1
ɪntuɪt: ENGLISH TUTORING THROUGH IT OVP-aanvraag SURF 2005 11 mei 2005
Penvoerende instelling: Rijksuniversiteit Groningen
Partnerinstellingen: Universiteit Leiden Universiteit van Tilburg Radboud Universiteit Nijmegen Universiteit Maastricht Universiteit Utrecht
2
I Doelstelling II Omgeving van het Onderwijsvernieuwingsproject III Resultaten en criteria voor toetsing IV Risicoanalyse en risicomanagement V Continuering Bijlage 1: Begroting Bijlage 2: Deelresultaten en planning Bijlage 3: Persoonsgegevens en verklaringen
3 3 5 6 7 8 9 13
3
Intuit heeft als doelstelling het ontwerpen van een ICT-rijke leeromgeving voor de diagnostische toetsing, verbetering en begeleiding van de Engelse taalvaardigheid van studenten en docenten. Hiervoor worden flexibele leertrajecten ontwikkeld, die mogelijkheden bieden voor diagnostische toetsmomenten (ook ter bevordering van differentiatie), voor de ontwikkeling van de Engelstalige taalcompetenties, zowel niet plaats- en tijdgebonden als met groepsbijeenkomsten, en voor de controle van het eigen leerproces. Om deze leertrajecten te ondersteunen zal het Common European Framework (CEF) voor het leren van talen worden ingezet, dat verschillende competentieniveaus onderscheidt en in detail beschrijft, en het daarop gebaseerde European Language Portfolio for Higher Education (ELPHE). Beide instrumenten zijn onder auspiciën van de Raad van Europa ontwikkeld. Voor de docenten Engels zal een passend scholingsaanbod worden opgezet. Verschillende ICT-toepassingen zullen de leertrajecten ondersteunen: • voor diagnostische toetsing: Dialang, gebaseerd op de niveaus van het CEF. Daarnaast zullen andere toetsprogramma’s en toetsen, in Nederland en in het buitenland ontwikkeld, worden beoordeeld op bruikbaarheid. • voor verbetering van de taalcompetenties: bestaand en nieuw te ontwikkelen materiaal in Ellips en Blackboard. In Ellips, een semi-adaptief oefenprogramma gerealiseerd in het SURF-project Digitalenklas, zullen functionele wijzigingen worden aangebracht, zodat de taalleerders beter inzicht krijgen in de eigen prestaties en de taaldocenten de vorderingen van de doelgroep beter kunnen volgen. • voor de begeleiding: een (te ontwikkelen of aan te passen) digitaal portfolio, inhoudelijk gebaseerd op het ELPHE. De inhoud van dit portfolio zal ook op bruikbaarheid worden beoordeeld en zonodig aangepast.
Alle Nederlandse universiteiten en hogescholen staan middenin een ingrijpende ontwikkeling: de invoering van het Engels als werktaal in het onderwijs. Engels wordt langzamerhand de tweede taal in het tertiair onderwijs en wordt binnenkort de eerste taal in veel masteropleidingen (zie www.nuffic.nl: er worden 1000 Engelstalige studieprogramma’s aangeboden. Nederland is op het Europees vasteland het land met het grootste Engelstalige aanbod aan universitaire programma’s). Dit betekent dat veel wordt gevraagd van de Engelstalige competenties van studenten en docenten. Het is duidelijk dat de beheersing van het Engels een grote invloed heeft op de kwaliteit van het onderwijs. Instellingen zijn op dit moment bezig instrumenten te ontwikkelen zodat docenten en studenten hun Engelse taalvaardigheid kunnen verbeteren. Hierbij moet rekening worden gehouden met sterke individuele verschillen in de beheersing van het Engels. In sommige gevallen moet aan academische vaardigheden aandacht besteed worden (om werkstukken of teksten te schrijven of lezingen en presentaties te geven). In andere gevallen is specifiekere ondersteuning nodig voor de beheersing van taalstructuren, de verbreding van vakspecifiek vocabulaire, de verbetering van luistervaardigheid of uitspraak. Door de toenemende internationalisering wordt bovendien de instroom van studenten steeds heterogener en dit maakt de niveauverschillen in de Engelse taalvaardigheid nog groter. Binnen de talencentra van de deelnemende instellingen, die belast zijn met het verzorgen van Engels taalvaardigheidsonderwijs, bestaat grote behoefte om het onderwijs voor de betreffende doelgroepen te flexibiliseren door de gerichte inzet van ICT. Hoewel juist voor het Engels verschillende programma’s beschikbaar zijn, is van een systematische inzet van ICT bij het creëren van dergelijke flexibele leertrajecten voor cursisten Engels nog vrijwel nergens sprake. Dit vereist bovendien een aangepaste didactiek, waarmee veel docenten nog onvoldoende vertrouwd zijn. Daarnaast zijn veel beschikbare programma’s onvoldoende getest om te kunnen
4
