(On)mogelijke transmissie op een sterilisatieafdeling Ruimte voor preventie van tuberculose bij kinderen in Nederland
NR.
3
JAARGANG 107
●
2011
Consulentschap houdt kennis klinische tuberculose paraat
Bij de voorpagina: Centrale sterilisatieafdeling van een ziekenhuis (Fotografie: Yvonne Smits)
Uitgever Tegen de Tuberculose is een uitgave van KNCV Tuberculosefonds en verschijnt driemaal per jaar. Met deze uitgave wil KNCV Tuberculosefonds de strijd tegen de tuberculose in Nederland en de ontwikkelingslanden onder de aandacht brengen.
Redactieraad - mevrouw Y. Irving-Schrader, medisch-technisch medewerker tbc-bestrijding, GGD Gelre-IJssel - de heer P.D.L.P.M. van der Valk, longarts, Medisch Spectrum Twente - de heer M. Verhagen, arts tbcbestrijding, GGD Noord- en MiddenLimburg - mevrouw G.M.A. Verhoek, sociaal verpleegkundige tbc-bestrijding, GGD Amsterdam - de heer G. de Vries (hoofdredacteur), hoofd landenkantoor Nederland, KNCV Tuberculosefonds
Redactiecoördinatie De heer T. Hesp Hesp HR Publishing Postbus 2120 1000 CC Amsterdam Telefoon: 06 - 134 130 64 Mail:
[email protected]
Lay-out en drukwerk Drukwerk & Meer, Waddinxveen
Abonnementen Tegen de Tuberculose wordt op aanvraag toegezonden aan allen die belangstelling hebben voor of betrokken zijn bij de tbc-bestrijding in Nederland of elders. KNCV Tuberculosefonds Postbus 146 2501 CC Den Haag Telefoon: (070) 416 72 22 Fax: (070) 358 40 04 E-mail:
[email protected] www.tuberculose.nl
NR. 3
3
Effect van de nieuwe tbc-screening in Ter Apel Sinds 1 juli 2010 komt het leeuwendeel van de asielzoekers binnen in Ter Apel. Zij worden vaak al op de dag na aankomst gescreend op tuberculose, terwijl dat eerder gedecentraliseerd gebeurde en veel langer duurde.
16
Therapieontrouw bij tbc-behandeling Jossy van den Boogaard promoveerde in juli op een proefschrift getiteld ‘Non-adherence to tuberculosis treatment: an integral approach to measure and prevent it’. Ze geeft daarin adviezen om therapieontrouw te voorkomen.
22
Klinische les: meningitis tuberculosa Meningitis tuberculosa is een van de beruchtste vormen van tuberculose vanwege de hoge morbiditeit en mortaliteit, ook bij adequate therapie.
2
Redactioneel
5
Diagnose in beeld: klierzwellingen in het mediastinum
6
Ruimte voor preventie van tuberculose bij kinderen
10
(On)mogelijke transmissie op een sterilisatieafdeling
11
Doorlopende agenda
12
Casus Brewelskloof: niet-uitbehandelde tuberculose loopt fataal af
14
Consulentschap houdt kennis klinische tuberculose paraat
19
Tuberculose in Nederland
20
Vraag en antwoord: wanneer start je een proefbehandeling?
21
Berichten
25
Van de Parkstraat
ISSN 0040-2125 Jaargang 107 / nr. 3 / 2011
Tegen de Tuberculose is online te vinden op www.kncvtbc.nl (ga op de site naar Professionals en dan naar Publicaties). Artikelen aanbieden? Dat kan bij redactiecoördinator T. Hesp:
[email protected] Eerstvolgende deadline: 4 februari 2012
1
REDACTIONEEL
P. Gondrie directeur KNCV Tuberculosefonds
I
De harde cijfers
In oktober vond in Lille de jaarlijkse Wereld Long Conferentie plaats, georganiseerd door de Union. De Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) presenteerde tijdens deze conferentie de stand van zaken 2010 van de internationale tbc-bestrijding. In 2010 waren er 8,8 miljoen nieuwe tbc-patiënten. In dat jaar overleden 1,45 miljoen patiënten aan tuberculose, van wie 350.000 hiv-geïnfecteerden. Daarmee houdt de daling van het absolute aantal tbc-patiënten sinds 2006 aan; de tbc-incidentie laat vanaf 2002 een daling zien. In 2010 werden 5,7 miljoen patiënten met tuberculose gediagnosticeerd. Dit komt overeen met 65 procent van de geschatte incidentie. Het behandelsucces voor nieuwe sputumpositieve patiënten was 87 procent. In alle 6 WHO-regio’s zal het millennium-developmentdoel van een daling van de incidentie per 2015 worden bereikt. Dit geldt ook voor de halvering van de mortaliteit met 50 procent in vergelijking met 1990, met uitzondering van de regio Afrika. Halvering van de prevalentie tussen 1990 en 2015 zal niet worden bereikt. Hierbij liggen alleen de regio’s Amerika en Western Pacific op koers. Diagnose en adequate behandeling van multidrugresistente (MDR-)tuberculose blijft een geweldige uitdaging. Minder dan 5 procent van alle tbc-patiënten werd getest voor MDR-tuberculose. In totaal begonnen 46.000 van
2
deze patiënten met de behandeling, slechts 16 procent van de totale schatting van 290.000 patiënten. Ongeveer 13 procent van alle patiënten met tuberculose is hiv-positief. Van alle patiënten met tbc werd wereldwijd 34 procent getest op hiv. In Afrika bedroeg dit percentage 59 procent. Van de hiv-positieve tbcpatiënten begon 80 procent met cotrimoxazol preventieve behandeling en 46 procent ontving ook anti-retrovirale therapie. Op het gebied van medicijnontwikkeling is er nu een tiental medicijnen in ‘clinical trials’ die de potentie hebben de behandeling van tuberculose te verkorten. Nieuwe behandelschema’s kunnen in 2013 operationeel worden. Een nieuw tbc-vaccin wordt verwacht omstreeks 2020. De introductie van Xpert MTB/RIF verloopt voorspoedig. Zes maanden nadat de WHO deze test had goedgekeurd, is deze al in 26 ontwikkelingslanden geïntroduceerd. De internationale tbc-bestrijding wordt voor 86 procent gefinancierd door de landen zelf. Van de resterende 14 procent komt 12 procent uit het Global Fund. Externe financiering voor 2012 zal 0,6 miljard dollar bedragen. Dit is een toename van 50 procent in vergelijking met 2006 maar aanmerkelijk minder dan de bedragen die extern ter beschikking worden gesteld voor malaria (1,8 miljard dollar) en hiv (6,9 miljard). Deze cijfers kunnen niet verhullen dat nog steeds een op de drie patiënten
die lijden aan tuberculose niet wordt opgespoord en dus ook niet wordt behandeld. Het door de DOTS Expansie Werkgroep van het Stop TB Partnership in 2007/8 ontwikkelde model van verbeterde en vroegere opsporing krijgt hierdoor hoe langer hoe meer betekenis. Onderdeel van dit model is de aandacht voor actieve opsporing van tbc-patiënten. Het gaat hier om contactonderzoek, klinische risicogroepen en risicopopulaties. Het TB REACH-project van het Stop TB Partnership is vooral gericht op deze verbeterde en vroegere opsporing. De resultaten in ruim 25 projecten laten na 9 maanden implementatie een 20 procent hoger opsporingspercentage zien dan in de controlegroepen. Na jaren van argwaan lijkt er nu ook in landen met hoge prevalentie aandacht te komen voor vormen van actieve opsporing. Laten we hopen dat dit ertoe zal leiden dat we werkelijk op weg gaan naar universele toegang voor alle tbc-patiënten!
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
M. Urban-Seldentuis sociaal verpleegkundige, GGD Groningen et al
Effect van nieuwe asielprocedure op de tbc-screening in Ter Apel
O
Op 1 juli 2010 startte de nieuwe asielprocedure waarbij het merendeel van de asielzoekers de procedure begint bij de centrale ontvangstlocatie in Ter Apel. Sinds 1 januari 2011 is ook de nieuwe werkwijze ingevoerd voor asielzoekers die zich via Schiphol melden. Voor de tbc-screening betekent het dat de asielzoeker nu vaak al op de dag na aankomst in een van beide centra op tuberculose wordt onderzocht, terwijl voorheen nieuw binnenkomende asielzoekers wekelijks in een van de asielzoekerscentra in het land werden gescreend. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen geldt een ander traject.
Een asielzoeker arriveert meestal per openbaar vervoer (bus) in Ter Apel en is vaak al op de hoogte dat de asielaanvraag daar dient plaats te vinden. Of hij wordt naar Ter Apel verwezen als hij bijvoorbeeld bij de politie ergens in het land een asielverzoek kenbaar maakt. De asielzoeker meldt zich bij de aanmeldunit van de
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
Vreemdelingenpolitie, onderdeel van de centrale ontvangstlocatie (COL). Daar doet de Vreemdelingenpolitie meteen na aankomst een identiteitsonderzoek, controleert documenten en neemt vingerafdrukken af. Via het Europese systeem Eurodac wordt op de dag van aanvraag vastgesteld of de asielzoeker een eerste asielaanvraag doet, of eerder in Nederland (Herhaalde Asielaanvraag) of Europa (Dublin-claim) een aanvraag heeft ingediend. De COL Ter Apel heeft momenteel een capaciteit van circa 200 tot 250 plaatsen. Op weekdagen vindt daags na aanmelding en intake door de Vreemdelingenpolitie de tbc-screening plaats (dag 1). Als de foto geen afwijkingen vertoont, wordt de asielzoeker de daaropvolgende dag (dag 2) overgeplaatst naar een procesopvanglocatie (POL), die gelegen zijn in Ter Apel, Wageningen, Arnhem en Gilze-Rijen. Na een rust- en voorbereidingstijd van minimaal zes dagen in de POL, vindt de algemene asielprocedure plaats, die stelt dat de vreemdeling in beginsel binnen acht werkdagen een beslissing moet krijgen over diens aanvraag. De uitspraak kan zijn dat het verzoek wordt ingewilligd, afgewezen of dat er nog geen besluit genomen kan worden. In het eerste geval start de voorbereiding voor inburgering, met
onder andere taallessen Nederlands, en vindt opvang in een asielzoekerscentrum (azc) plaats totdat er woonruimte is in een gemeente. Bij afwijzing heeft de asielzoeker recht op 28 dagen opvang in het azc, met begeleiding gericht op terugkeer. In minder dan de helft van de gevallen kan nog geen besluit worden genomen en wordt de asielprocedure verlengd. De asielzoeker verblijft dan in een azc. Uitvoering De screeningsfoto’s worden gemaakt met een mobiele röntgenunit die permanent in Ter Apel in een hangar staat. Elke werkdag maakt de medisch-technisch medewerker van de GGD Groningen thoraxfoto’s van asielzoekers; op maandagen zijn er circa 80 tot 100 screeningen en op de andere weekdagen circa 30 tot 50. Deze longfoto’s worden voor 12 uur van de daaropvolgende dag beoordeeld door een van de longartsen van de GGD Groningen. Asielzoekers met een afwijking verdacht voor besmettelijke tuberculose worden in Tuberculosecentrum Beatrixoord opgenomen voor isolatie en nader onderzoek. Op het terrein van de COL is een aantal wooneenheden waar in principe asielzoekers met verdenking van besmettelijke tuberculose geïsoleerd kunnen worden,
3
EFFECT NIEUWE ASIELPROCEDURE OP DE TBC-SCREENING IN TER APEL
Resultaten In het eerste jaar van de nieuwe asielprocedure werden in Ter Apel 9.674 asielzoekers gescreend en 204 (2,1%) nadere onderzoeken verricht. Het aantal tbc-diagnoses betrof 14, waarvan 9 door kweek bevestigd zijn. De opbrengst van de eerste screening van de asielzoekers in Ter Apel is daarmee 145 per 100.000 voor die periode. Bij vier asielzoekers was sprake van Ziehl-Neelsen (ZN) positieve (besmettelijke) longtuberculose. Bij één ZNpositieve patiënt was sprake van een multiresistente longtuberculose. Conclusie De tbc-screening van pas gearriveerde asielzoekers is met de nieuwe asielprocedure en werkwijze veel efficiënter ingericht. Door beperking van de aanmeldprocedure tot twee plaatsen in Nederland is het mogelijk om asielzoekers kort na aanmelding al op tuberculose te onderzoeken, in Ter Apel zelfs dagelijks op werkdagen, waardoor de risico’s voor de volksgezondheid beperkt blijven. De snellere asielprocedure leidt er ook toe dat veel asielzoekers binnen zes maanden al een beschikking krijgen, dus voordat de eerste vervolgscreening (voor asielzoekers uit
Wooneenheden bestemd voor isolatie
(Fotografie bij dit artikel: G. de Vries)
maar zijn nog onvoldoende toegerust voor isolatie of worden voor reguliere opvang gebruikt. Als de afwijking niet sterk verdacht is voor (besmettelijke) tuberculose dan volgt een triage door de sociaal verpleegkundige, waarbij navraag wordt gedaan naar klachten en zo mogelijk sputumonderzoek wordt verricht. Afhankelijk van de uitkomst vindt wel of niet een consult bij de GGD Groningen plaats. Het vervoer van de asielzoeker van Ter Apel naar Groningen (60 km) is met een taxi; de kosten worden betaald door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). In het geval van nader onderzoek bij de GGD en/of opname in Beatrixoord geeft de GGD Groningen opdracht tot blokkade van de uitplaatsing. De GGD-arts bepaalt wanneer de blokkade weer opgeheven kan worden. Dit gebeurt als er op dat moment geen diagnose tuberculose vastgesteld wordt of als een asielzoeker met tuberculose uit Beatrixoord wordt ontslagen en de behandeling goed verloopt. De GGD Groningen zorgt voor een overdracht naar de betreffende GGD als de asielzoeker wordt overgeplaatst naar een POL of azc in het land.
