Met opmaak: Kop 3
Notitie O&O-fondsen Vraagstelling. CNV Vakmensen heeft te maken met ongeveer 45 “O&O”-fondsen. Fondsen worden enerzijds opgeheven en anderzijds opgericht, waardoor dit aantal niet helemaal constant is. De doelstellingen van fondsen wisselen. Sommige fondsen hebben zeer beperkte doelstellingen, bij andere fondsen zijn ze veelomvattend. Dit leidt ook tot een wisselend aantal activiteiten. De activiteiten van A&O/O&O-fondsen1 zijn in het algemeen in een aantal delen te onderscheiden: • Het innen van premies • Het uitkeren van subsidies • Het doen van betalingen • Het ontwikkelen van beleid • Het uitvoeren van beleid • Het adviseren van werkgevers en werknemers Bij O&O-fondsen gaan de gedachten vaak uit naar beroepsopleiding. Veel fondsen zijn indertijd ook opgericht om de beroepsopleiding in sectoren te ondersteunen. Hier zijn vaak andere taken bij gekomen. De laatste jaren ontwikkelt de arbeidsmarkt zich steeds meer tot een transitionele arbeidsmarkt. Werknemers moeten hierin voortdurend aandacht hebben voor “marktwaarde” en hun persoonlijke ontwikkeling. O&O-fondsen kunnen hier een rol in spelen. Wij stellen ons nu de vraag welke uitgangspunten CNV Vakmensen moet hanteren in de verschillende O&O fondsen. Wat is onze huidige inzet en wat zou onze insteek kunnen zijn. Huidige uitgangspunten ten aanzien van O&O-fondsen. CNV Vakmensen wil werken aan een arbeidsmarkt die gericht is op werkzekerheid, het voorkomen van werkloosheid, waarbij voorzorg een grotere prioriteit krijgt dan nazorg2. O&O-fondsen moeten zich volgens CNV Vakmensen inzetten voor de ontwikkeling van werknemers. Er zullen investeringen gedaan moeten worden, gericht op intersectorale scholing. CNV Vakmensen wil het mogelijk maken dat werknemers zelf een beroep doen op O&O-fondsen in het kader van loopbaanoriëntatie en EVC, om inzicht te krijgen in te volgen opleidingen en voor een tegemoetkoming in de studiekosten. Werknemers zijn dan zelf beter in staat om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het behouden en verbeteren van hun inzetbaarheid. CNV Vakmensen kan werknemers daarin ondersteunen en begeleiden. Deze uitgangspunten hebben vooral betrekking op de beleidsmatige aspecten, wat willen we bereiken ten behoeve van onze leden. Deze uitgangspunten gaan nog steeds op. Elders is als uitgangspunt dat genoemd dat CNV Vakmensen zich sterk maakt voor de belangen van werknemers door het subsidiëren van scholing3. Veel fondsen bestaan al jarenlang en lijken een vanzelfsprekendheid. CNV Vakmensen maakt op drie manieren gebruik van O&O-fondsen: • Realiseren van beleid in de sectoren ten behoeve van leden/werkenden • Financiering van projecten (uitgevoerd door/bij CNV Vakmensen) • Vergoedingen voor (regulier) vakbondswerk De wereld verandert. O&O-fondsen hebben zich van oudsher ingezet voor de instroom van nieuwe werknemers in sectoren. Middelen die door de sector worden opgebracht, worden via de O&O-fondsen weer aangewend voor de (reguliere) opleiding van jonge werknemers. Traditioneel lag en ligt hier het accent. Daarnaast faciliteren O&O-fondsen de scholing van werkenden. Inmiddels zijn er ook al en aantal jaren ontwikkelingen bij O&O-fondsen te zien, waarbij de loopbaanmogelijkheden en – ontwikkeling van de werknemers aandacht krijgen. Door veranderingen op de arbeidsmarkt en in de sociale zekerheid zullen werkenden steeds meer in hun eigen ontwikkeling moeten investeren. Deze ontwikkelingen hebben volgens CNV Vakmensen ook gevolgen voor de rol van O&O-fondsen. Welke uitgangspunten willen we hanteren ten opzichte van de verschillende O&Ofondsen? 1