beoordelen of ze bruikbaar zijn voor het gestelde doel. Tenslotte stelt het gebruik van verschillende programma’s binnen een samenhangende leeromgeving de betreffende talencentra voor verschillende technische problemen, die ze niet zelf kunnen overwinnen. Het vernieuwende aspect van dit project zit in de toepassing van een innoverend onderwijskundig concept op het gebied van het taalvaardigheidsonderwijs. In dit concept worden flexibele competentiegerichte trajecten ontwikkeld op basis van een digitaal portfolio, digitale diagnostische toetsing en digitale taalvaardigheidsopdrachten en -oefeningen. Het CEF (http://www.culture2.coe.int/portfolio/documents_intro/common_framework.html) dient hierbij als uitgangspunt voor de te verwerven competenties. Het CEF is universeler dan de Engelse toetsen TOEFL of IELTS, die nu nog vaak worden gebruikt. TOEFL en IELTS worden momenteel aan het CEF aangepast. Per 1 juli 2005 zal een nieuw TOEFL-examen beschikbaar komen dat scores mede in CEF-termen uitdrukt. Het ELPHE zal de basis vormen voor het digitaal portfolio dat tijdens de uitvoering van Intuit zal worden geïmplementeerd. Een essentiële component van de te ontwikkelen leertrajecten is het initieel en tussentijds toetsen van de eigen competenties. De onderwijsvisie die hieraan ten grondslag ligt is deels gebaseerd op de principes van autonoom leren (zie o.a. Little, D., Ridley, J., & Ushioda, E. (Eds.), 2003, Learner autonomy in the foreign language classroom: teacher, learner, curriculum and assessment. Dublin: Authentik). De term autonomie moet niet worden verward met individueel leren of zelfstudie en sluit groepsonderwijs niet uit, in tegendeel: autonomie wijst vooral op een bewuste en kritische houding van de taalleerder ten opzichte van het eigen leerproces. Toetsing en verbetering van de eigen taalcompetentie zijn bovendien geen eenmalige inspanningen, maar een constant aandachtspunt tijdens studie en werk. Dit idee moet groeien niet alleen bij studenten en docenten, maar ook bij de instellingen. Het moet dus mogelijk zijn om op verschillende momenten van de studie of van de academische loopbaan aan het (verder) verbeteren van het Engels te kunnen werken (levenslang leren). Dit concept sluit aan bij elders in Europa ontwikkelde scenario’s voor autonoom taalleren in het hoger onderwijs, maar onderscheidt zich door het geïntegreerd aanbieden van verschillende programma’s voor diagnostische toetsing, training en begeleiding: hierin is het project vernieuwend. Hierbij is Intuit erop gericht de ervaringen en producten van de nationale projecten die gerelateerd zijn aan de implementatie van het Europees referentiekader en taalportfolio te integreren. De Digitale Universiteit voert diverse projecten uit, o.a. voor toetsing van de Engelse leesvaardigheid en voor een taalportfolio in het HBO. In de vo-sector wordt momenteel een project uitgevoerd gericht op de ontwikkeling van een digitaal taalportfolio voor leerlingen en docenten (http://www.europeestaalportfolio.nl/), en een dergelijk portfolio is al ontwikkeld voor de bvesector (http://www.cinop.nl/taalportfoliobve/). De Hanzehogeschool Groningen (opleiding IBL) is ook met een taalportfolio-project bezig. Daarnaast zullen ook het eerder door de projectpartners opgeleverde oefenprogramma Ellips, de gratis toetsen van Dialang (http://www.dialang.org/) en andere toetsen (bijvoorbeeld Ordinate’s Spoken English Tests, http://www.ordinate.com/) en eventuele andere programma’s die gebruikt kunnen worden voor de onderdelen toetsing, training en begeleiding worden ingezet. Met het project is een instellingsoverschrijdend belang gediend. Bij het gezamenlijk ontwikkelen van oplossingen voor het verbeteren van de Engelstalige competenties wordt de gemeenschappelijke ervaring en expertise optimaal benut. De samenwerking brengt duidelijke schaalvoordelen mee. Tegelijkertijd kunnen de instellingen uit het totale door het project op te leveren repertoire aan programmatuur, inhouden en modellen de keuzes maken die het beste aansluiten bij de eigen situatie en doelgroep. Het bereik van het project kan op twee manieren worden gekwantificeerd: in de eerste plaats door het aantal studenten en docenten dat via de ICT-ondersteunde leertrajecten zal worden opgeleid tijdens het project: ca. 300- 600 cursisten afkomstig uit diverse faculteiten van de 6 deelnemende instellingen. Daarnaast is het aantal docenten Engels van de betrokken talencentra en expertisecentra een indicator voor de omvang van het project. Hiervan zullen rechtstreeks in totaal 15-20 docenten bij het project worden betrokken. Het aantal docenten aan de talencentra en expertisecentra dat op termijn met de ICTrijke leeromgeving gaat werken betreft ca. 50. Het aantal cursisten dat na afloop van de resultaten van het project kan profiteren bedraagt naar schatting 20.000. De projectuitvoering wordt verzorgd door teams bestaande uit docenten Engels en coördinatoren van universitaire talencentra, onderwijsondersteuningsinstituten (lerarenopleidingen en ICT&O-afdelingen) en technische ondersteuningscentra uit de deelnemende instellingen. Het werkveld betreft het verzorgen en ondersteunen van, deels extracurriculair, onderwijs op het niveau van de instellingen.
