Nota
Middelengebruik en –overlast
Ans Maaijen Senior Verpleegkundige Januari 2010 Werkgroep: Ans Maaijen, Chris den Braber, Hans de Klein, Ton Hamers en Marij de Roos
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Inhoudsopgave Pagina
Algemeen beleid
3
Cliënt & behandeling
6
Zorgeenheid & afdeling
13
Deskundigheidsbevordering & cultuuromslag
21
Veiligheid & samenwerking
26
Veiligheid & Samenwerking
Cliënt & Behandeling
Algemeen Beleid Middelengebruik & -overlast
Deskundigheidsbvordering & Cultuuromslag
│versie 1.1│juni 2010│
Zorgeenheid & Afdeling
2
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Algemeen Beleid GGz Breburg Groep 1. Inleiding Toenemend drugsgebruik, en het gebruik van zwaardere middelen (drugs en alcohol), is een maatschappelijke trend die ook in de GGZ zichtbaar wordt. Dit geldt ook voor GGZ Breburg Groep. In de afgelopen tijd zijn van verschillende kanten signalen afgegeven over toenemend drugsgebruik en misbruik in zorgeenheden en op locaties van GGz Breburg Groep. In de instelling zijn verschillende initiatieven genomen om de gesignaleerde problemen op te lossen: sancties, preventieve maatregelen, aanpassingen aan gebouwen en dergelijke. Ad hoc oplossingen zijn niet afdoende. Het is van belang een samenhangend beleid vast te stellen om drugsgebruik en de overlast als gevolg van drugsgebruik zo veel mogelijk tegen te gaan. In dit segment wordt puntsgewijs een overzicht gegeven van de noodzakelijke kaders, uitgangspunten en richtlijnen die gelden binnen de instelling GGz Breburg Groep.
2. Kaders Binnen het middelenbeleid zijn een tweetal kaders van belang: Juridische wet- en regelgeving Het juridisch kader in Nederland bepaalt de uiterste grens van het drugsbeleid binnen GGZ Breburg Groep. Handel in of verstrekken van soft- of harddrugs op het terrein, of in gebouwen van de stichting, wordt niet getolereerd; Gebruik van harddrugs wordt niet getolereerd; Gebruik van softdrugs kan worden gedoogd voor zover het behandelkader dit niet verder inperkt. Relatie met het individuele behandelplan In het individuele behandelplan van een cliënt kunnen afspraken gemaakt worden. Deze individuele afspraken hebben dan voorrang. Deze individuele afspraken kunnen: Inperkend zijn: Het feit dat binnen bepaalde settings softdrugs gedoogd kunnen worden, wil niet zeggen dat ze gedoogd moeten worden; Verruimend zijn: Zelfs in die settings waar behandelen voorop staat zal een absoluut nee niet in alle voorkomende gevallen kunnen gelden. Een zwaar accent dient dan te liggen op de afspraken die over het gebruik van drugs voor aanvang van de behandeling gemaakt zijn tussen cliënt en behandelaar. Deze afspraken dienen vastgelegd te worden in het individuele behandelplan.
│versie 1.1│juni 2010│
3
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 3. Algemene uitgangspunten GGZ Breburg Groep Terugdringen van drugs- en alcoholgebruik en -overlast begint met het (opnieuw) expliciet maken van de algemene uitgangspunten en (gedrags)regels ten aanzien van drugs in de instelling.
Gedragscode GGz Breburg Groep
Het gebruik van drugs is verboden in en op locaties van GGz Breburg Groep. Veel cliënten kampen met drugs- en/of alcoholgebruik en verslaving. Middelengebruik heeft directe invloed op het ziektebeeld. Cliënten hebben hiervoor behandeling, begeleiding en bescherming nodig. Behandeling, begeleiding en bescherming van cliënten tegen de schadelijke gevolgen van verslaving is wezenlijk onderdeel van de psychiatrische behandeling. Cliënten, medewerkers en bezoekers hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om middelengebruik tegen te gaan in, op en rondom de locaties van GGz Breburg Groep. Personen die overmatig alcohol en/of drugs gebruiken zullen hierop op actief en bij voortduring aangesproken worden. Van medewerkers wordt verwacht dat zij gebruikers actief aanspreken dan wel het signaleren van gebruik melden; de aandacht hiervoor begint al vóór het terrein van de GGz Breburg Groep. Als gebruik gesignaleerd wordt: of aanspreken of melden (geldt zowel voor medewerkers als cliënten en bezoekers). Van cliënten bij wie drugs aangetroffen worden kan –na overleg met directeur behandelzaken- melding of aangifte gedaan worden bij politie. Bij sterke vermoedens van handel zal –na overleg met directeur behandelzaken- melding of aangifte gedaan worden bij politie. Personen die op of in locaties van GGz Breburg Groep middelen meebrengen voor anderen zijn niet welkom en zullen verwijderd worden.
│versie 1.1│juni 2010│
4
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 4. Protocollen Het protocol en het behandelingsplan verwijzen naar elkaar. In het protocol staat alleen de praktische werkwijze kort omschreven zoals die in het algemeen op de afdeling gehanteerd wordt, zodat het een houvast is voor de verpleging en andere hulpverleners en duidelijkheid schept voor patiënten wanneer deze daar behoefte aan hebben. Wanneer er zich een crisissituatie of onwenselijke situatie voordoet dient er gehandeld te worden volgens de wettelijke richtlijnen en protocollen. Deze protocollen zijn terug te vinden in het segment Algemeen Beleid GGz Breburg Groep.
Protocollen Beleid Middelengebruik en -overlast Wanneer er zich een crisissituatie of onwenselijke situatie voordoet dient er gehandeld te worden volgens de wettelijke richtlijnen en protocollen. De volgende protocollen zijn terug te vinden in het kwaliteitshandboek. Fouilleren Kamer controle Middelen en Maatregelen beleidsnota Beëindiging vrijwillige opname WGBO-protocol geheimhouding Ontzegging toegang
Dwangtoepassing en regelgeving Er zijn mogelijkheden om te controleren op middelengebruik: Het wettelijk kader is bij BOPZ-cliënten anders dan bij WGBO-cliënten. Bij BOPZ cliënten is fouilleren aan kleding of aan het lichaam bij een vermoeden van drugsbezit, mogelijk. In beslag genomen drugs worden anoniem aan de politie overhandigd (zie WGBO-protocol geheimhouding). Bij WGBO-cliënten mag fouilleren alleen als de cliënt daar toestemming voor geeft. Indien er geen toestemming gegeven wordt en de cliënt bezit drugs, dan is er sprake van het niet nakomen van dit protocol.
│versie 1.1│juni 2010│
5
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Cliënt & Behandeling 1. Inleiding Het thema cliënt en behandeling staat centraal in dit segment: de integrale visie is een leidend principe voor de besluitvorming in de behandeling en begeleiding van de cliënt in relatie tot middelengebruik. In dit segment wordt weergegeven welke interventies er nodig zijn om de individuele cliënt adequaat te ondersteunen in de aanpak problematiek rondom middelengebruik. Onderstaande onderwerpen geven samen richting aan het proces, dat zal leiden tot een integrale aanpak van middelengebruik en –overlast binnen de GGz Breburg Groep.
2. Visie op zorg, behandeling en middelengebruik GGz Breburg Groep (Zichtbaar beter, 2009) biedt een getrapt aanbod van laagcomplexe, brede hoogcomplexe en selectieve topspecialistische BioPsychoSociale diagnostiek, behandeling en zorg inclusief revalidatie en rehabilitatie. Veel mensen met een ernstige psychiatrische aandoening hebben iets gemeen, namelijk verslaafd zijn aan drugs of alcohol. Het probleem bij mensen met een ernstige psychiatrische aandoening is, dat ze deze middelen dikwijls gebruiken als vorm van zelfmedicatie. Ze gebruiken drugs om symptomen van de ziekte te doen afnemen of bijwerkingen van medicijnen te verlichten. Ze gebruiken alcohol om sociale problemen als gevolg van hun aandoening te maskeren. Het gebruik en misbruik van alcohol en drugs heeft dus directe samenhang met de psychiatrische aandoening. Reden waarom het beleid is gebaseerd op een integrale aanpak. Het zorgaanbod is gericht op zorg op maat, waarin het nemen van eigen verantwoordelijkheid en regie over het eigen leven centraal staan. GGz Breburg Groep stelt de veiligheid van cliënten en medewerkers centraal. “Veilig voor cliënten” betekent dat GGz Breburg Groep handelt volgens de professionele standaarden en onze zorg zo organiseert dat de kans op schade aan de cliënt minimaal is. “Veiligheid voor medewerkers” betekent, dat de organisatie van de zorg en de arbeidsomstandigheden dusdanig zijn, dat de kans op onveilige situaties voor onze medewerkers minimaal is.
Psychiatrie en verslaving Een psychiatrische ziekte maakt mensen sneller vatbaar voor een verslaving. Verslaving en psychiatrie gaan hand in hand: Verslavende middelen kunnen een psychiatrische aandoening veroorzaken; Middelengebruik kan destabiliserend werken en/of het herstelproces van de cliënt belemmeren; Middelengebruik kan een bewuste keuze zijn van de cliënt. Het is een illusie te veronderstellen, dat middelengebruik binnen de psychiatrie volledig uit te bannen is. Een grote groep cliënten kan niet stoppen met de verslavende middelen en de middelen verergeren de symptomen van de aandoening. Dit negatieve proces heeft grote gevolgen. Er ontstaan vaak allerlei problemen op het gebied van werk, wonen, financiën en gezondheid. Op basis van nog steeds geldende recente wetenschappelijke inzichten onderscheiden we drie verklaringsniveaus voor het ontstaan en de instandhouding van verslaving (Toolkit Drugs, ZonMw 2009). Het biologische niveau verwijst naar de kwetsbaarheid van het individu door zowel factoren die samenhangen met de genetische aanleg alsook door de invloed van psychotrope stoffen op het zenuwstelsel.
│versie 1.1│juni 2010│
6
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast -VervolgOp het psychologische niveau gaat het vooral om de sterke aandrang van het individu om te (blijven) gebruiken. Deze aandrang wordt sterk bepaald door de set (de geestesgesteldheid) en setting (de omgevingsfactoren) en vormt een noodzakelijke voorwaarde om te (blijven) gebruiken. Het derde, intentionele niveau is ook nodig om een afdoende verklaring voor verslaving te geven. Het betreft de beslissing van het individu al dan niet toe te geven aan gebruik. Hierbij spelen in het bijzonder motivationele processen een rol. De interactie tussen deze drie niveaus is zeer complex en dynamisch. Het verloop van verslaving heeft veelal een cyclisch karakter waarbij perioden van (excessief) gebruik afgewisseld worden met perioden van abstinentie of een gematigd consumptiepatroon. Op den duur veroorzaakt verslaving meer of minder ernstige verstoringen of beschadigingen van psychische en lichamelijke functies die samenhangen met onder meer beoordelingsvermogen en zelfcontrole. Daardoor neemt de kwaliteit van leven alsook de individuele wilsbeschikking in toenemende mate af.
3. Hoofdlijnen van het zorgbeleid Het vergt het nodige van de zorgverlener en organisatie om enerzijds cliënten een participerende rol te laten vervullen als het gaat om gebruik van middelen in relatie tot behandeling en herstel en anderzijds zorg te dragen voor veiligheid van cliënt, medewerkers en omgeving. Hieronder volgen enkele uitgangspunten/aanbevelingen die richting zouden kunnen geven aan het op te stellen beleid binnen de GGz Breburg Groep.
