Notitie Middelengebruik
Lichtenvoorde, februari 2011 Willem Warmerdam, clustermanager
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................ 3 Omgaan met problematisch gebruik ................................................................. 4 Omgeving ............................................................................................................. 5 Huisregels en afspraken ...................................................................................... 5 Aanpak binnen De Lichtenvoorde ..................................................................... 6 Grenzen in de ondersteuning ............................................................................. 7 Verantwoordelijkheid en voorbeeldgedrag van medewerkers…………………………………….. …………………………….8 Voor meer informatie…………………………………………………………..9 Bijlagen Beschrijving genotmiddelen ............................................................................. 10 Genotmiddel of verslaving ................................................................................ 12
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
2
Inleiding De Lichtenvoorde is een instelling die met haar medewerkers en cliënten midden in de samenleving staat. Maatschappelijke fenomenen als alcohol- en drugsgebruik zijn ons dan ook niet vreemd. Doorgaans zal dit niet op problemen stuiten. Voor die situaties waar dit wel het geval is, of vragen ontstaan, kan deze notitie een richting aangeven. De Lichtenvoorde wil niet stellen dat het gebruik van verslavende middelen verboden is of ontkennen dat onze cliënten (en medewerkers) gebruik maken van deze middelen. De Lichtenvoorde ziet het leren omgaan met dergelijke middelen als een subdoel bij het begeleiden van mensen met een verstandelijke beperking. Omgaan met middelen en problematisch gebruik moet niet het belangrijkste begeleidingsdoel zijn en het gebruik dus niet het hoofdprobleem. Wel is hierbij denkbaar dat een samenwerking wordt aangegaan met organisaties die gespecialiseerd zijn in het begeleiden van middelengebruik en verslavingsproblematiek. Door het feit dat De Lichtenvoorde midden in de samenleving staat en geconfronteerd wordt met fenomenen als alcohol- en drugsgebruik door zowel cliënten als ook medewerkers is het van belang kaders aan te geven hoe hier mee om te gaan. In het algemeen is te stellen dat we te maken hebben met de gangbare wetgeving en maatschappelijke normen (zie invoeging hieronder). Daarnaast dient opgemerkt te worden dat bijvoorbeeld voor mensen die ambulant begeleid worden in hun eigen huis andere normen kunnen gelden dan voor bijvoorbeeld LVG-kindergroepen, huizen waar meerdere volwassen cliënten samen wonen, het Noodtel, of een gezinshuis. Deze notitie richt zich met name op het beleid ten aanzien van alcohol en drugs. Er zijn echter veel meer middelen waarvan het gebruik dezelfde effecten kan hebben. Voor andere middelen als roken, medicijnen, gokken en bijvoorbeeld overmatig gebruik van computer (gamen, internetten) kunnen op basis van deze notitie afgeleide richtlijnen worden geformuleerd.
Drugs Productie, handel en bezit van alle middelen zijn in Nederland verboden. Politie en justitie pakken grootschalige productie en (grensoverschrijdende) handel streng aan. Daarbij gelden voor middelen op lijst I van de Opiumwet (harddrugs) zwaardere straffen dan voor die op lijst II (softdrugs en slaap- en kalmeringsmiddelen). Het politiebeleid richt zich vooral op de productie en handel van drugs. Aan opsporing van bezit van kleine hoeveelheden drugs voor eigen gebruik geeft de politie geen voorrang, zelfs al gaat het om middelen van lijst I. Cannabis mag verkocht worden in coffeeshops aan personen boven de 18 jaar, en bezit wordt tot 5 gram gedoogd. De achterliggende gedachte is dat streng optreden tegen drugsverslaafden de problematiek eerder vergroot dan verkleint. Een belangrijke doelstelling in het Nederlandse drugsbeleid is daarnaast het voorkomen van (problematisch) gebruik. Om dit doel te bereiken ondersteunt de overheid voorlichting- en preventieactiviteiten. Alcohol Volgens de Drank- en Horecawet mogen zwakalcoholhoudende dranken (maximaal 15%) verkocht worden aan iedereen van 16 jaar en ouder. Voor sterke drank (meer dan 15%) geldt een minimumleeftijd van 18 jaar. De Wegenverkeerswet verbiedt het besturen van een voertuig onder invloed van alcohol. De grens ligt bij maximaal 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Dit is hetzelfde als maximaal 0,5 promille in het bloed. Voor jongeren geldt sinds 2006 0,2 promille. Dit betekent dat één drankje al te veel kan zijn om te mogen rijden. Dit geldt ook voor de bestuurder van een fiets of scooter. Wie in dronkenschap de openbare orde verstoort of een ander op straat lastigvalt, is strafbaar volgens het Wetboek van Strafrecht.
