86
C
1
blok 6
les 1
Hoeveel kaartjes zijn er verkocht? Een kaartje voor het circus kost € 18. Aan het eind van de dag zit er € 3816 in de kassa. Schat eerst het aantal. 3816 : 18 ≈ 4000 : 20 = Nu precies. Het kan zo:
Hulpsommen
3 8 1 6 : 1 8 = 2 1 2
Maar het kan ook korter:
1 × 1 8 = 1 8
1 8 0 0 − 1 0 0 ×
1 0 × 1 8 = 1 8 0
2 0 1 6
2 0 × 1 8 = 3 6 0
3 8 1 6 : 1 8 = 2 1 2 3 6 0 0 − 2 0 0 × 2 1 6
1 8 0 0 − 1 0 0 ×
1 8 0 −
2 1 6 1 8 0 −
3 6 3 6 −
1 0 ×
3 6 3 6 −
1 0 ×
2 ×
0 2 ×
0
2
Hoe vaak moet het busje rijden? Er moeten 290 pakketten bij klanten bezorgd worden. Het bestelbusje neemt per keer 8 pakketten mee. Schat eerst: 1×8=8 20 × 8 = 10 × 8 = 40 × 8 = Maak daarna de deelsom op de kortste manier. Wat doe je met de rest?
C
3
Schat eerst de uitkomsten. Reken de sommen daarna precies uit. 588 : 7 ≈ 1134 : 9 ≈
C
C
4
1638 : 18 ≈ 1519 : 26 ≈
Welke delingen komen niet uit op 0? Leg uit. 951 : 5
801 : 4
607 : 7
1241 : 10
480 : 4
444 : 8
werkschrift
blz. 52
maatschrift
blz. 32 en 33
999 : 3
computer
C
les 2 1
C
a
Reken uit. Vergeet niet te schatten. a 388 : 6 = 251 : 7 = 749 : 9 = 297 : 4 =
2
1410 3880 5161 6385
: : : :
12 = 18 = 16 = 13 =
Welke percentages horen erbij? Kies uit: 15%
aa
… %
5 CD
bc
6= 7= 12 = 14 =
Welke som hoort erbij? Je wisselt € 1,35 in munten van 5 cent. Hoeveel munten krijg je dan? b Bij de sportdag worden 234 kinderen ingedeeld in ploegen van 9 kinderen. Hoeveel ploegen zijn er dan? c 136 boeken worden verdeeld over 4 boekenplanken. Op elke plank evenveel boeken. Hoeveel boeken staan er op elke plank? d Op de kade staan 1640 pallets. Die worden vervoerd met vrachtauto’s waarop 30 pallets worden geladen. Hoeveel auto’s moeten hiervoor worden geladen?
7%
4 CD
: : : :
aa
b 3 CD
b 1588 1651 996 2184
blok 6
25%
1%
53%
b
c
… %
… %
99%
75%
bd
… %
Lees dit bericht. In groep 7 mochten de kinderen kiezen welk huisdier ze zouden nemen.
aa
15 kozen voor een poes 6 voor een hond 1 voor een cavia 3 wilden geen huisdier
bc
Teken de verdeling in een cirkeldiagram.
bd
Welke percentages horen daarbij?
Reken uit. 836 − 377 = 904 − 521 =
aa
Hoeveel kinderen deden aan het onderzoek mee?
b Teken de verdeling in een strook van 10 cm.
bc
b 1051 − 246 = 1246 − 372 =
werkschrift
blz. 52
2076 − 1849 = 3804 − 1361 =
computer
87
blok 6
88
C
1
les 3
Hoeveel is dat? a
C
d
2
b
In Rome kost een hotelkamer nu 7% minder dan vorig jaar.
3
Reken uit.
� 12
4
f
Ik voel me vandaag niet 100 procent.
a Wat moet je betalen als je overal 50% korting op krijgt? b Hoeveel betaal je met 30% korting? c Het horloge kost nu € 34. Hoeveel procent korting krijg je dan? Hoeveel kosten de wekker en de klok met dezelfde korting?
� 39
1 1% is 100 deel 1 × 200 = 2 1% van 200 = 100 7% van 200 = 7 × 2 = 14
a 1% van 100 = 1% van 300 = 1% van 1000 = 1% van 50 =
C
In 2008 verzuimden werknemers 4,1% van de werkdagen.
Reken met procenten.
€ 40
C
e
c
b 10% van 100 = 5% van 100 = 2% van 100 = 2% van 400 =
Beantwoord de vragen. Bij een onderzoek over vakanties was een van de vragen: ‘Als u voor een korte vakantie naar het buitenland bent geweest, welk land was dat dan?’ a Wat zijn ongeveer de percentages die bij de verschillende landen horen in het onderzoek van 2 jaar geleden? b Naar welke landen gingen vorig jaar meer mensen dan 2 jaar geleden? c Naar welke landen gingen vorig jaar minder mensen dan 2 jaar geleden?
werkschrift
blz. 53
maatschrift
c 3% van 700 = 12% van 700 = 24% van 200 = 16% van 300 =
2 jaar geleden België Luxemburg Frankrijk Vorig jaar
Groot-Brittannië Duitsland Overig
blz. 34 en 35
computer
C
les 4 1
a
20%
1.
66%
55%
30%
2.
3.
4.
bc
b Hoeveel procent is gekleurd? – De helft van de cirkel is gekleurd. – Een kwart van de cirkel is gekleurd. – Twee vijfde deel van de cirkel is gekleurd.
2
5.
Hoeveel procent is gekleurd? – Een derde deel van de cirkel is gekleurd. – Een achtste deel van de cirkel is gekleurd. – Vijf achtste deel van de cirkel is gekleurd.
Beantwoord de vragen. Korte vakanties in Nederland.
auto fiets trein, bus
�%
touringcar
��� %
aa
Welk vervoermiddel wordt het minst gebruikt? b Welk van deze vervoermiddelen wordt het meest gebruikt: de fiets, de trein of de touringcar? c Welke percentages horen bij de verschillende vervoermiddelen? d Hoeveel van de 1000 vakantiegangers gaan op de fiets?
b 3 CD
4 CD
89
Hoeveel procent is het? a Hoeveel procent is gekleurd in elke cirkel? Kies uit: 75%
C
blok 6
a
Reken om. a 3l =… 5l =… 2l =… 6 hl = …
cl dl ml l
b 2 l=… 0,5 l = … 0,7 l = … 0,45 l = …
Reken uit met je rekenmachine. b 0,5 × 1 = 0,5 × 0,5 = 0,5 × 0,5 = 1,5 × 1,5 = 0,5 × 1,5 = 2,5 × 2,5 =
aa
be
bd
c cl cl dl cl
9 hl = … 4,5 hl = … 150 l = … 50 l = …
c 3,5 × 3,5 = 4,5 × 4,5 = 5,5 × 5,5 =
l l hl hl
40 cl = … 75 cl = … 250 ml = … 15 dl = …
l l l l
bd 6,5 × 6,5 = 7,5 × 7,5 = 8,5 × 8,5 =
Wat valt je op bij b, c en d? Kun je ook zonder rekenmachine meteen zeggen wat het antwoord is van 9,5 × 9,5?
werkschrift
blz. 53
computer
blok 6
90
C
1
Reken onder elkaar uit. Vergeet niet om eerst te schatten.
aa
C
les 5 herhalen
2
b 759 : 9 = 551 : 6 = 778 : 8 =
Reken uit. a
b
a
392 : 7 = 1332 : 6 = 4278 : 6 =
Grijp uw kans! Appartement te huur op Texel. Voor 8 dagen € 392!!!
C
C
3
4
a
bd
c
3509 : 42 = 4035 : 53 = 7269 : 86 =
3648 : 12 = 9486 : 18 = 10 816 : 26 =
bc Hilbert en Kim maken in 16 dagen een fietstocht van 672 km.
We hebben hier 14 dagen gekampeerd voor € 364.
Hoeveel kost dat per dag?
Hoeveel is het per dag?
Reken uit. a 10% van 400 = 10% van 550 = 20% van 300 = 25% van 320 =
b 50% van 10% van 20% van 1% van
Hoeveel km is dat gemiddeld per dag?
bc … … … …
= 100 = 25 = 30 = 0,55
10% van 136 = 10% van 42,5 = 5% van 300 = 100% van 112 =
Beantwoord de vragen. Lange vakanties in het buitenland. Duitsland Groot-Brittannië Frankrijk Luxemburg België
a Noem een paar landen die horen bij ‘overig’. b Welke percentages horen bij België, Luxemburg, Groot-Brittannië en Duitsland? Kies uit: 2%, 5%, 6%, 9%, 20%.
Overig
5 CD
a
Reken uit. a 70 × 63 = 390 : 15 =
b
23 × 45 = 529 : 23 =
c
18 × 67 = 3477 : 61 =
les 5 oefenen 6 CD
b 10 000 10 000 8000 30 000
100 × 100 = 200 × 500 = 150 × 400 = 800 × 250 =
a
Reken uit. a 1 – 13 = 1 – 15 = 1 – 14 = 1 – 17 =
8 CD
9 CD
91
Reken uit. Reken handig als dat kan. Vergeet niet te schatten.
aa
7 CD
blok 6
100 = 50 = 400 = 150 =
– – – –
1 2 2 3 1 8 1 2
c 1 1 1 1
= = = =
Reken met tovervierkanten. a Neem over en vul ook de andere getallen in.
a
165 76 26 000 35
100 × 3,25 = 200 × 1,25 = 1000 × 0,03 = 1500 × 0,08 =
b 3 4 5 6 1 14 1 107
bd
c : : : :
bb
bd 1 3 2 5 1 8 1 6
– – – –
2 3 3 5 3 8 5 6
3 6 4 4
= = = =
1
8
15
1 5
7 10
3 5
…
…
…
15
9 10
1 2
1 10
2
…
4
15
2 5
3 10
4 5
15
15
15
15
blz. 116 - 119
– 1 34 = – 1 45 = – 1 103 = – 2 13 =
1 5
+
7 10
+ 35 =
b tussen 07.44 uur en 08.00 uur tussen 12.36 uur en 12.55 uur tussen 09.46 uur en 10.47 uur tussen 16.33 uur en 17.32 uur
bd
c tussen 02.44 uur en 03.56 uur tussen 19.04 uur en 20.01 uur tussen 22.32 uur en 23.04 uur tussen 10.16 uur en 17.07 uur
even snel
1 4 2 5 1 5 1 9
Schrijf alle sommen op.