Hoofdlijnen beleid
Opname: Informatie uitreiken over drugsbeleid en hulpprogramma’s; Systematische screening op middelenmisbruik en screening en assessment van psychopathologie; Uitgangpunt van het behandelbeleid is de kwaliteit van leven, niet strikt gebaseerd op abstinentie; Motiverende gespreksvoering/ IDDT In dialoog en samenwerking met cliënt; Aandacht voor kwaliteit van leven en empowerment; Geïntegreerde behandeling; Adequate medicamenteuze behandeling; Samenhang in interventies en aandacht voor bijkomende problematiek.
4. Opname Voordat een cliënt wordt opgenomen wordt deze gescreend op psychopathologie, drugsgebruik en drugsverleden. Er wordt een risico-inventarisatie uitgevoerd. Bevindingen worden zo snel als mogelijk gecommuniceerd met het team.
│versie 1.1│juni 2010│
7
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Interventies bij opname
Tijdens de hele behandeling/begeleiding moet het voor cliënten en betrokkenen duidelijk zijn wie de verantwoordelijke hulpverlener is. Geef korte schriftelijke informatie over het middelenbeleid en de mogelijkheden voor behandeling en ondersteuning mee aan de cliënt en familie; Tijdens een gesprek over de diagnostiek wordt ook informatie (mondeling en schriftelijk) over het betreffende ziektebeeld verstrekt; Als een cliënt een “geschiedenis” heeft binnen onze organisatie, is het belangrijk om dit te bespreken met de cliënt en alle betrokkenen met als doel voorwaarden te scheppen om het deze keer anders te doen.
5. Behandelen en aanspreken 5.1 Samenwerken en delen van verantwoordelijkheid Binnen onze organisatie werken we met behandelplannen, begeleidingsplannen, signaleringsplannen en crisisplannen. Het is van belang en ook wettelijk verplicht om met elkaar tot afspraken te komen (behandelplan). Een signaleringsplan is onderdeel van het behandelplan/begeleidingsplan. Het behandelplan moet worden gezien als uitgangspunt van het hulpverleningsproces en wordt altijd in samenspraak met de cliënt gemaakt, regelmatig geëvalueerd en bijgesteld. Ook een begeleidingsplan wordt altijd samen met de cliënt gemaakt. Het is van belang om de cliënt die middelen gebruikt te zien als een persoon die functioneert of heeft gefunctioneerd op een groot aantal verschillende levensgebieden. De Persoonlijk Begeleider heeft wekelijks een gesprek met de cliënt over verschillende domeinen: lichamelijke en geestelijke gezondheid, afhankelijkheid van middelen, wonen, werken, leren, sociale contacten, zelfzorg en zingeving. In dit gesprek dient aan de orde te komen of de cliënt op de gebieden wensen of problemen ervaart. Daarnaast spreek je een verslaafde cliënt aan op zijn verantwoordelijkheid om zo goed mogelijk voor zijn gezondheid te zorgen, en rekening te houden met zijn chronische stoornis. Een signaleringsplan geeft houvast bij een situatie van (dreigende) ontregeling. Hierbij moet agressie of terugval gezien worden als kernprobleem. Het doel van een signaleringsplan is om samen met de cliënt te onderzoeken hoe deze kan leren omgaan met zijn symptomen, waardoor het weer mogelijk is om deel te nemen aan de samenleving. Door het werken met signaleringplannen kan een bijdrage geleverd worden aan: Het terugdringen van dwangmiddelen; Het vergroten van de autonomie en bewegingsvrijheid van de cliënt, of het voorkomen van een ernstige of langdurige inperking hiervan; Het voorkomen van terugval in een psychose.
5.2 Kwaliteit van leven Kwaliteit van het bestaan verwijst naar de mogelijkheid voor de persoon om zelf zijn/haar leven te sturen en in te vullen én dit binnen alle levensgebieden. Hierbij wordt het „normale‟ zoveel mogelijk geïmplementeerd en het „uitzonderlijke‟ als aanvulling aangeboden. De kwaliteit van het bestaan bepaalt het welzijn en de levenstevredenheid van de cliënt. Binnen de behandeling en begeleiding van cliënten middelen gebruiken is het van groot belang dat we gebruik maken van de kracht van de cliënt, zijn motivatie en het aanboren van motiverende factoren, oog hebben voor (eer)herstel, rehabilitatie, wederopbouw en revalidatie. De uitdaging deze doelgroep liggen voornamelijk op het gebied van: In stand houden of verstevigen van autonomie; Motiveren; Normale dagelijkse activiteiten ontwikkelen (koken, winkelen, wassen); Cliënten betrekken bij alle daagse zaken; Vergroten van eigenwaarde en vertrouwen in zichzelf; │versie 1.1│juni 2010│
8
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast
Het hebben van een hobby; Activiteiten ontplooien buiten de afdeling; Aandacht voor samenleven binnen de woongroep (creëren van een prettige sfeer); Het behouden of versterken van sociale relaties.
5.3 Empowerment Empowerment is een begrip dat in de Verenigde Staten binnen de cliëntenbeweging is ontstaan. “De kern van empowerment is dat het gaat om een proces waarin mensen, organisaties of een gemeenschap invloed verwerven over hun leven. Mensen krijgen daarbij meer greep op wat ze in hun leven belangrijk vinden en ze ontdekken hun kracht en de talenten waarmee ze hun levensdoelen zouden kunnen verwezenlijken. Dat verstevigt het gevoel van de eigenwaarde, maar maakt hen ook bewust van de macht en invloed die instellingen en maatschappelijke structuren op hen uitoefenen. Bij empowerment gaat men ervan uit dat mensen hel goed in staat zijn om hun eigen problemen op te lossen. De vorm van hulp zou dan ook in wezen zelfhulp moeten zijn zodat iemand kan ontdekken dat hij meer is dan slechts slachtoffer of patiënt, maar ook sterk is en in staat is tot het zelf bepalen van zijn situatie (Brunklaus 2007). Empowerment verhoogt het bewustzijn en laat mensen specifieke kennis en vaardigheden op doen zodat ze hun eigen leven in handen nemen. Een aantal belangrijke aspecten bij verslaafde cliënten in het versterken van de eigen regie zijn: De nadruk op eigen regie en op de dingen die (nog) wel kunnen, voor zowel de cliënt als medewerker; Nadruk op de leuke dingen in het leven: positieve grondhouding, omgeving en sfeer; Nadruk op zelfwerkzaamheid en gebruik van eigen capaciteiten en het scheppen van de mogelijkheden daartoe; Nadruk op een speciale manier van sociale interactie in het sociaal systeem; Maximale zelfredzaamheid bewerkstelligen; Cultuur van betrokkenheid.
Interventies voor behandeling en rehabilitatie 1. Accepteren van weerstand tegen verandering als natuurlijk gegeven; 2. Inzicht verschaffen (psycho-educatie); Liberman; omgaan met verslaving Doel van de module „Omgaan met verslaving‟ is patiënten te leren „nee‟ zeggen tegen verslavende middelen en „ja‟ tegen zogeheten gezonde genoegens. Door het aanleren van vaardigheden (waar met name mensen met een ernstige psychiatrische stoornis vaak niet vanzelf over beschikken) en het geven van informatie over allerlei onderwerpen die met verslaving te maken hebben, worden deelnemers aangezet af te zien van het misbruik van drugs en alcohol. Belangrijk hierbij is de notie dat het gebruiken van drugs en alcohol is aangeleerd en dus ook kan worden afgeleerd. Bij de opbouw van de Liberman-modules is gebruik gemaakt van expertise uit de gedragstherapie, de leertheorie en de psycho-educatie. Blow up, Blow out Het doel van de cursus is het geven van informatie over middelengebruik aan mensen met psychotische ervaringen, zodat men na de cursus weet waarom men zelf gebruikt en wat de voor en nadelen van gebruik zijn. De cursus telt acht bijeenkomsten waarbij per keer een thema belicht wordt. 3. Consequenties bewust maken (psycho-educatie, sociotherapie, zelfhulp); 4. Motiveren voor verandering door benadrukken en versterken van discrepanties tussen huidige en gewenste situatie (oproepen cognitieve dissonanties); 5. Craving behandelen (medicatie); 6. Versterken autonomie van de cliënt (empowerment); 7. Eventueel: bijkomende problemen behandelen.
│versie 1.1│juni 2010│
9
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 5.4 Individuele afspraken Wanneer iemand de gemaakte afspraken niet naleeft dient hij hier persoonlijk op te worden aangesproken. Wanneer aan het gebruik van middelen en het verstoren van de orde consequenties zijn verbonden dan moeten deze erop gericht zijn om het aan het middelengebruik of de
Individuele afspraken
Individuele afspraken moeten altijd vastgesteld worden in het behandelplan; Ga in gesprek met de cliënt wat hem kan motiveren om zijn middelengebruik aan te pakken. Een “beloning”: bijvoorbeeld een bezoek brengen aan een familielid, naar de bioscoop gaan. Maak hier samen afspraken over; Stel individuele maatregelen die nodig zijn om de veiligheid van de cliënt als de omgeving te waarbogen vast in het behandelplan; Maak gebruik van het signaleringsplan; Indien er zich een onveilige situatie heeft voorgedaan, maak altijd een melding in TRIAS-Web en vermeld de M&M in Argus.
middelenoverlast een eind te maken, maar ze mogen geen strafkarakter hebben .
Bemoeizorg De hulpverlener noteert bovendien (naast de bevindingen van de cliënt) of hij zelf bij de cliënt problemen ervaart die ingrijpen rechtvaardigen. Dat leidt tot bemoeizorg.
5.5 Behandelplanoverleg Naar de norm van de Zorggroep vind er x maal per jaar een behandelplanoverleg plaats. In dit behandelplanoverleg worden de effecten van de behandeling besproken, doelen geëvalueerd en bijgesteld. Uitkomsten van gesprekken met de cliënt dienen gerapporteerd te worden in Psygis zodat behandelaren het proces van de cliënt nauwkeurig kunnen volgen en hierop kunnen interveniëren. De Persoonlijk Begeleider maakt in samenspraak met de cliënt een verslag ten behoeve van het
Middelengebruik in behandelplanoverleg 1. Middelen gebruik moet expliciet aan de orde worden gesteld; 2. Middelengebruik en de individuele afspraken hoe daar mee omgegaan wordt, worden inclusief aanspreken en sancties, opgenomen in het behandelplan van de cliënt; 3. Crisis signaleringsplannen worden opgesteld ten aanzien van middelengebruik (nu afspraken voor als het verkeerd gaat, vergelijkbaar met crisis- signaleringsplannen); 4. Aandacht voor medicatiebeleid ten aanzien van alternatieven voor drugs.
behandelplanoverleg. Eerdere verslaglegging kan hierbij dienen als handig hulpmiddel.
│versie 1.1│juni 2010│
10
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 6. Dwang & drang De tendens die onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen binnen GGz Nederland is ontstaan is dat het toepassen van dwang en drang fors geminderd wordt. Om dit resultaat te behalen, is het noodzakelijk om alles wat we doen vanuit een gemeenschappelijke, contextuele visie te benaderen. Dwang en dwang wordt voornamelijk toegepast om veiligheid voor zowel de cliënt als diens omgeving te waarborgen. Veiligheid is een ruim begrip en omvat een diversiteit aan thema’s. Om die reden hebben we een apart segment aandacht besteed aan veiligheid en samenwerking. Een voorwaarde om vertrouwen te ontwikkelen tussen cliënten en familie is het realiseren van een veilige omgeving. Vertrouwen valt en staat met het laten slagen van begeleiding en behandeling. Veiligheid is een voorwaarde, maar is geen leidend principe voor al ons handelen. Het leidende principe is het proces van hulpverlening en dienstverlening. Het toepassen van dwangmaatregelen heeft altijd een grote impact op de betrokkenen: op de cliënt, de familie, medepatiënten en personeel. Dwangmaatregelen op zich kunnen leiden tot psychische problemen. Zoveel mogelijk inzetten op het voorkomen van dwangmaatregelen is dan ook niet alleen beter, maar zelfs een noodzaak. De cliënt en het hulpverleningsproces staan centraal. Soms kan dwang en drang een onderdeel worden van dit proces. Als er overgegaan moet worden op individuele sancties, dienen deze vast te worden gesteld in het behandelplan. Dwangtoepassingen worden altijd uitgevoerd na overleg met eerst geneeskundige/ behandelaar.
