SDV en nieuwe kwetsbare groepen
1. Inleiding/aanleiding In 2012 zijn er naar aanleiding van een koopkrachtonderzoek door het Nibud aanvullende maatregelen getroffen ten aanzien van de koopkracht voor mensen met een laag inkomen. In dit Collegebesluit, van 16 oktober 2012, is tevens besloten tot verbetering van voorlichting, advisering en verwijzing van bestaande regelingen t.b.v. werkenden en zelfstandigen met een laag inkomen. Daarnaast is van uit de gemeenteraad verzocht om extra aandacht voor de z.g. nieuwe groepen die in financiële problemen komen. Dit is aanleiding om nader onderzoek te doen naar de problematiek van de bedoelde groepen.
2.
Analyse
2.1 Analyse In toenemende mate wordt aandacht gevraagd voor de groeiende problematiek van de z.g. nieuwe groepen als ZZP-ers, Werkende Armen en Eigenhuizenbezitters. Ook ouderen worden hier vaak bij benoemd. Om hier als gemeente en partners op in te spelen is het nodig om eerst inzicht te krijgen in de Eindhovense situatie. Zowel in kwantitatieve zin als in omvang/oorzaak van de problemen. Voor wat betreft de kwantitatieve gegevens is de gemeentelijke onderzoeksafdeling, BiO hier bij betrokken. Zij hebben onderzoek gedaan naar de Eindhovense cijfers. Verder willen we over de inhoudelijke problematiek praten met relevante actoren als banken, werkgevers en andere experts op de diverse terreinen. 2.2 Resultaten/onderzoeksopzet BiO Voor vijf groepen wordt de omvang in kaart gebracht: zelfstandigen, werkende armen, ouderen, huishoudens met hogere inkomens en schulden en huishoudens met betalingsproblemen eigen huis. Er wordt gebruik gemaakt van de gegevens van het CBS en Stimulansz. In het eerste geval gaat het om ‘harde cijfers’ die niet actueel zijn. Twee tot drie jaar lopen die cijfers achter. In het tweede geval gaat het om ramingen vanuit de door hun ontwikkelde minimascan en deze lopen door t/m 2012. In feite gaat het om herkennen van trends. In de bijlage staan de bevindingen van BiO. Hieronder staan de meest relevante uitkomsten. Zelfstandigen In de periode 2005 tot 2011 zien we dat het aantal huishoudens met een inkomen uit eigen onderneming toeneemt van 7200 naar 9500. Een stijging van 24%. Kijken we naar degenen met een laag inkomen (onder 101% sociaal minimum) dan zien we dat in de periode 2005 tot 2013 het aantal stijgt van 1000 naar 1100, stijging 10%. In 2009 hadden ca. 200 huishoudens al vier jaar of langer een laag inkomen. Er is geen reden om aan te nemen dat de positie van deze groep verbeterd, eerder het tegenovergestelde. Het aantal faillissementen in Nederland bijvoorbeeld, was in februari 2013 het hoogste aantal ooit in een maand: 755. Het aantal zelfstandigen met een laag inkomen zal eerder stijgen dan dalen. Dat zegt op zich nog niets over financiële problemen maar het is aannemelijk dat mensen die lang een laag inkomen ook eerder (problematische) schulden hebben. Werkende armen Het aantal huishoudens met een inkomen uit arbeid onder 101% sociaal minimum is in de periode 2005 tot 2011 gestegen van 1200 naar 1700. Dit aantal stijgt verder naar 1.800 eind 2012 is de verwachting. Ten opzichte van het totaal aantal huishoudens met een inkomen uit werk in Eindhoven (57.000 in 2010) zien we dat het aandeel mensen met een laag inkomen stijgt van 2,1% naar 2,9%. Deze trend lijkt zich door te zetten.