5
Na afloop van het project zullen de volgende resultaten zijn gerealiseerd: 1. Een ICT-rijke leeromgeving voor toetsen, oefenen en begeleiden van Engelse taalvaardigheid, geschikt voor competentiegericht taalleren en opgebouwd rondom de volgende componenten: • Blackboard dat gebruikt wordt als primaire ingang voor alle cursisten, voor algehele informatie en communicatie en voor het aanbieden van verschillende opdrachten en het ondersteunen van werkvormen. • Dialang voor diagnostische toetsing van alle vaardigheden m.u.v. spreken, Ordinate Spoken English Tests (SET) voor diagnostische toetsing van spreekvaardigheid, eventuele andere programma’s voor toetsing. • Ellips voor het oefenen van Engelse taalvaardigheid. • Een portfoliosysteem opgezet volgens de systematiek van het ELPHE voor selfassessment en begeleiding. Bij het opzetten van de leeromgeving zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande programmatuur en leerinhouden. Inhoudsontwikkeling binnen Blackboard en Ellips is op beperkte schaal noodzakelijk om de leeromgeving in het tweede jaar in de praktijk te kunnen toetsen. Het gebruik van de verschillende ICT-onderdelen binnen de leeromgeving zal door de deelnemers uitgebreid worden gedocumenteerd, zodat na afloop van het project ook andere instellingen in staat zijn om (delen van) de leeromgeving over te nemen en te implementeren. 2. Een professionaliseringsprogramma voor docenten Engels van de betrokken Talencentra, zowel gericht op de didactiek voor competentiegericht taalleren op basis van het CEF, als op het gebruik van de diverse programma’s. Het programma, dat in de loop van het project opgezet en uitgevoerd wordt, bestaat uit een combinatie van masterclasses, workshops en werkplekleren en kan na afloop van het project breder worden toegepast. 3. Aanpassingen aan verschillende programma’s (o.a. Ellips, Portfolio) om ze geschikter te maken voor competentiegericht leren volgens het CEF en om de onderlinge integratie te verbeteren. Jaar 1 is gericht op de ontwikkeling van de omgeving, het scholingsprogramma en de technische aanpassingen. Na jaar 1 moeten gereed zijn: • Evaluaties en pilots met de verschillende programma’s, steeds enkele programma’s bij enkele instellingen. • Functionele ontwerpen, technische ontwerpen en betaversies van de aan te passen programma’s; documentatie tav integratie van programma’s voor toetsing en oefening. • Professionaliseringsprogramma, deels uitgevoerd binnen enkele instellingen, klaar voor overdracht aan andere instellingen. Jaar 2 is gericht op implementatie binnen alle instellingen. Na jaar 2 moeten gereed zijn: • Evaluaties en pilots van het gebruik van meerdere programma’s. • Aanpassingen programmatuur. • Aanpassingen en uitbreidingen van onderwijsleerinhouden. • Implementatie van de leeromgeving en alle bijbehorende componenten binnen alle deelnemende instellingen. • Professionaliseringsprogramma, uitgevoerd met alle docenten die deelnemen aan het project.
6
Succesfactoren • Deelnemers uit de participerende instellingen kennen elkaar goed en hebben eerder samengewerkt in het SURF Digitalenklasproject (UL, RUG, UvT, UU) en via andere samenwerkingsverbanden: ICT-NL (werkgroep ICTO coördinatoren Letterenfaculteiten) en NUT (samenwerkingsverband van de Nederlandstalige Universitaire Talencentra). Alle instellingen werken bovendien samen in het Ellipsconsortium: ze hebben ervaring met gezamenlijke programmatuurontwikkeling en met projectmatig werken. • De gekozen opzet sluit aan bij het beleid van de instellingen en voorziet in de oplossing van een concreet probleem. • Alle partners gebruiken Blackboard, de overkoepelende leeromgeving binnen het project. Het gebruikersbeheer van de leeromgeving als geheel blijft lokaal belegd. • De coördinatie van ieder werkpakket wordt over medewerkers van twee verschillende instellingen verdeeld, zodat taken gemakkelijk overgedragen kunnen worden. Risicofactoren • Het aantal partners in het project is groot: De deelnemers zien dit tegelijkertijd als de kracht van het project. De voorwaarden voor samenwerking op deze schaal zijn goed. In het Digitalenklasproject (vijf deelnemers, waaronder één commerciële partner) bleek het aantal partners geen belemmeringen op te werpen voor een goede uitvoering. Door het gemeenschappelijk belang, de goede projectorganisatie en de kwaliteiten van de projectleider werd dit project ondanks enkele tegenslagen afgesloten met de overeengekomen resultaten. Intuit staat onder dezelfde leiding als Digitalenklas en de partners zijn deels dezelfde. • Onderwijskundige uitgangspunten hebben onvoldoende draagvlak bij de docenten: Om dit risico te beperken is een apart pakket docentprofessionalisering opgenomen, zodat alle docenten vertrouwd raken met de onderwijskundige uitgangspunten van het project. In het kader van dit professionaliseringstraject zullen ze