Notitie Kwetsbare groepen in de wijk
Welke uitdagingen, kansen en bedreigingen zijn er op het snijvlak van de GGZ, Maatschappelijke opvang en de Gehandicaptenzorg Zuid-Holland Zuid, november ’15
1
Pagina 2
1. Inleiding Waarom deze notitie?
De kanteling Wmo, decentralisatie van de AWBZ, Participatiewet en Jeugdzorg hebben grote gevolgen voor burgers. Vooral voor kwetsbare burgers. Maar wie bedoelen we daarmee? Wie zijn het meest kwetsbaar? Waar raken de problemen van de verschillende kwetsbare groepen binnen de GGZ én de GHZ (inclusief overeenkomsten en verschillen) elkaar? En aan welke groepen moeten we, in samenwerking met de regionale gemeenten, prioriteit geven? Na bespreking van de notitie ‘De dementievriendelijke gemeenten’ bij de regionale transitietafel Alblasserwaard-Vijfheerenlanden ontstond het verzoek om in beeld te brengen wie nu die andere kwetsbare groepen zijn: burgers die langer thuis wonen, weer zelfstandig moeten gaan wonen of voor wie de voorzieningen dusdanig wijzigen dat we maatschappelijke problemen kunnen verwachten. Denktank op zoek naar aanbevelingen Met een denktank van een aantal experts, afkomstig uit de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) en Gehandicaptenzorg (GHZ) instellingen en de Wmo-regio’s Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, hebben we getracht helderheid te scheppen in de verschillende groepen kwetsbaren in de wijk. Het resultaat is deze notitie, waarin we de problematiek agenderen van de mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben op het grensvlak van de sectoren GGZ en GHZ. We beschrijven om welke groep het gaat en welke belemmeringen er zijn om de juiste zorg en ondersteuning te geven. Ook geven we aanbevelingen voor vervolg, waar nodig op subregionaal niveau. Gedurende de 3 bijeenkomsten bestond de denktank - in wisselende samenstelling - uit: Rianne Diependaal Syndion Myra van der Gronden Gemeenten regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Erik Gronert Bouman GGZ Beppie Hoogendoorn Legerdes Heils Anselm Krol Leger des Heils Jan-Pieter Maes Yulius Jaap van Nijnatten Team Toeleiding en Bemoeizorg - Antes/BoumanGGZ Levien Timmers Mee Drechtsteden Marleen Rijneveld Drechtzorg Patricia Savenije Gemeenten regio Drechtsteden Mark Vervuurt ASVZ Janet Vos Drechtzorg (voorzitter) 1.2 Doel: inzicht in kwetsbare groepen in de wijk Tijdens de bijeenkomsten van onze denktank hebben we geprobeerd om meer zicht te krijgen op de verschillende groepen kwetsbaren die zelfstandig in de wijk wonen. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen deze groepen? Welke groepen vereisen specifieke aandacht van regionale gemeenten, aanbieders, woningcorporaties of zorgverzekeraars? Voor welke doelgroepen verloopt de organisatie van zorg en ondersteuning al goed? Maar ook; waar zien we witte vlekken in beleid en aanbod voor ondersteuning? Waar liggen risico’s? Bij gemene delers hebben we concrete handvatten voor beleid en activiteiten vastgesteld.
2
Pagina 3 De notitie wordt geagendeerd op de regionale transitietafels in de Drechtsteden en de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Op basis van de resultaten van deze bespreking worden vervolgacties bepaald. 1.3. Afbakening en werkwijze Bij het schrijven van een notitie over een breed vraagstuk als kwetsbare groepen in de wijk bestaat het gevaar dat niet duidelijk is over wie de notitie nu wel en niet gaat. Afbakening: Deze notitie gaat over de kwetsbare groepen – vanaf 18 jaar en ouder - binnen de sectoren Gehandicaptenzorg, Maatschappelijke Opvang en Geestelijke Gezondheid Zorg die zelfstandig wonen in een eigen woning of in een beschermde woonvorm. De regionale scope is Waardenland, specifiek ingezoomd op de Wmo-regio’s Drechtsteden en AlblasserwaardWerkwijze: voortschrijdend inzicht Ter voorbereiding op de eerste bijeenkomst met de experts uit het netwerk van Drechtzorg vond een bureauonderzoek plaats naar beschikbare relevante publicaties van met name landelijke kenniscentra. Het resultaat van deze zoektocht viel tegen: informatie over subdoelgroepen is zeer versnipperd beschikbaar, een onderlegger voor ons bredere vraagstuk hebben we niet kunnen vinden. Er was bijvoorbeeld geen rapport van landelijke kenniscentra beschikbaar waaruit we voor basisinformatie of inspiratie konden putten; het vraagstuk blijkt nog volop in onderzoek. Informatie die er wel is, is uiteraard ten behoeve van deze notitie benut en is opgesomd bij de gebruikte literatuur. Tijdens het traject veranderde ons inzicht. Bij de start van het traject streefden we naar de ontwikkeling van een handvat voor alleen de regionale gemeenten. Verbetering van zorg en ondersteuning aan kwetsbare groepen vereist echter een gezamenlijke inspanning van gemeenten, woningcorporaties, zorgverzekeraars én betrokken zorgaanbieders. Uit de onderlinge gesprekken bleek dat deze partijen weliswaar veel zaken van elkaar weten, maar ook nog heel veel niet. Tegelijkertijd zijn er beslist goede mogelijkheden om hierin verbetering aan te brengen. De uiteindelijke aanbevelingen en conclusies zijn dan ook op alle vier de partijen gericht.