1
Ouderen met een laag inkomen Er zijn in Eindhoven ruim 24.000 huishoudens die leven van een uitkering ouderdom/nabestaanden. Daarvan hebben er zo’n 1800 huishoudens een laag inkomen. Het aandeel met een laag inkomen (< 101%) is in de periode 2005 tot 2013 gestegen van 4,2% naar ruim 7%. Huishoudens met hogere inkomens en schulden Naast huishoudens met een laag inkomen kunnen ook die met een hoger inkomen in financiële problemen komen. Een indicator daarvoor is het hebben van schulden. Het kan zijn dat het aflossen van de schulden problematisch is of dreigt te worden. Zeker als men een financiële tegenvaller krijgt, zoals baanverlies. Een klein kwart van de Eindhovenaren heeft schulden. De hypotheekschuld telt hierbij overigens niet mee. We weten dat van de mensen met een maandinkomen boven de 1350 euro zo’n 20% schulden heeft. Van de mensen in de laagste inkomensgroep, met minder dan 1150 euro per maand, is dat bijna het dubbele. Huishoudens met betalingsproblemen eigen huis Door dalende woningprijzen komt het steeds vaker voor dat de waarde van het huis lager is dan de hypotheekschuld. Dit noemt men ‘het huis onder water’. Ingeschat wordt dat dit in Eindhoven zo’n 10.000 huishoudens betreft. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn zolang men de lasten kan betalen. Het wordt pas een probleem als men wil of moet verhuizen. Als men het huis verkoopt wordt de potentiële restschuld een reële restschuld. Het aflossen daar van kan voor problemen zorgen, zeker als het om een groot bedrag gaat. Daarnaast zijn er huishoudens met een huis onder water die hun hypotheeklasten niet meer kunnen opbrengen. Verkoop van het huis is echter geen optie, omdat men dat met een restschuld blijft zitten. Bekend is hoeveel huishoudens er zijn met een eigen huis én een laag inkomen. Voor hen geldt dat zij snel in de problemen kunnen komen. Het kan zijn dat ze de hypotheeklasten niet meer kunnen betalen. Als er bij verkoop een restschuld ontstaat is dat bij een laag inkomen ook vaker een probleem. Anderzijds: als de hypotheek afgelost is en men niet verhuist, is er geen probleem. Dat zal opgaan voor met name de ouderen. In 2010 gaat het om 1200 huishoudens die een eigen woning hadden én een laag inkomen. Vanwege de economische crisis veronderstellen we dat dit aantal toegenomen zal zijn in de jaren daarna. Uit de Hypotheekbarometer van het Bureau Kredietregistratie (BKR) komt naar voren dat het aantal hypotheken met een betalingsachterstand snel toeneemt. Op 1 januari 2012 waren dat er ca. 62.000 en het BKR verwacht voor 1 januari 2013 uit te komen op 76.000. Dat betekent een toename van bijna 25% in één jaar tijd. Het BKR heeft helaas geen gegevens op Eindhovens niveau voorhanden. We kunnen wel een grove schatting maken. Gaan we immers uit van 4,2 miljoen eigen huizen in Nederland, dan is er dus bij een kleine 2% van de eigen woningen een betalingsachterstand. Gaan we ervan uit dat Eindhoven niet anders is, dan zou het gaan om ca. 850 woningen (1,8% van 47.550 woningen). Met andere woorden: naar schatting hebben een kleine 1000 Eindhovense huishoudens achterstand bij de hypotheekbetalingen. 2.3 Conclusie Het beeld dat financiële problemen toenemen bij de z.g. nieuwe groepen lijkt aardig bevestigd te worden uit de kwantitatieve gegevens. Gelet op de huidige conjuncturele ontwikkelingen is het aannemelijk dat de ingezette trend zich doorzet. 2.4 Expertmeeting Naast de kwantitatieve gegevens willen we ook meer inzoomen op de specifieke kenmerken die bij de groepen horen. Hiervoor willen we mensen uit het veld raadplegen. De problematiek, de behoeften, samenwerken etc. zijn onderwerpen die we met hen willen bespreken. Hiervoor willen we een
2