actief betrokken worden bij de beoordeling en eventuele aanpassing van het ELPHE. Het ELPHE (of een deel ervan) zal vervolgens in het digitaal portfoliosysteem worden geïmplementeerd. Deze werkwijze creëert vanaf het begin commitment bij de docenten. • Docenten buiten de groep die betrokken is geweest bij het project gebruiken de leeromgeving niet: Om dit risico te beperken zullen in iedere instelling in overleg met de bij het project betrokken docenten al in een vroege fase workshops en instructiebijeenkomsten worden georganiseerd. • Problemen bij de realisatie van de programmatuur: Programmeerwerkzaamheden worden uitgevoerd door de programmeurs van het Universitair Onderwijscentrum en het Rekencentrum van de RUG, die over de nodige expertise beschikken. In Leiden is er ook programmeerexpertise aanwezig, die voor het testen en de documentatie van de applicaties zal worden ingezet. Bij verschil van inzicht over functionaliteit heeft de projectleider een doorslaggevende stem. Bij eerdere projecten (zoals Digitalenklas) zijn kwesties op dit punt altijd oplosbaar gebleken. • Niet nakomen verplichtingen één van de partners: De projectpartners hebben zich door ondertekening van de samenwerkingsverklaring (bijlage 3b) gecommitteerd aan de uitvoering van het project. Bij duidelijk niet nakomen van de verplichtingen zal dit aan de Stuurgroep worden voorgelegd. Bij voortijdig uittreden van één van de partners zal de Stuurgroep beslissen over de financiële afwikkeling, waarbij het uitgangspunt is dat de overige partners hiervan geen financiële schade mogen ondervinden. In dergelijke gevallen zal het projectplan worden aangepast, waarbij de schade overigens kan worden beperkt doordat alle taken door minimaal twee partners worden uitgevoerd. • Gebrek aan communicatie: Om de communicatie tussen de instellingen op gang te houden wordt minimaal eens per 6 weken projectoverleg gehouden met de eindverantwoordelijk uitvoerders per instelling, waarbij de gemaakte afspraken worden vastgelegd in de notulen. Deze notulen worden met alle andere projectgegevens en afspraken op het groupware systeem geplaatst. Voor disseminatie is binnen ieder werkpakket budget gereserveerd. Hiervan zullen o.a. bijeenkomsten worden georganiseerd waaraan alle betrokken docenten deelnemen.
7
Proof-of-concept: De proof-of-conceptfase staat in het teken van ontwikkeling: de talencentra ontwikkelen kennis en ervaring m.b.t. de te gebruiken programmatuur, de vakdidactici en ICT&O-ondersteuners ontwikkelen het professionaliseringsprogramma en de programmeurs ontwikkelen oplossingen voor de technische vraagstukken. De ontwikkeling van deliverables wordt in deze fase steeds door twee instellingen uitgevoerd op basis van een inventarisatie van behoeften binnen alle instellingen. Hiermee wordt geanticipeerd op brede implementatie in jaar twee. De talencentra richten zich in jaar één in groepjes van twee op één aspect van ICTondersteund Engels taalvaardigheidsonderwijs in het bijzonder (toetsen, oefenen of begeleiden). Professionaliseringsprogramma en technische oplossingen worden in jaar 1 eveneens bij enkele instellingen beproefd. Opschaling: Doordat de eindverantwoordelijk uitvoerders vertegenwoordigd zijn in het projectteam en de resultaten via de gemeenschappelijke projectsite toegankelijk zijn, wordt bij alle instellingen in de loop van het eerste jaar al kennis opgebouwd m.b.t. alle onderdelen van het project. In jaar 2 worden alle onderdelen geïmplementeerd binnen alle instellingen. De talencentra werken nauw samen bij het implementeren van de programma’s voor toetsen, oefenen en begeleiden in het onderwijs van de zusterinstellingen. Het professionaliseringprogramma en de technische oplossingen worden overgedragen en overal geïmplementeerd. De opschaling in jaar 2 komt verder tot uitdrukking door deelname van meer docenten en studenten per instelling. Continuering en onderhoud na afloop worden gewaarborgd doordat alle partners participeren in het Ellipsconsortium. Deelname aan dit consortium staat open voor alle HO instellingen. De instellingen zijn bereid om eventueel opgebouwde rechten op programmatuur net als bij Ellips over te dragen aan SURF en nauw samen te werken met Espelon, of de opvolger daarvan.
8
2700
1800
4500
149760
99840
249600
20813
20813
2914
1943
4856
1699
1132
2831
177885
104715
282600
4200
6300
10500
93360
140040
233400
20813
20813
1943
2914
4856
1132
1699
2831
121447
150952
272400
299332
255667
555000
Toelichting: De subsidie is gebaseerd op een tarief van € 600 p.p.p.d. Met het oog op het aantal deelnemers is een gedetailleerde kostenverdeling per instelling opgesteld, gebaseerd op een globale indeling in taken. Deze begroting is als bijlage op CD-ROM meegestuurd bij deze aanvraag. De globale taken zullen bij eventuele toekenning nader worden gespecificeerd en opgenomen in het controlling document.