…
Hoe groot is het tijdsverschil in uren en minuten? a tussen 08.30 uur en 09.00 uur tussen 06.45 uur en 07.00 uur tussen 11.15 uur en 11.45 uur tussen 16.10 uur en 16.50 uur
: 10 = : 100 = : 10 000 = : 1000 =
tussen 23.23 uur en 00.33 uur tussen 07.15 uur en 19.13 uur tussen 11.22 uur en 01.22 uur tussen 15.05 uur en 03.08 uur
verder
blz. 120 - 123
plus
blz. 124 - 127
computer
92
C
1
blok 6
2
Ik schat... 20 × 450 10 × 900 = 9000
Schat en vermenigvuldig. 23 × 448 =
4 4 2 1 3 4 8 9 6 1 0 3 0
C
les 6
8 3 x 4 0 4
Reken onder elkaar uit. Vergeet niet te schatten. 24 × 68 = 37 × 49 =
45 × 277 = 62 × 604 =
C
3
Reken uit. a Een auto rijdt 1 op 17. Er zit 45 liter in de tank. Hoeveel kilometer kan de auto daarmee rijden? b Fleur krijgt € 35 per dag voor oppassen. Zij heeft 23 dagen opgepast. Hoeveel heeft zij verdiend? c Nick bezorgt elke week 403 tijdschriften. Hoeveel tijdschriften bezorgt hij in 8 weken?
C
4
Schat of het meer of minder is. Welk teken moet er op de puntjes staan? Kies uit: <, > en = < betekent: is minder dan > betekent: is meer dan
C
a 27 × 41 … 1000 62 × 15 … 1000 18 × 56 … 1000 37 × 25 … 1000
5
b 41 × 51 … 2000 32 × 71 … 2100 49 × 51 … 2500 62 × 39 … 2400
Reken uit. Wat doe je met de komma? a b 5 × € 3,45 = 9 × € 6,54 = 7 × € 2,48 = 8 × € 3,76 =
werkschrift
blz. 54
c 12 × € 1,08 = 16 × € 3,44 =
maatschrift
c 98 × 101 … 10 000 39 × 495 … 20 000 71 × 294 … 20 000 52 × 580 … 30 000
d 14 × € 12,54 = 27 × € 23,27 =
blz. 38 en 39
computer
C
les 7 1
C
a
Reken onder elkaar uit. Vergeet niet te schatten. a 15 × 43 = 16 × 29 = 17 × 84 =
2
26 × 48 = 34 × 52 = 66 × 31 =
26 × 134 = 34 × 128 = 76 × 207 =
Lees de tarieven en reken uit. Er gaan 27 volwassenen mee. Hoeveel kost het? Schat het eerst. b Er gaan 123 kinderen mee. Hoeveel kost het? Schat het eerst. c De reisleider heeft € 840 ontvangen. Hoeveel volwassenen of kinderen kunnen er in de bus zitten?
a
Dagtocht per bus: Volwassenen € 35 Kinderen € 24
Zet de getallen op volgorde van klein naar groot. a b 0,7
0,1
0,5
0,9
2,3
1,8
0,7
4,0
0,52
0,26
0,33
0,81
5,16
4,87
5,60
4,78
bd
c
4 CD
93
bc
b
aa b
3 CD
blok 6
0,8
1,1
1
0,9
0,66
5,9
0,61
0,6
3,45
0,345
34,5
345
0,02
2
0,002
0,2
Reken met de gewichten van euromunten. munt
gewicht 2,30
3,90
munt
aa
gewicht 3,06
b c
4,10
b
d e
bf 5,74
7,80
7,50
8,50
werkschrift
Wat is de zwaarste munt? Wat is de op één na zwaarste munt? Hoeveel weegt de munt van 1 euro? Kies uit: 7,50 kg / 7,50 gram Hoeveel wegen alle munten samen? Bepaal het verschil in gewicht tussen de munten die naast elkaar staan. Een lege portemonnee weegt 45 gram. In de portemonnee zitten 3 munten van 2 euro, 5 munten van 1 euro, 5 munten van 50 cent en 4 munten van 5 cent. Hoe zwaar is de portemonnee nu?
blz. 54
computer
C
94 1
blok 6
les 8
Bereken de gemiddelde lengte. Samen bespreken. Gebruik een meetlint en een rekenmachine.
C
Wat is de gemiddelde lengte van de kinderen uit jouw groep?
2
Lees de grafiek af. De grafiek laat de gemiddelde lengte van mannen vanaf 1500 zien. lengte in cm ��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
Wat was de gemiddelde lengte tussen 1500 en 2000? Hoeveel centimeter langer zijn mannen geworden? Ging de toename steeds even snel?
���
C
��� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ���� ����
C
3
4
Bereken de gemiddelde lengte van deze kinderen. Gebruik je rekenmachine. Eva 143 cm
Linde 144 cm
Fleur 147 cm
Anouk 143 cm
Julia 140 cm
Stijn 142 cm
Lars 141 cm
Rachid 145 cm
Jesse 142 cm
Sander 138 cm
Wat kun je zeggen over het gemiddelde? – Mannen worden gemiddeld 76 jaar, vrouwen 81. – De gemiddelde lengte van Nederlandse mannen is 181,2 cm en die van vrouwen 168,3 cm. – Het gemiddelde gewicht van Nederlandse mannen is 82,3 kg en dat van vrouwen 69,8 kg. – De gemiddelde temperatuur in maart was 5,8 graden. – De gemiddelde surftijd op internet van 13- tot 34-jarigen is 10,6 uur per week. – Gemiddeld bezit een huishouden in 2009 4 spaarlampen. – Per dag gebruiken we in Nederland ruim 120 liter water per persoon. – Per jaar gooit iedere inwoner van Nederland circa 7 kg aan elektrische apparaten weg. werkschrift
blz. 55
maatschrift
blz. 40 en 41
computer
les 9
C
1
blok 6
95
Reken met temperaturen. Dit zijn de gemiddelde temperaturen per dag in 1 week: a Hoeveel graden temperatuurverschil was er maandag � ºC tussen de warmste en de koudste dag die week? dinsdag �� ºC woensdag � ºC b Wat was de gemiddelde temperatuur die week? � ºC donderdag � ºC c In welk seizoen zou deze week kunnen vallen? vrijdag � ºC d De week daarna was de gemiddelde zaterdag � ºC � ºC zondag � ºC weektemperatuur precies 8 ºC. Maak zelf een tabel met temperaturen van maandag tot en � ºC met zondag.
a b
C
2
Bereken het gemiddelde. a Naomi weegt 3 pakken koffie. Deze wegen 251 g, 249 g en 250 g. Wat is het gemiddelde gewicht van deze pakken? b Iris weegt 6 pakken koffie. Deze wegen 245 g, 255 g, 256 g, 249 g, 250 g en 251 g. Wat is het gemiddelde gewicht van deze pakken? c Max weegt 12 pakken koffie: 2 pakken van 250 g, 3 pakken van 249 g, 5 pakken van 252 g, 1 pak van 246 g en 1 pak van 247 g. Hoeveel wegen deze pakken samen? Wat is het gemiddelde gewicht?
a
b
3 CD
Welk kommagetal is ongeveer evenveel als de breuk? 1 2
aa
4 CD
kg
1 4
b
kg
2 3
c
b
3 7
d
kg
24 kg
0,59 kg
0,256 kg
0,241 kg
0,76 kg
6,66 kg
0,430 kg
0,403 kg
0,12 kg
0,52 kg
0,455 kg
4,225 kg
0,67 kg
0,06 kg
0,420 kg
0,482 kg
Reken uit.
aa
kg
Max.1000 kg
bc
b
Max. 4 ton
Een volwassene weegt gemiddeld 70 kg. Hoeveel volwassenen mogen maximaal in de lift?