In een aantal cao’s zijn de activiteiten die in de notitie geduid worden, ondergebracht bij een A&O-fonds, in andere bij een O&O-fonds. In de notitie wordt verder gesproken over O&O-fondsen, aansluitend bij de vraag van het bondsbestuur, maar waar van toepassing kan ook A&O-fonds gelezen worden. 2 Leren verdient beter. Inzet van CNV Vakmensen in O&O-fondsen en KBB’s. Ineke van Oostveen – Roepers, 3 januari 2011 3 Nieuwsbrief sector metaaltechniek
De relatie van CNV Vakmensen met O&O-fondsen Er is sprake van een meervoudige relatie met een O&O-fonds, met verschillende rollen (conflicterende belangen vanuit verschillende rollen zijn mogelijk). Onze verschillende rollen: • Medeoprichter van het fonds • Bestuurder van het fonds • Personele inzet van deskundigen ten behoeve van bestuursondersteuning en uitvoering (al dan niet tegen vergoeding) • Ontvanger van vergoedingen vanuit het fonds voor het reguliere vakbondswerk • Leverancier van diensten/producten tegen vergoeding aan het fonds c.q. gefinancierd door het fonds voor derden (of via het fonds door derden). Mede oprichter. Als partij bij een groot aantal cao’s is CNV Vakmensen mede oprichter van O&O-fondsen, mits die op basis van een cao tot stand zijn gekomen. In lang niet alle sectoren/bedrijfstakken is een O&Ofonds. Het kan voor het realiseren van beleid in die sector/bedrijfstak nog steeds wenselijk zijn een O&O-fonds op te richten. CNV Vakmensen heeft dan als partij bij de betreffende cao een rol.
•
• •
CNV Vakmensen wil in sectoren/bedrijfstakken waar geen O&O-fonds is, in principe wel een fonds oprichten. CNV Vakmensen wil alleen nieuwe O&O-fondsen oprichten op basis van een AVVde cao-afspraak. CNV Vakmensen neemt niet het initiatief om een fonds op te heffen. Als een der andere partijen dit wil, zal CNV Vakmensen op grond van de aangevoerde argumenten en de situatie in het betreffende fonds een besluit nemen. CNV Vakmensen streeft er naar fondsen zo lang mogelijk overeind te houden (als financieel verantwoord is).
Bestuurder van het fonds. Alle O&O-fondsen zijn een stichting. In verband met een mogelijke AVV is deze rechtsvorm de enige optie. Een stichting heeft een bestuur. CNV Vakmensen is formeel bestuurlijk vertegenwoordigd in de O&O-fondsen in zijn sectoren. Er zijn signalen dat die bestuurlijke rol in de praktijk niet altijd wordt ingevuld. Voor het bestuurlijke werk betaalt een aantal fondsen een vergoeding. Actief deelnemen in het bestuur betekent een stem in de gang van zaken in het fonds. Niet actief deelnemen plaatst CNV Vakmensen op een afstand en mogelijk op achterstand. Voor de dienstverlening van het fonds aan werknemers is dit overigens niet problematisch. In de rol van fondsbestuurder kunnen belangentegenstellingen ontstaan. De belangen van CNV Vakmensen als zodanig kunnen op gespannen voet komen te staan met de doelstellingen en belangen van het O&O-fonds, evenals met de gezonde bedrijfsvoering van het fonds.
•
•
CNV Vakmensen stelt een prioriteitenlijst op, bij welke O&O-fondsen ten minste daadwerkelijk bestuurlijke aanwezigheid vereist is. Het gaat hierbij met name om die fondsen waar het belangrijk is voor CNV Vakmensen om bij de beleidsvorming en besluitvorming direct betrokken te zijn. Dit heeft onder andere betrekking op sturing van grote geldstromen en positionering in de betreffende sector of bedrijf(stak). Bestuurders van CNV Vakmensen zullen in het bestuur van een O&O-fonds oog hebben voor de belangen van CNV Vakmensen, maar laten het (financiële) belang van het O&O-fonds voorgaan.