6.1 Crisissituatie Indien er sprake is van een noodsituatie is het belangrijk om te besluiten wat er moet gebeuren, wie wat doet en op welke manier iets gebeurt. Dit kan een alternatief zijn voor dwangtoepassing, maar het kan ook een dwangtoepassing zelf zijn. ln dit kader gaat het bijvoorbeeld om een cliënt die onder invloed van drugs gedrag vertoont dat een gevaar vormt voor zichzelf of zijn omgeving. Centraal staat dat de noodsituatie veranderd moet worden in een situatie waarin men zich weer veilig voelt.
6.2 Onwenselijke situatie Cliënten en bezoekers dienen zich te conformeren met de afspraken die de GGz Breburg Groep heeft opgesteld conform de Nederlandse wet- en regelgeving. Deze afspraken staan vermeld in het Algemeen Beleid Middelengebruik van de GGz Breburg Groep. Hulpverleners zijn op deze wijzen gemachtigd om in te grijpen bij onwenselijke situaties, bijvoorbeeld bij overlast, dealen of binnen smokkelen van middelen.
6.3 Protocollen Het protocol en het behandelingsplan verwijzen naar elkaar. In het protocol staat alleen de praktische werkwijze kort omschreven zoals die in het algemeen op de afdeling gehanteerd wordt, zodat het een houvast is voor de verpleging en andere hulpverleners en duidelijkheid schept voor patiënten wanneer deze daar behoefte aan hebben. Wanneer er zich een crisissituatie of onwenselijke situatie voordoet dient er gehandeld te worden volgens de wettelijke richtlijnen en protocollen. Deze protocollen zijn terug te vinden op het intranet plein Middelenbeleid.
6.4 Nabespreking en rapportage incident middelengebruik en –overlast Incidenten die te maken hebben met middelengebruik en –overlast worden nabesproken met de cliënt, indien wenselijk diens familie en betrokken hulpverleners. Nagegaan wordt hoe de cliënt (en eventueel familie) de situatie heeft ervaren en of er behoefte is aan extra ondersteuning. Hulpverleners evalueren de taakverdeling en verantwoordelijkheden. De nabespreking wordt ook gerapporteerd.
│versie 1.1│juni 2010│
11
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Nabespreking incident middelengebruik Hulpverlener Hoe heb ik de situatie ervaren? Ben ik tevreden over mijn inschatting van de situatie? Hoe was mijn rol als regienemer/ houder of deelnemer? Hoe verliep de communicatie? Hoe verliep het handelen? Organisatie Was aanwezig wat er nodig was? De cliënt Hoe is de situatie ervaren? Wat was de eigen inschatting van de situatie? Hoe verliep de communicatie? Hoe verliep het handelen? Is er behoefte aan extra ondersteuning? Wat/ kan/ moet er anders bij een eventueel volgende keer? Is er nog een gesprek/ evaluatie wenselijk? Sociale situatie Wie moet er ingelicht worden? Moet er melding gemaakt worden bij de politie? Situatie ook bespreken met familie? Is er een duidelijke behandelplanovereenkomst? Of moet er een BOPZ maatregel volgen?
Geciteerde werken RINO Groep Centrum opleidingen langdurige & complexe zorg [Online] / aut. RINO Groep // www.rinogroep.nl. - 2009. - 9 0ktober 2009. - http://lczorg.rinogroep.nl/?pageID=90. GGz Breburg Groep Zichtbaar Beter 2009-2012 [beleidsdocument[/ aut. Bestuursstaf GGz Breburg Groep. - [sl] : red. T. Vervoort, M. de Vries, GGz Breburg Groep, 2009. Veiligheidsbeleid drugs en alcohol, een toolkit voor GGz instellingen [Rapport] / aut. Nederland Zorg Consult. - [sl] : Zorg Consult Nederland , september 2009. Werken aan herstel, handvatten voor de persoonlijk begeleider in de zorg voor mensen met psychiatrische aandoeningen [Boek]/ aut. Brunklaus, O, 2007.
│versie 1.1│juni 2010│
12
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Zorggroep & Afdeling 1. Inleiding Dit segment spitst zich toe op het ontwerpen van een eigen beleid en de implementatie ervan binnen de zorggroep en de eigen afdeling, passend binnen de (behandel)setting en doelgroep. Er worden handvaten aangereikt voor het opstellen van een afdelingsgebonden visie en -beleid. Het is daarnaast ook van belang dat de zorg rondom middelengebruik op de afdeling op een juiste en zorgvuldige wijze gecoördineerd wordt. Het beleid moet niet alleen eenduidig zijn, maar ook uitvoerbaar en controleerbaar.
2. Middelengebruik: psycho-educatie, zelfhulp en informatie op de afdeling De GGz Breburg Groep wil cliënten door middel van een divers aanbod zo adequaat mogelijk ondersteunen in hun herstelproces. Het is van belang dat cliënten hun verslaving (her)kennen en begrijpen, hun verslaving aanvaarden en een positief zelfbeeld behouden. Psycho-educatie wil de persoon begeleiden in een constructief verwerkingsproces. Daarvoor moet er op maat van de persoon en diens leven gewerkt worden. De vertaling van algemene principes naar het leven van de persoon en de toepassing ervan levert soms problemen op. Belangrijk is om te inventariseren wat de gewenste ondersteuningsvorm en -vraag van de cliënt en wat het team van professionals aan ondersteuning noodzakelijk acht. Het aanbod dient hier zorgvuldig op afgestemd te worden.
2.1 Informatiefolders middelengebruik Het RSC-GGz Breburg Groep beschikt over een diversiteit aan foldermateriaal rondom het thema middelengebruik. Dit materiaal is voornamelijk afkomstig van het Trimbos-instituut. GGz Breburg Groep stelt deze informatiebrochures gratis ter beschikking aan cliënten en hun familie. Het is noodzakelijk dat deze informatie vrij toegankelijk is op de afdeling. Op verzoek van de zorggroep of afdeling kan het RSC-GGz Breburg Groep foldermateriaal samenstellen naar behoefte van de afdeling en doelgroep.
2.2 Inzetten van ervaringsdeskundigen op de afdeling Ervaringsdeskundigheid (RSC-GGz 2008) houdt in, dat mensen met een psychiatrische en/of verslavingsachtergrond op basis van hun eigen ervaring en die van anderen, ervaringskennis ontwikkelen, die ingezet kan worden in de hulpverlening, wat kan helpen bij het bevorderen van het herstelproces van de cliënt. Herstel is niet hetzelfde als wachten op genezing. Herstel betekent (leren) zien waar je kwetsbaarheden en talenten liggen. Herstellen betekent je eigen weg vinden, greep krijgen op je psychische kwetsbaarheden en je leven weer meer in eigen hand nemen. Herstellen betekent ook je eigen verhaal daarover maken, in woorden die je zelf kiest. De aandacht verschuift van ziekte, symptomen en cliënt zijn naar herstel, mogelijkheden en actief zijn. In het eigen leven, in de geestelijke gezondheidszorg en daarbuiten. Leren om vanuit je ervaringen ervaringsdeskundig te worden en met die kennis daadwerkelijk aan de slag gaan. GGz Breburg Groep vindt dat ervaringsdeskundigheid onmisbaar is bij de ondersteuning van herstelprocessen. Niet alleen door andere cliënten de weg te wijzen naar hun eigen kracht, maar ook door een inhoudelijke bijdrage te leveren aan verbetering van de kwaliteit van de geestelijke gezondheidszorg. Het doel van de inzet van ervaringsdeskundigen is het vinden, motiveren, begeleiden van cliënten met (ernstige) verslaving- als ook een (ernstig) psychiatrisch probleem. De inzet van ervaringsdeskundigen kunnen op diverse vlakken van grote meerwaarde zijn op de afdeling: Voorlichting geven aan het team; Voorlichting geven aan cliënten; Geven van psycho-educatie; │versie 1.1│juni 2010│
13
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast
Actieve benadering en onderhoud van (transmuraal) contact met cliënt en het sociaal netwerk); Bieden van praktische hulp aan cliënten in de thuissituatie en op de afdeling; Motiveren van cliënten om verantwoording te nemen voor hun herstelproces; Begeleiding bieden aan cliënten bij ADL en sociale activiteiten; Observeren van gedrag en reacties van de cliënt en/of ontwikkelingen binnen het team.
Organisatie van inzet ervaringsdeskundige medewerkers GGz Breburg Groep hecht grote waarde aan de inzet van ervaringsdeskundige medewerkers. Ga met het team na op welke wijze ervaringsdeskundigen een bijdrage kunnen leveren aan het herstelproces van de cliënten die middelen gebruiken. Bedenk ook dat ervaringsdeskundigen ingezet kunnen worden voor het team; men kan een bijdrage leveren aan deskundigheidsbevordering over verslaving en herstel. Ervaringsdeskundige medewerkers worden ondersteund vanuit het RSC-GGZ Tilburg en Steunstructuur Ervaringsdeskundigen in Breda en worden ingezet bij de zorgeenheid/dienst of (F)ACT-team waar de functie uitgevoerd wordt. De betreffende zorgeenheid/dienst is verantwoordelijk voor de inhoudelijke afstemming en uitvoering van de werkzaamheden. De verantwoordelijkheid voor de ondersteuning, intervisie/supervisie en deskundigheidsbevordering en borging van ervaringsdeskundigheid ligt bij het RSC-GGZ Tilburg en Steunstructuur Ervaringsdeskundigen in Breda
2.3 Psycho-educatie middelengebruik op de afdeling Informatie specifiek gericht op middelengebruik (verslaving) wordt aan cliënten én hun betrokkenen aangeboden. De voorlichting heeft meerdere doelen. Door inzicht te krijgen in het ziektebeeld, de verslaving, wordt de acceptatie bevorderd en leren zowel de cliënt als de betrokkenen beter met de ziekte om te gaan. Zo kan vroegtijdige signalering van de symptomen een terugval voorkómen. Op deze wijze krijgt de cliënt meer grip op het eigen leven en kan de kwaliteit daarvan verbeteren. Psycho-educatie vindt plaats in de vorm van een vaardigheidstraining, een cursus, individuele of groepsgesprekken. Thema’s zoals: de kenmerken van verslaving, werking van middelen, mogelijke oorzaken van verslaving, de behandelmogelijkheden inclusief (bij)werking van medicijnen, psychische en sociale gevolgen en sociale steun, komen tijdens een bijeenkomst aan bod. Niet alleen aan cliënten maar ook familieleden en andere verwanten wordt psycho-educatie aangeboden. Ook voor hen is het belangrijk informatie te krijgen over de ziekte en steun te krijgen te leren hoe met het middelengebruik om te gaan. Vaak maakt psycho-educatie onderdeel uit van een behandel- en begeleidingsplan en wordt dit georganiseerd vanuit GGz Breburg Groep in samenwerking met partners.