MRU in de hangar
landen met een tbc-incidentie van meer dan 200 per 100.000) kan plaatsvinden. Verbetering van de vervolgscreening van asielzoekers met een verlengde procedure en van asielzoekers met een positieve beschikking is momenteel onder de aandacht van de stuurgroep tbc-regionalisering van GGD Nederland.
Tabel. Overzicht aantal screeningen, nadere onderzoeken en gevonden tbc-patiënten in Ter Apel, juli 2010 tot en met juni 2011 Juli Augustus September Totaal 3e kwartaal 2010 Oktober November December Totaal 4e kwartaal 2010 Januari Februari Maart Totaal 1e kwartaal 2011 April Mei Juni Totaal 2e kwartaal 2011 Totaal
Eerste screeningen
Nadere onderzoeken
Tbc-patiënten
757* 1.038 922 2.717 1.014 829 906 2.749 706 523 801 2.030 735 800 643 2.178 9.674
13 23 14 `50 17 25 23 65 6 10 18 34 9 32 14 55 204
1 3 1 5 0 3 0 3 1 0 1 2 0 2 2 4 14
Co-auteurs van dit artikel zijn: A. Bak, medisch-technisch medewerker, GGD Groningen; G.A. Meerholz, teamleider GGD Groningen; Q. Waldhober, beleidsmedewerker, GGD Nederland; G. de Vries, hoofd landenkantoor Nederland, KNCV Tuberculosefonds.
* In de zomermaanden van 2010 verliep de screening niet optimaal omdat de capaciteit van de Vreemdelingenpolitie onvoldoende was bij de start van de nieuwe asielprocedure. Deze problemen hebben zich sindsdien niet meer voorgedaan.
4
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
DIAGNOSE IN BEELD
S.T. Keizer arts tbc-bestrijding, GGD Amsterdam M. Verhagen arts tbc-bestrijding, GGD Limburg-Noord
Klierzwellingen in het mediastinum
Foto bij eerste screening
Bij de eerste vervolgscreening op tuberculose bij een 24-jarige immigrant uit een voor tuberculose hoogendemisch land blijkt de thoraxfoto te zijn veranderd ten opzichte van de foto een half jaar daarvoor. Het bovenste mediastinum is verbreed en in beide hili zijn polycyclische verdichtingen waarneembaar. Bij nader onderzoek maakt betrokkene geen zieke indruk, maar hij blijkt al enige tijd lichte hoestklachten te hebben, met name ’s ochtends. Via de huisarts was kort daarvoor een allergie voor huisstof vastgesteld. Bij lichamelijk onderzoek worden geen bijzonderheden gevonden, er zijn geen palpabele lymfomen. Er is een BCG-litteken, de tuberculinehuidtest (THT) is 9 mm. Het sputum is negatief bij ZiehlNeelsen (ZN) kleuring, de kweken blijken later negatief. Oriënterend
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
Foto bij eerste vervolgscreening
bloedonderzoek is niet afwijkend, leukocytenaantal en differentiatie zijn normaal. Het is onbekend of destijds een hiv-test is verricht. Onder de verdenking sarcoïdose wordt de man naar een klinisch werkzaam longarts verwezen. Enige tijd later wordt vanuit de kliniek bericht ontvangen. Op de CT-scan is een uitgebreide mediastinale en hilaire lymfadenopathie waargenomen (rechts meer dan links), het longparenchym was zonder afwijkingen. Aanvullend bloedonderzoek liet een verhoogd ACE zien. Bij bronchoscopie werd beiderzijds een sterk doorbloed slijmvlies gezien met hier en daar een hobbelig aspect. Centrale biopten toonden een granulomateuze ontsteking zonder necrose, er werden geen micro-organismen aangetoond en er waren geen aanwijzingen voor een lymfoom.
Als diagnose werd gesteld: sarcoïdose, stadium I. Patiënt wordt verder door de longarts behandeld. De differentiaaldiagnose bij mediastinale (paratracheale en/of hilaire) lymfadenopathie bij een jonge immigrant uit een voor tuberculose hoogendemisch land is: (primaire) tuberculose, sarcoïdose, lymfoom. De dubieus positieve THT bij vroegere BCG-vaccinatie wijst niet op actieve tuberculose maar sluit die ook niet uit. IGRAs werden in die tijd nog niet algemeen gebruikt. Het röntgenologisch beeld met bilaterale, vrijwel symmetrische afwijkingen/lymfadenopathie, in combinatie met de afwezigheid van klachten, een niet necrotiserende granulomateuze ontsteking en een verhoogd ACE maken de diagnose sarcoïdose waarschijnlijk.
5
C.G.M. Erkens arts-consulent tbc-bestrijding, KNCV Tuberculosefonds S.T. Keizer arts tbc-bestrijding, GGD Amsterdam G. de Vries hoofd landenkantoor Nederland, KNCV Tuberculosefonds
Kinderen met tuberculose: ook in Nederland nog ruimte voor preventie
T
Tuberculose bij kinderen kreeg recent veel aandacht. Zo hield het European Centre for Disease Prevention and Control een symposium over het onderwerp en adviseerde de Gezondheidsraad onlangs over BCG-vaccinatie voor kinderen uit risicogroepen. In dit artikel brengen we de Nederlandse situatie in kaart.
Hilusklierzwelling links
6
In het voorjaar van 2011 hield het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) een symposium in Stockholm over tuberculose bij kinderen. Onderwerpen van gesprek waren onder andere de vaak moeizame diagnostiek en problemen met de behandeling. In epidemiologisch onderzoek heeft tuberculose bij kinderen versterkte aandacht gekregen omdat de ziekte doorgaans het gevolg is van recente infectie en daarmee een maat voor transmissie. ECDC ontwikkelde daarom nieuwe indicatoren voor
transmissie, namelijk aparte weergave van de tbc-incidentie bij kinderen en van de verhouding tussen kinderen en volwassenen met tuberculose (1). Verschillen met volwassenen Tuberculose manifesteert zich bij kinderen in een aantal opzichten anders dan bij volwassenen. Klachten en symptomen zijn vaak weinig specifiek en lopen uiteen van gering tot zeer ernstig. Bij kinderen van infectieuze tbc-patiënten wordt de diagnose primotuberculose in het algemeen via het contactonderzoek gesteld op basis van de tuberculinehuidtest (THT), al dan niet gevolgd door de interferon-gamma release assay (IGRA) en de thoraxfoto. Klassiek op de foto is de hilusklierzwelling met eventueel infiltratie van de long (zie afbeelding). Bacteriologische bevestiging is vaak niet nodig: de diagnose is evident en eventuele resistentie blijkt uit bacteriologisch onderzoek van de bronpatiënt. Ernstige vormen van tuberculose, zoals meningitis tuberculosa en miliaire tuberculose, komen vaker bij kinderen voor, en kunnen leiden tot morbiditeit, blijvende schade en sterfte. Bij zeer jonge kinderen leidt een infectie veel vaker tot ziekte: bij kinderen jonger dan 12 maanden
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
circa 50 procent, tussen de 12 en de 24 maanden 20 procent, tussen de twee en de vijf jaar 5 procent, tussen de vijf en tien jaar 2 procent en boven de tien jaar 10 tot 20 procent (2). Preventie van tuberculose bij kinderen richt zich vooral op enerzijds vroege opsporing van infectie en ziekte door contactonderzoek en anderzijds BCG-vaccinatie van kinderen van wie een of beide ouders afkomstig zijn uit endemische gebieden. Onlangs adviseerde de Gezondheidsraad de BCG-vaccinatie voor kinderen uit risicogroepen voort te zetten en op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma (3). Bovenstaande ontwikkelingen waren aanleiding om de prevalentie en de kenmerken van tuberculose en tbcinfectie bij kinderen in Nederland in kaart te brengen, de trendontwikkeling daarvan te beschrijven, en te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om tuberculose bij kinderen nog verder terug te dringen. Methode In het Nederlands Tuberculose Register (NTR) en Latente Tuberculose Infectie-register (LTBI-register) worden gegevens van patiënten met tuberculose en tbc-infectie vastgelegd. Voor de trendanalyse onderzochten we de patiënten die tussen 1993 en 2010 werden gemeld aan het NTR en het LTBI-register. Voor het onderzoek naar de kenmerken van kinderen met tuberculose beperkten we de onderzoeksperiode van 2005 tot 2010, omdat sinds 2005 gegevens elektronisch en enigszins anders dan voorheen worden verzameld. Resultaten: tuberculose Figuur 1, over de laatste 18 jaar, laat zien dat het aantal kinderen met tuberculose fors afnam. Gedurende die periode is ook het totaal aantal patiënten met tuberculose gedaald,
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
Figuur 1. Kinderen met tuberculose < 15 jaar naar etnische achtergrond 120 100 80 60 40
Onbekend 2e generatie allochtoon
20
1e generatie allochtoon Autochtoon
0 1993
1995
1997
1999
2001
2003
van 1.800 (hoogste aantal) in 1994 tot 998 (laagste aantal) in 2007 (4), maar bij kinderen was de gemiddelde daling vanaf 2001 met 5,9 procent groter dan bij volwassenen (2,5%). In 2010 werden slechts 34 kinderen met tuberculose gemeld aan het NTR en dit komt overeen met een incidentie van 1,1 per 100.000; het aantal kinderen met tuberculose was nog nooit zo laag in Nederland. Veertien (41%) van deze kinderen waren buiten Nederland geboren (eerste generatie allochtoon), 16 (47%) in Nederland met een ouder van buitenlandse afkomst (tweede generatie allochtoon) en 4 (12%) autochtoon. Dit geeft een tbc-incidentie van 18,2, 2,7 en 0,2 per 100.000 voor groepen kinderen met deze respectievelijke achtergronden. In tabel 1 (zie pag. 8) zijn de belangrijkste kenmerken van tbc-patiënten in de periode 2005-2010 beschreven voor drie leeftijdsgroepen. Kinderen jonger dan 15 jaar met tuberculose vertegenwoordigden 4,6 procent van het totaal aantal patiënten; 40 procent van deze kinderen was jonger dan 5 jaar. Bijna de helft van deze kinderen (136/297, 46%) was tweede generatie allochtoon, en een derde (98/297, 33%) eerste generatie allochtoon. Van deze laatste groep waren de meesten afkomstig uit Somalië (31%), overig sub-Sahara
2005
2007
2009
Afrika (31%) en Marokko (4%). Tweede generatie allochtone kinderen met tuberculose waren vooral afkomstig uit Marokko (24%), Somalië (14%), Suriname (12%) en Turkije (6%). De diagnose longtuberculose werd bij kinderen relatief vaak gesteld, al dan niet met extrapulmonale afwijkingen. Ernstige vormen van extrapulmonale tuberculose, te weten tbc-meningitis en miliaire tuberculose, werden elk gemiddeld eenmaal per jaar vastgesteld. In totaal was van 50 procent van de allochtone kinderen met tuberculose bekend dat ze niet gevaccineerd waren met BCG: 21 procent van de eerste generatie allochtone kinderen uit endemische landen was niet gevaccineerd en hetzelfde geldt voor 69 procent van de tweede generatie allochtone kinderen. Van de vijf kinderen met een tbc-meningitis waren er twee gevaccineerd met BCG, geen van de zeven kinderen met een miliaire tuberculose was met BCG gevaccineerd. Tuberculose werd bij kinderen in minder dan de helft van de gevallen bevestigd door een kweek. Dit hangt samen met het feit dat bij kinderen de diagnose tuberculose in meer dan de helft van de gevallen werd vastgesteld bij een contactonderzoek (waarbij kweekbevestiging vaak niet wordt
7
KINDEREN MET TUBERCULOSE - RUIMTE VOOR PREVENTIE Tabel 1. Kenmerken van tbc-patiënten 2005-2010 < 5 jaar n
%
5-14 jaar n
%
179
>14 jaar n
Totaal n
%
6.105
%
Totaal
118
Man
66
56
77
43
3.522
58
6.402 3.665
57
Geboorteland Nederland*
96
81
103
58
1.802
30
2.000
31
- waarvan 2e generatie allochtoon
73
62
63
35
268
4
404
6
1e generatie allochtoon*
22
19
76
42
4.260
70
4.357
68
Longtuberculose
80
68
103
58
3.676
60
3.859
60
- Meningitis tuberculosa
3
3
2
1
138
2
143
2
- Miliaire tuberculose
3
3
4
2
153
3
160
2
28
24
57
32
4.526
74
4.611
72
2
1
265
4
267
4
Diagnose gesteld door arts tbc-bestrijding
77
61
115
64
1.201
20
1.393
22
Opname in ziekenhuis
19
16
26
15
2.031
33
2.076
32
Actieve opsporing - Bron- of contactonderzoek
71
60
96
54
264
4
431
7
- Screening van risicogroep
10
8
15
8
695
11
720
11
97
91
150
96
4.350
86
4.597
86
2
2
102
2
104
2
Bijzondere vormen van extrapulmonale tuberculose
Kweek positief Hiv-co-infectie
Resultaat behandeling 2005-2009 - Voltooid/Genezen - Overleden aan tuberculose
* Het aantal autochtonen en eerste generatie allochtonen is iets minder dan het totaal (bij >14 jaar) omdat van enkele patiënten het geboorteland onbekend is.