Een bij weegt 101 gram. Hoeveel weegt een zwerm van 1200 bijen?
werkschrift
blz. 55
De olifant weegt ongeveer 5000 kg. Mag de olifant over deze brug? Leg je antwoord uit.
computer
blok 6
96
C
1
Reken onder elkaar uit. Vergeet niet te schatten. a 16 × 48 = 13 × 71 = 15 × 67 = 19 × 33 =
a
C
les 10 herhalen
2
a
bc
b 48 × 36 = 52 × 64 = 71 × 28 = 63 × 71 =
Reken uit wat het kost. Schat eerst. Bloemenwinkel Flora koopt in: a b
a
31 × 127 = 46 × 109 = 54 × 316 = 77 × 454 =
c
be
d
€ 9,90
40 kerststerren
C
3
35 bossen tulpen
12 vazen van € 9,90
Bekijk de grafiek. Het temperatuurverloop op een dag in mei. maximumtemperaturen
a
�� ��
16 ºC
17 ºC
�
��
��
��
��
��
��
Hoe lang zat de temperatuur boven het gemiddelde?
uur
Reken uit. Luuk heeft mooie cijfers voor rekenen gehaald: 7,8
b
15 ºC
��
bd
aa
36 vazen van € 8,12
Hoe laat was de temperatuur het hoogst? b Hoeveel graden was het om 5 uur ’s middags? c Wat was de gemiddelde temperatuur? Kies uit:
��
4
16 vazen van € 5,95
aa
°C ��
C
€ 8,12
€ 5,95
€ 3,50
€ 1,80
6,9
9,3
8,8
7,2
Wat was zijn hoogste cijfer? b Wat krijgt hij op zijn rapport, denk je? Hoe reken je dat uit? c Luuk krijgt nog 2 keer een cijfer. Dan is zijn gemiddelde precies 8,5. De eerste keer krijgt hij een 10. Welk cijfer kreeg hij de tweede keer?
les 10 oefenen
CD 5
Oh ja,
Reken uit.
a a1
9 1 5 2 10 2 3
6 CD
+ + +
4 9 2 5 7 10 1 3
1 8 1 8 3 5 1 6
=
3 4 7 10 5 6
7 CD
– – –
1 4 2 10 2 6
is
= = =
5 6 9 10 11 12
= = =
b d3
c + + + +
1 4 1 2 3 10 1 3
3 4 3 5 5 8 1 3
= = = =
Reken uit. Vereenvoudig de breuken zo veel mogelijk. a b c 7 1 1 1 – = – = 1 8 8 2 4
a
97
hetzelfde als 28 .
b +
1 4
blok 6
– – –
1 3 1 10 9 12
=
1
=
1
=
2
+ + + +
1 2 1 2 1 5 1 3
3 4 3 5 5 8 7 9
– – – –
=
4 7 8 2 5 3 4
= = =
3 4 1 8 3 10 1 56
=
+ … =2 + … =3 + … = 2 101 + … =2
bd1 3
=
5
=
8
=
5
8 1 4 1 3 1 6
–1 –3 –1 –3
3 4 1 2 1 4 1 3
3 8
= = = =
Bedenk zelf sommen. Gebruik deze getallen en rekensymbolen: 6
7
8
12
=
–
+
x
:
a Maak een som met als uitkomst 62, of kom er zo dicht mogelijk bij. Je mag de getallen maar 1 keer gebruiken. b Bedenk zelf met deze getallen een som met een andere uitkomst. Vertel een klasgenoot wat de uitkomst is en laat hem of haar de som erbij zoeken.
8 CD
Reken met omtrek en oppervlakte. Gebruik je liniaal.
b
aa
Meet de omtrek van de figuur. b Hoe heb je gerekend? c Wat is de oppervlakte van de figuur? d De figuur wordt verdubbeld: wat gebeurt er met de buitenomtrek en de oppervlakte?
even snel
blz. 116 - 119
verder
blz. 120 - 123
plus
blz. 124 - 127
computer
C
98 1
les 11
blok 6
Hoeveel weken zijn 658 dagen? Schat eerst: Een jaar heeft … dagen en dat zijn ruim … weken. 658 dagen: meer of minder dan 2 jaar? De verkorte deling
Staartdeling
6 5 8 : 7 = 9 4
7 / 6 5 8 \ 9 4 6 3
6 3 0 − 9 0 ×
2 8
2 8 2 8 −
2 8
4 ×
0
0
Hoeveel dagen zijn 1968 uren? Schat eerst: 24 uur is 1 dag (etmaal) 240 uur is … dagen 2400 uur is … dagen.
1200 uur is … dagen 1800 uur is … dagen Of: 1968 : 24 ≈ 2000 : 25 =
De verkorte deling
Hulpsommen
1 9 6 8 : 2 4 = 8 2
1 × 2 4 = 2 4
1 9 2 0 − 8 0 ×
1 0 × 2 4 = 2 4 0
4 8 4 8 −
2 ×
C
2
3
2 4 / 1 9 6 8 \ 8 2 1 9 2
2 0 × 2 4 = 4 8 0
4 8
4 0 × 2 4 = 9 6 0
4 8
8 0 × 2 4 = 1 9 2 0
0
C
Staartdeling
Schat eerst de uitkomsten. Reken de sommen daarna precies uit. 850 : 17 ≈ 1189 : 29 ≈
0
1000 : 45 ≈ 1234 : 34 ≈
Welke delingen komen niet uit op een heel getal? Leg je antwoord uit. 863 : 52 =
2220 : 40 =
747 : 70 =
1452 : 33 =
6435 : 35 =
2867 : 61 =
werkschrift
blz. 56
maatschrift
blz. 44 en 45
computer
les 12
C
C
1
blok 6
2
Schat eerst en reken het dan zelf na. Controleer met je rekenmachine. de som
ongeveer
echte uitkomst
rekenmachine
aa
822 : 9
810 : 9 = 90
91 r 3
…
b
845 : 18
…
46 r 17
…
bc
1781 : 52
…
34 r 13
…
Reken uit. Roy schildert een schutting.
a a
b
3 CD
Hij moet 369 m2 schilderen. a Hoeveel vierkante meter kan hij met 1 bus schilderen? b De schutting is 2 meter hoog. Hoe breed is dan het stuk dat hij kan schilderen totdat de bus leeg is? c Hoeveel bussen verf heeft hij nodig voor de hele schutting? d De schutting is aan beide zijden geschilderd. Hoe lang is die schutting dan? Rond af op hele meters.
Reken uit.
aa
4 CD
bc
b 5 × € 1,26 = 7 × € 3,36 = 4 × € 7,68 = 6 × € 5,33 =
3 × € 0,29 = 4 × € 0,53 = 6 × € 0,32 = 9 × € 0,76 =
4 × € 1,17 = 7 × € 2,05 = 8 × € 3,54 = 6 × € 2,48 =
Hoeveel tegels zijn het? 1
2
3
4
5
6
b
b
aa
Uit hoeveel tegels bestaan deze vloertjes? b Uit hoeveel tegels bestaan de volgende 5 vloertjes? c Uit hoeveel tegels bestaat het 15e vloertje uit de rij? d Weet je dan ook het 25e vloertje? werkschrift
blz. 56
computer
99
blok 6
100
C
1
les 13
Kijk naar deze tijdlijn. eerste breuken (Egypte)
���� v. Chr.
���� v. Chr.
Romeinse cijfers (I, II, III)
���� v. Chr.
Arabische cijfers kommagetallen (�, �, �) (�,���) �
����
���� het cijfer �
schoolplicht
In welke eeuw was het?
Hoeveel dagen zitten er in een jaar?
t mr
apr
me i
f eb
jun
Een jaar duurt 365 dagen.
Niet altijd. Soms 366 dagen.
Eigenlijk zou elk jaar 365,242199 dagen moeten duren.
jan
jul aug
c de
3
1648: Einde 80-jarige oorlog 1971: Geboorte prinses Máxima 1464: Eerste vergadering van de Staten-Generaal 1533: Geboorte Willem van Oranje 814: Karel de Grote sterft 1621: Oprichting West-Indische Compagnie 1898-1948: Regeringsperiode koningin Wilhelmina 1296: Graaf Floris V door de edelen vermoord 2003: Geboorte prinses Catharina-Amalia 1917: Russische revolutie
nov
C
a b c d e f g h i j
okt
2
werkschrift
p se
C
Hoe lang staan de hunebedden er al? Hoe lang moeten Nederlandse schoolkinderen al verplicht naar school?
blz. 57
maatschrift
blz. 46 en 47
computer
les 14
C
1
blok 6
101
Vergelijk de kortste en de langste dag. zon op: 05.18 zon onder: 22.03
Zomer, 21 juni
zon op: 08.46 zon onder: 16.30
Winter, 21 december
aa
Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 juni ongeveer? Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 december ongeveer? b Hoelang duurt de dag precies op 21 juni? En op 21 december? c Hoeveel uren en minuten later dan op 21 juni is de zonsopkomst op 21 december? Hoeveel uren en minuten eerder gaat de zon dan onder?
b
C
2
Wel of geen schrikkeljaar? a Hoeveel dagen duren deze jaren elk?
a
2011
b 3 CD
4 CD
a
2012
2013
2014
b 25 februari en 3 maart vallen op dezelfde dag. Is het een schrikkeljaar? c 2016 en 2060 zijn schrikkeljaren. Hoeveel schrikkeljaren zitten daartussen?
Reken uit. a 1 × 0,40 = 2 0,5 × 0,40 = 0,5 × 0,60 = 0,5 × 0,90 =
b
c
1 10
1 5
× 0,70 = 0,1 × 0,70 = 0,1 × 0,90 = 0,1 × 0,60 =
b d1
× 0,50 = 0,2 × 0,50 = 0,2 × 0,80 = 0,2 × 0,40 =
× 0,8 = 4 0,25 × 0,8 = 0,25 × 0,4 = 0,25 × 0,12 =
Zet de getallen op volgorde: van klein naar groot. Tel daarna de getallen in elk vak op.
aa
0,3
0,1
0,5
0,7
b
0,21
0,31
0,2
0,3
c
0,9
0,07
0,45
0,7
bd
3,05
5,03
5,3
0,53
werkschrift
blz. 57
computer
3,5
blok 6
102
C
1
Schat eerst de uitkomsten. Reken daarna de sommen precies uit. Controleer met je rekenmachine.
aa b
bc
C
2
a
C
3
les 15 herhalen
de som
ongeveer
echte uitkomst
rekenmachine
598 : 6
…
…
…
178 : 9
…
…
…
898 : 31
…
…
…
453 : 92
…
…
…
1251 : 59
…
…
…
1577 : 41
…
…
…
Welke delingen komen niet uit op een heel getal? Leg je antwoord uit. a 602 : 6 … , want … 189 : 9 … , want … b
729 : 15 … , want … 1427 : 12 … , want …
bc
1900 : 25 … , want … 9900 : 98 … , want …
Reken met leeftijden.