Personele inzet. Personeel van CNV Vakmensen wordt (soms) op een andere wijze dan bestuurlijk ingezet voor werkzaamheden van een O&O-fonds. Inzet voor projecten komt voor. Voor deze werkzaamheden ontvangt de bond soms een vergoeding. Ontvanger van vergoedingen voor regulier vakbondswerk ten behoeve van een cao. Activiteiten van CNV Vakmensen die worden gefinancierd uit O&O-fondsen, op basis van (avv-de) cao-afspraken zijn onder andere activiteiten op het vlak van: • het imago van de sector • de juiste toepassing van de cao • voorlichting over de cao • medezeggenschap • arbeidsomstandigheden, gezondheid, reïntegratie • voorlichting
• bezoeken van bedrijven • verzorgen van thema-avonden • scholing en opleiding • werkgelegenheid en arbeidsmarkt • bovenwettelijke aanvullingen op uitkeringen De mate waarin werkzaamheden bij fondsen kunnen worden gedeclareerd, verschilt per fonds. Het betreft dan zowel het aantal doelen van het fonds waar werkzaamheden onder kunnen weggeschreven, als de ruimte die de formulering in de doelstelling van een fonds laat om (naar eigen inzicht) werkzaamheden onder te schuiven. Sommige werkzaamheden kunnen bij het ene fonds wel gedeclareerd worden, en bij een ander niet. Voor CNV Vakmensen is het financieel aantrekkelijk per fonds zo veel mogelijk werkzaamheden te kunnen worden weggeschreven. Of dat kan door zo algemeen mogelijk beschreven doelstellingen bij een fonds (veel interpretatieruimte) of door zo veel mogelijk nauwgezet vastgelegde doelstellingen bij het fonds is voor de uitkomst in wezen niet zo relevant. De laatste vorm heeft echter de voorkeur in verband met de kritische houding in de buitenwereld ten aanzien van de geldstromen naar vakbonden. Leverancier van diensten. CNV Vakmensen verleent diensten aan werknemers die passen binnen de doelstellingen van O&Ofondsen. CNV vakmensen kan deze diensten aan fondsen aanbieden als instrument om de doelstellingen van het fonds te realiseren. CNV Vakmensen heeft als leitmotiv “persoonlijke ontwikkeling”. Een passend pakket aan diensten is/wordt ontwikkeld. CNV Vakmensen kan hiermee een groter “marktaandeel” realiseren, en meer declareren bij O&O-fondsen.
•
Bij O&O-fondsen waar geen projecten worden uitgevoerd door de dragende organisaties (of derde partijen) te subsidiëren, willen we dit wel realiseren (via de cao-tafel). Een eerste stap hierbij kan zijn dat het fonds diensten afneemt van dragende organisaties, in concreto CNV Vakmensen.
Taken van O&O-fondsen In het verleden waren O&O-fondsen met name gefocust op het leerlingwezen/beroepsopleiding. Later is de focus verbreed naar het behoud van vakmanschap en het borgen van vakmanschap in de sectoren. De moderne arbeidsmarkt doet de behoefte aan andere diensten groeien. CNV Vakmensen wil O&O-fondsen aanpassen aan een veranderende arbeidsmarkt. De doelen hoeven mogelijk niet al te zeer gewijzigd te worden. Ze zijn doorgaans breed geformuleerd. Dit biedt ruimte voor een andere invulling en werkwijze door de O&O-fondsen. O&O-fondsen zullen volgens CNV Vakmensen tegemoet moeten komen aan de transitionele arbeidsmarkt.
•
O&O-fondsen moeten zich ook vooral gaan richten op de transitionele arbeidsmarkt, zonder de oude taken uit het oog te verliezen. Dit past ook binnen de contouren die in het sociaal akkoord zijn geschetst.