Tabel 2. Kenmerken van personen met een LTBI 2005-2010 < 5 jaar n Totaal Man
5-14 jaar %
231
n
>14 jaar %
675
n
Totaal %
9.721
n
%
10.627
66
56
77
43
3.522
58
3.665
57
Geboorteland Nederland*
195
84
535
79
7.753
80
8.483
80
- waarvan 2e generatie allochtoon
143
62
262
39
438
5
843
8
34
15
137
20
1.811
19
1.982
19
Gevonden bij bron- of contactonderzoek
173
75
578
86
5.453
56
6.204
58
Preventieve behandeling
215
93
616
91
6.515
67
7.346
69
- waarvan voltooid
189
87
555
90
5.358
82
6.102
83
1e generatie allochtoon*
* Het aantal autochtonen en eerste generatie allochtonen is iets minder dan het totaal omdat van enkele patiënten het geboorteland onbekend is.
nagestreefd) en dus frequent door de arts tbc-bestrijding van de GGD. Bij eerste generatie allochtone kinderen werd de diagnose tuberculose in een kwart van de gevallen gesteld via immigrantenscreening, 45 procent naar aanleiding van klachten en 25 procent in het kader van contactonderzoek. Ruim de helft van de kinderen met klachten (55%) was korter dan tweeënhalf jaar in Nederland. Meer dan 90 procent van de kinderen
8
voltooide de behandeling met succes. Ernstige vormen van tuberculose gaan wel gepaard met een hoge kans op sterfte; twee van de zeven kinderen met miliaire tuberculose stierven ten gevolge van de ziekte. Resultaten: LTBI Het aantal kinderen bij wie LTBI werd vastgesteld, nam van 1993 tot 2001 toe en is sindsdien gedaald tot 91 in 2010 (figuur 2). Sinds 2001 nam
vooral het aantal autochtone kinderen met LTBI af. Het aantal tweede generatie allochtone kinderen met LTBI nam na 2001 daarentegen sterk toe en bleef daarna relatief hoog. In de periode 2005 tot 2010 werd bij 906 kinderen een LTBI vastgesteld, 8,5 procent van alle gemelde LTBI’s. In totaal 267 van de 576 (46%) allochtone kinderen met een LTBI was niet met BCG gevaccineerd. Bij 751 kinderen (83%) werd de
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
Figuur 2. Kinderen < 15 jaar met LTBI naar etnische achtergrond 300 250 200 150 100
Onbekend 2e generatie allochtoon
50
1e generatie allochtoon Autochtoon
0 1993
1995
1997
1999
2001
2003
diagnose naar aanleiding van een bron- of contactonderzoek gesteld. Bij 54 procent (92/171) eerste generatie allochtone kinderen werd de diagnose LTBI gesteld naar aanleiding van screening bij binnenkomst in Nederland. 831 van de 906 kinderen met LTBI (92%) startten een preventieve behandeling, van wie 90 procent de behandeling met succes voltooide. Deze percentages zijn veel hoger dan bij volwassenen. Discussie Het aantal kinderen jonger dan 15 jaar met tuberculose is sinds 1993 meer dan gehalveerd in Nederland. Ook het aantal kinderen met een LTBI daalde de laatste tien jaar. De afname van tuberculose en tbcinfectie bij kinderen wijst op een afname van transmissie in Nederland. Eerste generatie allochtone kinderen hebben het hoogste risico op tuberculose, bijna honderd keer meer dan autochtone kinderen. Tweede generatie allochtone kinderen hebben een 15 keer hoger risico. Een groot deel van de eerste generatie allochtone kinderen met tuberculose is in het buitenland geïnfecteerd, en ontwikkelt tuberculose binnen enkele jaren na binnenkomst in Nederland. Uitgaande van het percentage dat door contactonderzoek wordt gevonden, ontstaat een kwart van de tuberculose bij deze kinderen door transmissie in Nederland.
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
2005
2007
2009
LTBI wordt relatief weinig bij eerste generatie allochtone kinderen vastgesteld, doordat alleen de niet met BCG gevaccineerde kinderen bij binnenkomst in Nederland hierop gescreend worden. Het is aannemelijk dat een aanzienlijk deel van de tuberculose die later wordt gevonden in deze groep kan worden voorkomen door screening op LTBI bij binnenkomst in Nederland met IGRA, gevolgd door preventieve behandeling. Voor tweede generatie allochtone kinderen en autochtone kinderen met de ziekte tuberculose is transmissie in Nederland de voornaamste oorzaak. Dit is te zien aan het grote aantal kinderen waarbij de diagnose bij contactonderzoek werd gesteld, door de arts tbc-bestrijding van de GGD. Voor kinderen met een LTBI geldt nog sterker dat dit een maat is voor recente transmissie in Nederland, omdat zij vrijwel uitsluitend of merendeels door contactonderzoek worden opgespoord. Sinds het begin van deze eeuw worden ook BCG-gevaccineerde kinderen in het contactonderzoek met de tuberculinehuidtest onderzocht op LTBI, en sinds de komst van de IGRA aanvullend met deze test. Onze studie laat zien dat de detectie van LTBI bij allochtone kinderen de laatste tien jaar in belangrijke mate is toegenomen. BCG-vaccinatie geeft geen volledige bescherming, maar beschermt vooral jonge kinderen tegen de ernstige
vormen van tuberculose. Ook deze ernstige vormen van tuberculose, komen – hoewel niet zeer frequent – in Nederland voor en zijn ook in Nederland oorzaken van kindersterfte. Onze bevindingen ondersteunen het advies van de Gezondheidsraad om het huidige beleid van selectieve BCG-vaccinatie (voor kinderen met een ouder uit een land met een tbcincidentie van meer dan 50 gevallen per 100.000 inwoners) voort te zetten, zowel vanwege het risico op infectie bij reizen naar het geboorteland van de ouders als vanwege het hogere risico op transmissie van tuberculose in Nederland (3). Conclusie Vroege opsporing van tuberculose en tbc-infectie bij kinderen door contactonderzoek en screening, en selectieve BCG-vaccinatie van risicokinderen zijn speerpunten van de Nederlandse tbc-bestrijding, en dragen bij tot het steeds minder voorkomen van deze ziekte en minder sterfte onder kinderen. Door verder verbeteren van het opsporen van LTBI onder kinderen uit hoogendemische landen, onder meer door screening op LTBI bij binnenkomst, en door verbetering van de dekkingsgraad van BCG-vaccinatie kunnen nog meer gevallen van tuberculose worden voorkomen.
Literatuur 1. Tuberculosis surveillance in Europe 2009. ECDC. Stockholm, 2011. 2. Marais BJ, Gie RP, Schaaf HS, et al. The natural history of childhood intrathoracic tuberculosis: a critical review from the pre-chemotherapy era. Int J Tuberc Lung Dis 2004; 8: 392–402. 3. Gezondheidsraad. Vaccinatie van kinderen tegen tuberculose. Den Haag: Gezondheidsraad, 2011; publicatienr. 2011/04. 4. Tuberculose in Nederland 2009, KNCV Tuberculosefonds, 2010.
9
I. Oldenboom sociaal verpleegkundige tbc-bestrijding, GGD Gelre-IJssel
(On)mogelijke transmissie op een sterilisatieafdeling
D
De centrale sterilisatieafdeling van een ziekenhuis is geen risicoafdeling voor tuberculose. Toch wordt in deze casus door het DNA-onderzoek van de tbcbacterie duidelijk dat precies op die plek een onvermoede transmissie heeft plaatsgevonden. Inadequate infectiepreventiemaatregelen maakten dat medewerkers van de afdeling te maken hadden met tbc-transmissie bij het reinigen van de medische instrumenten.
Centrale sterilisatieafdeling van een ziekenhuis
10
Patiënt A is een 76-jarige Nederlandse vrouw. In januari meldt een longarts van een regionaal ziekenhuis patiënt A aan. De afwijkingen op de thoraxfoto zijn verdacht voor longtuberculose. De patiënt heeft hoestklachten maar is niet in staat spontaan sputum te produceren. Een bronchoscopie met alveolaire lavage (BAL) wordt verricht om toch materiaal in te kunnen sturen, en de behandeling met tuberculostatica wordt gestart. Het bronchusspoelsel blijkt negatief bij auraminekleuring en polymerase kettingreactie (PCR). Dezelfde week komt er echter bericht van het laboratorium dat de PCR van het door de KNO-arts in verband met een tumor in het middenoor operatief afgenomen weefsel uit het mastoïd positief is voor M. tuberculosis complex.
