zijn belangrijke aandachtspunten. Toch is het de moeite waard om de mogelijkheden nader te verkennen. Daarbij zou de eventueel te vormen gebruikersgroep een rol kunnen spelen. Aan de risico’s van veiligheid en aansprakelijkheid zou tegemoet gekomen kunnen worden door de KNHS medeverantwoordelijkheid te geven bij de planvorming, aanleg en beheer. Wellicht kan ervaring worden opgedaan met enkele hindernissen naast en parallel aan een bestaand ruiterpad. De gebruikers kunnen dan naar eigen wens een hindernisje nemen of gewoon het pad volgen. Dan zijn er nog wensen die in kleiner aantal genoemd zijn en waarvan de omvang van de behoefte minder duidelijk is (een drinkbak, een aanbindplaats, een opstappaaltje op een iets andere plek, etc.). Dit zijn onderwerpen die bij uitstek geschikt zijn om eerst binnen de paardensporters in een gebruikersgroep te bespreken. Bij voldoende belang kan het vervolgens aan de GNR beheerder worden voorgelegd.
Veurink Projecten
September 2013
24
Nulmeting recreatieve paardensport
5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan geconcludeerd worden er veel gebruik wordt gemaakt van de terreinen van het GNR voor recreatief paardrijden en dat er volop van deze gelegenheid wordt genoten. Op veel plaatsen in Nederland, zo bleek uit een landelijk onderzoek van de KNHS in 2008, kan nauwelijks een buitenrit gemaakt worden. Veel mensen zijn aangewezen op wegbermen of moeten op de verharde weg hun rit maken. Hiermee vergeleken zijn de paden door de bossen en heidevelden van het GNR een geweldig mooie locatie voor de recreatieve paardensport. Dit wordt door de gebruikers ook zeer gewaardeerd. De ligging van deze fraaie terreinen in een verder behoorlijk verstedelijkte omgeving, heeft wel tot gevolg dat er een hoge recreatiedruk is. Wandelaars, fietsers, mountainbikers, hondenuitlaters, ruiters en menners, ze komen elkaar volop tegen. Dit geeft nogal wat ergernissen en soms ook conflicten. De spelregels die gelden in het GNR zijn helder en worden door de gebruikers hoog gewaardeerd. In de praktijk blijkt het echter lastig te zijn om ook iedereen zich aan de regels te laten houden. Dit levert nogal wat ergernissen op. De analyse en de gesprekken met de doelgroep en medewerkers van het GNR, hebben geleid tot een aantal aanbevelingen. Overigens hebben deze niet alleen betrekking op de organisatie van het GNR. Ook vanuit de paardensporters kan initiatief genomen worden om een aantal zaken aan te pakken. 1.
Gebruikersgroep Aanbevolen wordt om een gebruikersgroep of ander vertegenwoordigend platform in te stellen namens de paardensporters. Het is wenselijk om ook een vertegenwoordiging vanuit de maneges, verenigingen en pensionstallen op te nemen. Vanuit deze groep kan er één afvaardiging zijn naar de centrale klankbordgroep van het GNR. Verder is betrokkenheid gewenst van de KNHS al vertegenwoordigende koepelorganisatie. Paardensporters met wensen, klachten, opmerkingen, etc. kunnen in eerste instantie terecht bij een vast aanspreekpunt binnen de gebruikersgroep. Mogelijk kan deze de vraag zelf afhandelen, anders kan contact worden opgenomen met de beheerder van het GNR.
2.
Vast aanspreekpunt beheer Aanbevolen wordt om uit de beheerders van het GNR één persoon aan te wijzen als vast aanspreekpunt voor de paardensporters.
3.
Organiseren eigen verantwoordelijkheid Overweeg het vormen van een werkgroep met vrijwilligers, om klein onderhoud aan de ruiter- en menpaden in het terrein zelf op te pakken. De groep kan zich ook richten op het signaleren van gevaarlijke situaties, defecten, verdwenen of onduidelijke borden, etc. Voor grotere klussen, bijvoorbeeld een grote opknapbeurt in het voorjaar of najaar, zou een grotere groep paardensporters opgeroepen kunnen worden, begeleid door mensen vanuit het GNR.
4.
Interactie tussen gebruikers Er is veel ergernis tussen de verschillende recreantengroepen. Het stellen van striktere regels en strengere handhaving levert naar verwachting weinig verbetering. Aanbevolen wordt om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de groepen met elkaar in contact te brengen en meer begrip voor elkaar te laten krijgen. Bijvoorbeeld
Veurink Projecten
September 2013
25
Nulmeting recreatieve paardensport
door het organiseren van een gezamenlijk evenement en het zoeken van publiciteit over dit onderwerp. 5.
Werkzaamheden Nog meer aandacht geven aan het aankondigen en afbakenen van werkzaamheden in het terrein. Ook aannemers die worden ingehuurd er nadrukkelijk op wijzen dat ze aan het werk zijn in een terrein dat intensief door recreanten wordt gebruikt.
6.
Hekjes en opstappaaltjes Vervangen van de hekken door grotere openslaande hekken lijkt praktisch en financieel niet haalbaar. De mogelijkheid om de hekken te voorzien van een omhoog stekende stok, zodat het te paard geopend kan worden, wel onderzoeken. Verder kan in samenwerking met de paardensporters worden bezien of de locatie van de opstappaaltjes op enkele plaatsen kan worden verbeterd.
7.
Paardentoerisme De voorzieningen in het GNR zijn gericht recreanten, gebruikers uit de eigen regio. Gezien de doelstellingen van het GNR is dit een logische keuze. Mocht het wenselijk zijn om het paardentoerisme te stimuleren dan zijn extra voorzieningen gewenst op het gebied van parkeren, aansluiting routes en communicatie.
8.
Menpaden Aanbevolen wordt om te onderzoeken of er meer paden opengesteld kunnen worden voor menners.
9.
Hindernissen en waterpassages Aanbevolen wordt om te onderzoeken (bijvoorbeeld via een gebruikersgroep) of het haalbaar is om op enkele plaatsen in de terreinen een hindernis of waterpassage op te nemen.
10.
Communicatie Er blijkt nogal wat afstand te zijn tussen de paardensporters die de terreinen gebruiken en de beheerders van het GNR. Door het instellen van een gebruikersgroep (vanuit de paardensporters zelf) kan de communicatie verbeterd worden zonder dat het de beheerders veel inzet hoeft te kosten. Er ontstaat wel een korte lijn om wensen en knelpunten aan te kaarten. Aanbevolen wordt om de kaarten met ruiter- en koetsierspaden breder te verspreiden en om aandacht te besteden aan een duidelijke aanduiding van de paden in het veld.
Tot slot De recreatieve paardensporters vormen de enige groep die meebetaalt aan het gebruik van de terreinen. Dit schept extra verwachtingen bij de gebruikers en uit gesprekken met het GNR blijkt ook bereidheid om zich in te zetten voor mogelijke uitbreidingen en verbeteringen. Er ligt een uitdaging om hier samen vorm aan te geven, zodat ruiters en menners nog meer plezier kunnen beleven in de terreinen van het GNR.
Veurink Projecten
September 2013
26