november 2013
06
Kwalititeit voor
cultuuronderwijs cultuureducatie moet terug naar het hart van het onderwijs
Examens 2013
inhoud
aan deze kunstzone werken de volgende vakverenigingen mee
colofon kunstzone Tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs Nummer 6, november 2013 Kunstzone wordt uitgegeven door Stichting Kunstzone hoofd - en eindredactie
Ruud van der Meer
saskia van der linden
jan cLAIRE verschaeren GOOSSENS
Hoofdredactie
Hoofdredactie
Eindredactie
Eindredactie
Ruud van der Meer //
[email protected] Saskia van der Linden //
[email protected] Jan Verschaeren //
[email protected] Claire Goossens //
[email protected]
REDACTIE
BDD Beroepsvereniging Docenten Theater en Drama // www.docentendrama.nl NBDK Nederlandse Beroepsvereniging van Danskunstenaars //www.nbdk.nl vllt Sectie Nederlands van Vereniging Leraren Levende Talen // www.levendetalen.nl > Talensecties > Nederlands vls* Vereniging Leraren Schoolmuziek //www.vls-cmhf.nl vonkc* Vereniging Onderwijs Kunst & Cultuur // www.vonkc.nl *Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november.
abonnement
jan van gemert
LISA vAn BENNEKOM
liesbeth kleuver
Drama
Muziek
PO
Henk langenhuijsen
Literatuur
Binnenland: € 49,75 // Buitenland: € 72,50 Het abonnementsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzegtermijn: ieder jaar schriftelijk voor 1 november. SSN: 1570-7989
verkoop advertenties Paul rooyackers
thea vuik
janneke van wijk
Dans
Beeldend
Beeldend/ AV
thema: cultuurkwaliteit & examens
legenda po
Vo
MBO
14
HBO
hoe leuk is smart
Specifiek - Meetbaar - Acceptabel Realistisch - Tijdgebonden Algemeen
Literatuur
Beeldend
Muziek
media
Dans
Drama
22 als docent en muzikant Inspiratiedag rond het muzikantschap van de muziekdocent
ckv
Thema & cover themacoördinatie: Thea Vuik
Jan van Gemert cover: Basisschoolleerling Foto: LKCA Zie: ‘Cultuureducatie met kwaliteit 2013-2016’ Vormgeving en druk art direction & design
cultuureducatie
Cultuuronderwijs in het PO wordt tot 2016 een kernpunt
32
springen naar de top
interview
Talentontwikkelingstrajecten afstemmen op wensen en behoeften
15
hallo wereld!
Leren over de wereld door kunstonderwijs
culturele ladekast
druk
Veldhuis Media Raalte // www.veldhuismedia.nl
Cultuureducatie ordenen en sturen tot een doorlopende leerlijn
34
november 2013
06
kijk maar hier
BUDDY-REDACTIE Heske ten Cate Barry van Druten Tamara Kho Arjaan Verheule
Talenten zichtbaar maken met een digitaal cultuurportfolio
stichting kunstzone Jan Verschaeren Kluppelshuizenweg 32 7608 RL Almelo Tel: 0546 -491745
[email protected]
10
Kwalititeit voor
cultuuronderwijs
Wilt u contact met de redactie? Zie onze website voor de emailadressen. Stichting Kunstzone. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Interview met het hoofd van de Inspectie van het onderwijs
09
Jenny Kan (Art Direction & Design) // www.jenniness.com
Jan Verschaeren Kluppelshuizenweg 32 7608 RL Almelo Tel: 0546 -491745
[email protected]
06
24
matchingsregeling
cultuureducatie moet terug naar het hart van het onderwijs
www.kunstzone.nl & volg ons!
Uitvoering van de matchingsregeling in de provincie Utrecht
examens 2013
Volg ons op: www.twitter.com/kunstzone www.facebook.com/kunstzone.nl www.youtube.com/user/kunstzone
18
talent verbinden
Twee bijzondere, lokale initiatieven met kwaliteit
28
niet voor de winst
Pamflet om kunst- en cultuuronderwijs te verantwoorden
12
20
30
38
Wat kunnen we talentvolle leerlingen bieden?
Een Kunstmagneetschool
Onderzoek in kunsteducatie en de praktijk van het doceren
De kwaliteit van het leerproces en de producten staat centraal
talentontwikkeling
knap creatief
nieuwe dimensies
werken aan kwaliteit
en verder
Helpdesk arbeidsvoorwaarden voor VLS- en VONKC-leden
De VONKC- en VLS-helpdesks voor belangenbehar-tiging en arbeidsvoorwaarden worden bemand door Remko Littooij. De spreekuren zijn geconcentreerd op een ochtend en een avond. Voor algemene en specifieke vragen kunt u op genoemde tijden bij de helpdesk terecht: Hoe zit het met mijn FPU?, Is mijn taakinvulling wel juist? Ik heb nog steeds geen benoemingsakte, wat nu? Enzovoort.
2
Handiger is om een e-mail te sturen met de uitleg van uw probleem. Zo kan de helpdesk een duidelijk antwoord formuleren dat u naar wens telefonisch of via e-mail terugontvangt. Arbeidsvoorwaarden VLS/VONKC t.a.v. Remko Littooij Kluppelshuizenweg 32 7608 RL ALMELO (06) 16500695
Telefonische bereikbaarheid helpdesk
l l
maandagochtend van 9 tot 10 uur woensdagavond van 17 tot 19 uur
Als de helpdesk onbemand is of in gesprek, kunt u een bericht achterlaten. Dan wordt u zo spoedig mogelijk teruggebeld.
E-mail VONKC:
[email protected] E-mail VLS:
[email protected]
kunstzone.nl
02 03 04 04 05 08 17 29 38 41 42 44 46 48 50 52 54
Helpdesk VLS/VONKC Inhoudsopgave Redactioneel Kunstzone Strip De Starter Kunstzone Cartoon Krassen Digizone Correctie examens, een farce? Beter meten, beter weten Ik ga op reis, en neem mee... Leidraad tot verdieping & samenhang Op verhaal komen Mediawijs fotograferen Onbekend maakt onbemind? Muziek is veel herrie Een levensles via de cha-cha-cha
november 2013
56 59 60 62 64 65 66
Kunsteducatie Noord @Web Als voyeur van dansende lichamen Route Residentie Orkest Boeksignalementen Recensies Actief met CKV
3
redactioneel
de starter
TOEN ONZE MOP EEN MOPJE WAS
Ruud van der Meer hoofdredacteur
Toen ik er op zat, heette het de kleuterschool en de grote school. De kleuterschool had twee klassen. Een knutselhoek met werkjes, een poppenhoek en een Orff Instrumentarium zijn in mijn geheugen blijven hangen. Wonder boven wonder ken ik nog steeds de complete tekst van De Muizenford. Netjes uit mijn hoofd geleerd en op verzoek van ouders voorgedragen. De grote school - later voor mij lagere school - had zes klassen. Ik noemde mijn juffen en meesters netjes bij de achternaam. De Willibrordus School, bitterzoete herinneringen. Juffrouw Dikhof leerde me schrijven en gaf mij als linkshandige mijn eerste jeugdtrauma. Echt de beroerdste pedagoge uit mijn schoolcarrière. Ik weet niet of ze nog leeft, maar steek die maar in je zak! Meneer van Dale - ja, zo heette hij echt en hij wachtte inderdaad op antwoord - was volgens iedereen de leukste leraar. Hij kon fantastisch tekenen en daarmee pronkte hij ook maar wat graag. Misschien ben ik daarom toch tekenleraar geworden. Kan ik me iets herinneren van kunsteducatie in deze zes jaren? Nou… weinig. Zangles over Twee kleine ottertjes en Een oliebol dat is een ding dat eet je uit je hand. Een klassensongfestival waarin ik de Blauwe Poes uit Ja zuster, nee zuster bezong. En in de zesde klas maakten we met zijn allen een groot maanlandschap met rotsen, voertuigen en huisjes. Meneer van Dale blies met een mondspuit de rotsen met Ecoline in een kleur. Mochten wij niet doen, gaf vlekken. Ik herinner me toch het plezier om er aan te werken. Samenwerken en de exotische grootsheid (wel drie tafels groot) en dat het een tijdje mocht blijven staan. Oh ja, een of twee keer per jaar film! Met De Dikke en de Dunne en De Wollewapjes. Buiten de verplichte musical
aan het eind van de zesde herinner ik me verder niets van dans, drama, beeldende vormgeving. Staan mijn herinneringen model voor de kwaliteit van cultuureducatie alleen van toen of ook van nu? Mijn kinderen hebben al veel meer gedaan en beter verantwoord. Lokaal en per school kan dat natuurlijk verschillen, want er zijn gelukkig altijd wel ‘gekken’ die de meest wonderlijke culturele projecten met hun leerlingen op de basisschool tot stand brengen. Toch is dat volgens de analyse in 2012 van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur nog aan de magere kant. Per school verschillend en slechts incidenteel, geen samenhang, het hangt er maar wat bij. Bovendien, cultuureducatie moet opboksen tegen de maatschappelijke tendensen en de kernvakken taal en rekenen. In deze tijd van laagconjunctuur is waarde hechten aan cultuureducatie niet populair. Divergent denken en sociale cohesie zijn slecht te vangen in opbrengstgericht werken. Dapper en erg goed dus dat er van overheidswege van alles gedaan wordt voor het primair onderwijs. Deze Kunstzone geeft u breed inzicht over het hoe en wat en van wie u wat mag verwachten. Ook van uzelf dus. Weer een om te bewaren en mee te nemen naar uw directie, mochten zij al niet op de hoogte zijn van wat er bij u allemaal op uw pad komt in de nabije toekomst. De beschouwingen van CITO vindt u ook in dit nummer. Meer toegankelijk, naar iedereen hoopt. Mocht u echt alles tot op de decimaal willen weten, dan vindt u de link op www. kunstzone.nl/examens. De redactie van Kunstzone wenst u veel sterkte en plezier met dit lichtpunt.
Ruud
strip
destarter Richard Koekkoek
Voor het eerst voor de klas, voor het eerst in de docentenkamer, die eerste indrukken: iedereen heeft het ooit ervaren, maar weet u nog hoe het was? Redactie en samenstelling: Janneke van Wijk
I
k ben opgegroeid in Almkerk, een klein dorpje gelegen in het noordelijkste puntje van Noord-Brabant. Ik ben een boerenzoon en heb een geweldige jeugd gehad op de boerderij van mijn ouders. Ik kom uit een warm gezin met vier zussen en twee geweldige ouders. Van kleins af aan was ik erg bezig met tekenen en natuur. Op de middelbare school kreeg ik voor het eerst kunstonderwijs en dit was voor mij een openbaring. Heerlijk vond ik het om mijn creativiteit te benutten. Daar is het idee ontstaan om verder te gaan in deze richting. Ik had een docente die ontzettend goed was in het enthousiasmeren van haar leerlingen en ze begeleidde me in mijn creatieve proces. Zij stuurde leerlingen individueel aan. Als je wat beter was, kreeg je aanvullende informatie in de vorm van een lesbrief. Op onze school was tekenen geen examenvak. Wij waren met z’n vieren en ze gaf ons de gelegenheid om in het laatste jaar bij een andere klas te zitten en verder te werken. Na mijn grafische opleiding wilde ik graag naar een kunstacademie, maar vond de onzekerheid van het kunstenaarsbestaan niet echt aantrekkelijk. Misschien niet de beste instelling om voor het docentschap te kiezen, maar het zegt wel iets over mijn passie en liefde voor kunst. Tijdens mijn opleiding merkte ik hoe mooi deze combinatie van maken en doceren is. Mijn eerste indruk van het lesgeven was tijdens mijn stage. Die eerste les ging zo fijn en natuurlijk dat ik toen helemaal om was. Ik merkte dat ik in staat was om een klas aan het werk te hebben, terwijl er een fijne sfeer bleef. Ik bleek een natuurlijk overwicht te hebben waardoor ik niet allerlei trucjes hoefde in te zetten om een klas stil te krijgen.
4
kunstzone.nl
november 2013
ik beter in staat ben om leerlingen te begeleiden. De leerlingen vinden het ook leuk als ik soms eigen werk laat zien. Aan mijn examenklas liet ik een schilderij zien waar ik mee vast zat. Ik heb er wel over getwijfeld om dat te doen. Het voelt zo narcistisch om eigen werk aan de leerlingen te laten zien. Het werkt stimulerend aan beide kanten.
cv richard Geboortedatum: 28 maart 1985 Woonplaats: Tilburg Opleiding: Docent BK&V - Fontys Hogeschool voor de Kunsten Beroep: docent beeldende vorming, tekenen en CKV Werkplek:
Effent Oosterhout VMBO-TL (ROC West-Brabant) Favoriete tv/film: Game of Thrones Favoriete muziek: Mumford and Sons Favoriet boek: De helaasheid der dingen Favoriet gerecht: pasta Passies/hobby’s: beeldende kunst, theater (spelen en bezoeken en paardrijden Onmisbaar ding: iPhone
‘Aan mijn examenklas liet ik een schilderij zien waar ik mee vast zat. Ik heb er wel over getwijfeld om dat te doen. Het voelt zo narcistisch om eigen werk aan de leerlingen te laten zien.’ Ik heb de MAVO gedaan. Het leuke is dat ik nu zelf ook aan VMBO-TL leerlingen lesgeef. Voor sommige leerlingen is het stimulerend om te realiseren dat ze na het VMBO dus ook nog op een kunstopleiding terecht kunnen komen. v
Een veilige sfeer en respect voor elkaar, elkaars werk en spullen zijn het allerbelangrijkste binnen mijn lessen. Zo ontstaat er een fijne ontspannen werksfeer waarin over het algemeen met veel plezier, maar ook hard gewerkt wordt. Want als docent ben je niet alleen vakkennis aan het overdragen, je bent ook opvoeder! Dit jaar ben ik een dag minder gaan werken om nog tijd over te houden voor beeldend werk. Ik merk dat als ik zelf in een beeldend proces sta,
5
cultuureducatie met kwaliteit
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
het primair onderwijs te versterken, maar vooral ook te borgen. Het gaat bij de aanpak om vier aan te vatten speerpunten: de ontwikkeling van een doorgaande leerlijn, zorgen dat groepsleerkrachten bekwamer worden en zich vakinhoudelijk meer kunnen verdiepen, culturele instellingen aanbod laten ontwikkelen dat gericht is op de kerndoelen, en beoordelingsinstrumentarium ontwikkelen om te toetsen of de kerndoelen voor het leergebied kunstzinnige oriëntatie gerealiseerd zijn.
Wat schiet de basisschool ermee op?
cultuureducatie met
Het Rijk, de provincies en de gemeenten hebben alle drie een bepaalde verantwoordelijkheid bij de uitvoering van dit programma dat bestaat uit drie parallel uitgevoerde trajecten: centraal (Rijk), decentraal (provincies en gemeenten) en via het onderwijs (scholen).
Kwaliteit 2013 - 2016
Het ministerie van OCW wil de kwaliteit van cultuureducatie in de basisscholen verbeteren. Volgens de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur is dit hard nodig, omdat de school de grip daarop kwijt is en leerkrachten onvoldoende in staat zijn kunstlessen te verzorgen. Bovendien weet niemand goed wat leerlingen op school leren. De laatste peiling van het Cito - Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau - naar de kennis en vaardigheden in muziek en beeldende vorming was zestien jaar geleden. De uitkomsten toen waren niet bepaald positief. PO // AUTEURS: PIET HAGENAARS EN MARJO VAN HOORN
Voortgezet onderwijs
Dit artikel gaat over het basisonderwijs, hoewel in het voortgezet onderwijs de afgelopen jaren ook van alles aan de hand was. Deze zomer werd duidelijk dat de Cultuurkaart de komende tien jaar blijft. En wat het vak CKV betreft, handhaaft staatssecretaris Dekker het vak als verplicht onderdeel van het eindexamen. Dekker trekt het hele wetsvoorstel bovenbouw HAVO/VWO van minister Van Bijsterveldt in vanwege de lawine aan kritische reacties, waaraan ook alle kunstvakverenigingen bijdroegen.
6
H
et landelijk beleid zet sinds 2004 flink in op versterking van de kwaliteit van cultuureducatie in het basisonderwijs. Met cultuureducatie - tegenwoordig gebruikt OCW ook wel de term cultuuronderwijs – wordt overigens het leerdomein kunstzinnige oriëntatie bedoeld. Toenmalig staatssecretaris Zijlstra kondigde in zijn beleidsbrief Meer dan Kwaliteit (2011) al aan dat cultuureducatie in het primair onderwijs in de periode 2013-2016 een kernpunt wordt. Hij constateert dat er in het basisonderwijs weliswaar veel vooruitgang is geboekt op het gebied van cultuureducatie, maar dat er in de scholen nog vooral sprake is van incidentele activiteiten of initiatieven. Activiteiten die eigenlijk bedoeld zijn als een eerste kennismaking en die tot nu toe nog niet tot een inhoudelijk samenhangende leerlijn op scholen hebben geleid. Hij stelt tegelijkertijd concrete acties ter verbetering voor, maar om er zeker van te zijn dat zijn aanpak de juiste is, vraagt hij de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur nog in 2011 daarover een onderbouwd advies uit te brengen.
Cultuureducatie is van het onderwijs
Dat advies verschijnt in juni 2012 en het is in zijn analyse keihard. De raden constateren dat basisscholen de vakken van het leergebied kunstzinnige oriëntatie maar een bijkomstigheid vinden en dat de groepsleerkracht zich er weinig mee bezighoudt. Dat heeft overigens ook te maken met de opmars van cultuurcoördinatoren en intermediairs en de groei van het educatieve aanbod van culturele instellingen. Scholen moeten weer de regie nemen: cultuureducatie moet terug naar het hart van het onderwijs, daar begint de kwaliteitsverbetering immers, is het motto van de raden. Ze stellen een gefaseerde - cyclische - aanpak voor die begint met onderzoek en ontwikkeling (van bijvoorbeeld leerlijnen en beoordelingsinstrumenten) gevolgd door een fase van scholing en uitvoering en tot slot een eindevaluatie. Verantwoordelijkheden en trajecten
Begin 2013 start vervolgens het programma Cultuureducatie met Kwaliteit. Het doel ervan is niet alleen de kwaliteit van cultuureducatie in
kunstzone.nl
Op het centrale niveau krijgt innovatie, de ontwikkeling van netwerken - van ICC’ers, PABO’s en nascholingsinstellingen - en van kennis vooral de aandacht. Er wordt bijvoorbeeld door Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) een landelijk raamplan cultuureducatie ontwikkeld, dat leerkrachten en culturele instellingen op schoolniveau kunnen uitwerken. In het onderzoeksproject Assessment in kunsteducatie wordt een overzicht gemaakt van internationaal onderzoek naar beoordelingsinstrumenten in de kunstvakken in het primair en voortgezet onderwijs. En het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP) moet samen met het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) zorgen voor flankerend beleid (3,8 miljoen). Tot slot is door het Rijk aan culturele instellingen die rijkssubsidie krijgen de expliciete opdracht gegeven om aan educatie te doen. Het traject met de matchingsregeling voor provincies en gemeenten vindt plaats op decentraal niveau, onder verantwoordelijkheid van het FCP. Een matchingsregeling wil zeggen dat het FCP maximaal de helft van de begrote kosten subsidieert (10 miljoen) en dat de andere helft (10 miljoen) van gemeenten en provincies komt. Het gaat dan om activiteiten in gemeenten en provincies die
november 2013
in de periode 2013-2016 worden ontwikkeld door culturele instellingen samen met scholen (en andere partners). De aanvragen voor de subsidies zijn gedaan door culturele instellingen die zijn aangewezen door gemeente of provincie waarin de activiteiten uitgevoerd worden, en niet door het onderwijs. Het geld voor de matchingsregeling komt namelijk van de cultuurkant van OCW, dus niet van de onderwijskant. Drieënvijftig culturele instellingen vroegen subsidie aan en hun aanvragen zijn in de loop van 2013 gehonoreerd. Het zijn provinciale instellingen als Kunstbalie (Noord-Brabant) of Kunst Centraal (Utrecht), gemeentelijke centra voor de kunsten en aanvragers als CultuurPad (Limburg), Compenta (Drenthe en Emmen) en regionale instellingen zoals Museumgroep Leiden (Holland-Rijnland en Leiden). De instellingen vroegen bij het FCP subsidie aan voor de vier eerder genoemde aan te vatten speerpunten: 1) ontwikkeling van doorgaande leerlijnen voor het leerdomein kunstzinnige oriëntatie; 2) vergroting van vakinhoudelijke deskundigheid van leerkrachten; 3) duurzame samenwerking van de basisschool met zijn lokale culturele omgeving; en 4) ontwikkeling van beoordelingsinstrumenten om de leerprestaties van leerlingen beter te volgen en beoordelen. De aanvragers willen in de doorgaande leerlijnen en in de scholing aandacht besteden aan muziek, beeldende vorming, theater en dans. Zij noemen ook erfgoed en - in de helft van de aanvragen - creatief schrijven en of literatuur en nieuwe media. Naast aandacht voor afzonderlijke vakdisciplines zijn er ook aanvragers die overstijgend kiezen voor cultuureducatie of voor cultuuronderwijs. Omdat scholing van leerkrachten vaak in samenhang met de ontwikkeling van de doorgaande leerlijn is gepland, is die in de meeste aanvragen gericht op meerdere of op alle kunstdisciplines (en vaak ook op erfgoed) of op cultuureducatie of cultuuronderwijs in het algemeen. Tot slot is er het derde traject, het onderwijstraject dat regelrecht op de scholen is gericht en waarvoor een budget van 18 miljoen euro per jaar – vanuit de onder-
wijskant van OCW - beschikbaar is. Dit budget is onderdeel van de prestatiebox van het primair onderwijs. Het is bedoeld om scholen meer samenhang te laten brengen in het leergebied kunstzinnige oriëntatie en om ervoor te zorgen dat de kerndoelen voor dit leergebied bereikt worden. De scholen mogen de middelen uit de prestatiebox naar eigen inzicht besteden, maar zijn wel verplicht om verslag te leggen van hun ambities en doelstellingen, resultaten en daarvoor ingezette middelen. In de Regeling prestatiebox is naast deze 18 miljoen overigens ook geld opgenomen voor professionalisering van leerkrachten en schoolleiders. Droom en daad
De drie trajecten in het programma bieden genoeg mogelijkheden om de kwaliteit van cultuureducatie te versterken. Het is natuurlijk wel de vraag wat deze trajecten over vier jaar hebben opgeleverd voor scholen, leerkrachten, schoolbesturen, culturele instellingen, gemeenten, provincies, en voor OCW? Je zou zeggen dat, om het landelijk programma Cultuureducatie met Kwaliteit voor leerlingen tot een succes te maken, in ieder geval elke basisschool eraan mee zou moeten doen. Elke school zou dan over enkele jaren beschikken over een leerplan met daarin de doelen en inhouden van muziek, beeldende vorming, dans en drama en erfgoedonderwijs, samenhangend geordend, ook in leerjaren. Leerkrachten beschikken dan ook over vakkennis en vaardigheden, en weten wat er gebeurde in de groep voorafgaand aan die waaraan zij lesgeven, zodat ze voort kunnen gaan op wat daar geleerd is. Bovendien is er dan van elke leerling een voortgangsdossier waaruit blijkt waar hij goed in is en wat er nog ontbreekt. Om dat zichtbaar te kunnen maken is een goede evaluatie tijdens en na afloop van groot belang. Er bestaan daarvoor al verschillende plannen, op verschillende niveaus. Zo zal er in opdracht van OCW een monitor cultuureducatie worden uitgevoerd: om de twee jaar wordt er onder basisscholen een enquête afgenomen voor een representatieve steekproef. Het LKCA voerde een plananalyse van de ingediende aanvragen voor de match-
7
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
ingsregeling uit, die het FCP de nodige aandachtspunten biedt voor de monitoring van de regeling. Uitkomsten van deze analyse worden tevens gebruikt voor de programmering van kennisactiviteiten met aanvragers en deelnemende overheden en voor een aantal casestudies van het LKCA naar de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten. En voor en met het Strategisch Beraad Kunstonderwijs - waarin alle kunstvakverenigingen vertegenwoordigd zijn - zal het LKCA overleg voeren met de onderwijsinspectie over de mogelijkheden en haalbaarheid van eventuele kwaliteitsbeoordeling van cultuureducatie op scholen in de context van toezicht. En zoals bij alle innovaties gaat het ook voor Cultuureducatie met Kwaliteit uiteindelijk niet om de vraag hoe mooi de plannen waren, maar om wat het uiteindelijk uithaalt, om wat leerlingen ervan meenemen. v Piet Hagenaars en Marjo van Hoorn zijn beiden werkzaam als Senior Onderzoek bij het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) te Utrecht.
culturele ladekast ordent en stuurt
nieuwsgierig geworden? Alle genoemde bronnen zijn op internet te downloaden. Teunis IJdens, Diederik Schönau, Marjo van Hoorn, Piet Hagenaars, Vera Meewis, Bea Ros, & Jan van Weerden (2012). Cultuureducatie: een kwestie van onderwijskwaliteit. Cultuur + Educatie nr 33. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland. Onderwijsraad & Raad voor Cultuur (2012). Advies Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren!, uitgebracht aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Den Haag: Onderwijsraad. Piet Hagenaars, Marjo van Hoorn & Teunis IJdens. (2013). Plananalyse aanvragen matchingsregeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016. Rapportage voor het Fonds voor Cultuurparticipatie. Utrecht: Landelijk Instituut Cultuureducatie en Amateurkunst. www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/06/10/ meer-dan-kwaliteit-een-nieuwe-visie-op-cultuurbeleid.html www.cultuurplein.nl/primair-onderwijs/cultuureducatie-met-kwaliteit www.cultuurplein.nl/primair-onderwijs/overheidsbeleid/subsidies-rijk/regelingprestatiebox-primair-onderwijs-2012-2016 www.ahk.nl/lectoraten/educatie/onderzoeksprojecten/assessment-inkunsteducatie
Culturele Ladekast ordent en stuurt ‘Het Nederlandse overheidsbeleid ten aanzien van onderwijs gaat uit van autonomie van het onderwijs,’ stellen de samenstellers van de Culturele Ladekast vast. Er zijn alleen globale richtlijnen en in de praktijk leidt dit tot een diverse aanpak, zeker in het leergebied van kunst en cultuur. ‘De uitdaging is om een cultuureducatief aanbod te creëren dat aansluiting vindt bij die diversiteit in de onderwijspraktijk.’ Met deze publicatie brengen de bureaus voor cultuuronderwijs in Breda, ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Helmond en Tilburg een gezamenlijke en vooral overzichtelijke lijn aan. Minister Jet Bussemaker mocht onlangs het eerste exemplaar in ontvangst nemen. PO/VO // AUTEUR: HENK LANGENHUIJSEN
‘Nog te vaak blijft cultuureducatie bij een leuk dagje uit dat niet beklijft,’ zei de minister tijdens de presentatie. Een doorlopende leerlijn cultuureducatie is daarom meer dan gewenst om kwaliteit te borgen. Scholen hebben uiteraard nog steeds de vrijheid om een eigen lesprogramma in te vullen, maar kunnen nu in ieder geval een activiteit of een kerndoel een duidelijke plaats en een context geven en zich bewust worden van nut en noodzaak op de langere termijn. Cultuuronderwijs staat natuurlijk niet op zichzelf, weten ook de samenstellers, maar hangt nauw samen met bijvoorbeeld creatief probleemoplossend en flexibel denken. Op alle onderwijsniveaus worden nauwkeurig competenties beschreven die terug te voeren zijn op receptief, creërend, reflectief en analyserend vermogen. Het basismodel is gebaseerd op de landelijke ontwikkelingen binnen cultuureducatie en biedt een samenhangend geheel voor primair én voortgezet onderwijs. Het raamwerk besteedt aandacht aan dans, drama, muziek, beeldende vorming, literatuur, erfgoed, design en beeldcultuur. Dat levert heel veel woorden en gespecificeerde kerndoelen op. Toch is het overzichtelijk geordend en is het een goed ingerichte, opgeruimde kast. De angst dat je door de bomen het bos niet meer ziet en dat het ‘speelse karakter’ van cultuureducatie verdwijnt, lijkt me ongegrond. Integendeel, het is een bruikbare wandelkaart voor iedereen die het culturele bos in wil. Dat cultuureducatie leuk moet zijn, moet uit-
8
kunstzone.nl
november 2013
dagen en plezier teweegbrengen, staat nergens met zoveel woorden vermeld. Dat is goed beschouwd ook geen competentie, al is de noodzaak van spel- en leesplezier bijbrengen een generatie lang een toverwoord geweest. Maar dat komt vanzelf wel. De Culturele Ladekast is geen eindproduct en zal zeker de komende tijd nog wel iets aangepast worden. Uitgangspunt van de samenstellers, hoe verschillend de cultuurbureaus ook zijn, is immers dat ze vraaggericht willen werken. De ladekast is geen dictaat. En natuurlijk is er overlap en zijn kerndoelen niet strikt te scheiden. De praktijk zal moeten laten zien dat het helpt. Vier Bossche basisscholen zijn inmiddels begonnen met het lesprogramma een plaats te geven. De docenten daar zijn alvast enthousiast. Ook buiten Noord-Brabant zou het onderwijs zeker baat hebben bij zo’n goed gevulde ‘plunderkast’. v
nieuwsgierig geworden? Cultuurwinkel Breda: www.cultuurwinkelbreda.nl Bureau Babel: www.bureaubabel.nl CultuurStation: www.cultuurstation.nl CultuurContact: www.cultuur-contact.nl Bureau CiST: www.cist.nl
9
de matchtingsregeling in de praktjk
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
Museum Jan Cunen: leerlingen bezig met inrichting van de museumschool. Foto: Liza Wolters
Minister Bussemaker.
Links en rechts : Cultuurproject Rondje om de kerk. Foto’s: Paul Moonen
De matchingsregeling
in de praktijk
De aanvragen voor de Matchingsregeling Cultuureducatie met Kwaliteit zijn gehonoreerd, de projecten kunnen starten. Hoe is de aanvraag in de provincie Utrecht aangepakt? In deze provincie wordt een belangrijk deel van de cultuuractiviteiten uitgevoerd in het kader van Cultuureducatie met Kwaliteit. Kunst Centraal en Landschap Erfgoed Utrecht werken namens de provincie aan de eerste drie activiteiten: leerlijn en curriculum, deskundigheidsbevordering en de relatie tussen school en omgeving. Arja van Veldhuizen, programmacoördinator educatie van Landschap Erfgoed Utrecht, licht de activiteiten toe. PO // AUTEUR: EEKE WERVERS Aanpak
Kunst Centraal en Landschap Erfgoed Utrecht hebben beide een jarenlange ervaring in het begeleiden van en samenwerken met scholen. Van Veldhuizen: ‘We wilden niet zelf langs de ons bekende scholen gaan, daarom hebben we een extern bureau een beleidsadvies laten schrijven op basis van wensen van besturen en directies van scholen. Uit de inventarisatie werd duidelijk wat de mogelijkheden voor scholen waren en hoe scholen cultuureducatie in hun programma wilden opnemen. Uit de gesprekken bleek ook dat scholen meer vraaggericht wilden werken, of interesse hadden voor een cultureel partnerschap. Wat opviel, was dat sommige scholen kozen voor specialisatie in een discipline, en andere scholen juist voor een geïntegreerde aanpak.’ Naar aanleiding van de bevindingen uit dit onderzoek is de aanvraag voor Cultuureducatie met Kwaliteit ontwikkeld en ingediend. Met alle scholen die geïnteresseerd waren om mee te doen aan Cultuureducatie met Kwaliteit, zijn vervolgens gesprekken gevoerd om een weloverwogen keuze voor deelname en pijler te kunnen maken. Met de definitieve deelnemers is een overeen-komst gesloten waarin de afspraken over opbrengsten zijn vastgelegd. Zo nemen de scholen zelf ook een deel van de
10
regie. In totaal doen 66 scholen mee die activiteiten uitvoeren, uren beschikbaar stellen en meedenken en ontwikkelen tijdens ontwikkelnetwerken. Ook wordt onderzocht hoe resultaten van leerlingen op het gebied van kunst en erfgoed kunnen worden vastgelegd, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van een digitaal portfolio. Van Veldhuizen: ‘Dat digitale portfolio is er nog niet, dat moet nog ontwikkeld worden. We gaan inventariseren wat er al is, en hopelijk samen met partners een goed portfolio ontwikkelen.’ Pijlers
Het plan voor Utrecht is gebaseerd op drie pijlers. Cultuur in het hart van het Onderwijs is de eerste. Van Veldhuizen: ‘Deze pijler richt zich op het verbinden van cultuureducatie en andere vakken. Doel is te komen tot een leerlijn waarbij cultuur een vanzelfsprekende verbinding heeft met bijvoorbeeld taalonderwijs of wereldoriëntatie. Deelnemende scholen kiezen zelf hun invalshoek en de groep(en) waarmee ze willen beginnen. De tweede pijler is Scholen in Talenten, waar leerkrachten in hun eigen passie verder geschoold worden. Per school wordt vervolgens gekeken hoe deze experts ingezet worden als inspirator en voortrekker om daarmee de kwaliteit van cultuureducatie te vergroten. En ook kunnen zij het aanbod van culturele instellingen beter beoordelen en afstemmen op hun onderwijs.’
kunstzone.nl
De derde pijler ten slotte is School in de Wijk, die voortbouwt op een pilot rond de brede school. De school zal een spilfunctie hebben voor het culturele veld, met als doel meer samenhang met de lokale samenleving. De culturele omgeving leert zo de kennis en aansluiting op het onderwijs, zowel binnen- als buitenschools, te vergroten. Daarnaast krijgen leerkrachten inzicht in hoe zij de eigen omgeving bij de lesstof kunnen betrekken: zij koppelen de (historie van) de omgeving aan vakken en curriculum of gebruiken de omgeving als uitgangspunt voor verbeelding. Deze drie pijlers richten zich steeds op leerling, leerkracht, team, cultuurcoördinator, directie en culturele infrastructuur. Creatief?