3
Pagina 4
2. Kwetsbare burgers 2.1 Introductie kwetsbare burgers Bij de inventarisatie van mogelijke groepen kwetsbare burgers werd al snel duidelijk dat het niet gaat om burgers met ‘enkelvoudige’ problematiek, zoals mensen met een verslaving, mensen binnen de forensische psychiatrie, mensen met een verstandelijke beperking etc.. Voor deze mensen kan de ondersteuning altijd beter, maar in de praktijk lijken zorg en ondersteuning voor hen goed georganiseerd. De doelgroep waar we vooral oog voor moeten hebben, betreft allereerst de mensen met meer dan 1 probleem. Goed beschouwd zijn dit vaak mensen met problemen op de snijvlakken tussen de gehandicaptenzorg, maatschappelijke opvang en de GGZ. Welke problemen spelen er bij deze groepen en waarom is het lastig om zorg en ondersteuning voor hen goed te regelen? 2.2. Het is juist de combinatie die de risico’s doet toenemen Voor bovengenoemde doelgroep vormt GGZ of Gehandicaptenzorg de dominante grondslag, maar voor de echt goede zorg en ondersteuning is tevens zorg van de collega-organisatie nodig. In deze notitie hebben we dit als volgt gekaderd: Bij de doelgroep die deze notitie beoogt, is gelijktijdig sprake van meerdere ziektebeelden (bijvoorbeeld psychotische stoornis; verslaving, angststoornis, dementie). Met daarbij in veel gevallen ook nog: lichamelijke ziektebeelden (kanker, diabetes enzovoort); een mogelijke combinatie met enkelvoudige of meerdere sociaal maatschappelijke problemen (werkeloosheid; inadequaat sociaal netwerk; justitiële problematiek; financiële problematiek; huisvesting); mogelijk een laag niveau van autonoom functioneren. Hierbij valt de denken aan de doelgroep EPA, mensen met een ernstige psychiatrische stoornis, zorgwekkende zorgmijders, mensen met een combinatie van psychiatrische stoornis en verstandelijke beperking, mensen met een niet of onvoldoende onderkende verstandelijke beperking / laaggeletterdheid. Het is juist de combinatie die de risico’s doet toenemen.
Qua terminologie is een korte begrippenlijst wellicht nuttig… * EPA; Patiënten met Ernstig psychiatrische aandoeningen. Mensen behoren tot de groep met EPA wanneer: er sprake is van een psychiatrische stoornis, die zorg/behandeling noodzakelijk maakt (niet in symptomatische remissie); deze stoornis met ernstige beperkingen in het sociaal en/of maatschappelijk functioneren gepaard gaat (niet in functionele remissie); de beperking oorzaak en gevolg is van psychiatrische stoornis; de stoornis niet van voorbijgaande aard is (structureel c.q. langdurig, ten minste enkele jaren) en waarbij gecoördineerde zorg van professionele hulpverleners in zorgnetwerken geïndiceerd is om het behandelplan te realiseren. * FACT-Team: FACT staat voor Function Assertive Community Treatment. Dit betreft de behandeling van patiënten met ernstig psychiatrische aandoeningen, waarbij zorgvragen bestaan op meerdere levensgebieden (wonen, werken, persoonlijke verzorging etc.). Deze patiënten wonen zelfstandig. * LVB: mensen met een licht verstandelijk beperking. Het IQ ligt tussen de 50 en de 85. Daarnaast heeft men een beperkt sociaal aanpassingsvermogen.