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
3
Omgaan met (problematisch) gebruik Bijna iedereen komt op een bepaald moment in zijn leven wel met alcohol- of drugsgebruik in aanraking. Dit kan zijn in het gezin, in het uitgaansleven, op het werk, op school of in de vriendenkring. Op de juiste manier reageren op het gebruik van een ander is geen eenvoudige zaak. Waarschuwen of verbieden helpt doorgaans niet. Wat vaak wel helpt is een openhartig gesprek, zonder vooroordelen. Het is daarbij goed om te weten dat experimenteergedrag over het algemeen niet snel ontspoort als de betrokken persoon niet uit verveling gebruikt, zelfstandig is, ‘nee’ kan zeggen en met tegenslag kan omgaan. Juist hier liggen enige aandachtspunten voor LVG-jongeren: Ook zij komen, net als anderen, of juist soms nog meer dan anderen, in aanraking met middelen, die een verslavende werking kunnen hebben. Het risico van het gebruiken van dergelijke middelen is bij hen daarentegen groter door: Gebruik uit eenzaamheid, of om er bij te horen; Gebrek aan kennis van de middelen en het missen van (cognitieve) vaardigheden om de risico’s van gebruik te overzien; Moeite om “nee” te zeggen, maat te houden, of een grens te stellen. Daarnaast zijn er vaak nog factoren van psychisch-medische aard: Door gebruik van medicijnen, epilepsie of andere aandoeningen kunnen de negatieve effecten van gebruik groter zijn; Medicatie die is bedoeld voor gedragsverandering kan op zich al verslavend zijn, maar de werking kan ook nog eens beïnvloed worden door alcohol of drugs; Door gebruik van deze middelen kunnen de verstandelijke vermogens nog verder achteruit gaan, waardoor het nog moeilijker wordt zich te handhaven. Ook kleinere hoeveelheden alcohol of drugs kunnen juist bij deze mensen al snel invloed hebben op gedrag, stemming en het functioneren. Zij krijgen vaker te maken met zaken als agressie, fysiek en/of verbaal geweld, trauma’s, seksueel misbruik, zichzelf beschadigen of een overdosis. Vaker dan anderen komen zij in aanraking met politie en justitie en vaker dan anderen verliezen zij hun alledaagse structuur. Alle reden dus om juist bij LVG-jongeren alert te zijn op signalen van gebruik en weten hoe hier mee om te gaan. Een goed contact met de verslavingszorg is van wezenlijk belang, zowel om medewerkers te trainen in het signaleren van middelengebruik, als wel om tijdig gebruik te kunnen maken van hun deskundigheid. Problemen ontstaan wettelijk, normatief of heel praktisch als bepaalde proporties overtreden worden en vooral als het daarmee gepaard gaande gedrag onwenselijk, ongepast, niet begeleidbaar of destructief wordt. Problemen ontstaan doordat cliënten geen grens kennen in het gebruiken, ze onaanspreekbaar worden en/of niet meer in staat adequaat te functioneren. Wanneer een experimenteerfase doorzet en leidt tot regelmatig en eventueel problematisch gebruik, is het van belang om de communicatie open te houden. Paniekerig reageren of het uiten van dreigementen is zinloos. Dit heeft eerder een averechts effect. Om een gesprek zo ‘neutraal’ mogelijk te kunnen voeren is het van belang om over goede informatie over alcohol en drugs te beschikken. Verder is het goed om duidelijke grenzen te stellen. Praten met mensen die echt afhankelijk zijn geworden van alcohol of drugs is vaak niet eenvoudig. Verslaafden zijn vaak meesters in het ontkennen van hun gebruik. Maar er zijn ook verslaafden die wel heel goed weten waar ze mee bezig zijn en waarom ze het doen. Zij zullen vaak hun persoonlijke achtergrond of maatschappelijke omstandigheden aanvoeren als reden voor hun gebruik. In dergelijke
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
4
gevallen is het noodzakelijk om de hulp in te roepen van een deskundige van een instelling voor verslavingszorg. Hij of zij kan adviseren of direct met de gebruiker in gesprek gaan.
Omgeving Alcohol is wettelijk en maatschappelijk geaccepteerd. Ook voor een aantal van onze cliënten is het gewoon dat ze wel eens drinken. Voor de Achterhoek geldt dat de tolerantie ten opzichte van alcohol relatief groot is. Dit geldt in mindere mate voor cannabis (hasj, wiet). Cannabis is tot bepaalde hoogte gedoogd. De normen en waarden t.a.v. softdrugs verschillen nogal. Voor veel ouders en medewerkers liggen drugs gevoeliger dan alcohol. Dit is niet zozeer een specifiek probleem binnen De Lichtenvoorde als wel een maatschappelijk vraagstuk. Voor een aantal van onze (jongere) cliënten is gebruik van softdrugs echter heel normaal. Anderen hebben nooit gebruikt en zullen dat ook nooit doen. Voor harddrugs geldt dat ze verboden zijn, niet passen binnen onze normen en waarden en niet passen binnen het werk van De Lichtenvoorde. Dit wil echter niet zeggen dat we er niet mee te maken kunnen krijgen. In nauwe samenwerking met de verslavingszorg begeleidt de Lichtenvoorde mensen met ernstige verslavingsproblematiek. De rol van de Lichtenvoorde is dan vooral het zoveel mogelijk ondersteunen van de cliënt in het normale leven