10 juni 2010
C
Yasmin is geboren op 15-3-1998. Haar broer Wesley op 8-8-1995. Hun moeder op 1-7-1970.
4
aa
Hoe oud is Yasmin? Kijk naar de kalender.
b Hoe oud zijn Wesley en de moeder van Yasmin en Wesley?
bc
Hoeveel jaren, maanden en dagen is Yasmin jonger dan Wesley?
aa
Schrijf de data anders.
Reken met tijd. Wegens vakantie gesloten van 18-07-'10 tot en met 01-08-'10
b Hoeveel dagen is de winkel gesloten?
bc
De eerste vakantiedag valt op zondag. Op welke dag gaat de winkel weer open?
les 15 oefenen 5 CD
Hoeveel moet je betalen? Gebruik je rekenmachine.
aa
6 CD
0,865 kg
Reken uit.
7 CD
a
Bereken de oppervlakte. Reken handig. a
De oppervlakte van het zwarte deel is 125 mm2. Wat is de oppervlakte van het witte deel?
8 CD
a
3 5 6 12 3 8 5 6
deel van 40 = deel van 120 = deel van 400 = deel van 90 =
blz. 116 - 119
2 3 3 7 3 5 4 5
deel van 1050 = deel van 840 = deel van 1000 = deel van 750 =
bc
b
De zwarte en de witte hokjes zijn samen 1800 mm2. Hoeveel mm2 zijn de zwarte samen?
Reken uit. Reken handig als het kan. Vergeet niet te schatten. a b 77 – 19 = 81 – 15 – 25 = 105 – 58 = 113 – 27 – 43 = 1013 – 499 = 601 – 153 – 148 = 533 – 366 = 933 – 172 – 227 = even snel
2,035 kg
bc
b deel van 120 = deel van 80 = deel van 150 = deel van 250 =
bd
c € 1,34
1,409 kg
aa
1 2 1 4 1 5 3 10
103
� 1,55 per kilo
b € 2,18
0,50 kg
blok 6
verder
blz. 120 - 123
De zwarte en de witte hokjes zijn samen 1600 mm2. Hoeveel mm2 zijn de zwarte samen?
bc 6× 7× 5= 9 × 10 × 11 = 14 × 15 × 16 = 13 × 14 × 15 = plus
blz. 124 - 127
computer
les 16
104 blok 6
C
1
Verdeel de pizza. de helft van 3 4 1 2 1 2 1 2
c
C
2
: 2=
3 8
deel van van ×
3 4
3 4
=
= 3 8
3 4
3 4 3 8
3 8
= =
3 8 6 8
a
1 2
d 1 12 pizza. Verdeel met z’n drieën.
pizza. Verdeel met z’n vieren.
Welk deel is oranje? a
b
1 3
b
pizza. Verdeel met z’n tweeën.
pizza. Verdeel met z’n drieën.
2 3
e
c
pizza. Verdeel met z’n tweeën.
d
Welke sommen horen erbij? Kies uit: 1 4
C
C
3
4
×
1 4
1 4
=
Reken uit. a 1 1 3 van 3 = 1 3 2 van 4 =
×
1 3
1 2
=
b 1 5 1 4
×
1 4
1 3
=
c van van
5 10 1 13
1 2 1 2
= =
×
1 3
=
d × ×
1 3 1 4
1 4 1 4
= =
× ×
1 2 4 8
= =
Hoeveel glazen kun je vullen? a
b
c
d
e
� �� liter � liter
� liter
1 8
werkschrift
l
blz. 58
1 4
� liter
� liter
l 1 8
l
maatschrift
1 4
l
blz. 50 en 51
1 8
l
computer
1 4
l
C
les 17 1
C
a
Verdeel de stukken pizza met z’n vieren. Hoeveel krijgt ieder? Schrijf steeds de som op. a b c
2
blok 6
bd
105
be
Verdeel de stukken pizza met z’n drieën. Hoeveel krijgt ieder? Schrijf steeds de som op.
aa 3 CD
b
bd
c
a
Reken deze tafelsommen met kommagetallen uit. a Schrijf de antwoorden van de tafel van 7 naast elkaar. Schrijf daaronder de antwoorden van de tafel van 0,7. b Schrijf de antwoorden van de tafel van 12 naast elkaar. Schrijf daaronder de antwoorden van de tafel van 1,2. c Schrijf de antwoorden van de tafel van 1,5 naast elkaar. Schrijf daaronder de antwoorden van de tafel van 0,15.
b 4 CD
5 CD
a
Reken uit. a 7 × 1,20 m = … 5 × 2,30 m = … 8 × 2,40 m = … 6 × 3,10 m = …
a
m m m m
b 4 × 1,3 = 7 × 1,6 = 9 × 3,4 = 3 × 6,1 =
c 11 × 3,3 = 14 × 2,6 = 18 × 4,2 = 19 × 5,4 =
Betaal gepast. Gebruik zo weinig mogelijk briefjes en munten. a b
� 45
€ 59
werkschrift
bd 6 × 13,7 = 8 × 15,1 = 8 × 14,6 = 4 × 25,9 =
bd
c
€ 0,75
blz. 58
€ 2,80
computer
les 18
C
106 blok 6 1
Bekijk deze temperatuurgrafiek. ºC �� �� �� �� Maandgemiddelde �� ��,� °C (normaal ��,� °C) �� Laagste �,� °C (��e)
�� �
Hoogste ��,� °C (��e)
C
� � � � � � � � � � �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� Temperatuurverloop De Bilt, juli ���� (KNMI) �-daagse norm min. temp gem. temp max. temp
C
2
C
3
4
Beantwoord de vragen over de tabel. a In welke maand kan deze week vallen? b Wat was de warmste dag in deze week? c Wat was de koudste dag in deze week? d Schat de gemiddelde temperatuur in hele graden. e Bereken het gemiddelde met 1 decimaal (1 cijfer achter de komma).
Teken zelf een grafiek. Maak een staafgrafiek bij het temperatuuroverzicht uit opgave 2. Teken op de verticale as de temperaturen van 14 ºC tot 25 ºC. Gebruik ruitjespapier en een liniaal.
ºC �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� �� ��
Bekijk deze temperatuurgrafiek.
ma
di
maandag
16,1 ˚C
dinsdag
15,0 ˚C
woensdag
19,6 ˚C
donderdag
20,5 ˚C
vrijdag
22,9 ˚C
zaterdag
21,1 ˚C
zondag
18,3 ˚C
wo
do
vr
za
a Wat stelt de paarse lijn voor? b Wat stelt de oranje rechte lijn voor? c Van links naar rechts loopt die lijn een beetje naar beneden. Waarom, denk je? d Welke maand zou dit kunnen zijn?
ºC �� �� �� �� �� �� �� � �
�
�
werkschrift
�
��
��
��
blz. 59
��
��
��
��
��
maatschrift
blz. 52 en 53
computer
zo
C
les 19 1
Bekijk deze temperatuurgrafiek. Maximum- en minimumtemperaturen in week 27.
aa
Op welke dag was de temperatuur het hoogst? b Op welke dag was de temperatuur het laagst? c Op welke dag was het verschil tussen de maximum- en minimumtemperatuur het grootst? d Op de warmste dag was de gemiddelde temperatuur 24 ºC. Op de koudste dag 15 ºC. Wat zijn de gemiddelde temperaturen op de andere dagen?
ºC �� maximum
a
��
�� minimum
b
��
��
�
C
blok 6
2
ma
di
wo
do
vr
za
zo
Lees de grafiek van een fietstocht af. km ��
aa
Hoe lang heeft de fietstocht geduurd?
ab
Hoeveel kilometer lang was de tocht?
��
c Hoeveel kilometer is er na 1 uur afgelegd?
��
d Hoeveel kilometer is er in het tweede uur afgelegd?
��
e In welk uur was de snelheid het kleinst?
��
f �
�
3 CD
Wanneer was de snelheid het grootst?
bg
Wat was de gemiddelde snelheid?
Reken uit.
aa
5×€3 = 5 × € 0,30 = 9×€7 = 9 × € 0,70 =
4 CD
uur
�
a
Reken uit. a 1 3 5 + 5 = 2 4
+
1 – 1 –
1 4 1 3 2 5
b 5×3 = 5 × 0,3 = 9×7 = 9 × 0,7 =
c 6 × 0,4 = 6 × 0,04 = 4 × 0,3 = 4 × 0,03 =
b d1
b
c
bd
=
1 6 3 10
=
2 –
=
3 –
+ +
4 6 4 10 1 2 1 23
= = = =
2 3 1 3 3 4 2 5
werkschrift
+ + – –
2 3 1 4 1 3 3 10
× 0,8 = 2 0,5 × 0,6 = 1 × 0,70 = 2 0,5 × 0,9 =
1 4 2 3 5 12 4 6
= = = = blz. 59
+ + – –
1 6 1 6 1 4 6 9
= = = = computer
107
les 20 herhalen
108 blok 6
C
1
a
C
2
Verdeel de pizza’s met z’n tweeën. Hoeveel krijgt ieder? Schrijf steeds de som op. a b c
bd
3−12 l melk −34 l slagroom ne 1−14 kg margari er 1 ik 3−2 kg su −14 l zure room
Reken met gewicht en inhoud.
1 8
1 kg suiker
aa
l zure room
1 4
1 2
kg margarine
l melk
1 4
l slagroom
Van alle artikelen koop je er 3. Hoeveel kilo of liter is dat?
b Hoeveel van alles heb je voor dit boodschappenlijstje nodig?
bc
Op de verpakkingen staan de getallen: 0,125
250
0,5
0,25
1
C
Bij welke artikelen horen die getallen? Zet de goede maateenheid erbij.