│versie 1.1│juni 2010│
14
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 3. Profiel aandachtsfunctionaris Beleid Middelengebruik en -overlast Het is aan te bevelen om per afdeling een aandachtsfunctionaris Middelengebruik aan te wijzen. Medewerkers moeten de aandachtsfunctionaris rechtstreeks kunnen raadplegen bij vragen omtrent middelengebruik, -overlast, beleid en regelgeving. Bij voorkeur is de aandachtsfunctionaris afkomstig uit het team. Hij heeft een extra taak in het onder de aandacht brengen van het beleid en deze af te stemmen met de dagelijkse praktijk.
3.1 Takenpakket van de aandachtsfunctionaris Signaleren De aandachtsfunctionaris vervult een signalerende rol binnen afdeling en organisatie. Hij geeft gevraagd en ongevraagd advies aan interne collega’s. De aandachtsfunctionaris verwijst derden door naar andere disciplines, zoals manager, politie, behandelaar en meldpunt middelengebruik. Adviseren en consulteren De aandachtsfunctionaris heeft een adviserende rol naar collega’s en cliënten. Hij ondersteunt hen bij vragen of bij problematisch gedrag van cliënten welke gerelateerd zijn aan middelengebruik en overlegt zo nodig met derden over de afstemming van de hulpverlening of het beleid. Hij informeert collega’s over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van middelengebruik en –overlast. Aanspreekpunt De aandachtsfunctionaris regelt voorlichting binnen de teams (voor cliënten en medewerkers). Hij beheert het voorlichtingsmateriaal (verkrijgbaar via het RSC-GGz) over middelen op de afdeling en zorgt voor de verspreiding hiervan. Hij fungeert als aanspreekpunt van de ervaringsdeskundige (gericht op middelengebruik) en begeleidt hem op de afdeling. Deskundigheidsbevordering en discussie De leidinggevende en aandachtsfunctionaris brengen het onderwerp Middelengebruik bij voorkeur minimaal twee maal per jaar in tijdens het teamoverleg. Het volgende kan bijvoorbeeld besproken worden: Inventarisatie van behoefte aan deskundigheidsbevordering over middelengebruik; Bespreken van eventuele wijzigingen in het beleid Middelengebruik en –overlast; Bespreken van TriasWeb meldingen die gedaan zijn met betrekking tot middelengebruik en – overlast; Preventie en signalering van middelengebruik en –overlast. Plaats binnen het team De aandachtsfunctionaris is de motor van de beleidsontwikkeling en vertegenwoordigt dit proces binnen het team. Hij stimuleert ook draagvlak op de afdeling en is onontbeerlijk voor input, het aangeven van kaders en het leggen van een link tussen praktijk en beleid.
Aandachtsfunctionaris middelengebruik en -overlast Binnen elk team is er een aandachtsfunctionaris middelengebruik benoemd. Deze heeft een signalerende, adviserende, coachende en coördinerende rol als het gaat om de aanpak van middelengebruik en –overlast.
│versie 1.1│juni 2010│
15
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 4. Huisregels op de afdeling Het bespreekbaar maken en behandelen van middelengebruik zijn een essentiële verantwoordelijkheid van onze hulpverleners. Uitgangspunt van de huisregels is dat cliënten en personeel samen verantwoordelijk zijn voor een voor iedereen veilige sfeer op de afdeling. Deze veiligheid mag niet in het gedrang komen. Wanneer iemand deze veiligheid in gevaar brengt, wordt een grens overschreden en moeten daar passende acties op worden ondernomen om de veiligheid te herstellen. Over het gebruik van middelen worden via het individuele behandelplan afspraken op maat gemaakt, passend bij de behandelfase en behandeldoelen van de cliënt. Van belang is dat het gebruik van middelen de veiligheid op de afdeling niet in gevaar mag brengen.
4.1 Waarom een huisreglement? De wet BOPZ verplicht het bestuur van de instelling een schriftelijk overzicht te overhandigen van de in het ziekenhuis geldende huisregels en van de op grond van deze wet aan de cliënt toekomende rechten aan de cliënt, de echtgenoot, de wettelijke vertegenwoordiger en de naaste familie. Het Besluit rechtspositieregelen BOPZ omschrijft vervolgens wat de strekking van deze huisregels is. Huisregels zijn bedoeld om een goede gang van zaken (waaronder ook praktische) in huis te regelen; zij kunnen geen inbreuk maken op de aan de cliënt in de wet toegekende rechten. Huisregels kunnen alleen die beperkingen aanbrengen in de vrijheid van handelen van de cliënt die nodig zijn om de afdeling een geordende samenleving te doen zijn. Buiten een instelling wordt van mensen verlangd dat zij zich zullen gedragen naar wat in het maatschappelijk verkeer betamelijk is; hetzelfde geldt binnen een instelling. Huisregels laten onverlet dat in het behandelingsplan aan de cliënt andere beperkingen worden opgelegd dan die welke in deze regels zijn opgenomen. Deze beperkingen moeten hun legitimatie vinden in individuele behandeldoelen en de beoogde kwaliteit van leven. Anderzijds is het ook mogelijk dat het behandelingsplan met hetzelfde oogmerk, in de huisregels opgenomen beperkingen ten opzichte van de desbetreffende cliënt opheft.
5. Model huisregels In dit model zit een aantal instrumenten die de afdeling kan gebruiken om haar beleid op dit gebied te expliciteren, te verstevigen en te implementeren. Door middel van dit model kan de afdeling zelf het door haar gewenste beleid samenstellen, afgestemd op de setting en doelgroep. Het Algemeen Beleid Middelengebruik en -overlast is reeds voor handen. In die zin biedt dit model de mogelijkheid om beleid-op-maat te maken voor de afdeling.
5.1 Gedifferentieerde huisregels Afdelingsgebonden regels moeten gedifferentieerd beschreven worden naar aard van de afdeling. De ene afdeling zal bijvoorbeeld een abstinentie beleid voeren, de andere afdeling zal vooral uitgaan van beheersen daar waar mogelijk en het tegengaan van overlast. Ook de doelgroep vraagt om gedifferentieerde huisregels. Voor de doelgroep jeugd en ouderen zullen bijvoorbeeld andere regels van belang zijn, dan voor de doelgroep dubbele diagnose. En een ambulante setting vraagt weer om andere regels dan een gesloten crisisopname afdeling. Zorggroepregels en huisregels zijn afgestemd op het segment Algemene uitgangspunten en gedragscode van GGz Breburg Groep. Medewerkers worden middels onderstaande informatie en vragen geprikkeld om de huisregels vorm te geven, afgestemd op de doelgroep en setting. Het stelt hen in staat zelf – en met elkaar als team – op zoek te gaan naar de aanpak van middelengebruik en de uitgangspunten van behandeling en beleid. Met als doel de huisregels en -afspraken te formuleren over het middelenbeleid, passend binnen de opgestelde kaders van GGz Breburg Groep.
│versie 1.1│juni 2010│
16
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 5.2 Wat hoort er niet thuis in de huisregels? De hierna beschreven onderwerpen horen in ieder geval niet thuis in de huisregels om verschillende redenen: Huisregels zijn er om de algemene omgangsvormen in de instelling aan te geven zodat er binnen de instelling een geordende samenleving kan bestaan. Huisregels zijn er om de algemene en praktische gang van zaken te regelen. Huisregels zijn niet gebaseerd op individuele voorvallen of uitzonderingen maar geven de algemene lijn aan. Huisregels behandelen zaken ten aanzien van het verblijf en niet ten aanzien van de behandeling. Persoonlijke zaken worden niet in de huisregels geregeld maar in het individuele behandelingsplan of elders in het dossier. Dit geldt ook voor vergaande beperkingen in de vrijheid van handelen van de cliënt. Huisregels kunnen niet gebruikt worden voor het aanbrengen van beperkingen die samenhangen met de kwaal van de cliënt. Dergelijke beperkingen horen in een individueel behandelingsplan of elders in het dossier thuis. Dit geldt ook wanneer beperkingen voor alle cliënten van de hele afdeling nodig zijn. In het laatste geval kunnen protocollen op de afdeling een goede aanvulling zijn. Protocollen bevatten geen regels voor cliënten. In protocollen wordt de procedure beschreven hoe gehandeld wordt in een bepaalde situatie. Voorwaarde is dat deze protocollen niet als substituuthuisregels gaan fungeren, omdat de situaties waar de protocollen van toepassing op zijn altijd eerst in het behandelingsplan moeten zijn besproken. Protocollen en het behandelingsplan verwijzen naar elkaar. In het protocol staat alleen de praktische werkwijze kort omschreven zoals die in het algemeen op de afdeling gehanteerd wordt, zodat het een houvast is voor de verpleging en andere hulpverleners en duidelijkheid schept voor cliënten wanneer deze daar behoefte aan hebben. De belangrijkste protocollen aangaande middelengebruik en – overlast zijn opgenomen in het Algemeen Beleid van dit document. Onderwerpen die op grond van de wet BOPZ niet in de huisregels mogen staan: Regels over gedrag De huisregels zijn niet geschikt om expliciete gedragsregels op te nemen. Wel is de achterliggende gedachte van de huisregels dat iedereen zich op zo'n manier gedraagt dat een prettige samenleving mogelijk is. Dit houdt dus in dat van de cliënten verlangd mag worden dat zij zich niet agressief, gewelddadig of seksueel intimiderend gedragen en zich in het algemeen onthouden van het plegen van strafbare feiten. Indien de instelling het wenselijk vindt om hier iets over te zeggen in verband met de geruststellende werking voor slachtoffers van zulk gedrag, dan zou een goede plaats hiervoor de inleiding op de huisregels of een algemene informatie brochure zijn. Sancties in het algemeen en sancties op het niet naleven van de huisregels Sancties en straffen horen niet in de huisregels. Wanneer iemand de huisregels niet naleeft dient hij hier persoonlijk op te worden aangesproken. Wanneer aan het verstoren van de orde consequenties zijn verbonden dan moeten deze erop gericht zijn aan de verstoring een eind te maken, maar ze mogen geen strafkarakter hebben. Individuele afspraken en maatregelen moeten altijd in het behandelplan opgenomen worden, bijvoorbeeld als er sprake is van beëindiging van de vrijwillige behandelovereenkomst. Beperkingen in bewegingsvrijheid, telefoonverkeer, ontvangen van bezoek Beperkingen die verder gaan dan normaal gesproken nodig zijn voor een ordelijke gang van zaken, horen alleen in het elektronisch patiëntendossier thuis, ook indien bepaalde aspecten op de gehele afdeling van toepassing zijn. Beperkingen als deze zijn een dermate grote inbreuk op de privacy en de vrijheid van handelen van de cliënt dat deze met hem persoonlijk besproken en vastgesteld moeten worden. Het beperken van het recht op privacy, waaronder het recht om zich terug te trekken met bezoek, met andere cliënten of alleen, verder dan nodig is om overlast voor andere cliënten te voorkomen, is eveneens alleen mogelijk in het dossier. De mate van bewegingsvrijheid is zo individueel bepaald dat het niet in de huisregels staat. Cliënten die onvrijwillig zijn opgenomen zullen over het algemeen toestemming moeten vragen om het terrein van de instelling te verlaten. Dit kan in een brochure over opname en verblijf met IBS of RM geregeld worden evenals de gronden van art. 40 BOPZ voor beperking van het recht op bewegingsvrijheid. │versie 1.1│juni 2010│
17
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Middelen en maatregelen Het toepassen van middelen en maatregelen is een ingrijpende gebeurtenis waarover de cliënt goed geïnformeerd dient te worden, niet in de huisregels maar in een aparte brochure. De reden dat de huisregels niet geschikt zijn, is dat middelen en maatregelen alleen in acute en tijdelijke noodsituaties worden toegepast. Hiervan is sprake indien de cliënt een acuut ernstig gevaar vormt voor zichzelf of voor anderen of wanneer er een meer dan normale kans aanwezig is dat deze situatie zich voor zal doen. Middelen en maatregelen betreffen nooit de algemene gang van zaken maar hebben altijd betrekking op bijzondere situaties in bepaalde omstandigheden en horen dus niet in de huisregels. Het aanhalen van middelen en maatregelen als zijnde sancties op het niet naleven van de huisregels is niet de bedoeling van de middelen en maatregelen en ook niet van de huisregels. Op de afdeling kan een protocol gemaakt worden met daarin beschreven wat het beleid is bij toepassing van middelen en maatregelen. Urinetesten Ook al is het misschien op bepaalde afdelingen gebruikelijk dat iedereen na het geven van toestemming, op gezette tijden aan een urinecontrole wordt onderworpen, kan men dit toch niet in de huisregels plaatsen. Het afnemen van urine valt onder behandelen en niet onder wonen, ook wanneer het op de afdeling misschien meer als een ordemaatregel fungeert. Indien het herhaaldelijk (of incidenteel) afnemen van urine van belang is, dient dit in het behandelingsplan opgenomen te worden. In het behandelingsplan kan verwezen worden naar een afdelingsprotocol, dat de procedure voor urinetesten beschrijft. Verbod op het gebruik van bepaalde voeding/ drank Indien het gebruik van bepaalde stoffen niet toegestaan is, wordt dit opgenomen in het behandelingsplan en staat het niet in de huisregels omdat het een behandel- en geen woonkwestie is.