9
Inleiding De in hoofdstuk 3 gespecificeerde resultaten worden gerealiseerd door het uitvoeren van vijf werkpakketten. Drie hiervan hebben een vakinhoudelijke oriëntatie en zijn gegroepeerd rondom de hoofdcomponenten van de virtuele leeromgeving: 1. WP1 Toetsen (RUG, RU) 2. WP2 Oefenen (UvT, UM) 3. WP3 Begeleiden (UL, UU) In het eerste jaar wordt nader onderzocht welke bestaande programma’s en onderwijsleerinhouden geschikt zijn voor gebruik door de cursisten, hoe ze kunnen worden geïntegreerd binnen het didactisch kader en welke inhoudelijke en technische aanpassingen nodig zijn. Binnen de instellingen van de hoofduitvoerders van ieder werkpakket worden kleinschalige pilots gehouden. In het tweede jaar vindt implementatie plaats van de resultaten van elk werkpakket binnen de Talencentra van alle deelnemende instellingen. Door deze wijze van opschaling kunnen alle componenten van de leeromgeving binnen alle instellingen worden toegepast. De overige twee werkpakketten zijn gericht op didactische en technische ondersteuning: 4. WP4 Didactiek (RUG, UL) 5. WP5 Techniek (RUG, UL) Werkpakket 4 Didactiek is opgezet om de scholing en ondersteuning van de docenten Engels op te zetten en uit te voeren. Werkpakket 5 Techniek is opgezet om de leeromgeving technisch te kunnen realiseren (instrumentatie). Alle werkpakketten worden uitgevoerd gedurende de hele looptijd van het project. In de proof-ofconcept-fase (jaar 1) staat de ontwikkeling van de leeromgeving en bijbehorende didactiek en technische implementatie centraal, in de opschalingsfase (jaar 2) gaat het om de implementatie van de ontwikkelde producten. Voor ieder werkpakket zijn de volgende globale taken voorzien: Voorbereiding, Ontwikkeling, Implementatie, Evaluatie, Disseminatie en Overleg en rapportage. Op basis hiervan is een taakverdeling tussen de deelnemende instellingen met bijbehorende verdeling van kosten opgesteld. Bij toekenning van het project zullen de taken verder worden opgesplitst en vastgelegd in de tijd.
Werkpakket 1: Toetsen Doel: Onderzoeken welke toetsprogramma’s geschikt zijn als onderdeel van de virtuele leeromgeving Engelse taalvaardigheid en deze bij gebleken geschiktheid (laten) integreren en toepassen. Specificaties resultaat: De beoogde toetsprogramma’s voor gebruik binnen de virtuele leeromgeving Engelse taalvaardigheid zijn: • Dialang (http://www.dialang.org), voor diagnostische toetsing van alle vaardigheden m.u.v. spreken; • Spoken English Tests (SET, http://www.ordinate.com) voor diagnostische toetsing van spreekvaardigheid, gebaseerd op automatische spraakherkenning; • Webgebaseerde Toetsen Basiskennis Engels (DU/Espelon, http://www.espelon.nl/espelon/onderwijsmateriaal/311). Andere mogelijk interessante producten kunnen tijdens de inventarisatiefase worden geïdentificeerd. Plan van aanpak: Hoofduitvoerders: Talencentra Rijksuniversiteit Groningen en Radboud Universiteit Nijmegen. Werkwijze: De hoofduitvoerders zijn verantwoordelijk voor de coördinatie en uitvoering van de taken binnen dit werkpakket. Ze voeren onderling overleg en houden de overige instellingen via de projectwebsite en het geregeld overleg op de hoogte van de voortgang. Ook verzorgen ze de verplichte voortgangsrapportage aan SURF m.b.t. dit werkpakket. In jaar 1 onderzoeken ze de bruikbaarheid van de programma’s binnen de eigen instelling (beoordeling door docenten, pilot met studenten, evaluatie). In jaar twee begeleiden ze de implementatie van de toetsingsprogramma’s binnen de andere deelnemende instellingen. Planning en begroting: De globale planning en begroting voor WP1 zijn als volgt:
10
n
WP1: Toetsen
Begroting
Taak
Jaar 1 2325 37200
Voorbereiding Ontwikkeling Implem entatie Evaluatie Disseminatie Overleg en rapportage
4650 3720 2325 50220
Totaal
Jaar 2 2325 27900 4650 5580 2325 42780
Werkpakket 2: Oefenen Doel: Onderzoeken welk oefenmateriaal en welke oefenprogramma’s geschikt zijn als onderdeel van de virtuele leeromgeving Engelse taalvaardigheid en deze bij gebleken geschiktheid (laten) integreren en toepassen. Specificaties resultaat: De beoogde oefenprogramma’s voor gebruik binnen de virtuele leeromgeving Engelse taalvaardigheid zijn: • Ellips: het in het kader van het SURF-project Digitalenklas opgeleverde programma waarmee cursisten zelfstandig hun taalvaardigheid kunnen oefenen, met name geschikt voor gesloten oefentypen en het oefenen van deelvaardigheden (grammatica, uitspraak, luistervaardigheid, etc). Zie http://www.ellipsconsortium.nl. • Blackboard: de standaardleeromgeving van de instellingen, met name geschikt voor het oefenen op basis van open taken en voor onderlinge communicatie. Plan van aanpak: Hoofduitvoerders: Talencentra Universiteit van Tilburg en Universiteit Maastricht. Werkwijze: De uitvoering verloopt op dezelfde wijze als de uitvoering van WP1. Planning en begroting: De globale planning en begroting zijn vergelijkbaar met die van WP1. WP2: Oefenen Taak Voorbereiding Ontwikkeling Implem entatie Evaluatie Disseminatie Overleg en rapportage Totaal