In de drie pijlers zal ook volop aandacht zijn voor het stimuleren en vergroten van het creatief vermogen en creatief denken bij leerlingen. Maar hoe doe je dat? Arja van Veldhuizen: ‘We hebben Pieter Mols gevraagd voor een eerste verkenning van dit begrip. Hij kent het onderwijs goed en houdt zich ook bezig met creatieve processen. Verder heeft Jos Bol van Kunst Centraal via gesprekken en literatuur informatie over dit onderwerp verzameld. We hebben om te beginnen een eigen werkdefinitie ontwikkeld: Creatief vermogen is het vermogen om vanuit eigen bagage, op eigen wijze en onderzoekend te komen tot niet vanzelfsprekende ideeën, oplossingen en resultaten.
Cultuur beweegt
Cultuuronderwijs staat voorop in de cultuurvisie Cultuur beweegt van minister Bussemaker. Goed cultuuronderwijs is van cruciaal belang voor individu en samenleving. Haar doel is dat álle kinderen en jongeren een startkwalificatie mee krijgen. Om dit te bereiken wil de minister: - een bestuurlijk kader vastleggen, samen met de staatssecretaris van Onderwijs, de PO-raad en lokale bestuurders; - een leerlijn cultuureducatie voor het primair onderwijs; - het programma Cultuureducatie met Kwaliteit voortzetten; - deze lijn uitbreiden naar het voortgezet onderwijs (met een rol voor CKV); - de Cultuurkaart behouden.
november 2013
De bedoeling is dat scholen ook een eigen definitie kunnen maken, maar dat wij de scholen een werkdefinitie aanreiken.’ Van Veldhuizen: ‘Leerkrachten zoeken naar een allround aanpak van cultuureducatie, vanuit een belangstelling voor probleemoplossend denken en de 21st Century Skills. Uitgangspunt is in ieder geval om creatief vermogen en creatief denken te stimuleren door verbindingen te leggen met kunstdisciplines en erfgoed. Het is nog zoeken naar hoe erfgoed bijdraagt aan het creatief vermogen. De werkgroep die zich met creatief vermogen bezighoudt, zal onder meer scholingsbijeenkomsten organiseren voor de scholen en ook in werkgroepen, trainingen en gesprekken dit onderwerp regelmatig aan de orde laten komen.’ v Eeke Wervers is senior projectleider bij het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) te Utrecht.
Matchingsregeling
De komende vier jaar is er maximaal 80 miljoen euro voor provinciale, regionale en lokale activiteiten gericht op het borgen van cultuureducatie (kunstzinnige oriëntatie). Wat zijn de plannen en wie gaat ze uitvoeren? Voor de Matchingsregeling Cultuureducatie met Kwaliteit is een budget beschikbaar van 20 miljoen euro per jaar (10 miljoen euro van het rijk en 10 miljoen euro van provincies en gemeenten met meer dan 90.000 inwoners). De provincie Zuid-Holland doet niet mee aan deze regeling. In plaats daarvan doet een aantal gemeenten uit deze provincie mee: de zogeheten RAS-regio’s. Provincies en gemeenten doen niet zelf de aanvraag, maar dragen een culturele instelling voor. De aanvraag moet over een substantieel budget gaan, de minimale omvang van een aanvraag is 90.000 euro (45.000 vanuit de aanvrager, 45.000 euro vanuit het rijk). De subsidie is gebaseerd op het aantal inwoners van stad of provincie. Er zijn dus grote verschillen. Het geld dat de stad of provincie inbrengt, moet uit de eigen begroting komen. Geld van de onderwijsbekostiging (zoals de prestatiebox) of uit de impuls combinatiefuncties mag niet als matching worden opgevoerd.
11
talentontwikkeling in beeldende vakken
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
Links:Don’t worry, be happy, Raul Griffioen, 16 jaar. Boven: Tim de Gier, 18 jaar.
van talent als een ontwikkelde begaafdheid, zoals dat door François Gagné beschreven wordt (Building gifts into talents: Brief overview of the DMGT 2.0, 2008). Een begaafdheid is een natuurlijk vermogen dat in elk mens aanwezig is. Je zou een dergelijk vermogen ook aanleg kunnen noemen. De één heeft meer aanleg om te leren, een ander is van nature heel sociaal en weer anderen zijn op creatief gebied begaafd. Soms valt een kind op omdat hij of zij een bovengemiddelde begaafdheid laat zien binnen een bepaald domein, maar dit wil niet betekenen dat het automatisch succesvol zal zijn binnen dat domein in de toekomst. Pas als er een ontwikkeling plaatsvindt kan men spreken van een talent. Om een lang verhaal kort te maken: begaafdheid is er vanzelf, dit tot een talent ontwikkelen kost tijd, inspanning en soms moeite. HeT (H)erkennen van talent
Voor het ontwikkelen van talent is het essentieel dat het herkend wordt, zowel door de persoon met talent zelf als door de omgeving. Ook moet er door de getalenteerde persoon belang gehecht worden aan het domein waarin hij of zij getalenteerd is. Zo heb ik een leerling gehad die aanleg had voor het vak, maar die het niet zo belangrijk vond en niet zoveel had met beeldende kunst. Deze leerling zou je daarom geen talent kunnen noemen. Maar welke leerlingen zijn dan wel talentvol binnen de beeldende vakken? Het bleek dat zowel de professionals uit het werkveld, de kunstenaars en de jongeren het in grote lijnen met elkaar eens zijn.
Wie hebben het en wat willen ze?
talentontwikkeling in
Beeldende vakken
Meer inzicht krijgen in de talentvolle leerling voor de beeldende vakken, dat was het doel van Roos Koenders met haar afstudeeronderzoek aan de Master Kunsteducatie van ArtEZ. Door te onderzoeken wat de wensen en behoeften zijn van talentvolle leerlingen, kunnen talentontwikkelingstrajecten voor de beeldende vakken daar beter op afgestemd worden. VO // AUTEUR: ROOS KOENDERS
I
n mijn eerste jaar als docent beeldende vorming had ik in klas 1 een leerling van wie het werk meteen opviel: ze was gepassioneerd in het beeldend werken, zag elke opdracht als een uitdaging en zocht altijd naar een eigenzinnige oplossing voor beeldende problemen. Toen ik haar in de vierde klas van het VWO opnieuw in de klas kreeg, had ze zich verder ontwikkeld. Ze volgde buiten school een cursus Voorbereiding Kunstacademie en deed de volgende jaren de oriëntatiecursus en de vooropleiding aan de kunstacademie. Ze werd aangenomen bij Fine Art. Ik heb me regelmatig afgevraagd of ik haar binnen de lessen genoeg heb kunnen bieden. Ik had het idee dat we als school niet veel hebben kunnen betekenen voor haar ontwikkeling. Maar was dat wel zo? Hebben wij wel of niet bijgedragen? Op
12
welke manier? En wat zou er dan beter kunnen? Inzicht in de talentvolle leerling
Getalenteerde leerlingen zijn prettige leerlingen: ze zijn gemotiveerd, nemen je vak serieus, en we belonen ze met goede cijfers. In ons voortgezet onderwijs worden leerlingen niet op basis van hun tekentalent bij elkaar gebracht. In mijn lespraktijk kwam het er dan helaas te vaak op neer dat ik vooral de minder sterke of gemotiveerde leerling veel aandacht gaf. De ‘talenten’ bevestigde ik in waar ze mee bezig waren, maar dat gaf mij als docent weinig voldoening.
krijgen in de talentvolle leerling voor de beeldende vakken. De vraag die centraal stond in het onderzoek was: Aan welke inhoudelijke eisen moet een talentontwikkelingstraject voor de beeldende vakken voldoen dat aansluit bij de ontwikkeling, wensen en behoeften van jongeren in de leeftijd van 14 tot 18 jaar? Voor het onderzoek heb ik negen jonge kunstenaars en 38 getalenteerde jongeren geïnterviewd. Het boek Developing talent in young people van Benjamin Bloom (1985) was hierbij het uitgangspunt. 26 jongeren hebben na het interview een enquête ingevuld.
Voor talent in de beeldende vakken ben ik op de volgende definitie uitgekomen: Een talent is iemand die met zijn/ haar begaafdheid zich ten opzichte van leeftijdsgenoten met bovengemiddeld effect, gemak en plezier, doelgericht ontwikkelt in een beeldende discipline. Deze definitie is deels gebaseerd op een beschrijving van talent door Verbiest en Dijk in het boek OOG voor talent (2010). Het bovengemiddelde effect en gemak richten zich op het beheersen en ontwikkelen van verbeeldingskracht, diepgang in betekenis, (visuele) ideeënrijkdom en technische vermogens en inzicht. Vooral een aantal jongeren waren stellig in het effect dat een werk moet oproepen: ‘Het moet wel wérken, je moet je idee kunnen overbrengen op het publiek.’ Het plezier dat een persoon in een discipline beleeft is een kenmerk van talenten. Dit aspect wordt vaak passie genoemd. De jongeren en de kunstenaars vertelden bijna allemaal dat ze tekenen ‘altijd al leuk gevonden hebben’. Martijn, een van de jongeren, zei over zijn vrijetijdsbesteding: ‘Ik teken heel veel. Omdat ik dat leuk vind en omdat ik er beter in wil worden. Ook als ik werk van anderen zie (…) dan wil ik dat ook kunnen.’ Over het bekijken van kunst en hoe ze het werk van professionals als inspiratiebron gebruiken, zei Brechje: ‘(…) maar dan wel op mijn eigen manier, bijvoorbeeld de kleuren die Van Gogh gebruikte in de schaduwen, dat ga ik dan ook uitproberen.’ De ontwikkeling van talent
Ervaringen met kunst Zowel voor de jonge kunstenaars als voor de jongeren geldt: ouders zijn belangrijke personen in de ontwikkeling van talent. Ze spelen bijvoorbeeld een rol bij de eerste kennismaking met kunst. Als ouders die rol niet vervullen komt de kennismaking via school of andere familieleden. De kunstenaars geven aan dat ze achteraf op de middelbare school geen goed beeld hadden van de hedendaagse kunst en de kunstacademie. De jongeren hebben vooral een beperkt beeld van moderne kunst (‘abstract is niet mooi’), maar ze willen wel leren over kunst en het begrijpen.
Talentontwikkeling
Deze situatie was het uitgangspunt voor mijn afstudeeronderzoek aan de Master Kunsteducatie van ArtEZ. Mijn doel was met een onderzoek meer inzicht te
Wat is talent? Deze vraag lijkt voor de hand liggend, maar het blijkt een term te zijn die regelmatig tot verwarring leidt. Binnen mijn onderzoek ben ik uitgegaan
kunstzone.nl
Erkenning De jongeren ervaren naast steun en bevestiging door hun ouders vooral van leeftijdsgenoten erkenning, terwijl de kunstenaars vaker docenten noemden. Via social media krijgen jon-
november 2013
geren complimenten over hun werk, maar ze hebben daarnaast behoefte aan kritische feedback: ze willen graag uitgedaagd worden en horen hoe ze hun werk kunnen verbeteren. Voorzieningen De geïnterviewden zijn of waren grotendeels tevreden over het kunstvak op het voortgezet onderwijs, maar ze zijn ook kritisch. Ze zijn het meest positief over de vrijheid binnen de beeldende lessen en het leren van ‘nieuwe dingen’. De beperking van deadlines en in materiaal wordt door sommigen als vervelend ervaren. Talenten hebben waardering voor open opdrachten, waarin ze zichzelf procesmatig kunnen ontwikkelen en uitgedaagd worden om nieuwe dingen te proberen. De drempel om een cursus of vooropleiding te volgen is voor sommigen hoog, ook omdat een toekomst met een kunstacademiediploma als onzeker wordt gezien. Wensen en behoeften
De getalenteerde jongeren die in de interviews aan het woord zijn geweest zijn allemaal verschillend, maar er zijn in hun reacties genoeg overeenkomsten om tot een aantal conclusies te komen. De getalenteerde jongeren die meegedaan hebben aan het onderzoek zijn allemaal gemotiveerd en willen graag meer leren, ook in hun vrije tijd. Ze hebben interesse zowel in de theoretische kant van kunst als in de uitvoerende. Jongeren zoeken vooral naar inspiratie, plezier en vrijheid. Ze willen heel graag met ‘echte kunstenaars’ praten over wat er beter kan, ze hebben behoefte aan kritische feedback. Getalenteerde leerlingen zijn nieuwsgierig naar het werk van anderen en gaan graag naar musea; ze vinden het inspirerend en betrekken het op hun eigen werk. Het werken in een gedeeld atelier met andere jongeren spreekt hen daarom het meeste aan, vooral als daar veel materiaal beschikbaar is om mee te experimenteren. Maar ook in de lessen op school werken ze met plezier. De docent kan helpen door vertrouwen uit te spreken, interesse te tonen in het werk dat ze buiten school maken en de talenten binnen de lessen zo veel mogelijk vrijheid en uitdagingen geven. v Roos Koenders is docent aan het Ludger College in Doetinchem.
nieuwsgierig geworden? Bloom, B. (1985). Developing Talent in Young People. New York: Ballantine Books. Cukierkorn, J. (2008). Talented young artists: understanding their abilities and needs. Gifted Child Today, 24-33. Feist, G. (2010). The Influence of Personality on Artistic and Scientifc Creativity. In: R. Sternberg, Handbook of Creativity (pp. 273-296). New York: Cambridge University Press. Gagné, F. (2008). Building gifts into talents: Brief overview of the DMGT 2.0. Montréal (Canada): Université du Québec. Gray-Fow. (2005). Discovering and Developing Talent in Schools. Londen: David Fulton Publishers Ltd. Haanstra, F. H. (2009). Culturele invloeden op de esthetische beoordeling van beeldend werk. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland. Verbiest, C. D. (2010). OOG voor talent. Amersfoort: CPS.
13
hallo wereld!
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs | hoe leuk is smart
Kwaliteit door doelen formuleren en evalueren
hoe leuk is smart ‘Maar heb je je lesdoelen dan wel SMART geformuleerd?’, hoor ik mezelf tegen een moeilijk kijkende PABO-studente zeggen. Ze blijft me met grote ogen aankijken en boven haar hoofd hangt een tekstballon met daarin ‘Wat denk je zelf…?’ Natuurlijk zijn haar lesdoelen niet SMART: ze heeft me net nog verteld dat ze dertig rondrennende leerlingen in een speelzaal had - en dat haar stagebegeleider ‘leuk’ geen lesdoel vond. Nee daar is niks SMART’s aan. En dat moet en kan wel. VO // AUTEUR: MADELIEF DEBEIJ
A
ls dramadocent ervaar ik een enorme vrijheid, ik mag mijn onderwijs zelf ontwerpen. De directe lesinhoud en leerlijnen liggen in mijn handen maar gelukkig heb ik een heleboel bevlogen collega’s beeldende vorming en muziek die meekijken en reflecteren. Ik sta in een kring te midden van 3-HAVO, het einde van de les. ‘En wat hebben we gedaan vandaag? Wat was nieuw? Wat heb je geleerd? Wat moet ik in deze les behouden en wat moet eruit? En heb je nog tips voor mij als docent?’ Ik word voorspelbaar in mijn afsluiting. Aan het begin van het schooljaar wordt er gezweet op de vragen en vallen er stiltes terwijl leerlingen elkaar bijna wanhopig aankijken. Direct na afloop je eigen mening geven over het onderwijs dat je krijgt is vaak nieuw voor leerlingen en studenten. Spannend ook. Feedback geven moet je leren, en moet je leren verwoorden. Dit is voor mij een manier om mijn eigen onderwijs kritisch te blijven bekijken. Wat blijft er hangen? Kunnen ze dat benoemen? Waar moet het scherper? En waar wordt het meest van genoten? Als beloning voor hun eerlijkheid krijgen leerlingen (en studenten) onderwijs dat hen serieus neemt in het realiseren van de doelen. Zo krijgen ze wat ze vragen van hun eigen onderwijs en docent. Leuke effectieve spellen blijven, en de inhoud - en het belang van deze inhoud - worden duidelijk. ‘Ik kan je niet verstaan Bert, want er zit een banaan in mijn oor!’ Applaus. Breed grijnzende leerlingen lopen terug naar hun plaats. Ik kijk het publiek aan: ‘En…?’ ‘Leuk!’ ‘Leuk?’ ‘Ja-ha we weten dat we dat niet mogen zeggen, maar het was leuk, we moesten lachen.’ En ja, ze hebben aan de opdracht voldaan. Fysieke en stemtransformatie en een duidelijk einde. Boven de klas hangt triomfantelijk de tekstballon ‘Dat weten we heus wel te benoemen, we zijn niet dom of zo - zo moeilijk is dat niet.’
14
‘Wat denk ik zelf?’ Ik zucht diep en staar naar het scherm van mijn laptop. Een scherm vol met door mijzelf geformuleerde leerlijnen en lesdoelen. En dan de vraag: zijn de doelen SMART, toetsbaar? En appelleert het aan wat ik wil en moet bereiken? Wat moet en wil ik de leerlingen precies leren in drie jaar onderbouw en dan in de bovenbouw HAVO/VWO? Als kunstsectie binnen het Rembrandt College zijn we afgelopen jaar onze leerlijnen en doelen gaan analyseren. Wat doen we nu al die jaren? Wat willen we bereiken? In een serie workshops van het Steunpunt CultuurProfielScholen door Saskia van der Linden zwoegen we op het formuleren van vakoverstijgende leerdoelen. Met daarbij een evaluatieplan en de bijbehorende beoordelingscriteria. ‘Zijn ze SMART?’ ‘Natuurlijk zijn ze SMART!’ Maar ondertussen slaat de twijfel bij mezelf soms toe. Het is en blijft een spel, een kunst om, door het aan je collega duidelijk uit te leggen, ook jezelf te blijven overtuigen. En om te leren van de vragen en opmerkingen van je collega. Net als van de reflectie aan het eind van elke les. Dit doel is heus heel SMART. Net als de leerlijn overigens. En ja, er kan voortdurend aan gesleuteld worden, van jaar tot jaar.
Leren over de wereld door kwalitatief kunstonderwijs op basisscholen
Hallo Wereld! Hoe kan de bijdrage van het cultuureducatieve aanbod van culturele instellingen aan het primair onderwijs versterkt worden? Dit onderzoekt Fianne Konings als extern promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen onder leiding van Barend van Heusden. In dit artikel geeft Konings een onderbouwing van kunstonderwijs in het basisonderwijs met behulp van de theorie van Cultuur in de Spiegel. PO // AUTEUR: FIANNE KONINGS
Dit artikel is een verdieping van het artikel met de titel Culturele instellingen en een doorlopende leerlijn: richtlijnen, te vinden op www. cultuurparticipatie. nl > Over het Fonds > Publicaties en verslagen > Publicaties), www. bureaukoningskunst.nl of www. cultuurindespiegel.nl.
Pas meester zijn over de stof als je het zelf kunt uitleggen, gaat hier dus dubbel en dwars op. Soms is het formuleren van doelen een zoektocht naar woorden en soms een gevecht. Tot het punt dat de ambitie het wint en alles makkelijker lijkt te gaan door dat ene duidelijke doel: het doel om mijn lessen nog scherper te krijgen en mooier en interessanter en inspirerender – en meer van dat soort niet SMART geformuleerde bewoordingen. Oh… en leuk moet het ook zijn… vooral heel leuk. Gewoon omdat dat leuk is. v
De waarde van kunstonderwijs
In de discussie over de waarde van kunstonderwijs ligt momenteel de nadruk op het belang van de vaardigheden, zoals creativiteit, verbeeldingskracht, kritisch denken en op een andere manier kijken. Minister Bussemaker sprak hierover op 13 juni jongstleden tijdens een toespraak bij de conferentie Cultuureducatie met Kwaliteit. Het recente OESO-rapport Art For Art’s Sake? maant tot voorzichtigheid om verstrekkende effecten aan kunstonder-
Madelief Debeij is dramadocent aan de PABO van Hogeschool Leiden en op de CultuurProfielSchool het Rembrandt College in Veenendaal.
kunstzone.nl
H
allo wereld van Kinderen voor Kinderen schalt op sommige dagen door mijn huis. Al dansend worden door mijn dochter (7) en haar vriendinnen teksten verbeeld als: Hallo boek. Met je verhalen zo mooi. Verre landen komen wonen in mijn hoofd. Als je leest snap je de mensen om je heen. Als je leest dan weet je, ik ben niet alleen. Hierdoor wordt mijn kind zich bewust dat ze een plek in de wereld heeft, dat er meer culturen op de wereld zijn en dat er overeenkomsten zijn tussen mensen. Mijn kind leert over de wereld waarin ze leeft, door te luisteren naar muziek en door zelf te zingen, door artistieke producten te maken en mee te maken. Dit is voor mij de essentie van kunstonderwijs.
november 2013
wijs toe te kennen. Deze zullen echter van pas komen in onze toekomstige innovatiesamenleving, zo is de algemene opinie. Dat kinderen nu, op dit moment, wat aan kunstonderwijs kunnen hebben krijgt helaas geen aandacht. Dat het kinderen nu helpt grip te krijgen op hun eigen leven is een belangrijke waarde van kunstonderwijs. Het theoretisch kader van het onderzoek Cultuur in de Spiegel (Van Heusden, 2010) kan deze functie en waarde van kunstonderwijs voor leerkrachten en docenten verhelderen en toepasbaar maken in de klas. Cultuur in de Spiegel onderbouwt kunstonderwijs systematisch en geeft bovengenoemde aspecten van cultuuronderwijs - zoals creativiteit, verbeelden en kritisch denken - een plek in een groter geheel. Goede ervaringen werden onder meer opgedaan in een pilotschool van Cultuur in de Spiegel. Een betrokken SKVR-muziekdocente merkte op dat zij met haar vak in een project voor groep 5/6 over de Tweede Wereldoorlog door Cultuur in de Spiegel onderdeel van het curriculum werd. (Ros, 2012) De inhoud van cultuuronderwijs
De (basis)vaardigheden kritisch kijken, anders benaderen en creativiteit zijn gerelateerd aan een (cultureel) onderwerp én mediale vaardigheden - ofwel vaardigheden om je te uiten met lichaam,
15
krassen hallo wereld!
hulp van hun verbeelding, in verschillende media, te reflecteren op cultuur, zowel productief (maken) als receptief (meemaken).’ (Konings en Van Heusden, 2013)
Figuur 1: Inhoudsdriehoek van Copini, Van Dorsten en Ekster, 2012.
voorwerpen, taal en grafische notatie. Die helpen kinderen hun verbeeldingskracht te gebruiken om hun eigen standpunt in te nemen ten aanzien van cultuur en zich hierover te uiten. Kunstonderwijs heeft dus een onderwerp, gaat over cultuur, en laat kinderen hun verbeeldingskracht - en andere basisvaardigheden zoals waarnemen, conceptualiseren en analyseren - ontwikkelen wanneer zij over dit onderwerp in een kunstdiscipline nadenken. Bovendien zorgt kunstonderwijs ervoor dat kinderen zich hierover kunnen uiten in een kunstvorm, met het lichaam, met voorwerpen, met taal, met grafische tekens en combinaties van deze media. (Van Heusden, 2012. Zie ook Figuur 1) Uit onderzoek blijkt dat in kunstprojecten voor het basisonderwijs met name het onderwerp (culturele kennis) over bijvoorbeeld de buurt of kunst in zijn algemeenheid niet bewust wordt ontwikkeld (Konings en Van Heusden, 2013). En het onderwerp van kunstonderwijs zou nu juist wel eens de linking pin tussen onderwijs en culturele sector kunnen zijn. Waar onderwijs kinderen leert over het leven, leert kunstonderwijs hoe je met behulp van het maken van artistieke producten kan kijken naar en leren over het leven. De keuze voor deze onderwerpen is afhankelijk van de belevingswereld van het kind. Van Heusden zegt in een interview: ‘Het onderwerp is cruciaal. Dat is wat anders dan zeggen: je moet het thema Pesten doen, of het thema Eten. Een onderwerp kan zijn wat een kind de avond daarvoor op televisie heeft gezien. ‘Er staat een muur tussen Israël en Palestina, hoe zit dat nou? Waarom hebben ze dat gedaan?’ (Monsma, 2012) Door kunst over het conflict tussen Israël en Palestina te zien of te horen en er zelf als kind een artistiek product over te maken, krijgen de kinderen de mogelijkheid om met hun verbeelding over deze complexe situatie na te denken en het (voor zover mogelijk) te vatten. In plaats van over het onderwerp in een les te vertellen helpt kunstonderwijs de leerkracht dit onderwerp samen met zijn leerlingen op verschillende manieren te verwerken.
Artistieke producten maken en kunst meemaken hebben zo een functie voor kinderen, namelijk grip krijgen op de eigen wereld én handvaten krijgen om grip te krijgen op die wereld. Het helpt kinderen zich persoonlijk te ontwikkelen, inzicht te krijgen in culturele verworvenheden en te participeren in de samenleving. Dit zijn tevens de doelen van onderwijs, zoals geformuleerd in de inleiding van de kerndoelen basisonderwijs.
Nieuwsgierig geworden?
Uitgaande van het theoretisch kader van Cultuur in de Spiegel kan het Kunstzinnige oriëntatie kerndoel 54 verdiept worden. Kerndoel 54 benadrukt nu dat een leerling zich in de verschillende kunstdisciplines leert uiten over ervaringen en emoties. Kinderen kunnen zich volgens het theoretisch kader gericht uiten over ervaringen met cultuur. Een belangrijk aspect van cultuur zijn emoties. En door zich met behulp van kunstdisciplines te uiten over cultuur, leren ze over deze cultuur en de daarbij behorende emoties. Een uitvoerige analyse van de kerndoelen Kunstzinnige oriëntatie is te lezen in Culturele instellingen en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs, door Konings en Van Heusden, een uitgave van FCP in 2013.
Heusden, van, B. (2012), Wat leren we van cultuuronderwijs? Rotterdam: Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam.
Onderwerpen kunnen zijn: cultureel erfgoed (kerndoel 56), familie, Europa (kerndoel 36) of het milieu (kerndoel 39). ‘Eigenlijk is elk onderwerp geschikt als je het maar aanpast aan de leeftijd en omgeving.’ (Van Heusden in Monsma, 2013) Dit wil overigens niet zeggen dat een bewuste afweging van belangwekkende onderwerpen voor leerlingen overbodig is. De meerwaarde van Cultuur in de Spiegel is juist dat er (nog) bewustere keuzes voor kunstonderwijs gemaakt worden. Zo vertelde een docent van een van de pilotscholen van Cultuur in de Spiegel: ‘Je denkt dieper na over wat je doet en waarom. Natuurlijk denk je altijd wel na over leerdoelen, maar dat gaat doorgaans snel en intuïtief. Nu heb je een duidelijk kader: welk onderwerp en waarom? Hoe sluit je aan bij de belevingswereld van je leerlingen? Welke vaardigheden wil je trainen?’ (Ros, 2012)
‘Hallo boek. Met je verhalen zo mooi. Verre landen komen wonen in mijn hoofd. Als je leest snap je de mensen om je heen. Als je leest dan weet je, ik ben niet alleen.’ Wat betekent dit in de praktijk?
Doelen van kunstonderwijs
Mijn dochter maakte als kleuter veel tekeningen van ons gezin. Wanneer familiebanden nou een onderwerp is dat de school belangrijk vindt voor haar leerlingen, dan betekent dit dat mijn dochter in groep 8 geleerd heeft in verschillende kunstdisciplines zoals theater, taal, dans, muziek over familie te communiceren. Dat betekent dat haar vaardigheden in de verschillende kunstdisciplines zijn toegenomen (dat wordt een mooie musical) en dat dit zichtbaar is in de eindproducten die zij naar huis meeneemt. Maar dit betekent ook dat zij meer inzicht heeft in haar eigen familiecultuur en hoe andere familieculturen in de eigen klas en mondiaal eruitzien. Mijn dochter zal uiteindelijk vast ook creatiever zijn, maar dat is een ‘zorg’ voor later.
Wanneer we nu het doel van kunstonderwijs met behulp van het theoretisch kader van Cultuur in de Spiegel onderbouwen, dan ziet dit er zo uit: ‘Het kunstonderwijs leert leerlingen, met be-
Als je leest snap je de mensen om je heen. Als je leest dan weet je, ik ben niet alleen. Ofwel, als je theater, beeldend werk, muziek
16
kunstzone.nl
Kra ssen
maakt en meemaakt, snap je de mensen om je heen, dan weet je: ik ben niet alleen. Hallo wereld! Dat gun je toch iedereen?v
Bij dit artikel hoort een literatuurlijst die samen met een digitale versie van dit artikel te vinden is op www.Kunstzone.nl. Heusden, van, B. (2010), Cultuur in de spiegel naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs. Groningen.
Konings F. E.M. en Heusden, van B.P. (2013), Culturele instellingen en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs. Richtlijnen. Utrecht: FCP. Ministerie van OCW (2006), Kerndoelen primair onderwijs. Den Haag: Delta Hage. Monsma, D. (2012), Geef mij een potlood en ik ga tekenen. Culturele levensloop in woord en beeld. Lemniscaat. Ros, B. (2012), Van theoretisch kader naar lessenserie. In: Cultuurplein Magazine 03 - Maart 2012. Winner, E, Goldstein, T. and Vincent-Lancrin, S. (2013), Art for Art’s Sake?: The impact of arts education. Educational Research and Innovation, OECD Publishing.
Over
bachelors& masters(4)
I
n 2007, 2008 en 2009 heeft Maarten Tamsma de lezers van Kunstzone ingelicht over de perikelen rond de volledig bevoegde bachelor voor de docenten kunstvakken en het mislopen van een volwaardige masteropleiding voor ons eerstegraad gebied. Tussen de coulissen van het strijdtoneel hebben de nodige schermutselingen plaatsgevonden die zich eind 2012 en begin 2013 toespitsten vanwege een herzieningsproces van de opleidingscompetenties. Opnieuw kwamen de opleidingen met een vierjarig studietraject voor een volledig bevoegde (eerstegraads) bachelor. VONKC heeft dat proces niet van een validering voorzien. Weer ontbraken de masterkwalificaties (zoals bij de andere schoolvakken) voor de eerstegraads kunstdocent. Maarten Tamsma schreef zijn vierde commentaar in deze reeks. Mede vanwege de vele dossierverwijzingen werd het stuk te lang voor publicatie binnen het reguliere format dat de Kunstzone-redactie hanteert. Een oplossing is gevonden door het artikel op de website van Kunstzone te plaatsen. De redactie verwijst belangstellenden voor het artikel Over Bachelors en Masters (4) dus naar www. kunstzone.nl > Downloads. Ook de vorige drie artikelen zijn in het digitaal archief van Kunstzone te vinden. v
november 2013
‘To be a teacher is my greatest work of art.’ naar citaat van Joseph Beuys
Ze waren herkenbaar aan de groene T-shirts, de vrijwilligers van de voorrondes van de ZomerExpo die dit jaar als thema Aarde had. Ik zat in de dagjury en zag deze vrijwilligers de hele dag met hun gekleurde sneakers, hun diversiteit aan kapsels en hun bewonderenswaardige glimlach. Achter schotten stonden hordes kunstliefhebbers en kunstenaars. Allemaal geloofden ze in hun eigen werk en stelden ze zich kwetsbaar op. Voor ons werd het in de loop van de dag lopende-band werk: negenhonderd keer vijf seconden openstellen en beslissen of je je hand opsteekt of niet. Ik voelde me een klein radertje in een gigantisch systeem. En ja, na honderd wereldbollen, vijftig moeders en vele, vele schilderijen met aarde in de verf verwerkt, werd ik baldadig. Op zo’n dag is er geen tijd om rationeel een beslissing te nemen. Het ging om zeggingskracht, onderbuikgevoel. Vaak vertelde mijn onderbuik me weinig, behalve irrelevante en irritante gedachten als: ‘Hé, een werk over Limburg!’, ‘Dat is een ingenieuze manier van je werk presenteren’ ‘Gelukkig, ik mag een keer lachen’, ‘Laat die avondjury ook maar eens zien wat hier allemaal voorbij komt’, ‘Hier krijg ik geen grip op. Of is dat juist goed?’ en zelfs ‘Dit lijkt op een patroon van een dierbaar kledingstuk’. De vraag Waarom stemde ik wel of niet? kan ik niet beantwoorden. Het hielp natuurlijk niet dat ik moe was. Het was mijn vrije zaterdag. We hadden in totaal drie kwartier pauze op acht uur jureren. En dat na een week beoordelen op de academie. Op vrijdagavond was ik moe geweest, maar voldaan. Mijn beoordelingen waren oprecht geweest. Ik had mijn vooronderstellingen over de studenten en hun proces kunnen staven aan visies van collega’s en beoordelingscriteria. Jureren voor de ZomerExpo is iets anders dan het beoordelen van studenten. Het is een totaal andere methodiek, namelijk een systeem van middeling van aantrekkingskracht. Door twaalf dagjuryleden te hebben middel je al die subjectieve associaties. Mijn gevoel na een dag jureren was totaal anders dan na een dag beoordelen: opgetogen, onzeker en na negenhonderd keer vooral leeg. Daarom hier mijn biecht, voor al die bezielde kunstliefhebbers, kunstenaars, vrijwilligers en de excellente organisatie: een storm aan beelden trok over me heen en ik waaide met alle subjectieve winden mee.