3
Bekijk deze temperatuurgrafiek.
aa
ºC �� maximum
a
��
� minimum �
�
–�
ma
di
wo
do
vr
za
zo
b
Op welke dag was de temperatuur het hoogst? b Op welke dag was de temperatuur het laagst? c Op welke dag was het verschil tussen maximum- en minimumtemperatuur het grootst? d Wat is de gemiddelde temperatuur op de koudste en op de warmste dag?
les 20 oefenen 4 CD
Hoeveel ruimte hebben de kippen? Gebruik je rekenmachine.
blok 6
109
1 m2 = 10 000 cm2
Bio-industrie
Scharrel
Biologisch
20 tot 25 kippen op 1 m2
Maximaal 13 op 1 m2
Maximaal 7 op 1 m2
– Vloer bedekt met strooisel – Geen daglicht, vaak 23 uur kunstlicht – Geen uitloop
– Vloer volledig bedekt met strooisel – Daglicht in de stal, max. 16 uur kunstlicht – 10 uur per dag toegang tot begroeide uitloop
(vanaf een leeftijd van 6 weken) – Minimaal 50% strooisel – Daglicht in de stal, max. 15 uur kunstlicht – Toegang tot meer dan 50% begroeide uitloop
Bron: Het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren
a Hoeveel cm2 ruimte heeft een kip in de bio-industrie? b Hoeveel cm2 ruimte heeft een scharrelkip? c Hoeveel cm2 ruimte heeft een biologische kip?
5 CD
6 CD
a
Reken uit. a 100 × 1,25 = 200 × 1,25 = 25 : 10 = 25 : 100 =
b 100 × 3,33 = 200 × 3,33 = 3,6 : 10 = 3,6 : 100 =
bd
c 1,54 + 1,46 = 2,37 + 2,63 = 2,39 – 1,38 = 3,44 – 0,45 =
10,25 + 10,75 = 11,33 + 21,67 = 38,82 – 10,80 = 47,35 – 37,34 =
Welke breuk hoort erbij?
aa
130
135
b
bd
c
125 120 115 110 105 100 95
1,20 m
90 85
1,25 kg
80 40
7 CD
0,125 l
0,33 l
Schat eerst de uitkomsten. Reken daarna de sommen precies uit. Controleer de uitkomst met je rekenmachine. de som
ongeveer
echte uitkomst
rekenmachine
aa
343 : 5
…
…
…
b
802 : 16
…
…
…
bc
1826 : 29
…
…
…
even snel
blz. 116 - 119
verder
blz. 120 - 123
plus
blz. 124 - 127
computer
les 21
110 blok 6
C
1
Hoeveel krijgt de club? Grote Club-Fa
ncyfair
� 30
b!! 3% voor de clu
€ 340
€ 120 € 80
€ 190
€ 25
€ 10
C
2
€ 295
Bereken de rente.
C
RST-Bank gewone spaarrekening spaarjaar-rekening spaarvijfjaar-rekening spaartienjaar-rekening
3
rente 1% 2% 3% 4%
Bereken de rente. Neem de tabellen over en vul in. b a 1% rente
€ 200
C
€ 350
4
… …
Eva krijgt op haar tiende verjaardag van iedereen geld om te gaan sparen. Samen € 80. Hoeveel rente krijgt zij na 1 jaar?
c
2% rente € 150 € 85
2 12 % rente € 40
… …
€ 72
… …
Hoeveel rente? ABC-Bank
rente
gewone spaarrekening
1%
kleine spaarrekening
1 12 %
grote spaarrekening
3 12 %
kapitaalspaarrekening
werkschrift
blz. 60
Eva wil op elke spaarrekening € 20 zetten. Hoeveel rente krijgt zij na 1 jaar?
4%
maatschrift
blz. 56 en 57
computer
les 22
C
C
1
a
Reken uit. a 1% van € 600 = 1% van € 50 = 1% van € 135 = 1% van € 18 =
2
c 5% van € 300 = 5% van € 120 = 5% van € 150 = 5% van € 15 =
b 2% van € 200 = 2% van € 20 = 2% van € 14 = 2% van € 49 =
blok 6 bd1 2 2 2 2
2% 1 2% 1 2% 1 2%
111
van € 100 = van € 1000 = van € 400 = van € 120 =
Lees de berichten en reken uit.
Buurtblad
~~~ ’t Weeknieuws ~~~ 80% VOOR AFSLUITING VAN DE FLORAWEG Slechts 15% is tegen en 5% had geen mening.
De meeste bewoners zijn voor afsluiting van de Floraweg voor gemotoriseerd verkeer. Voor: 640 stemmen Tegen: 125 stemmen Geen mening: 36 stemmen
aa b
3 CD
a
Reken uit. a 1 m – 50 cm = 1 m – … 1 m – 10 cm = 1 m – … 1 m – 20 cm = 1 m – … 1 m – 90 cm = 1 m – …
Hoeveel mensen hebben hun stem uitgebracht? b Hoeveel is 1% van de stemmen? Rond de uitkomst af. c Vergelijk beide berichten. Kloppen de cijfers?
m=… m=… m=… m=…
c 2,15 m – 4 cm = 2,15 m – … 3,26 m – 5 cm = 3,26 m – … 5,05 m – 1 cm = 5,05 m – … 7,87 m – 6 cm = 7,87 m – …
4 CD
b 1 m – 1 cm = 1 m – … 1 m – 5 cm = 1 m – … 1 m – 9 cm = 1 m – … 1 m – 15 cm = 1 m – …
m m m m
m=… m=… m=… m=…
m m m m
bd m=… m=… m=… m=…
m m m m
1,32 m – 1 dm = 1,32 m – … 4,36 m – 3 dm = 4,36 m – … 5,67 m – 5,5 dm = 5,67 m – … 0,96 m – 6,1 dm = 0,96 m – …
m=… m=… m=… m=…
m m m m
Hoeveel punten kun je gooien?
b
aa
Wat is het kleinste aantal punten dat je met 3 pijltjes kunt gooien? b Wat is het hoogste aantal punten dat je met 3 pijltjes kunt gooien? c Met de 3 pijltjes kun je niet precies 100 gooien. Hoe moet je gooien om zo dicht mogelijk bij de 100 te komen? d Verander 1 cijfer en zorg dat je wel gewoon 100 punten kunt scoren. Welk cijfer verander je? Hoe moet je gooien? werkschrift
blz. 60
36
30
42
computer
45 24
les 23
112 blok 6
C
1
Hoeveel kopjes kun je vullen? Hoeveel kopjes melk schenk je uit een pak van een halve liter?
50 cl : 10 cl = 5 dl : 1 dl = 0,5 l : 0,1 l =
0,6 0,8 0,4 1
: : : :
10 cl 1 dl 0,1 l
50 cl 5 dl 0,5 l
0,5
0,1 = 0,1 = 0,1 = 0,1 =
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,5 : 0,1 = 5
C
2
Hoeveel glazen kun je vullen? Hoeveel glazen drinkyoghurt schenk je uit een literpak?
100 cl 10 dl 1l
20 cl 2 dl 0,2 l 1
100 cl : 20 cl = 10 dl : 2 dl = 1 l : 0,2 l =
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
C
1 : 0,2 = 5
C
3
4
Reken uit. a 1 : 0,2 = 1 : 0,1 = 2 : 0,4 = 2 : 0,5 =
b 3 3 2 4
: : : :
c 0,9 0,6 0,8 0,8
0,5 = 0,3 = 0,2 = 0,5 =
: : : :
0,3 = 0,2 = 0,4 = 0,1 =
In hoeveel stukken zaag je de balk? Hoeveel korte balkjes zaag je van een balk van anderhalve meter? 25 cm 2,5 dm 0,25 m
150 cm 15 dm 1,5 m
1,5 0,25
0,25
0,25
0,25
1,5 : 0,25 = 6
werkschrift
blz. 61
0,25
0,25
150 cm : 25 cm = 15 dm : 2,5 dm = 1,5 m : 0,25 m = 1,5 : 0,25 = maatschrift
blz. 58 en 59
3 6 4,5 10
: : : :
0,25 = 0,25 = 0,25 = 0,25 = computer
les 24
C
1
blok 6
113
In hoeveel stukken zaag je de balk? Hoeveel korte balkjes zaag je van een balk van 0,75 meter? 75 cm 7,5 dm 0,75 m
15 cm 1,5 dm 0,15 m 0,75
0,15
0,15
0,15
0,15
75 cm : 15 cm = 7,5 dm : 1,5 dm = 0,75 m : 0,15 m =
0,15
C
0,75 : 0,15 = 5
2
3 CD
Reken uit. a €6 : 2=€ €3 : 2=€ € 1,50 : 2 = € € 0,50 : 2 = €
a
b 6 3 1,5 0,5
: : : :
0,15 = 0,15 = 0,15 = 0,15 =
bc : : : :
0,6 0,6 0,9 0,16
2= 2= 2= 2=
Hoeveel fietsen? In welk van deze 5 landen zijn de meeste fietsen? b In welke land zijn de minste fietsen? Hoeveel zijn dat er? c In welk land wordt het hoogste percentage fietsen gestolen? d Waar worden de meeste fietsen gestolen, in Nederland of Duitsland? Schat het eerst. Reken het daarna uit.
: : : :
6= 3= 3= 4=
ab a
b
Nederland ��
��
GrootBrittannië
�,� %
�,�
�
a
b 6,45 m + 1,5 m = … m 0,65 m + 0,35 m = … m
werkschrift
�,�
L �,� � Oostenrijk
Aantal Aantal fietsen gestolen in bezit fietsen* (in mil- (*= percentage joenen) van het totaal aantal fietsen)
Reken uit. a € 1,40 + € 3,10 = € 6,99 + € 3,01 =
��
Duitsland
België
4 CD
0,30 0,60 0,90 1,5
�,�
Bulgarije
bc
blz. 61
8 cm + 1,8 m = … m 1,05 m + 5 cm = … m
computer
C
114 blok 6 1
les 25 herhalen
Hoeveel vakantiegangers zijn het? Aantal vakantiegangers op de Waddeneilanden.
aa
Naar welk eiland gaan de meeste vakantiegangers?
ab
Naar welk eiland gaan de minste vakantiegangers?