Het sociaal akkoord van 2013 zet in op veranderingen. Het akkoord bevat aanbevelingen ten aanzien van de rol van O&O-fondsen. Het voorziet onder andere in het oprichten van transitiefondsen, of het uitbreiden van O&O-fondsen met die taak, c.q. het ombouwen van O&Ofondsen fondsen tot transitiefonds. Vanuit de transitiefondsen kan de overgang van werk naar werk door werknemers gefaciliteerd worden. Persoonlijke budgetten en transitievergoedingen. Er ontstaat mogelijk een situatie dat werknemers de beschikking hebben over twee budgetten ten behoeve van scholing, opleiding en ontwikkeling. Allereerst een persoonlijk budget voor elke werknemer ten behoeve van zijn loopbaanontwikkeling. Dit budget krijgt de werknemer dan op basis van afspraken tussen sociale partners. Er kan een koppeling worden gemaakt met de (regionale) van-werk-naar-werk aanpak. Hierover zijn de eerste aanzetten gemaakt in het sociaal akkoord. Ten tweede komt er (waarschijnlijk) een transitiebudget dat voortvloeit uit de regels rond ontslag. Dat budget, wat elke werknemer bij ontslag moet krijgen, is bedoeld de overgang van werk-naar-werk te vergemakkelijken. Het is een vervanging van de ontslagvergoeding die sommige werknemers nu krijgen. CNV Vakmensen ziet beide budgetten als twee gescheiden zaken, waarbij het ene budget niet in plaats van het andere kan worden gezien. De verantwoordelijkheid voor de loopbaan en duurzame inzetbaarheid komt steeds meer bij de werknemer zelf te liggen. De werknemer zal meer zelf aan zet zijn en actief moeten nadenken over de ontwikkeling van zijn loopbaan. De werknemer kan zichzelf niet alleen meer beschikbaar stellen voor werk en de rest aan de werkgever over laten. Hij zal zelf moeten investeren in zijn eigen
inzetbaarheid. CNV Vakmensen wil dat werkenden ook in staat zijn dit daadwerkelijk te doen. O&Ofondsen kunnen hier een rol in spelen. Voor CNV Vakmensen is dit een belangrijk uitgangspunt in de zienswijze op O&O-fondsen.
•
•
Functiegerichte scholing is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever. O&O-fondsen financieren/ondersteunen loopbaangerichte activiteiten, ook als die er toe leiden dat de betreffende werknemer de bedrijfstak verlaat. Werknemers krijgen zelf een trekkingsrecht bij het O&O-fonds waardoor ze zelf scholing/opleiding/loopbaanondersteuning kunnen financieren
CNV Vakmensen stelt de ontwikkeling van mensen centraal. De meeste mensen zullen niet meer hun hele leven bij een en dezelfde werkgever werkzaam zijn, of zelfs in dezelfde sector. Zij moeten zich weerbaar en wendbaar op de arbeidsmarkt tonen. CNV Vakmensen ondersteunt zijn leden daarin met gerichte dienstverlening. Advisering aan individuele werknemers is geen primaire taak van een O&O-fonds, CNV Vakmensen neemt deze taak (tegen vergoeding) over voor zowel zijn leden als niet-leden.
•
O&O-fondsen voeren zelf geen projecten uit. Dragende organisaties en eventueel derden kunnen dit doen. O&O-fondsen zetten alleen de beleidslijnen uit.
Werkenden met een flexibel dienstverband doen niet minder aan scholing en opleiding dan werknemers met een vaste baan. Wel doen ze het vaak in de eigen tijd en betalen ze veelal zelf. Als ze werknemer zijn, wordt er over hun loon premie betaalt aan het O&O-fonds. In die zin hebben ook flexwerkers recht om gebruik te maken van de mogelijkheden van een O&O-fonds. Voor uitzendkrachten zou dit alleen kunnen als het uitzendbureau premie afdraagt aan het betreffende fonds.
•
•
Middelen van O&O-fondsen moeten beter ter beschikking komen van werkenden met een flexibel dienstverband. ZZP-ers kunnen tegen ten minste kostprijs diensten afnemen
CNV Vakmensen biedt diensten aan en wil er meer aanbieden aan werknemers (leden) om zich persoonlijk te ontwikkelen. Deze diensten vallen (kunnen vallen) binnen de doelstellingen van O&O-fondsen. CNV Vakmensen is in dan (een van) de aanbieder(s) van diensten/instrumenten waar een O&O-fonds gebruik van maakt. CNV Vakmensen vervult in deze een dubbele rol. De bond is enerzijds zelf medeoprichter en medebestuurder van een fonds, anderzijds leverancier van diensten aan het fonds. Deze rollen moeten we scheiden. Diensten bieden we aan op projectbasis, met een heldere projectbegroting en een sluitende projectverantwoording. Wanneer we structurele CNV-diensten laat betalen vanuit de fondsen loopt CNV Vakmensen het risico beticht te worden van belangenverstrengeling, gedwongen winkelnering, etc.