expertmeeting organiseren. Te denken valt aan werkgevers, Banken, Kamer van Koophandel, Makelaars, Vereniging Eigen Huis, NVVK, experts mbt schulden en ondernemers. 3. Mogelijkheden Aan de hand van de analyse gaan we bekijken wat de mogelijkheden zijn tot (betere) benutting van de huidige instrumenten en of we nieuwe kunnen bedenken. Dit hoeft niet alleen een taak van de gemeente te zijn, ook wordt gekeken naar andere actoren die hulp/ondersteuning kunnen bieden. Op voorhand kan gesteld worden dat de mogelijkheden van de gemeente beperkt zijn, daar mogen geen wonderen van verwacht worden. De conjunctuur, de huizenmarkt en de financiële positie van mensen zijn nu eenmaal een gegeven. Wel kunnen we, vooruitlopend op de analyse, een aantal gedachten geven over de inzet van mogelijke instrumenten. Financiële kaart We kennen het begrip sociale kaart, bedoeld om snel inzicht te krijgen op het gebied van hulpverlening op het sociale vlak. Zowel instanties als burgers kunnen hier gebruik van maken. Iets dergelijks kan ook op het gebied van financiën. Dit kan zowel aan de preventieve als curatieve kant helpen. Deze financiële kaart moet niet alleen voorzien in ondersteuning aan de traditionele groepen maar nadrukkelijk ook aan nieuwe groepen zoals hierboven benoemd. De weg weten, eerder geholpen kunnen worden, verbinden van het bestaande aanbod en het uitgangspunt dat de burger op de eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor actie en bijhouden van zijn financiën, zijn principes die we hanteren. Ondernemers (breder dan de ZZP-ers) Maximale benutting mogelijkheden BBZ en afstemming tussen deze regeling en de schulddienstverlening, vroegtijdige signalering, verwijzing en samenwerking tussen partners (Lumens, gemeente, Kamer van Koophandel, MKB, banken etc.). Gespecialiseerde hulpverlening voor zelfstandigen. Werkende armen Vanuit het gegeven dat steeds meer werkgevers geconfronteerd worden met loonbeslagen ligt het voor de hand om met hen de samenwerking te zoeken. Zeg maar de werkgeversbenadering vanuit de schulddienstverlening. Dit kan natuurlijk niet los gezien worden van de samenwerking op het gebied van reintegratie. Eigen huizen bezitters Mensen die problemen hebben met de hypotheekbetaling zullen zelf tijdig actie moeten ondernemen richting hun bank. Met banken kunnen afspraken gemaakt worden om snel door te kunnen verwijzen en te weten wat er mogelijk is. Verder hebben we nog het instrument van de woonkostentoeslag in het kader van de bijzondere bijstand. Dit is echter tijdelijk inzetbaar omdat daaraan de verhuisverplichting gekoppeld is. Ouderen met financiële problemen Deze doelgroep zal voornamelijk in de problemen komen door stapeling van kosten die vaak samenhangen met zorg. We hebben een goede collectieve zorgverzekering. Stimuleren van gebruik, een goede premiebijdrage door de gemeente kan bijdragen. Daarnaast is er natuurlijk het WIJeindhoven-traject dat dichtbij de mensen wordt georganiseerd en problemen vroeg kan opsporen en hulp/verwijzing kan genereren. Verder zullen we moeten bezien wat er landelijke gedaan wordt met het probleem van stapeling van kosten.
3
Bijlage 1: Resultaten/cijfers onderzoek BiO
1
Nieuwe groepen
1.1
Zelfstandigen met een laag inkomen
In 2010 hadden 9500 Eindhovense huishoudens een inkomen uit eigen onderneming. Daarvan hadden er 1100 (ruim 10%) een laag inkomen. In 2009 hadden ca. 200 huishoudens van deze 1100 huishoudens al vier jaar of langer een laag inkomen. Eindhoven wijkt niet af van de Nederland in zijn geheel voor wat betreft het percentage huishoudens met een inkomen uit eigen onderneming dat een laag inkomen heeft. Zoals aangegeven is dat in Eindhoven ruim 10%. Over heel Nederland bezien is het ook ruim 10%. Wel wijkt Eindhoven af doordat hier 20% van deze huishoudens al vier jaar of langer een laag inkomen heeft. Over heel Nederland bezien is dat met 13% wat lager. Het aantal huishoudens met een inkomen uit eigen onderneming dat onder 101% grens valt is in de periode vanaf 2009 hoger dan in de jaren daarvoor. Maar vanaf 2009 is er geen verdere toename geweest. Tot nu toe rekenden we huishoudens met een inkomen tot 101% van het sociaal minimum tot de lage inkomens. Er zijn echter ook heel wat huishoudens die daar net boven zitten met een inkomen tot 125% van het sociaal minimum. Van de 9500 huishoudens met een inkomen uit eigen onderneming hebben er 1500 een inkomen tot 125% van het sociaal minimum. Tabel 1: Huishoudens met een inkomen uit eigen onderneming in Eindhoven huish.
wv <101%
>= 4 jr
2005
7200
1000
.