Huisregels en afspraken In overeenstemming met de diversiteit van mensen die door De Lichtenvoorde wordt begeleid en het grote verschil in de wijze waarop zij wonen, zijn er ook verschillen in hoe met het gebruik van verslavende middelen omgegaan wordt. In veel gevallen zal er wel sprake zijn van gebruik, van bijvoorbeeld alcohol of tabak, maar niet altijd behoeft dit bijzondere aandacht. In (LVG-)kindergroepen zal gebruik van alle middelen ontmoedigd worden. Ondanks dat alcohol en tabak niet onder de 16 jaar verkocht mogen worden, wil dat niet zeggen dat gebruik daarvan niet voorkomt onder deze leeftijd. Medewerkers van De Lichtenvoorde werken op geen enkele wijze mee aan gebruik van middelen door kinderen onder de 16 jaar. Waar het toch voorkomt zullen acties uitgezet worden als uitleg over de schadelijke werking van deze middelen en zo veel als mogelijk zal geprobeerd worden gebruik te voorkomen. Bij kinderen boven de 16 jaar, die binnen deze groepen wonen, is experimenteren met alcohol en softdrugs soms nadrukkelijk aan de orde. Ook hier zal de begeleiding echter gereserveerd staan ten opzichte van gebruik van alcohol en softdrugs. De basis is dat er in huis niet gedronken of geblowd wordt. Eventueel kan, bij een bijzondere gelegenheid, buitenshuis gebruik van licht alcoholische alcohol toegestaan zijn. Aandachtspunt daarbij is steeds de invloed van middelen op medicatie die de jongeren gebruiken. Bespreekbaar maken van het gebruik van verslavende middelen en voorlichting zijn onderdeel van de begeleiding. Bij vormen van fase- of trainingshuizen kunnen afspraken gemaakt worden over het in bezit hebben en gebruik van licht alcoholische drank en/of softdrugs. Een doel is hier vooral om jongeren te leren om te gaan met de middelen, die overal voor het grijpen liggen en waar ze vrij ontvankelijk voor zijn, op een aanvaardbare, verantwoorde manier. Waar nodig kan en moet door het team een grens gesteld worden. Dit is bijv. als alcohol een averechtse werking heeft op het gedrag, of het dagelijks functioneren, al dan niet door het tevens gebruiken van medicijnen. In ambulante begeleidingssituaties zal de aandacht vooral liggen op het bespreekbaar houden van het gebruik, voorlichting en verantwoord leren omgaan met.
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
5
Het gebruik van softdrugs (evenals het gebruik van alcohol, naast de gemaakte afspraken) is geen aanleiding om de dienstverlening te beëindigen, tenzij: De doelen in het zorgplan en/of de behandeling volstrekt niet meer haalbaar zijn door het gebruik; Het gebruik ernstige gevolgen heeft voor de dagelijkse routine en/of de groepssfeer. Uiteraard wordt eerst, samen met de jongere, geprobeerd het gebruik onder controle te krijgen. Dealen wordt absoluut niet getolereerd en is reden tot beëindigen van de dienstverleningovereenkomst. Voor een situatie als binnen het Noodtel, waar zeer verschillende cliënten vaak voor een korte periode en in een crisissituatie verblijven, verdient het de voorkeur om, ook voor volwassenen, uit te gaan van een middelenvrije omgeving. Binnen de notitie Noodtel wordt dit nader omschreven.
Aanpak binnen De Lichtenvoorde Voor een deel van de begeleiders van De Lichtenvoorde geldt dat ze goed op de hoogte zijn van de middelen. Al dan niet uit eigen ervaring. Voor veel van onze medewerkers geldt echter dat ze nooit (soft)drugs gebruikt hebben en ook dat de kennis van de gangbare middelen laag is. Dit is een aandachtspunt. Vooral voor medewerkers die onbekend zijn met deze middelen en de effecten die ze op kunnen roepen ontstaat een blinde vlek. Men ziet/herkent niet dat iemand onder invloed is van iets en men weet niet wat men kan verwachten. Of men steekt de kop in het zand omdat onwetendheid angstig maakt. Anderzijds kan er een te luchtige houding zijn ten opzichte van alcoholgebruik. In het bijzonder voor begeleiders in potentiële risicogroepen (LVG-jongeren, Noodtel, trainingshuizen, ambulant) is het zaak dat ze symptomen en gedrag kunnen herkennen. Weten wat iets is en wat het kan doen. Begeleiders moeten weten wat er kan gebeuren bij het gebruiken van middelen, hoe ze cliënten daarin kunnen begeleiden, waar ze deskundigheid kunnen halen. Ook waar ze een grens kunnen of moeten trekken.