4
Pagina 5 2.3. Risico’s en knelpunten Als er bij deze doelgroep ook nog sprake is van bijvoorbeeld beperkingen in inzicht, mobiliteit en/ of motivatie, wordt het steeds moeilijker om de juiste zorg te krijgen. Vooral als onderdelen van de noodzakelijke zorg bij verschillende instanties ‘gehaald’ moeten worden. Het is problematisch als de benodigde zorg en ondersteuning alleen goed te regelen valt door gebruik te moeten maken van regelingen vanuit verschillende beleidsdomeinen. Bijvoorbeeld de Wet Langdurige Zorg, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of de Zorgverzekeringswet. Het nadeel van verschillende sectoren en domeinen De organisaties die deze wetten uitvoeren, zijn over het algemeen gekaderd binnen de wetten en regels van de eigen sector en bijbehorende organisaties. Hierdoor blijkt het in de praktijk lastig om een echt plan op maat te maken, indien nodig over verschillende sectoren en domeinen heen. Vaak worden, in de weg van de hulpverlener langs de verschillende noodzakelijke loketten en instellingen, de beperkingen van een burger pas goed inzichtelijk. Dit kost niet alleen veel tijd, het blijkt in praktijk onmogelijk om alle ingrediënten voor een plan op maat goed te combineren. Simpelweg omdat een hulpverlener er soms geen toegang toe heeft. Ook zorgen al deze verschillende loketten en instellingen ervoor dat het niet altijd goed mogelijk is een regisseur voor deze doelgroep te benoemen. Zo kan iemand een dominante grondslag Verstandelijk Gehandicapt hebben, maar zorg uit de Zorgverzekeringswet krijgen voor zijn of haar psychiatrische beperking. Zoiets heb je niet een, twee, drie georganiseerd (voor inzicht in de verschillende beleidsdomeinen binnen dit vraagstuk: zie bijlage 1). Het belang van de juiste diagnose Een ander knelpunt is de term ‘diagnose’ en het belang ervan om zorg gefinancierd te krijgen; dit zorgt voor de nodige kritiek onder de professionals. Allereerst is een diagnose in het begin vaak niet voorhanden; wet- en regelgeving belemmeren bovendien de mogelijkheid om een diagnose te kunnen laten vaststellen. Zowel de burger alsook instanties zijn vaak maanden - in de meest extreme gevallen jaren - met elkaar aan het stoeien of zelfs in strijd alvorens helder wordt welke beperkingen een burger heeft. Naast juiste diagnostiek van erkende ziektebeelden dient juist voor deze doelgroep het effect van de optelsom gewogen te worden. De combinatie van Licht Verstandelijke Beperking en een op zichzelf niet ernstig psychisch ziektebeeld zorgen samen voor een voor de betrokkene onhoudbare situatie. De problemen van de cliënt afzonderlijk vormen misschien geen risico, de optelsom doet dat nadrukkelijk wel. De eerste indruk is niet alleszeggend Wanneer er, vanaf het eerste contact met iemand met een probleem, een duidelijke beeldvorming is omtrent de daadwerkelijke problematiek, voorkomt dat veel ellende. Vaak is de eerste indruk niet alleszeggend; om de daadwerkelijke vraag en behoefte van hem of haar te kunnen duiden, moet verder gesproken worden met de hulpvrager. Een percentage van de in deze notitie omschreven doelgroep kan wel lezen en schrijven, maar heeft grote moeite om teksten te kunnen begrijpen. Daarbij hebben deze mensen meestal grote moeite om de exacte hulpvraag goed te kunnen verwoorden. Als deze problematiek vanaf het begin gericht onderkend is, voorkomt dit veel onbegrip en onnodige/onjuiste ondersteuning. Als we onze burgers zelfredzaam willen houden, moeten onze ‘loketten’ in de 0de en de 1e lijn de doelgroep beter herkennen en erkennen. Dit geldt zowel bijvoorbeeld binnen het Wmo-domein alsook bij de huisarts/Praktijkondersteuner Huisarts GGZ, vele malen gevoeliger zijn voor afwijkend gedrag en achterliggende problematiek.