2006
7700
800
.
2007
8200
900
.
2008
8700
900
100
2009
9100
1100
200
2010
9500
1100
.
Raming 2011
.
1100
.
Raming 2012
.
1100
.
Bron: De cijfers t/m 2010 zijn afkomstig uit het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) van het CBS De cijfers van 2011 t/m 2012 zijn ramingen afkomstig uit de Minimascan van Stimulansz Definities: Inkomen uit eigen onderneming: Voornaamste inkomensbron van het huishouden: inkomen uit eigen onderneming. Indien een van de leden van het huishouden inkomen uit eigen onderneming heeft, wordt deze bron ongeacht de hoogte van het bedrijfsresultaat (dus ook als er sprake is van een verlies) als voornaamste inkomensbron van het huishouden aangemerkt. Aan deze categorie zijn ook huishoudens toegevoegd waarvoor inkomen uit vermogen de voornaamste inkomensbron vormt. Een inkomen tot 101% van het sociaal minimum: Om te kunnen beoordelen hoe het besteedbaar inkomen van een huishouden zich verhoudt tot het sociale minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen, bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) Kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW (uitkering in het kader van de algemene ouderdomswet) als norm. Bij deze indeling worden de inkomensbestanddelen van alle leden van het huishouden samengeteld Kanttekening: In de tabel gaat het om inkomen uit eigen onderneming. Zo’n inkomen hebben zowel zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) als zelfstandigen met personeel. Er is niet strikt vastgehouden aan het criterium ‘zonder personeel’ om de volgende redenen.
4
Ten eerste zal een groter bedrijf veelal een bv zijn en de ondernemer met een bv valt niet in deze categorie. Hij of zij is immers werknemer van de bv. Op de tweede plaats kan ook een ondernemer met personeel en een laag inkomen behoefte hebben aan financiële ondersteuning van bijvoorbeeld Schulddienstverlening.
1.2
Werkende armen
Naast zelfstandigen met een laag inkomen is er nog een andere categorie werkende armen, nl. mensen met een inkomen uit arbeid. In 2010 hadden 57000 Eindhovense huishoudens een inkomen uit arbeid. Daarvan hadden er 1700 (ruim 3%) een laag inkomen. In 2009 hadden ca. 200 huishoudens van deze 1700 huishoudens al vier jaar of langer een laag inkomen. Eindhoven wijkt niet af van de Nederland in zijn geheel voor wat betreft het percentage huishoudens met een inkomen uit arbeid dat een laag inkomen heeft. Zoals aangegeven is dat in Eindhoven ruim 3%. Over heel Nederland bezien is het 2,4%. Het aantal werkende armen is in de periode 2005 /m 2008 sterk toegenomen, nl. van 1200 tot 1900. In 2009 en 2010 waren het er met ca. 1700 weer wat minder. Volgens de raming van Stimulansz zijn het er in 2011 en 2012 1800. Zowel in Eindhoven als in Nederland in zijn geheel had in 2009 11% van deze huishoudens al vier jaar of langer een laag inkomen. Als we de inkomensgrens niet bij 101% maar bij 125% van het sociaal minimum leggen, dan blijken er in Eindhoven 3500 huishoudens te zijn die hier onder vallen. Tabel 2: Huishoudens met inkomen uit arbeid in Eindhoven huish.
wv <101%
>= 4 jr
2005
55300
1200
.
2006
55300
1600
.
2007
56600
1700
.
2008
58100
1900
100
2009
57000
1700
200
2010
57000
1700
.
Raming 2011
.
1800
.
Raming 2012
.
1800
.