5.3 Het perspectief waaruit huisregels worden opgesteld Elke (behandel)setting heeft zijn eigen cliëntenpopulatie, (behandel)doelstellingen, behandelcontext, expertise en werkwijze. Het is van groot belang om dit perspectief in kaart te brengen, alvorens er een afdelingsreglement of gedragscode ontworpen gaat worden. De regels rondom middelengebruik en – overlast moeten relevant, acceptabel, uitvoerbaar en controleerbaar zijn binnen de afdeling. In het kader op de volgende pagina kunt u thema’s vinden om het perspectief van de afdeling en cliëntenpopulatie, in relatie tot middelengebruik en –overlast, in kaart te brengen.
Het perspectief voor het opstellen van afdelingsvisie en –beleid Doelgroep en setting klinisch, deeltijd, ambulant, wonen & arbeid Wat is de problematiek van de doelgroep? Hoe groot wordt het probleem middelengebruik geschat? Wat is (voornamelijk) de opnamestatus van de doelgroep BOPZ- cliënten of WGBO- cliënten? Behandeldoelen Is de behandeling primair gericht op: Totale abstinentie (onthouding); Abstinentie op lange termijn; Beheersbaarheid en daar waar mogelijk abstinentie op lange termijn; Motivatie en kwaliteit van leven. Context (individueel, systeemgericht, groepsgericht) Zeker binnen een groepsbehandeling of groepsbegeleid wonen zullen afspraken over abstinentie dan wel aanvaard middelengebruik een ander karakter kennen en een andere impact hebben dan binnen een individuele behandelrelatie of woonbegeleidingsvorm.
│versie 1.1│juni 2010│
18
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast -vervolgProfessionele optiek en discipline Vanuit medische-verpleegkundige optiek en socio-psychologische optiek worden professionele inschattingen gemaakt van behandelmogelijkheden tijdens abstinentie en tijdens gebruik. De door individuele medewerkers gehanteerde opvattingen en richtlijnen ten aanzien van het belang van abstinentie Deze individuele opvattingen en richtlijnen worden enerzijds bepaald door kennis (over evidence voor en het belang van genuanceerd beleid rond middelengebruik tijdens behandeling) en vaardigheden (om deze nuances binnen de dagelijkse hulpverleningspraktijk op te nemen). En anderzijds door waarden, normen, tradities en voorkeuren van individuele medewerkers. Het team en de afdeling Welke regels zijn nodig om middelengebruik en –overlast beheersbaar te houden op de afdeling? Zijn de huisregels en -afspraken in de praktijk naleefbaar en controleerbaar? Op welke wijze worden de huisregels en -afspraken uitgedragen door de hulpverleners? Cliëntenparticipatie Is het zinvol om cliënten te betrekken bij het opstellen van huisregels en afspraken rondom middelengebruik? Hoe krijgt deze participatie vorm? Hoe kan er bij cliënten draagvlak gecreëerd worden om de huisregels en -afspraken na te leven? Kunnen cliënten extra gemotiveerd worden om zich aan de huisregels te houden? Bijvoorbeeld door het “belonen” van goed gedrag of het geven van meer verantwoordelijkheid? Hoe creëren we (cliënten en hulpverleners) een positieve sfeer op de afdeling? Op welke wijze kunnen we aansturen op de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt? Welke afspraken kunnen we samen maken?
5.4 Opstellen van huisregels De op te stellen huisregels moeten passen binnen het kader van GGz Breburg Groep en de Nederlandse wetgeving. Deze kaders en juridische regelgeving zijn opgenomen in het Algemeen Beleid Middelengebruik en -overlast.
Opstellen van huisregels en –afspraken met betrekking tot Beleid Middelengebruik en –overlast Deelname aan psycho-educatie Alcohol Is psycho-educatie een verplicht onderdeel van de behandeling?
Mag Zo de ja; cliënt bezoek op zijn of haar kamer ontvangen? Is alcohol op de afdeling verboden? Is dit strikt of wordt het min of meer o Welke programma’s worden gegeven? gedoogd? o Is dit een groepsbijeenkomst (collectief) of individueel programma? Mag men gelimiteerd drinken in het weekend en op feestdagen? Vaststellen alcohol in individueel behandelplan. Wat gebeurt erismet o Wat de gevonden frequentie?alcohol, wordt dit in beslag genomen en vernietigd? Hoe gaan we (cliënten en hulpverleners) hier met elkaar mee om? Hoe gaan we (cliënten en hulpverleners) hier met elkaar mee om?
│versie 1.1│juni 2010│
19
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast -vervolgDrugs Mag een cliënt bezoek op zijn of haar kamer ontvangen? Wordt het gebruik van cannabis gedoogd? Wat zijn de grenzen? Mag men onder invloed van drugs op de afdeling verblijven? Of wordt de toegang ontzegd? Of moet de cliënt op zijn kamer verblijven? Gevonden drugs wordt anoniem ingeleverd bij de politie. Wordt de politie op de afdeling uitgenodigd? Hoe gaan we (cliënten en hulpverleners) hier met elkaar mee om? Overlast Wat wordt verstaan onder overlast? (schending privacy, schending leefgenot, bedreiging, onacceptabele gedragingen, hinder, geweld) Wanneer wordt melding bij de politie gedaan? Hoe gaan we (cliënten en hulpverleners) hier met elkaar mee om? Wat zijn de mogelijkheden om samen te werken met instanties (gemeenten, politie, woningbouwcoöperaties).
Let op: Naast de huisregels kunnen er voor cliënten persoonlijke afspraken worden opgenomen in het behandelingsplan. Deze afspraken hebben voorrang op de huisregels en -afspraken.
5.5 Evaluatie van huisregels en afspraken Binnen een organisatie bestaan kaders en regels. Deze moeten eenduidig, actueel en redelijk zijn. Wanneer dit niet zo is, kan dit tot veel discussies en irritaties leiden. Irritaties kunnen leiden tot escalaties. De maatschappij en onze doelgroepen veranderen, kaders en regels dienen hierop afgestemd te worden. Huisregels en -afspraken dienen dan ook op verschillende onderwerpen
Ieder jaar worden alle huisregels en -afspraken geëvalueerd en bijgesteld.
geëvalueerd te worden; eenduidigheid, redelijkheid, actualiteit, doeltreffendheid en uitvoerbaarheid.
5.6 veiligheidsbeleid Het opstellen van huisregels is in belangrijke mate verbonden met het waarborgen van veiligheid op de afdeling. In segment 5 wordt meer specifiek ingegaan op het thema veiligheid.
Geciteerde werken RSC-GGz/ Notitie Borging Ervaringsdeskundigheid [beleidsdocument]/ aut. GGz Breburg Groep. [sl] GGz Breburg Groep, 2009
│versie 1.1│juni 2010│
20
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Deskundigheidsbevordering & cultuuromslag 1.Inleiding Een cruciale voorwaarde om deze Beleidsnota Middelengebruik en -overlast voortdurend en voortvarend te kunnen hanteren is competentieontwikkeling van medewerkers. Betrokkenen bij het primaire proces moeten middelenproblematiek kennen om het te kunnen herkennen; een standaard kennisniveau over alcohol, drugs en bijbehorende problematiek bij cliëntgebonden functies is dus een minimum vereiste. Daarnaast hebben deze betrokkenen handvatten nodig om gebruik en misbruik vervolgens te beïnvloeden/aan te pakken; een heldere visie is hiervoor een belangrijk aangrijpingspunt. Daarnaast moeten medewerkers over praktische vaardigheden beschikken om de problematiek te kunnen hanteren. Voor deze kennis- en competentieontwikkeling is scholing en het verbreden van verslavingsexpertise over de gehele instelling essentieel. Naast de kennis en kunde dienen de normen en waarden bewaakt te worden; alcohol- en drugsgebruik is verboden en overlast is onacceptabel. Een dergelijk standpunt vereist dat medewerkers in deze hun verantwoordelijkheid nemen. Zo mag overlast op de afdeling niet verplaatst worden naar openbare ruimtes. Dat betekent dat cliënten en bezoekers die overlast creëren aangesproken worden, en dat collega’s elkaar wijzen op deze verantwoordelijkheid.
2. Cultuuromslag personeel Een afdeling waar cliënten (tijdelijk) verblijven heeft zijn gewoontes en zijn regels. De wijze waarop men op de eigen afdeling werkt, is niet per definitie gebaseerd op de laatste ontwikkelingen en inzichten. Het is goed om je hiervan bewust te worden. Gewoontes en rituelen zijn veelal onderdeel van ons handelen.
2.1 Personeel in de groep Om ongewenst gedrag rondom middelengebruik en –overlast snel te signaleren en de-escalerend te werken is het van groot belang dat personeel zo veel mogelijk in de groep aanwezig is.
Personeel in de groep
Afdelingen zorgen voor personeel ín de groep; Tijdens de overdracht blijft altijd minimaal één zorgverlener in de groep; Geef op de kantoordeur de tijden van overleg aan en houd je daaraan; Overleg (ook met de cliënt) wie op welke manier de cliënt het beste kan begeleiden om de spanning/ onrust te doorbreken en verminderen. Maak alleen haalbare afspraken. Dit is van belang voor het vertrouwen en het gevoel van veiligheid in een meestal al spannende situatie; Bespreek situaties die als onveilig worden ervaren. Bespreek dit zowel met (mede)cliënten, medewerkers als met familie.
2.3 Van gedogen naar aanspreken Het tegengaan van drugsoverlast is een veranderingsproces die interventies vergt om de houding van betrokkenen te veranderen, het omvormen van een “gedoogcultuur” naar een “meldcultuur” en cliënten ervan bewust maken dat middelengebruik schadelijke gevolgen heeft voor hun herstel en op de behandeling. GGz Breburg Groep is een integere organisatie, mensen gaan zorgvuldig met elkaar om en leveren zo optimaal mogelijk zorg aan de cliënten.