Mirjam Mirjam van Tilburg is hogeschooldocent en coördinator bij Willem de Kooning Academie / Opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving.
17
talenten verbinden met kwaliteit
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
De TOFavond is uniek in zijn soort. Tijdens deze avond staan de schoolmusical en het musicallied centraal. Het idee ontstond in 1997 tijdens het afscheid van Tom Odems, de toenmalige directeur van Theater aan de Parade. Er kwam een fonds, het Tom Odems Cultuurfonds, dat bedoeld was om jongeren uit het voortgezet onderwijs in de regio Den Bosch te steunen en te stimuleren op weg naar de podiumkunst. Odems, die kort na zijn afscheid overleed, wilde jongeren op weg helpen in het theater. Hij wilde dat ze elkaar konden ontmoeten en stimu-leren en stelde de grote theaterzaal graag beschikbaar. De musical was een van zijn passies en tegelijkertijd was en is de schoolmusical in de regio populair. Elk jaar zijn er op scholen uitvoeringen met veel kwaliteit. In 2009 was de eerste editie met workshops vooraf en prijzen voor de beste musical en de beste solisten. Afgelopen schooljaar, in juni, vond de derde editie plaats met maar liefst zeven scholen en vier vooraf geselecteerde solisten die van tevoren door professionals werden gecoacht. Een jury met onder anderen de musicalsterren Bill van Dijk, Cindy Bell en Maaike Widdershoven beloonde uiteindelijk het Ste-
‘Het lijkt zo eenvoudig en vanzelfsprekend om talenten een kans te geven, maar dat is het vaak niet.’ delijk Gymnasium voor de beste schoolprestatie, een zeer muzikale uitvoering van Aida, en Elindo Avastia als de beste solist. Mede door aanwezigheid van oudwinnaars en reeds doorgebroken musicalsterren, onder wie Michelle van de Ven, werd het een zinderende avond die bol stond van de kwaliteit en honderden enthousiaste jongeren. De prijzen waren in de vorm van workshops die scholen en leerlingen in de toekomst weer verder kunnen helpen. Bijzonder is dat de avond werd georganiseerd door leerlingen van
de theateropleiding van het Koning Willem I College, het ROC in Den Bosch. Het lijkt zo eenvoudig en vanzelfsprekend om talenten een kans te geven, maar dat is het vaak niet. Artistieke talenten mogen dikwijls hun kunstje doen op de bonte avond, maar wil je kwaliteit echt de kans geven én verder helpen, dan vergt dat een investering, veel lef, vooral veel inzet van een stevige organisatie, een goede samenwerking op lokaal niveau en de bereidheid van professionele instanties om te investeren in hun toekomst. Wat dat betreft zijn Amsterdam en Den Bosch mooie voorbeelden van kwaliteit in de etalage. v
Nieuwsgierig geworden?
Meer informatie vind je op de Facebook-pagina’s van Rozentuin Festival en TOFcultuur.
advertentie
Foto: Niels Verschuren
talenten verbinden met
Kwaliteit
Conservatorium Maastricht biedt een topopleiding Docent Muziek, Orthopedagogische Muziekbeoefening en een Verkorte Opleiding voor afgestudeerde musici.
Voor sommigen is het een droom die uitkomt, anderen laten het ogenschijnlijk gewoon gebeuren en ondergaan even onwennig als onverstoord de aandacht van de volle zaal, inclusief het ovationele applaus. Toch is de slotavond voor alle jongeren een feestje, evenals voor het publiek dat hen in een professionele omgeving ziet schitteren. In Den Bosch vindt om de twee jaar de TOFavond plaats, in de grote zaal van Theater aan de Parade. Amsterdam kent het jaarlijkse Rozentuin Festival met voorrondes in het Compagnietheater en een grande finale in niets minder dan Carré.
1 november 2013 Minisymposium Muziek & Taalontwikkeling 1 februari 2014 Open Dag 19 t/m 21 maart 2014 Meeloopdagen
VO // AUTEUR: HENK LANGENHUIJSEN
J
ongeren een podium bieden is het uitgangspunt, maar dat gebeurt vaker. Denk bijvoorbeeld aan het succes van de Kunstbende, de wedstrijd in kunst voor iedereen van 13 tot 19 jaar met ook dit jaar weer een goed bezochte, sfeervolle finale in de Melkweg in Amsterdam. Maar het Rozentuin Festival en de TOFavond zijn twee bijzondere, lokale initiatieven die opvallen, omdat ze kwaliteit met kwaliteit verbinden. In een hoogwaardige omgeving met professionele ondersteuning krijgen getalenteerde, artistieke jongeren een impuls waar ze een
18
levenlang mee vooruit kunnen en die ook anderen stimuleert. Het Rozentuin Festival komt voort uit het Rozentheater, een speciaal op jongeren gericht theater in de Amsterdamse Rozengracht dat inmiddels niet meer bestaat. Het evenement is nu een onderdeel van De Pit dat in de hoofdstad theatereducatief aanbod voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs bundelt. Aan het festival nemen vooral scholen uit Amsterdam deel, maar ook Haarlem en Utrecht doen mee. Elke school heeft zijn eigen
Voor meer informatie, tijden en
voorronde, waarvan dan een of twee afgevaardigden naar de finale in Carré mogen. Dit schooljaar start de achtste editie. Films, installaties, bands, dansacts, singersongwriters, alles mag. De jonge talenten worden gecoacht door professionals en een vakjury bepaalt wie er door mag naar de finale. De zeventienjarige Zanna van Vorstenbosch van het Amsterdamse Spinoza Lyceum won de afgelopen editie in juli met de vertolking van een zelfgeschreven ballad. Ze ontving een cheque ter waarde van duizend euro.
kunstzone.nl
Studeren aan een excellente opleiding?
november 2013
locaties: www.conservatorium maastricht.nl
19
knap creatief op de notenkraker
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
Knap creatief op de notenkraker
Docent beeldende vorming Servaas Huygen.
Dansdocent Petra Beers.
OBS De Notenkraker is een Kunstmagneetschool in Amsterdam. Vakdocenten en groepsleerkrachten zorgen samen voor een gevarieerd kunstprogramma. ‘Kinderen die niet goed zijn in cognitieve vakken kunnen bijvoorbeeld wel goed zijn in dans of drama. Dat ondersteunt het leren in de klas.’ PO // TEKST EN FOTO’S: JAN VAN GEMERT
20
Het management: Yepuh Schoones en Antoinette van Zalinge.
kunstzone.nl
november 2013
21
als docent en muzikant voor de klas
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
als docent én
muzikant
voor de klas Links en rechts: Workshop met Esmée Olthuis. Foto: Guus van Laere (www.regiofotograaf.nl)
Workshop ritme en groove met Kees Adolfsen. Foto: Guus van Laere (www.regiofotograaf.nl)
‘Door in te zetten wat jou beweegt, komt de ander in beweging’ Iedereen weet jou - de muziekdocent - te vinden als het erom gaat om anderen muziek te laten maken. Soms, in vakanties bijvoorbeeld, realiseer je je dat ook jij muzikant bent. En dat jouw eigen muziek maken een belangrijke inspiratiebron is om anderen te kunnen enthousiasmeren. Daarvoor heb je een omgeving nodig die jou als muzikant inspireert. AUTEUR: SUZAN LUTKE
op het didactische en pedagogische vlak, maar het artistieke lijkt soms uit zicht te verdwijnen. Dit verbaast mij niet. Immers: een school heeft veel expertise op juist deze twee vlakken en over het algemeen minder op het artistieke vlak. De school zal een muziekdocent zelden vragen zich artistiek te ontwikkelen. De verantwoordelijkheid voor de artistieke kwaliteit van de lessen ligt daardoor voor het overgrote deel bij de muziekdocent en zijn kunstcollega’s.
terugvinden.’ Voor mij is dat authenticiteit: je hele hebben en houden inzetten, je eigenheid. Door in je lesgeven in te zetten wat jou beweegt, komt de ander ook in beweging. Als je wilt dat leerlingen schoonheid ervaren, als je wilt dat ze zich iets kunnen verbeelden wat nog niet is, dan zul jij dat ook bij jezelf moeten voelen. Pedagogisch en didactisch handelen worden dan ‘gereedschappen die je kunt gebruiken om de vertaalslag te maken naar de groep’, zoals Aad het formuleert.
Slachtoffer van succes
Geen onderscheid!
Misschien zijn we wel een beetje het slachtoffer geworden van ons eigen succes. Door de emancipatie van de schoolmuziek zijn er fantastische muziekmethoden op de markt gekomen die op heel veel scholen als basis liggen voor het muziekonderwijs. Het risico bestaat dat deze methoden het doel van muziekonderwijs worden, en niet een middel om te komen tot de artistieke ontwikkeling van de leerling.
Precies om de bovenstaande reden vind ik dat we het onderscheid tussen muzikant en muziekdocent moeten opheffen. Iedereen die actief is in de muziekwereld is een muzikant. Een muzikant is een professional die in staat is om dat wat hij beleeft aan schoonheid, te delen met anderen. Sommige muzikanten doen dat in een orkest, anderen doen dat als componist en weer anderen doen dat voor de klas. De context bepaalt welke competenties je verder ontwikkelt. Dat kunnen ambachtelijke vaardigheden zijn op je instrument of je leiderschapscapaciteiten dan wel je pedagogische, didactische en organisatorische kwaliteiten. De bron van waaruit je put echter is voor alle soorten musici hetzelfde: je eigen beleving van de vaak ondefinieerbare schoonheid van muziek en de behoefte dit te delen. Zo verhoudt muzikantschap zich dus tot muziekdocentschap.
Aad ziet dat terug in vragen die de VLS krijgt uit het werkveld. Er is veel behoefte aan concrete lesideeën. De VLS voert een nieuw beleid waarin zij wil stimuleren dat kennis en inspiratie worden gedeeld: geen leuk lesidee als een koekje bij de koffie, maar een beweging van binnenuit waarin wij ons als muziekdocenten collectief blijven afvragen welke rol wij spelen in de opvoeding van onze kinderen en jongeren. Studiedagen zouden dan ook moeten gaan over het ontwikkelen van een collectief gedachtegoed als inspiratiebron voor het opnieuw kijken naar je eigen lespraktijk.
Herken je dat?
Je grote liefde voor muziek en muziek maken bracht je ertoe om docent muziek te worden. Na een inspirerende tijd op het conservatorium ben je precies dat gaan doen. Je geeft lange dagen les aan allerlei groepen, dirigeert het schoolkoor, begeleidt de schoolband, doet de musical. In de auto op weg naar huis luister je Top 40-liedjes om zo weer nieuwe lesideeën op te doen voor een lastige klas. Na een snelle avondmaaltijd spoed je je naar je AMV-les of kinderkoor. Daarna thuis nog even stuntelen met een plastic beker voor YouTube om de Cupsong te leren. Een gesprek tussen gelijkgestemden
In het najaar organiseert de Vereniging Leraren Schoolmuziek (VLS) studie/inspiratiedagen rondom het muzikantschap van de muziekdocent, in samenwerking met de Music+ Academy. Ik sprak met Aad de Been, naast bestuurslid van de VLS tevens hoofd van de docentenopleidingen aan het Koninklijk Conservatorium, over het muzikantschap van de muziekdocent. Vroeger
Toen er nog niet echt muziekopleidingen speciaal voor docenten bestonden, waren muziekdocenten op school meestal
22
muzikanten met een pedagogische interesse. Toen in de jaren zeventig vervolgens de schoolmuziekopleidingen werden ingericht, ontstond de muziekdocent. Op het conservatorium was het artistieke en muzikaal-ambachtelijke imago van deze studenten niet altijd even goed. Docenten van instrumentale hoofdvakken pleegden bij te magere toelatingsexamens nogal eens te opperen dat de betreffende student dan maar schoolmuziek moest gaan studeren. Toen ik in 1990 aan mijn broer (klassiek trompettist) vertelde dat ik schoolmuziek ging studeren, sprak hij de legendarische woorden: ‘Maar daarvoor ben je toch een veel te goede muzikant?’ De tijden zijn veranderd. Maar de vraag blijft: hoe verhoudt muzikantschap zich tot muziekdocentschap? Inspiratie Aad de Been verwoordt de verbinding tussen beide als inspiratie: ‘Volgens mij gaat het over artistieke inspiratie, wat zit er achter je passie voor het musiceren? Het gaat dan niet over je vaardigheden maar over wat je beweegt, waar je je inspiratie uit haalt.’ Aad schetst een beeld dat ik als docentenopleider herken. Veel docenten worden na een aantal jaren voor de klas steeds sterker
kunstzone.nl
In dit licht moeten de nascholingsdagen in dit najaar dan ook gezien worden. Als adviseur van de Music+ Academy bracht ik natuurlijk al mijn ervaringen mee als docentenopleider. Waar ik de groeiende behoefte aan artistieke voeding zag in het werkveld, faciliteerde de Academy dit met een gelijksoortig gedachtegoed. In gesprekken met de VLS bleek toen al snel de verbinding: hoe kunnen we de artistieke binnenwereld van muziekdocenten voeden? Waarom artistiek competent?
Waarom moeten muzieklessen dan eigenlijk artistieke kwaliteit hebben? Aad sluit zich daarbij aan bij wat Jeroen Schipper onlangs verwoordde in een prachtige column: ‘(…) ik geef geen muziekles om muzikanten te kweken. Ik geef ook geen muziekles voor de gezelligheid. Ik geef muziekles om wat ik zie dat muziek doet met kinderen… Ik geef geen muziekles omdat je er slim van wordt. Ik geef muziekles omdat je er mens van wordt.’ (zie www. stoerboek.nl/gastblog-muziekles-nergens-goed-voor) Aad verwoordt dit als schoonheidsbeleving: ‘We weten niet wat het is, maar weten ‘t wel als het er is; dat kun je niet in maniertjes
november 2013
Eigen schoonheidsbeleving
Tijdens de studiedagen in het najaar zal de muziekdocent aangesproken worden op zijn eigen beleving van schoonheid. Door te improviseren, instant te componeren, met ritme en grooves te experimenteren en door zich te verdiepen in songwriting: het gaat over jouw eigen muzikale beleving. Er zijn heel bewust geen workshops die gaan over vertalen naar de klas. Daarover mag jij samen met je collega’s brainstormen tijdens de lunch of de koffie. Inspiratie, ontmoeten en verbinden.v Suzan Lutke was tot juni 2013 hoofdvakdocent bij de Opleiding Docent Muziek van het Conservatorium van Utrecht. Ze heeft een rotsvast geloof dat iedereen muzikaliteit in zich heeft en door goede coaching en training ook muzikaal kan zijn.
Nieuwsgierig geworden?
Voor meer informatie en inschrijven voor de scholingsdagen: www.musicplusacademy.nl > Aanbod > Scholing muziekdocenten.
23
springen naar de top
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
LInks: Project Toon je talent van Kumulus Maastricht. Foto: Jean Pierre Geussens. Rechts: VMBO-project van Stichting Bekijk ‘t. Scholieren van Bredero Beroepscollege in Amsterdam maken opnamen voor de film At Your School. Foto: Matthijs Immink
wordt. Voor een beleidsperiode worden echter specifieke doelgroepen geformuleerd. In tijden van bezuinigingen kun je beter één doelgroep goed bedienen dan het geld over alle doelgroepen spreiden’, vindt Knol.
Project Toon je talent van Kumulus Maastricht. Foto: Kenneth Tan
Springen
naar de top! Jan Jaap Knol over ambities van het Fonds voor Cultuurparticipatie Hij gaat over het geld voor cultuurparticipatie en nee, ik vraag hem niet welk boek hij leest, of welke voorstelling hij onlangs bezocht. Het is verleidelijk, maar de achterliggende vraag is interessanter. Want waarom vinden we cultuurparticipatie van belang, wat voor visie ligt er ten grondslag aan speerpunten en keuzes van het fonds? En hoe vatten zij, die ‘kwaliteit willen bevorderen’, het concept kwaliteit op? AUTEUR: SASKIA VAN DER LINDEN
Paradox
Hoe zit het met die paradox? We proberen iedereen het museum in te krijgen of aan het lezen, maar helemaal lukken wil dat niet. Gaat het over cultuur dan beginnen mensen zich te verontschuldigen: ‘Ik lees veel te weinig’, ‘Eigenlijk zou ik vaker naar een concert willen’. De directeur van het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP) veert op: ‘Wat je schetst, is herkenbaar. Wij Nederlanders denken in positieve termen over cultuur. Kunst en cultuur ‘zijn belangrijk’, bleek onlangs weer uit een onderzoek onder ouders. Het blijkt ook uit de cultuurparticipatie van ouderen die weer schilderactiviteiten oppakken of vrijwil-
24
liger worden binnen het culturele circuit. Toch is er die discrepantie tussen vinden en doen, zoals ook bij gezond sporten. Het is de mens eigen: de geest is gewillig maar… Daarnaast is er dat rare ontzag voor kunst. Jongeren zeggen: kunst, dat is niet voor míj, met een gebaar van handen en blik naar boven. Voor volwassenen ligt de drempel bijvoorbeeld bij het zomaar een galerie binnenstappen. De kunsten hebben daar ook de hand in. Daarom hebben we een verantwoordelijkheid om enige lichtheid te brengen bij het spreken over kunst: wees zorgvuldig in je taal, ga niet evangeliseren, begin met vragen naar de beleving van de ander,’ stelt Knol.
‘Maar we hoeven niet te somberen,’ vervolgt hij, ‘Nederland scoort internationaal niet slecht. Wellicht door onze calvinis-tische inslag doen we veel van wat we onszelf opleggen.’ - Knol leest momenteel met zekere wilskracht Ulysses van Joyce. - ‘Misschien zijn we met onze egalitaire instelling in Nederland niet zo goed in het koesteren van de kunsten, zoals Fransen en Duitsers. Desondanks steken we wat participatie betreft niet slecht bij hen af. Er is hier een sterke drive om cultuur voor iedereen bereikbaar te maken. Voor cultuureducatie is er politiek van links tot rechts een breed draagvlak en onze missie stelt dat de cultuurparticipatie voor iedereen bevorderd
kunstzone.nl
Binnen de huidige vier jaar ligt grote prioriteit bij kinderen. Zo luidt de eerste doelstelling in het beleidsplan: Het [fonds] wil bijdragen aan hoogwaardig cultuuronderwijs, met name voor kinderen. Dit is terug te zien in de subsidieverlening waarbij 13 miljoen van de 22 miljoen naar de regeling voor het basisonderwijs gaat. ‘We zijn echter een stimuleringsfonds: ons doel is ontwikkelingen op gang brengen en innovatie of experiment ondersteunen, met de bedoeling dat het vervolg zelf, of met de structurele gelden van de gemeente, opgepakt wordt.’ Hoogwaardig cultuuronderwijs
Bij doorvragen naar het woord hoogwaardig, blijkt ook dat bewust gekozen: ‘Je verwijst naar kwaliteit en je drukt er ambitie mee uit. Wij ambiëren het cultuuronderwijs verder te brengen dan de leuke en afwisselende vrijdagmiddaglessen. Muziek, dansen, tekenen zíjn leuk en afwisselend, maar wij willen meer. Goed onderwijs betekent dat je het hebt over visie, dus zaken waar je over na moet denken.’ Dat komt uit, daar wil ik het in relatie tot de VMBO-projecten net over hebben. Eerst: hoe borg je kwaliteit en hoe directief wil het FCP zijn? ‘Wij spreken ons niet uit over voorkeuren. Vragen over wat er aan bod komt, of je de breedte in wil of juist voor diepgang kiest, kunnen uitstekend door scholen zelf beantwoord worden. Docenten kunnen het best hun eigen doelen formuleren; dat doe je niet, omdat de subsidieverlener het vraagt, maar voor jezelf. Het formuleren van doelen scherpt je in je
november 2013
‘Het is van belang dat het denken over doelen en visie plaatsvindt.’ onderwijs en biedt een basis tot verbetering. Daarom evalueren we bij Cultuureducatie met Kwaliteit door middel van zelfevaluaties. De aanvragers formuleren halverwege de projectperiode wat goed of minder goed gaat.’ Knol vergeleek eerder cultuur met sport. ‘Net als bij sport kom je er niet met een paar keer trainen. Voor het bereiken van topkwaliteit kunnen we kijken naar de systematiek waarin bij sport naar prestaties toe wordt gewerkt. Daarnaast zet de topsport zich erg in voor de sport in de breedte.’ Maar, breng ik in, Johan Cruijff en Richard Krajicek zijn makkelijke helden. Met een schoolschrijver identificeert een jongere zich minder dan met een sporter. Hebben wij zulke rolmodellen? ‘Zeker! Joop van den Ende en André Rieu, maar ook een jongen als Ali B. met het verhaal over zijn juf Mirjam. Overigens komen deze voorbeelden alle drie uit de populaire cultuur. En over de schoolschrijver gesproken: leerlingen raken enorm enthousiast van de kinderboekenschrijvers die hen begeleiden.’ Nu komt mijn overbuurman echt op dreef: ‘Sport is democratischer, sporters komen uit alle lagen van de bevolking. Het is een sterk merk. Maar ook Jaap van Zweden en zijn vrouw Aaltje timmeren met hun Stichting Papageno hard aan de weg. Bovendien kijken we massaal naar So you think… of The Voice, dat is toch weer een stap cultureler dan Sterrenslag. We leren van sport door onszelf targets te stellen
en soms toch naar cijfers te kijken. Soms, want juist de veelvormigheid maakt cultuur bijzonder. Wij hoeven niet allemaal ‘de honderd binnen de 9.58’ te lopen. Cijfers meten niet de kwaliteit van kunst en cultuur: meten is hier moeilijk. Dat is juist het mooie van cultuur. Maar om het tot taboe te verklaren, vind ik armoedig. Gebruik visie, doelen en targets - soms met cijfers - om je energie te richten en om bedoelingen expliciet te maken. Dat maakt samenwerken makkelijker, doordat partijen bedoelingen van elkaar leren kennen. Uiteindelijk is kwaliteit niet in cijfers te vangen.’ Visie
Terug naar visievorming. Bij de gehonoreerde projecten binnen de regeling Cultuureducatie voor het VMBO staan negen projecten. Knol legt uit dat er 70 aanvragen waren. Hij begrijpt goed dat bij alle aandacht voor het primair onderwijs het voortgezet onderwijs zich tekort gedaan voelt. ‘Daarom is het mooi dat we met het Prins Bernard Cultuurfonds de handen ineenslaan voor het VMBO.’ Voor deze kleine regeling gelden dezelfde ambities en ik wil weten waarom er zo weinig visie of plan tot visievorming in de tamelijk instrumentele projectomschrijvingen te vinden is. Soms formuleren de aanvragers een bepaalde kijk op doelgroep of op verspreiding van resultaten, maar niet op de speerpunten van de regeling zelf: doorlopende leerlijnen en samenwerking met kunstinstellingen. En slechts in één geval op cultuureducatie, bijvoorbeeld wanneer een aanvrager vanuit het kader van Cultuur in de Spiegel (CiS) gaat werken. Waarom geen eis tot visievorming? Voor je iets gaat ontwikkelen moet je toch weten of je wilt werken vanuit de optiek van Eefje (VONKC), de Cultuurkompas (SLO), met de opvattingen van Authentieke Kunsteducatie, het kader van CiS, dan
25
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
Geestverwanten OntmOet de ideeën van 24 kunstenaars
Geestverwanten nu in de rabo kunstzone Croeselaan 18 utrecht Gratis toegang Maandag t/m vrijdag 08:30 tot 18:00 u niet in de buurt? Download de Rabo Kunst app en lees de verhalen. www.rabobank.nl/kunst
VMBO-project van Stichting Bekijk ‘t. Scholieren van Bredero Beroepscollege in Amsterdam maken opnamen voor de film At Your School. Foto: Matthijs Immink
wel de inzichten van andere denkers in het veld, zoals Emiel Heijnen, Marie-Thérèse van der Kamp? ‘Je hebt gelijk dat de visievorming achterblijft en we hebben daarom bijvoorbeeld eerder al de CiS-trainingen ondersteund. Bij sommige projecten komt een visievormingsproces op gang door bijvoorbeeld een samenwerking met een hogeschool. De goede praktijkmensen die met scherpe intuïtie prachtige lessen maken, zijn niet altijd even sterk in het conceptualiseren van visie. Dat betekent zeker niet dat wat er gebeurt, slecht is. Deze mensen kennen de taal van de jongeren, hebben praktijkervaring, bevlogenheid, creativiteit en organisatietalent. Voor ontwikkeling, kwaliteitsverbetering, evaluatie, maar ook samenwerking is het echter van belang dat het denken over doelen en visie plaatsvindt. Anderzijds: de landelijke verschillen zijn groot, je wilt met de subsidieregeling niet overvragen. Visie en doelen moeten door de sector zelf worden geformuleerd en niet vóór hen. Het FCP en het Landelijk Kenniscentrum Cultuur en Amateurkunst (LKCA), voorheen Cultuurnetwerk en Kunstfactor, hebben hierin een gedeelde verantwoordelijkheid en organiseren bijvoorbeeld in 2014 een Europese conferentie over de kwaliteit van cultuureducatie en de kwaliteit van leraren. Wel of niet Kunstintrinsiek
Twee jaar geleden wees Knol in een toespraak op de mogelijkheden voor cultuurparticipatie door de democratisering van het cultuurconcept en de informatisering. Ik wijs hem op de aanvragen binnen
26
de VMBO-regeling, die zowel didactisch als wat nieuwe media betreft tamelijk traditioneel zijn. ‘Je legt de vinger op de zere plek. De vertrouwdheid van cultuuraanbieders met de moderne digitale middelen is - de goede uitzonderingen daar gelaten - nog niet erg groot; daar is nog een wereld te winnen. In dit kader werken we samen met Cinekid. Het komende Cinekid Festival gaan we in gesprek over mediaeducatie met de Europese Commissaris voor Cultuur en de Minister van OCW. De mogelijkheden en snelle ontwikkelingen lijken onbegrensd. Als cultuuroptimist kijk ik graag naar die mogelijkheden. Dat er ook een keerzijde zit aan alle snelheid, is ook duidelijk. We raken wellicht de rustige aandacht voor de dingen kwijt. Toch zie je daarin tegenbewegingen ontstaan die weer zoeken naar rust en menselijke maat. Kijk eens hoe mooi binnen de Etsy Labs, een online project uit de VS, kleinschaligheid en ambachtelijkheid samengaan met nieuwe media.’ Participatievergroting met nieuwe informatiseringstechnieken is een doel dat buiten de intrinsieke waarde van de kunsten ligt. Dus vraag ik Jan Jaap Knol hoe hij staat tegenover de legitimering van kunstonderwijs door externe doelen. Cultuureducatie ten behoeve van ons ruimtelijk inzicht, sensitiviteit voor grammatica, sociale vorming of de 21st Century Skills. Het LKCA organiseerde in juni jongstleden een expertmeeting rond het OESO-rapport Art for Art’s Sake. Knol las het verslag van de conferentie: ‘Ik zie daar wetenschappelijke, didactische en ideologische aspecten in terug. We moeten voorzichtig zijn
te zwaaien met onderzoek om te beweren dat een culturele ontwikkeling van waarde is voor andere doeleinden, alleen al omdat dat moeilijk te bewijzen valt. Tot nu toe zijn er vooral correlaties aangetoond: geen causaal verband. Kijken naar wat didactisch wel of niet werkt, zoals bepleit op de bijeenkomst, vind ik wél een relevante onderzoeksvraag.’ En die vraag of cultuureducatie om zichzelf, en louter om zichzelf, waarde heeft? ‘Als het gaat om alleen die eigen intrinsieke waarde, is me dat te beperkt’, stelt Knol, ‘voor je het weet, bouw je een muurtje om kunst en cultuur. Want waar het gaat om begrippen als zingeving, autonomie of vrijheid, is er altijd de vraag voor wie en van wat? Er is altijd die maatschappelijke relatie. In Niet voor de winst (2011) van Martha Nussbaum zie je bijvoorbeeld goed wat de democratische waarde van cultuur is.’ v
Nieuwsgierig geworden?
Het beleidsplan van het Fonds voor Cultuurparticipatie voor 2013-2016 is te vinden op www.cultuurparticipatie. nl/data/beleidsplan.pdf. Meer info over Cultuureducatie met Kwaliteit (PO) en Cultuureducatie voor het VMBO is ook te vinden op www. cultuurparticipatie.nl.
GroepstentoonstellinG
nu in de rabo
kunstzone Op slechts 2 minuten van utrecht centraal
kunstzone.nl
digizone
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs | niet voor de winst
De laatste ontwikkelingen vanuit Digischool.
Het vertrouwde vernieuwd Twelfth Night - Coorhert Lyceum Haarlem. Foto: Erik Jan Klesser
In deze snelle tijd van iPad-scholen, geTwitter alom en Help, waar is CKV gebleven? moet De Digitale School tegen de stroom in natuurlijk als een rots in de branding overeind blijven en een houvast bieden aan menig gekwelde docent!
niet voor de
Winst
Een pamflet van Martha Nussbaum Musical Michael on West Side - Isendoorn College Warnsveld. Foto: dhr. Van Schie
Musical Michael on West Side - Isendoorn College Warnsveld. Foto: dhr. Van Schie
Het bericht dat CKV kan blijven bestaan als examenvak voor HAVO en VWO stemde mij blij. Misschien hoeft Martha Nussbaum zich geen zorgen te maken over de democratie in Nederland. Dit was een van mijn eerste gedachten, mede naar aanleiding van het lezen van haar pamflet Niet voor de Winst. Nussbaum is rechtsfilosoof en verbonden aan de universiteit van Chicago en zij wordt door The New York Times gekwalificeerd als de belangrijkste vrouwelijke intellectueel van de Verenigde Staten.
Kortom, de inhoud van de community wordt in toenemende mate bepaald door de leden zelf. http://ckv.vakcommunity.nl
AUTEUR: TINEKE UBBELS
D
e volgende morgen zag ik echter de volgende krantenkop: ’In 2015 techniek voor basisscholen’ met als subtitel: ‘In 2020 is het een verplicht vak op de basisschool, maar de Achterhoek wil wetenschap/techniek al in 2015 invoeren’. Niets mis mee, nee inderdaad niet, maar wel als het kunst- en cultuuronderwijs daaronder moet gaan lijden. En die kans is aanwezig, temeer omdat een veel gehoorde klacht is dat op de basisschool al zoveel moet. Iets anders laten vallen om weer iets nieuws in te moeten voeren is dan gemakkelijker. Teveel mensen onderschatten naar mijn idee de waarde van kunst- en cultuuronderwijs, omdat het nu eenmaal minder met cijfers valt te verifiëren. Zolang dit gebeurt zullen we op diverse manieren duidelijk moeten maken waarom het zo belangrijk is voor de mens om op te groeien met kunst en cultuur.