Schiermonnikoog Ameland Terschelling
c Hoeveel procent van de vakantiegangers gaat naar Terschelling?
C
bd
C
2
3
a
Vlieland Texel
Gaan er meer of minder dan 500 van de 1000 mensen naar Texel en Vlieland samen? Hoe weet je dat?
Reken uit. a 1% van 400 = 3% van 500 = 7% van 200 = 8% van 50 =
b 1% van 20 = 10% van 20 = 7% van 20 = 7% van 200 =
bd
c 2 % van 50 = 6 % van 50 = 3 % van 60 = 1,5% van 60 =
4,5% van 300 = 5,5% van 900 = 1,5% van 80 = 2,5% van 10 =
Reken uit.
Boer Groenhof heeft een veestapel van 200 dieren. 7 10 deel koeien 1 5 deel kippen 5% paarden 4% varkens 1% ezels
aa a
Hoeveel procent koeien heeft de boer? Hoeveel procent kippen? b Welk deel van zijn vee zijn paarden? Kies uit: 1 5
deel
1 10
deel
1 20
deel
c Neem de tabel over en vul in.
aantal
bd
koeien
kippen
paarden
varkens
ezels
…
…
…
…
…
De boer verkoopt 100 koeien. Hoe is daarna de verdeling van zijn dieren in procenten?
C
les 25 oefenen 4
Reken uit. a 1 : 0,1 = 1 : 0,2 = 6 : 0,6 = 6 : 0,3 =
a
5 CD
b 0,4 0,4 0,4 0,8
: : : :
c 1,2 1,2 2,4 1,2
0,4 = 0,2 = 0,1 = 0,5 =
blok 6
115
bd : : : :
1 1,5 1,25 1,5
0,2 = 0,4 = 0,4 = 0,6 =
: : : :
0,25 = 0,25 = 0,25 = 0,75 =
Reken uit. Chocomelk �� stuks
EL OM C O CH
AS SIN
aa
6 CD
b 1500 flesjes. Hoeveel kratten heb je nodig? Hoeveel flesjes blijven er over?
1080 flessen frisdrank. Hoeveel kratten heb je nodig?
Verdubbel en halveer. Neem over en reken uit.
aa
dubbele prijs prijs halve prijs
7 CD
8 CD
a
Reken uit. a 10 × 1,50 = 10 × 0,40 = 10 × 1,42 = 100 × 1,42 =
b
a
€ 44
…
…
…
…
…
€ 32,50
€ 82,48
€ 60,54
€ 22,92
€ 72,88
…
…
…
…
…
…
b 75 750 7,5 75
1850 pakjes chocolademelk. Hoeveel dozen heb je nodig? Hoeveel pakjes blijven er over?
bc
b
…
bc
: : : :
10 = 10 = 10 = 100 =
bd
c 1,42 × 10 = 0,78 × 100 = 0,53 × 10 = 2,06 × 100 =
1,52 11,02 20,08 37,37
: : : :
10 = 100 = 10 = 100 =
Reken uit. a Samira spaart elke maand € 7,50. Hoeveel spaart zij per jaar? b Manja spaart elke maand een vast bedrag. Na een jaar heeft zij € 180. Hoeveel spaarde zij per maand? c Boris spaart elke week € 1,50. Hoeveel heeft hij na een jaar? d Julian spaart elke week een vast bedrag. Na een jaar heeft hij € 65. Hoeveel spaarde hij per week?
even snel
blz. 116 - 119
verder
blz. 120 - 123
plus
blz. 124 - 127
computer
116 blok 6 1 CD
Welke breuk is het? a 1 . 2 = 8 1 . 2 = 10 1 . 2 = 6 1 2
2 CD
3 CD
4 CD
5 CD
6 CD
=
. 4
even snel
b 1 3 1 3 1 3 1 3
c = 9. = 12. = 15. = 6.
Tel de breuken en kommagetallen op. Schrijf het antwoord als kommagetal. a b 1 1 1 0,1 + 100 = 2 + 5 = 1 1 1 0,5 + 5 = + 2 100 = 1 1 1 0,2 + 5 = 5 + 100 = 1 3 0,5 + 10 = 10 + 0,01 =
2 5 2 5 2 5 2 5
d = 10. = 20. = 15. = 50.
3 4 3 4 3 4 3 4
c 1 12 + 0,3 = 1 101 + 0,5 = 1 1,01 + 100 = 1,01 + 101 =
Maak breuken van de kommagetallen. Vereenvoudig daarna de breuk als dat kan. a b 20 3,2 = 3 102 = 3 51 3,20 = 3 100 = 10 4,6 = 8,10 = 8 100 = 80 5,5 = 4,80 = 4 100 = 50 1,4 = 5,50 = 5 100 =
= 8. = 12. = 20. = 16.
d 5,5 + 12 = 4 12 + 0,5 = 7 12 + 0,05 = 1 14 + 0,25 =
c 1,25 = 2,75 = 2,15 = 3,85 =
Reken uit. a 2 + 12 = 2 + 1,2 = 0,2 + 12 = 0,2 + 1,2 =
b 14 + 17 = 1,4 + 17 = 1,4 + 1,7 = 14 + 1,7 =
c 32 + 48 = 3,2 + 4,8 = 32 + 4,8 = 3,2 + 48 =
d 120 + 1,2 = 120 + 0,12 = 12 + 1,2 = 1,2 + 0,12 =
Reken uit. a 10 – 8 = 1 – 0,8 = 6–4 = 6 – 0,4 =
b 12 – 3 = 1,2 – 0,3 = 12 – 0,3 = 1,3 – 0,2 =
c 15 – 7 = 1,5 – 0,7 = 15 – 0,7 = 1,7 – 0,5 =
d 20 – 13 = 2 – 1,3 = 20 – 1,3 = 20,3 – 1 =
Reken uit. a 1 – 0,1 = 1 – 0,7 = 2 – 0,4 = 2 – 0,9 =
b 1 – 0,15 = 1 – 0,10 = 1 – 0,01 = 1 – 0,95 =
c 10 – 0,3 = 10 – 4,5 = 30 – 3,5 = 30 – 6,5 =
d 10 – 0,01 = 10 – 0,10 = 60 – 0,05 = 60 – 2,05 =
117 7 CD
8 CD
9 CD
C 10 D
C 11 D
C 12 D
Reken uit. a 6 × 10 = 6× 2= 6 × 12 = 60 × 12 =
b 8 × 10 = 8× 6= 8 × 16 = 80 × 16 =
c
Reken uit. Vermenigvuldig in elke som eerst de makkelijke getallen. a b 4 × 1,5 × 3 = 2 × 4,5 × 5 = 2 × 1,5 × 9 = 4 × 3,5 × 2 = 4 × 2,5 × 3 = 6 × 1,5 × 10 = 7 × 1,5 × 2 = 8 × 0,5 × 8 =
Reken uit. a 56 : 7 = 560 : 7 = 560 : 70 = 5,6 : 7 =
Reken uit. a 10 : 5 = 5 : 10 = 10 : 2 = 2 : 10 =
b
Reken uit. a 800 – 10 = 804 – 10 = 840 – 10 = 840 – 100 =
c 5 × 0,5 × 8 = 6 × 0,5 × 5 = 4 × 2,5 × 9 = 7 × 0,5 × 2 =
c
63 6300 6,3 630
b 100 50 100 25
Hoeveel munten krijg je? a Wissel voor b munten van 50 c. € 1 € 5 € 22 € 48
d 7 × 50 = 7× 2= 7 × 52 = 70 × 52 =
4 × 20 = 4× 3= 4 × 23 = 40 × 23 =
: : : :
: : : :
9= 90 = 9= 9=
50 = 100 = 25 = 100 =
Wissel voor munten van 20 c. € 2 € 7 € 15 € 20
b 83 000 – 10 = 3100 – 10 = 3010 – 10 = 3001 – 10 =
54 5,4 540 0,54
c 100 5 100 2
: : : :
9= 9= 90 = 9=
: 5= : 100 = : 2= : 100 =
d 48 480 0,48 4,8
d 50 10 50 2
: : : :
: : : :
6= 60 = 6= 6=
10 = 50 = 2= 25 =
c Wissel voor munten van 5 c. € 1 € 4 € 10 € 15
d Wissel voor munten van € 2. € 6 € 24 € 86 € 52
c 7000 – 100 = 7500 – 100 = 7050 – 100 = 7005 – 100 =
d 2000 – 100 = 2000 – 99 = 2000 – 101 = 2000 – 111 =
even snel
118 blok 6
C 13 D
C 14 D
C 15 D
Reken uit. a 234 + 300 = 234 + 299 = 234 + 301 = 234 + 298 =
b 846 + 200 = 846 + 201 = 846 + 199 = 846 + 302 =
d 706 – 300 = 706 – 302 = 706 – 299 = 706 – 698 =
Wissel in voor hele euro’s. a 10 × 20 c 2 × 50 c 20 × 10 c 80 × 5 c
b 15 × 20 c 16 × 50 c 80 × 5 c 70 × 10 c
Welk bedrag is het? c 60 munten van 2 c 40 munten van 5 c 35 munten van 20 c 21 munten van 50 c
d 150 munten van 2 c 320 munten van 5 c 110 munten van 20 c 250 munten van 50 c
Wat krijg je terug? Neem de tabel over en vul in. Het kost:
€ 0,85
€ 1,35
€ 3,45
€ 7,15 € 9,65 € 12,25
€ 18,85
€ 33,50
€ 41,95
Je betaalt met:
€1
€2
€5
€ 10
€ 10
€ 20
€ 50
€ 50
…
…
Je krijgt terug:
C 16 D
c 592 – 400 = 592 – 401 = 592 – 399 = 592 – 498 =
…
…
…
€ 20
…
…
…
Hoeveel kilogram is het? a 1 pak koffie weegt 250 g. aantal pakken
4
8
16
2
6
10
20
1
3
gewicht in kg
…
…
…
…
…
…
…
…
…
b 1 pakje thee weegt 100 g. aantal pakjes
10
5
1
4
50
25
20
15
26
gewicht in kg
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
119
C 17 D
C 18 D
19 CD
C 20 D
C 21 D
Hoeveel minuten duurt het programma? aanvangstijd
20.15
19.35
23.30
14.55
22.10
13.03
00.45
19.22
10.03
einde
21.00
20.10
00.25
15.10
23.05
14.02
01.02
19.30
10.30
aantal minuten
…
…
…
…
…
…
…
…
…
Wat is de snelheid in kilometer per uur? a b 40 km in 20 minuten 3 km in 30 minuten 8 km in 3 minuten 4 km in 10 minuten 40 km in 1 minuut 2 km in 2 minuten 8 km in 4 minuten 6 km in 15 minuten
Hoeveel procent is het? a 1 op de 2 is … % 1 op de 4 is … % 1 op de 10 is … % 1 op de 5 is … %
b 2 op de 4 is … 2 op de 2 is … 2 op de 10 is … 2 op de 5 is …
c 3000 m in 5 minuten 500 m in 10 minuten 100 m in 2 minuten 1500 m in 6 minuten
c % % % %
3 op de 6 is … 4 op de 8 is … 10 op de 20 is … 8 op de 8 is …
d 3 op de 4 is … 6 op de 8 is … 25 op de 100 is … 40 op de 50 is …
% % % %
Wat worden de nieuwe prijzen? a € 10 met 10% korting wordt € … € 10 met 20% korting wordt € … € 10 met 25% korting wordt € … € 10 met 50% korting wordt € …
b € 5 met 10% korting wordt € € 5 met 20% korting wordt € € 5 met 25% korting wordt € € 5 met 50% korting wordt €
… … … …
c € 50 met 10% korting wordt € € 50 met 20% korting wordt € € 50 met 25% korting wordt € € 50 met 50% korting wordt €
d € 1 met 5% korting wordt € € 1 met 10% korting wordt € € 1 met 15% korting wordt € € 1 met 25% korting wordt €
… … … …
… … … …
% % % %
Het hoeveelste deel ongeveer zijn de percentages? Schrijf het als breuk. 20% is precies 15 deel. 18%, 19%, 21% en 22% zijn ongeveer
1 5
deel.