│versie 1.1│juni 2010│
21
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Ondanks een hoeveelheid aan maatregelen die de GGz Breburg Groep heeft getroffen is middelenmisbruik, diefstal en criminaliteit, machtsmisbruik en andere ongewenste omgangsvormen niet geheel uit te bannen. De eerste stap in het bestrijden van dergelijk gedrag is, dat er een code gehandhaafd wordt waarin hulpverleners, cliënten en bezoekers verantwoordelijkheden, waarden en normen respecteren die gelden binnen de GGz Breburg Groep. De noodzakelijke tweede stap is dat de dilemma’s rondom middelengebruik en schendingen die gesignaleerd worden bespreekbaar worden gemaakt. De uitgangspunten en gedragscode zijn terug te vinden in het stuk Algemeen Beleid GGz Breburg Groep van deze beleidsnota. Risico’s van gedogen Middelenmisbruik en -overlast zal nooit geheel te voorkomen zijn, in alle gevallen is het van belang dat de GGz Breburg Groep incidenten vroegtijdig signaleert. Immers waar zicht ontbreekt, blijven maatregelen uit. Signalering kan ertoe leiden dat (OOG, onderzoekers ongewenst gedrag, 2009): de nadelige gevolgen van middelen misbruik en overlast wordt beperkt. Door vroegtijdig te signaleren, kunnen mogelijkerwijs nog tegenmaatregelen of verzachtende maatregelen worden getroffen. Zo kan het vroegtijdig herkennen van middelengebruik van een cliënt voorkomen dat de persoon wegens de gevolgen van het gebruik decompenseert. de kans op herhaling door dezelfde cliënt af neemt. Wanneer een gebruiker niet wordt aangesproken op zijn gedrag neemt de kans op herhaling toe. De drempel wordt immers steeds lager; de kans op overtredingen van meer ernstige aard door dezelfde cliënt af neemt. Een grote crimineel begint dikwijls als kruimeldief. Wanneer een overtreding wordt gedoogd, zal de overtreder minder morele bezwaren hebben om de volgende keer een overtreding van meer ernstige aard te begaan; wordt voorkomen dat het klimaat verloederd. Ongecorrigeerd, ongeoorloofd gedrag kan bij omstanders tot de opvatting leiden dat GGz Breburg Groep kennelijk niet zo zwaar tilt aan de naleving van afspraken. De opvatting “En waarom zou ik als cliënt mij moreler gedragen dan mijn medecliënt” opent de deur voor navolging; de cliënt die overlast bezorgt wordt gecorrigeerd en daarmee wordt de organisatienorm van GGz Breburg Groep onderstreept. Juist uit hetgeen gesanctioneerd wordt, blijkt welke normen de organisatie feitelijk hanteert. Een hulpverlener die de cliënt aanspreekt op zijn ontoelaatbaar gedrag creëert daarmee een norm. Daarentegen tasten ongecorrigeerde overtredingen de geloofwaardigheid van de betreffende normen juist aan. Om op adequate wijze ongewenst gedrag te kunnen voorkomen, dient het aanspreken op middelengebruik en -overlast onderdeel te worden van de organisatiecultuur. Hierbij is het de verantwoordelijkheid van de managers binnen de GGz Breburg Groep om de normen, waarden en het gewenste gedrag te definiëren en te implementeren in de cultuur van de organisatie. Openheid en communicatie is hierbij de sleutelfactor. Openheid en communicatie als sleutelfactor Het blijkt dat: de kans op overtredingen afneemt. Adequate signalering en tegenmaatregelen werpen hun schaduw vooruit. Het besef dat normafwijkend gedrag niet alleen wordt gesignaleerd maar ook wordt aangepakt, werkt op zich al als afschrikmiddel; er preventief beleid kan worden gevoerd. Als er niet wordt geleerd van gemaakte fouten of tekortkomingen in de organisatie, blijft de kans bestaan dat soortgelijke incidenten zich ook op andere plekken binnen de organisatie voordoen.
│versie 1.1│juni 2010│
22
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 3. Afstemming en communicatie Samenwerking met elkaar en met andere disciplines en (externe) partners is een van de voorwaarden voor een goede hulpverlening. Samenwerken vraagt aanpassing, invoegen, luisteren, verantwoordelijkheden delen en nemen. Het betekent ook dat we onze eigen deskundigheid moeten kennen, maar ook de eigen grenzen daarin. Hetzelfde geldt voor de (on)mogelijkheden van de organisatie, ook deze moeten we kennen. Rond het Beleid Middelengebruik en -overlast zijn samenwerking met de cliënt, de familie en diverse schakels binnen en buiten de organisatie, aspecten waarbij winst en alternatieven te vinden zijn. Naast communicatie met elkaar is ook reflectie op gebeurtenissen wezenlijk. Het geven van feedback, het reflecteren op acties en reacties en het kunnen bespreken van knelpunten met elkaar leidt tot gedeelde inzichten en verbeteringen. Niet alleen individuele kwaliteiten maken een samenwerking tot een succes, ook het gemeenschappelijke is nodig. De visie op middelengebruik en -overlast is het gemeenschappelijke uitgangspunt. Eén aspect van onze visie is dat middelengebruik en -overlast voorkomen kan worden door zo vroeg mogelijk in te spelen op signalen die wij zien en horen.
Correctie vraagt structuur en cultuur De organisatiecultuur is een noodzakelijke aanvulling op structurele maatregelen. Kenmerken van een dergelijke cultuur zijn zicht op elkaars handelen en bespreekbaarheid van gedrag (transparantie).
Sociale controle De rol van de leidinggevende en hulpverleners is van cruciaal belang voor het vroegtijdig signaleren van normafwijkend gedrag. Een hulpverlener dient over vaardigheden te beschikken om signalen van middelengebruik en -overlast te herkennen. Daarnaast dient hij over capaciteiten te beschikken om mensen op de juiste wijze aan te spreken en dient hij het lef te hebben om desnoods sancties te nemen. Het is van belang dat medewerkers elkaar kunnen aanspreken op hun gedrag. Dit vereist zowel een open houding bij degene die wordt aangesproken als moed en lef bij degene die feedback geeft.
Nemen van verantwoordelijkheid Aanspreken van cliënten die middelengebruiken en/of –overlast veroorzaken gaat een ieder aan. Dit betekent voor hulpverleners dat zij het aaspreken van cliënten niet beperken tot hun eigen caseload of populatie van de eigen afdeling of setting. Het is noodzakelijk om verantwoordelijkheid te nemen voor alle cliënten, dit door hen aan te spreken of signalen door te geven aan de desbetreffende afdeling waar de cliënt verblijft.
3.1 Afspraken Veel van onze cliënten komen in aanraking met diverse disciplines (bijvoorbeeld behandelaren, maatschappelijk verkenden), en externe partners (bijvoorbeeld reclassering, politie en justitie). Afstemming van en helderheid over regie en het nemen van initiatieven in de zorgverlening is daarbij van belang. Voor medewerkers is het belangrijk op de hoogte te zijn van deze afspraken. Dit is zeker ook belangrijk in noodsituaties. Samenwerkingsafspraken moeten dan ook actueel zijn en bekend binnen de organisatie. Geef extra aandacht aan de volgende aspecten: Iedere medewerker kent de disciplines en externe partners en is op de hoogte van afspraken. Bespreek dit punt bij het beleidsoverleg van je afdeling.
│versie 1.1│juni 2010│
23
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Als er nieuwe afspraken worden gemaakt, moeten de bestaande afspraken worden verzameld en moet worden overlegd met degene die de eerdere afspraken heeft gemaakt, voordat nieuwe afspraken worden ingevoerd. Afspraken die met de disciplines en externe partners worden gemaakt, zijn concreet en werkbaar.
3.2 Middelengebruik en -overlast in werkoverleg en intervisie Werkoverleg Het is van belang dat middelengebruik en –overlast een vast agendapunt wordt in teamvergaderingen. De medewerkers dienen op de hoogte gesteld te worden van ontwikkelingen binnen de organisatie, procesdoelen en verwachtingen personeel met betrekking tot middelengebruik en -overlast. Medewerkers dienen hier tijdig over geïnformeerd worden, zodat ze hierop kunnen inspelen. Daarbij vergroot het ook de betrokkenheid van medewerkers bij elkaar en bij de organisatie. Een goed functionerend werkoverleg draagt bij aan een constructieve teamsfeer. Het is de verantwoordelijkheid van de leidinggevende om structureel met medewerkers te overleggen. Het doel van het werkoverleg is om het functioneren van het team te optimaliseren en te leren van knelpunten in het werk. Zo kunnen medewerkers inspraak hebben en invloed uitoefenen op besluitvorming rondom het beleid middelengebruik en –overlast. Intervisie In een team is het van belang om deze eerste signalen waar te nemen, met elkaar hierover te communiceren en van elkaars ervaringen te leren. Wij doen dit in de dagelijkse samenwerking, maar ook door intervisie. Intervisie is een instrument dat ons leert stil te staan bij ons denken en handelen. Hierbij een aantal suggesties met betrekking tot deze aspecten: Organiseer naar voorkeur intervisiebijeenkomsten omtrent middelengebruik en -overlast. Benoem een persoon die hiervoor verantwoordelijk is. Tijdens een intervisie worden casusbesprekingen gehouden met als thema middelengebruik en –overlast. Er is ook ruimte voor thema’s als omgaan met dilemma’s, macht en onmacht en veiligheid rondom middelengebruik en –overlast. Problemen en knelpunten zijn geen persoonlijke aanval op medewerkers of leidinggevenden, maar geven aan welke aspecten nader bekeken moeten worden en waar verbeterpunten kunnen liggen.
Communicatie Communicatie is de eerste voorwaarde om met problemen om te gaan. Hierbij de volgende suggesties: Maak een jaarplanning voor het werkoverleg en intervisie, laat het thema middelengebruik en –overlast regelmatig aan bod komen, doch minimaal 4 keer per jaar. Maak gebruik van de aandachtsfunctionaris middelengebruik en –overlast op de werkvloer, bespreek onduidelijkheden en knelpunten. Problemen en knelpunten worden gesignaleerd, zoals we dit ook doen bij gedrag van cliënten. Signaleren is de eerste stap, communiceren hierover de tweede (in het team en ook met leidinggevenden). De leidinggevenden nemen daarin hun verantwoordelijkheden, door deze signalen op te pakken en in acties te vertalen. Mochten de problemen te maken hebben met een ander organisatieonderdeel dan waar men zelf werkt, dan zal de leidinggevende van het andere organisatieonderdeel hierin betrokken worden en kan het probleem op de juiste plaats besproken worden door degene wiens verantwoordelijkheid het is. Koppel de uitslag van overleg altijd weer terug naar de boodschapper.
│versie 1.1│juni 2010│
24
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 3.3 Coaching op de werkvloer Een van de randvoorwaarden voor het inbedden van het beleid Middelengebruik en –overlast is dat er werkbegeleiding/ coaches op de werkvloer aanwezig zijn. Er moet uitgegaan worden van het ‘learning on the job’ principe, het herkennen, begeleiden en behandelen van verslaving in de dagelijkse praktijk. Het effect is dat medewerkers scherp worden gehouden; het vlammetje moet blijven branden. De medewerkers die scholing verslaving krijgen zouden aangesteld moeten worden als aandachtsfunctionaris (coach), om kennis en kunde over te kunnen dragen aan collega’s. Wanneer er op een locatie géén medewerker geschoold in verslavingsproblematiek is, zou er een ‘coach op afroep’, van een andere locatie beschikbaar moeten zijn.
4. Introductie, training, en cursusaanbod Binnen de organisatie zijn deskundigen werkzaam die bijvoorbeeld introductiecursus kunnen verzorgen of kunnen deelnemen aan een werkoverleg. Maak gebruik van elkaars expertisen binnen het team, binnen de zorggroep en binnen de organisatie. Het is noodzakelijk dat behandelaren en verpleegkundigen geschoold worden in verslavingsproblematiek. GGz Breburg Groep heeft in samenwerking met opleidingsorganisaties een aantal cursussen ontwikkeld op het gebied van verslavingsproblematiek. In het aanbod zijn thema’s opgenomen als; kennis over alcohol en drugs in relatie tot psychiatrie, herkennen van signalen en het bespreekbaar maken van problematiek, IDDT en motiverende gespreksvoering. Het cursusaanbod wordt regelmatig vernieuwd; afgestemd op behoefte van medewerkers en ontwikkelingen rondom het thema psychiatrie en verslaving.