Bron: De cijfers t/m 2010 zijn afkomstig uit het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) van het CBS De cijfers van 2011 t/m 2012 zijn ramingen afkomstig uit de Minimascan van Stimulansz Definities: Inkomen uit arbeid: Het inkomen van het huishouden bestaat vooral uit inkomen uit arbeid. Hieronder wordt verstaan loon en salaris inclusief de werknemers- en werkgeversbijdrage in de premies voor de sociale verzekeringen, tantième, spaarloon en de beloning van arbeid die niet in dienstbetrekking is verricht. Ook de waarde van het privégebruik van de auto van de werkgever is hiertoe gerekend. Een inkomen tot 101% van het sociaal minimum: Om te kunnen beoordelen hoe het besteedbaar inkomen van een huishouden zich verhoudt tot het sociale minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen, bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) Kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW (uitkering in het kader van de algemene ouderdomswet) als norm. Bij deze indeling worden de inkomensbestanddelen van alle leden van het huishouden samengeteld
1.3 Ouderen met een laag inkomen Er zijn in Eindhoven ruim 24000 huishoudens die leven van een uitkering ouderdom/nabestaanden. Daarvan hebben er zo’n 1700 huishoudens een laag inkomen. In een groot deel van de gevallen (ruim 50% in 2009) heeft men al vier jaar of langer een laag inkomen. Deze 1700 huishoudens maken 7% uit van alle
5
huishoudens met een uitkering ouderdom/nabestaanden. Het aantal oudere huishoudens met een laag inkomen is van 2005 op 2006 sterk toegenomen. Dat zien we voor Eindhoven en ook voor heel Nederland. Leggen we de inkomensgrens op 125% van het sociaal minimum, dan vallen 6000 huishoudens onder deze grens. Tabel 3: Huishoudens met een uitkering ouderdom/nabestaanden met een laag inkomen huish.
Wv <101%
>= 4 jr
2005
23400
1000
.
2006
23900
1500
.
2007
24100
1600
.
2008
24200
1600
500
2009 2010
24300
1600
900
24500
1700
.
Raming 2011
.
1700
.
Raming 2012
.
1800
.
Bron: De cijfers t/m 2010 zijn afkomstig uit het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) van het CBS De cijfers van 2011 t/m 2012 zijn ramingen afkomstig uit de Minimascan van Stimulansz Definities: Uitkering ouderdom/nabestaanden Voornaamste inkomensbron van het huishouden: uitkering ouderdom of nabestaanden. Het inkomen van het huishouden bestaat vooral uit een uitkering in verband met ouderdom of nabestaanden. Hieronder vallen: - de AOW (Algemene ouderdomswet), - de ANW (Algemene Nabestaandenwet), - pensioen en - lijfrente. --Bij deze indeling worden de inkomensbestanddelen van alle leden van het huishouden samengeteld.
2
Overzicht
Er zijn in Eindhoven 8000 huishoudens met een laag inkomen. In één derde van de gevallen gaat het om een huishouden met een uitkering uit de sociale voorzieningen. Verder gaat het in een kwart van de gevallen om een huishouden met inkomen uit arbeid. En ook in een kwart van de gevallen om een ouder huishouden, met een uitkering ouderdom of nabestaanden. Een kleine 15% van de huishoudens met een laag inkomen is een huishouden met een inkomen uit een eigen onderneming.
Grafiek 1: 8000 Eindhovense huishoudens met een laag inkomen, 2012
6
Inkomen uit arbeid
22%
Inkomen uit eigen onderneming Uitkering werkloosheid
36%
Uitkering ziekte/arbeidsongeschikt Uitkering ouderdom/nabestaanden Uitkering sociale voorzieningen 14%
2% 4% 22%
3. Huishoudens met hogere inkomens en schulden In de voorgaande paragrafen zijn gegevens vermeld over huishoudens met een laag inkomen. Het is echter ook mogelijk dat een huishouden met een hoger inkomen in financiële problemen komt. Een indicator daarvoor is het hebben van schulden. Het kan zijn dat het aflossen van de schulden problematisch is. Het kan bovendien zo zijn dat de schulden problematisch worden als men een financiële tegenvaller zoals baanverlies kent. Een klein kwart van de Eindhovenaren heeft schulden. De hypotheekschuld telt hierbij overigens niet mee. We zien in de grafiek dat van de mensen met een maandinkomen boven de 1350 euro zo’n 20% schulden heeft. Van de mensen in de laagste inkomensgroep, met minder dan 1150 euro per maand, is dat bijna het dubbele. Grafiek 2: Eindhovenaren met schulden naar inkomensgroep, najaar 2012 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 <1150
1150-1350
1350-2000
2000-3100
7
>3100