Begroting Jaar 1 2325 37200 4650 3720 2325 50220
Jaar 2 2325 27900 4650 5580 2325 42780
Werkpakket 3: Begeleiden Doel: Onderzoeken welke portfoliosystemen geschikt zijn als onderdeel van de virtuele leeromgeving Engelse taalvaardigheid en deze bij gebleken geschiktheid (laten) integreren en toepassen. Specificaties resultaat: Verschillende taalportfolio’s die momenteel worden ontwikkeld zullen worden onderzocht op implementeerbaarheid. Het betreft o.a. • Het Europees taalportfolio Hoger Onderwijs van de DU (http://www.du.nl, onder Lopende projecten) • Het taalportfolio voor de vo-sector (http://www.europeestaalportfolio.nl/) • Het taalportfolio voor de bve-sector (http://www.cinop.nl/taalportfoliobve/) Het (niet-digitale) European Language Portfolio for Higher Education (http://www.fuberlin.de/elc/portfolio/en-info.html) wordt hierbij gebruikt als uitgangspunt. Plan van aanpak Hoofduitvoerders: Universiteit Leiden (ICT&O Letteren, Talencentrum) en Universiteit Utrecht
11
n
(Talencentrum James Boswell Instituut). Werkwijze: De uitvoering verloopt op dezelfde wijze als de uitvoering van WP1. Planning en begroting: De globale planning en begroting zijn vergelijkbaar met die van WP1: WP3: Begeleiden
Begroting
Taak
Jaar 1 2325 37200
Voorbereiding Ontwikkeling Implem entatie Evaluatie Disseminatie Overleg en rapportage
4650 3720 2325 50220
Totaal
Jaar 2 2325 27900 4650 5580 2325 42780
Werkpakket 4: Didactiek Doel: Een scholingsprogramma om docenten zodanig te scholen dat zij taalleerders kunnen begeleiden bij hun competentiegericht leertrajecten in de ICT-rijke leeromgeving. Specificaties resultaat: Na afloop van het scholingsprogramma zullen docenten beschikken over 1. didactische kennis over achtergronden en inhoud van het Europees referentiekader (CEF) en taalportfolio, en hoe deze instrumenten zijn ingezet in de ondersteunende ICTtoepassingen voor diagnostische toetsing, verbetering van taalcompetenties, en begeleiding (portfolio) 2. didactische vaardigheden om CEF en taalportfolio aan te kunnen passen aan de eigen situatie en in te kunnen zetten in het eigen onderwijs, en om bovengenoemde ICTtoepassingen effectief in het onderwijs in te kunnen zetten Het scholingsprogramma zal v.w.b. doel 1 bestaan uit zelfstudie, gerichte cursussen en masterclasses. V.w.b. het 2e doel wordt gekozen voor de combinatie van werken en leren als methodiek. Docenten worden door een onderwijskundig adviseur intensief begeleid bij het ontwerpen en inrichten van hun onderwijs, en vervolgens bij het uitvoeren, evalueren en bijstellen daarvan. De methodiek van punt 2 zal worden overgedragen aan de onderwijskundige adviseurs van de andere instellingen. Plan van aanpak: Hoofduitvoerders: Rijksuniversiteit Groningen (Universitair Onderwijscentrum Groningen) en Universiteit Leiden (ICT&O Letteren) Werkwijze: In jaar 1 zal in wisselwerking met de ontwikkeling van de leeromgeving het scholingsprogramma door de hoofduitvoerders worden ontwikkeld en uitgetest. Aan het eind van jaar 1 zal via een train-de-trainersconferentie de methodiek van punt 2 worden overgedragen aan de onderwijskundige adviseurs van de docenten Engels van de andere instellingen. In jaar 2 zal het programma worden uitgevoerd en geëvalueerd, en begeleiden de hoofduitvoerders de implementatie in de andere instellingen. De ontwikkeling van een deel van het specifiek op bepaalde programma’s toegesneden instructiemateriaal is voor een deel voorzien in jaar 2. Planning en begroting: De globale planning en begroting voor WP4 zijn als volgt: WP4: Didactiek Taak Voorbereiding Ontwikkeling Implem entatie Evaluatie Disseminatie Overleg en rapportage Totaal
Begroting Jaar 1 2550 32130 5100 4080 2550 46410
Jaar 2 2550 13770 25500 5100 6120 2550 55590
12
n