Daarmee geeft zij impliciet al aan dat zij het een taak vindt van overheden om ruimte geven in het onderwijs aan zaken die ervoor zorgen dat mensen ook daadwerkelijk mensen kunnen worden en niet alleen een instrument dat ervoor zorgt dat de economie goed kan draaien.
zo veel mogelijk buitenboord houden. Strak opgeleide (technische) mensen, die enkel en alleen goed zijn in hun specifieke vakvaardigheden zijn veel makkelijker te sturen dan mensen die verder en breder kijken. Dat verder en breder kijken wordt juist geleerd bij de geestesvakken en zeker ook de kunstvakken.
Het leren je in te leven, het leren verschillen te zien en te respecteren, het leren er te zijn voor elkaar, het leren samen te leven zijn wezenlijk in een democratische samenleving. Natuurlijk is het beheersen van taal en rekenen belangrijk. En ook ik vind dat daar nog wel eens wat aan schort, onder andere een basis die voldoende beheerst dient te worden om al het andere ook te kunnen. Maar zodra we gaan vergeten dat kunst- en cultuuronderwijs van belang zijn voor onze samenleving, zal onze democratische samenleving in het geding komen.
Het pamflet Niet voor de Winst kan een bijdrage leveren aan het verantwoorden van het kunst- en cultuuronderwijs, vooral bij degenen die het beleid moeten maken. En het laat de personen die zorg dragen voor het onderwijs zich ervan bewust zijn met welke taak zij jongeren opleiden. Als kunstvakdocent werd ik blij van dit boek en weet ik me gesteund door mensen als Martha Nussbaum bij het uitoefenen van mijn vak. v
Ineke Sluiter start in het voorwoord van het pamflet van Martha Nussbaum met de volgende zin: ‘Kunst, literatuur, talen, muziek, filosofie, godsdienst, cultuur. Het is een rijtje dat heel verschillende associaties kan oproepen. Zijn het dingen die onverbrekelijk horen bij ‘mens-zijn’? Wellicht zaken die menselijke samenleven überhaupt mogelijk maken? Of zijn het marginale luxeverschijnselen, prima voor wie zich die kan permitteren, te duur in tijden van krapte?’
Martha Nussbaum vangt aan met citaten van onder meer Tagore, Alcott en Dewey. Al rond 1900 maakten deze mensen zich zorgen over de ontwikkeling aangaande het onderwijs. Deze uitspraken helpen Martha Nussbaum haar betoog kracht bij te zetten. Daarnaast geeft zij met voorbeelden uit de praktijk aan op welk vlak en op welke wijze beslissingen genomen dienen te worden op het gebied van educatie. Nussbaum geeft daarin steeds aan welk gevaar ons boven het hoofd hangt als wij ons steeds maar weer laten leiden door materiële zaken.
Nussbaum brengt in haar pamflet duidelijk naar voren hoe zij staat in deze discussie. De ondertitel van haar pamflet luidt dan ook Waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft.
28
http://ckv2kua.vakcommunity.nl http://beeldonderwijs.vakcommunity.nl http://moodle.digischool.nl De eerstvolgende workshop om te leren zelf een ELO te beheren is op zaterdag 5 oktober 2013 te Utrecht.
Tineke Ubbels is Master of Education in Arts en eigenaar van KunstOpSchool.
Nieuwsgierig geworden?
Martha Nussbaum Niet voor de Winst Uitgeverij Ambo 2013 213 pagina’s ISBN 978 90 2632 665 3 Prijs: € 12,50 of € 7,90 als E-book
Voorstanders van een soort van onderwijs die enkel gericht is op de economische groei zullen de kunst- en geestesvakken het liefst
kunstzone.nl
Maar ook hier is stilstand achteruitgang en is het vertrouwde vernieuwd: - De kunst-ELO’s zijn vernieuwd met een nieuwe versie van Moodle: betere navigatie, moderner uiterlijk en nog meer mogelijkheden om de leerstof aantrekkelijk aan te bieden. - De ELO’s Tehatex zijn aangepast aan de onderwerpen van de examens 2014: Roem, Natuur en Engagement. - De communities CKV, KUA en Beeldonderwijs zijn totaal veranderd: Pleio bepaalt nu de mogelijkheden en het uiterlijk. - De belangrijkste verandering is dat u - na inloggen - via ENTREE toegang krijgt om zelf content toe te voegen aan de pagina: u kunt bijvoorbeeld zelf een discussie openen, een oproep plaatsen of bestanden uploaden. De eindexamendiscussie van 2013 vond al plaats op deze vernieuwde sites.
november 2013
Harry 29
nieuwe dimensies in kunsteducatie
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
Links: Overzichtsfoto symposium Liora Bresler. - Rechts: Reactie uit het publiek: Fianne Konings. Foto’s: Sanne Zurné
de klas. Dan krijg je ze met geen mogelijkheid meer terug op hun plek. Zo raak je in een schoolcultuur verzeild die het moeilijk maakt om vrije ruimte te scheppen voor creativiteit.’ Ze wijst erop dat het geen simpele beoordeling is tussen goed en fout en dat je ervoor moet zorgen dat er ruimte is voor complexiteit. Het creëren van ruimte voor creativiteit is zeer belangrijk.
nieuwe dimensies in
Kunsteducatie
‘Het is een mooi voorbeeld van practice what you preach: kunstonderwijs kan onderwijs
V.l.n.r.: Folkert Haanstra, Maeve O’Brien Braun, Bart van Rosmalen, Janeke Wienk, Liora Bresler.
worden in de kunst en door de kunst.’
Inspiratie uit het symposium van ArtEZ Expertisecentrum Kunsteducatie met Liora Bresler Onderzoek doen in kunsteducatie en de praktijk van het doceren gaan hand in hand. Dat liet Liora Bresler zien tijdens het symposium New Dimensions in Arts Education van het ArtEZ Expertisecentrum Kunsteducatie dat op 22 juni 2013 plaatsvond in Theater Oostpool in Arnhem. De uitwisseling van kennis en ervaring uit de praktijk tijdens het symposium biedt ruimte en openingen om nieuwe mogelijkheden in de kunsteducatie te ontdekken. AUTEUR MARJOLEIN KATS
Interdisciplinariteit in kunsteducatie
Een klas heeft net als muziek dimensies. Een klas heeft ritme, melodie, vorm, dynamiek. Liora Bresler, gerenommeerd onderzoeker aan de University of Illinois en ooit concertpianiste, benadert de klas als een muziekstuk en dat stelt haar in staat om vanuit een heel andere invalshoek te kijken. De kunst wordt door haar geïntegreerd in het onderzoek. Bresler realiseert zich daarnaast dat de techniek en media in de kunstdisciplines weliswaar verschillend zijn, maar dat de stijlen verwant zijn. Ze zocht naar een indeling die alles omvat en vond een nieuw, discipline-overstijgend kunstcurriculum voor scholen. Ze duidt de volgende gebieden aan, elk met een eigen inhoud en pedagogiek: fine arts (in de betekenis van klassieke werken gemaakt door gevestigde kunstenaars in verschillende disciplines), child arts (refereert aan dat wat kinderen zelf maken in beeldende kunst, dans, theater en muziek), arts for children (kunst gemaakt door volwassenen, meestal voor educatieve doeleinden) en child craft (wat kinderen in opdracht maken, bijvoorbeeld voor speciale
30
gelegenheden en feestdagen). Deze gebieden opereren dwars door de diverse disciplines heen en elk gebied raakt aan verschillende benaderingswijzen van kunst. Creëren van ruimte voor creativiteit
Uit onderzoek van Bresler blijkt dat zeventig tot vijfenzeventig procent van de docenten in Amerika in de meeste kunstlessen zelf aan het woord zijn. Deze lessen zijn dus grotendeels teacher centered. Bresler vroeg hen wat kunst is. De antwoorden die de docenten gaven, verschilden dramatisch van de manier waarop ze de lessen vormgeven. Ze beleven kunst als expressief en uniek. In hun privéleven passen ze kunst dan ook op deze manier toe. Context doet er dus toe: een persoon kan zich in verschillende context totaal anders gedragen, bijvoorbeeld voor de klas en privé. Bresler legt uit - vanuit haar onderzoek in Amerikaanse basisscholen - dat dit te maken heeft met invloed vanuit de school, waarbij de schoolstructuren worden overgenomen in de kunstlessen. ‘Want je laat kinderen toch zeker niet vrij bewegen door
kunstzone.nl
haalt Wienk een gedachte van de filosoof Martin Buber aan: het kunstwerk kun je zien als een bericht van een mens naar een ander mens, en dit bericht vraagt om een respons. Dit gegeven zou een nieuw en eenvoudig vertrekpunt kunnen zijn voor kunsteducatie. Practice what you preach
Bart van Rosmalen pint zijn cello in het gat van een leren riem die aan de stoelpoot vast zit. Zo kan de cello niet verschuiven. Hij speelt. Muziek vult de zaal. Van Rosmalen is associate professor Interdisciplinariteit en Open Innovatie binnen ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten en de derde spreker uit Nederland die reageert op Breslers verhaal. Van Rosmalen vraagt zich af of hij in zijn rol van onderzoeker blijft als hij cello speelt of dat hij dan een doodgewone musicus wordt. ‘De wortel van kunst en wetenschap is hetzelfde,’ vindt hij. Van Rosmalen maakt een stap om kunst actief een vorm van kennis en van waarde te laten zijn. Het is een mooi voorbeeld van practice what you preach: kunstonderwijs kan onderwijs worden in de kunst en door de kunst.
Betekenisvolle leerervaringen
Folkert Haanstra, lector Kunsteducatie aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK), is een van de drie experts die tijdens het symposium vanuit Nederlands perspectief een reactie gaven op Breslers visie. Haanstra zet aan het denken: meestal gaat het op scholen om kunst gemaakt door kinderen en kunst die speciaal is gemaakt voor kinderen. Hedendaagse kunst wordt door scholen meestal minder geschikt bevonden om te gebruiken in de lessen, maar het gebruik van hedendaagse kunst in het kunstonderwijs zou kunnen leiden naar meer betekenisvolle leerervaringen.
Ruimte voor ontdekken
Kunsteducatie dichter bij mens en kunst
Volgens Liora Bresler willen veel docenten wel lezen en onderzoeken, maar het ontbreekt hen aan tijd. Een nog belangrijker reden is volgens Bresler het ontbreken van een gemeenschap waarmee je samen kunt verdiepen en onderzoeken. Het expertisecentrum heeft daarom plannen om in het najaar van 2013 een community te gaan vormen, het ArtEZ Onderzoeksnetwerk Kunsteducatie, waarin de ruimte voor uitwisseling en onderzoek op de werkplek centraal staat. Dit idee wordt eerst uitgetest met ArtEZ master kunsteducatie alumni, maar ook andere geïnteresseerden mogen via
[email protected] contact opnemen met het lectoraat kunsteducatie. Het symposium is daarvoor een prachtig startpunt geweest. v
Janeke Wienk, hoofd van het ArtEZ Expertisecentrum Kunsteducatie, heeft vanuit vogelvluchtperspectief naar de ontwikkeling van kunsteducatie in Nederland gekeken. Zij ziet een tendens om de inhoud van de kunstvakken op school steeds gedetailleerder en specialistischer te omschrijven. Zo zijn er de laatste jaren omvangrijke documenten verschenen als competentieset en kennisbasis voor kunstdocenten in alle disciplines. Maar weet de gemiddelde docent op bijvoorbeeld een lagere school nu beter wat te doen in een kunstles? De detaillistische omschrijving van doelen en competenties lijkt het niet makkelijker te maken. Een tendens in het primair onderwijs om kunst aan specialisten over te laten, lijkt het gevolg. Ook, volgens Wienk, is er de tendens dat kunsteducatie steeds meer een beleidsmatige zoektocht is geworden en minder dicht bij de mensen en de kunst staat. Tijdens haar reactie op Bresler
november 2013
Tijdens het middagdeel van het symposium gaan masterstudenten in gesprek met Liora Bresler, Folkert Haanstra, Janeke Wienk, Bart van Rosmalen en andere professionals uit de kunsteducatie. Uit reacties van de bezoekende studenten en docenten blijkt dat het symposium nieuwe moed en inspiratie geeft om de werkplek te onderzoeken. Onderzoek integreren in de praktijk dus. Maar hoe? Naar aanleiding van gesprekken met Liora Bresler heeft het ArtEZ xpertisecentrum Kunsteducatie ideeën over hoe het centrum hierbij zou kunnen helpen.
Marjolein Kats is journalist/schrijver/webredacteur/blogger en schrijft over kunst, cultuur & maatschappij/social media.
31
interview met annette roeters
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
onderwijs is gezakt naar zo’n 3%. In een tijdsbestek van 4 à 5 jaar. Dat is enorm, dat betekent dat onze extra aandacht voor scholen die aan de onderkant van schoolprestaties zaten, heeft gewerkt. Die nadruk op opbrengsten wil overigens niet zeggen dat andere zaken niet belangrijk waren. Inmiddels zijn we bezig met het ontwikkelen van een nieuw toezichtstelsel dat alle scholen, ook die voldoende kwaliteit hebben, wil prikkelen om de lat zo hoog mogelijk te leggen.’ Roeters: ‘We zijn immers niet alleen de Inspectie van de zwakke en zeer zwakke scholen, maar van alle scholen, dus ook van de middenmoot. Ook scholen met basistoezicht, goede of excellente scholen worden door ons gemonitord. In het nieuwe toezicht willen we beter kunnen differentiëren hoe het met de kwaliteit van een school is gesteld. De ene school met basistoezicht is de andere niet en dat moet duidelijker worden in het belang van de school zelf, de leraren en - niet te vergeten - de leerling. Want dat blijft het uitgangspunt: iedere leerling heeft recht op goed onderwijs, onderwijs dat het beste uit hem naar boven haalt.’ Vernieuwd toezicht
Roeters: ‘We zijn bezig om te kijken hoe we allerlei onderdelen uit het curriculum, waaronder cultuureducatie, ook in deze visie-ontwikkeling kunnen opnemen. We zijn flink aan het werk met de voorbereiding van dat gedifferentieerde toezicht, want volgend schooljaar (in augustus 2014) beginnen de eerste pilots te lopen voor onze nieuwe manier van toezicht.’
‘Onderwijs moet kansen voor cultuureducatie grijpen’ interview met
Annette Roeters Annette Roeters is inspecteur generaal en daarmee hoofd van de Inspectie van het Onderwijs. Hoe kijkt de Onderwijsinspectie naar cultuureducatie, en hoe is het gesteld met de toezicht op de kwaliteit van kunst- en cultuuronderwijs? AUTEUR: THEA VUIK
D
e medewerkers die in dienst zijn van de Onderwijsinspectie (ongeveer 500 fte) zijn belast met het toezicht op al het onderwijs in Nederland. Dat begint bij het taalonderwijs op de voorschoolse educatie in de peuterspeelzaal en op het naleven van de regels in de kinderopvang door gemeenten. Dit toezicht gaat via het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs door tot en met de hogescholen en universiteiten aan toe. Het Nederlands Vlaamse Accreditatie Orgaan (NVAO) let hierbij op de kwaliteit van het academisch en hoger beroepsonderwijs. De Inspectie heeft in het hoger onderwijs een soort brandweerfunctie en kijkt op stelselniveau hoe het accrediteren verloopt.
32
Roeters: ‘Wij overzien het gehele onderwijs. Dat is mooi, omdat je zo heel goed kunt zien hoezeer bijvoorbeeld leerlijnen nodig zijn. Hoe belangrijk het is dat sectoren (zoals basisonderwijs en voortgezet onderwijs) zich niet gaan scheiden en niet allemaal hun eigen koninkrijkjes bouwen.’ Van zwak naar excellent
De Inspectie richtte de afgelopen jaren veel van haar aandacht op het tenminste op basisniveau brengen van de onderwijskwaliteit op scholen. Dat is volgens Roeters dankzij de inzet van schoolleiding en teams op de scholen ‘spectaculair’ gelukt. ‘Het risicogerichte toezicht heeft daar zeker aan bijgedragen. Het percentage van 11% zwakke en zeer zwakke scholen in het primair
kunstzone.nl
Er gaat dus werkelijk toezicht komen op cultuureducatie? Roeters: ‘De invulling daarvan vraagt verdere doordenking. Op termijn gaan we in het kader van het vernieuwde toezicht mogelijk ook een rol vervullen op het terrein van cultuureducatie, zodat dat aspect versterkt wordt. Maar scholen kunnen ook nu al volop hieraan aandacht besteden: ze hoeven echt niet te wachten tot dit aspect in ons toezicht is verankerd. De Inspectie denkt na over hoe onderwerpen als bijvoorbeeld cultuureducatie in dit herziene toezicht een plaats kunnen krijgen. Een goede aanpak zou bijvoorbeeld kunnen zijn om via een thema-onderzoek te verkennen wat de stand van zaken is.’ ‘Want, opvallend is het wel,’ realiseert Roeters zich hardop, ‘dat leerlingen vragen naar de nuttigheidsgraad van de kunstvakken, juist in een tijd van graphics en animatie - de manier waarop men informatie ontvangt wordt tenslotte steeds meer lucide. Waarvoor heb ik het nodig? Zou daar niet juist heel erg behulpzaam kunnen zijn als er straks een perspectief geschetst wordt en er dus een doorlo-
november 2013
pende leerlijn ontwikkeld wordt?’ Roeters doelt hier mede op het ontwikkelen van een leerlijn cultuureducatie door SLO: een van de actiepunten uit het programma Cultuureducatie met Kwaliteit geïnitieerd door het ministerie van OCW. Meer dan een projectje doen
Een ander actiepunt uit dit programma is het verzoek aan de Onderwijsinspectie om in 2015 een rapportage cultuureducatie op te stellen. Wat moeten we ons bij zo’n rapportage voorstellen als er in een pas uitgebracht nota van diezelfde Onderwijsinspectie staat dat de creatieve vakken geen onderdeel uitmaken van het toetsingskader? (Zie het rapport Over de volle breedte, juli 2013) Roeters: ‘Ook de
‘Wij overzien het gehele onderwijs. Dat is mooi, omdat je zo heel goed kunt zien hoezeer bijvoorbeeld leerlijnen nodig zijn.’ Inspectie is betrokken bij gesprekken die door het departement met zowel de scholen als de vertegenwoordigende organisaties hierover gevoerd worden. De SLO ontwikkelt de leerlijn overigens in overleg met vakmensen. Ik denk dat dat een prima eerste stap is. Dat biedt scholen een soort ruggengraat, een houvast, perspectief. Dat is mooi en het zou ook voor ons toezicht zinvolle uitgangspunten kunnen bieden.’ ‘In 2015 is het nog te vroeg om resultaten op schoolniveau te zien. Dus ik kan me voorstellen dat we op stelselniveau gaan rapporteren. We willen inzicht verkrijgen in wat kwaliteit is en we willen kijken naar het draagvlak voor die criteria bij veld en sector. Dat is van belang voor de volgende rol die de Inspectie nu eenmaal heeft. Cultuureducatie is iets wat in de globale kerndoelen is gevat en scholen moeten dat zelf invullen. Scholen moeten ervoor zorgen dat zijzelf en hun leraren goed toegerust zijn, goede valide meetinstrumenten hebben om de voortgang die men wil bereiken, te kunnen meten. Dat het niet iets is als: ‘We doen een leuk projectje dit en een leuke activiteit …’ Scholen moeten daar tenslotte zelf mee gaan werken, want het is beter dat zij het doel en de voortgang in eigen hand hebben dan wanneer het van de toezichthouder zou komen.’ ‘Toezicht moet draagvlak hebben. Dat houdt voor ons de vraag in: Wat gebeurt er in een school? Waar is de school al zelf
mee bezig? Als Cultuurprofielscholen hele goede borgingsinstrumenten hebben, gaan wij natuurlijk geen werk dubbelop doen of het wiel opnieuw uitvinden. We gaan vooral kijken naar hoe dat functioneert en of dat misschien een goede praktijk is waar andere scholen hun voordeel mee kunnen doen. We willen een toezichthouder zijn die zich aanpast aan de fase waarin de schoolontwikkeling zit. Je zou als metafoor een goede docent kunnen gebruiken: je brengt de leerling c.q. de school tot ontwikkeling door te wijzen op wat niet goed gaat, maar ook wat wel goed gaat.’ CULTUUREDUCATIE BELANGRIJKER
Volgens Roeters wordt cultuureducatie ook en misschien wel juist in deze tijd erg belangrijk gevonden door de overheid. ‘Je moet zorgen dat er gezaaid wordt. Als leerlingen en studenten belangstelling krijgen voor cultuur, blijft niet zozeer het aanbod dominant, waardoor concertzalen vergrijzen en exposities alleen door kenners bezocht worden. Als cultuureducatie goed wordt vormgegeven en als je erin slaagt om in het onderwijs voldoende belangstelling op te wekken, dan komt er op de kunstwereld ook druk van beneden af. In de vorm van jonge mensen, burgers die vragen om allerlei vormen van cultuur en die ook creëren. En dát in een samenleving waar ondernemerschap getoond moet worden om die vraag beantwoord te krijgen. Vandaar dat ik wel begrijp dat juist de overheid in deze tijden zo’n aandacht heeft voor cultuureducatie. Ik vind het heel verstandig als het onderwijs de kansen die er liggen, aangrijpt.’ v
Nieuwsgierig geworden?
Gezamenlijk - gevraagd - advies van Raad voor Cultuur en Onderwijsraad: Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! (juni 2012): www.cultuur. nl/Upload/Docs/2012/advies%20 cultuureducatie.pdf Reactie van het Ministerie van OCW op Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! (oktober 2012): https://zoek. officielebekendmakingen.nl/kst32820-68.html Rapport van de Onderwijsinspectie over stand van zaken met betrekking tot het onderwijsaanbod in het basisonderwijs (juli 2013): www.onderwijsinspectie. nl/binaries/content/assets/Actueel_ publicaties/2013/over-de-vollebreedte.pdf
33
kijk maar hier in het portfolio
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
2
Foto’s: Penta College CSG Jacob van Liesveldt
Foto’s: Jan van Gemert
KIJK MAAR HIER IN HET
voor alle vakken, dat is heel spannend. We beginnen met een studiedag voor alle betrokken. Onze docenten zijn enthousiast, die kunnen niet wachten om te beginnen.’
Portfolio
Talenten zichtbaar met een digitaal cultuurportfolio
Bevlogen cultuurdocenten van het PENTA College CSG Jacob van Liesveldt in Hellevoetsluis voeren met succes het digitaal portfolio in. Er ontstond een sneeuwbaleffect waardoor ook docenten van het tweetalig onderwijs en de internationalisering het digitaal portfolio omarmden. Wat draagt het digitaal cultuurportfolio bij aan de kwaliteit van het kunstonderwijs? Hoe komt het dat de kunstvakken bij innovaties vaak voorloper zijn? ‘Kunstmensen doen dit makkelijker, durven meer.’ VO // AUTEUR: JAN VAN GEMERT
A
an de rand van Hellevoetsluis, grenzend aan groene akkers, ligt PENTA College CSG Jacob van Liesveldt. Het is een van de laatste dagen van het schooljaar. Leerlingen staan buiten in groepjes bij elkaar alsof ze het afscheid voordat de zomervakantie begint nog even willen uitstellen. Aan de muur prijkt het predicaat CultuurProfielSchool. Binnen zitten conrectoren John van den Berg en Matthijs den Haan met cultuurcoördinator Yvonne Middelwijk in haar werkruimte. Kunstonderwijs
Van den Berg is ervan overtuigd dat wanneer je met kunst bezig bent, in wat voor vorm dan ook, het goed is voor de ontwikkeling. ‘Je bent op een andere manier met je hersenen bezig dan bij het leren van taal of rekenen. Je kunt de maatschappij alleen maar gebruiken als je weet wat er om je heen gebeurt. Daarin is kunst een belangrijk onderdeel. We vinden dat het voor elke leerling geldt. Daarom wordt het kunstonderwijs breed gedragen in de school. Vandaar onze keuze voor cultuurprofilering en het met andere vakken samenwerken en verbindingen leggen.’ Voor de verankering van het kunstonderwijs wordt volgend schooljaar een extra slag gemaakt. Alle leerlingen moeten verplicht twee of drie werkstukken maken; één daarvan moet over
34
kunst en cultuur gaan, maar het andere - of liefst twee andere - bij voorkeur ook gecombineerd met kunst en cultuur of een ander vak. De vraag is of je door het brede aspect nog wel kwalitatief goed kunstonderwijs krijgt. Den Haan: ‘Een van onze motto’s is aandacht voor talent in de school. Kunst is een uitstekend middel om dat te benutten. Je hebt verbreding voor alle leerlingen met alle voordelen voor elk kind, maar je hebt ook leerlingen die een talent hebben en dat kwijt kunnen. Leerlingen van het Atheneum TTO bovenbouw hebben het hele jaar geoefend voor een opvoering van een stuk van Shakespeare voor ouders en belangstellenden. Je ziet een aantal kinderen die er een superstuk van maken. Talenten komt bovendrijven en zij krijgen er nog meer voldoening door.’ Digitaal cultuurportfolio
Middelwijk heeft als cultuurcoördinator aan de wieg gestaan van het digitaal cultuurportfolio. De school heeft specifieke deskundigheid in huis gehaald. Al snel werd besloten om de invoering niet te beperken tot de kunstvakdocenten. Middelwijk: ‘We werkten met verschillende portfoliosystemen, maar in het nieuwe schooljaar gaan we beginnen met de nieuwe Elektronische Leeromgeving. We gaan helemaal over naar één type portfolio
kunstzone.nl
De school volgt hierbij het stappenplan van de Vereniging CultuurProfielScholen en gaat werken met pilots. De directie heeft een eigen rol in het proces van invoering. Van den Berg: ‘We vinden het belangrijk dat alles bij elkaar staat, dat je vervolgens zou moeten zien dat in één jaar tijd de kwaliteit van het werk een stijgende lijn heeft. Nodig is dat je weet wat er wel en niet in hoort. En dat je daarop strak regisseert.’ De keuze is aan leerlingen of ze het portfolio meenemen naar het vervolgonderwijs. Middelwijk: ‘Als het in de ELO staat, worden de leerlingen wat meer perfectionistisch. Ze willen het nog mooier maken omdat ze het aan iedereen kunnen laten zien.’ De school heeft het digitale cultuurportfolio ingevoerd, mede omdat je er de kwaliteit van het onderwijs mee kunt laten zien. Van den Berg: ‘Als er een inspecteur langskomt die vraagt hoe je nou de kwaliteit van het kunstonderwijs meet, is het fijn dat je kunt zeggen: ‘Kijk maar hier in het portfolio, zo doen we dat standaard.’ Ook een inspectie moet er dan maar aan wennen dat niet alles meer op een papiertje staat, maar dat het digitaal gebeurt. Den Haan: ‘We proberen wel te voldoen aan wat de inspectie vraagt, maar we zijn ook een beetje eigenwijs, omdat we daarin op ons gevoel werken.’ Eigenwijs
Middelwijk: ‘Kunstmensen doen dit makkelijker, durven meer. We hebben bij de brugklassen een TOA die bij een sterrenwacht werkt. Toen konden we naar het Omniversum, waar we de film Hubble hebben bekeken. We hebben de TOA gevraagd om in alle brugklassen lessen te geven over de ruimte. Dat heeft hij schitterend gedaan; de kinderen vonden het heel mooi. Daardoor zijn we helemaal het verleden ingegaan: we zijn naar het Rijksmuseum van Oudheden geweest. Dan komen de andere vakken er ook weer bij kijken, zoals geschiedenis, en die dragen er ook een steentje aan bij.’ Van den Berg: ‘We hebben geen oorzakelijk verband tussen kunst en goede resultaten. We zijn een beetje eigenwijs en denken dat het goed is. We zeggen dat ook tegen de ouders die hier komen. Die sturen leerlingen en we hebben goede examenresultaten.’
november 2013
Van den Berg: ‘Er gebeurt iets in de school. Men is enthousiast bezig. We hebben altijd moeite te zeggen waar we volgend jaar staan, omdat we zoveel aan het ontwikkelen zijn. Zo is het ook met het portfolio. We zien er de meerwaarde van, anders waren we er niet aan begonnen. Maar het is een proces waardoor we op het punt komen waar we zeggen: ‘Hier zijn we tevreden mee’. En zo doen we het eigenlijk met alles.’ v
PENTA College CSG Jacob van Liesveldt
Het PENTA College CSG Jacob van Liesveldt is een school voor VMBO, HAVO en VWO in Hellevoetsluis en tevens CultuurProfielSchool. In klas 1 en 2 zijn muziek, beeldende vorming en CKV-junior aan elkaar gekoppeld. Eigentijdse media spelen er een belangrijke rol en theater, film en urban culture staan er op het programma. In hogere klassen volgen leerlingen eveneens kunstonderwijs. In alle leerjaren staan dagexcursies gepland die met kunst en cultuur te maken hebben. De school heeft een digitaal cultuurportfolio ontwikkeld met als doel het makkelijker monitoren van leerlingen. Dit portfolio moet inzicht geven in hoeverre een leerling zich heeft ontwikkeld in een bepaalde periode.
Nieuwsgierig geworden?
Schoolportret van PENTA college CSG Jacob van Liesveldt: www.cultuurprofielscholen.nl > Schoolportretten > PENTA College CSG Jacob van Liesveldt Publicatie over het digitaal cultuurportfolio als PDF: www.cultuurprofielscholen.nl/sites/default/files/ Digitaal%20Cultuurportfolio_publ.pdf
35
werken aan kwaliteit
thema: kwaliteit voor cultuuronderwijs
‘Daar is kunst ook allereerst voor bedoeld. Kunstenaars maken kunst om anderen iets te laten zien of horen.’ nen in het onderwijs veilig kiezen voor het aanbod van professionele kunstenaars. Wat betreft het leren ervaren is het van belang dat leerlingen leren zich open te stellen voor een kunstwerk of kunstuitvoering. Dit vereist soms voorbereiding op school, omdat zowel het kunstwerk zelf als de omgeving waarin het te zien is, eisen stellen aan het gedrag van leerlingen. Het is hierbij van groot belang dat docenten zelf met de kinderen de ervaringen meebeleven. Het afleveren van leerlingen bij een atelier en zelf koffie gaan drinken, declasseert in de ogen van de leerlingen het belang van deze activiteit. De docent die zich met haar of zijn leerlingen laat verrassen, versterkt de leerervaring van de leerlingen maar ook het idee dat kunst belangrijk is. De leerlijn van de kunstbeleving is niet gekoppeld aan bepaalde kunstwerken, maar aan het leren openstellen voor en het begrijpen van het spel dat de kunstenaar speelt met de waarneming, de beleving en de voorkennis van de beschouwer. Er zijn geen goede antwoorden, wel zinvolle ervaringen.
Studenten in de Tufterij van het Textielmuseum. Foto’s: Maria van der Heyden
werken aan
Het begrijpen van kunst
Kwaliteit
Wie in de kunsteducatie over kwaliteit spreekt, zal duidelijk moeten maken wat hij of zij met dat woord precies bedoelt. Kwaliteit kan immers duiden op een kenmerk of hoedanigheid (tegenover kwantiteit), een oordeel (in vergelijkende zin, bijvoorbeeld cultuureducatie met kwaliteit) of op een artistieke context (betrekking hebbend op eigenschappen die kenmerkend zijn voor kunst). In de kunsteducatie spelen alle drie de betekenissen een rol. Het gaat in de kunsteducatie – net als in de kunsten - vrijwel altijd om unieke, kwalitatieve uitingen, waar een oordeel aan wordt gekoppeld en die geplaatst wordt in de context van kunst. Kwaliteit zal dus vooral omschreven of aannemelijk gemaakt moeten worden door vergelijkende waarneming van objecten of uitingen, maar ook ten aanzien van leerprocessen die onderling in kwaliteit verschillen. Hoe kan een docent in zijn of haar onderwijs meer greep krijgen op dit meerkoppige kwaliteitsprobleem? PO/VO // AUTEUR: DIEDERIK SCHÖNAU
Drie soorten vaardigheden
In het basisonderwijs is kunstzinnige oriëntatie een van de verplichte hoofddomeinen van het onderwijsaanbod. Dit aanbod is omschreven in drie kerndoelen. Deze kunnen, met enige interpretatie, worden onderscheiden in drie soorten vaardigheden: het maken, het beleven en het begrijpen van kunst. In het voortgezet onderwijs vinden we deze drie vaardigheden terug in de eindtermen, de examenprogramma’s en de vakkenopbouw (CKV naast kunstvakken). De vraag naar de versterking van kwaliteit kan het beste eerst voor elke vaardigheid apart beantwoord worden. De vraag is dan: hoe kunnen docenten zelf bijdragen aan de versterking van de kwaliteit in hun onderwijs in deze vaardigheden? Het beleven van kunst
De meest universele vorm van betrokkenheid bij kunst is de beleving: het je openstellen voor een kunstwerk of activiteit.