percentage
49%
52%
24%
11%
21%
74%
89%
48%
39%
26%
deel (ongeveer)
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
kwismeester
120 blok 6 1 CD
2 CD
3 CD
4 CD
5 CD
6 CD
verder
Reken uit. Schat eerst de uitkomst. a b 368 : 8 = 308 : 9 = 938 : 7 = 436 : 6 = 1296 : 6 = 345 : 8 =
c 3648 : 6 = 8736 : 7 = 19 224 : 9 =
d 3752 : 9 = 2071 : 6 = 1613 : 5 =
Welke som hoort erbij? a Je wisselt € 2,45 in munten van 5 cent. Hoeveel munten krijg je dan? b De bloemist heeft 315 rozen besteld. Hij maakt boeketten van 7 rozen. Hoeveel boeketten maakt hij? c 224 bonbons worden verpakt in doosjes. In elk doosje kunnen 4 bonbons. Hoeveel doosjes zijn er nodig? d Op de kade staan 576 containers. Die worden vervoerd met vrachtauto’s. Op elke vrachtauto kunnen 8 containers. Hoeveel vrachtauto’s moeten er worden geladen?
Reken uit. a 1% van 300 = 7% van 300 = 12% van 300 = 16% van 300 =
b 1% van 50 = 9% van 50 = 24% van 50 = 48% van 50 =
c
Reken uit. a 1% van 400 = 1% van 1000 = 1% van 600 = 1% van 10 000 =
b 1% van 10 = 1% van 40 = 1% van 70 = 1% van 90 =
c
1% van 150 = 6% van 150 = 22% van 150 = 76% van 150 =
4% van 200 = 7% van 300 = 14% van 500 = 21% van 200 =
d 1% van 125 = 4% van 125 = 48% van 125 = 96% van 125 =
d 6% van 50 = 9% van 20 = 52% van 20 = 36% van 1000 =
Schat of het meer, minder of evenveel is. Kies het goede symbool: > (meer), < (minder) of = . a b 9 × 19 … 10 × 17 51 × 41 … 50 × 40 8 × 15 … 4 × 30 10 × 82 … 20 × 41 11 × 9 … 10 × 10 19 × 32 … 20 × 30 21 × 19 … 20 × 20 51 × 49 … 50 × 50
c 198 × 301 … 200 × 300 201 × 302 … 200 × 300 152 × 402 … 304 × 201 99 × 507 … 33 × 1521
Reken uit. Schat eerst de uitkomst. a 14 × 58 = 15 × 32 = 17 × 61 = 19 × 53 =
c 24 × 136 = 56 × 241 = 72 × 309 = 41 × 555 =
b 36 × 48 = 54 × 61 = 73 × 56 = 84 × 89 =
121 7 CD
Reken met kilometers. a Schrijf op hoe de kilometerteller verder draait. Maandag wordt 144 km gereden. Dinsdag wordt 75 km gereden. Woensdag wordt 306 km gereden. Donderdag wordt 241 km gereden. Vrijdag wordt 204 km gereden. b Hoeveel kilometer is er die week in totaal gereden? c Wat is het gemiddelde aantal kilometers per dag?
9
8
6
7
7
… … … … … … … … … … … … … … … … … … … … … … … … …
8 CD
9 CD
C 10 D
Reken het gemiddelde uit. Gebruik je rekenmachine. Een personenauto rijdt gemiddeld per jaar ongeveer 16 000 km. Rond af op hele getallen. a Hoeveel kilometer is dat per maand? b Hoeveel kilometer is dat per week? c Hoeveel kilometer is dat per dag?
Reken uit. Schat eerst het antwoord. a b 279 : 9 = 1350 : 50 = 984 : 8 = 3710 : 70 = 3114 : 6 = 274 : 8 =
Bedenk de som erbij en reken uit. a 600 potten jam worden verpakt in dozen. In elke doos kunnen 24 potten. Hoeveel dozen heb je nodig? b Er komen 16 000 flessen van de band. In een krat gaan 12 flessen. Hoeveel kratten heb je nodig? c Een vrachtauto rijdt deze kratten naar het magazijn. Hij laadt 200 kratten per keer. Hoe vaak moet hij rijden?
c 2870 : 14 = 6946 : 23 = 3290 : 14 =
d 3763 : 71 = 1323 : 49 = 1780 : 25 =
verder
122 blok 6
C 11 D C 12 D
Welke tijden horen bij elkaar? a Het is net 7 uur geweest. b Het is bijna 5 uur. c Het is even over half 9. d Het is precies kwart voor 8. Bij welke eeuw horen deze jaartallen? 732
…
C 13 D
1153
1648
…
…
2010
…
…
In hoeveel stukken zaag ik de balk? 750 cm
15 cm
75 dm
1,5 dm
7,5 m
0,15 m
a 60 cm : 15 cm = 6 dm : 1,5 dm = 0,6 m : 0,15 dm =
C 14 D
1945
b 450 cm : 15 cm = 45 dm : 1,5 dm = 4,5 m : 0,15 m =
Reken met treintijden.
c 1,60 m : 0,32 m = 28 dm : 0,7 m = 240 cm : 1,2 m =
Station Amersfoort
V
Tijd ��:��
Deventer
A
��:��
Deventer
V
��:��
Hengelo Hengelo
A V
��:�� ��:��
Enschede Drienerlo
Enschede
b Hoelang duurt het met de internationale trein en de stoptrein?
Station Amersfoort Enschede
c Hoeveel tijd heb je om over te stappen van de internationale trein op de stoptrein? Reken uit. a 1 2 : 2 = 1 2 1 2 1 2
×
1 2
=
: 3= ×
1 3
=
c
3 4 3 4 1 4 1 4
9 10 9 10 8 9 8 9
×
1 2
=
: 2= ×
1 2
=
�b �a
Stoptrein
��:��
A
��:��
�
V A
Tijd ��:�� ��:��
Spoor � �
Reistijd: �:��, met � maal overstappen
b : 2=
Soort Int. trein
Reistijd: �:��, met � maal overstappen
a Hoelang duurt de reis met de intercity?
C 15 D
Spoor �
d : 3= ×
1 3
=
: 4= ×
1 4
=
1 3 1 2 1 2 3 4
×1 ×2 ×1 ×2
1 2 1 2 1 3 1 2
= = = =
Soort Intercity
123
inhoud fles
1l
1l
inhoud glas
1 2
1 4
aantal glazen
…
l
1 2
l
…
2l
2l
2l
1 8
1 4
1 5
l
…
l
…
l
…
1 2
2 1 2
l
…
l
1 2
1 1 8
l
…
l
2l 2 5
l
…
l
…
�
Terschelling
6,4
1,9
Den Helder
6,2
0,6
Rotterdam
4,6
1,8
Vlissingen
4,9
3,5
Leeuwarden
5,3
2,2
�
Eelde
4,5
1,8
�
Twente
1,4
1,0
Lelystad
3,0
1,0
Schiphol
5,3
0,9
De Bilt
2,5
1,3
Eindhoven
1,3
0,8
Maastricht
0,7
0,3
� �
ht
n
lt
ric
M
aa
st
ho
ve
Bi e
D
nd Ei
ol ph hi
Sc
ta
d
e
lys
e ld
nt
Le
Tw e
rd
Ee
en
n ge
wa eu
in
Le
rd
am
iss Vl
de
tte Ro
he
el
lli
ng
r
�
H
15/01
en
14/01
�
D
min.
temperaturen
max.