5
Pagina 6 2.4. Kwetsbaren (nog) niet in beeld van zorg en ondersteuning In bovenstaande tekst hebben we de groep kwetsbare burgers allereerst ingedeeld naar de hoeveelheid verschillende problemen. Daarnaast kunnen we een onderscheid maken tussen de mensen die reeds bij één van de regionale zorgorganisaties in beeld zijn (zoals hierboven beschreven) en degenen die dat nog niet zijn. Tot de groep die nog niet bij een zorgaanbieder in beeld is, behoort bijvoorbeeld de burger die zelf geen zorg of ondersteuning wil - of waarvan er wordt uitgegaan dat hij deze niet wenst- en waarvoor bestaande samenwerkingsverbanden zoals het Team Toeleiding en Bemoeizorg aan de orde kunnen zijn, mits bekend. Binnen de groep kwetsbaren komt regelmatig te vaak voor dat het eerste bezoek aan een Wmoloket, het sociaal wijkteam of andere toegangspoort niet leidt tot herkenning van deze kwetsbare burger. Daarin schuilt een gevaar. Herkennen we iemand op tijd en zorgen we dat deze met de juiste ondersteuning en eventueel behandeling op de rit geholpen wordt, dan kunnen veel problemen voorkomen worden. Anderzijds blijven mensen met een grotere mate van zelfredzaamheid langer ‘aanmodderen’; als zij dit niet meer volhouden, zijn ze vaak niet meer in staat om tijdig aan de bel te trekken. Zij camoufleren eerder het eigen onvermogen door een deel van de problemen te verbergen. Het vermogen tot zelfredzaamheid wordt daarmee ook een valkuil. Extra aandacht voor het afkappunt bij 18 jaar Het vraagstuk van de 18+ en 18- verdient hier specifieke aandacht. Het gaat hier met name om de Licht Verstandelijk Beperkte burgers die bij het bereiken van de 18 jarige leeftijd vanuit de orthopedagogische centra (met integrale financiering vanuit de jeugdwet) zonder verdere begeleiding zelf hun weg moeten vinden. Deze personen komen niet automatisch in een vorm van vervolgbegeleiding. De ondersteuning op alle domeinen moet apart geregeld worden. Maar het niet ondersteunen van deze groep vergroot de kans op crisis of uitval. Initiatieven als in het Rotterdamse, waar men de verantwoordelijkheid voor zorg en ondersteuning van de gemeente oprekt tot 23 jaar, kunnen voor de gemeenten in onze regio interessant zijn om te volgen.
6
Pagina 7 2.5.
Voorbeelden
Een voorbeeld is Sophie, een jonge vrouw met een licht verstandelijke beperking die een aanvraag doet voor huishoudelijke zorg. Omdat Sophie zich verbaal redelijk kan uitdrukken, gaat er bij de adviseur van de sociale dienst niet direct een alarmbel rinkelen dat er meer aan de hand kan zijn. Hierbij is scholing in het herkennen van kwetsbaarheid niet alleen van belang, maar tevens een goede triage.
Of neem mevrouw van Vliet. Zij woont met een grondslag Verstandelijk Gehandicapt in een beschermde woonvoorziening van Syndion. De afgelopen vier jaar heeft ze zonder al te veel problemen haar leven geleid. Ze neemt echter steeds vaker haar toevlucht tot verslavende middelen. Zo vaak, dat de begeleider interventie van een verslavingskliniek als Bouman GGZ noodzakelijk acht, maar dan?! De begeleider weet uit ervaring dat het haar veel tijd zal kosten om dit te regelen, maar dat ze een dergelijke psychiatrische behandeling voor iemand uit Beschermd Wonen VG ook niet makkelijk geregeld krijgt.
Ander voorbeeld: de heer Yilmaz. Hij is licht verstandelijk beperkt, maar woont zelfstandig. Hij heeft ook een hechtingsstoornis, maar heeft lang geleden geleerd om hiermee om te gaan. Toch speelt dit een rol in de gesprekken met de persoonlijk woonbegeleider. Zou zij maar even kort een consult kunnen inroepen van een collega in de GGZ…. Hoe organiseert ze dit en heeft de collega daar wel tijd voor als er geen financiële compensatie tegenover staat?
De heer De Winter, zonder vaste woon- of verblijfplaats, moet worden toegeleid naar zorg i.v.m. mogelijk psychotische klachten/overlast. Bij het wederom aanvragen van de uitkering blijkt dat deze man, bij een eerdere poging om weer een uitkering aan te vragen, zijn zorgverzekering heeft opgezegd zonder dat hij dit heeft beseft. Hierdoor is betalingsachterstand ontstaan, waardoor een bestuursrechtelijke boete is opgelegd. Nu zijn uitkering weer is opgestart, wordt maandelijks grofweg 150 euro ingehouden (voor zijn ziektekosten inclusief bestuursrechtelijke premie). Daarnaast moet hij een schuld aflossen van ongeveer 1700 euro i.v.m. niet betaalde premies. Als vanaf begin van uitkering de ziektekostenpremies waren ingehouden, was deze schuld niet ontstaan.
Mevrouw Kalloe tenslotte is dakloos en kampt met verslaving- en psychiatrische problematiek. Het is echter niet eenvoudig om haar naar de juiste behandeling te krijgen. Onder meer vanwege zorgmijdend gedrag en de drempel van de eigen bijdrage.