(Fotografie: Yvonne Smits)
Hoewel de BAL-uitslag geen aanleiding geeft voor contactonderzoek wordt er in verband met de hoestklachten van patiënt A en de afwijkingen op de longfoto toch een klein contactonderzoek verricht. Er worden 15 personen onderzocht, van wie 11 door middel van een tuberculinehuidtest; de overige komen in aanmerking voor röntgenonderzoek van de longen. Er worden geen latente tbc-infecties geconstateerd. De kweken van zowel de BAL als het weefsel van het mastoïd tonen later een normaal gevoelige M. tuberculosis aan. DNA-onderzoek (VNTRtypering) geeft aan dat het gaat om een unieke stam. Er wordt uitgegaan van een endogene reactivatie. De patiënt voltooit de behandeling. Patiënt B is een 43-jarige Nederlandse vrouw. In november van hetzelfde jaar wordt bij haar de diagnose pleuritis tuberculosa gesteld. Er volgt bronopsporing bij familie, vrienden en collega’s op het werk. Patiënt B werkt op de centrale sterilisatieafdeling van een ziekenhuis, maar heeft daar geen contact met patiënten. Geen van de onderzochten bij de bronopsporing heeft een tbc-infectie of tuberculose. Zij heeft verder geen enkel tbc-risico. Het blijft onduidelijk wie de bron is. (On)mogelijke transmissie In december bericht de consulent surveillance dat het VNTR-cluster van patiënt A is uitgebreid met patiënt B. De tbc-verpleegkundigen van de
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
GGD’en nemen contact met elkaar op om een epidemiologisch verband tussen de geclusterde patiënten na te gaan. Patiënt A en patiënt B kennen elkaar niet en hebben elkaar nooit ontmoet. Het enige verband tussen deze patiënten is het ziekenhuis. De medische operatie-instrumenten waarmee bij patiënt A het laboratoriummateriaal is afgenomen, zijn gesteriliseerd op de sterilisatieafdeling waar patiënt B werkt. Tbc-transmissie op de centrale sterilisatieafdeling is onwaarschijnlijk, maar niet volledig uitgesloten. De afdeling infectiepreventie van het betreffende ziekenhuis wordt op de hoogte gesteld en de situatie op de centrale sterilisatieafdeling wordt onder de loep genomen. In de desinfectieruimte van de centrale sterilisatieafdeling worden de binnengekomen instrumenten handmatig geopend en onder hoge druk afgespoten, aerosolvorming kan hierbij optreden. Bij inadequaat gebruik van de infectiepreventiemaatregelen, mondmaskers,
spatschermen en spatbrillen is tbctransmissie mogelijk. Contactonderzoek In januari/februari van het daaropvolgende jaar wordt contactonderzoek gedaan onder de medewerkers van de centrale sterilisatieafdeling. Het personeel dat heeft gewerkt op de dagen toen er medische instrumenten zijn binnengekomen die gebruikt zijn voor patiënt A, wordt opgeroepen. Er worden 18 personen onderzocht, van wie 17 door middel van een tuberculinehuidtest. Bij 2 personen wordt met een positieve tuberculinehuidtest en een positieve IGRA-test een latente tbc-infectie gevonden. Beide medewerkers hebben geen ander tbc-risico in het verleden. Bij uitbreiding van het contactonderzoek op de centrale sterilisatieafdeling zijn geen infecties meer gevonden.
van het ziekenhuis de procedure persoonlijke bescherming in de desinfectieruimte kritisch bekeken. Ook wordt er nu zorgvuldiger toegezien op het adequaat gebruik van de infectiepreventiemaatregelen. De overige medewerkers van de centrale sterilisatieafdeling zijn nog opgeroepen voor een contactonderzoek; hierbij zijn geen infecties gevonden. Conclusie De DNA-fingerprint bracht duidelijkheid over de relatie tussen patiënt A en B en de plaats van transmissie. Een inadequaat gebruik van infectiepreventiemaatregelen op een centrale sterilisatieafdeling van een ziekenhuis vormde een risico voor de medewerkers. Daardoor kon er tbc-transmissie plaatsvinden via aerosolen bij het reinigen van de medische instrumenten.
Vervolg Naar aanleiding van deze resultaten heeft de centrale sterilisatieafdeling
DOORLOPENDE AGENDA
13-14 januari 2012 Studiedagen VvAwt Locatie: Kaap Doorn Conferentieoord, Doorn Informatie:
[email protected] 6 maart en 29 mei 2012 Module E-learning tbc-bestrijding Locatie: Amsterdam Informatie: www.nspoh.nl 28 maart 2012 Bijscholingsdag medisch-technisch medewerkers Organisatie: KNCV Tuberculosefonds Locatie: cursus- en vergadercentrum Hogeschool Domstad Utrecht
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
Informatie: secretariaat landenkantoor Nederland, 070-4167222 12-13 april 2012 Nascholingsdagen sociaal verpleegkundigen V&VN Organisatie: werkgroep nascholing verpleegkundigen tbc-bestrijding, commissie tbc Locatie: Conferentiehotel ISVW Leusden Informatie: Tineke Berends, 050-5338377 13-17 november 2012 43rd Union World Conference on Lung Health 2012 Locatie: Kuala Lumpur, Maleisië Informatie: www.theunion.org
11
CASUS ZUID-AFRIKA
S. Schulz arts sanatorium Brewelskloof, Worcester, Zuid-Afrika
Niet-uitbehandelde tuberculose loopt fataal af
E
Een jonge vrouw is als kind al behandeld voor tuberculeuze meningitis. Op haar zeventiende wordt de diagnose longtuberculose gesteld. Ze start met de behandeling en stopt, start en stopt opnieuw en zo nog een paar keer. Tot ze wordt opgenomen in het Zuid-Afrikaanse Brewelskloof Hospitaal, opnieuw met de behandeling begint en tegen de zin van de behandelaren naar huis vertrekt, stopt en terugkomt, stopt en terugkomt. En als ze dan eindelijk blijft voor de behandeling, overlijdt ze aan hartfalen – net op het moment dat als gevolg van therapie in haar sputum geen tbc-bacteriën meer te vinden zijn.
Angela (niet haar echte naam) is 19 jaar. Als kind is ze al eens behandeld voor een tuberculeuze meningitis, waarbij een cerebroventriculaire shunt werd geplaatst. Twee jaar geleden komt ze naar een lokale kliniek waarbij de diagnose sputumnegatieve, kweekpositieve longtuberculose wordt gesteld. De tbc-bacterie is gevoelig voor eerstelijns tbc-medicatie. Haar hiv-test is negatief. De tbc-behandeling bestaat uit isoniazide, rifampicine, pyrazinamide en ethambutol (HRZE), waarmee ze echter na een paar weken stopt. Een tijdje later meldt ze zich opnieuw bij de kliniek, waar de behandeling weer gestart wordt, maar deze wordt opnieuw na enkele weken gestaakt. Dit herhaalt zich drie keer. Alle pogingen om haar te counselen en medicatie-inname te begeleiden helpen niet: de patiënt rent weg zodra gezondheidswerkers in de buurt van haar huis komen. Angela woont op dat moment met haar moeder en 12-jarige broertje op een boerderij. Beide ouders zijn drugs- en alcoholverslaafd. Vader verblijft in de gevangenis vanwege verkrachting, moeder werkt op de boerderij. Angela ging van school toen ze 15 was, en heeft een jaartje gewerkt. Zij gebruikte regelmatig cannabis en amfetamines. Een jaar later wordt Angela opgenomen in Brewelskloof Hospitaal. Haar gewicht is 43 kg; de body mass index
12
Eerste opname Brewelskloof Hospitaal (1 jaar na start behandeling)
(BMI) is 15. Ze ziet er jong uit voor haar leeftijd, en maakt een normaal intelligente indruk. Ze is bereid om mee te werken aan de tbcbehandeling, omdat ze graag beter wil worden. Maar na drie dagen van voortdurende discussies in het ziekenhuis belt ze haar moeder, die haar vervolgens ophaalt en meeneemt, ondanks alle pogingen moeder en dochter te overreden dat behandeling in het ziekenhuis beter is. Een half jaar later wordt de jonge vrouw opnieuw doorverwezen naar Brewelskloof Hospitaal voor opname. De laatste episode heeft ze de tbc-
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
Tweede opname (1,5 jaar na start behandeling)
medicatie uiteindelijk maar een maand genomen, en nu is haar sputum weer positief. Haar gewicht is verder gedaald naar 35 kg en de thoraxfoto is verslechterd. Ook de woonsituatie van de familie is achteruitgegaan: allen wonen nu bij de grootmoeder in een hut in een township, zonder water en elektriciteit, en leven van het pensioentje van de grootmoeder. Deze keer blijft Angela een week in de kliniek en herhaalt de eerdere situatie zich. Vier maanden later verschijnen Angela en haar moeder opnieuw in het Brewelskloof Hospitaal. De verpleegkundige van de plaatselijke kliniek is ondertussen radeloos over de situatie. In het ziekenhuis spreken de arts, de verpleegkundige en een counselor uren met de patiënte en haar moeder, maar zij weigeren opname. Bij het vertrek ondertekenen ze een verklaring met daarop de diagnose, de ernst van de situatie, de noodzakelijke behandeling en de gevolgen van het niet-behandelen, en met de mededeling dat ze terug mogen komen voor opname wanneer ze daartoe bereid zijn.
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
Derde opname (2 jaar na start behandeling)
Drie weken later wordt ze opgenomen met een gewicht van 32 kg, BMI 12,5. Ze is kortademig bij lichte inspanning. Haar sputum is bij ZiehlNeelsen (ZN) kleuring 3+; de bacterie is nog steeds gevoelig voor eerstelijns tbc-medicijnen. De behandeling bestaat uit de eerdere tbc-medicatie (RHZE) en streptomycine. Tijdens de opname is ze teruggetrokken, zit of ligt in bed, en maakt een vriendelijke,
rustige indruk. Na zes weken komt haar moeder haar opzoeken, maar ze kan nog niet ontslagen worden omdat het sputum nog steeds ZN 1+ is. Na tien weken opname ontwikkelt Angela rechter hartfalen en overlijdt. Het sputum dat drie dagen eerder voor microscopisch onderzoek is ingestuurd, bevatte geen tbc-bacteriën meer.
Tbc-bestrijding in Zuid-Afrika Sigrid Schulz is een Duitse arts die sinds zes jaar in het Zuid-Afrikaanse Brewelskloof-ziekenhuis werkt, honderd kilometer ten oosten van Kaapstad, in de provincie Western Cape. Tijdens een werkbezoek aan Nederland in 2010 bood ze aan om periodiek een casus te sturen uit het land met de hoogste tbc-incidentie in de wereld. Dit is aflevering twee. De levensverwachting in Zuid-Afrika is met nog geen 50 jaar meer dan dertig jaar minder dan in Nederland. In dit land van bijna 50 miljoen inwoners is de tbc-incidentie meer dan honderd keer hoger dan in Nederland. Zuid-Afrika telt jaarlijks 500.000 tbc-patiënten. Deze tbc-epidemie wordt mede veroorzaakt door de hiv-epidemie: 30 procent van de volwassenen is met hiv geïnfecteerd. Onder volwassen tbc-patiënten is dat percentage 60 tot 80 procent; 20 procent van de kinderen met tuberculose is hiv-positief, meestal met een zeer laag CD4-getal. De mortaliteit ten gevolge van tuberculose in Zuid-Afrika bedraagt 230 per 100.000 inwoners. Ter vergelijking: in Nederland is dat 0,2 per 100.000.
13
G. de Vries hoofd landenkantoor Nederland, KNCV Tuberculosefonds, mede namens de consulenten klinische tuberculose
Evaluatie van het consulentschap klinische tuberculose in Nederland
I
In 2010 vond een evaluatie plaats van het consulentschap klinische tuberculose. Het consulentschap werd ingesteld bij het 80-jarig bestaan van KNCV Tuberculosefonds in 1983 omdat het aantal tbc-patiënten in Nederland daalde en een afname van kennis en expertise bij medische professionals voorkomen moest worden. Het consulentschap stelt specifieke kennis over tuberculose landelijk ter beschikking om zo optimale diagnostiek en behandeling te kunnen blijven waarborgen. Dit artikel beschrijft in het kort de huidige vorm en functie van het consulentschap en tevens de conclusie en een
KNCV Tuberculosefonds ondersteunt het consulentschap financieel. Daarnaast vindt periodiek overleg plaats en worden de werkzaamheden regelmatig geëvalueerd. Voor de invulling van het consulentschap werd destijds gekozen voor een longarts werkzaam in een centrum voor behandeling van patiënten met tuberculose en complexe problemen. Aanvankelijk werd het consulentschap alleen uitgevoerd door Tuberculosecentrum Beatrixoord. In 1998 is, mede naar aanleiding van een door de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT) opgestelde profielschets, gekozen om het consulentschap ook onder te brengen bij Tuberculosecentrum Dekkerswald. Evaluatie consulentschap In 2010 besloten KNCV Tuberculosefonds en beide tuberculosecentra om het consulentschap te evalueren.