Om te komen tot een goede ondersteuningsstructuur zijn meerdere stappen noodzakelijk:
Onderkennen van gebruik en problematiek Medewerkers van De Lichtenvoorde, die met risicocliënten werken, hebben voldoende kennis. Zij kunnen symptomen en gedrag herkennen. Zij weten wat er kan gebeuren bij het gebruiken van middelen, hoe ze daarin kunnen begeleiden en waar ze deskundigheid kunnen halen. Ook weten ze waar ze een grens kunnen of moeten trekken. Hulpmiddelen hierbij zijn: - Informatie: op elk cluster liggen informatiesets, waaronder de folders: Alcohol zonder flauwekul; Hasj en wiet zonder flauwekul; XTC, cocaïne en speed zonder flauwekul. Deze folders zijn speciaal gericht op mensen met een beperking. Voor opvoeders is er de folder: Uw kind, alcohol en drugs. - De notitie middelengebruik van De Lichtenvoorde, waarin richting gegeven wordt aan het beleid van de Lichtenvoorde omtrent middelengebruik: beschikbaar via DKS. - Cursusaanbod via de verslavingszorg. Deze bestaat uit een basiscursus voor alle geïnteresseerde medewerkers, een verplichte cursus signaleren en begeleiden voor medewerkers die met risicogroepen werken en een cursus motiverende gespreksvoering voor medewerkers die daadwerkelijk clienten begeleiden met middelenproblematiek. Interne uitwisseling - De informatiemap “Gebruik van genotmiddelen door mensen met een verstandelijke beperking” van MEEveluwe. - Het boek vanalcoholtotxtc, uitgegeven door IrisZorg en aanwezig op alle clusterbureaus.
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
6
Het Trimbos instituut komt met het programma Open en Alert, speciaal gericht op de samenwerking tussen LVG instelling en de verslavingszorg, om te komen tot een goede aanpak van middelengebruik door LVG clienten.
Per voorziening zijn er, van het algemene Lichtenvoorde beleid afgeleide, duidelijke afspraken over het gebruik van middelen, van wat getolereerd wordt en wat niet en hoe te handelen als regels overtreden worden. Afhankelijk van de clienten, of de situatie op dat moment kunnen er verschillen zijn in de afspraken.
Individuele benadering Het (leren) omgaan met verslavende middelen is een onderdeel van het (voorlopig) zorgplan. Een onderdeel van de intake (bij LVG jongeren) is het item middelengebruik. Het risico dat gebruik niet gezien wordt of onvoldoende aandacht krijgt, wordt daarmee ondervangen. Waar nodig kunnen duidelijke afspraken gemaakt en/of leerdoelen gesteld worden met de cliënt. Hulpmiddelen: - Item opnemen in de zorgplansystematiek. - Begeleidingsdoelen: formuleren van doelen en begeleidingsafspraken, zo nodig in samenwerking met een externe organisatie (IrisZorg/Tactus) - Het spel TRIP, een reis door de wereld van drank en drugs, van het Trimbos instituut.
Mogelijkheden in begeleiden en ondersteunen Omgaan met middelen en verslaving moet niet het belangrijkste begeleidingsdoel zijn en problematisch gebruik dus niet het hoofdprobleem. Wel is hierbij denkbaar dat er een samenwerking wordt aangegaan met organisaties die gespecialiseerd zijn in het begeleiden van de verslavingsproblematiek. Dit ook om te voorkomen dat cliënten tussen wal en schip vallen, doordat organisaties kennis en ervaring hebben van het een, maar niet van het ander. Goede samenwerking is noodzakelijk. Hulpmiddelen: Samenwerking met een externe deskundige organisatie als IrisZorg of Tactus.
Grenzen in de ondersteuning De Lichtenvoorde erkent dat het gebruik van verslavende middelen ook bij een aantal van de mensen die zij begeleidt aan de orde is. Doorgaans vormt dit geen probleem, zijn wij goed in staat ook hier begeleiding in te bieden en waar nodig worden medewerkers geschoold in het omgaan met verslavende middelen en verslavingsproblematiek. In de ambulante begeleiding komen medewerkers clienten tegen met een soms forse verslavingproblematiek. De begeleiding heeft hier vaak een belangrijke functie in het overeind houden van de dagelijkse, primaire zaken. Altijd wordt ook de verslavingszorg geconsulteerd en/of betrokken. De Lichtenvoorde verwacht dat de cliënt aanspreekbaar en begeleidbaar is in ieder geval tijdens begeleidingsmomenten. Als dit niet het geval is vertrekt de begeleider en maakt hij/zij melding bij de leidinggevende. Op een ander moment ziet de medewerker of het gebruik bespreekbaar te maken is, probeert hij te ontdekken wat de functie van het gebruik is voor de cliënt en afspraken te maken over de begeleiding. Als het gebruik van dien aard is dat de cliënt op veel momenten niet aanspreekbaar is, of er is sprake van voor de medewerker bedreigende situaties (agressie, vervuiling), wordt in overleg met de leidinggevende en samen met de verslavingszorg beoordeeld of en hoe de begeleiding voort te zetten is. Doorslaggevend is of er (weer) een werkbare situatie kan ontstaan. Is dit niet het geval dan draagt De Lichtenvoorde de cliënt over aan een instelling voor verslavingszorg en zegt de dienstverlening op. Als de cliënt in een huis van De Lichtenvoorde woont, moet een afweging gemaakt worden in hoeverre het gebruik nog hanteerbaar is binnen het huis, voor de medebewoners en voor de omgeving. Ook hier is het aanwezig zijn van een werk- en leefbare situatie bepalend.