7
Pagina 8
3. Regionale feiten en cijfers Naast een inhoudelijke beschrijving hebben we voor deze notitie geprobeerd om een cijfermatige onderbouwing te geven van de groep kwetsbaren. Juist dat bleek het meest lastig. Vooral op regionaal niveau zijn weinig cijfers bekend. Ook ligt het delen van bepaalde gegevens gevoelig. We constateerden dat er sectoraal nog wel informatie te verkrijgen is, maar dat deze crosssectoraal heel beperkt en zeker niet voor de gehele regio aanwezig is. Informatie die wel bekend is, wordt hieronder beschreven. 1. In Dordrecht heeft het Team Toeleiding en Bemoeizorg 107 nieuwe aanmeldingen in 2014 gehad. Dit team legt contact met ‘zorgwekkende zorgmijders’. Daarnaast zijn voor de gemeente Dordrecht de meldingen bij het meldpunt Zorg&Overlast bekend. In het eerste halfjaar van 2015 betrof dat voor de groep 18+ ruim 400 meldingen. 2.
In het overzichtsartikel Consensus over de definitie van mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) en hun aantal in Nederland levert de analyse voor de GGZ een schatting op van 160.000 patiënten met EPA tussen 18 en 65 jaar, inclusief verslavingszorg en forensische zorg(12-maandszorgprevalentie van 1,6%). Voor de regio Waardenland (480.000 inwoners) betekent dit een aantal van 7.680 inwoners.
3.
Er zijn cijfers bekend van de FACT-teams voor volwassenen. In totaal zijn er ruim 1000 mensen in de gehele regio Waardenland in ambulante behandeling bij een FACT-team. Dit betreft overigens tevens mensen die wonen in een Beschermd Wonenvoorziening.
4.
De Arts Verstandelijk Gehandicaptenpoli bij ASVZ laat een toename zien van gemiddeld 12 extra aanmeldingen per maand (het waren er 4 gemiddeld, nu dus 16) van cliënten met Licht Verstandelijke Beperking die niet meer indiceerbaar zijn in de Wet Langdurende Zorg en waarvoor de huisarts om consult vraagt. In tegenstelling tot de consultatie, loopt het aantal aanvragen voor specialistische behandeling terug met 20 % minder aanvragen (dit jaar vergeleken met dezelfde periode in 2014). Deels lijkt dat terug te voeren op niet tijdige (h)erkenning van de daadwerkelijke vraag door wijkteams. Lichtere, enkelvoudige vragen worden door deze wijk- of jeugdteams beantwoord, maar er is te weinig deskundigheid om de vraag achter de vraag boven tafel te krijgen. Vaker komt het voor dat indicaties voor noodzakelijke behandeling vanuit de WLZ niet door CIZ afgegeven worden en cliënten geen beroep willen/kunnen doen op de Generalistische Basis GGZ. Dit gebeurt vanuit financiële redenen of omdat de vraag door de benodigde hulp (tijd en intensiteit) niet afdoende beantwoord kan worden binnen de Generalistische basiszorg binnen de GGZ.
5.
In 2013 heeft in de Drechtsteden een onderzoek plaatsgevonden naar samenloop van voorzieningen. De samenloop tussen gehandicaptenzorg (inclusief MEE) en GGZ is maar zeer beperkt. Op huishoudenniveau gaat het bij samenloop GGz en Ghz om maar 80 van de totaal 26.500 huishoudens met een samenloop. Kanttekening hierbij is wel dat niet iedere organisatie haar gegevens beschikbaar heeft gesteld.
6.
Ook de doelgroep binnen het Beschermd Wonen behoort tot deze doelgroep. Bekend is in ieder geval wel dat er in de regio Waardenland ongeveer 450 plaatsen Beschermd Wonen zijn en bij benadering 550 cliënten betreft.
7.
Ongeveer 16% van de samenleving bestaat uit mensen met een Licht Verstandelijke Beperking. Vertaling naar regio Waardenland heeft (nog) niet plaatsgevonden.
8.
De laatste tijd komen er steeds vaker nieuwsberichten over de toename van ‘verwarde mensen’, een doelgroep van deze notitie. Over deze groep zijn op regionaal niveau nog weinig betrouwbare cijfers beschikbaar. Naar de interpretatiecijfers van de politie wordt op dit moment nader onderzoek gedaan. De resultaten worden in de loop van januari 2016 verwacht. Ook de uitkomsten van het onderzoek ‘Verwarde mensen op straat, uitkomsten van een beeldvormend onderzoek onder dak– en thuislozen in twee grote steden’ zijn naar verwachting half december ‘15 bekend. 8
Pagina 9 Een goede optelsom is niet mogelijk Omdat er, zoals hierboven te lezen, versnipperd informatie bekend is voor subdoelgroepen, is het niet mogelijk een goede optelsom en daarmee indicatie voor de totale groep te geven. Ook is er niet van alle groepen informatie voor de gehele regio beschikbaar. Dat maakt het lastig om goede percentages aan te geven en langere termijnprognoses te maken. Als gevolg hiervan is het ook lastig om precieze inhoudelijke toekomstscenario’s te maken. Dit geldt niet alleen voor de betrokken gemeenten en zorgaanbieders die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van deze notitie. Het geldt ook voor bijvoorbeeld woningcorporaties die te kennen hebben gegeven graag een inschatting te maken van de verwachtte aantallen kwetsbare burgers die de woningmarkt gaan betreden.