De gegevens over de periode 20052009 van het aantal geregistreerde adviezen en andere activiteiten van de consulenten werden verzameld. Met een enquête werden ervaringen en meningen van longartsenmaatschappen van acht (aselect gekozen) ziekenhuizen en van artsen tbc-bestrijding van de acht backoffices van de GGD-regio’s gepeild. Aanbevelingen uit een eerdere evaluatie van 2003 werden door het hoofd landenkantoor Nederland met de consulenten van de twee tbc-centra besproken. Vanwege de vertrouwelijkheid van zowel de enquête als de gesprekken met de consulenten klinische tuberculose kunnen niet alle resultaten gepresenteerd worden en ligt de nadruk in dit artikel op aanbevelingen om het consulentschap te verbeteren. Kennis vasthouden Jaarlijks werden circa 600 tot 800 vragen per e-mail of telefonisch gesteld
aantal aanbevelingen uit de evaluatie.
Arts ziet steeds minder tuberculose Van de 1.158 tbc-patiënten die in 2009 werden gemeld, is de diagnose 285 maal gesteld door een GGD-arts tbc-bestrijding, 604 maal door een klinisch werkzame longarts en 269 keer door een andere medische specialist. Dit betekent concreet dat een GGD-arts tbc-bestrijding de diagnose gemiddeld tien keer per jaar stelt, een longarts gemiddeld een tot twee keer per jaar en dat andere specialisten de diagnose maar eens in de paar jaar stellen. Door regionale verschillen in de prevalentie van tuberculose in Nederland zullen de meeste medische professionals deze gemiddelden niet bereiken. Bron: Tuberculose in Nederland 2009, Surveillancerapport over de tuberculosesituatie in Nederland. KNCV Tuberculosefonds, 2010.
14
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
en beantwoord door de consulenten. Veel vragen betroffen diagnostiek en behandeling van tuberculose uit zowel de klinische als de publieke gezondheidssector. Vragen werden voorheen vooral telefonisch gesteld en het antwoord schriftelijk bevestigd. Tegenwoordig vindt vraagstelling toenemend per e-mail plaats, net als de beantwoording daarvan. Consulenten klinische tuberculose lijken daarmee een belangrijke rol te spelen bij het centraal vasthouden van kennis en expertise en het adviseren van professionals die minder over deze expertise beschikken. De ziekenhuizen en GGD’en gaven een positieve beoordeling aan het consulentschap vanwege de grote kennis en deskundigheid van consulenten, de goede toegankelijkheid,
snelle feedback en hun betrokkenheid bij het onderwijs. Aanbevelingen Aanbevolen wordt: · het consulentschap klinische tuberculose ook de komende jaren voort te zetten; · het consulentschap na drie tot vijf jaar te evalueren; · de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT) te vragen de profielschets van de consulent klinische tuberculose te actualiseren; en · intercollegiaal overleg te bevorderen tussen de beide Tuberculosecentra, zodat consensusvorming en ‘expert opinion’ over complexe casuïstiek en vraagstelling worden
Casus Een huisarts vraagt de GGD-arts tbc-bestrijding om advies over een Somalische patiënt die al langere tijd een pijnlijke enkel heeft en met beperkte mobiliteit is opgenomen op de ziekenboeg van een daklozencentrum. Hoewel de orthopeed aan tuberculose heeft gedacht en een tuberculinehuidtest (THT) heeft laten zetten die positief is, is er nog geen diagnose gesteld. Gezien de ervaring van de huisarts dat tuberculose veel onder daklozen voorkomt en deze patiënt uit een hoogendemisch land voor tuberculose komt, vraagt hij zich af of dit tuberculose van de enkel kan zijn. Na overleg van de GGD-arts met de consulent klinische tuberculose worden de röntgenfoto’s en CT-scans van het gewricht doorgestuurd. De consulent oordeelt dat het radiologische beeld goed zou kunnen passen bij een actieve tuberculose. Hij adviseert een botbiopt af te nemen voor histologie en een mycobacteriële kweek, en daarna, gezien de hoge verdenking op actieve tuberculose op basis van de positieve THT, het radiologische beeld, de afkomst van patiënt, de kliniek en daarnaast het uitblijven van een alternatieve diagnose, te starten met een (proef)behandeling. Na enkele weken blijkt de kweek positief voor tuberculose en wordt de diagnose gewrichtstuberculose bevestigd.
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
ontwikkeld en gedeeld. In het bijzonder dienen consulenten onderling regelmatig de behandeling van MDR-tbc-patiënten te bespreken. Verder wordt aandacht gevraagd voor de terugkoppeling van adviezen niet alleen aan de hoofdbehandelaar in ziekenhuizen maar ook aan de betrokken GGD-regio’s. Het consulentschap klinische tuberculose zou ten slotte meer bekendheid moeten krijgen bij andere klinische disciplines, zoals internist-infectiologen en kinderartsen.
Consulenten klinische tuberculose Tuberculosecentrum Dekkerswald: (Tel. 024 685 92 93) Dhr. dr. M.J. (Martin) Boeree, longarts. E-mail:
[email protected] Mw. C. (Cecile) Magis-Escurra, longarts. E-mail:
[email protected] Tuberculosecentrum Beatrixoord: (Tel. 050 533 89 11) Dhr. R. (Richard) van Altena, longarts. E-mail:
[email protected] Dhr. W.C.M. (Wiel) de Lange, longarts. E-mail:
[email protected]
15
J. van den Boogaard coördinator gezondheidscentra, Pala, Tsjaad
Therapieontrouw bij tbc-behandeling
J
Jossy van den Boogaard promoveerde in juli aan de Radboud Universiteit Nijmegen op een proefschrift getiteld ‘Non-
De meeste onderzoeken die in het proefschrift staan, zijn uitgevoerd in de noordelijke Kilimanjaro-regio van Tanzania. De bevindingen zijn echter ook relevant voor tbc-controleprogramma’s elders in de wereld.
adherence to tuberculosis treatment: an integral approach to measure and prevent it’. In haar proefschrift behandelt zij het probleem van therapieontrouw in de tbc-behandeling. Ze heeft het probleem bestudeerd vanuit een biomedische invalshoek en vanuit het perspectief van patiënten. Verschillende methoden om therapietrouw te meten, worden in het proefschrift geëvalueerd, en er is aandacht voor operationele en farmacologische strategieën om therapieontrouw door tbcpatiënten te voorkomen.
16
Drijvers van de tbc-epidemie Ondanks de beschikbaarheid van een effectieve behandeling is tuberculose nog steeds een wereldwijd gezondheidsprobleem dat ieder jaar meer dan negen miljoen mensen treft. Tuberculose is na hiv de belangrijkste doodsoorzaak onder infectieziekten in de wereld. Tuberculose en hiv gaan vaak samen op, met name in zuidelijk en oostelijk Afrika, waar tot wel 50 procent van de tbc-patiënten ook besmet is met hiv. Hiv is niet de enige stuwende kracht achter het blijven voortbestaan van tuberculose. Een andere belangrijke factor is therapieontrouw door patiënten, bijvoorbeeld door onregelmatige medicatie-inname of het voortijdig afbreken van de zes maanden durende behandeling. Therapieontrouw kan leiden tot het falen van de behandeling, het terugkeren van de ziekte na een ziektevrije periode en de ontwikkeling van medicatieresistente tuberculose. Deze ongunstige behandeluitkomsten veroorzaken niet alleen ernstige gezondheidsproblemen voor individuele patiënten, maar vormen ook een bedreiging voor de volksgezondheid omdat ongenezen tbc-patiënten
de ziekte kunnen overdragen op mensen in hun omgeving. Therapieontrouw begrijpen Het proefschrift begint met het verkennen van het probleem van therapieontrouw in de tbc-behandeling vanuit een klinisch-farmacologisch perspectief en vanuit de ervaringen van patiënten. Zo wordt de relatie tussen therapieontrouw en de behandeluitkomst geanalyseerd om te kunnen begrijpen waarom het zo moeilijk is om de gevolgen van verschillende patronen van therapieontrouw voor het genezingsproces te voorspellen. In het geval van hiv-behandeling bijvoorbeeld is bekend dat patiënten minimaal 95 procent van hun medicijnen moeten innemen zoals voorgeschreven om ervoor te zorgen dat het virus onderdrukt blijft. Zulke informatie is niet bekend voor de tbc-behandeling, omdat de relatie tussen therapieontrouw en de behandeluitkomst wordt beïnvloed door complexe medicatie-, gastheer-, en ziekteverwekkergerelateerde factoren waarover maar weinig bekend is. Deze factoren moeten afzonderlijk uitgeplozen worden in aanvullend onderzoek om te kunnen voorspellen hoe en in welke mate therapieontrouw het genezingsproces beïnvloedt. In het proefschrift worden ook de determinanten van therapietrouw gedrag onderzocht. Hiervoor zijn Tanzaniaanse tbc-patiënten geïnterviewd en werd een theoretisch model
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
van therapietrouw gedrag ontwikkeld op basis van de ervaringen van deze patiënten. Een belangrijke maar vaak vergeten eerste stap in de richting van therapietrouw is de beslissing van patiënten om naar de kliniek te gaan voor diagnose en behandeling. Deze beslissing hangt samen met de kennis en (traditionele) opvattingen van patiënten over tuberculose. Als de diagnose eenmaal is gesteld en de behandeling voorgeschreven, is de belangrijkste voorspeller van therapietrouw gedrag het voornemen van patiënten om therapietrouw te zijn. Deze intentie volgt uit de kennis en opvattingen van patiënten over de tbc-behandeling en uit de motivatie om beter te worden. De aanwezigheid van een sociaal netwerk is een andere determinant van de intentie om therapietrouw te zijn: als patiënten het gevoel hebben dat belangrijke personen uit hun sociale netwerk therapieontrouw gedrag afkeuren, zijn ze eerder geneigd om therapietrouw te zijn. Een sterke intentie om therapietrouw te zijn helpt patiënten om obstakels van therapietrouw te overwinnen, en om in hun omgeving hulpmiddelen te vinden die ervoor zorgen dat ze de medicatie niet vergeten. Therapietrouw meten In het tweede deel van het proefschrift worden verschillende methoden onderzocht om therapietrouw te meten. Het meten van therapietrouw is ingewikkeld omdat er geen simpel, betrouwbaar en betaalbaar meetinstrument bestaat. Een geavanceerde methode die steeds meer als de ‘gouden standaard’ wordt gezien, is het zogenaamde ‘Medication Event Monitoring System’ (MEMS). Dit is een medicatiepot met in de deksel een micro-elektronische chip die de datum en tijd van iedere opening van de pot registreert. Het routinematig gebruik van MEMS in de klinische praktijk is
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
onbetaalbaar voor de meeste landen waar veel tuberculose voorkomt, maar MEMS is wel een geschikt instrument voor onderzoeksdoeleinden. Wij testten MEMS-potten bij 50 Tanzaniaanse tbc-patiënten om de betrouwbaarheid van een aantal simpelere meetinstrumenten te bepalen. Het bleek dat de betrouwbaarheid van de gebruikelijke combinatiemethode van tellen van overgebleven pillen en registreren van de frequentie waarmee patiënten naar de kliniek komen om nieuwe medicatie op te halen, verbeterd kon worden door patiënten een standaard vragenlijst over therapietrouw te laten invullen. In de vragenlijst staan ook vragen die betrekking hebben op de mogelijke problemen die patiënten ervaren bij de dagelijkse inname van hun medicatie. De antwoorden op deze vragen kunnen gezondheidswerkers helpen om patiënten adequaat te adviseren over hoe ze gemakkelijker therapietrouw kunnen blijven. In een studie naar de ervaringen van Tanzaniaanse patiënten met betrekking tot het gebruik van MEMS-potten kwamen wel twee valkuilen aan het licht: (1) het openen van de MEMS-pot betekent niet altijd een daadwerkelijke pilinname, en sommige patiënten nemen juist meer dan één dosis tegelijk uit de pot voor later gebruik; en (2) het gebruik van MEMS kan (onbedoeld) de therapietrouw van patiënten verbeteren. Het is daarom van belang dat de informatie die verkregen wordt met MEMS altijd kritisch wordt geïnterpreteerd. MEMS en de andere genoemde methoden om therapietrouw te meten hebben een gemeenschappelijk nadeel: ze berusten op de aanname dat patiënten hun medicatie daadwerkelijk hebben ingenomen, maar bewijzen dat niet. Methoden die de medicatie-inname wél bewijzen, zijn directe methoden zoals het bepalen