Definities: Schulden: Aan de respondenten is gevraagd: “Heeft u/uw gezin op dit moment nog één of meer leningen, schulden, of betalingsachterstanden? Hierbij eventuele hypotheek niet meerekenen.” Inkomen: Aan de respondenten is gevraagd:”In welke klasse valt het gezamenlijke netto (= schoon) inkomen van uw huishouden? Uitkeringen, pensioengelden, alimentatie en dergelijke zijn ook inkomen. Niet meegerekend worden: vakantiegeld, kinderbijslag, zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag.” Bron: BiO-inwonersenquête najaar 2012
Andere indicatoren voor financiële problemen zijn moeilijk rond kunnen komen en zich zorgen maken over geld. Voor deze twee indicatoren geldt: hoe hoger het inkomen, hoe minder het voorkomt. Van de Eindhovenaren met een hoger inkomen, meer dan 1350 euro per maand, kan zo’n 7% niet goed rondkomen. In de grafiek zien we dat in de laagste inkomensgroep bijna 40% niet goed kan rondkomen; in de hoogste inkomenscategorie is dat slechts 2%. Zorgen om geld komt vaker voor onder Eindhovenaren met een inkomen van meer dan 1350 euro per maand. Bijna 17% maakt zich vaak of voortdurend zorgen over geld. Ook hier gaat op dat zorgen in de lage inkomensgroepen veel vaker voorkomen dan in de hogere inkomensgroepen (50% vs. 8%). Grafiek 3: Eindhovenaren die moeilijk rond kunnen komen en die zich zorgen maken om geld naar inkomensgroep, najaar 2012 60 50 40 30 20 10 0 <1150
1150-1350
kan (zeer) moeilijk rondkomen
1350-2000
2000-3100
>3100
maakt zich vaak of voortdurend zorgen om geld
Definities: Moeilijk rond kunnen komen: Aan de respondenten is gevraagd: “Hoe gemakkelijk of moeilijk kan uw huishouden rondkomen van het totale huishoudinkomen?” Zich zorgen maken om geld: Aan de respondenten is gevraagd: “Hoe vaak heeft u zich de afgelopen drie maanden zorgen gemaakt over geldzaken?” Inkomen:
8
Aan de respondenten is gevraagd:”In welke klasse valt het gezamenlijke netto (= schoon) inkomen van uw huishouden? Uitkeringen, pensioengelden, alimentatie en dergelijke zijn ook inkomen. Niet meegerekend worden: vakantiegeld, kinderbijslag, zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag.” Bron: BiO-inwonersenquête najaar 2012
4. Huishoudens die moeite hebben om hun hypotheek te betalen Inleiding In de memo wordt als nieuwe groep met financiële vragen genoemd de groep van huishoudens met een huis onder water. Bij nader inzien gaat het veeleer om huishoudens die moeite hebben om hun hypotheek te betalen. In deze paragraaf worden de overwegingen hiervoor aangegeven. Huizen ‘onder water’ Een huis staat onder water als de hypotheekschuld hoger is dan de waarde van de woning. Door de dalende woningprijzen komt dat steeds vaker voor. Huizen die gekocht zijn in 2001 of later zijn nu in het algemeen minder waard dan de prijs waarvoor ze gekocht zijn. Als de koper dan ook nog een hoge hypotheek had en weinig heeft afgelost, staat het huis nu onder water. Oftewel: er is een potentiële restschuld. Het gaat veelal om jongere huishoudens. Van de huiseigenaren tot en met 25 jaar heeft ruim de helft een potentiële restschuld en bij de huiseigenaren van 26 t/m 35 jaar gaat het om ruim één derde1. Huizen ‘onder water’ in Eindhoven In januari 2012 hadden 500.000 huiseigenaren in Nederland een potentiële restschuld. Dat is 15% van het totaal aantal huiseigenaren. In Zuidoost-Noord-Brabant lag dat percentage met 16% iets hoger2. Gaan we ervan uit dat ook in de stad Eindhoven 16% een potentiële restschuld heeft, dan zou het gaan om ruim 7500 huishoudens. Er zijn immers 47.550 eigen woningen in Eindhoven en 16% daarvan is ruim 7500. Bovengenoemde gegevens dateren van januari 2012 en sindsdien zijn de schattingen naar boven bijgesteld. Hoogleraar Johan Conijn komt nu uit op 700.000 huishoudens. Als er ook in Eindhoven een dergelijke toename heeft plaatsgevonden, zouden er nu ruim 10.000 huishoudens zijn met een potentiële restschuld3. Het is niet altijd een probleem In Eindhoven zijn er grofweg 10.000 huishoudens met een potentiële restschuld. Maar in veel gevallen is dat helemaal geen probleem. Het wordt pas een probleem als men wil of moet verhuizen. Als men het huis verkoopt wordt de potentiële restschuld een reële restschuld. Het aflossen van een restschuld kan voor problemen zorgen, zeker als het om een groot bedrag gaat. Daarnaast zijn er huishoudens met een huis onder water die hun hypotheeklasten niet meer kunnen opbrengen. Maar verkoop van het huis is ook geen optie, omdat men dat met een restschuld blijft zitten. Hoe vaak is het wel een probleem? De belangrijkste vraag is dus niet hoeveel huishoudens een huis onder water hebben. Van veel groter belang is de vraag hoeveel huishoudens door een huis onder water in de problemen zitten.