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
7
Bij verslaving of chronisch gebruik van harddrugs (hier valt alcohol ook onder) ziet de Lichtenvoorde zich genoodzaakt de dienstverlening te beëindigen en de cliënt aan te melden en/of over te dragen aan organisaties die gespecialiseerd zijn in het begeleiden van middelengebruik en verslavingsproblematiek. In de Zorg en dienstverleningsovereenkomst is opgenomen dat De Lichtenvoorde de dienstverlening op kan zeggen als de cliënt zich niet houdt aan de in de samenleving gehanteerde gedragscodes, dan wel de door De Lichtenvoorde gehanteerde specifieke gedragscodes rondom drugsgebruik, agressie en huisregels. Bovendien kan dit als de cliënt behandelprogramma’s behoeft, waarover we bij de Lichtenvoorde niet beschikken. Voorop staat echter de wens om te voorkomen dat tot beëindiging van de dienstverlening wordt overgegaan. Het gevaar is dan dat de cliënt in een gat tussen de reguliere verslavingszorg en de hulpverlening aan mensen met een verstandelijke beperking valt. Dit vraagt om daadwerkelijke ontwikkeling van samenwerking met externe, gespecialiseerde organisaties als IrisZorg en Tactus. Hier wordt vorm aan gegeven door scholing van de medewerkers van De Lichtenvoorde door medewerkers van de verslavingszorg. Op individueel niveau weten medewerkers elkaar goed te vinden in de begeleiding van clienten met een verstandelijk beperking en middelengebruik.
Verantwoordelijkheid en voorbeeldgedrag van medewerkers Van medewerkers van De Lichtenvoorde wordt een professionele houding verwacht ten aanzien van werken en het gebruik van middelen. Dit item is opgenomen in de notitie Gedragscode voor medewerkers.
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
8
Voor meer informatie Voor informatie, overleg, ondersteuning of advies kan contact opgenomen worden met, afhankelijk van de woonplaats van de cliënt, Iriszorg www.iriszorg.nl of Tactus www.tactus.nl Iriszorg heeft het boek vanalcoholtotxtc uitgegeven, waarin veel actuele basisinformatie staat. Contactgegevens Poli IrisZorg Poli Doetinchem
Frielinkstraat 3, Doetinchem Poli Groenlo Buitenschans 54, Groenlo (gezondheidscentrum Papendiek) Beide poli’s te bereiken via tel: 0314-848300 Contactgegevens Preventie: Kronenburgsingel 545, Arnhem Tel: 026-8451300 E-mail:
[email protected] Informatielijnen voor: Alcohol 0900-5002021, Drugs 0900-1995 en Roken 0900-9390. Allen 24 uur per dag bereikbaar. Ook op www.trimbos.nl is veel informatie te krijgen, onder meer de folders: Alcohol zonder flauwekul; Hasj en wiet zonder flauwekul; Xtc, cocaïne en speed zonder flauwekul; Uw kind, alcohol en drugs. Daarnaast meerdere uitgaven, waaronder: Aard en omvang van middelengebruik bij licht verstandelijk gehandicapte jongeren, Trimbos-instituut, april 2008. Op internet zijn sites te vinden als: www.alcoholenopvoeding.nl www.uwkindengenotmiddelen.nl
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
9
Beschrijving genotmiddelen (bron: Het Trimbos-instituut) Alcohol Alcohol is na koffie en thee de meest gebruikte drug in Nederland. Het is de werkzame stof in verschillende dranken zoals bier, wijn en jenever maar ook in mixdranken en shooters. Het gebruik en de verkoop van alcoholhoudende dranken is legaal. De verkoop van zwakalcoholhoudende dranken aan jongeren onder de 16 jaar is verboden. Voor sterke drank geldt een minimum leeftijd van 18 jaar. Cafeïne Cafeïne is een stimulerende stof die onder meer te vinden is in koffie, thee, cola. Cafeïne zit ook in zogenaamde smartdrinks of energydrinks. Cafeïne als zuivere stof is een wit poeder met een bittere smaak. Het wordt wel eens in pilvorm verkocht of aan andere drugs gevoegd. Oorspronkelijk komt cafeïne voor in planten, waaronder de koffieplant en de theeplant. Hasj en Weed Hasj en weed zijn afkomstig van een plant met de Latijnse naam Cannabis Sativa, kortweg cannabis. In het Nederlands noemen we de plant hennep. Hasj en weed worden meestal vermengd met tabak en dan met één of meer vloeitjes tot een sjekkie gerold: een stickie of joint. Het roken heet blowen. Er zijn ook mensen die hasj en weed in het eten verwerken, meestal in taart of 'space-cake'. Slaap- en kalmeringsmiddelen Slaap- en kalmeringsmiddelen helpen bij onrust, angst en slaapproblemen. Ze lossen geen problemen op, maar verdoezelen ze. Slaap- en kalmeringsmiddelen worden door artsen voorgeschreven. De middelen die tegenwoordig het meest worden gebruikt, hebben als verzamelnaam 'benzodiazepines'. Bekende merknamen zijn: Noctamid, Valium, Mogadon, Dalmadorm, Normison, Rohypnol, Seresta en Temesta. Bekende stofnamen zijn Diazepam en Oxazepam. Belangrijk: Combinatie met alcohol is gevaarlijk. Tabak Nicotine is de werkzame stof in tabak. Tabak wordt gemaakt uit de gedroogde bladeren van Nicotiana, de tabaksplant. Tabak wordt gerookt als sigaret, in een pijp of sigaar, maar kan ook worden gesnoven of gepruimd. GHB GHB is een opkomend middel. Het is een kleurloze stroperige vloeistof, vaak verpakt in een doorzichtig plastic kokertje. Het kan gedronken worden, al dan niet opgelost in frisdrank. Van oorsprong is het een middel dat als slaapmiddel gebruikt werd bij operaties van dieren, GHB dempt de werking van de hersenen. Doordat het moeilijk te doseren is, is er een risico op bewustzijnsstoornissen. XTC XTC is een drug en wordt verkocht in de vorm van pillen en capsules. Deze hebben verschillende kleuren en vormen en zijn vaak voorzien van een afbeelding. De werkzame stof die in XTC zit heet MDMA. Vaak worden pillen als 'XTC' verkocht, terwijl ze het in werkelijkheid niet zijn. Dat zit er geen MDMA in, maar iets wat er op lijkt of totaal andere stoffen. Stoffen die heel anders en onvoorspelbaar kunnen werken. Of helemaal niet. Heroïne Heroïne is een drug. Het behoort tot de opiaten: stoffen die uit de papaver worden gehaald. Heroïne wordt voor gebruik gemengd met allerlei andere stoffen. Het varieert in uiterlijk van grof wit poeder tot geelbruine brokjes en wordt ook wel 'bruin' of 'smack' genoemd. Heroïne wordt meestal 'gechineesd' of gesnoven. Bij chinezen wordt heroïnepoeder op aluminiumfolie gelegd en verhit. De vrijkomende dampen worden door een kokertje opgezogen en komen zo rechtstreeks in de longen terecht.