van medicijnspiegels in het bloed of urine van de patiënt. Echter, lage medicijnspiegels betekenen niet altijd dat de patiënt therapieontrouw is geweest. Andere oorzaken van lage spiegels zijn natuurlijke variaties in de medicijnopname- en uitscheidingsprocessen, en stoornissen in de opname van medicijnen uit het maag-darmstelsel, bijvoorbeeld bij patiënten met diabetes mellitus of hiv. Bovendien geven directe methoden om therapietrouw te meten alleen informatie over inname van de meest recente dosis. Om deze redenen is het bepalen van medicijnspiegels in bloed of urine van patiënten van beperkte waarde voor het meten van therapietrouw. Therapieontrouw voorkomen In het laatste deel van het proefschrift komen twee verschillende strategieën aan bod om therapieontrouw te voorkomen: (1) de Tanzaniaanse patiëntgeoriënteerde benadering die tbcpatiënten laat kiezen tussen twee vormen van ‘direct geobserveerde therapie’ (DOT); en (2) het verkorten van de tbc-behandeling om de therapietrouw te vergemakkelijken. Sinds 2007 kunnen tbc-patiënten in Tanzania kiezen waar en door wie DOT aan hen wordt verstrekt: op de
17
gebruikelijke wijze in de kliniek (‘facility-based DOT’) of in de thuissituatie door een naaste van de patiënt (‘community-based DOT’). De meeste patiënten kiezen voor laatstgenoemde optie. Uit een door ons uitgevoerde analyse van het eerste cohort van patiënten uit de Kilimanjaro-regio die konden kiezen tussen facility-based en community-based DOT blijkt dat het behandelsucces onder patiënten met community-based DOT net zo groot is als onder patiënten met facility-based DOT. Een farmacologische strategie om de therapietrouw van tbc-patiënten te bevorderen is het verkorten van de behandelduur. De ontwikkeling van nieuwe behandelregimes van kortere duur is een complex en kostbaar proces. Het zal nog minimaal tien jaar duren voordat nieuwe medicijnen de lange weg van onderzoek naar toepassing in de klinische praktijk hebben afgelegd. Een sneller alternatief is het herzien van medicijnen die al geregistreerd zijn voor gebruik in de tbc-behandeling, zoals rifampicine en
fluoroquinolonen. De mogelijkheid om de behandelduur van tuberculose te verkorten met behulp van hoge doseringen rifampicine wordt momenteel onderzocht in de Kilimanjaroregio. Rifampicine kan leverschade veroorzaken en het is onbekend of hoge doseringen van het middel goed worden verdragen door patiënten. Onder Tanzaniaanse patiënten die behandeld worden met rifampicine in de gebruikelijke dosering komt door tbcmedicatie veroorzaakte leverschade in ieder geval nauwelijks voor, zo wordt in het proefschrift beschreven. Fluoroquinolonen zijn antibiotica die geregistreerd staan voor gebruik bij de behandeling van multiresistente tuberculose en andere bacteriële infecties. Twee nieuwe middelen in deze groep van antibiotica (moxifloxacine en gatifloxacine) kunnen mogelijk de behandelduur van tuberculose verkorten. Moxifloxacine wordt momenteel voor dit doel getest in de Kilimanjaro-regio. De vrees bestaat echter dat veelvuldig gebruik van fluoroquinolonen voor andere
infecties resistentie veroorzaakt in de tbc-bacillen. Dit zou een groot obstakel kunnen zijn voor de toepassing van fluoroquinolonen in tbc-behandeling van kortere duur. Uit onze studies bleek dat de fluoroquinolonen ook in de Kilimanjaro-regio op grote schaal in de behandeling van allerlei infecties worden gebruikt, maar gelukkig werden geen fluoroquinolonresistente tbc-bacillen gevonden in Tanzaniaanse patiënten die eerder fluoroquinolon hadden gebruikt. Deze bevinding is gunstig voor het toekomstige gebruik van fluoroquinolonen in een tbc-behandeling van kortere duur.
Voor meer informatie over de beschreven onderzoeken of een kopie van het proefschrift kunt u zich wenden tot: Jossy van den Boogaard
[email protected]
BERICHTEN
Alkmaar/Hoorn Sinds 1 september 2011 is Astrid Kostelijk niet meer werkzaam als sociaal verpleegkundige bij de afdeling tbc-bestrijding van de GGD Hollands Noorden.
Roosendaal/Breda Joyce Diepstraten is op 1 november gestart als sociaal verpleegkundige tbc-bestrijding bij de GGD WestBrabant.
18
Zwolle Per 1 november 2011 is Lucy Beltman niet meer werkzaam als sociaal verpleegkundige bij de tbc-afdeling van GGD IJsselland.
Amsterdam In verband met pensionering heeft dr. Henk van Deutekom zijn werkzaamheden als hoofd van de afdeling tbc-bestrijding bij de GGD Amsterdam per 1 september 2011 beëindigd. Hij wordt in die
functie opgevolgd door Wieneke Meijer-Veldman, tot die datum arts tbc-bestrijding bij de GGD BrabantZuidoost.
Eindhoven/Helmond In verband met haar vertrek naar de GGD Amsterdam wordt Wieneke Meijer-Veldman per 1 september 2011 opgevolgd door Roxana van Nispen-Dobrescu, tot die datum arts tbc-bestrijding bij de GGD Utrecht.
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
TUBERCULOSE IN NEDERLAND C.G.M. Erkens, arts-consulent tbc-bestrijding E. Slump, consulent surveillance H. Schimmel, medewerker datamanagement Allen KNCV Tuberculosefonds, Den Haag
Rapportage januari t/m september 2011
Aantal tbc-patiënten licht gedaald In de eerste drie kwartalen van 2011 werden 774 tbcpatiënten gemeld. Dit is 3 procent minder dan het aantal patiënten in 2010 in deze periode en 15 procent minder dan het aantal patiënten in dezelfde periode van 2009. De lichte daling in het aantal patiënten in vergelijking met 2010 is niet evenredig verdeeld over de tbc-regio’s. Het aantal patiënten steeg in vergelijking tot dezelfde periode van 2010 vooral in de tbc-regio Noord-Holland en Flevoland. De grootste daling wordt gezien in de regio Overijssel en Gelderland, gevolgd door de regio Groningen, Friesland en Drenthe. 57 procent van de meldingen betrof volgens de voorlopige gegevens pulmonale tuberculose. 67 procent van de patiënten in de eerste drie kwartalen van 2011 is geboren in het buitenland. Van 6 procent is het geboorteland nog niet bekend. Van 94 procent van de patiënten die in de eerste drie kwartalen van 2010 in Nederland gediagnosticeerd werden, is het behandelresultaat bekend. 83 procent voltooide de behandeling met succes. Dit is 88 procent van de patiënten met een bekend resultaat. Het aantal patiënten dat zich heeft onttrokken aan de behandeling is in de eerste drie kwartalen van 2010 hetzelfde als in de eerste drie kwartalen van 2009 (2%).
NTR kwartaalrapportage III/2011 Cumulatieve gegevens over de periode 1 januari 2011 t/m 30 september 2011, vergeleken met dezelfde periode in 2009 en 2010. (Peildatum 11-10-2011) 2009
2010 %
n
%
n
Gerapporteerde patiënten Totaal 907 Pulmonaal 415 Extrapulmonaal 404 Pulmonaal en extrapulmonaal 88 Onbekend/nog niet ingevuld** 0
46% 45% 10% 0%
800 350 347 103 0
44% 43% 13% 0%
774 347 317 95 15
45% 41% 12% 2%
Regio** Groningen+Friesland+Drenthe Overijssel+Gelderland Utrecht Noord-Holland+Flevoland Zuid-Holland Zeeland+Noord-Brabant Limburg
115 116 54 204 260 108 50
13% 13% 6% 22% 29% 12% 6%
67 108 53 189 234 101 48
8% 14% 7% 24% 29% 13% 6%
57 89 56 205 215 105 47
7% 11% 7% 26% 28% 14% 6%
Geboorteland Nederland Niet-Nederland Onbekend/nog niet ingevuld
244 662 1
27% 73% 0%
212 586 2
27% 73% 0%
212 516 46
27% 67% 6%
Behorend tot een of meerdere risicogroepen Nee/Onbekend/Niet ingevuld 432 Ja 475
48% 52%
408 392
51% 49%
437 337
56% 44%
1200 1100
Cumulatieve resultaten van de behandeling van tbc-patiënten gerapporteerd in de periode 1 januari 2010 t/m 30 september 2010*, vergeleken met dezelfde periode in 2008 en 2009
1000 900
N Totaal geëvalueerd
800 700 600 500 400
2009 %
758
Genezen/voltooid 664 Afgebroken (zie reden) 16 Elders voortgezet 31 Overleden aan tuberculose 10 Overleden andere oorzaak dan tuberculose 33 Nog onder behandeling 0 Mislukt (failed) 0 Einde registratie; geen behandeling 0 Nog niet ingevuld 4
2011 2010 2009 2008
%
Bron: NTR/KNCV * * Voorlopige gegevens (bron: 11-10-2011) ** Regio's op basis van de postcode van de tbc-patiënt
2008
Aantal geregistreerde actieve tuberculose (alle vormen) naar maand van diagnose, 2008-2011 (januari-september)*, Nederland
2011*
n
N
2010* %
907
n
%
800
88% 2% 4% 1%
776 32 29 14
86% 4% 3% 2%
663 24 22 8
83% 3% 3% 1%
4% 0% 0% 0% 1%
40 0 0 0 16
4% 0% 0% 0% 2%
26 1 0 8 48
3% 0% 0% 1% 6%
1% 1% 0%
11 20 1
1% 2% 0%
6 17 1
1% 2% 0%
300 200 100 0 N jan
febr
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
Bron: NTR/KNCV * Voorlopige gegevens (bron: 11-10-2011)
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
sept
okt
nov
dec
Reden voortijdige beëindiging Bijwerkingen Onttrokken aan behandeling Onbekend
8 7 0
Bron: NTR/KNCV * Voorlopige gegevens (bron 11-10-2011)
19
VRAAG EN ANTWOORD
C. Magis-Escurra longarts, UMC Nijmegen, locatie Dekkerswald, consulent klinische tuberculose KNCV Tuberculosefonds
Wanneer start je een proefbehandeling? Casus Een 23-jarige vrouw uit India komt in het ziekenhuis met sinds zes weken bestaande hoofdpijnklachten en een visusdaling die recent is opgetreden. Bij fundoscopie blijkt sprake van papiloedeem als teken van verhoogde hersendruk. Op de MRI van de hersenen wordt een drietal laesies met massawerking gezien. Vanwege de verhoogde intracraniële druk wordt afgezien van een lumbaalpunctie. Op een CT van thorax en abdomen wordt uitgebreide lymfadenopathie gezien. Een mediastinoscopie levert enkele discrete granulomen zonder centrale necrose op. De ZiehlNeelsen (ZN) kleuring en polymerasekettingreactie (PCR) van dit materiaal zijn negatief, de kweek is ingezet. De tuberculinehuidtest (THT) is positief, evenals de IGRA-test. De hiv-test is negatief. Naar tropische ziekteverwekkers is uitgebreid onderzoek gedaan maar deze zijn niet aangetoond. Vraag Zou het tuberculose kunnen zijn, en zo ja, hoe dan verder? Antwoord Bij deze jonge vrouw is een meningitis tuberculosa met intracerebrale tuberculomen en mediastinale en abdominale kliertuberculose heel waarschijnlijk: ze is afkomstig uit een endemisch gebied voor tuberculose, er is sprake van langer bestaande
20
hoofdpijn, ze heeft een positieve THT en IGRA, mediastinale klieren tonen granulomateuze afwijkingen en andere verwekkers zijn niet aangetoond. Bij deze verdenking bestaat er een indicatie om direct te starten met de behandeling. Er wordt geadviseerd te starten met isoniazide, rifampicine, pyrazinamide en ethambutol, in combinatie met corticosteroïden. Totale behandelduur is minstens negen maanden. Bespreking Meningitis tuberculosa presenteert zich vaak als een subacute meningitis. Prodromale verschijnselen zijn aspecifiek, waarbij 28 procent zich presenteert met hoofdpijn, 25 procent met braken, 13 procent met koorts en slechts 2 procent meningisme (nekstijfheid) vertoont. De aard en diversiteit van de symptomen zijn vanuit de ziektelokalisatie en de pathogenese van meningitis tuberculosa te begrijpen. Een definitieve diagnose wordt gesteld op basis van een positieve mycobacteriële kweek. De sensitiviteit van de Ziehl-Neelsen (ZN) kleuring, de PCR en de kweek is erg laag door de lage bacterieload in de liquor, zelfs bij een vergevorderd stadium. De diagnostische opbrengst kan worden verhoogd door herhaalde liquorpuncties en daarbij een groot volume af te nemen (>6 ml) en tevens door aan de laborant te vragen langer dan normaal in het preparaat te zoeken
naar zuurvaste staven. De chemie van de liquor geeft veelal een lymfocytose, een hoog eiwitgehalte en een laag glucose te zien. Beeldvormende diagnostiek kan aanwijzingen geven voor hydrocephalus, hersenoedeem of aankleuring van de basale hersenvliezen. In de huidige tijd dient bij patiënten afkomstig uit endemisch gebied uiteraard rekening gehouden te worden met de kans op resistente tuberculose. Het uitblijven van een resistentiepatroon door negatieve kweken moet zoveel mogelijk worden voorkomen, maar is bij lokalisaties in het centraal zenuwstelsel helaas vaak de realiteit. Andere extrapulmonale lokalisaties van de tuberculose dienen dan ook actief te worden opgespoord, zoals in bovenstaande casus, zodat wellicht makkelijker bereikbaar materiaal gekweekt kan worden. Differentiaaldiagnostisch komen bij deze casus verschillende aandoeningen in aanmerking: een bacteriële meningitis, neurosarcoidose of een leptomeningeale maligniteit. Alleen al de overweging van de diagnose meningitis tuberculosa moet altijd direct leiden tot het starten van een behandeling. Door tijdig te starten kan de prognose gunstig beïnvloed worden, uitstel kan leiden tot de dood of substantiële neurologische schade. De behandeling dient uiteraard te worden voortgezet als de kweek op M. tuberculosis positief wordt, maar
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
ook wanneer er sprake is van respons op therapie na zes tot acht weken en bij het uitblijven van andere diagnosen.