36
Daar is kunst ook allereerst voor bedoeld. Kunstenaars maken kunst om anderen iets te laten zien of horen. De vorm die zij kiezen, doet een bijzonder beroep op de zintuigen, de gevoelens en de kennis van mensen.
Dezelfde overwegingen gelden voor het leren begrijpen van kunst: kunstbeschouwing en kunstgeschiedenis in de ruime zin van het woord. Ook daar kan als uitgangspunt gelden dat de werken waar de docent zich met de leerlingen op richt, gemaakt zijn door professionele kunstenaars. De vragen die daarbij van belang zijn kunnen zich onder meer richten op de functie van kunst in de maatschappij, op de rol van opdrachtgevers en publiek, op artistieke theorieën en op technische ontwikkelingen. De meeste docenten zullen niet over de kennis beschikken om de context van kunstwerken aan leerlingen uit te leggen. Dat is ook niet nodig. Dankzij internet kunnen leerlingen zelf aan de slag en informatie verzamelen. Zo gaan leerlingen zelf op zoek en kunnen elkaar informeren over wat ze hebben gevonden, elkaar vragen stellen en advies geven en samen tot nieuwe kennis en inzichten komen. De klas als explorerend team kan bij wijze van spreken de docent bijscholen. Zij zullen vooral moeten leren de juiste informatie te vinden, het belang ervan in te schatten en hun conclusies te onderbouwen. De docent is de kritische begeleider die de leerlingen suggesties kan doen en vragen stelt, maar ook grenzen trekt. De leerlijn zal zich vooral moeten richten op het verfijnen van de vaardigheden in het zelf onderzoeken, beschrijven, combineren en rapporteren. Het maken van kunst
De kwaliteitsvraag bij kunstbeleving valt uiteen in twee aspecten: de kwaliteit van het kunstwerk en de kwaliteit van het leren ervaren. Hoewel het kritisch leren analyseren van allerlei visuele en auditieve uitingen in onze cultuur zeker van belang is, verdient het voor de kunstvakken aanbeveling zich te richten op het artistieke domein. Meer concreet: het beleven van kunst moet zich richten op uitingen van professionele kunstenaars. Het gaat hierbij niet alleen om topkunst, maar om alle producten die gemaakt worden door mensen die daartoe zijn opgeleid of door hun collega’s als kunstenaar zijn erkend. Hun producten mogen worden geacht te beschikken over artistieke kwaliteit, ook al zal niet iedere beschouwer dat zien of accepteren. Docenten kun-
kunstzone.nl
Het maken van kunst kan worden beschouwd als de core business van de kunsteducatie. In het voortgezet onderwijs zijn er vakleerkrachten die deze opdracht uitvoeren. Kwaliteit is dan in principe gegarandeerd door het diploma van de docent. In het primair onderwijs ligt de zaak gecompliceerder. Daar zijn leerkrachten minder goed in staat antwoord te geven op de vragen: wat is in het domein van de kunsten kwalitatief goed werk? Wat is kwalitatief goed onderwijs in de kunsten? Hoe zou de leerlijn in een kunstvak eruit moeten zien? Het antwoord wordt meestal gevonden in het gebruikmaken van methodes (of vaker: lesideeën) en kortlopende projecten, met vaak de schoolmusical
november 2013
in groep 8 als klapstuk. Soms kan gebruik gemaakt worden van vakleerkrachten, soms van docenten of kunstenaars van buitenaf. Het is lastig in dit aanbod samenhang te bereiken en de kwaliteit van zowel dit aanbod als het leerproces in de gaten te houden. Belangrijk is de vraag wat we leerlingen nu precies willen leren door ze kunst te laten maken. Kerndoel 54 (‘De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om ermee te communiceren.’) geeft niet veel houvast. De vertaling van dit kerndoel krijgt vorm in het aanleren van technische vaardigheden en in opdrachten die een beroep doen op de fantasieën, emoties en ervaringen van leerlingen. Het resultaat is meestal een serie op zichzelf staande opdrachten, afwisselend – maar meestal niet systematisch - in muziek, dans, drama of beeldend. De leerkracht – of de tijdelijke docent van buiten - bepaalt wat er gebeurt. Het is ook vaak niet duidelijk waar de leerling op wordt beoordeeld. Als er beoordeeld wordt, dan richt deze beoordeling zich vooral op het product en veel minder op het onderliggende leerproces. Het leren aansturen van het eigen leerproces
Ik bepleit een aanpak waarin niet de docent in eerste instantie bepaalt wat er gebeurt, maar de leerling. Wat betreft inhoud hebben leerlingen al vanaf zeer jonge leeftijd genoeg onderwerpen en ideeën. Wat betreft de verschillende kunstdisciplines (beeldend, dans, drama en muziek) is het van belang dat leerlingen regelmatig in hun schoolloopbaan met elk van deze vormen leren werken. Zo leren ze de mogelijkheden en beperkingen van elke discipline kennen, maar vooral waar hun persoonlijke voorkeur of talent ligt. Leerlingen moeten binnen een discipline de mogelijkheden van verschillende technieken leren kennen. Zij moeten leren vooraf na te denken over hoe zij hun onderwerp kunnen vormgeven, zowel door de keuze van de voorstelling, als door de techniek en de beeldende aspecten. Wat wil ik laten zien en hoe bereik ik dat het beste? Dit zou de centrale vraagstelling moeten zijn in het leerproces. Dit leidt als vanzelf tot het vooraf door de leerling formuleren van criteria op grond waarvan het beoogde resultaat kan worden beoordeeld. De beoordeling zelf kan plaatsvinden in de vorm van een zelfbeoordeling, al of niet aangevuld met een beoordeling door klasgenoten en de docent. Elke zelfbeoordeling kan weer leiden tot een nieuwe opdracht die de leerling (of groep van leerlingen) zichzelf stelt en die erop gericht moet zijn de vaardigheid in het vormgeven te vergroten. Belangrijk is dat de leerling meester wordt van zijn of haar eigen leerproces. Aldus ontstaat een individuele leerroute. Wat gemeenschappelijk is aan de leerroutes van alle leerlingen, is dat daarin de vaardigheid om te leren vormgeven aan zelfgekozen inhoud centraal staat. Het leren aansturen van het eigen artistieke leerproces, inclusief de beoordeling, vormt de kern van het onderwijs in de kunstvakken. Dat is uiteindelijk de belangrijkste vaardigheid van echte kunstenaars. De docent treedt op als inspirator, coach, deskundige en bewaker. Hij of zij moet er vooral voor zorgen, dat de leerling zichzelf blijft uitdagen en niet vastloopt. Op deze manier komt de kwaliteit van het leerproces én de kwaliteit van de producten centraal te staan. v Diederik Schönau is consultant bij Cito Instituut voor Toetsontwikkeling in Arnhem, bij de unit die zich richt op internationale activiteiten. Van 1999 tot 2002 was hij president van de International Society for Education through Art (InSEA). Van 2007 tot 2010 was hij lector kunsteducatie bij ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Zwolle.
37
thema: examens 2013
correctie van examens, een farce?
Correctie van examens,
een farce? Na de examenperiode in mei 2013 berichtten verschillende media over de correctie van de centrale examens. In deze berichten werd gesproken over de tweede correctie die niet of half werd uitgevoerd en over eerste correctoren die te soepel nakijken. Deze berichtgeving kwam voort uit uitgebreid onderzoek van Cito, dat zich richtte op zes vakken. Een van de vakken was tehatex HAVO. VO // AUTEURs: HUGO GITSELS en hans kuhlemeier
Correctie CSE: beleid en interpretatie
In het Nederlandse voortgezet onderwijs is de correctie van het examenwerk in handen van de eigen docent. Kandidaten hebben recht op een objectieve beoordeling. Idealiter zou het niet mogen uitmaken wie het examen nakijkt. Om ertoe bij te dragen dat iedere kandidaat het cijfer krijgt dat hij verdient, heeft de overheid de tweede correctie in het leven geroepen. Voor de uitvoering van de eerste en tweede correctie heeft de overheid regels opgesteld. Tweede correctoren moeten het werk van de kandidaten integraal nakijken. Daarnaast zijn er regels voor de wijze waarop de uiteindelijke score in het overleg tussen eerste en tweede corrector tot stand moet komen. Verschillen tussen eerste en tweede correctoren horen onvermijdelijk bij het correctiewerk. Het systeem van eerste en een tweede correctie biedt geen garantie dat twee kandidaten met hetzelfde werk ook hetzelfde cijfer krijgen. Het systeem draagt bij aan intervisie en is erop gericht de eigen docent te ‘corrigeren’, bijvoorbeeld als deze zich heeft laten leiden door zijn (voor)kennis van de examenkandidaat. Als gezegd, verschillen tussen correctoren horen bij de correctie. Maar hoe groot zijn nu die verschillen? Wat is de invloed van de tweede correctie op de eerste correctie? Worden de regels rondom de correctie nageleefd? En hoe zit het met de randvoorwaarden waaronder docenten de correctie moeten uitvoeren? Verschillen in scores
In het Onderzoek Tweede Correctie (02C) hebben onafhankelijke ‘derde’ correctoren 803 examenwerken voor zes examenvakken van in totaal 127 scholen opnieuw nagekeken. De examens waren Nederlands VWO, Engels VMBO, wiskunde VMBO, biologie VWO, geschiedenis HAVO en tehatex HAVO. In het O2C waren zowel de scores van de eigen docent als de met de tweede corrector overeengekomen scores (de gezamenlijke scores) beschikbaar. Deze scores zijn met elkaar vergeleken. De gezamenlijke scores blijken niet noemenswaardig af te wijken van die van de eerste correctoren. De tweede correctie heeft dus
38
weinig directe invloed op de eerste correctie. Het verschil tussen de examenscores van de eerste en van de derde onafhankelijke correctie varieerde afhankelijk van het examen van één tot ruim negen scorepunten in het voordeel van de eerste correctie. De eerste correctie leidt bij alle zes examens tot hogere cijfers dan de onafhankelijke derde correctie. Bij tehatex gaat het om 0,8 cijferpunt. Zie Figuur 1 op pagina 40. Een overwegend te soepele beoordeling is minder erg als alle docenten even soepel zouden beoordelen en kandidaten niet bevoor- of benadeeld worden. Uit het O2C bleek echter dat kandidaten op de ene school sterker profiteren van de soepelheid van de eigen docent dan op de andere school. Figuur 2 op pagina 40 toont het gemiddelde verschil tussen de eerste en derde correctie per examen per school, uitgedrukt als een percentage van de maximaal te behalen score op het examen. Elke school uit het onderzoek is weergegeven met een cirkeltje. Hoe hoger het cirkeltje in de figuur, hoe groter het verschil in het voordeel van de eerste correctie, dat wil zeggen: hoe soepeler de eerste corrector in vergelijking met de derde correctoren. Te zien is dat de eerste correctie op vrijwel alle scholen hoger uitvalt dan de derde correctie. Gemiddeld over alle zes vakken gaat het om zes procent van de maximumscore. Daarnaast blijkt het verschil bij de examens geschiedenis en tehatex duidelijk groter dan bij de andere examens. Er was behoefte aan een hard criterium waartegen de scores van de eerste en derde correctoren konden worden afgezet. Daarom werd een vervolgonderzoek uitgevoerd, het zogeheten Panelonderzoek Vierde Correctie (P4C). In dit onderzoek hebben panels van getrainde ‘vierde’ correctoren een selectie van vragen en examenwerken uit de examens nogmaals nagekeken en vergeleken met de eerste -, met de gezamenlijke - en met de derde correcties. Bij tehatex bleek de gemiddelde score van het panel P4C veel dichter bij de derde dan bij de eerste correctie te liggen. De conclusie is dat de eerste (en tweede) correctoren tehatex duidelijk soepel zijn geweest en de derde correctoren slechts in beperkte mate te streng uitgaande van de beoordeling van het panel P4C.
Artikel in de Volkskrant.
Het panel P4C vond tevens dat er eerste correctoren zijn die een aanzienlijk deel van de antwoorden onverklaarbaar toegeeflijk beoordelen. De omvang van het O2C en P4C laat het niet toe om de omvang van deze groep precies te bepalen. Wel kon op basis van een grootschalig vervolg (vragenlijst)onderzoek naar de praktijk van de eerste en tweede correctie een schatting worden gedaan. Aan dit onderzoek, dat plaats vond in het schooljaar 2010-2011, namen ruim 3600 docenten deel. Volgens de bevraagde tweede correctoren tehatex beoordeelt 19% van de eerste correctoren zo soepel dat de kandidaten bevoordeeld worden.
in totaal, zoals te zien is in Figuur 4, ongeveer evenveel tijd aan het nakijken als de gemiddelde docent. De oorzaak hiervoor is de zeer hoge correctietijd per examenwerk: gemiddeld 61 minuten voor de eerste correctie en 34 minuten voor de tweede correctie. Wat doen scholen om docenten in staat te stellen de eerste en tweede correctie naar behoren uit te voeren? Uit het onderzoek blijkt dat driekwart van alle docenten van mening is dat de eerste correctie op school niet gefaciliteerd wordt, bij de tweede correctie gaat het om ongeveer de helft. Hoe verder?
Naleving regels rondom correctie
In hoeverre wordt de tweede correctie volgens de regels (integraal) uitgevoerd? Aan de hand van stellingen in het vragenlijstonderzoek is geïnventariseerd hoe volledig docenten de tweede correctie uitvoeren. Een stelling luidt: ‘Ik heb het examenwerk van alle kandidaten helemaal nagekeken (als ware het een eerste correctie)’. Figuur 3 op pagina 40 toont de verdeling van de antwoorden per examen. Van de docenten tehatex HAVO gaf 43% aan dat deze stelling ‘helemaal klopt’, 34% ‘klopt’, 20% ‘klopt niet’ en 3% ‘klopt helemaal niet’.
Staatssecretaris Dekker informeerde in maart 2013 de Tweede Kamer over de resultaten van de verschillende onderzoeken. Hij heeft de inspectie verzocht om bij de examens van 2013 extra toe te zien op het naleven van de eisen rond de tweede correctie. Daarnaast heeft hij de besturen en schoolleiders, samen met de VO-raad, aangesproken op het uitvoeren van de regels van correctie van de eindexamens, en het faciliteren van de tweede correctie. Het is nog te vroeg om al iets te kunnen zeggen over het effect van de maatregelen. De Inspectie onderzoekt dit. Examenconstructie
Randvoorwaarden
Hoeveel tijd kost de eerste en tweede correctie? In het vragenlijstonderzoek gaven docent tehatex aan gemiddeld 23 uur te besteden aan de eerste correctie en 14 uur aan de tweede correctie. In vergelijking met andere vakken hoeven docenten tehatex relatief weinig kandidaten te beoordelen. Toch besteden zij
november 2013
De geconstateerde verschillen tussen correctoren in soepelheid kunnen niet volledig worden toegeschreven aan tijdgebrek en suboptimale randvoorwaarden. Docenten in het panel P4C gaven aan dat de beoordelingsmodellen de corrector soms meer steun mogen bieden. Ook werd opgemerkt dat er soms discrepantie zit tussen de vraag en het antwoord. In dit kader onderzoekt Cito,
39
beter meten, beter weten
thema: examens 2013
Figuur 1. Gemiddeld CSE-cijfer voor de eerste en derde correctie per examen.
Figuur 2. Gemiddeld verschil van de eerste minus de derde correctie per examen per school.
Figuur 1: Beoordelingsformulier.
Ook in de toekomst bij het CPE BV VMBO?
Beter meten,beter weten Toen in 1999 het VMBO werd ingevoerd werden de examenprogramma’s drastisch gewijzigd, ook het examenprogramma van de vakken tekenen, handvaardigheid en textiele werkvormen. Deze drie werden samengevoegd tot één programma waarin ook het nieuwe vak audiovisuele vormgeving werd opgenomen. Kennis van de kunstgeschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw werd uit het programma geschrapt. Het Centraal Schriftelijk Examen (CSE), bestaande uit een algemeen gedeelte voor de drie vakken samen en drie vakspecifieke delen, maakte plaats voor één CSE voor vier disciplines. Maar de belangrijkste wijziging was wel de invoering van het Centraal Praktisch Examen (CPE). Dat bood examenmakers nieuwe kansen theorie en praktijk met elkaar te verbinden.
Figuur 3. De mate waarin tweede correctoren integraal nakijken per examen.
VO // AUTEUR: MARJANNE KNÜPPE-HÜSKEN
Figuur 4. Tijdbesteding aan de eerste en tweede correctie (per vak).
onder andere voor de kunstvakken, beoordelingsmodellen. Ook wordt onderzocht of en in hoeverre wat sterker voorgestructureerde vraagtypen, die minder correctietijd vergen, mogelijk zijn zonder afbreuk te doen aan de validiteit van het examen.
Literatuur
Correctie examens een farce?
Kuhlemeier, H., Gitsels, H., Boom, S., e.a. (2013). Examenkenmerken en verschillen tussen correctoren. Verslag van een panelonderzoek bij het CSE geschiedenis, tehatex en Nederlands. Arnhem: Cito.
Op deze vraag kunnen vele, genuanceerde, antwoorden worden gegeven. Maar om kort te zijn en om terug te grijpen op de hoofdpunten uit de media: Ja, er zijn correctoren tehatex die te soepel nakijken, volgens opgave van tweede correctoren zo’n 19%. En ja, slechts 43% van de docenten tehatex HAVO geeft aan de tweede correctie volledig uit te voeren, vooral uit tijdgebrek. En nee, de tweede correctie wordt nagenoeg altijd uitgevoerd, bij tehatex HAVO gaat het slechts om 2% waarbij dit niet gebeurt. Het verhaal van de eerste corrector die een aantal pagina’s dichtplakte met lijm en het examenwerk enkele dagen later in dezelfde staat weer terugkreeg, lijkt dus vooral een sterk verhaal.v Hugo Gitsels is als toetsdeskundige werkzaam bij Cito. Hans Kuhlemeier is als onderzoeker werkzaam bij Cito.
40
Ministerie van OCW (2013). Brief van staatssecretaris Dekker (OCW) aan de Tweede Kamer bij het rapport De praktijk van de eerste en tweede correctie. Den Haag: Ministerie van OCW.
Kuhlemeier, H. & Kremers, E. (2013a). De praktijk van de eerste en tweede correctie. Verslag van een landelijke enquête. Arnhem: Cito. Kuhlemeier, H. & Kremers, E. (2013b). De praktijk van de eerste en tweede correctie. Samenvatting van onderzoek naar het functioneren van het CSE. Arnhem: Cito. Kuhlemeier, H., Rijn, P. van & Kremers, E. (2013). Eerste, tweede en derde correctie van examenwerk: Wat is het verschil? Arnhem: Cito. Onderwijsraad (2006). Examinering: Draagvlak en toegankelijkheid. Den Haag: Onderwijsraad.
V
oor het CPE zijn 1200 minuten gereserveerd, naar eigen idee van de school te roosteren tussen half maart en begin mei. Het Schoolexamen (SE) bepaalt voor 50% het eindcijfer, CSE en CPE elk voor 25%. De beoordeling vindt plaats door de examinator - de eigen docent - en een tweede corrector, door de schoolleiding aan te wijzen. De opdracht ten behoeve van de productie van het Centraal Examen (CE) beeldende vakken die het College voor Examens (CvE) jaarlijks aan het Cito verschaft, vermeldt dat CPE en CSE inhoudelijk gelieerd dienen te zijn. Het verband tussen deze twee examens wordt gelegd door een thematische benadering en wordt uitgewerkt in een magazine. Voorbeelden van thema’s zijn: Onderweg (2013), Groen (2012), Kunst- en vliegwerk (2011) en Beestachtig (2010). Het thema voor 2014 is Roem.
november 2013
Tijdens het CPE krijgt de kandidaat opdracht een portfolio te ontwikkelen waarin zowel het werkstuk als het werkproces in zijn opgenomen. De opdracht sluit nauw aan bij het vigerende thema. Het opgavenboekje, opgebouwd uit vijf onderdelen, begeleidt de kandidaat van een oriëntatie op het thema (A), via beeldend onderzoek (B), vaststellen ontwerp (C), uitvoeren werkstuk (D), analyse/evaluatie van zijn product/proces (E) naar de afsluitende presentatie (F). Deze opbouw in onderdelen vormt ook de structuur waarop examinator en gecommitteerde de beoordeling uitvoeren. Zie hiervoor Figuur 1. Dit formulier is grofmazig. Té grofmazig. Dat vinden niet alleen docenten; ook examenmakers zijn die mening toegedaan. Een en ander wordt gestaafd door de CPE-data die docenten de afgelopen jaren aan Cito leverden. Deze gegevens leidden in 2012 tot een onderzoek naar een mogelijke ver-
fijning van de beoordelingscriteria. Met psychometristen en externe deskundigen werd er vervolgens gesleuteld aan een nieuw model. Eind 2012 beoordeelden vijf ervaren VMBO-docenten vijfenveertig portfolio’s, deels met het oude, deels met het nieuwe model. Hun ervaringen met het nieuwe model waren positief. Ook de psychometrische gegevens gaven een positief beeld. Maar voordat het nieuwe model kan worden geïmplementeerd, moet het in een veel breder verband worden ge-pre-test. Afhankelijk van de resultaten die deze test oplevert, wordt bekeken óf, wanneer en hoe het nieuwe beoordelingsmodel wordt ingevoerd. Voor het jaar 2014 blijft het beoordelingsmodel in ieder geval ongewijzigd. Wordt vervolgd. v Marjanne Knüppe-Hüsken is toetsdeskundige Cito beeldende vakken.
41
ik ga op reis, en neem mee
Thema: examens 2013
Ik ga op reis
en neem mee...
Ylene Hartink en Joske van Zomeren. Foto: Annick van Beukering
Septembermededeling, magazine en weblog. Volstaat deze bagage voor het CE BV VMBO? Werkzaam bij Cito weet ik hoe dit examen tot stand komt. Maar hoe denken leerlingen over het CE en over de thematische uitwerking? En hoe hun docenten? Hoog tijd om poolshoogte te nemen. VO // AUTEUR: ANNICK VAN BEUKERING
H
et is maart 2013 wanneer ik op bezoek ben bij de eindexamenklas van docente Joske van Zomeren van het Baudartius College in Zutphen. Vandaag wordt het magazine Onderweg van het examen 2013 uitgedeeld. Naar de inhoud ervan wordt reikhalzend uitgekeken: Welke kunstenaars, kunstwerken en invalshoeken worden genoemd? En nog belangrijker: Hoe luidt de opgave voor het CPE? Tijdens de paar keer dat ik deze klas vervolgens bezoek, besluit ik te focussen op eindexamenkandidaat Ylene Hartink. Zij viel me op door haar portfolio binnen het thema Beestachtig (2011). Ylene maakte bij dit thema een zebra gevormd uit letters, een echte eyecatcher. Bij het zien daarvan wist ik het zeker: met haar wilde ik graag van gedachten wisselen. Hoe ervaart zij het CE 2013 en hoe de weg ernaartoe?
met eerdere thema’s. Gaande het gesprek blijkt dat Ylene pas echt met haar CPE begon toen ze het opgavenboekje in handen kreeg. Door ervaring wist ze dat ze dit boekje goed moest volgen. Door de opbouw van het boekje kregen haar ideeën al snel vorm. Alleen nog even uitvoeren! Wel wil ze graag kwijt dat ze haar oorspronkelijke plan tijdens het CPE bijstelde: dat bleek te complex en te tijdrovend. Hier vult Joske aan het jammer te vinden ‘dat er in het tijdpad weinig tijd ingeruimd wordt voor het beeldend onderzoeken: een zo belangrijk onderdeel van het examen. Ik merk dat leerlingen die hier lang mee bezig zijn en breed en diep onderzoek doen, vaak tot betere eindresultaat komen’. Gelukkig geeft het examen de vrijheid de tijd zelf in te delen. Joske laat haar leerlingen daarom oefenen met oude examens om te leren hoe belangrijk het is om de 720 minuten goed te verdelen. Septembermededeling
Begin juni lukt het me Ylene te interviewen. In aanwezigheid van Joske, ook háár mening hoor ik graag. Het meest nieuwsgierig ben ik naar de eerste reactie van Ylene op het thema. Deze blijkt positief. Doordat er op school geoefend wordt met oude examens, kan ze het vergelijken
42
Natuurlijk was ik ook benieuwd naar het begin van het jaar, de Septembermededeling. Ylene kent niet alle uitgangspunten die daarin genoemd worden, maar toevallig wel het filmpje van Happy Street. Dus wist ze wat een wereldtentoonstelling is. Een levenstrap kende ze ook wel, maar van
Examenwerkstuk van Ylene Hartink. Foto: Annick van Beukering.
de reizen naar Noord-Afrika en het Nabije Oosten had ze nog nooit gehoord. Dat het thema doorgevoerd is in CPE en CSE, vindt ze heel goed. Volgens Joske krijgt het huidige CE VMBO door deze verbinding veel meer verdieping. Joske vindt de veelgehoorde klacht dat het docenten veel tijd kost om de lessen voor te bereiden - omdat je je jaarlijks moet verdiepen in een nieuw onderwerp - wel meevallen. De leerlingen hoeven echt niet alle details te weten, alleen het belangrijkste (her)kennen. Uiteindelijk gaat het over inzicht in beeldende processen en het toepassen van vaardigheden. Dat moet na vier jaar beeldend onderwijs lukken. Bovendien kun je als docent je verworven kennis het jaar erop weer gebruiken: bij de voorbereiding van een volgende klas op hun examen! Magazine
Als ik vraag naar de ervaringen met het magazine, antwoorden beide dames dat het natuurlijk fijn is om extra informatie te krijgen, maar dat het magazine wel erg veel tekst bevat. Omdat het van belang is dat de tekst goed begrepen wordt, wijdt Joske er in de oriëntatiefase een hele leesles aan, maar eigenlijk vindt ze dat voor de leerlingen veel gevraagd.
november 2013
Weblog
Over het weblog zegt Ylene, dat ze het leuk vindt, maar dat het veel tijd kost om alle filmpjes te bekijken. Ze nam het goed door, omdat ze een examenblok moest maken aan de hand van het weblog. Toch was dit onderdeel heel leerzaam, omdat ze bezig was met het thema én ze leerde hoe de vragen in elkaar zitten. Joske vult aan dat de allerbeste vraag in het schoolexamen zou worden opgenomen. Dat bleek een enorme stimulans. Want als dat jouw vraag is, heb je de eerste punten al binnen! Ylene beaamt dit. Weblogs van vorige jaren bekeek Ylene niet, kostte te veel tijd! Terugblik
En dan toch de hamvraag: Hoe kijkt Ylene terug op haar examen? Ylene vertelt dat ze het uiteindelijk een leuk examen vond. ’Mijn CPE-werkstuk is best mooi geworden. Ik heb verbeeld hoe ik me tijdens dit jaar een tijdje heb gevoeld. Er gebeurde zoveel in mijn leven, dat de wereld echt op zijn kop stond, vandaar! Het kostte me moeite om binnen de tijd te blijven. Eigenlijk leg ik de lat altijd te hoog voor mezelf, maar dat kon nu niet. De vogel die op mijn tekening toevallig ontstond? Een klasgenoot liet een druppel inkt op mijn werkstuk vallen, dus daar moest ik iets mee doen. Het leuke is
dat het werk nu meer diepte heeft!’ De expositie tenslotte, waar ook haar ouders mochten komen, maakte het jaar compleet. Een bijzonder jaar waar ze met plezier op terugkijkt. Naar de score van het CSE kon Ylene op het moment van het interview alleen nog maar gissen. Het was pittig vond ze, maar het ging. Inmiddels is ze zeer tevreden met een afgeronde 8 als eindcijfer. Voorbereiding
Ylene had veel aan de voorbereiding. Door te oefenen met oude examens wist ze wat haar te wachten stond en hoe het aan te pakken. En nee, ze vond het werken aan de hand van een thema juist fijn en niet té sturend. Ze was blij dat ze niet vanaf nul moest beginnen, maar een beetje op weg werd geholpen. ‘Je gaat vanzelf denken over een onderwerp wanneer je het thema hoort, toch?’ v Annick van Beukering is medewerker toetsing bij CITO.
43
leidraad tot verdieping
Thema: examens 2013
Cito-Atrium. Foto’s: Jan van Gemert
Leidraad tot
verdieping (VWO) & samenhang (VMBO) Het thema bij de centrale examens beeldend In de jaren tachtig werd in de CSE’ s veelal de buitenkant van kunstwerken bevraagd met vragen als Waar komt het licht vandaan en welke compositie is hier toegepast? In tegenwoordige examens zie je dat inhoud en proces belangrijker zijn dan aspecten als licht en compositie. Marjanne Knüppe-Hüsken geeft als toetsdeskundige leiding aan de totstandkoming van de centrale examens beeldende vakken in het VMBO. Zij vertelt vanuit een grote betrokkenheid over dit werk. VO // AUTEUR: JAN VAN GEMERT
I
n de hoge entreehal van het nieuwe Cito-gebouw staat een boom van 12 meter hoog. Het is een indrukwekkend lichtobject dat steeds van kleur verandert, ontworpen door Ineke Hans die ook een aantal meubelontwerpen in het gebouw maakte. Er valt veel licht in het driehoekige atrium. Het geheel ademt helderheid, beslotenheid en veiligheid uit. In dit gebouw komen de centrale examens kunstvakken tot stand waarbij constructeurs uit de praktijk een belangrijke rol spelen. Marjanne Knüppe-Hüsken heeft de ontwikkeling van de centrale examens voor de kunstvakken VMBO van dichtbij meegemaakt. Van oorsprong is zij docent beeldend.
Verdieping in het VWO door thema’s
In de jaren zeventig van de vorige eeuw werden MAVO- en HAVO-examens ingevoerd. Een CSE was de enige examenvorm. Daarin vormden kunstbeschouwelijke en -historische (kg/kb) kennis en vaardigheden de hoofdmoot. Bij de invoering van het examen VWO in de jaren tachtig werden aan het examenprogramma - jaarlijks wisselende - thema’s
44
toegevoegd. Dat maakte verdieping mogelijk en die was - onder meer om onderscheidend te zijn van het HAVO programma - dringend gewenst. Knüppe: ‘In de vijfde van het VWO krijgt de kandidaat de algemene kunstgeschiedenis en -beschouwing voorgeschoteld en in het zesde verdiept hij zich aan de hand van thematische invalshoeken en probleemstellingen. Thema’s als ‘abstractie’ en ‘licht’ werden in de jaren tachtig ontwikkeld. Er verschenen examenbundels die geliefd bleken bij docenten, niet alleen in het voortgezet onderwijs. Tegelijkertijd met het thema werd ook een CPE op het VWO ingevoerd. Als ik terugkijk naar mijn eigen studie, kan ik zeggen dat deze thematische benadering een diepgang aanbrengt die gelijkenis vertoont met een propedeuse kunstgeschiedenis. Veel docenten op HAVO en MAVO keken met scheve ogen naar het VWO: van een thema en een CPE was het ten tijde van de invoering van de examens MAVO/HAVO niet gekomen.’ Toen de Tweede fase werd ingevoerd, was het de bedoeling dat er één kunstvak zou komen en dat de thematische aanpak zoals
bij VWO kg/kb zou verdwijnen. Echter, de traditionele kunstvakken bleven bestaan en ze bestaan nog steeds, naast het vak Kunst Algemeen. Thema’s kregen vanaf toen wel een langere doorlooptijd: aanvankelijk ging een thema twee jaar mee, later drie en nu zelfs vier. Examens in het VMBO: één geheel
Toen het VMBO werd ingevoerd, kregen alle vakken een nieuw examenprogramma. Zo ook de kunstvakken. ‘Het examenprogramma moest niet een slap aftreksel worden van dat van het VWO. Er kwam een jaarlijks thema met probleemstellingen. De kandidaat kan zich onder meer door een magazine verdiepen in het thema en raakt daardoor vertrouwd met kunstbeschouwelijke probleemstellingen en denk- en werkprocessen van kunstenaars. Een VMBO-examen moet concreet zijn en de leerling aanspreken. En bij voorkeur actueel. Dat geldt zowel voor het CPE als voor het CSE. Maar een thema moet ook recht doen aan de kunst en de kunstenaar. Een en ander leidt voor examenmakers tot een ingewikkeld, doch uitermate boeiend werkproces.’
kunstzone.nl
Clichés vermijden
Knüppe hoort regelmatig van VMBO-docenten dat veel van hun leerlingen enthousiast zijn over de thematische benadering. Docenten zijn daarnaast vaak zó trots op het CPE-werk van hun kandidaten dat ze op docentenbijeenkomsten aan hun collega’s de werkstukken van hun kandidaten tonen. Soms constateren docenten dat leerlingen in clichés blijven hangen. Dat kan Knüppe niet helemaal voorkomen. ‘Waar ik wel grip op heb, is het opnemen van criteria in de formulering van de opgave: je maakt iets en daar heb je redenen voor, leg uit wat je maakt, hoe je dat doet, waarmee en waarom. En dat moet - om het te kunnen beoordelen - vervolgens allemaal zichtbaar zijn, zowel in het portfolio als in het werkstuk.’ Syllabus VWO
professionals vond het hanteren van dit model aanvankelijk behoorlijk lastig, maar na enige oefening waren zij enthousiast, omdat het discriminerend is. Het is de intentie om dit model volgend jaar bij een groep docenten nogmaals te beproeven en verder uit te bouwen.’ Verkenningscommissie
‘De Verkenningscommissie Kunstvakken heeft in opdracht van de minister van onderwijs een advies opgesteld voor een nieuw examen in de kunstvakken. Kenmerkend zijn de thematische benadering en de zogenaamde constructie-opdracht. In zo’n opdracht moet de kandidaat een relatie aanbrengen met de praktijk van de discipline waarin hij examen doet. Hiervoor is het volgens mij van belang dat vorm en functie van een dergelijke opdracht degelijk onderzocht en ge-try-out worden.’ v
Het VWO heeft een syllabus waarin de docenten en kandidaten de uitwerking van het thema kunnen vinden. Deze syllabus bevat teksten, citaten, beelden en ideeën waarmee docent en leerling aan de slag moeten. Beoordelingsmodel CPE VMBO
‘Ik ben nu bezig te onderzoeken of het huidige beoordelingsmodel van het CPE fijnmaziger kan. Daartoe heb ik met een aantal vakdidactici en collega’s gewerkt aan een nieuw model met zogenaamde rubrics. Dit model is inmiddels voorgelegd aan een aantal docenten. Deze groep
november 2013
Nieuwsgierig geworden?