9
Pagina 10
4. Wat kunnen we leren uit de bovenstaande? In ons maatschappelijk systeem zijn er burgers met (tijdelijke) meerdere ziektebeelden en problemen waarbij de ene diagnose een contra-indicatie is voor de andere. Daarmee kan niet altijd tijdig de juiste behandeling worden geleverd: burgers en hun zorgverleners worden namelijk geconfronteerd met schotten en tegenstrijdigheden tussen verschillende regelingen. Binnen de financiering beschermd wonen bestaat bijvoorbeeld geen mogelijkheid om diagnostiek voor de niet -dominante grondslag te bekostigen. Om binnen de DBC voor de specialistische GGZ te vallen, is een gestelde diagnose echter een voorwaarde…….
Ook blijkt in de praktijk dat het kunnen organiseren van laagdrempelige consultatie vaak afhankelijk is van het toevallig kennen van iemand bij de collega-organisatie, die ‘best bereid is’ even een kort advies te geven. Professionals merken echter in toenemende mate dat, mede als gevolg van de transitie, er verschuivingen zijn bij de collega-organisaties. De informele contacten en de ‘olifantenpaadjes’ verdwijnen en men weet niet zo goed bij wie men nu moet zijn. Bijkomend probleem is dat er tegenover een kortdurend advies niet altijd een financieringsgrond staat, zodat een professional gedwongen is de hulpvraag af te wijzen.
10
Pagina 11
5. Aanbevelingen voor gemeenten, aanbieders woningcorporaties, zorgverzekeraars Naast veel herkenning leverden de onderlinge gesprekken binnen de expertgroep veel onduidelijkheden op: voor de onderlinge zorgaanbieders is niet altijd helder wat de ander wel of juist niet te bieden heeft. Daarnaast is het niet altijd duidelijk bij wie of waar ondersteuning ingeroepen kan worden. Het kost soms enorm veel tijd om de juiste persoon te vinden èn om daarmee in contact te komen. Scholing in herkenning van kwetsbaarheid bij poortfunctionarissen In de notitie is beschreven dat er een groep is die niet direct herkend wordt als kwetsbaar. Hierin kan een verbeterslag gemaakt worden, bijvoorbeeld door poortfunctionarissen zoals medewerkers sociale dienst, medewerker sociaal wijkteam, contactpersonen problematische huurders etc. hierin te scholen. Een goede triage kan tegelijkertijd kwetsbaarheid in beeld brengen. Medewerkers uit het sociaal domein kunnen in samenwerking met de ketenpartners vanuit Drechtzorg kritisch kijken naar de huidige triage en bepalen of aanpassing gewenst is. Enkele adviezen: Investeer als gemeente in herkenning van kwetsbaren bij de poortfunctionarissen in het sociale domein. Dit geldt ook voor de huisarts en de POH GGZ als ‘vindplaats’ van de doelgroep van deze notitie. Regionale ketenpartners van de zorgaanbieders kunnen hieraan een bijdrage aan leveren. Besteedt als gemeenten, verzekeraars en zorgaanbieders aandacht voor de eigen communicatie. Een kwetsbare burger verstaat of leest de woorden vaak wel, maar begrijpt de inhoud, impact en het appèl ervan onvoldoende. Barrières in domeinen slechten Veelvoorkomend probleem is het feit dat het systeem en de gescheiden hokjes tijdige interventies ten behoeve van de cliënt blokkeren. Het is ten sterkste aan te raden om ten behoeve hiervan een concreet verbeterproject te starten. In de Drechtsteden lijkt de leertuin Zorgvernieuwing hiervoor een goede kans. Wat houdt dit project in (wat volgt is een korte omschrijving, uiteraard kan deze later verder worden uitgewerkt)? Ontwikkel als samenwerkende gemeenten, verzekeraars en zorgaanbieders een experiment waarbij één organisatie de regie voert. Deze organisatie huurt, op basis van prestatieafspraken en lump sum bekostiging, onderaannemers in (ongeacht of dit past in Zvw, Wmo en WLZ). Resultaatsverplichting binnen het experiment levert ervaren gezondheidswinst en doelmatigheidswinst op. Het inhuren van de onderaannemers mag op basis van vertrouwen en is niet gebonden aan regels of benodigde diagnoses. In het regelarme experiment legt de hoofdaanbieder uit waarom de georganiseerde zorg op deze wijze de beste is; tevens wordt uitgelegd op welke regels en vereisten èn met welke reden een uitzondering is gemaakt. De inschatting is dat dit voor zo’n 10 a 15% van de doelgroep op het snijvlak van de Gehandicaptenzorg en GGZ aanzienlijke kansen biedt voor verbetering van de zorg én dat deze zorg per saldo goedkoper geleverd zal kunnen worden.