Literatuur 1. Richtlijn medicamenteuze behandeling van tuberculose, 2005 2. Molenaar R, Jansen C. Drie patiënten met tuberculeuze meningitis; behandeling al starten bij waarschijnlijkheidsdiagnose. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2008; 152(11); 593-598 3. Thwaites G, Chau T. Diagnosis of adult
tuberculous meningitis by use of clinical and laboratory features. Lancet 2002; 360:1287-92 4. Thwaites G, Fisher M. British Infection Society guidelines for the diagnosis and treatment of tuberculosis of the central nervous system in adults and children. Journal of Infection, 2009 59; 167-187 (Zie ook de rubriek Klinische les op pagina 22)
ONDERZOEKSNIEUWS
Recent tbc-gerelateerd onderzoek Nieuws over recent aan tuberculose gerelateerd onderzoek wordt regelmatig gepubliceerd op www.kncvtbc.nl. Hieronder een zeker niet volledige greep uit de berichten van de laatste maanden. Sampling Moleculaire epidemiologische studies kunnen gebruikmaken van genotypische clustering van isolaten als een indicator van recente transmissie. Het is aangetoond dat het missen van gevallen leidt tot een onderschatting van clustering en modellerende studies suggereerden dat het ook kan leiden tot onderschatting van ‘odds ratio's’ voor clustering. Met behulp van een nationale, uitgebreide Nederlandse database van 15 jaar, met meer dan 12.000 patiënten en hun isolaten, bepaalden de auteurs de effecten van ‘random sampling’, in de tijd en per geografisch gebied. Zoals verwacht verlaagde sampling de waargenomen clusteringpercentages. Echter, sampling verminderde niet de waargenomen odds ratio's voor clustering. Borgdorff MW, van den Hof S, Kalisvaart N, Kremer K, van Soolingen D. Influence of sampling on clustering and associations with risk factors in the molecular epidemiology of tuberculosis. Am J Epidemiol. 2011;174(2):243-51.
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 2, 2011
Aannames sterfte Onlangs heeft de tuberculose Task Force Impact Measurement erkend dat het noodzakelijk is om de aannames te herzien die ten grondslag liggen aan de jaarlijkse schattingen van tbc-sterfte door de Wereld Gezondheidsorganisatie. De auteurs voerden een meta-analyse uit om een schatting te maken van de tuberculose ‘case fatality-rate’ van tbc-patiënten. Zij identificeerden 69 relevante studies waarvan 22 gegevens verstrekten over de sterfte ten gevolge van tuberculose en 59 gegevens verstrekten over de sterfte tijdens de behandeling. Bij hiv-geïnfecteerde personen was de gepoolde sterfte aan tuberculose 9,2% en 3,0% bij niet-hiv-geïnfecteerde personen. De gepoolde sterfte van tbc-patiënten tijdens de behandeling was 18,8% bij hiv-geïnfecteerde patiënten en 3,5% voor niet-hiv-geïnfecteerde patiënten. De resultaten werden gebruikt voor het schatten van tbc-sterfte in het Global Report 2011.
Contactonderzoek allochtonen Een steeds groter deel van tbcpatiënten in lage-incidentielanden blijkt immigrant. Het is onduidelijk of het contactonderzoek onder allochtone patiënten toereikend is. Auteurs onderzochten of de etniciteit van pulmonale tbc-patiënten in Nederland geassocieerd was met de dekking en de opbrengst van contactonderzoek. Van de 1040 gerapporteerde pulmonale tbc-patiënten kwamen 642 (62%) in aanmerking voor analyse. Vergeleken met intensieve contacten van Nederlandse patiënten hadden intensieve contacten van allochtone patienten significant minder kans om onderzocht te worden op tuberculose (89% vs 93%) en tbc-infecties (50% vs 75%), terwijl de opbrengst significant hoger was voor ziekte (1,5% vs 0,4%) en tbc-infecties (13% vs 10%). De auteurs concluderen dat de effectiviteit van contactonderzoek in Nederland geoptimaliseerd kan worden door het onderzoek van contacten van allochtone patiënten uit te breiden.
Straetemans M, Glaziou P, Bierrenbach AL, Sismanidis C, van der Werf MJ. Assessing tuberculosis case fatality ratio: a meta-analysis. PLoS One 2011;6(6):e20755. Epub 2011 Jun 27
Mulder C, van Deutekom, H, Huisman EM, MeijerVeldman W, Erkens CGM, van Rest J, Borgdorff MW, van Leth F. Coverage and yield of tuberculosis contact investigations in the Netherlands. Int J Tuberc Lung Dis 2011;15(12):1630-7.
21
KLINISCHE LES
M. Bakker longarts, Erasmus MC Rotterdam N.A.H. van Hest arts tbc-bestrijding, GGD Rotterdam-Rijnmond G. Morbano verpleegkundige tbc-bestrijding, GGD Rotterdam-Rijnmond
Meningitis tuberculosa
I
In de rubriek Klinische les bespreken we aan de hand van casuïstiek verschillende aspecten van tuberculose. Meningitis tuberculosa is een van de beruchtste vormen van tuberculose vanwege de hoge morbiditeit en mortaliteit, ook bij adequate therapie. De diagnose wordt in Nederland niet vaak gesteld: bij ongeveer 1 à 2 procent van de gemelde tbc-patiënten is er sprake van tuberculose van de hersenvliezen of andere delen van het centraal zenuwstelsel. Het gaat dus om circa tien tot twintig patiënten per jaar (1).
22
De diagnose meningitis tuberculosa is vaak lastig te stellen, zeker bacteriologisch, door de lage bacterieload in de liquor. En dat terwijl het, juist bij deze diagnose, voor de prognose voor de patiënt van groot belang is snel te starten met een behandeling, dat wil zeggen al bij verdenking. Kennis van het ziektebeeld en het goed kunnen beoordelen van (ook negatieve) bevindingen in het diagnostisch traject zijn daarom van groot belang. Casus 1 De eerste casus betreft een 47-jarige man afkomstig uit Eritrea met een blanco voorgeschiedenis. Hij wordt door familie naar de spoedeisende hulp gebracht, waar hij niet in staat blijkt zelf zijn verhaal te doen. Volgens de familie zou de patiënt, die eigenaar is van een café in Rotterdam-West, al langer dan een week klachten hebben van hoofdpijn, koorts, spraakstoornissen, dubbelzien en wazig zien. Ook in zijn gedrag zou patiënt sinds korte tijd anders zijn, en al wat langer zou hij zich niet helemaal goed hebben gevoeld zonder specifieke klachten. Op de spoedeisende hulp wordt een matig zieke man gezien die duidelijk nekstijf is en een gestoorde oogmotoriek heeft. Patiënt heeft geen koorts en geen afwijkingen aan huid, hart of longen. Oriënterend laboratoriumonderzoek
toont geen afwijkingen, met name geen verhoogde infectiewaardes, en een thoraxfoto is evenmin afwijkend. De neuroloog laat, onder verdenking van een meningitis, CTonderzoek van de hersenen verrichten. Dat laat frontaal links en rechts en frontoparietaal kleine hypodense gebieden zien, passend bij lacunaire infarcten. Een liquorpunctie (‘ruggenprik’) toont biochemisch een verlaagd glucose (0,7 mmol/L, normaal > 2,8 mmol/L) en een verhoogd totaal eiwit (2,37 g/L, normaal < 0,45 g/L), met verhoogd celaantal. De gramkleuring laat geen bacteriën zien, een cryptococcenantigeenbepaling is negatief en er is te weinig materiaal om een auraminekleuring, dat wil zeggen een directe kleuring op tbc-bacteriën, in te zetten. Liquor werd ingezet op kweek voor banale micro-organismen, tuberculose, schimmels en gisten. Door de neuroloog wordt een meningitis tuberculosa met nadruk overwogen, maar omdat hiervoor nog geen directe aanknopingspunten zijn, wordt besloten om de patiënt alleen voor banale verwekkers te behandelen. Er wordt geen longarts geraadpleegd. Patiënt wordt vanwege het feit dat de afdeling neurologie geen lege bedden beschikbaar heeft, overgeplaatst naar een ander ziekenhuis. Daar wordt de behandeling ongewijzigd
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
gecontinueerd. Diagnostiek in de vorm van een liquorpunctie wordt herhaald maar een auraminekleuring is wederom negatief. Patiënt gaat onder het ingestelde beleid geleidelijk aan steeds verder achteruit zonder dat het beleid aangepast wordt. Uiteindelijk overlijdt hij precies vier weken na opname. Op diezelfde dag wordt in het eerste ziekenhuis bekend dat uit de op de spoedeisende hulp afgenomen liquor tbc-bacteriën gekweekt zijn. Clusterinformatie leert dat deze Mycobacterium tuberculosis een stam betreft waarvan later uitgebreide transmissie in cafés in RotterdamWest werd vastgesteld. Casus 2 De tweede casus betreft een 54-jarige man van Surinaamse afkomst, die de spoedeisende hulp bezoekt met klachten van hoofdpijn sinds vier dagen. Het afnemen van een anamnese is verder niet goed mogelijk doordat de patiënt onrustig is, en duidelijke woordvind- en spraakstoornissen heeft, naast een gestoord begrip. Een meegekomen vriend vertelt dat hij al wat langer niet goed lijkt te zijn, een verminderde eetlust heeft en zo’n vier kilo afgevallen zou zijn. De laatste dagen zou hij gebraakt hebben en zich koortsig gevoeld. Op de dag van opname is een zwalkend looppatroon ontstaan. Patiënt is een aantal maanden terug van een verblijf van een half jaar in India. Hij rookt en drinkt niet en heeft, behoudens insulineafhankelijke diabetes mellitus, geen bijdragende voorgeschiedenis. Bij lichamelijk onderzoek wordt een onrustige, plukkerige man gezien. Algemeen onderzoek is niet afwijkend. Neurologisch onderzoek toont een symmetrisch goede kracht en sensitiviteit, zonder tekenen van
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
meningeale prikkeling of hersenzenuwuitval. De coördinatie is gestoord; patiënt valt om als hem gevraagd wordt van de onderzoeksbank op te staan. Laboratoriumonderzoek van het bloed toont geen afwijkingen, met name geen verhoogde infectieparameters. Een thoraxfoto suggereert hilaire lymfadenopathie, een klein infiltraatje en een spoortje pleuravocht rechts. Een CT-thorax kan lymfadenopathie, pleuravocht of infiltratieve afwijkingen uitsluiten. Een CT van de hersenen laat als enige afwijking een dubieus hypodens gebiedje perifeer in de rechter cerebellaire hersenhelft zien. Aanvullend wordt een liquorpunctie verricht die een hoge openingsdruk laat zien (> 50 cm waterdruk, normaal < 20 cm waterdruk), een verlaagd glucose (1,4 mmol/L), een hoog totaal eiwit (2,50 g/L) en verhoogd celaantal. Gramkleuring toont geen bacteriën. Een cryptococcenantigeenbepaling, auraminekleuring en polymerase-kettingreactie (PCR) op M. tuberculosis zijn negatief. Patiënt kan geen sputum produceren voor tbc-kleuring en kweek. De werkdiagnose van de neuroloog was – in overleg met de longarts – meningitis tuberculosa, met als differentiaaldiagnose een virale of banale bacteriële meningitis. De behandeling werd breed ingezet met vier eerstelijns tbc-middelen, gecombineerd met prednison 60 mg, met daarnaast antibiotica gericht op banale verwekkers en antivirale en antimycotische middelen. Het klinische beeld verbeterde binnen enkele dagen onder het ingestelde beleid. Herhaalde liquorpuncties leverden geen verwekker op. Een 'interferon-gamma release assay'(IGRA) op bloed en liquor bleek niet te beoordelen. Veertien dagen na afname van de eerste