• •
Weblog examen VMBO beeldend: onderweg-2013.blogspot.nl www.examenblad.nl
Centrale examens beeldend VMBO
De beeldende vakken VMBO hadden dit jaar als thema Onderweg. Het thema verbindt het Centraal Praktisch Examen (CPE) met het Centraal Schriftelijk Examen (CSE). Een (papieren) magazine biedt de leerlingen informatie over de verschillende invalshoeken, dient als inspiratiebron voor het CPE en kan helpen bij de voorbereiding op het CSE. Tevens was er een weblog met informatie over het thema. Voor het CPE maakten de kandidaten - gedurende 12 klokuren - een autonoom of toegepast werk waarin ‘hun onderweg zijn’ moest zijn verbeeld. VWO
Het CSE VWO had dit jaar - en heeft het komende jaar - het thema Engagement. Er is voor docenten en kandidaten een digitale syllabus als houvast. Het CPE in het VWO vraagt van de kandidaat een collectie werk te maken met een procesbeschrijving op basis van een opgave; daarbij kan hij kiezen uit zes. Niet elke CPE-opgave heeft een directe relatie met het vigerende thema. HAVO
Het examen Tehatex HAVO kent geen CPE, wel een CSE, gebaseerd op een jaarlijks wisselend thema.
45
op verhaal komen
op ver haal komen
1 2 Op verhaal
komen Foto uit het boek From the picture press, catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in 1973 in het Museum of Modern Art te New York door John Szarkowski. De foto zelf is van Ted Needham, United Press International, 1947.
Workshop scenarioschrijven in de klas Op 16 april 2013 hield het Nederlands Film Festival voor Scholieren (NFFS) een docentendag in Open Studio te Amsterdam. In de workshop Scenario werd hard gewerkt en geoefend met verhalen die speciaal voor toepasbaarheid in de klas waren uitgekozen. Een verslag. vO // AUTEUR: CATHERINE BLOM
V
eel leerlingen denken dat film maken synoniem is voor met de camera op pad gaan of ervoor acteren. Het enthousiasme voor cameragebruik wordt door een docent vaak geïnterpreteerd als motivatie voor het vak filmkunde - begrijpelijk en verleidelijk, en toch een enorme valkuil. Every picture needs a story, dat weten ze in Hollywood maar al te goed. Het scenario is de leidraad bij de voorbereiding door acteurs en regisseurs, bij de découpage, de opnames en speelt een rol tot aan de montage. Verhaal als basis
Ook voor leerlingen is een leuk en goed verhaal als basis nodig, niet alleen voor het uiteindelijke resultaat, maar juist om leerlingen enthousiast en gemotiveerd te houden tot het einde van het maakproces. Leerlingen bij elkaar zetten met de boodschap dat ze zelf iets mogen verzinnen werkt niet. Wat moet een leerling met die vrijheid die hem zonder kennis terugwerpt op zichzelf? Resultaat is vaak het oplepelen van de nodige clichés en daaruit niet kunnen kiezen, of gelummel en snel kiezen
46
voor een ingebrachte verhaal van een woordkunstenaar dat nauwelijks te verfilmen is. Zo hoeft het niet te gaan. Eerste ideeën
In de workshop (duur: 2 uur) werd door docenten geoefend met een aantal modellen, hier startverhalen genoemd. Met behulp van uitleg over scenario werden deelnemers stapsgewijs verder gevoerd in dit specifieke schrijfproces. Alle korte uitgereikte startverhalen, c.q. modellen hebben gemeen: - Ze zijn simpel en handelingsgericht. - Ze maken nieuwsgierig naar oorzaak en gevolg. - Er is genoeg ruimte voor eigen interpretatie. - De personages zijn zelf in te kleuren. - Ze stimuleren de fantasie over wat er eigenlijk aan de hand is.
- Een sterke (pers)foto van een menselijke gebeurtenis zonder onderschrift. Reden: de foto, losgemaakt van de realiteit waar in hij is ontstaan wordt icoon en multiinterpretabel. - Een cryptische beschrijving van een handeling. Reden: ruimte voor interpretatie en fantasie over personen en plaats van handeling. Met een startverhaal per subgroep kregen de deelnemers de klassieke vijf Wvragen voorgelegd: wat gebeurt er, door wie, waar, wanneer en waarmee of hoe? Personages een naam geven deed wonderen voor de inleving en betrokkenheid. Door het stellen van vragen als: Hoe zijn ze in deze situatie terechtgekomen? Wat is hun relatie tot elkaar? ontstonden de eerste ideeën. Ook werd gekozen voor een hoofdpersoon.
Een paar gebruikte startverhalen
- Een beknopte dialoog, zonder verdere duiding. Reden: de dialoog intrigeert en je associeert een concrete plaats en personen.
Een goed scenario
Tijd voor een volgende uitleg over dramatische opbouw en handelingsverloop. Een goed scenario is plotdriven en cha-
kunstzone.nl
Startverhaal - dialoog
Startverhaal - handeling
A: Wat heb je met de foto’s gedaan? B: Foto’s?? A: Jij was er toch bij… dat feest, toen hij… B: Oh toen. Toen hij… toen hij,… toen jij aan het schelden sloeg! A: Dom. B: Dom ja. (Pauze) Luister, ik heb geen foto’s en als ik ze had, kreeg je ze niet.
Ze gluurde tersluiks naar de man - hij was ook bleek geworden - ging toen weer zitten, maar bedacht zich, draaide zich om en zette met een bescheiden gebaar de radio aan.
racterdriven ineen. Het motorisch moment moet gekoppeld zijn aan noodzaak vanuit het karakter of de gebeurtenis. Hoe er gehandeld wordt, is gebaseerd op de eigenschappen van de personages.
ries het door hen als verrassend ervaren resultaat. Met aanvullende informatie op papier konden deelnemers gesterkt verder naar hun leerlingen.
NFFS-workshop scenario
Al doende onderzoeken we een aantal manieren om de fantasie van leerlingen te stimuleren en te kaderen tot een verhaal. Dat wordt uitgewerkt volgens de beginselen van het scenariovak in een kort scenario. Doel is dat u zelf met deze methode in uw lespraktijk aan de slag kan.
Nieuwsgierig geworden?
• •
Weblog examen VMBO beeldend: onderweg-2013.blogspot.nl www.examenblad.nl
Fragment uit Moderate cantabile van Marquerite Duras in de vertaling van Gerrit Komrij.
Tips begeleiding schrijfproces
Plotdriven Personages handelen en helpen zo het verhaal en de informatie vooruit. Voor de keuze van het motorisch moment - het handelingsmoment als reactie op een situatie - werden deelnemers uitgedaagd te verzinnen wat er met de personages is gebeurd vóór de omschrijving in het startverhaal en wat erná: welke plek heeft het startverhaal in jullie geheel: is dat het begin, het midden of het einde? Vervolgvraag was: Wat is het point of attack richting toeschouwer? Wat zijn de eerste beelden? Characterdriven Is het karakter geloofwaardig? Een goed verhaal of film geeft, het liefst goed verborgen, een visie op menselijke waarden en normen, a moral judgement. Deze niet direct zichtbare laag wordt gedragen door het karakter. Stevige karakters helpen bij de ontwikkeling van het plot en omgekeerd. Het zou een extra opdracht kunnen zijn om van ieder personage een karakterdossier te maken. Binnen de workshop was hiervoor te weinig tijd. Na deze uitleg over de klassieke dramatisch opbouw kregen de deelnemers een schema uitgereikt waarbij in ieder vakje apart de zeven belangrijkste scènes werden ingevuld en het verhaal body kreeg. Een uur later waren boeiende sto-
november 2013
- Een subgroep die een verhaal moet maken moet niet te groot zijn. Dan ontstaat er teveel discussie over de keuzes. Drie is een mooi aantal. - Als leerlingen er niet uitkomen, verzinnen ze vaak meer en gekkere situaties. Stel dan vragen over het personage: Waarom zou hij dit doen? Past dit wel bij het karakter? Laat eventueel een simpel karakterdossier maken. - Ga bij het teveel hangen in details over kleding of uiterlijk naar de vraag: Interessant, maar wat doen ze eigenlijk? Wat is hun angst, wat maakt ze kwaad? - Stel een tijdslimiet per onderdeel. Bij frustratie onderweg is het hele verhaal overboord zetten geen optie. Geef support om zaken verder uit te diepen, of sterker te maken door overbodige scènes te schrappen. - Doorspek je verhaal of begeleiding met Amerikaanse scenariotaal, zoals Don’t tell them, show them of Kill your darlings. Of door scènes te duiden met bear on the beach, gun in the drawer of a fish out of water. Dat voelt toch een beetje als Hollywood! v
Catherine Blom
Catherine Blom is werkzaam in de kunsteducatie voor mediaprojecten. Ze ontwikkelt lesprogramma’s en workshopmodellen over alle facetten van film maken en beeldcultuur en voert die uit voor diverse doelgroepen en niveaus. Ze coördineerde als hoofddocent de audiovisuele richting van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, faculteit Theater (voorheen Academie voor Expressie door Woord en Gebaar). Ze publiceerde over film in vaktijdschriften en was als redacteur verbonden aan PLOT, tijdschrift voor scenarioscrijven, en aan Optiek, vaktijdschrift voor audiovisuele docenten
47
mediawijs fotograferen
mediawijs fotograferen
Amateur fotografen
Voor dit project verzorgden ook leden van de amateur fotoclub MeerFoto uit Lisserbroek een tweetal workshops. Moeders en vaders met dochters en zonen zitten gemoedelijk naast elkaar met voor zich op tafel de zelf meegenomen dure spiegelreflex camera’s. Rob van Dijck en Maarten van de Berg enthousiasmeren de aanwezigen en hebben in de gymzaal een heuse fotostudio ingericht. De elfjarige Ilse is blij dat ze hier met haar moeder aan deelneemt: ‘Ik vind het heel leuk en interessant dat je leert hoe je foto’s moet maken. Heel leuk om dat samen met mijn moeder te doen. Ik heb al heel veel foto’s gemaakt.’ Moeder Jacqueline: ‘Ja, dit is de eerste keer dat we dit samen doen. Echt leuk en je steekt er meer van op dan je denkt. Ik verwacht wel dat we meer samen gaan fotograferen!’ Museum
Directeur Elise van de Melis van het Historisch Museum Haarlemmermeer: ‘Ik ben heel blij met wat jullie allemaal gedaan hebben,’ vertelt ze aan de 250 leerlingen die in kleine groepen naar het museum komen. ‘Welkom in het museum van jullie eigen polder. Dankzij jullie hebben we
advertentie
De expositie wordt geopend. Foto: Ad van Dam
Bijzonder fotoproject in de Haarlemmermeer
Mediawijs fotograferen Op vier basisscholen in de Haarlemmermeer is afgelopen jaar een bijzonder fotoproject uitgevoerd met 250 leerlingen van de groepen zeven en acht, die een verzoek ontvingen van het Historisch Museum Haarlemmermeer om de digitale beeldbank aan te vullen met zelfgemaakte foto’s. Hiervoor werd samengewerkt met een professionele fotograaf en een amateur fotoclub. Alles kwam samen op een blog! PO // AUTEUR: AD VAN DAM
Aanleiding
Projectleider Jeanne Klaassen: ‘De Haarlemmermeer bestaat dit jaar 160 jaar en dat is reden om veel activiteiten te organiseren. Samen met vier basisscholen werd een project ontwikkeld, waarbij fotografie en mediawijsheid aan elkaar werden gekoppeld. Daarbij lieten we ons inspireren door de in Hoofddorp wonende professionele fotograaf Theo Baart. Ik kende zijn boek Bouwlust, the urbanisation of a polder en vind dat een bijzonder mooi document over deze polder. Ik wilde dat
48
ook kinderen uit groep zeven en acht dat zouden zien en in contact zouden komen met hem en zijn manier van fotograferen. Maar dan letterlijk vanuit hun standpunt: hoe kijken zij tegen de polder aan! Daar ging het om.’ Professioneel fotograaf
Theo Baart is een documentaire fotograaf die scherp observeert, analyseert en gedetailleerd veranderingen in landschappen vastlegt. Theo ontleedt het landschap en legt pijnlijke veranderingen
bloot. Er werden korte filmpjes met Theo opgenomen, waarin hij zijn aanpak uitlegt en leerlingen opdrachten geeft dit ook te gaan doen. Zo is er een kort filmpje gemaakt over de plaatsing van de horizon in zijn werk. Die instructiefilmpjes staan op de speciaal aangemaakte blog en op die manier kregen de leerlingen direct een opdracht van Theo. Theo Baart is enthousiast en verbaasd over de goede resultaten van de leerlingen. ‘Ik zie dat ik er een paar concurrenten bij heb gekregen!’
kunstzone.nl
nu een mooi fotografisch overzicht van de Haarlemmermeer anno 2013! Het bijzondere is dat jullie foto’s opgenomen worden in het beeldarchief, zodat veel later, ja, jullie kinderen ook nog naar die foto’s kunnen kijken!’ Alle kinderen zijn heel benieuwd of hun eigen foto groot is geprint of onderdeel uitmaakt van de posters. Er zijn verschillende collage’s ontstaan van allemaal slaapkamers, uitkijkjes uit het slaapkamerraam of gezinsbewoners. Tot ieders verrassing zijn er ook speciale ansichtkaarten gemaakt waarop van iedere school een fraaie foto is afgedrukt. Mediawijs
Mediawijzer.net heeft een competentiemodel ontwikkeld dat bestaat uit een tiental competenties. Bij dit project zijn alle competenties aangeraakt en de vier onderdelen passief, actief, interactief en effectief zijn in meer of mindere mate aan de orde geweest. De leerlingen hebben het meeste plezier beleefd aan het zelf fotograferen en het bespreken van de resultaten. De kracht van dit project lag zowel in de mediagestuurde aanpak (via een blog) als wel in de unieke samenstelling van (media-)partners, waardoor de gemedialiseerde samenleving (in dit geval de rol van
foto’s en fotografie) heel concreet werd voor de doelgroep. Wel zouden dit soort projecten beter verankerd moeten worden in gewone lessen, waardoor inbedding gegarandeerd wordt. Daarnaast blijft het lesrooster en dus de leerkracht overbelast, het aantal computers in de klassen te beperkt en is men soms bang voor inbreuk op de privacy. Desondanks was dit een waardevolle pilot en zeker voor herhaling vatbaar! En dat gaat ook gebeuren. De deelnemende scholen hebben het opgenomen in het jaarprogramma en het project maakt nu deel uit van het aanbod van het Historisch Museum Haarlemmermeer. Mail voor informatie naar Jeanne Klaassen:
[email protected]. v
Nieuwsgierig geworden?
• • •
www.haarlemmermeeropdefoto. blogspot.nl www.toenhaarlemmermeer.nl www.mediawijzer.net
onbekend maakt onbemind
onbekend maakt onbemind
onbekend maakt
onbemind?
Lerarenregister voor een sterke beroepsgroep Ruim anderhalf jaar geleden werd op initiatief van de Onderwijscoöperatie het lerarenregister geopend. Dit betekent niet dat het register af is. Dat blijkt ook uit de gesprekken die Kunstzone heeft gehad met zowel ontwikkelaars als met actieve kunstvakdocenten. Er wordt gestaag gewerkt aan de opbouw en het betrekken van leraren. Opzet is dat het lerarenregister uitnodigt en goed functioneert. Inschrijving is gekoppeld aan de eis regelmatig bij te scholen. Als het goed is, heeft deze professionalisering ook effect. Het zorgt namelijk voor ruimte om zelf de onderwijskwaliteit te verbeteren. AUTEURS: JANNEKE VAN WIJK EN JAN VAN GEMERT
Onbekend maakt onbemind?
Tijdens de laatste drukbezochte examenbesprekingen van de examens Kunst Algemeen in Amersfoort stak slechts een handjevol mensen de hand omhoog bij de vraag wie er ingeschreven is bij het lerarenregister. Waarom is het lerarenregister nog niet bekend bij kunstvakdocenten? Tineke Steenbergen is als kunstvakdocent actief namens de Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv) en namens de Vereniging Onderwijs Kunst en Cultuur (VONKC) in de Lerarenadviesraad van de Onderwijscoöperatie. Steenbergen was betrokken bij de ontwikkeling van het lerarenregister en bevestigt dat het lerarenregister nog niet zo leeft. ‘De vrijblijvendheid van het register is voor veel leraren een reden om zich niet in te schrijven. Dat zou misschien anders moeten. Er is soms ook weerstand tegen het openbaar maken van gegevens. Ze vinden dan bijvoorbeeld het scannen van een diploma een probleem.’ Voor Steenbergen zelf is het aspect van de professionele ruimte de belangrijkste reden geweest om zich bezig te houden met het lerarenregister. Het heeft voor
50
“De vrijblijvendheid van het register is voor veel leraren een reden om zich niet in te schrijven. Dat zou misschien anders moeten.” haar ook wel met beroepseer te maken. Steenbergen schreef al in 2008 in Kunstzone een artikel over het lerarenregister (zie kader). professionele ontwikkeling
Als registerleraar laat je zien dat je bevoegd en bekwaam bent en investeert in professionele ontwikkeling. Je toont elke vier jaar aan dat je minimaal 160 uur hebt geïnvesteerd in je professionele ontwikkeling. Minimaal 100 uur daarvan heb je besteed aan je vakinhoudelijke en peda-
gogisch-didactische bekwaamheid. Hiervoor kun je je persoonlijke pagina gebruiken op www.registerleraar.nl. Je geeft daar bijvoorbeeld aan welke cursussen en studiedagen je volgt of welk relevant commissie- of verenigingswerk je doet. Maar ook een activiteit als het regisseren van een schoolvoorstelling valt hieronder. David Mulder zat namens de Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv) en de Vereniging Leraren Schoolmuziek (VLS) in de Lerarenadviesraad van de Onderwijscoöperatie. Momenteel is hij als verbindingsofficier vanuit het Platform VVVO actief voor de Onderwijscoöperatie. ‘Basisvraag bij het registreren is: ‘Wanneer is een docent professioneel?’ Het lijkt nu vooral te gaan om het volgen van een scholingsverplichting. Docenten zouden niet het pad moeten afleggen dat door externe experts is vastgelegd, maar zij kunnen hun zelfontwikkelend vermogen stimuleren. Een bloeiend intervisieklimaat kan helpen en de vakverenigingen zouden dit moeten faciliteren. Er is natuurlijk veel wantrouwen ten aanzien van de eigen verantwoordelijkheid van leraren. Anderzijds zouden do-
centen ook opener kunnen worden over hun eigen tekortkomingen.’ Steenbergen beaamt dit met voorbeelden: ‘Wij hebben op school enquêteformulieren waarmee door collega’s en leerlingen naar het handelen en functioneren van leraren wordt gekeken. Het gaat dan over bijvoorbeeld onderdelen als samenwerking of didactiek. Op een aantal scholen is het al langer gebruikelijk om bij elkaar in de klas te kijken of in een klas van een andere school. Dat is altijd heel leerzaam. Soms zijn scholen ook wel huiverig daarvoor.’ Professionele ruimte
Professionele ruimte is de ruimte die leraren benutten om hun expertise in te zetten voor de onderwijskwaliteit. Het gaat om de ruimte om te beslissen over onderwijsinhoud, onderwijsinrichting en professionele ontwikkeling. Bedoeling hiervan is versterking van de positie van de leraar in de onderwijspraktijk. Krijgt hij ruimte om als professional zijn vak goed uit te oefenen? Steenbergen stelt dat dit bij de registratie nog verder ontwikkeld moet worden: ‘Wat ook nog moet groeien, is het toekennen van punten aan zaken binnen de professionele ruimte. Hoeveel punten ken je toe aan een voorbespreking of overlegsituaties met collega’s? Situaties waarin je bijvoorbeeld veel leert van een oudere, ervaren collega. Hoe kwantificeer je binnen het register bepaalde zaken naar pedagogiek of didactiek?’ Kwaliteit na- en bijscholing
Er zijn commissies van leraren die het naen bijscholingsaanbod van instellingen beoordelen. Op www.registerleraar.nl wordt gevalideerd aanbod opgenomen.
november 2013
Het is de bedoeling dat zo een aanbod ontstaat van kwalitatief hoogstaande opleidingen, cursussen en andere ontwikkelingsmogelijkheden. Deelname aan dit aanbod telt in het register. De commissies van de verschillende kunstvakken hebben zich gebundeld. Dat is logisch, want de kunstvakken werken op school ook al samen. Bovendien delen ze het vakblad Kunstzone en zitten ze op het terrein van cultuureducatie. Taak is om te bekijken of het nascholingsaanbod voldoet aan de criteria van www.registerleraar.nl. Kernvraag hierbij is of de activiteit relevant kan zijn voor de professionalisering van leraren. De kunstvakdocenten beschouwen het als extra taak om te stimuleren dat er meer nascholingsaanbod komt voor vakinhoud. De commissie drama heeft een lijst gemaakt van scholingsbehoeften die binnen de beroepsvereniging van dramadocenten zijn gesignaleerd. Vervolgens werden mogelijke aanbieders van scholing via de vakvereniging benaderd. Het blijkt dat hogescholen geïnteresseerd zijn en graag willen meewerken aan het realiseren van nieuw nascholingsaanbod. Mogelijk dat dit leidt tot samenwerking tussen vakverenigingen en nascholingsinstellingen. Het vraagt visie en strategie van de commissies. Daarom is het overleg ook zo belangrijk. Een paar studiedagen van kunstvakverenigingen zijn inmiddels geaccrediteerd. Ook de door de samenwerkende kunstvakverenigingen georganiseerde examenbesprekingen Kunst algemeen, de examenbesprekingen beeldend (VONKC) en de examenbesprekingen muziek (VLS).
David Mulder: ‘Er is een enorme hoeveelheid tijd en energie gaan zitten in deze accreditering. Een van onze pijnpunten is dat grote commerciële aanbieders makkelijker aan de eisen voldoen om hun aanbod geaccrediteerd te krijgen. Vakverenigingen bieden ook studiedagen aan. Onze collega’s van levende talen moesten bijvoorbeeld lang wachten op goedkeuring van hun studiedag.’ Steenbergen: ‘Het zou goed zijn als er voor leraren in kaart wordt gebracht wat voor opleidingen er zijn, maar ook een overzicht van wat collega’s hebben gedaan en reacties daarop. De website www.registerleraar.nl is nu een zakelijke site, want je ziet niet echt onderwijsgerelateerde onderwerpen of feedback van leraren op cursussen. Via een community is het handig om informatie hierover te krijgen om te weten wat de verschillen zijn bij scholingsaanbod. Wat past bij mij? In het woud van mogelijkheden kunnen docenten wel iets meer aansturing en ondersteuning gebruiken. Het zou ook goed zijn als er in landelijke dagbladen aandacht wordt besteed aan het lerarenregister, zodat het meer bekend wordt.’ v
Nieuwsgierig geworden?
• • • •
www.registerleraar.nl www.onderwijscooperatie.nl Tineke Steenbergen, Een lerarenregister. Zit iedereen daar nu op te wachten?, Kunstzone 6-2008, pagina 39 en 40 Janneke van Wijk en Jan van Gemert, Het lerarenregister voor kunstvakdocenten, Kunstzone 12-2012, pagina 28 t/m 30
51
muziek is veel herrie
muziek is veel herrie
Leerling Janice zingt haar eerste solo. Foto’s: Allard Willemse
Leerlingen laten reuzenvlieger op in de Lichtfabriek.
Leerlingen met autisme vinden structuur door expressie via kunst
muziek is veel herrie Tahir is een vijftienjarige leerling van de VSO Alphons Laudy. Hij is in Amsterdam-West geboren en opgegroeid; zijn ouders komen uit Istanboel. Francesca Knol is directeur van deze Amsterdamse VSO-school met zeer moeilijk lerende kinderen en een aantal met een vorm van autisme. Samen met kunstdocenten van Stichting Papageno en eigen leerkrachten stonden de leerlingen op de planken van de Lichtfabriek in Haarlem. VO // AUTEUR: DIRK MONSMA
Tahir: ‘Ik houd van deze school’ De VSO Alphons Laudy ligt op wandelafstand van Station RAI in Amsterdam-Zuid. De vriendelijke laagbouw ligt verstopt tussen de huizen. Hier ontmoet ik Tahir waar hij vertelt over zijn school: ‘Op school maken we muziek met Papageno. Muziek maken met een juf. Ik speel trommel en gitaar. Soms op keyboard. Muziek is veel herrie. Thuis speel ik harde muziek. En treurige muziek. Ik houd wel van Adele. Ik houd van tekenen met verf en potlood. En met kleuren. Ik maakte de vlag van Mozambique. Een mooie vlag: mooi rood en groen en zo. Ik houd van deze school. Ik zit hier al drie jaar. Volgend jaar word ik zestien. Daarna ga ik naar de middenbouw. Ik mag hier blijven tot 20 jaar en dan ga ik werken. Dat moet als je groot bent.’
52
Moeder van Tahir: ‘Bibliotheek is onze luxe’ Twee straten voorbij het August Allebéplein in Overtoomse Veld bel ik op nummer III aan en hoor boven mij gemurmel. Ik zie het hoofd van Tahir over het balkon; hij schudt van nee. Bij de deur wacht zijn moeder mij op met een vriendelijke glimlach. Zij is geboren in Istanboel. Achttien jaar geleden kwam zij naar Nederland: ‘Voor mij was Istanboel een honingtijd zonder verantwoordelijkheden. Met twintig jaar kwam ik voor mijn huwelijk naar Nederland. Tahir is hier geboren. Nederland is zijn moederland.’ De grootmoeder van Tahir zit bij het gesprek. Zij logeert hier. Moeder en grootmoeder overleggen een enkele keer even in het Turks over een antwoord. Wanneer en hoe merkte u de beperkingen bij Tahir? ‘Hij was als klein kind anders dan andere kinderen. Als ik met hem praatte, hadden wij geen oogcontact. Hij stelde niet zo veel vragen. Toen hij zes jaar was had hij een hele goede juf. Zij vertelde mij: ‘Hij zit altijd apart in de klas en doet niet mee met de kinderen. Hij antwoordt te laat en concentreert zich slecht. Ik denk dat hij autistisch is.’ In het begin accepteerde ik het niet. Het was een moeilijke tijd. Nu weet ik dat ieder mens iets heeft te dragen.’ Uit de kamer van Tahir komt lawaai. De moeder gaat naar hem toe. Ik hoor haar even met hem praten in het Turks. Is hij onrustig, omdat ik op bezoek ben? Zij lacht.
Directeur Francesca speelt piccolo.
‘Nee hoor, dat is het niet alleen… Zijn vader heeft zijn kamer opgeruimd. De kamer is veranderd en daarom hij is boos. Hij zoekt zijn bibliotheekkaart. Vroeger gingen wij samen met zijn zusje iedere zaterdag naar de bibliotheek. De bibliotheek is onze luxe.’
tekort komen. Zij stoten vaak hun neus en dat maakt ze faalangstig. Juist met expressievakken leren ze meer manieren om zich te uiten.’ Erkenning en emancipatie
‘Hij maakt fantasietekeningen met een verhaaltje, maar niet altijd. Thuis tekent hij na van een tekenfilm of de televisie. Hij zegt dan tegen mij: ‘Mama, ik wil een tekening maken over die man uit de film.’ Ik zeg dan: ‘Doe dat maar!’ Want hij vraagt altijd veel aandacht van mij. Als hij zich concentreert, dan kan ik uitrusten.’
’Pubers moeten naar buiten,’ vindt Francesca. ‘De meeste leerlingen wonen in Amsterdam, maar ze kennen het Leidseplein niet. Daarom gaan we de stad in. Onze cultuurcoördinator regelt bezoeken aan voorstellingen, musea en concerten. Alle klassen gaan zeker twee keer per jaar naar de Hermitage. In samenwerking met de Stichting Papageno staat een voorstelling in de Lichtfabriek in Haarlem op stapel. Opzettelijk ook buiten de deur. Professionele musici van Stichting Papageno geven dit hele jaar instrumentele lessen, wat resulteert in een totaaltheatershow waar alle leerlingen aan mee doen. Mijn drive is de erkenning en emancipatie van verstandelijk gehandicapten.’
Leerlingen zijn geen kunstenaars
LEerlingen in de Lichtfabriek
Directeur Francesca Knol laat mij plaatsnemen in een met tekeningen en foto’s ingerichte kamer. ‘Niet iedereen kan hier werken,’ vertelt Francesca Knol. ‘Je moet de leerlingen willen zien, begrijpen en er iets mee hebben. Dat geldt ook voor de kunstdocenten. Als een nieuwe leerkracht een ochtend heeft meegelopen, is direct duidelijk of iemand geïnspireerd wordt door de doelgroep. Ik houd er niet van om te zeggen dat alle kinderen hier kunstenaars zijn. Je hebt er bij die mooi tekenen en leerlingen die er niets van kunnen. Het gaat om hun expressiemogelijkheden. Kinderen met een licht verstandelijke handicap snappen best wat ze
Honderdtachtig leerlingen en hun docenten vormen het decor in een brede waaier van muziekinstrumenten, schilderijen en beeldschermen in de Haarlemse Lichtfabriek. Kleurrijk en vol geroezemoes. Vissen van stof zwemmen door de ruimte en verbeelden een aquarium. Een Chinese draak golft over de vloer. In snelle afwisseling spelen de tienerleerlingen muziek, ze zingen en dansen. Een muziekcorps met koperblazers in rode uniformen verrast ons van de zijkant. Ik ontdek onder een pet directeur Francesca spelend op een piccolo. ‘Met leerlingen zingen en muziek maken, dat is mijn droom!’ vertelde zij mij. Die
De nieuwsbrief is haar verbinding met school, omdat zij bijna de hele dag werkt en de laatste tijd veel familiebezoek heeft uit Istanboel. ‘Op school zag ik een mooie tekening van Tahir,’ zeg ik en vraag: ‘tekent hij thuis ook?’
november 2013
droom lijkt hier uit te komen. Nooit zag ik zo’n schitterende voorstelling op een school. Voor kinderen met autisme zou helderheid en structuur noodzaak zijn, zo is mij keer op keer verzekerd. Wat ik hier in de Haarlemse Lichtfabriek meemaak is vooral chaos en mysterie. Muziek, theater, dans en beeld bieden een ander perspectief op deze leerlingen. Structuur is het ritmisch klappen van alle leerlingen. Deze leerlingen vinden juist structuur bij het uiten van hun kunstvormen. Zoals Tahir structuur vindt bij luisteren naar muziek en tekenen van zijn werkelijkheid. Genoeg
Na langdurig applaus is het afgelopen. In de aula tref ik Tahir zichtbaar tevreden. ‘Jij was vorige week maandagmiddag bij mij thuis,’ zegt hij. ‘Ik was verdrietig, mijn bibliotheekkaart was weg.’ Ja, knik ik en vraag of ik een foto mag nemen. Hij staat wat op afstand, scheef van mij afgedraaid en kijkt mij vanuit zijn ooghoek even aan. Het mag. Als ik naar achter stap, draait hij zich naar mij toe. Ik neem de foto. ‘Zullen we nog een foto maken?’ vraag ik. ‘Nee’, zegt Tahir, ‘zo is het genoeg.’ v Dirk Monsma is adviseur bij de Raad voor Cultuur en schrijver van het boek Geef mij een potlood en ik ga tekenen.