11
Pagina 12 Andere aanbevelingen in dit kader zijn: Houdt als indicatiestellers, gemeenten en verzekeraars oog voor het hanteren van contraindicaties of de impact van gestelde voorwaarden. Onderzoek tenminste in hoeverre de zeer voor zorgen dat een groep tussen wal en schip valt; Organiseer als zorgaanbieders(en bekostig als gemeente en verzekeraar) een laagdrempelige consultfunctie om elkaar van advies te voorzien; bijvoorbeeld zoals de consultfunctie SPV GGZ voor regionale dementieconsulenten. Een ander voorbeeld is het goed gebruikte spreekuur van ASVZ voor kort inhoudelijk consult. Dergelijke voorzieningen zijn van groot belang. De mogelijkheid tot laagdrempelig kortdurend advies voorkomt ‘doormodderen’ en het ongewenst opschalen naar de per saldo duurdere intramurale zorg. Het niet betalen van een zorgverzekering heeft voor veel mensen uit deze doelgroep grote gevolgen. Ook schuldhulpverlening is zeer regelmatig noodzakelijk.
Zorg dat je als gemeenten mogelijkheden biedt om bij de aanvraag van een uitkering de zorgverzekering en in bepaalde gevallen de huurlasten automatisch in te houden op de uitkering; Denk als gemeenten na over mogelijkheden om de kosten van budgetbeheer bovenop de uitkering te vergoeden, indien de uitkeringsgerechtigde hiervoor in aanmerking wil komen.
Versterken onderlinge samenwerking Het is randvoorwaardelijk om rondom de categorie kwetsbare burgers de onderlinge samenwerking tussen de verschillende zorgaanbieders in de GGZ en de Gehandicaptenzorg te versterken. Concrete aanbevelingen zijn: Organiseer als zorgaanbieders samen met de regionale werkgeversvereniging de mogelijkheid om stage bij elkaar te lopen. Of ontwikkel carrouselbijeenkomsten waarbij elke organisatie haar specialisaties rondom deze doelgroep presenteert, inclusief een overzicht van de aanwezige contactpersonen; Zet als zorgaanbieders een leerkring kwetsbare groepen op. Omhanden en voeten te geven aan de cultuurverschillen tussen de Gehandicaptenzorg en de GGZ zou het bijvoorbeeld kunnen helpen als er binnen de teams die outreachend werken (en dus veel cliënten met multiproblemen zien) een leerkring wordt opgezet om te kunnen leren van elkaars expertise. Bruikbare cijfers In het algemeen is de werkgroep van mening dat het aanbeveling verdient om bijvoorbeeld via de klantprofielenstudie (zoals de vignettenstudie in de regio Utrecht) of de regionale Toekomstverkenning van DG&J te proberen om cijfermatige onderbouwing te krijgen voor groei of krimp in de (sub)doelgroepen die we in deze notitie hebben beschreven. Dit kan helpen om de versnipperd beschikbare cijfers in het juiste perspectief te plaatsen. De gemeenten kunnen hiertoe opdracht geven, zorgaanbieders kunnen meedenken. Ontwikkel als zorgaanbieders fact finding, startend vanaf het casusniveau. Begin met het structureel verzamelen en analyseren van casussen die niet goed opgelost kunnen worden (of waar de werkvloer mee worstelt). Benut deze om in overleg met gemeenten en verzekeraars tot aanpassingen te komen van werkwijze of samenwerkingsafspraken.