liquorkweek werd deze positief voor M. tuberculosis, waarop de antimicrobiële therapie werd versmald tot alleen de vier eerstelijns tbc-middelen. Bij het bekend worden van een goede gevoeligheid werd ethambutol gestaakt. Prednison kon na een maand afgebouwd worden. Patiënt werd probleemloos in negen maanden uitbehandeld, met een volledig restloos herstel. De DNA-fingerprint clusterde met één andere patiënt in Nederland, die uit India afkomstig was. Omdat geen enkele directe link tussen deze twee niet besmettelijke patiënten gevonden werd, wordt aangenomen dat zij onafhankelijk van elkaar zijn geïnfecteerd in India. Bespreking Bij de klinische presentatie van meningitis tuberculosa klaagt het merendeel van de patiënten over hoofdpijn, vaak gecombineerd met misselijkheid en braken. Daarnaast kan er een stoornis in het bewustzijn zijn, met of zonder psychische veranderingen. Voorafgaand is er vaak een periode geweest met algemene klachten van malaise. Er hoeven geen bij tuberculose passende systemische klachten, zoals afvallen en nachtzweten, te bestaan. Typerend voor een meningitis tuberculosa is zowel het relatief trage beloop (afgezet tegen het vaak fulminante beloop – binnen uren – van een banale bacteriële meningitis), als aantasting van de hersenzenuwen. Met name visusstoornissen zoals het zien van dubbelbeelden, passend bij aantasting van de bij de oogmotoriek betrokken hersenzenuwen, moeten aan meningitis tuberculosa doen denken. Minder frequent kunnen patiënten zich presenteren met een doorgemaakt epileptisch insult (2). Bloedonderzoek hoeft geen afwijkingen te vertonen. Laboratoriumonderzoek van liquor toont klassiek
23
KLINISCHE LES
een verlaagd glucose en verhoogd totaal eiwit en celaantal. De liquordruk kan verhoogd zijn, zoals bij casus 2. Het verhoogd celaantal betreft een lymfocytaire celreactie, maar in de vroege fase kunnen overheersend granulocyten gevonden worden die een banale bacteriële verwekker suggereren. De tuberculinehuidtest of IGRA van het bloed draagt niet bij aan de diagnose. Bij een negatieve uitslag mag de diagnose meningitis tuberculosa niet verworpen worden en een positieve uitslag betekent niet dat de diagnose gesteld kan worden. De waarde van een IGRA op materialen anders dan bloed is nog onvoldoende bepaald maar lijkt voor liquor beloftevol (3), al was de test bij casus 2 niet te beoordelen. Beeldvormend onderzoek van de hersenvliezen of hersenen gebeurt bij voorkeur middels MRI. Het klassieke patroon van een meningitis tuberculosa is de combinatie van een basale meningitis, infarcering en een hydrocephalus, maar bij 30 procent worden geen afwijkingen gevonden. Verder moet een thoraxfoto worden gemaakt, en bij twijfel ook een CTthorax, omdat er in ongeveer 50 procent van de gevallen ook een thoracale, meestal pulmonale, tuberculose bestaat, afwezig in beide besproken casussen. De bacterieload bij een meningitis tuberculosa is laag en daarom is de diagnose microbiologisch lastig bevestigd te krijgen. Een negatieve testuitslag mag er niet toe leiden de diagnose te verwerpen en/of de start van een behandeling met tbcmiddelen uit te stellen, tenzij een alternatieve verklaring voor het klinisch beeld vastgesteld wordt. De sensitiviteit van directe kleuringen op liquor is kleiner dan 20 procent, compatibel met een lage bacterieload. De PCR-techniek zou
24
een sensitiviteit hebben van 56 procent, met een specificiteit van 98 procent en is daarmee zeker een waardevolle test om te gebruiken op liquor. De gouden standaard voor de diagnose, kweekpositiviteit van de liquor, wordt in 25-70 procent gevonden en is ook belangrijk voor het bepalen van het gevoeligheidspatroon (4). Ook kweekonderzoek van tbclocalisaties buiten het centraal zenuwstelsel draagt hiertoe bij. Bij hiv-seropositieve patiënten worden hogere percentages auramineen kweekpositiviteit van de liquor gevonden. De behandeling van meningitis tuberculosa is langer dan van longtuberculose (zes maanden): bij een goedgevoelige tbc-stam wordt negen maanden geadviseerd, volgens het schema 2HRZ(E)7HR(E). Toevoeging van corticosteroïden aan de behandeling van meningitis tuberculosa verlaagt de morbiditeit/ restafwijkingen en mortaliteit. Het doseringsadvies is hierbij gekoppeld aan de stadiëring (5). Er is een duidelijke relatie tussen klachten en uitval bij start van de behandeling en prognose, zowel wat betreft mortaliteit als restafwijkingen. De gebruikte stadiëring hiervoor is de volgende: Stadium I Ongestoord bewustzijn, geen neurologische uitval. Stadium II Gestoord bewustzijn doch niet comateus, wel neurologische uitval. Stadium III Comateus/ernstig gestoord bewustzijn met of zonder neurologische uitval. Patiënten met stadium I zouden een grote kans hebben op restloos herstel; van patiënten met stadium III zou een minderheid een restloos herstel hebben en een substantieel deel komen te overlijden.
De belangrijkste boodschap aangaande meningitis tuberculosa is dat behandeling reeds bij verdenking gestart moet worden en gecontinueerd, tenzij een andere diagnose gesteld wordt die de kliniek volledig verklaart. Negatieve bevindingen in het diagnostisch traject mogen geen rol spelen en wachten op een positieve kweek is een kunstfout, geïllustreerd met casus 1. Van groot belang daarbij is ook dat de afdeling neurologie de longarts weet te vinden om mee te kijken bij een patiënt die mogelijk een meningitis tuberculosa heeft. Een illustratie hiervan is casus 2, waarbij in overleg met de longarts op dag van opname direct gestart is met tbc-medicatie, ondanks negatieve auramines en PCR voor tuberculose.
Literatuur 1. Richtlijn medicamenteuze behandeling van tuberculose, 2005 2. Molenaar R, Jansen C. Drie patiënten met tuberculeuze meningitis; behandeling al starten bij waarschijnlijkheidsdiagnose. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2008; 152(11); 593-598 3. Thwaites G, Chau T. Diagnosis of adult tuberculous meningitis by use of clinical and laboratory features. Lancet 2002; 360:1287-92 4. Thwaites G, Fisher M. British Infection Society guidelines for the diagnosis and treatment of tuberculosis of the central nervous system in adults and children. Journal of Infection, 2009 59; 167-187 (Zie ook de rubriek Vraag en antwoord op pagina 20)
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
Nieuwe kliniek in Ethiopië In Ethiopië lijden veel mensen aan tuberculose. Naast gewone tuberculose is ook de multiresistente vorm, MDR-tuberculose, een snelgroeiend probleem. De bacterie die MDR-tuberculose veroorzaakt is ongevoelig voor de twee krachtigste medicijnen tegen tuberculose. Deze vorm van tuberculose is niet alleen zeer moeilijk te behandelen, maar de behandeling is ook erg kostbaar. KNCV Tuberculosefonds helpt in de strijd om deze levensgevaarlijke epidemie in Ethiopië te stoppen met de bouw van een speciale MDR-tbc-kliniek en de renovatie van twee bestaande klinieken. Daarnaast verschaft KNCV Tuberculosefonds speciale medicijnen voor de behandeling van ongeveer 200 patiënten. Om MDR-tuberculose succesvol te kunnen behandelen en besmetting tegen te gaan, moet een kliniek aan speciale architectonische eisen voldoen. De kamers moeten optimaal geventileerd kunnen worden en de temperatuur moet reguleerbaar zijn. Daarom heeft KNCV Tuberculosefonds een lokale architect in Amerika opgeleid, die bij de bouw van de
kliniek was betrokken. In de nieuw gebouwde MDR-tbc-kliniek kunnen 29 patiënten worden behandeld op gescheiden afdelingen. Ook is er een operatiekamer. De kliniek is zelfvoorzienend. Er is recreatie, een kookgelegenheid en een wasserette. En om de genezing te bevorderen, kunnen patiënten buiten verblijven zonder anderen te besmetten. De kliniek wordt ook gebruikt om lokale artsen en verpleegkundigen en zelfs internationale consulenten op te leiden.
Opening nieuw kantoor De afgelopen jaren heeft KNCV Tuberculosefonds wereldwijd steeds meer kantoren geopend. Dit met als doel lokaal capaciteit op te bouwen om tuberculose efficiënt en effectief te kunnen bestrijden. Onlangs heeft KNCV Tuberculosefonds een kantoor
geopend in Kirgizië. De vertegenwoordiger aldaar, dr. Bakyt Myrzaliev, is inmiddels actief betrokken bij de uitvoering van het tbc-bestrijdingsprogramma. Ook zal KNCV Tuberculose-fonds kantoren openen in Oezbekistan en Tadzjikistan.
Tegen de Tuberculose, jaargang 107, nr. 3, 2011
• Tuberulosis Facts and Figures • Tuberculosis and HIV/AIDS • Tuberculosis, Poverty and Health Systems • Tuberculosis in Europe • Tuberculosis: MDR-TB and XDR-TB • Tuberculosis, Prevalence Surveys and Tuberculosis Control • Tuberculosis and ASCM
PERSONALIA Bureau KNCV Tuberculosefonds Unit Fondsenwerving & Marketing Op 1 september 2011 is Kenneth van Toll begonnen als Adviseur Institutionele Fondsenwerving bij de unit Fondsenwerving & Marketing. Regio Nederland, Europa en CentraalAzië Per 1 juli 2011 is Rianne van Hunen aangesteld als consulentverpleegkundige. Voor de werkzaamheden van het DNA-surveillance-onderzoek volgt zij Maruschka Sebek op, die per 1 september 2011 met pensioen is gegaan. Wieneke Meijer-Veldman, kwaliteitscoordinator, en Mayke van Manen, stafmedewerker deskundigheidsbevordering, beiden werkzaam bij het landenkantoor Nederland, hebben KNCV Tuberculosefonds verlaten per 1 september resp. 1 november 2011. ^
Geactualiseerde factsheets Onze Engelstalige factsheets, met informatie voor (tbc-)professionals, zijn geactualiseerd. De volgende titels zijn te downloaden via onze website www.kncvtbc.nl (kies, dan ‘publicaties’ en vervolgens ‘uitgaven van ons werk’):
Patiënten in de kliniek in Kenisa
Regio Afrika Verena Mauch en Remi Verduin, beiden senior consulent bij de Regio Afrika hebben op respectievelijk 1 september en 1 oktober 2011 onze organisatie verlaten.
25
VA N D E PA R K S T R A AT
VA N D E PA R K S T R A AT
U kunt mij genezen Geef nu giro 130 n e z e n e g n a k Iedereen Stop TBC is een initiatief van KNCV Tuberculosefonds
www.stoptbc.nl