Wat CNV Vakmensen wil. In de voorgaande gedeelten is een verkenning gemaakt van O&O-fondsen en een aantal mogelijkheden genoemd. CNV Vakmensen wil een helder beleid ten aanzien van O&O-fondsen formuleren:
• • • • • •
O&O-fondsen moeten zich (vooral) (gaan) richten op de transitionele arbeidsmarkt. Dit betekent ook intersectoraal werken. Eventueel wordt het fonds omgevormd tot een transitiefonds of wordt er een transitiefonds opgericht. Werknemers krijgen zelf een trekkingsrecht waardoor ze zelfstandig scholing/opleiding/loopbaanondersteuning kunnen financieren. Zij hebben geen toestemming van de werkgever nodig voor aanwending van het budget Advisering aan individuele werknemers over ontwikkeling en loopbaan is geen primaire taak van een O&O-fonds, CNV Vakmensen neemt deze taak over. O&O-fondsen voeren zelf geen projecten uit. Dragende organisaties en eventueel derden kunnen dit doen. O&O-fondsen zetten alleen de beleidslijnen uit. Middelen van O&O-fondsen moeten beter ter beschikking komen van werkenden met een flexibel dienstverband. ZZP-ers kunnen tegen ten minste kostprijs diensten afnemen
Aanbeveling. In deze notitie zijn een aantal voorstellen gedaan hoe CNV Vakmensen de rol van O&O-fondsen in de toekomst ziet. Laat op basis van deze notitie een werkgroep met daarin een aantal bestuurders
die in een O&O-fonds zitten, een uitwerking maken hoe de visie van CNV Vakmensen in de fondsen geagendeerd kan worden. Deze uitwerking moet dus een praktische vertaling zijn van deze beleidsmatige notitie.
Voorbeelden Persoonlijk budget Cao Woondiensten: Sinds 2010 hebben werknemers in de woondiensten recht op een individueel loopbaanontwikkelingsbudget. Dit budget geldt voor iedereen die bij een woondienst werkt, dus ook oproepkrachten en mensen met een tijdelijke aanstelling. Per jaar is €900 beschikbaar, wat opgebouwd kan worden tot maximaal €4.500. De werknemer kan deze middelen aanwenden voor de verdere ontwikkeling van zijn loopbaan, ook buiten de woondiensten. Vaktalent: Vaktalent is het ontwikkelplatform voor iedereen die werkt in de metaal en techniek en de metalektro. Op Vaktalent staan links naar de scholingsregelingen en de opleidingsfondsen. Maar Vaktalent stelt werknemers ook in staat hun CV op orde te brengen en een POP op te stellen. Dat is de eerste stap in je verdere ontwikkeling in het werk. Vaktalent.nl is een initiatief van CNV Metaaltechniek en wordt mede mogelijk gemaakt door diverse opleidingsfondsen zoals OOC/VOC, OOM, OTIB, OOMT, OOGZ, OOI, A&O en het UWV Werkplein. Loopbaantraject bouw en infra (en andere cao’s) Werknemers in de bouw en infra kunnen zich via het Loopbaantraject Bouw & Infra omscholen naar een ander beroep. Dat kan een stap hogerop zijn, maar ook een stap opzij. Wanneer het werk te zwaar is, is zelfs omscholing naar een beroep buiten de sector mogelijk. Een loopbaantraject biedt werknemers de kans om zich te ontwikkelen. Om die functie te krijgen die hij altijd heeft willen hebben. Of om te zorgen dat hij tot aan zijn pensioen gezond en tevreden kan blijven werken. Beroepsgoederenvervoer. In het sectorplan Transport en Logistiek is het voorstel opgenomen om in 2014 en 2015 een pilot te starten, waarmee werknemers hun inzetbaarheid kunnen vergroeten. Het voorstel richt zich vooral op laagopgeleide werknemers. Onafhankelijke loopbaanadviseurs van de vakbonden kunnen de werknemers voorlichten over loopbaanpaden binnen de sector, deelmarkt of daarbuiten.
Gerard van Santen 30-08-2013 GDS/13030/Sectorondersteuning