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
10
Speed
'Speed' en 'pep' zijn straatnamen voor 'wekaminen'. Wekaminen zijn chemische stoffen die stimulerend werken op het centrale zenuwstelsel. Het zijn drugs. Er zijn verschillende soorten wekaminen. De belangrijkste zijn (dex)amfetamine en methamfetamine. Speed is te koop als pil of in poedervorm. Meestal wordt het geslikt, maar het kan ook gespoten of gesnoven worden. Cocaïne Cocaïne is een drug in de vorm van een wit, kristalachtig poeder. Het wordt gehaald uit de bladeren van de cocaplant. Er worden veel namen voor cocaïne gebruikt. De populairste luidt kortweg 'coke'. 'Gewone' cocaïne wordt voornamelijk gesnoven. Door oplossen in water kan het ook in een ader worden geïnjecteerd. Cocaïne kan door een chemisch proces worden bewerkt tot 'crack' of 'basecoke'. Het roken van 'crack' of 'basecoke' wordt 'basen' genoemd. Bij het roken worden een waterpijp, een speciaal pijpje of folie gebruikt. Khat Bij khat worden blaadjes en zachte delen van de plant gekauwd. Khat wordt vooral gebruikt door mensen die uit Somalië of de omgeving daarvan komen. Het heeft een sociale functie. Er kan geestelijke afhankelijkheid optreden. Dit komt voor bij Somaliers met een traumatisch verleden. Khat heeft een oppeppende werking. Niet kunnen slapen is een signaal van gebruik en een negatief effect. Opiaten Opiaten zijn stoffen die uit de papaverplant (Latijn: papaver somniferum) worden gehaald. Door de onrijpe zaadbol in te kerven en het vrijkomende melksap in te drogen, ontstaat ruwe opium. Uit die ruwe opium kan bijvoorbeeld morfine worden gehaald. En uit die morfine kan via een chemische bewerking heroïne worden gemaakt. Opium is de verzamelnaam voor een mengsel van verschillende opiaten zoals morfine, codeïne, thebaïne, papaverine en noscapine. LSD In tegenstelling tot veel andere middelen geeft LSD (lysergynezuur-diëthylamine) niet zozeer een ontspannen gevoel. Wel kan een gevoel van tijdloosheid ontstaan. Opvallend effect is de vervaging van grenzen tussen de verschillende zintuigen. De geëigende vorm van innemen is slikken. Meestal gedruppeld op versierde stukjes papier. Er treed vrij snel sterke tolerantie op die ook weer snel afneemt na stoppen met gebruik. Daarnaast zijn er nog allerlei andere tripmiddelen zoals lachgas, paddo’s, poppers, ecodrugs etc.