1
Frans Schilder en Johan Conijn, “Restschuld in Nederland: omvang en consequenties”. Amsterdam School of Real Estate, januari 2012 2 Frans Schilder en Johan Conijn, “Restschuld in Nederland: omvang en consequenties”. Amsterdam School of Real Estate, januari 2012 3 Een nauwkeurigere schatting zou gemaakt kunnen worden op basis van een koppeling van woninggegevens aan gba-gegevens. 9
Dat zijn huishoudens die een huis onder water verkocht hebben en nu met een restschuld zitten. Het zijn ook huishoudens die een huis onder water hebben en het willen verkopen, bijvoorbeeld omdat ze het niet meer kunnen betalen. Het zijn immers deze huishoudens die mogelijk een beroep zullen doen op financiële ondersteuning. Een andere categorie huishoudens die voor financiële ondersteuning in aanmerking zou kunnen komen, is de groep die de hypotheeklasten niet meer kan betalen en het eigen huis niet verkocht krijgt. Daarbij doet het er dan niet zoveel toe of dat huis wel of niet onder water staat. Huishoudens met een eigen huis én een laag inkomen Bekend is hoeveel huishoudens er zijn met een eigen huis én een laag inkomen er zijn. Voor deze huishoudens geldt dat zij snel in de problemen kunnen komen. Het kan zijn dat ze de hypotheeklasten niet meer kunnen betalen. Als er een restschuld ontstaat is dat bij een laag inkomen ook vaker een probleem. Anderzijds: als de hypotheek afgelost is en men niet verhuist is er geen probleem. Dat zal opgaan voor heel wat oudere huishoudens. In de tabel zien we dat het in 2010 om 1200 huishoudens ging die een eigen woning hadden én een laag inkomen. Vanwege de economische crisis veronderstellen we dat dit aantal toegenomen zal zijn in de jaren daarna. Tabel 4: Huishoudens een eigen huis én een laag inkomen wv <101% 2005
1100
2006
1000
2007
1000
2008
1000
2009
1200
2010
1200
Bron: De cijfers zijn afkomstig uit het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) van het CBS
Huishoudens die moeite hebben met de hypotheekbetalingen Uit de Hypotheekbarometer van het Bureau Kredietregistratie (BKR) komt naar voren dat het aantal hypotheken met een betalingsachterstand snel toeneemt. Op 1 januari 2012 waren dat er ca. 62.000 en het BKR verwacht voor 1 januari 2013 uit te komen op 76.000. Dat betekent een toename van bijna 25% in één jaar tijd. Het BKR heeft helaas geen gegevens op Eindhovens niveau voorhanden. We kunnen wel een grove schatting maken. Gaan we er immers uit van 4,2 miljoen eigen huizen in Nederland, dan is er dus bij een kleine 2% van de eigen woningen een betalingsachterstand. Gaan we ervan uit dat dit in Eindhoven niet anders is, dan zou het gaan om ca. 850 woningen (1,8% van 47.550 woningen). Met andere woorden: naar schatting hebben een kleine 1000 Eindhovense huishoudens achterstand bij de hypotheekbetalingen.
10