53
een levensles via de cha-cha-cha
een levensles via de cha-cha-cha
Scène uit Maria Dolores Esperanza, de kip die tomaten legt.
Een levensles via de
cha-cha-cha
Scène uit Maria Dolores Esperanza, de kip die tomaten legt.
In de gangen van de school klinkt overal ‘Eén, twee, cha-cha-cha’. De leerlingen kunnen er geen genoeg van krijgen na het zien van de voorstelling Maria Dolores Esperanza van Het Huis van Barm. ‘En dat is ook precies de bedoeling,’ zegt maakster Danielle Dommisse. ‘Ik wil graag dat de kinderen het ritme meekrijgen.’ PO // AUTEUR: MELISSA DE VREEDE Tomatenhandel
Maria Dolores Esperanza, de kip die tomaten legt is gebaseerd op het gelijknamige boek van Paul van Oevelen en Tom Hautekiet, waarin een boer en een kip de hoofdrollen spelen. De boer is idolaat van cha-cha-cha muziek, maar zijn beesten worden er gek van en besluiten de boerderij te verlaten. Er zit voor de boer niks anders op dan op zoek te gaan naar dieren die wél van de cha-chacha houden, maar die blijken niet dik gezaaid. Gelukkig vindt hij in de winkel voor boerderijdieren de kip Maria Dolores Esperanza – kortweg Marie - die weliswaar geen eieren kan leggen, maar wel
54
van zijn lievelingsmuziek houdt. En bovendien prachtige tomaten blijkt te kunnen produceren, waardoor de boer en zijn kip samen een bloeiende tomatenhandel kunnen beginnen. Een brute Italiaanse kok heeft het echter op Marie gemunt. Hij heeft visioenen van een heerlijke maaltijd. Met behulp van een lieftallige agente, op wie de boer hopeloos verliefd wordt, start een grootscheepse reddingsactie. Leerkrachten die de voorstelling via STT-Produkties boeken, krijgen lesmateriaal toegestuurd zodat zij hun leerlingen kunnen
kunstzone.nl
voorbereiden op het bezoek aan het theater. Zij kunnen dan alvast het verhaal vertellen dat met behulp van poppen wordt uitgebeeld en gaan aan de slag met diverse dans- en muziekopdrachten. De lessen zijn uitgewerkt op twee niveaus: voor kleuters van groep 1 en 2, en voor de 6en 7-jarigen van groep 3 en 4. De meeste scholen nemen inderdaad de tijd om het theaterbezoek voor te bereiden. Dat merk je goed, volgens Danielle Dommisse: ‘Doordat de kinderen van te voren al van alles hebben gehoord en gedaan, wordt de betrokkenheid groter en de beleving meer intens.’ Keuzes maken
De voorstelling wordt gespeeld door twee poppenspelers, Danielle Dommisse en Peter van Dijk, en geregisseerd door Pieter Vrijman die een flinke staat van dienst heeft op het gebied van jeugdtheater en poppenspel. Het ingenieuze decor ziet er aanvankelijk vrij sober uit en wordt naarmate de voorstelling vordert steeds uitbundiger, met als apotheose de gruwelscène waarin de kok op het punt staat de kip te slachten. Qua vormgeving is het stripachtige karakter van de illustraties van Tom Hautekiet in het boek bewust gehandhaafd. De spelers laten de kinderen altijd aan het begin van de voorstelling kennismaken met de poppen, zodat het niet te eng wordt. En omdat ze het verhaal en de muziek al in de klas hebben gehoord, kunnen ze optimaal meeleven met de karakters. ‘Alle voorstellingen van Het Huis van Barm hebben eigenlijk hetzelfde thema’, zegt Danielle Dommisse, ‘en dat is het belang-
november 2013
rijkste wat ik aan kinderen wil meegeven, namelijk: Luister naar de stem in jezelf. Volg je hart. Ik zal een voorbeeld geven. Mijn eigen zoon is nu elf jaar oud. Hij is heel goed in turnen, maar alle jongens in het dorp voetballen en zeiden tegen hem: ‘Turnen is voor watjes. Jij kan goed voetballen. Kom op, doe toch gewoon met ons mee!’ Hij zat er vreselijk mee en wist niet hoe hij moest kiezen. Ik zei dat ik hem daarin niet kon raden en dat hij zelf tot een beslissing moest komen, maar dat je ergens diep in je meestal wel voelt wat je eigenlijk wilt en zou moeten doen. Er liggen alleen zoveel lagen overheen. En er zijn mensen die op allerlei manieren aan je trekken. Hij heeft voor turnen gekozen en wij moeten hem nu vier keer per week ver weg brengen naar de trainingen. Maar als me dat soms niet zo goed uitkomt, herinnert hij me altijd aan mijn eigen uitspraken. En hij heeft gelijk!’ Volg je passie
Een andere voorstelling van Het Huis van Barm heet Miezemuis en is geïnspireerd op het oude Drentse verhaal over de reuzen Ellert en Brammert. Vader Ellert voelt zich oud en wil dat zoon Brammert het roversvak van hem overneemt. Brammert heeft heel andere ambities. Hij wil dieren genezen. Maar van dergelijke dromen kun je niet eten, dus zit er niks anders op dan de wens van vader te volgen en op strooptocht te gaan. Dan komt het minimeisje Miezemuis op zijn pad en zij leert hem niet alleen hoe je kan koken met ingrediënten uit de natuur, maar ook hoe je geneeskrachtige brouwsels kunt fabriceren. Zo kan Brammert voor zijn
vader zorgen én zijn passie volgen door zieke dieren van medicijnen te voorzien. Ook in de laatste voorstelling van Het Huis van Barm worstelt de hoofdpersoon tussen zijn eigen gevoel en de verwachtingen van anderen. Meneer Hoedjes vangt een vis is gebaseerd op het gelijknamige boek van Koos Meinderts die zich weer liet inspireren door het bekende sprookje van Grimm over de visser en zijn vrouw, die steeds buitensporiger wensen kreeg. In het verhaal over meneer Hoedjes zijn de verlangens van de vrouw veel minder extreem. Maar meneer Hoedjes hoeft eigenlijk helemaal níks. Hij is tevreden met het leven zoals het is, maar zijn vrouw en de vis blijven aan zijn hoofd zeuren. En nee zeggen is niet de sterkste kant van meneer Hoedjes. Dus doet hij dingen die tegen zijn gevoel ingaan. ‘Je moet de wereld om je heen creëren die aansluit bij wat jij belangrijk vindt,’ vindt Danielle Dommisse, ‘en daarbij ondervind je altijd tegenwerking, maar pijnpunten horen erbij. De boer die dol is op cha-chacha komt tenslotte zelfs een vrouw tegen die ook graag de cha-cha-cha danst. En de reuzenzoon Brammert slaagt er uiteindelijk in zijn roeping te volgen. Dat is een belangrijke levensles.’ v
Melissa de Vreede is senior projectleider bij het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA).
55
kunsteducatie noord
kunst educatie film is overal noord
SERIE KUNSTEDUCATIE NOORD TWEE
Van links naar rechts: Quinten Faust Rijnja. - De studenten Jamilla Beukema en Iris Evers. - Bbewoonster en toeschouwer Marloes Bijsterbosch.
Kunsteducatie Noord Mijn huis – jouw huis, een inspirerende opdracht voor interdisciplinaire samenwerking In elk studiejaar werken studenten van de bacheloropleidingen Docent Muziek, Docent Theater en Docent Beeldend van de NHL Hogeschool en de Hanzehogeschool Groningen gezamenlijk aan een interdisciplinair project. In het eerstejaars project, dat op vier aaneengesloten dagen plaatsvindt, gaat het om het ervaren van overeenkomsten en verschillen tussen de talen van de verschillende kunstdisciplines. Om studenten direct met een interdisciplinair creatief proces aan de slag te laten gaan, is een inspirerende opdracht nodig die een duidelijk kader biedt en tegelijkertijd alle ruimte laat voor de verbeelding vanuit ieders discipline. HBO // AUTEUR: GUDRUN BECKMANN
W
aar moet een inspirerende opdracht voor interdisciplinaire samenwerking aan voldoen? Betrokkenen bij het eerstejaars project Mijn huis – jouw huis geven vanuit verschillende perspectieven een reactie op deze vraag.
Reactie deelnemende studenten
‘Wij - zes studenten beeldend, muziek en theater - kregen de eerste dag van de interfacultaire week de sleutel van een huis met de volgende opdracht uitgereikt:
56
Je mag anderhalf uur in het huis vertoeven om foto’s te maken, te schetsen en de sfeer te proeven. Je mag hierbij alleen in de gang, de keuken, de woonkamer en het toilet komen. De bewoners zijn niet thuis. Er zijn geen foto’s van hen te vinden. Na het bezoek maak je gezamenlijk als groep een eigen voorstelling (het kan ook een beeld zijn) van minimaal 7 en maximaal 10 minuten waarin je de woonvorm op beeldende, muzikale en/of als theatrale manier verbeeldt. Donderdag presenteer je de performance aan bewoners, docenten en medestudenten.
kunstzone.nl
Verder kregen we een vragenlijst met vragen zoals:
Vul de vragen in op grond van waarnemingen. Registratietechnieken: Kijken, voelen, horen, ruiken, fotograferen, schetsen, beschrijven, meten, filmen, frottage, geluidsopname, tellen, statistiek, vergelijken. Eerste indruk: Gebruik alle zintuigen Buurt: Villawijk, Vogelaarwijk, Vinexwijk, vooroorlogs, enzovoort. Soort huis: Appartement, flat, villa, bovenwoning, welk uitzicht, enzovoort. Stijl: Modern, landelijk, kitsch, …. Afmetingen: Per ruimte, objecten, …. Klank in het huis: Wat maakt geluid? Welk geluid? Kleuren: Welke kleuren overheersen? Welke kleuren zijn afwezig? Bewoners: Aantal, geslacht, leeftijd, lengte, gewicht, kleding, geloofsovertuiging, idealen, hobby’s, favoriete film, vakantie, smaak kleding, eten, inrichting, vrienden, goede en slechte gewoontes, waar schamen de bewoners zich voor/hebben ze een hekel aan, hoe denkt de buurt over hen?
november 2013
En een koffer met:
- adres en sleutel - rolmaat - verrekijker - vergrootglas - notitieblok - potlood, pen - zaklamp - fototoestel
In onze woning vonden we een heel aardig briefje van de bewoners:
‘Je mag overal komen waar je wilt. Je mag ook de kasten open trekken. Zet koffie, als je zin hebt. We hebben twee katten. De ene is een naaktkat. Voel je thuis.’
Maar we konden maar één kat vinden. Naar die naaktkat waren we juist benieuwd, maar die konden we nergens zien. We hebben overal gezocht en waren bang dat de kat was ontsnapt. We hebben veel foto’s gemaakt, alles goed bekeken, ook de kledingmaten. Het was een excentriek huis. We kregen er veel beelden bij. Na het bezoek hebben we onze ideeën bij elkaar gebracht en een verhaallijn geschreven. Van daaruit konden we samen maar ook individueel aan de slag. Het was geweldig om vervolgens alle uitkomsten te bekijken. Iedereen had
57
kunsteducatie noord
@web
heel verschillende beeldende, theatrale en muzikale vormen gekozen. Leuk om op deze manier de andere kunstvakopleidingen en disciplines te leren kennen. Tenslotte gaat het om hoe mensen naar elkaar kijken. Jammer dat onze bewoners bij de presentatie niet aanwezig konden zijn. De opdracht was helemaal goed, vooral het gezamenlijke speuren was leuk en spannend. Je kon met de opdracht alle kanten op en toch had je een duidelijk kader. Als de opdracht vrijer was, waren we veel langer gaan praten. Nu werd het direct praktisch. Met deze opdracht kon iedereen bij zijn eigen discipline blijven en toch samenwerken. Samen ben je met de verbeelding bezig en maak je één verhaallijn. Daarbinnen kan iedereen vanuit zijn discipline samenwerken.’ Reactie van de initiators
Quinten Faust Rijna, hoofd van de opleiding Docent Theater van de NHL: ‘Vanuit de doelstelling - het kennismaken met elkaars disciplines op de werkvloer is er een brainstormsessie met docenten beeldend en theater geweest. Basisidee was het aanschouwen van beelden en er vervolgens een eigen interpretatie aan geven. Daarop doordenkend werd als uitgangsbeeld voor een locatie gekozen. Drijvend hierbij was de nieuwsgierigheid: hoe ziet een huis van een ander eruit en wat zegt dat over diegene? Het wekken van nieuwsgierigheid en verbeelding van alle betrokkenen is een belangrijke succesfactor voor een interdisciplinaire opdracht. Studenten van de verschillende disciplines betreden gezamenlijk het onbekende huis, terwijl iedereen vanuit zijn eigen vak en fascinatie vorm geeft aan de beelden. Verder moet de opdracht dicht bij de studenten staan. Kunstvakstudenten laten zich inspireren door hun omgeving, dus moet je daar met een opdracht op aansluiten. Een ander goed ingrediënt is dat we de studenten op dwaalsporen brengen. Door nieuwe informatie te geven ontstaat in het creatieve proces opnieuw een gezamenlijke nieuwe start vanuit het onbekende. In dit geval hebben we halverwege het project brieven voorgelezen van de bewoners, waaruit andere informatie naar voren kwam dan wat in het huis zichtbaar was. Tenslotte is het van belang om niet vanuit één discipline de opdracht te bedenken, maar vanuit de discipline-overstijgende drijfveer van de verbeelding en een frame voor het gezamenlijke praktische exploreren. Om het basisframe verder handen en voeten te geven, hebben we facultatief een lijst met korte opdrachten aan de studenten gegeven.’ Zie kader.
58
Reactie van bewoonster en toeschouwer Marloes Bijsterbosch
Waarom heb je je huis beschikbaar gesteld? ‘In de eerste plaats was ik zelf erg nieuwsgierig was naar hoe mensen die ik niet kende en die ons niet kenden, naar ons huis en interieur zouden kijken. Welke karaktereigenschappen en geschiedenis worden eruit afgeleid? In de tweede plaats, omdat het mij een goede oefening voor de studenten leek om niet alleen te leren observeren, maar ook om samen te werken met andere disciplines. Dat het vervolgens in een voorstelling werd verwerkt, zag ik als een cadeau. Een grappige voorstelling om met het hele gezin naartoe te gaan en die ook nog eens over onszelf gaat.’ Hoe heb je de presentatie ervaren? ‘De presentatie was heel afwisselend en zeer herkenbaar. Tijdens de opening werd er gesleept met dozen waarop hobby’s waren uitgebeeld. De studenten dachten dat we net verhuisd waren doordat er een klussenlijst op tafel lag. Bovendien hebben wij veel rechthoekige vormen in ons interieur. Verder een schaduwspel van de eerste ontmoeting met mijn aantrekkelijke breed geschouderde man (zeer herkenbaar), ons huwelijk en vervolgens mijn twee bevallingen (in werkelijkheid in andere volgorde, maar wel erg grappig uitgebeeld). Daarnaast een bekend liedje met een dansje over mijn naam en aan het eind stond ik plotseling zelf op het podium, hand in hand met degene die mijn man speelde en twee kleerhangers met kindertruitjes. Ook voor onze kinderen van 6 en 8 jaar was het erg vermakelijk en herkenbaar.’ Keek je na de presentatie anders naar je huis? ‘Ik keek niet anders naar ons huis, maar er is wel, mede door de presentatie, iets veranderd in ons huis. Tijdens het nagesprek met de studenten vertelden zij dat onze oude piano overkwam als een meubelstuk in plaats van een muziekinstrument. Dat was terechte kritiek en sindsdien zit onze dochter op pianoles en hebben we live muziek in huis.’ Zou je zelf deze opdracht willen uitvoeren? En waarom? ‘Ja, want ik ben nieuwsgierig naar mensen, huizen en de karakters die je eruit kunt afleiden. Bovendien levert het veel plezier op voor zowel de spelers als de bewoners.’ Succesfactoren
Succesfactoren voor inspirerende interdisciplinaire opdrachten: - Begin met een gezamenlijk concreet vertrekpunt. Dat kan een locatie, de inhoud van een winkelwagen, een straat, een fo-
toboek e.a. zijn. - De eerste stap is de nauwkeurige registratie, observatie en zintuiglijke waarneming van het vertrekpunt. Hoe meer zintuigen worden aangesproken hoe ruimer de verbeelding. - Van hieruit duik je samen in mogelijke interpretaties, mogelijke werelden, steeds gestoeld op concrete waarnemingen. Het is een gezamenlijk onderzoek naar de (mogelijke) verhalen die het vertrekpunt vertelt. - De kracht van het gezamenlijke referentiekader dat je op deze manier bouwt, geeft vervolgens de ruimte om de verschillende kunstdisciplines en ieders vakmanschap zijn plek te geven. - Zoals gezegd zou het vertrekpunt ieders nieuwsgierigheid moeten wekken. Hiervoor is een goede balans van herkenning en vervreemding ofwel het bekende en het onbekende van belang. v
Korte opdrachten Vragen: Stel minimaal 50 vragen over het huis en de bewoners. Object wordt woord: Maak een plattegrond van één van de ruimtes en vervang de objecten door het woord van het object. Metaforen: Wanneer dit huis een dier was, welk dier zou het zijn? Geluid: Maak een geluidsplattegrond van je huis. Tekst met beeld: Een verslag in formele stijl voor een archief of schrijf een fragment uit een dagboek dat in jouw huis zou kunnen liggen. Roddel: Eén van jullie foto’s komt in de Privé. Om welke foto gaat het? Zet er een roddel bij. Actueel: Wat heeft zich in de afgelopen 24 uur afgespeeld? Maak dit verhaal met bewijzen. Crime scene: Eén van jullie foto’s is van een plaats delict. Om welk delict gaat het? Moodboard: Maak een moodboard van jullie huis in mixed media. Welke buitenvorm is het meest geschikt? Wissel 2D en 3D af.
In een reeks artikelen willen het Prins Claus Conservatorium en Academie Minerva van Hanzehogeschool Groningen en de Afdeling Kunst & Educatie van NHL Hogeschool in Leeuwarden laten zien dat ze al ruim tien jaar gezamenlijk kunst- en cultuuronderwijs in interdisciplinaire (CKV-)projecten ontwikkelen voor uiteenlopende doelgroepen. In dit tweede artikel vervolgen we met een opdracht voor interdisciplinaire samenwerking voor eerstejaars studenten van de opleidingen Docent muziek, Docent theater en Docent beeldend.
kunstzone.nl
@WEB v er -l eiden
Bij toeval beland ik in een wirwar van straatjes. Geraakt door muziek uit de film Tous les soleils ga ik op onderzoek uit naar meer en nog meer. Ik laat me leiden door Napolitaanse steegjes en raak in de ban van de meest prachtige oude muziek die ook nog eens eigentijds overkomt. Liefst doe ik niet anders dan dit lome geslenter. AUTEUR: THEA VUIK
‘Mam!’ Met een druk op de knop donder ik weer terug thuis aan de keukentafel. Zo gaat dat in het leven. Je wordt gestoord als je eigenlijk niet gestoord wilt worden en het kost je vervolgens moeite om het oude spoor te hervinden. Toch kan dat op het wereldwijde web vrij gemakkelijk, want je hebt een zoekgeschiedenis in je browser die je snel op de juiste plek terugbrengt. Je kunt je favoriete links opslaan als bladwijzers en uiteindelijk zijn er ook nog gewoon opschrijfboekjes waarin je adressen kunt opschrijven. Er is ook Symbaloo. Dat is een startpagina die je zelf kunt instellen met je favoriete links. Het is geen lijst met namen of adressen, maar het zijn blokjes. Je kunt deze pagina(’s) voor jezelf houden, maar ook delen met anderen. Dat kan een beperkte groep zijn die jij zelf samenstelt of je maakt het openbaar, zodat iedereen het via de zoekmachine van Google kan vinden. Zo kun je bijvoorbeeld rondom een bepaalde les een Symbaloo-pagina maken en die gemakkelijk delen met je collega’s. Ook is er inmiddels een mobiele versie. Je kunt een app downloaden waarmee je op je iPhone, iPad en Androiddevices ook Symbaloo kunt gebruiken. Wijzigingen worden gesynchroniseerd met je account op pc of laptop. Hoe werkt het? Ga eerst naar www.symbaloo.com. Het opent websites: als je klikt op een blokje, dan kun je direct een website gebruiken. Je bepaalt zelf welke blokjes op je pagina staan: je kunt de blokjes verslepen of weggooien. Sommige blokjes starten een klein programmaatje in het middenblok. Daarmee kun je bijvoorbeeld direct zoeken in Google, het laatste nieuws van www.nu.nl lezen of Buienradar bekijken. Wil je een nieuw blokje toevoegen? Type het onderwerp of de website in en klik
november 2013
op Zoek. Je sleept vervolgens het blokje van je keuze naar je pagina. Ook kun je een nieuw blokje toevoegen en daar het gekopieerde webadres plaatsen. Je kunt bij Symbaloo voor elk onderwerp een nieuwe pagina maken. Je wisselt tussen pagina’s via de tabs. Via de knop Nieuwe pagina kun je een pagina toevoegen. Door een gratis account aan te maken worden je instellingen opgeslagen. Je hebt dan altijd en overal ter wereld toegang tot je persoonlijke startpagina. Je kunt er ook voor kiezen om een educatieve versie van Symbaloo te nemen. Dan heb je keuze uit een gratis versie en een koopversie. De koopversie is in zoverre interessant dat je bijvoorbeeld geen Symbaloo-pagina hebt, maar een pagina van je school met het logo van je school. Zo kun je het persoonlijker aankleden. Maar als je nog nooit met Symbaloo gewerkt hebt,
lijkt het me handig om het eerst eens uit te proberen. Alle relevante mogelijkheden zijn in feite ook bij een gratis versie beschikbaar. Vergeet niet eens flink te neuzen in de galerij. Heel veel (ook Nederlandse) voorbeelden van pagina’s staan erin en die kun je gewoon overnemen. Als je besluit jouw pagina openbaar te maken, kan een ander deze ook vinden in de galerij. Om een gevoel terug te vinden kost meer moeite, maar voor mij helpt - in het geval van de Italiaanse zoektocht - de volgende link enorm: www.youtube.com/ watch?v=EVaY8U1GDww. Momenteel niemand in de buurt die me zou kunnen storen? Dan ga ik nog snel even een blokje om. v
59
als voyeur van dansende lichamen
als voyeur van dansende lichamen
The Dry Piece. Foto’s: Anna van Kooij
The Dry Piece.
Als voyeur van
Inspiratiebron
dansende lichamen Over het werk van choreografe Keren Levi Sinds 2004 heeft Keren Levi (1972, Israel) een internationaal profiel ontwikkeld als choreografe met werk dat in meer dan twintig landen opgevoerd wordt. Ze won al diverse prijzen, onder andere voor de dansstukken Territory en Couple-Like. Bovendien was ze winnaar van een jeugdtheaterprijs: de Zilveren Krekel 2011 voor meest indrukwekkende productie (CoupleLike #2). Exemplarisch voor haar confronterende stijl is haar nieuwe stuk The Dry Piece. AUTEUR: PAUL ROOYACKERS
L
evi startte haar carrière in Israel waar ze lessen volgde aan de dansacademie Kibbutz Contemporary Dance Company (KCDC). Eerder nam ze deel aan een cursus aan de academie van Jeruzalem. Ze realiseerde zich toen dat ze verschrikkelijk hard moest werken om boven te komen drijven in een wereld vol met talenten, om ‘niet eerder te stoppen met trainen totdat ze een danseres werd’. Uiteindelijk maakte haar danscarrière een switch naar de choreografie, het maken van dansstukken voor dansgroepen in Nederland en daarbuiten.
Vernieuwend en confronterend
Afgelopen jaar ging The Dry Piece in première tijdens de opening van het Festival a/d Werf te Utrecht en het dansstuk To
60
Band ging in première op het festival Breakin’ Walls in het Frascati Theater te Amsterdam. Levi geeft lessen in dans en bodywork, onder andere op de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Ze traint ook dansers en gezelschappen door heel Europa. Haar werk mag absoluut vernieuwend genoemd worden. Haar visie op dans is tevens confronterend: het publiek wordt perceptueel actief betrokken en kan niet anders dan een mening vormen over wat het te zien krijgt. The Dry Piece is een dansstuk waarbij je na afloop vooral met vragen aan jezelf blijft rondlopen. Hoe kijk je normaal naar iemand? Hoe kijk je tegen een lichaam aan? Hoe kijk je overdag naar iemand
- kijk je dan eerst naar het lichaam of eerst naar de persoon erachter? In het geval van The Dry Piece is deze vraag een gecompliceerde: je ziet danseressen die zich langzaam uitkleden op het toneel, vier lichamen die tijdens een dans op systematische wijze naakte lichamen worden, en die de kijker daarbij ook nog eens met meerdere emoties confronteren. Hoe kijk je dan? De choreografe confronteert haar publiek zodoende met een heleboel vragen over hoe we kijken. Minstens een uur lang zit je als toeschouwer enigszins gegeneerd te kijken, als een voyeur naar mooie vrouwen die niet erotisch bedoeld, maar wel prachtig draaiend en wervelend voor je heen en weer dansen, terwijl ze simultaan ook nog op film te zien zijn.
kunstzone.nl
Busby Berkeley, de Amerikaanse musicalchoreograaf die talloze films maakte met evenzoveel lieftallige danseressen - showgirls - in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw, was voor Levi de inspiratiebron om dit stuk te maken. Berkeley liet in een film zijn vrouwen vele malen lachend naar het publiek toe lopen, daarbij de vierde wand doorbrekend. Zijn werk, dat in zijn hoofd en veelal in bad ontstond, werd in die tijd door censuurcommissies nauwlettend gevolgd vanwege de vaak weinig verhullende danskostuums. In een enkele film van hem komt zelfs een bewust bedoelde orgastische explosie voor, waarbij de rits van een reusachtige gulp wordt geopend en de zwemmende danseressen al dansend, lachend door de open gulp naar buiten zwemmen. Caleidoscopisch
Levi was gefrappeerd door de kracht die Berkeley in zijn bewegingscomposities gebruikte door alleen maar de lichamen te orkestreren, te synchroniseren in hun manier van bewegen, onder andere in de waterballetten die hij maakte. Daarbij schiep hij de meest uiteenlopende caleidoscopische patronen. Levi confronteert de toeschouwer op een vergelijkbare wijze door ook nu de perceptie centraal te stellen, zoals wanneer de kijker geconfronteerd wordt met Berkeleys preconceptie over vrouwelijke naaktheid. De videobeelden, waarmee ze vaak werkt tijdens een dansstuk, zijn ter plekke opgenomen en lopen synchroon met wat je ziet op het toneel. Het publiek is dus niet alleen aan het kijken naar de dans, in
november 2013
verschillend perspectief ziet het ook de lichamen in film. Hierin komen patronen terug die zowel in film als in het echt getoond worden en daarmee leunen op het werk van Berkeley. Eigen signatuur
Toch heeft Keren Levi een eigen signatuur toegevoegd aan haar inspiratiebron Berkeley. Ze maakt haar werk als het ware vierdimensionaal: de toeschouwer kijkt naar een gaasdoek – en daarmee naar de projectie van beelden - maar daarachter, op een in diverse kleuren verlicht vlak, speelt zich de echte film af, het dansstuk. Hier krijgt de film karakter en dat is precies wat Levi wil benadrukken. ‘Een mens is tegenwoordig veelal met zijn iPhone bezig,’ aldus Levi, ‘en ziet de schoonheid van de interactie niet meer die zich nota bene direct voor zijn neus afspeelt.’ Zoals ook bij Berkeley zie je niet alles: er zijn soms als het ware zwart-wit beelden in gemonteerd, de dansers dansen soms in een donker belichte omgeving, je ziet alleen silhouetten en ook dan is Levi confronterend bezig met haar toeschouwers. Steeds vanuit een andere context toont ze de naakte lichamen, die na een poosje heel anders te aanschouwen zijn dan in het begin als de vrouwen zich voor je uitkleden, terwijl ze je enigszins schuw en benauwd aankijken. Meteen aan het begin van de voorstelling voel je je daardoor een voyeur. Levi neemt de toeschouwer mee op reis. Ze laat je opnieuw voelen hoe de emoties werken, hoe je waarneming werkt, hoe lang een beeld blijft hangen, hoe lang je
een bloot lichaam ziet, voordat je in een stroomversnelling wordt meegenomen en in een nieuw patroon ondergedompeld wordt van weer veranderende lichamen, danseressen die zich op ongelooflijk veel manieren aan je laten zien. Van onderen, van boven, van opzij, van voren, van achteren. v
De Gouden Krekeljury 2011 over Couple-Like #2
‘De intimiteit die de twee dansers in deze choreografie weten te bereiken is aangrijpend en dubbelzinnig. Bijna zonder muziek, in trillende stilte, roept de choreografie associaties op met agressie en sensualiteit. De taal van de lichamen van de dansers is zo sterk, dat er verder geen andere theatrale middelen nodig zijn. Die keuze is gewaagd en spannend. De voorstelling is er wonderschoon in geslaagd om een gevoelig thema en een kwetsbare vorm overdonderend over te brengen aan jongeren.’
Nieuwsgierig geworden? Volg het werk van Keren Levi via www. kerenlevi.com. Op YouTube zijn verschillende trailers van haar werk te zien. Het werk van Busby Berkeley en zijn vele Golden Girls kan ook op YouTube bekeken worden.