12
Pagina 13 Vindbaarheid van de juiste informatie Naast de inspanning van de samenwerkingspartners in de zorg en ondersteuning aan kwetsbaren binnen de GHZ en de GGZ zou de vindbaarheid van de informatie ook door de gemeenten gefaciliteerd kunnen worden. Denk aan het up-to-date houden van de wijkwebsite (de verschillende aanbieders brengen daarnaast hun eigen folders en websites ‘op de markt’, maar dit versnippert het totale beeld). Maak als betrokken gemeenten de hulpmogelijkheden in de betrokken regio’s digitaal beschikbaar voor burgers en hulpverleners. Algemene aanbevelingen Zet als lokale gemeenten programma’s op om buurtbewoners te wennen aan de praktijk dat mensen met (psychiatrische) beperkingen ‘gewoon’ buren kunnen zijn. Mensen die wat vreemd gedrag vertonen, brengen niet per definitie gevaar of overlast. “We stoppen hen niet weg in de bossen, ze wonen bij u in de buurt” (normalisatie);
Creëer als samenwerkende partners van zorgaanbieders, gemeenten en verzekeraars nieuwe woonvormen, zorg voor variatie in het aanbod. Er lijkt in de regio meerwaarde te ontstaan voor woonvormen met meer ruimte voor leun- en steunconstructies;
Start als zorgaanbieders en gemeenten vrijwilligersprojecten gericht op complexe mensen: veel kwetsbare burgers hebben geen hoge aaibaarheidsfactor. Hoe voorkomen we dat vrijwilligers afhaken bij moeilijke mensen, of dat beschikbare vrijwilligers voor deze doelgroep overvraagd worden?
13
Pagina 14
6. Conclusie: Hoe nu verder? De bijeenkomsten met de expertgroep hebben geleerd dat we te maken hebben met een doelgroep waarvoor in het efficiënt organiseren van de juiste zorg en ondersteuning nog een wereld te winnen is. In deze notitie is alleen nog maar de hoofdlijn aangestipt, het vraagstuk is geagendeerd en nu is het zaak gezamenlijk door te pakken. Want er liggen kansen voor verbetering, soms gaat het om laaghangend fruit anders vraagstukken vragen een langere adem. En er is ook de wil en energie bij de betrokkenen om hier mee aan de slag te gaan. We zien de meerwaarde van actie op dit terrein. Wij hopen dat de lezers van deze notitie hier ook van overtuigd raken. Na bespreking het bestuur en de deelnemersraad van stichting Drechtzorg wordt de notitie geagendeerd op de regionale transitietafels in de Drechtsteden en de AlblasserwaardVijfheerenlanden. Dit met als doel regionale beweging om de zorg en ondersteuning voor deze doelgroep nog beter te organiseren en te leveren. Aan beide gemeentelijke regio’s en VGZ als participerende verzekeraar doen we het verzoek om aan te geven of zij verder met ons optrekken om dit vraagstuk verder te ontleden. En zo ja met de vraag welke aanbevelingen zij, al dan niet in samenwerking, willen en kunnen oppakken. Concreet zal Drechtzorg zelf in ieder geval haar schouders zetten onder de aanbevelingen bij het kopje versterken onderlinge samenwerking. We gaan aan de slag met een leerkring kwetsbare groepen. Onze collega’s van de regionale werkgeversvereniging zullen het onderdeel stages bij elkaar lopen oppakken. Dit is opgenomen in beide jaarplannen. De andere aanbevelingen willen we in onderling overleg met de regionale gemeenten en de verzekeraars oppakken. Na reactie van hen zal er een oplegger gemaakt worden bij deze notitie met de concrete vervolgstappen. N.B. In de Drechtsteden is al aangegeven dat deze notitie een van de vertrekpunten zal zijn voor de werkconferentie GGZ in het kader van leertuin Zorgvernieuwing. Het kopje barrières in domeinen slechten is ook een opdracht in deze leertuin.
Geraadpleegde literatuur en personen L. Neijmeijer, L.Moerdijk, G. Veneberg, C. Muusse (2010) Licht verstandelijk gehandicapten in de GGZ, een verkennend onderzoek. Trimbos-instituut. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. B.H. Bulten, W. van Tilburg, J. van Limbeek (1999) Psychopathologie bij gedetineerden . Tijdschrift voor Psychiatrie, 41, 575/ 585. PH. Delespaul, en de Consensusgroep EPA (2013) Consensus over de definitie van mensen met een ernstige psychische aandoening (epa) en hun aantal in Nederland, Tijdschrift voor Psychiatrie, 55, 427/ 438. Chrisje Couwenbergh, Jaap van Weeghel (2014), Over de brug, Plan van aanpak voor de behandeling, begeleiding en ondersteuning bij ernstige psychische aandoeningen,Kenniscentrum Phrenos Ook is gesproken met: Jolanda Douma, kenniscentrum LVB Saskia Kleefman, team toeleiding en bemoeizorg Eline Kortman, Dienst Gezondheid &Jeugd, team Veilig Thuis Tamara van Batenburg, projectleider Toekomstverkenning Dienst Gezondheid en Jeugd
14
Pagina 15
Bijlage 1
15