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
11
Genotmiddel of verslaving (bron: Het Trimbos-instituut) Genotmiddelen Talrijke genotmiddelen kunnen als ‘drug’ worden aangemerkt met het risico van verslaving zoals alcohol, hasj en weed, drugs maar ook soorten als cafeïne, tabak en slaapmiddelen behoren tot deze categorie. Daarnaast zijn er nog allerlei andere tripmiddelen zoals lachgas, paddo’s, poppers, ecodrugs etc. Een genotmiddel is verslavend als het afhankelijkheid en gewenning kan veroorzaken. Daarbij kun je onderscheid maken tussen lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid. Bij lichamelijke afhankelijkheid vertonen zich ontwenningsverschijnselen wanneer wordt gestopt. Wanneer een gebruiker steeds meer behoefte heeft en zich zonder niet meer prettig voelt dan spreken we van geestelijke afhankelijkheid. Wanneer een gebruiker steeds meer nodig heeft om hetzelfde effect te bereiken spreken we van gewenning. Zowel drugs als alcoholgebruik kan leiden tot gewenning en lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid. Meestal zijn de risico’s wel bekend maar worden deze door de meeste gebruikers onderschat of weggewimpeld. Drugs- en alcoholverslaving Bij verslaving aan drugs is er duidelijk sprake van lichamelijk en geestelijke afhankelijkheid. Ook wordt er gesproken over zogenaamde tolerantie. Iemand heeft steeds meer nodig om eenzelfde effect te krijgen. Bij het stoppen treden duidelijke ontwenningsverschijnselen op. Bij éénmalig gebruik ben je nog niet verslaafd. Verslaving hangt af van verschillende factoren. Veel mensen die voor het eerst drugs gebruiken doen dat om te experimenteren, uit nieuwsgierigheid of omdat ze op zoek zijn naar een bepaald gevoel. Doorgaan met gebruiken is onder meer afhankelijk van de werking van de drug en de mate waarin iemand gevoelig is voor de effecten. Ook de redenen om de drug te nemen spelen een rol: iemand die gebruikt omdat hij zich rot voelt, loopt een groter risico op problematisch gebruik dan iemand die gebruikt terwijl hij lekker in zijn vel zit. Het risico van afhankelijkheid van de verschillende soorten drugs is niet geheel duidelijk. De ene gebruiker kan snel geestelijk afhankelijk zijn van hasj, terwijl de ander daar nooit last van krijgt. Toch leidt de ene drug tot minder verslavingsproblematiek dan de andere. Zo is heroïne sterk verslavend. Cocaïne en amfetamine zijn dat minder en XTC, hasj en weed nog minder. Gebruik van softdrugs betekent niet het automatisch overgaan naar harddrugs. Er is wel een verhoogd risico wanneer iemand op een ‘harde’ (overmatige) manier softdrugs gebruikt. De meeste alcohol wordt thuis gedronken, een ander deel in de horeca en in sportkantines. Veel mensen drinken alcohol omdat ze het gezellig en lekker vinden, of omdat ze mee willen doen. De één drinkt dagelijks; een ander drinkt doordeweeks niet, maar in het weekend juist heel veel. Soms heeft heel veel drinken te maken met groepsgedrag. Ook tijdens het uitgaan wordt vaak veel alcohol gebruikt. Ongeveer 85% van de Nederlanders van 16 jaar en ouder drinkt regelmatig een glaasje. In 2003 had op twaalfjarige leeftijd bijna de helft van de scholieren (47%) al eens een glas alcohol gedronken, op vijftienjarige leeftijd drinkt de helft al wekelijks alcohol (52%). Vroeger werd vooral bij speciale gebeurtenissen alcohol gedronken. Tegenwoordig is het gebruik veel algemener. Het is een vanzelfsprekend deel van het sociale leven geworden. Voor een flink aantal mensen echter is alcohol een probleem geworden: 10% van de Nederlandse bevolking van 16 - 69 jaar is een probleemdrinker, meer mannen (17%) dan vrouwen (4%).
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
12
Waarom Veel mensen beginnen te experimenteren als ze jong zijn, bijvoorbeeld om mee te doen met anderen, om stoer te doen, om grenzen te verkennen, uit nieuwsgierigheid, om verveling te verdrijven of vanwege de spanning (het mag immers niet). Ook trends spelen een rol. Doorgaan met gebruiken ligt niet alleen aan de persoon in kwestie maar ook aan zijn omgeving. Wanneer de directe omgeving zoals een vriendenkring gebruik accepteert of afwijst, dan heeft dat grote invloed. Het afwijzen van het drugs- of alcoholgebruik van een ander hoeft er echter niet altijd toe te leiden dat hij of zij ook stopt met gebruiken. Het kan er ook toe leiden dat iemand een andere omgeving opzoekt, waarin het gebruik wel wordt geaccepteerd. Risico’s bij drugs en alcohol Drugsgebruik brengt altijd risico’s met zich mee, zoals het gevaar van lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid. Het gebruik is extra gevaarlijk voor ondermeer mensen die geestelijk kwetsbaar zijn. Een risico van bepaalde drugs is overdosering: het innemen van een dodelijke hoeveelheid. Wat vaker voorkomt is dat iemand iets anders inneemt dan hij verwacht. Het komt voor dat een pil of poeder niet bevat wat de verkoper beweert. Daarnaast nemen veel gebruikers verschillende drugs door of naast elkaar. De effecten van combinaties zijn onvoorspelbaar en kunnen ook dodelijk zijn. Drugs beïnvloeden de waarneming en het concentratievermogen