Inschrijven cursussen Voor vragen over het cursusaanbod kun je terecht bij je leidinggevende of afdeling opleidingen van de GGz Breburg Groep. Alvorens je je inschrijft voor een cursus dien je dit eerst te overleggen met je leidinggevende. Zie voor het actuele cursusaanbod EduWeb.
│versie 1.1│juni 2010│
25
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Veiligheid & Samenwerking 1. Inleiding Middelengebruik vormt een vast aandachtspunt als onderdeel van de behandeling. Maar daarnaast moet er ook nagedacht worden over de beheersing van het gebruik in relatie tot de openbare orde om de veiligheid voor (mede)cliënten, medewerkers en de omgeving te garanderen. Overlast valt te omschrijven als handelingen en gedrag dat als hinderlijk en onaanvaardbaar wordt ervaren, waarbij sprake is van schending van de privacy, inbreuk op woon- en leefgenot en waardoor men zich soms ook bedreigd voelt. Dit heeft dus ook betrekking op situaties waarbij het gedrag van de ene cliënt (middelengebruik) een onveilige, verslavende context creëert voor een andere cliënt. Er ligt dus een sterke relatie met veiligheid. Waar het overlast als gevolg van alcohol- en drugsgebruik betreft, zoals op openbare ruimtes (en terrein), gelden vanzelfsprekend dezelfde regels als elders in de maatschappij. Gebruik van en handel in verboden middelen is dus ook uitgesloten en hiermee verband houdende overlast wordt niet getolereerd. Zoals gezegd staat behandeling/begeleiding rondom de verslavingsproblematiek centraal, maar indien dit de ervaren veiligheid aantast worden andere afspraken gemaakt. Om aan dit meer restrictieve beleid vorm te geven zijn goede afspraken, bijvoorbeeld met de politie, cruciaal.
2. Overlast 2.1 Overlast voor cliënten Op de afdelingen zelf kan overlast ontstaan, omdat medecliënten of het bezoek van cliënten drugs meebrengen, drugs dealen en/of gebruiken. Dat heeft soms tot gevolg dat ook tussen cliënten onderling, op de afdeling, afpersing en bedreiging plaatsvindt en dat cliënten door medecliënten worden bestolen. Ook proberen dealers via openstaande ramen hun drugs te verkopen. Bij een vermoeden van aanwezigheid van drugs op de afdeling doorzoekt het verplegend personeel alle kamers dat voor cliënten die er niet direct bij betrokken zijn vervelende consequenties heeft.
2.2 Overlast voor het personeel Het zijn niet alleen cliënten en het publiek in de omgeving die met drugs en dealen te maken krijgen. Ook het verplegend personeel ervaart ’s avonds laat het terrein als onveilig en durft niet altijd in te grijpen als er dealers gesignaleerd worden op het terrein. Ook al worden deze arbeidsomstandigheden gezien als behorend bij het werk, het is een vervelende bijkomstigheid. Verpleegkundigen zijn opgeleid zorg te verlenen en niet om als bewaker of controleur op te treden.
2.3 Overlast op de terreinen De overlast bestaat uit het komen en gaan van dealers die proberen cliënten drugs te verkopen of hen daartoe te verleiden. Soms worden cliënten onder druk gezet of onder bedreiging gedwongen om drugs te verkopen aan medecliënten. De meeste terreinen kennen onbewaakte plekken of bossages, waar deze handelingen gemakkelijk kunnen plaatsvinden en het toezicht niet goed mogelijk is. Bij GGz Breburg Groep zijn bepaalde plaatsen van het terrein favoriet, bijvoorbeeld een “hangplek” waar gebruikers elkaar ontmoeten. Er ontstaat tussen cliënten onderling soms handgemeen, als gevolg van onenigheid over de deal, of afpersing waar men zich tegen probeert te verweren, of een schuld die nog vereffend moet worden. Niet altijd zijn het verblijfscliënten die worden lastig gevallen, het komt ook voor dat ambulante (verslaafde) cliënten naar het terrein komen, daar rondhangen en hun dealers op het terrein ontmoeten. Terreinen zijn soms ook plekken die zich gemakkelijker lenen voor dealen dan bijvoorbeeld het centrum van de nabijgelegen stad, waar meer politiecontrole is.
│versie 1.1│juni 2010│
26
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 2.4 Overlast voor de omgeving De meeste GGz-cliënten zijn vrijwillig opgenomen en kunnen naar buiten, naar het naburige dorp of de stad. De aan alcohol en drugs verslaafde cliënten hangen vaak bij winkelcentra rond, gaan winkels in en kopen drank of worden daar benaderd door dealers. Er vinden samenscholingen in kleine groepjes plaats en soms vloeien gevechten en ruzies voort uit de financiële transacties tussen dealer en cliënt. Dat geeft de omwonenden, de klanten en het winkelpersoneel een onveilig gevoel.
3. Meldpunt middelenmisbruik Waarom een meldpunt? Een meldpunt is één van de maatregelen tegen het verminderen van de overlast van middelenmisbruik. Medewerkers er een voorkeur voor hebben om signalen van alcohol- en drugsoverlast te melden in plaats van de drugs- en alcoholmisbruikende personen aan te spreken, zeker wanneer zij een conflictueuze situatie verwachten. Een meldpunt kan ervaren worden als een ‘veilige’ manier om drugs- en alcoholoverlast tegen te gaan. Maar een meldpunt kan nog meer doelen dienen, zoals het monitoren van de overlast (als registratie- en onderzoeksmiddel) om beleid op te kunnen maken, en om het gevoel van veiligheid onder medewerkers/cliënten en bezoekers te vergroten. Het feit alleen al dat er een punt is waar men de overlast kan melden, heeft een steunende werking.
3.1 Relatie met een Veiligheids Management Systeem (TriasWeb) Een dergelijk meldpunt kan ingebed worden in een veiligheidsmanagementsysteem van de instelling. Dit systeem is bedoeld voor het management, de professional en de cliënt ter bevordering van veiligheid binnen een instelling. Het is met name gericht op registreren van incidenten rondom veiligheid in brede zin, waarin verbeteracties een verantwoordelijkheid van het lijnmanagement zijn. Daarnaast kan er gemakkelijk periodieke sturingsinformatie rondom incidentenmanagement worden gegenereerd, waarop beleid ontwikkeld kan worden. Toch kan een VMS het Meldpunt Middelenmisbruik niet vervangen, aangezien in een VMS alleen door medewerkers gemeld kan worden. De kracht van het meldpunt Middelenmisbruik is dat ook cliënten, bezoekers en omwonenden kunnen melden. Bovendien kan zo het anonieme en blame –free meldkarakter behouden blijven. Het invoeren van een VMS is een omvangrijk proces met niet alleen technische, maar ook culturele implicaties.
3.2 Functie meldpunt middelengebruik
Meldingen van gebruik kunnen gedaan worden bij personeel of leidinggevende van de zorgeenheid of bij de receptie van de desbetreffende locatie. Personeel van de zorgeenheid pakt dit op: interventie of aanspreken. Iedere locatie van de instelling heeft een meldpunt veiligheid. Medewerkers, bezoekers en cliënten kunnen hier -ook anoniem- drugsgebruik en overlast melden. Het meldpunt wordt georganiseerd door de facilitaire dienst (receptie). Het meldpunt (op dit moment receptie JWH) geeft alle meldingen dagelijks door aan desbetreffende zorgeenheid, zodat het personeel van de Zorggroep direct in kan interveniëren of personen aan kan spreken, soms op een later tijdstip maar wel dagelijks.
3.3 Checklist Meldpunt Middelenmisbruik
Het meldpunt dient bekend te zijn bij alle doelgroepen die melding kunnen doen van drugs- en alcoholoverlast (medewerkers, cliënten, bezoekers, omwonenden); De contactgegevens van het meldpunt dienen bekend te zijn bij de doelgroepen; Doelgroepen dienen bekend te zijn met de werkwijze waarop zij meldingen kunnen doen (voorschriften); Doelgroepen dienen te weten wat voor middelenmisbruik bij het meldpunt gemeld moet worden; Het meldpunt dient eenvoudig en via verschillende manieren (telefoon, email, persoonlijk) bereikbaar te zijn; Het meldpunt dient zowel overdag als ’s avonds bereikbaar te zijn;
│versie 1.1│juni 2010│
27
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast
Het meldpunt moet na melding de informatie doorspelen aan de personen die actie kunnen nemen (bijvoorbeeld bewaking, leidinggevende, politie); De meldingen dienen te worden geregistreerd; Het meldpunt dient de melder mee te delen wat er met de melding gebeurt en welke acties ondernomen zullen worden; Meldingen dienen ook anoniem gedaan te kunnen worden; Het meldpunt dient het resultaat (meldingen en acties) bekend te maken aan de doelgroepen (medewerkers, cliënten, omwonenden) in de vorm van een periodieke terugkoppeling.
3.4 Format Meldpunt Middelengebruik Hieronder treft u een voorbeeld format om een meldpunt op te zetten. Omschrijving organisatorische plaats Bijvoorbeeld: facilitaire dienst (ondergebracht bij meldpunt incidenten)
Doelstelling meldpunt middelengebruik Het meldpunt heeft als doelstelling: het registreren van meldingen, acties (laten) ondernemen en rapporteren mbt middelengebruik
Personele samenstelling meldpunt
Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
Onderwerpen voor melding
Omschrijving van het niet toegestane middelengebruik Signaleren van drugshandel Signaleren van verdachte personen op en rond het terrein/locatie Drugs en alcoholafval (spuiten, aluminiumfolie, blikjes) Afpersing van cliënten/medewerkers Agressie jegens cliënten/medewerkers met als onderwerp drugs of alcohol
Doelgroepen van het meldpunt
Medewerkers Cliënten Bezoekers Omwonenden Politie
Werkwijze meldpunt
Alle meldingen krijgen een volgnummer en datum van ontvangst Alle meldingen worden in een categorie ondergebracht Melder ontvangt een schriftelijke bevestiging (niet bij anonieme meldingen) Meldingen krijgen een aanmerking (hoge prioriteit, gemiddelde prioriteit, lage prioriteit)
│versie 1.1│juni 2010│
28
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast
Op meldingen met hoge prioriteit volgt meteen een actie Er is een coördinator van het meldpunt
4. Samenwerking met de politie Waarom samenwerken met de politie? De samenwerking tussen GGz Breburg Groep en de politie op het gebied van handel in drugs- en alcohol is er over het algemeen wel, maar soms kan de politie niet ingrijpen, omdat het GGz-terrein een openbaar terrein is en de cliënt of de dealer op heterdaad betrapt moet worden om hem te kunnen beboeten of verwijderen. In gevallen dat de politie regelmatig controleert, is dat meestal niet voldoende, want de cliënten/ dealers gaan weer door met ‘verdachte handelingen’ zodra de politie het terrein verlaten heeft. Samenwerking met politie is nodig om overlast tegen te gaan. Dit is geen eenvoudige taak. Het is niet altijd duidelijk wat de taakverdeling is tussen de door de GGz hulpverleners of aangestelde beveiligers en de politie. Bij ambulante cliënten is het mogelijk om met terreinverboden te werken. Met het toepassen van dit verbod is het probleem niet opgelost: ‘je kunt mensen verwijderen, maar ze komen toch steeds weer terug’. Bijgaand een voorbeeld van een convent die gesloten kan worden met de politie, met het doel afstemming van taken en samenwerking te borgen.