Werkpakket 5: Techniek Doel: Het uitvoeren van alle werkzaamheden m.b.t. de technische instrumentatie binnen het project. Specificaties resultaat: Het resultaat wordt deels bepaald door de uitkomsten van WP1, WP2 en WP3. Globaal zullen de volgende resultaten worden opgeleverd: 1. De projectwebsite, met een deel voor externe disseminatie en een deel voor interne communicatie en documentuitwisseling; 2. Aanpassingen aan verschillende programma’s om ze geschikt te maken voor gebruik voor onderwijs in de beoogde setting. Het betreft o.a. het bevorderen van de integratie van de programma’s in de overkoepelende leeromgeving en het geschikt maken van de programma’s voor competentiegericht onderwijs op basis van het CEF. 3. Het implementeren van de leeromgeving (in Blackboard of anderszins) volgens technische standaarden zodat uitwisseling (van delen ervan) tussen de instellingen mogelijk is. 4. Diverse rapporten: Functionele ontwerpen (1): Technische ontwerpen (1); Technische documentatie (1, 2), Testrapporten (2) en gebruikersdocumentatie (1, 2) Plan van aanpak: Hoofduitvoerders: Rijksuniversiteit Groningen (Rekencentrum, Universitair Onderwijscentrum Groningen, ICT&Onderwijs Letteren) en Universiteit Leiden (ICT&O Letteren). Werkwijze: Er is sprake van technische ondersteuning in brede zin. Een deel zal bestaan uit programmeerwerkzaamheden op basis van de gebruikelijke fasen conceptueel ontwerp, functioneel ontwerp, technisch ontwerp, realisatie. Deze cyclus zal voor ieder aan te passen programma apart worden doorlopen. Er worden vooral aanpassingen voorzien t.b.v. het gebruik van het taalportfolio en Ellips (o.a. verbetering gebruik metadata CEF). Een ander deel bestaat uit technisch advies en ondersteuning van het projectteam, docenten en studenten in verschillende fasen van het project. In het eerste jaar zal de ondersteuning zijn gericht op het gebruik van bepaalde programma’s binnen enkele instellingen; in het tweede jaar staat de implementatie binnen alle instellingen centraal. Hierbij worden de technische oplossingen overgedragen aan meerdere instellingen. In de begroting is er overigens rekening mee gehouden dat de ontwikkeling na jaar 1 niet geheel stopt. Eerdere ervaringen wijzen uit dat het verstandig is om gedurende de hele projecttijd budget te reserveren voor aanpassingen en ondersteuning. Planning en begroting: De globale planning en begroting voor WP5 zijn als volgt: WP5: Techniek Taak Voorbereiding Ontwikkeling Implem entatie Evaluatie Disseminatie Overleg en rapportage Totaal
Begroting Jaar 1 2550 42840 2550 2040 2550 52530
Jaar 2 2550 18360 20400 2550 3060 2550 49470
13
n
Projectleider Drs Sake Jager, Hoofd ICT&O Letteren Faculteit Letteren Rijksuniversiteit Groningen Telefoon: 050-3635921, email:
[email protected] Beknopt CV Opleidingen: Engels RUG, Alfa-Informatica RUG Loopbaan: Voormalig docent Engels (VO, RUG), sinds 1998 hoofd / project manager ICT & Onderwijs Letteren RUG. Projecten: Jager was eerder projectleider van het SURF-project Digitalenklas (2001-2004); daarnaast was hij als leidinggevende van de projectleider betrokken bij het SURF-project Davideon (2002-2004). Hij heeft tevens de dagelijkse leiding van het Ellipsconsortium, een samenwerkingsverband van RUG, UL, UU, UVT, RU dat tot doel heeft het gebruik van Ellips (product van Digitalenklas) te continueren en uit te breiden. Ook is hij betrokken bij enkele Apolloprojecten (o.a. Apollo 18: RUG, UvT en Sprekenderwijs (RUG, UvT, Hanzehogeschool). Eerder was hij betrokken bij de projecten Avalon (RUG, SURFNet, NAA), Video-over-IP (IBM, Telematica Instituut, TNO, NOB, RUG), Kwaliteit en Studeerbaarheid (RUG) en Hologram (RUG, UL, RU, UvT, UU). Assistent-projectleider Dott. ssa. Alessandra Corda, Coördinator ICT en Onderwijs Letteren Faculteit Letteren Universiteit Leiden Telefoon: 071-5272139, email:
[email protected] Stuurgroep • Rijksuniversiteit Groningen: Dr. G.C. Wakker, Portefeuillehouder Onderwijs / Vicedecaan Faculteit Letteren; • Radboud Universiteit Nijmegen: Prof. dr. A. v. Kemenade, vakgroep Engels; • Universiteit Leiden: Dr. M.C. Dupuis, Programma-manager ICT en Onderwijs, Bestuursbureau, afdeling Informatiemanagement; • Universiteit Maastricht: Dr. Charles van Leeuwen, Directeur Talencentrum; • Universiteit Utrecht: Drs. H. van den Berg, Directeur James Boswell Instituut; • Universiteit van Tilburg: Dr. G.J.A. Meijers, Directeur Talencentrum. De Stuurgroep komt minimaal driemaal gedurende de looptijd van het project bijeen. Eenmaal tijdens de opstartfase, eenmaal ten tijde van de midterm review en eenmaal bij de afsluiting van het project. De Stuurgroep wordt eveneens opgeroepen indien de voortgang van het project, de onderlinge afstemming of de uitvoering van procedures hiertoe aanleiding geven.