van de gebruiker. Alles wat met mate wordt genuttigd schaadt de gezondheid niet, dat geldt ook voor alcohol. Dagelijks 1 tot 2 glazen voor vrouwen en 2 tot 3 glazen voor mannen is niet ongezond. Dagelijks drinken verhoogt wel het risico op gewenning. Daarom is het goed om 2 dagen per week geen alcohol te drinken. Overmatig gebruik kan tot diverse problemen leiden zoals beschadigingen aan het maagslijmvlies, de lever en de hersenen, de kans op ongelukken neemt toe. Mensen worden bovendien sneller agressief met een flinke slok op. Herkennen alcohol- en drugsgebruik Gewenning en verslaving aan alcohol ontstaan geleidelijk. Het begint met af en toe te veel drinken tot regelmatig doorzakken. Dat maakt het herkennen van probleemgebruik moeilijk. Er is sprake van misbruik als iemand ongeacht de omstandigheden voortdurend alcohol gebruikt, terwijl dat gebruik problemen veroorzaakt of verergert. Als iemand zichzelf herhaaldelijk in gevaar brengt (autorijden onder invloed bijvoorbeeld), is er ook sprake van misbruik. Belangrijke aanwijzingen voor probleemgebruik zijn: alcohol nodig hebben om te kunnen ontspannen of om een bepaalde angst te overwinnen, niet genoeg hebben aan 1 of 2 glazen, maar dagelijks meer drinken en vaak situaties opzoeken waar alcohol gedronken wordt of zonder alcohol ontwenningsverschijnselen krijgen als trillende handen, transpireren en slecht slapen. Er zijn verschillende soorten drugs. Om het gebruik te herkennen een aantal voorbeelden: -
Hasj en weed: De werkzame stof in hasj en weed (THC) versterkt de stemming. Wie zich niet zo gelukkig voelt, kan zich er nog rotter door voelen. Bij iemand die zich goed voelt, valt het meestal prettig. Hij wordt er ‘high’ van. Het woord ‘stoned’ wordt gebruikt vanwege het zwaar aanvoelen van met name armen en benen. THC beïnvloedt ook de waarneming. Kleuren worden intenser ervaren, muziek wordt intenser beleefd. Het gevoel voor ruimte en tijd verandert, de fantasie slaat op hol. Sommige mensen krijgen ineens zin om veel te eten (‘vreetkick’), anderen de slappe lach. Vanwege de verdovende werking wordt het ook gebruikt om te ontspannen. Aan de andere kant kun je door angst overvallen worden. THC verslapt de spieren, maakt de mond droog, de ogen rood, verwijdt de pupillen en versnelt de hartslag.
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
13
-
Cocaïne Het gebruik van cocaïne is niet echt te zien. Cocaïnegebruik brengt wel bepaalde symptomen met zich mee: stimuleert het centrale zenuwstelsel, versnelt de hartslag en ademhaling en verhoogt de bloeddruk. Maar in grote lijnen zijn de effecten als volgt. Het uithoudingsvermogen wordt groter, hongergevoel en vermoeidheid verdwijnen. Pijn wordt minder snel voelbaar. De gebruiker wordt opgewekt en vrolijk, voelt meer energie en denkt de hele wereld aan te kunnen. Deze effecten doen zich voor, als de gebruiker af en toe cocaïne neemt en niet te veel tegelijk. De effecten zijn binnen een half uur verdwenen. Als de gebruiker het gevoel terug wil krijgen, moet hij opnieuw nemen. Zwaardere gebruikers worden vaak rusteloos en raken snel geïrriteerd.
-
Heroïne: bij het gebruik van heroïne worden de ademhaling en de hartslag langzamer. De lichaamstemperatuur gaat iets omlaag. De pupillen vernauwen zich sterk. Opiaten verminderen de werking van de darmen en kringspieren. Seksuele behoeften kunnen minder worden. In het begin kan de gebruiker last krijgen van braken, hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, jeuk en een ‘vreemd’ gevoel in het hoofd. De werkzame stof veroorzaakt op zich géén beschadigingen aan weefsels en organen. De lichamelijke effecten voor de gebruiker vallen in het niet bij wat hij voelt en ervaart: de sterk verdovende werking, die heel snel komt (de ‘flash’). Deze werking treedt al vanaf de eerste keer op en gaat overheersen wanneer de gebruiker na een aantal malen niet meer zo'n last heeft van de bij-effecten. De heroïne geeft dan een heel aangenaam effect: pijn, verdriet, angst, honger en kou worden niet meer gevoeld. Gemiddeld werkt heroïne 4 tot 6 uur.
-
XTC: het gebruik brengt wel bepaalde symptomen met zich mee zoals depressiviteit, angsten, slaapstoornissen. Maar die kunnen ook het gevolg van iets anders zijn. Bovendien zijn ze vaak nauwelijks waarneembaar. Eigenlijk kan alleen een open gesprek duidelijk maken of iemand wel of niet gebruikt. Daarbij is het belangrijk om het slikken van XTC niet op voorhand te veroordelen. Want dat maakt de kans op een open gesprek kleiner.
-
LSD: opvallend effect is het vervagen van de grenzen tussen de verschillende zintuiglijke waarnemingen. Men kan kleuren gaan ruiken en geluiden zien. Het kan een gevoel van tijdloosheid doen ontstaan. LSD kan gespoten worden of geslikt in pilvorm. Meest geëigend tegenwoordig is echter in vloeibare vorm, gedruppeld op kleine stukjes papier, die zijn versierd met afbeeldingen. Psychotische toestandbeelden kunnen voorkomen, soms nog nadat het gebruik gestopt is. Ook kan het middel gevoelens van angst en achterdocht vergroten.
De Lichtenvoorde/notitie verslaving/middelengebruik/versie febr. 2011
14