│versie 1.1│juni 2010│
29
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 4.1 Model Convenant Politie
Convenant Naam GGZ instelling en Naam Politie
De [naam instelling], statutair gevestigd te [plaatsnaam], ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door [….], verder te noemen [naam instelling] En De [naam politie] statutair gevestigd te [plaatsnaam], ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door […..], verder te noemen [naam instelling] Overwegende -
ggz-cliënten kwetsbare groepen zijn die beschermd dienen te worden tegen middelengebruik en personen die hierin handelen.
-
dat sprake is van een groot aantal cliënten van de instelling die middelengebruik gerelateerde overlast veroorzaken.
-
dat een aantal personen het terrein van de instelling bezoekt met als doel verslavende middelen aan de cliënten te leveren.
-
dat cliënten van de instelling te maken krijgen met afpersing gerelateerd aan middelengebruik
-
dat politie en ggz-instelling een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om cliënten van de instelling te beschermen tegen middelengebruik
-
dat politie en ggz-instelling een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om aan middelengebruik gerelateerde overlast tegen te gaan.
-
dat met betrekking tot deze overlast en te nemen maatregelen, de onderscheidende rollen en taken vaak onduidelijk zijn.
-
dat ook overigens tussen beide organisaties over en weer steun kan worden verleend
-
dat samenwerking van beide organisaties het middelengebruik van cliënten kan verminderen dat samenwerking van beide organisatie de hieraan gerelateerde overlast kan verminderen
spreken de intentie uit tot samenwerking bij het (voorkomen van) middelengebruik door cliënten van de ggz-instelling en het verminderen van de daaraan gerelateerde overlast en maken in het navolgende afspraken hierover. Partijen streven binnen de aan hen opgedragen taak naar een optimaal resultaat in deze binnen de mogelijkheden die wetgeving hieraan verstrekt. Waar tegen de grenzen van het eigen taakgebied wordt aangelopen wordt samenwerking gezocht met andere partijen. Één en ander wordt nader uitgewerkt in het document ‘nadere uitwerking convenant drugs en alcohol’. Bedoeld document maakt onlosmakelijk deel uit van dit convenant. │versie 1.1│juni 2010│
30
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast
Aldus overeengekomen te ……[plaatsnaam]
Datum………….
Namens [naam ggz instelling]
Namens [naam politie]
[naam persoon]
[naam persoon]
│versie 1.1│juni 2010│
31
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Nadere uitwerking convenant drugs en alcohol Convenant betreffende de samenwerking tussen [naam instelling] en politie bij het terugdringen van middelengebruik en de hieraan gerelateerde overlast van cliënten van de instelling. Inleiding Dit convenant is opgesteld door een werkgroep van [naam instelling] en [naam politie] (zie voor de samenstelling bijlage 1) en heeft als onderwerp de samenwerking tussen politie en de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) betreffende de overlast van het middelengebruik van cliënten van de instelling. Aanleiding is de groeiende wens bij partijen om duidelijkheid te verschaffen in de onderscheiden rollen en taken bij de opvang van individuen die zich bevinden op het grensvlak van de verantwoordelijkheidsgebieden van beide organisaties. Het betreft met name het middelengebruik van de cliënten die overlast en (gevoelens van) onveiligheid veroorzaken. Onder de verantwoordelijkheid van de GGZ m.b.t. dit onderwerp valt enerzijds de zorg voor personen die daar niet zelf om vragen en die via het ‘reguliere’ GGZ-aanbod niet (voldoende) worden bereikt. Anderzijds gaat het om het leveren van een bijdrage aan de bescherming van de maatschappij tegen onnodige overlast, risico en gevaar door gedrag van die (potentiële) patiënten. De taak van de politie staat in artikel 2 van de Politiewet verwoord: ”De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.” De eerste taak valt uiteen in de strafrechtelijke taak en het handhaven van de openbare orde. Onder dit takenpakket valt ook het ondersteunen van de hulpverlening indien de veiligheid van hulpverleners of (potentiële) patiënten in het geding is. Onder de tweede taak (hulpverlening) valt het uitvoering geven aan een aantal in de wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) omschreven activiteiten. De samenwerking tussen [naam instelling] en de politie dient in het licht te worden gezien van knelpunten die zich in de praktijk voordoen m.b.t. de opvang van deze doelgroepen. Verantwoordelijkheden van partijen Waar sprake is van overlast, onveiligheid en openbare ordeproblematiek heeft de politie de verantwoordelijkheid om geëigende maatregelen te nemen. Indien de veiligheid van zorgverleners in het geding is, treedt de politie op verzoek op bij ernstige dreiging van geweld of in gevallen waarbij reeds sprake is van geweld. In ieder geval zijn over de volgende punten afspraken gemaakt tussen partijen: 1. De ggz-instelling en politie benoemen contactfunctionarissen drugs en alcohol. 2.
De politie zal regelmatig preventief surveilleren [omschrijving van aantal keer en namen van de ggz-locaties] ter ondersteuning van vroegsignalering van overlast gerelateerd aan middelengebruik.
3.
De ggz instelling meldt signalen van drugshandel door niet-cliënten/bezoekers aan de politie.
4.
De ggz instelling verzamelt bewijsmateriaal tegen personen die geen cliënt van de instelling zijn maar die wel strafbare feiten plegen op het terrein m.b.t drugshandel.
5.
Wanneer de politie een strafbaar feit constateert, zal overgegaan worden tot wegplaatsing van personen naar het politiebureau. De ggz-instelling levert zoveel mogelijk een bijdrage aan het verzamelen van bewijs van het strafbare feit van personen die zich op haar terrein begeven en die geen cliënt van de instelling zijn. Essentieel is dat de ggz instelling en politie zodanig samenwerken dat men ter plekke beslissingen kan nemen of dat de ggz instelling aan de politie een aanspreekpunt in één persoon bieden, die namens die instanties beslissingen kan nemen.
6.
7.
Bij situaties waar strafrechtelijke feiten niet aan de orde zijn, zoals overmatig gebruik van alcohol zal de politie in het kader van openbare orde verstoring optreden.
│versie 1.1│juni 2010│
32
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 8.
Er zal (vul hierin x bijeenkomsten per jaar) plaatsvinden tussen vertegenwoordigers van de ggzinstelling en politie om de samenwerking met betrekking tot tegengaan van middelengebruik overlast te bespreken en evalueren.
9.
In welke situaties en in welke mate de politie ondersteuning geeft is onder andere […….]
10.
Voor concrete zaken per locatie wordt er ook een contactpersoon drugs en alcohol aangewezen.
11.
De politie benoemt per locatie voor concrete zaken contactfunctionarissen drugs en alcohol.
12.
De contactfunctionarissen zijn zowel bij de zorginstelling als bij de politie tijdens kantooruren bereikbaar.
13.
Bij noodsituaties kunnen de medewerkers via 112 de politie bereiken.
14.
De zorginstelling en de politie dragen zorg voor het implementeren van dit convenant in hun instelling
15.
Er vindt periodiek overleg plaats tussen de contactpersonen van de zorginstelling en de politie om casuïstiek te bespreken, van elkaar te leren, samenwerking te evalueren.
16.
De zorginstelling zal beschrijven welke rechten de politie heeft op het terrein en in de locaties van de instelling.
Bijlage 1: Samenstelling werkgroep Politie - GGZ instelling Naam voorzitter Naam secretaris Naam lid 1 Naam lid 2 Naam lid 3
│versie 1.1│juni 2010│
33
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast 5. Terrein Maatregelen Onderstaande mogelijke interventies liggen niet in de directe hulpverlening maar hebben vooral betrekking op het scheppen van een veilige behandel en werkomgeving voor cliënten, medewerkers en bezoekers van GGZ Breburg Groep. Het is van belang om realistisch te zijn ten aanzien van de te bereiken resultaten. Overlast is nooit helemaal te voorkomen. Het reduceren van de overlast tot 'nul' is een illusie, en garanties hierover kunnen dan ook niet gegeven worden. Wel hebben gemeente, politie en zorgpartners uitgesproken om zich optimaal in te zetten voor de veiligheid en leefbaarheid van de directe omgeving van de GGz Breburg Groep.
5.1 Uitleg en informeren winkelpersoneel uit directe omgeving GGz Breburg Groep geeft het winkelpersoneel van een nabijgelegen winkelcentrum een cursus informatie over psychiatrische problematiek, het omgaan met psychiatrische patiënten, en wat te doen als men zich onveilig voelt.
5.2 Clean Team Een zogenaamd ‘Cleanteam’, bestaande uit cliënten, dat de omgeving schoonhoudt en ervoor zorgt dat er geen overlast ontstaat. Ze werken ook in de groenvoorziening en doen klussen in het dorp, voor de bewoners. Deelname kan per dag, aangezien de gesteldheid van cliënten zeer wisselend.
5.3 Bewaking en beveiliging Het is van belang dat toezichthouders op de grotere locaties van de GGz Breburg Groep toezien op: De naleving van wetten en regels; Waken over medewerkers, cliënten en bezoekers; Het gehele terrein overzien. Op deze manier kunnen de risico’s op het ontstaan van schadelijke invloeden van buitenaf en van binnenuit verminderen en beheersbaar worden gemaakt, waardoor de veiligheid verhoogd wordt.
5.4 Inrichten terrein Er kunnen maatregelen getroffen worden om het terrein te beveiligen en te bewaken, door het terrein transparanter te maken en maatregelen te treffen die ervoor zorgen dat het signaal wordt afgegeven dat dealen en overlast niet getolereerd worden. Hieronder volgen een aantal mogelijkheden.
5.4.1 Borden Bagage-controle borden Op locaties waar bezoekers komen/zitten kunnen bordjes opgehangen worden met de tekst: recht voorbehouden om cliënten/bezoekers te vragen in de tas te kijken (vergelijkbaar met detailhandel) Verbodsborden Plaatsing van borden op terrein/ bij ingang met tekst zoals “drugsgebruik verboden”. “Handelen in drugs verboden”. Camera borden Borden plaatsen met de tekst “cameratoezicht”.
5.4.2 Herinrichting/ aanpassing Hekwerken Hekwerken plaatsen op delen van het terrein die hierom vragen. Herinrichting straatmeubilair Straatmeubilair/bankjes verplaatsen /weghalen waar deze overlast geeft.
5.4.3 Verlichting Verlichting │versie 1.1│juni 2010│
34
Beleidsnota Middelengebruik en -overlast Meer verlichting op het terrein plaatsen vooral op de donkere locaties op het terrein en de lichtsterkte van de huidige verlichting verhogen. Sensorverlichting Sensorverlichting plaatsen op de donkere locaties, hoeken van de gebouwen. Verlichting parkeerterreinen Extra verlichting plaatsen op parkeerterreinen
5.4.5 Bos Bossage Snoeien/weghalen van bomen om terrein beter controleerbaar te maken.
5.4.6 Camerabewaking Camera’s Beveiligingscamera’s plaatsen/ ook om bewijs te verzamelen voor politie. Dummycamera’s Dummycamera’s plaatsen om dealers af te schrikken.
5.4.7 Bewaking Beveiligingsbeambten Beveiligingsbeambten surveilleren op het terrein Politie – surveillances Politie vragen meer te surveilleren en gericht in actie te komen als er vanuit meldpunt bepaalde zaken worden gesignaleerd.
5.4.8 Overige maatregelen Spiegels Bolle spiegels aanbrengen om controle te vergroten Schoonhouden terrein Terrein schoonhouden van peuken op de grond, bierflesjes, spuiten, wietzakjes en andere vormen van afval en verloedering. Verplaatsen van overlastgevende cliënten
│versie 1.1│juni 2010│
35