61
route residentie orkest
route residentie orkest
Route Residentie Orkest: klassieke muziek van dichtbij We kunnen de rol van de dirigent goed observeren. Foto: Arjaan Verheule
Dinsdagochtend om kwart voor negen staat een brugklas klaar om onontgonnen gebied te betreden. Alle brugklassen zullen - elk afzonderlijk kennis gaan maken met de wereld van de klassieke muziek. Muziek, gemaakt door echte mensen, op echte instrumenten. Oude muziek geschreven door oude mannen, honderden jaren geleden, gespeeld op violen, harpen, contrabassen en Engelse hoorns. Met de tram gaan we vanuit het Dalton Voorburg naar Den Haag, waar we om half tien een voor velen van hen nieuwe wereld binnen zullen gaan. De wereld die Residentie Orkest heet. VO // AUTEUR: ARJAAN VERHEULE
62
Links: Zo’n fagot is wel een flinke joekel! - Rechts: Krijg maar eens geluid uit een hobo! Foto’s: Arjaan Verheule
Instrumentenbingo
In de voorgaande les hebben we de excursie al voorbereid. We hebben met het materiaal dat het Residentie Orkest heeft opgestuurd, geluisterd naar de diverse instrumentgroepen. We hebben een stuk klassieke muziek beluisterd, we hebben instrumentenbingo gedaan en we hebben gekeken wat een dirigent allemaal doet. De kinderen is op het hart gedrukt zich te gedragen zoals het in een muziektempel betaamt. En als we het gebouw via de artiesteningang binnengaan, merk je dat ze dat prima kunnen. heilige der heiligen
Sandra Karten, educatief medewerkster van het Residentie Orkest, begroet ons en begeleidt ons naar de foyer waar we een introductie krijgen. Sommige kinderen zijn al eens in de Dr. Anton Philipszaal geweest om Peter en de Wolf te bekijken en beluisteren. Anderen zijn nog nooit zo dichtbij klassieke muziek geweest. En als er een lid van het orkest komt vertellen over hoe het eraan toegaat in het orkest, hoeveel hij (of zij) moet oefenen, hoe hij in het orkest is gekomen en hoeveel zijn instrument kostte, begint het steeds meer te leven. Er komen vragen van de kinderen, ze zijn geïnteresseerd en ze vinden het leuk, dat is duidelijk. Even later betreden we het heilige der heiligen. We mogen een stukje repetitie
meemaken. Vanaf het balkon, vlak boven het orkest, hebben we mooi zicht op alles wat daar gebeurt. We zien hoe groot het orkest is en we horen heel goed hoe het klinkt als het speelt. We zien een dirigent druk gebaren, of juist heel ingetogen. Heel bijzonder om mee te maken. De kinderen vinden het - op een paar na - erg leuk en interessant. Dan komen de workshops. Iedereen mag in groepjes uit koperen blaasinstrumenten of houtblaasinstrumenten geluid proberen te krijgen. Dat is helemaal zo gemakkelijk niet. Ook is er een workshop viool, een instrument waar je al wat gemakkelijker een deuntje op kan spelen door alleen al op de snaren te tokkelen. Deze kennismaking vinden de meeste kinderen het leukst. Als ze uit een hoorn echt geluid krijgen, wordt dat met gejuich beloond. Route Residentie Orkest
Sandra Karten heeft de leiding over de Route Residentie Orkest, kort gezegd de Route RO: ‘Sinds enkele jaren biedt het Haagse Residentie Orkest de mogelijkheid aan schoolklassen uit zowel het primair als het voortgezet onderwijs om een orkestrepetitie bij te wonen. Dat is een unieke ervaring voor leerlingen, aangezien de repetities van dit symfonieorkest normaal gesproken besloten zijn.
kunstzone.nl
Gezeten op het balkon van de Dr Anton Philipszaal zien en horen leerlingen hoe een dirigent aanwijzingen geeft, hoe alle verschillende musici hierop reageren en hoe er onderling, met of zonder woorden, gecommuniceerd wordt. Uiteraard is het ook een fantastische ervaring voor leerlingen om zo veel instrumenten en musici van zo dichtbij mee te maken. Hoewel de formule van het bijwonen van een repetitie, meestal gecombineerd met een meet&greet met een orkestlid en een rondleiding door de zaal, zeer goed werkt, merkten we steeds vaker dat de leerlingen ook graag zelf iets actiefs wilden doen bij het orkest. Uit deze behoefte is in samenwerking met het Koorenhuis voor leerlingen uit het voortgezet onderwijs de Route RO ontstaan.’ Kinderen zijn erg enthousiast over de workshops. ‘Ik vond het het leukst om op de viool te spelen. Je ging dan echt muziek maken.’ Een ander zegt het cool te vinden dat ze geluid kreeg uit die ronde trompet. Of uit de fagot, die enorme joekel. De Route RO is volgens Karten een van de meest waardevolle activiteiten die het Residentie Orkest op dit moment voor het voortgezet onderwijs organiseert. Juist vanwege de combinatie van het bijwonen van de repetitie, waarin de leerlingen de
november 2013
professionals aan het werk zien, en het zelf uitproberen van de verschillende muziekinstrumenten, komt de wereld van het symfonie-orkest echt tot leven. band tussen musici en leerlingen
Karten: ‘In de korte tijd die de leerlingen in de Dr. Anton Philipszaal zijn (de gehele Route RO duurt inclusief repetitiebezoek 2,5 uur) merk je dat er een band ontstaat tussen leerlingen en musici én dat de leerlingen onderling ook meer met elkaar verbonden raken. Dit komt - denk ik - omdat alle leerlingen, met name in de workshops, buiten hun comfort zone stappen en ineens met een wereld in aanraking komen die ze in veel gevallen nog helemaal niet kennen. Als er ’s ochtends aan de leerlingen verteld wordt dat aan het einde van de dag iedereen met een groepje een stukje op viool kan spelen, is er vaak geen leerling die dit gelooft. Door de motivatie, het enthousiasme en de samenwerking van de leerlingen lukt dat echter elke keer weer. Veel leerlingen hadden voordat ze de Route RO volgden nog nooit een klassiek muziekinstrument van zo dichtbij gezien, laat staan zelf bespeeld. We merken dan ook dat de Route RO zeer populair is bij scholen. In het schooljaar 2012-2013 werden er 25 sessies Route RO georganiseerd. De scholen die zich aanmelden, zijn afkomstig uit allerlei wijken van Den Haag en omgeving
en weerspiegelen daarmee de diversiteit van de Haagse bevolking.’ Ook de mentoren van de eerste klassen, docenten gym, wiskunde, Frans en andere docenten zijn enthousiast. Ze vinden het een unieke ervaring en heel leerzaam. Eén van hen sprak over de vormen van samenwerking die aan de orde kwamen. Hij vond dat daar wel meer aandacht aan geschonken mocht worden. In schooljaar 2013-2014 organiseert het Residentie Orkest weer de Route RO. Ook wordt er op 13 december een schoolvoorstelling genaamd Dit is geen dagboek ten tonele gebracht speciaal voor leerlingen uit het VO. Deze voorstelling is gebaseerd op het gelijknamige boek van Erna Sassen. Daarnaast organiseert het Residentie Orkest in samenwerking met het Gemeentemuseum de workshop Klinkende Kunst waarin leerlingen op zoek gaan naar de overeenkomsten en verschillen tussen beeldende kunst en muziek. v
Nieuwsgierig geworden? Voor meer informatie over deze en andere educatieve activiteiten bij het Residentie Orkest:
[email protected].
63
boeksignalementen
recensies
gespot
recensies
boeksignalementen Cultuuronderwijs in het PO
Hoe kun je kwalitatief goed cultuuronderwijs in het basisonderwijs vormgeven? Fianne Konings doet samen met Barend van Heusden verslag van haar onderzoek naar mogelijkheden tot versterking van de bijdrage van culturele instellingen aan een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs in het basisonderwijs. In dit onderzoek worden, op basis van een analyse van verschillende soorten cultuureducatieve projecten, richtlijnen geïntroduceerd voor het samen vormgeven van cultuuronderwijs door culturele instellingen en scholen. Culturele instellingen en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs: richtlijnen / F.E.M. Konings, B. van Heusden. - Utrecht : FCP, 2013. 41 pag. www.cultuurparticipatie.nl > Publicaties > Download (bij Culturele instellingen en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs. Richtlijnen)
Competenties voor mediawijsheid Mediawijzer.net heeft een competentiemodel mediawijsheid ontwikkeld voor de benodigde competenties om actief en bewust deel te kunnen nemen aan de mediasamenleving. Het model is ontwikkeld op basis van de inzichten en ervaringen van een aantal experts. Het bestaat uit vier hoofdgroepen waarbinnen in totaal tien competenties worden beschreven. Van elke competentie is een verdeling in vijf niveaus gemaakt. Het model is verder uitgewerkt naar competentieniveaus voor kinderen in het primair onderwijs. Er zijn niveaus en taken omschreven voor kinderen in groep 1/2, 3/4, 5/6 en 7/8. Daarnaast zijn competentieniveaus beschreven voor PO-leerkrachten en PABO-studenten. 10 Mediawijsheid competenties / B. Delver (adviseur) ... [et al.]; Mediawijzer.net. - Zoetermeer : Mediawijzer.net, [2013]. - 3 dl. www. mediawijzer.net > COMPETENTIEMODEL > Competentiemodel: 10 mediawijsheidcompetenties (onder Competentiemodel downloaden)
Digitale lespakketten theater voor het VO De nieuwe Stichting TIN heeft twee kant-en-klare digitale lespakketten ontwikkeld voor het voortgezet onderwijs. Leerlingen krijgen een inlogcode en kunnen individueel of in groepjes zelfstandig aan de slag. De lessen bevatten veel beeld- en geluidmateriaal en hebben actieve en creatieve opdrachten. Lespakket Theatersporen: een reis langs meer dan 20 hoogtepunten van de Nederlandse theatergeschiedenis. Van de klassieke Gijsbreght tot het oproer van Aktie Tomaat en van oudejaarsconferences tot urban dance van ISH. Leerlingen maken zich de stof eigen door in de huid te kruipen van onder andere een publiciteitsmedewerker, een liedtekstschrijver of cabaretier. Lespakket Theatermaken: wat komt er allemaal kijken bij het maken van een theater- of dansvoorstelling? Hoe maak je een lichtplan? Wat is dramaturgie en wat onthullen professionals over hun vak? Dat komen leerlingen allemaal te weten als ze de 12 disciplines doorlopen; van regie tot kostuumontwerp en van acteren tot techniek. De achtergrond van het hele proces van idee tot de première komt zo over het voetlicht. Met dit kijkje achter de schermen zullen leerlingen met veel meer expertise en bewondering naar een theatervoorstelling kijken. www.theaterlessen.nl
64
toneeldansexpositie&boeken
Leerlijnen voor Online VMBO-lessen jeugdliteratuur
Hoe kies je aansprekende boeken voor VMBO-leerlingen? Maandelijks biedt de website van LeesCase nieuwe lessen jeugdliteratuur voor de VMBO-onderbouw. In elke les staat een fragment uit een recent verschenen jeugdboek centraal. Bij dit fragment worden kant-en-klare verwerkingsopdrachten geleverd die voor de leerlingen te downloaden en te kopiëren zijn. Daarnaast is er een handleiding voor docenten. LeesCase: fictielezen in het VMBO / CED-Groep. - Rotterdam: CEDgroep, 2013. www.leescase.nl
Domestica
Bijt-ie in je bil!
De choreografen Krisztina de Châtel en Ann van den Broek bundelden hun krachten binnen de Dansgroep Amsterdam. Op 1 maart jongsleden hield de dansgroep op te bestaan. De subsidiestroom is gestopt. Een verlies voor de dans?
30 minuten aan liedjes in een programma van 50 minuten stoppen. Redden kleuters dat in een theaterzaal? Het antwoord is ja, want het zijn niet zomaar liedjes, het is Ageeth de Haan, zangeres en winnares van het beste kinderlied die er met een driekoppig ensemble staat, tevens geholpen door een beamer die de dieren waarover ze zingt in beeld brengt en automatisch inkleurt.
AUTEUR: PAUL ROOYACKERS MBO-methode kunst en cultuur Factor-E is een methode voor Zorg & Welzijn op het MBO. Deze methode biedt onder andere materiaal voor kunst en cultuur voor de verschillende opleidingen van Sociaal Agogisch Werk, Helpende en Zorghulp. Met Factor-E kan een eigen programma door middel van cursussen, trainingen en projecten samengesteld worden. Het bevat onder meer de delen: Kunstzinnige oriëntatie en bewegingsonderwijs; Jeugdliteratuur en drama; Kunst en cultuur; Muziek in de kinderopvang; Beeldende vorming 2D; Beeldend werken in het onderwijs; Drama en verhalen; Muzisch creatieve vorming voor MZ deel 2; Kunstzinnige activiteiten voor kinderen; Dramatische spel- en verteltechnieken voor MZ; Beeldende vorming 3D; Muziek in het [basis]onderwijs. www.factor-e.nl
Lezen oefenen op een tablet Het Gelders Kenniscentrum voor kunst en cultuur heeft in samenwerking met Edu-Art en Hogeschool ArtEZ een praktische didactiekkaart ontwikkeld voor het geven van een les Muziek in de Klas. In elke les komt aan bod de instrumentale ontwikkeling, de omgang met het instrument, zingen, muziek maken (spelen van orkestpartijen, improviseren en omgaan met notenschrift), muzikale spelvormen (luisteroefeningen, bewegen, toonhoogte-toonduur). Een MIK-les: hoe geef je die?: didactiekkaart / KCG, Gelders kenniscentrum voor kunst en cultuur, Edu-Art en ArtEZ. - 2012. - 2 p. www.orkestindeklas.nl/2009/nl/mik-didactiekkaart
informatie Alle vermelde publicaties zijn opgenomen in de online bibliografie cultuureducatie en amateurkunst van het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA). De bibliografie biedt een compleet en actueel overzicht van alle relevante literatuur over cultuureducatie en amateurkunst. Meer informatie: www.lkca.nl/ bibliografie, e-mail:
[email protected], (030) 7115100.
kunstzone.nl
Krisztina de Châtel gaat zelfstandig artistieke projecten realiseren in haar nieuwe stichting Châtel Sur Place. Daarbij zal ze jonge, eigenzinnige dansers en dansmakers financieel ondersteunen. Gelukkig betekent het niet dat het werk van De Châtel verloren gaat, het wordt opgenomen in een aparte erfgoedconstructie. De choreografe maakte sinds 1970 dansstukken voor diverse groepen waaronder die van haarzelf. Het Nederlandse dansidioom is dankzij haar sterk verrijkt. De moderne dans - waaronder haar werk valt - heeft in de loop der jaren talloze nieuwe invalshoeken gekend. Ann van den Broek danste onder andere bij De Châtel voordat ze haar eigen dansidioom ontwikkelde en een eigen dansgroep oprichtte. In Domestica, dat ze samen maakten, komt de danstaal van beide choreografen samen in een heftig dansstuk dat van begin tot eind boeit, overrompelt, schuurt, schrijnt, pijn doet en geluk brengt. Dat kan ook niet anders bij beide dansmakers die zich allebei de afgelopen jaren hebben gericht op menselijke patronen, maatschappelijke ontwikkelingen en deze op allerlei manieren hebben vertaald. Veel toeschouwers die naar een dansvoorstelling gaan, zijn gewend om verwend te worden, geaaid door prachtige bewegingen. Niets van dit alles bij dit dansstuk. Het is constant op het puntje van je stoel zitten en jezelf herkennen in gedragspatronen die ze je voorschotelen. De dansers lijken in het begin uitermate nonchalant hun kunsten te vertonen, totdat je gaat ontdekken wat ze zeggen: ‘Desire, trust, honorability, fear, shoes…’ De teksten hebben te maken met hun angsten, hun verkenningen, hun ontboezemingen, hun leven. Uitermate helder en dramatisch juist geïntoneerd uitgesproken woorden worden gesmoord door iemand die de dansers tegenhouden in hun dadendrang. Zelden zag ik een uur lang zoveel energie langskomen die, op momenten dat je dacht dat het klaar was, opnieuw opstartte en nog heftiger vervolgde. Domestica Dansgroep Amsterdam www.dansgroepamsterdam.nl > PRODUCTIES > archief > Domestica
november 2013
PO // AUTEUR: PAUL ROOYACKERS
Zingen over dieren die je alleen in dierentuinen tegenkomt, is dat een interessant gegeven voor een zang- en theaterprogramma voor de allerkleinsten die met velen naar een schouwburg zijn gegaan om daar, op grote afstand, een zangeres te zien met enkele instrumentalisten? Ja, Ageeth de Haan presteert het om met een allerliefste stem de kleintjes te boeien van begin tot eind. Ze zingt niet alleen, ze dramatiseert haar liedjes met bewegingen die de zaal kan meedoen, wat dan ook spontaan gebeurt. Liedjes over PipaPanda die vriendjes zoekt, maar niet snel kan vinden, omdat ze allemaal zo anders zijn en over PipaPanda die er niet bij kan hoe je als een olifant moet bewegen of als een giraf de hoogte in moet. De Haan zoekt bewust de confrontatie met de zaal en stelt open vragen als: ‘Wie woont er nog meer in het water dan een dolfijn?’ ‘Een haai!’ ‘En wie past er nog meer in jouw huis?’ ‘Een tijger!’ roept een kind spontaan. De voorstelling is interactief, evenals de CD en het boekje die gekocht kunnen worden. Van Engelenburg Producties stuurt een viertal het land in dat net zo goed ook op scholen zou kunnen optreden en wellicht dan nog veel bekender zou kunnen worden. Tijdens deze luchtige zondagseditie van een bezoek aan de schouwburg valt op dat De Haan niet alleen didactische kwaliteiten heeft, ze gaat ook demonstratief midden op het podium de zaal uitdagen en wisselt snel van het ene lied naar het volgende, terwijl ze - heel bewust - de zaal aanzet tot weer een bewegingssequentie die de kinderen staande kunnen meedoen en waarbij de ouders niet achterblijven. Bijt-ie in je bil! + CD Petra Koeleman & Ageeth de Haan Gottmer Uitgeversgroep, Haarlem 2010 64 pagina’s ISBN 978-90-2574-844-9 Prijs: € 8,95
65
actief met ckv
actief met ckv
actiefmetckv
AGENDA
11 november: Docentenmiddag in Gemeentemuseum Den Haag over De Wonderkamers en over Chanel: de legende. Activiteiten bij Chanel: de legende voor het VO: een kijkwijzer, een rondleiding en twee workshops. Deze workshop staan ook op de website: Pimp your clothes en Passion for fashion. www.gemeentemuseum.nl > ONDERWIJS > VOORTGEZET ONDERWIJS > DOCENTENMIDDAGEN, Gemeentemuseum Den Haag Diverse data: Topproducties van het Bolshoi Ballet live vanuit Moskou in elf Pathé-bioscopen: Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Eindhoven, Groningen, Haarlem, Maastricht, Rotterdam, Tilburg en Zaandam. Vier balletten zijn live te zien, twee producties zijn vooraf opgenomen. Zondag 17 november: Le Corsaire (registratie). Liefst 120 dansers staan op het podium in deze luxueuze, weelderige choreografie van Alexei Ratmansky en Yuri Burlaka op muziek van Adolphe Adam. Een betoverende verbeelding van Lord Byrons gedicht over het lot van de mooie slavin Medora. Zondag 22 december: Sleeping Beauty (registratie). Alleen een kus van een prins kan de vervloekte prinses Aurora doen ontwaken. Marius Petipa’s meesterstuk op muziek van Tchaikovsky is sinds de première in 1890 al een groot succes. Ook de nieuwe versie van Yuri Grigorovich zal iedereen weer betoveren in de kerstperiode. Zondag 19 januari 2014: Jewels (live). De trilogie van choreograaf George Balanchine over de wereldsteden Parijs (Emeralds), New York (Rubies) en Sint Petersburg (Diamonds) en hun beroemde dansscholen. Een poëtische ode op muziek van Gabriel Fauré, Igor Stravinsky en Pyotr Ilyich Tchaikovsky. Zondag 2 februari 2014: Lost Illusions (live). Een nieuw ballet van Alexei Ratmansky naar de roman van Honoré de Balzac over een jonge componist die in 19e eeuws Parijs ten onder gaat aan zijn succes. Een tragische en pakkende choreografie over liefde, ambitie en desillusie op muziek van Leonid Desyatnikov.
1
Zondag 30 maart 2014: The Golden Age (live). Een verfrissende en originele choreografie van Yuri Grigorovich over de liefde van Boris voor danseres en gangsterliefje Rita in een wereld van jazz en cabaret. Met diverse dansstijlen van klassiek ballet tot vrije en acrobatische dans met klassieke muziek van Dmitri Shostakovich. www.pathe.nl > Specials & Events > Ballet
21 november: Inspiratiedag rond het muzikantschap van de muziekdocent bij Music+ Academy in Muzyq te Amsterdam. Het programma start om 10 uur, de eindpresentatie om 20 uur. De verwachte eindtijd is 21:30 uur. Zowel leden van de Vereniging Leraren Schoolmuziek (VLS) als niet-leden zijn van harte welkom. De VLS en de Music+ Academy hebben de handen ineen geslagen en organiseren op 21 november samen een scholingsdag voor muziekdocenten. De focus ligt daarbij niet op didactiek, maar op bronnen van muzikale inspiratie voor de deelnemers als musicus. Al doende en - vooral(!) - spelende verdiepen ze zich in onder meer songwriting, (instant) composing en spelen met grooves en ritmische patronen van variabele muziekstijlen. Natuurlijk is er ruimte voor reflectie op de vertaling naar de lespraktijk. De dag is daarmee niet alleen voor de deelnemers inspirerend en leerzaam, maar ook voor de scholen waar zij werken! Ontmoet je collega’s, niet alleen in gesprek, maar vooral ook muzikaal heb je een te gekke dag! www.musicplusacademy.nl > Aanbod > Scholing muziekdocenten
2
12 december: Docentenworkshop bij Foam van 15 tot 18 uur. De docentenworkshop is speciaal voor docenten (uit het hele onderwijsveld) en docenten in opleiding die kennis willen maken met het educatiemateriaal en de lesmethodes van Foam. Als deelnemer krijg je een blik achter de schermen van de educatieafdeling van Foam. Na dit algemene deel bekijk en bespreek je als groep een aantal werken in het museum. Met de museumdocent
1
van Foam kijk je afwisselend door de ogen van de leerling en als docent. Bewust kijken naar fotografie en het stellen van vragen staat centraal. In de educatieruimte ga je samen met andere deelnemers aan de slag met een digitale camera. Ook krijg je tips hoe je de inspiratievideo’s kunt inzetten in je eigen lespraktijk. Tijdens het hele programma is er gelegenheid tot discussie en het stellen van vragen. Let op: tijdens de workshop ligt de nadruk niet op de technische en praktische aspecten van fotografie, zoals het inladen of bewerken van foto’s. www.foam.org > Foam Bezoeken > Tours & Workshops > Educatie > Docenten, Foam Amsterdam
op een nieuwe manier naar de relatie tussen lichaam en kleding, door vraagtekens te zetten bij de heersende opinie over wat als mooi kan worden beschouwd. Gezichten worden gemaskeerd, menselijke vormen verstoord. De monsterlijke, raadselachtige, radicale en groteske ontwerpen waren eerder te zien op de catwalk, en op gelijknamige tentoonstellingen in Athene en Parijs. Bij deze tentoonstelling worden rondleidingen ontwikkeld voor zowel PO als VO. Daarnaast komt er een kijkblad waarmee leerlingen van het VO op eigen gelegenheid zo veel mogelijk uit hun bezoek aan de tentoonstelling halen. www.centraalmuseum.nl, Centraal Museum Utrecht
12 februari 2014: Docentenmiddag bij Kunsthal. Kunsthal organiseert een enorm breed palet aan tentoonstellingen en educatieve programma’s. Het uitgangspunt is dat leerlingen leren door te doen en te ervaren. Bij de verschillende tentoonstellingen worden lesbrieven, speurtochten, kijkwijzers, lezingen en andere activiteiten voor jong en oud georganiseerd. Twee keer per jaar organiseert Kunsthal een docentenmiddag. De educatief medewerker geeft een inleiding op de tentoonstelling en een toelichting op het educatieve programma. Daarna is er ruimschoots gelegenheid de nieuwe tentoonstellingen te bezoeken. www.kunsthal.nl > EDUCATIE > EDUCATIE EN PUBLIEKSBEGELEIDING, Kunsthal Rotterdam
Speurspel meester JaaP EN DE ROMEINEN is een speurspel over de Romeinse afdeling in het Rijksmuseum van Oudheden met meester Jaap, de hoofdpersoon uit het gelijknamige boek van Jacques Vriens. Hij neemt de kinderen mee langs zwaarden, keizers en munten. Een verhaal van meester Jaap, een spelbord en speelkaarten bepalen de opdrachten en route door het museum. Deelname, inclusief een speurspel, is gratis bij een bezoek aan het museum. www.rmo.nl > Kids, Rijksmuseum van Oudheden Leiden
3
Educatie Arrrgh! Monsters in de mode toont t/m 19 januari in het Centraal Museum de fascinatie van mode-ontwerpers voor de hedendaagse character-cultuur. Macabere, humoristische en mensvormige/mensachtige characters die we kennen uit de digitale wereld en reclame, hebben grote invloed op de actuele mode. Internationale ontwerpers als Issey Miyake, Bernhard Willhelm en Bas Kosters creëren speelse jurken en avantgardistische kapsels. Zij kijken
2 Esmée Olthuis Foto: Guus van Laere
Oskar Kokoschka - mensen en beesten is t/m 19 januari te zien in Museum Boijmans Van Beuningen. Onder tijdgenoten werd Oskar Kokoschka (18861980) beschouwd als een van de belangrijkste kunstenaars van zijn tijd. Zijn portretten van mensen en beesten zijn onderwerp van deze grote overzichtstentoonstelling. De tentoonstelling start met Kokoschka’s vroegste portretten en sluit af met zijn laatste zelfportret. Voor zowel het primair als het voortgezet onderwijs is het mogelijk om een interactieve rondleiding over de tentoonstelling te boeken. Tijdens de rondleiding ontdekken de leerlingen wie Kokoschka was, in wat voor tijd hij leefde en vooral hoe hij tot zijn bijzondere portretten kwam. De rondleiding is uit te breiden met een workshop portretschilderen (PO) of
4
3 Roger Vivier voor Dior (jaren vijftig)
4 Oskar Kokoschka, Adolf Loos (1909)
drama (VO). Voor de bovenbouw van HAVO en VWO is ook een kijkwijzer beschikbaar waarmee leerlingen zelfstandig het museum bezoeken. www.boijmans.nl > onderwijs > voortgezet onderwijs, Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam
of kunnen zingen. Iedereen mag meedoen! Kinderen hebben tot en met zondag 5 januari 2014 (einde kerstvakantie) de tijd om een filmpje in te sturen van een eigen optreden thuis, op school, tijdens de muziekles of op een familiefeestje. www.juniorconcours.nl
De Wonderkamers bevat een omvangrijke, unieke collectie die het Gemeentemuseum Den Haag in langdurige bruikleen heeft gekregen en die bezoekers een bijzondere dwarsdoorsnede biedt van de moderne en hedendaagse kunst. Met circa 2.000 werken is het voor het Gemeentemuseum Den Haag de grootste bruikleen ooit. De internationale collectie van de particuliere verzamelaars Lex en Ria Daniëls bevat onder andere werken van Sol LeWitt, Roy Lichtenstein, Asger Jorn, Yves Klein, Joseph Beuys, Co Westerik, Panamarenko, Marlene Dumas en Damien Hirst. Om deze omvangrijke particuliere verzameling langdurig te kunnen onderbrengen, is een compleet nieuw museum gebouwd. De interactieve tentoonstellingsvleugel van De Wonderkamers is zodanig ingericht dat jongeren op een interactieve en educatieve manier met kunst kennismaken. www.gemeentemuseum.nl, Gemeentemuseum Den Haag
Van Veer tot @ is een nieuw programma voor het VMBO dat het Centraal Museum samen met leerlingen van X11, school voor grafimedia ontwikkelde. In deze speciale rondleiding voor de onderbouw van het VMBO lossen de leerlingen de puzzels op achter de schilderijen uit de zeventiende eeuw en kijken of de symbolen in de beeldcultuur van nu net zo belangrijk zijn als die van toen. Ieder detail of kledingstuk kon immers symbool staan voor een verhaal. De leerlingen ontdekken in groepjes de betekenis achter de schilderijen en werken daarbij zelfstandig aan opdrachten over symbolen van toen en nu. Bij de rondleiding horen een voorbereidende les en een les voor in de klas na het museumbezoek. www.centraalmuseum.nl > ONDERWIJS > VOORTGEZET ONDERWIJS, Centraal Museum Utrecht
CULTUURDAG biedt een complete cultuurdag met twee workshops en een voorstelling waarbij u kunt kiezen uit ongeveer 40 tot 50 verschillende workshops in de disciplines beeldend, dans, theater, muziek, circus en debat. www.kleinkunstig.nl > CULTUURDAG > Cultuurdag van de Chef
5
Prinses Christina Concours Junior is een online muziekwedstrijd voor kinderen. Maak een filmpje en win een prijs! Het Prinses Christina Concours nodigt hen uit om een filmpje te (laten) maken van een eigen optreden en dit vervolgens op YouTube te zetten. Aanmelden kan via de site. Het concours is er voor alle kinderen tot en met 11 jaar die een muziekinstrument bespelen
5
THEater Op zoek naar Bomans is een literaire theatervoorstelling over het boek Erik of Het klein insectenboek van Godfried Bomans, ook geschikt voor middelbare scholieren in een tournee door heel Nederland t/m eind januari 2014. Godfried Bomans was lange tijd onze meest gelezen schrijver en een huisvriend voor velen. Maar wie was hij nu werkelijk? Was hij een volwassen kind in een sprookjeswereld? Een tragische nar op zoek naar erkenning? Of een romanticus, geboren in de verkeerde tijd? In een afwisselende en vlotte mix van verhalen, film, voordracht en sketch belichten we thema’s als humor, wetenschap, religie, filosofie en kunst. De voorstelling duurt een uur. Bel Rutger Martens voor mee informatie: (06) 47436106 of mail naar
[email protected]. www.leesgierig.nl
6
6
The Haque Shakespeare Festival is van 19 november tot 2 december voor het eerst een volledig Engelstalig Shakespeare Festival in Nederland. Het festival vindt plaats in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag met theatermakers uit de Verenigde Staten, Groot Brittannië en Nederland. Het festival opent op 19 november met de Nederlandse première van het beroemde sonnet The Rape of Lucrece door de Royal Shakespeare Company Studio in een muzikale bewerking van Camille O’Sullivan. Voorafgaande aan de voorstelling zal het Nederlandse gezelschap Het Vijfde Bedrijf de eerste van vier Impromptus, korte verrassende en onverwachte voorstellingen, spelen die allen in het festival in première gaan en tijdens het festival op verschillende momenten te zien zullen zijn. Naast twaalf voorstellingen is een uitgebreid randprogramma ontwikkeld met een onderwijsprogramma voor leerlingen van 5 tot 18 jaar. www.theenglishtheatre.nl, Koninklijke Schouwburg Den Haag
Opvallend De Bergense School & Charley Toorop is de titel van een tentoonstelling waarbij liefhebbers van de Bergense School hun hart kunnen ophalen in de nieuwe zaal van Stedelijk Museum Alkmaar. Hoogtepunten uit de collectie van het museum én belangrijke aanwinsten uit de afgelopen jaren zijn te bewonderen. De collectie De Bergense School van Stedelijk Museum Alkmaar toont een mooie dwarsdoorsnede van het Noord-Hollands expressionisme in de periode 1900 tot 1955. Oeuvres van kunstenaars als Leo Gestel, Dirk Filarski, Gerrit van Blaaderen, Arnout Colnot, Piet en Matthieu Wiegman en Charley Toorop zijn goed vertegenwoordigd. www.stedelijkmuseumalkmaar.nl, Stedelijk Museum Alkmaar
7
De hand van de meester is t/m 19 januari 2014 te zien in het Centraal Museum. Schrijver Jan Paul Schutten en tekenaar Paul Teng maakten op basis van historische feiten over de
7 Charley Toorop - John Radecker met vrouw en kinderen (1935-1938)
tijd van Jan van Scorel in Rome een tachtig pagina’s tellend stripboek. Deze Utrechtse oude meester was een van de eerste kunstenaars die vanuit de Noordelijke Nederlanden naar Italië reisde. Een snufje fictie ontbreekt in de strip niet. Wanneer de paus in 1523 sterft, heeft Van Scorel vraagtekens bij zijn mysterieuze plotselinge dood. Hij gaat op onderzoek uit om te ontdekken wie er achter de moord op zijn vriend Adrianus zit. Bij de tentoonstelling hoort een educatief programma voor het VO waarbij de handen uit de mouwen gaan. Naast een rondleiding vol praktische opdrachten, kunnen de leerlingen in de werkplaats aan de slag met de basics van het striptekenen. www.centraalmuseum.nl, Centraal Museum Utrecht WIJ WILLEM ontmoet t/m 27 april 2014 in Paleis Het Loo de koningen die Nederland bouwden. In een vernieuwend tentoonstellingsconcept met multimediale presentaties, theatrale effecten en filmscènes wordt het verhaal verteld over het leven van de koningen Willem I, II en III en de rol die zij speelden in de totstandkoming van de monarchie en Nederland. Op de bovenetage is het Paleisreis-atelier ingericht met knutselactiviteiten, quizzen en spelen. Voor basisschoolleerlingen uit groep 7/8 is een lespakket ontwikkeld. www.paleishetloo.nl > AGENDA > WIJ WILLEM, Paleis het Loo Apeldoorn
8
informatie De vermelde activiteiten vormen een selectie uit de overzichten van de cultuur- en kunstsite CKplus. nl, samengesteld door de beheerders Wil en Hans Weikamp. CKplus geeft actuele overzichten van educatieve activiteiten, exposities en naslag sites van de culturele en kunstinstellingen. Deze informatie vindt u op www.CKplus.nl, e-mail
[email protected].
8
advertentie
DÉ REISSPECIALIST VOOR HET ONDERWIJS
Al 45 jaar bieden wij deskundig reisadvies en zorgen wij voor een vakbekwame uitvoering van uw schoolreis naar vele Europese bestemmingen. Voor een compleet verzorgde reis tot het alleen verzorgen van uw accommodatie of vervoer: bij ons bent u aan het juiste adres. Een reis per touringcar, vliegtuig of trein en verblijf in een hostel, hotel of gastgezin: u kunt met ons alle kanten op. Én als reisspecialist voor het onderwijs zijn wij u natuurlijk graag behulpzaam bij het invullen en voorbereiden van uw educatieve reisprogramma. Kortom, voor een reis op maat, toegesneden op uw wensen en budget is Europa Speciaal Reizen ook uw onderwijsreispartner! Bel of mail ons voor onze gratis reisgids of een vrijblijvende offerte!
rijs 3-daagse Pa lijn er B se 4-daag nden Lo se ag da 4celona 5-daagse Bar alusië nd A se 4-daag ence 5-daagse Flor e om R 6-daagse on ab ss Li se 4-daag
€ 99,50 pp € 95,10 pp 2,75 pp vanaf € 12 7,75 pp vanaf € 18 9,00 pp 28 € vanaf 2,75 pp vanaf € 18 9,00 pp vanaf € 21 5,00 pp 24 € naf
vanaf vanaf
va E: NDE OFFERT VE IJ IJBL VOOR EEN VR izen.nl re al ia ec sp pa offerte@euro 0 0412 – 481.00
EUROPA SPECIAAL REIZEN – POSTBUS 4 – 5397 ZG LITH – TEL 0412 481.000 – FAX 0412 481.700
[email protected] - www.europaspeciaalreizen.nl