�
a b c d
Wanneer was deze tabel op Teletekst? Waar zijn de 2 hoogste maximumtemperaturen gemeten? In welke plaats was de maximumtemperatuur het laagst? In welke plaats was het verschil tussen de maximum- en minimumtemperatuur het grootst? e In welke plaats was het verschil tussen maximum- en minimumtemperatuur precies 3,1 ºC?
Hoeveel is het?
6% van de auto’s heeft geen goede verlichting. Van de 801 gecontroleerde auto’s was bij 49 auto’s de verlichting niet in orde.
C 19 D
l
Bekijk de tabel en de grafiek. Teletekst 15 jan. ’09
C 18 D
1 2
1
sc
C 17 D
Hoeveel glazen kun je vullen? Neem de tabel over en vul in.
Te r
C 16 D
a Hoeveel auto’s is 1% ongeveer? b Hoeveel is 6% dan? c Klopt die 6% uit het artikel dan ongeveer?
Wat is meer? a 1 2 of 45%
b 0,9 of 91%
c 40% van 300 of 25% van 400
1 4
of 30%
0,03 of 30%
1% van 1000 of 2% van 600
1 5
of 25%
0,9 of 85%
5% van 400 of 4% van 500
7 10
of 60%
0,8 of 75%
75% van 80 of 100% van 50
124 blok 6 1 CD
2 CD
plus
Wat is de omtrek? André knipt een vierkant vel papier met een omtrek van 40 cm in 2 stukken. Beide stukken zijn rechthoeken. Een van de rechthoeken heeft een omtrek van 32 cm. Wat is de omtrek van de andere rechthoek?
Reken uit. a De Efteling krijgt 3,2 miljoen bezoekers per jaar. Hoeveel zijn dat er gemiddeld per dag? Gebruik je rekenmachine. Rond af op een honderdtal. b Bij de waterachtbaan De Vliegende Hollander staat een wachtrij van ongeveer 100 mensen voor je. Elke 28 seconden vertrekt er een sloep waarin 14 personen kunnen. Hoe lang duurt het ongeveer voordat je naar binnen kunt?
3 CD
4 CD
Reken de afstand uit. Bij een totale zonsverduistering schuift de maan voor de zon en bedekt hem precies. De doorsnede van de zon is 400 keer zo groot als die van de maan. De zon is 150 miljoen km van ons vandaan. Hoe groot is de afstand tussen de aarde en de maan?
Ken je de tafel van 1089? 1 × 1089 = 1089 2 × 1089 = 2178 3 × 1089 = ... Schrijf de hele tafel uit tot en met 10 × 1089. Gebruik je rekenmachine. Kijk goed naar de uitkomsten. Wat valt je op?
125 5 CD
6 CD
7 CD
Maak de deelsom op 2 manieren. Met de rekenmachine: 750 : 18 = Wat is de rest als je die deling op papier uitrekent? Hoe reken je zonder die deling uit te voeren?
Hoeveel kilometer was de Tour? Carlos Sastre won de Tour de France in 2008. Hij deed er 87 uur, 52 minuten en 52 seconden over. Zijn gemiddelde was 39,7 km per uur. Hoe lang was de Tour in 2008? Rond af op een honderdtal.
Kijk goed naar deze sommen. 7 4 9
5 6 9 4
8 5 3 + 1 6 0 2
Ik zie niets bijzonders.
Moet je maar goed kijken.
3 x 1 7 0 8 2
Zie jij het ook? Zijn er nog meer van zulke sommen?
8 CD
9 CD
C 10 D
Reken uit. a Wat is meer: 9 × 87 654 321 of 8 × 97 654 321? Hoe groot is het verschil? b Jelle is vandaag nog 3 keer zo oud als zijn zusje Sophie. Ze zijn allebei morgen jarig. Morgen is Jelle dan nog maar 2 keer zo oud. Hoe oud zijn Jelle en Sophie vandaag?
Reken handig uit. Vergeet niet te schatten. a 14 × 29 = 15 × 62 = 16 × 128 = 24 × 37 =
b 631 – 198 = 977 – 788 = 5002 – 2005 = 9666 – 6999 =
c 2424 1275 123,2 2997
: : : :
6= 25 = 5= 3=
Reken uit. Kees Klaps schaatst een tocht van 60 km. Om 1 uur is hij halverwege. Een half uur later heeft hij al 23 van de tocht achter de rug. a Hoe laat gaat hij over de finish? b Hoe hard schaatst hij gemiddeld per uur?
plus
126 blok 6
C 11 D
Wat is voordeliger? Kies uit: 1. Eerst de btw erbij tellen en dan de korting berekenen over het nieuwe bedrag. 2. Eerst de korting eraf trekken en dan de btw berekenen over het nieuwe bedrag. Hoe reken jij?
0 € 150
Prijs 19% btw sief exclu korting! 20%
C 12 D
Bereken de inhoud.
�� cm
1 �� cm
�� cm
�� cm
2
3 �� cm
�� cm
�� cm
�� cm �� cm
a Welke kist heeft de grootste inhoud? b Hoeveel liter gaat er in elke kist? Rond af op hele getallen.
C 13 D
Reken met temperatuur. Temperatuur op 14 januari. Hoogste minimumtemperatuur 8,1 0C in 1930 Hoogste maximumtemperatuur 13,4 0C in 1975 Laagste minimumtemperatuur –15,2 0C in 1987 Laagste maximumtemperatuur –10,6 0C in 1987
C 14 D
Hoe reken jij? a In dit getal is 1 cijfer weggevallen. Je kunt het getal delen door 7 en 9. Welk cijfer is weggevallen? 25
C 15 D
3
a Hoe groot is het verschil tussen de hoogste en de laagste maximumtemperatuur? b Hoe groot is het verschil tussen de hoogste en de laagste minimumtemperatuur? c Hoe groot was het verschil tussen de laagste maximumtemperatuur en de laagste minimumtemperatuur op 14 januari 1987? d Wat was de gemiddelde temperatuur op 14 januari 1987?
b In het antwoord is de komma weggevallen. Waar moet hij staan?
167,5 × 84,36 = 141303
c Wat is de rest als je de deling uitvoert? Kun je dat ook handig uitrekenen?
4081 : 55 = 74,2
Zoek het geheime getal. Milan neemt een getal in gedachten. Het getal bestaat uit 3 verschillende cijfers. Het eerste cijfer is even. Als je de cijfers bij elkaar optelt, komt er 15 uit. Als je de cijfers met elkaar vermenigvuldigt, komt er 120 uit. Het getal is deelbaar door 12. Wat is het geheime getal?
127
C 16 D C 17 D
C 18 D
Hoeveel wegen de eieren? Nederland voerde in het jaar 2006 8,2 miljard eieren uit. Het gemiddelde ei weegt 61 gram. Hoeveel ton wegen die 8,2 miljard eieren samen?
Reken met oppervlakte. Het Waddengebied is het grootste natuurgebied in Nederland. Het is 223 030 ha groot. ’s Werelds grootste natuurgebied is het Amazonegebied in Zuid-Amerika. Het is 5,5 miljoen ha groot. a Hoeveel vierkante kilometer zijn deze gebieden? b Hoeveel keer is het Amazonegebied groter?
Bereken het gemiddelde van deze getallen. 365,24237
365,24201
365,24162
365,24274
365,242185
a Hoe heb je het uitgerekend? b Je kunt het gemiddelde heel handig uitrekenen. Weet jij hoe dat moet?
C 19 D C 20 D C 21 D
Hoe hard waaide het? Op 3 december 1999 waaide het op Terschelling 22 m/sec. In De Bilt 18 m/sec. Bereken de snelheden in km/u.
Maak getallen. Maak met de cijfers 1 tot en met 6 2 getallen van 3 cijfers. Doe het zo, dat het verschil tussen die getallen zo klein mogelijk is. Je mag elk cijfer maar 1 keer gebruiken.
Reken uit. 2 cd’s zijn even duur. De ene cd wordt 5% goedkoper, de andere wordt 15% duurder. Daardoor wordt de ene cd € 2 duurder dan de andere. Hoeveel euro gaat de duurste cd kosten?
plusschrift
Alles telt
Reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Auteurs: Els van den Bosch-Ploegh Brugt Krol Jeannette Nijs-van Noort Ad Plomp Wim Sweers Anne Coos Vuurmans Inhoudelijke redactie: Broodtekst redactie, Utrecht / Marieke van Osch Redactie: Fundamentaal, Culemborg Ontwerp: Criterium, Arnhem Opmaak: GrafiData, Deventer Vormgeving en beeldverwerving: LaVerbe, Nijmegen Illustraties: Anka Kresse - omslag LaVerbe - pagina 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27 ,28 ,29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61 Anjo Mutsaars - pagina 2, 4, 10, 14, 26, 32, 50 Fotografie: LaVerbe - pagina 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 18, 20, 21, 22, 23, 28, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 42, 46, 47, 48, 50, 56, 58, 60 Ron Steemers - omslag Istockphoto- pagina 17, 22, 28, 40 ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Onderwijs Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 17 ISBN 978 90 06 63180 7 Tweede druk, vijfde oplage, 2012 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012 De 2e editie van Alles telt is een volledige herziening van de 1e editie © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort De 1e editie van Alles telt is gebaseerd op Das Zahlenbuch © Ernst Klett Verlag GmbH, Stuttgart, Federal Republic of Germany Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
9 789006 632804