14
n
Contactpersonen • Rijksuniversiteit Groningen: Drs. Sake Jager, projectleider, 050-3635921,
[email protected]; • Radboud Universiteit Nijmegen: Dr. Everhard Ditters, ICT&O coördinator Letteren, 0243612641,
[email protected]; • Universiteit Leiden: Dott. ssa. Alessandra Corda, assistent-projectleider, coördinator ICT en Onderwijs Letteren, 071-5272139,
[email protected]; • Universiteit Maastricht: Dr. Charles van Leeuwen, directeur Talencentrum, • Universiteit Utrecht: Dr. Gerrit Bloothooft, hoofd ICT-Centrum Letteren, 030-2536042,
[email protected]; • Universiteit van Tilburg: Drs. Petra Heck, coördinator ICT&O Talencentrum, 013-4663105,
[email protected]. Bovenstaande lijst betreft de contactpersonen in de aanloopfase van het project. Bij toewijzing van het project zullen de contactpersonen worden benoemd die het project binnen de instelling zullen coördineren. Deze coördinatoren, projectleider en assistent-projectleider vormen samen het projectteam. Het projectteam belegt regelmatig (minimaal eens per 6 weken) projectoverleg en onderhoudt daarnaast intensief contact via email en het groupwareprogramma dat voor het project zal worden gebruikt (MS Sharepoint of vergelijkbaar). Samenwerkingsverklaringen Als laatste pagina’s van deze aanvraag zijn bijgevoegd de samenwerkingsverklaringen van de instellingen die samen met de Rijksuniversiteit Groningen in het project participeren. De verklaringen zijn ondertekend door het CvB van de betreffende instelling.
15
n
In de voorgaande tekst zijn verschillende nationale en internationale projecten genoemd waar Intuit bij wil aansluiten. De belangrijkste projecten worden hieronder nog eens samengevat met een beschrijving van de relatie met Intuit, voorzover nu te overzien. Dialang (www.dialang.org): Lingua project van de Europese Commissie waarin diagnostische toetsen voor alle Europese talen op basis van de CEF-niveaus zijn ontwikkeld. Toetsen zijn inmiddels kosteloos beschikbaar. De uitvoerders van Intuit zijn niet betrokken geweest bij de Dialang-ontwikkeling en willen het product graag inzetten. Webgebaseerde Toetsen Basiskennis Engels (http://www.espelon.nl/espelon/onderwijsmateriaal/311): Toetsprogramma gemaakt door DU op basis van Question Mark Perception, beschikbaar via Espelon. Mogelijk interessant voor gebruik binnen Intuit. Intuit uitvoerders zijn niet betrokken (geweest) bij ontwikkeling van deze toetsen. Ordinate’s Spoken English Tests (www.ordinate.com): Commercieel programma voor diagnostische toetsing van spreekvaardigheid. Maakt gebruik van spraakherkenning. Nederlandstalige pendant wordt momenteel getest binnen inburgeringstrajecten. Uitvoerders willen bruikbaarheid Engelse versie onderzoeken voor toepassing binnen de universitaire context. Ellipsconsortium (www.ellipsconsortium.nl): Samenwerkingsverband van voormalige partners in het SURF project Digitalenklas (UU, RUG, UL, UvT) en RU dat tot doel heeft de applicatie Ellips (product Digitalenklas) te hosten en te onderhouden en beschikbaar te stellen voor andere HOinstellingen in Nederland. UM wordt binnenkort ook lid. Het consortium wordt gefinancierd met bijdragen uit de eerste geldstroom van de deelnemende instellingen. Het programma Ellips wordt binnen Intuit ingezet voor het oefenen van Engelse taalvaardigheid. Voor bepaalde deelvaardigheden (o.a. grammatica en uitspraak) zijn inhouden beschikbaar die op bruikbaarheid moeten worden geëvalueerd. Diverse Nederlandse projecten rond de invoering van een digitale versie van het Europees taalportfolio (www.europeestaalportfolio.nl/, www.cinop.nl/taalportfoliobve/, DU project Taalportfolio, portfolioproject opleiding IBL Hanze Hogeschool): De Intuit-uitvoerders hebben geen directe betrokkenheid bij de ontwikkeling van deze portfolio’s, willen het wiel niet weer opnieuw uitvinden en daarom onderzoeken welke digitale taalportfolio’s het meest geschikt zijn voor het Intuit-project. Een vereiste is dat ze aansluiten bij/geschikt te maken zijn voor het European Language Portfolio for Higher Education (http://www.fu-berlin.de/elc/portfolio/en-info.html). De uitvoerders zijn bekend met initiatieven van de DU op dit gebied en zullen de status en bruikbaarheid van de ontwikkelde of nog te ontwikkelen producten nader onderzoeken. Ook lopen er goede contacten met het NaB/MVT (www.nabmvt.nl), dat namens OCW de invoering van het Taalportfolio in Nederland coördineert. Apolloprojecten: De RUG en UvT hebben geparticipeerd in projecten in het kader van het landelijke Apolloconsortium. Hierbij is binnen Ellips onder andere additioneel oefenmateriaal Engels ontwikkeld voor uitspraakvaardigheid. Verder is ervaring opgedaan met gesproken communicatie binnen Blackboard (via het programma Wimba). Waar mogelijk zullen deze en andere producten van het Apolloconsortium worden ingezet. Verbetering Engelse taalvaardigheid: Aan de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Leiden zijn inmiddels projecten gestart (met eigen middelen van de instellingen) om het niveau van Engelse taalvaardigheid bij medewerkers (binnenkort mogelijk ook studenten) te verhogen. Zoals aangegeven in de tekst wordt hierbij slechts incidenteel gebruik gemaakt van ICT, waardoor de mogelijkheden voor flexibilisering onderbenut blijven. Alle deelnemende instellingen verklaren dat voor het uitvoeren van de taken omschreven in dit projectplan geen subsidie van andere externe subsidiegevers is aangevraagd of verkregen.