Notitie
Vergadering
Bouwcollege
Datum
11 oktober 2004
Betreft
Ouderen: wonen en zorg
Inleiding In 2004 zijn diverse rapporten (zie de bijgevoegde lijst met geraadpleegde literatuur) verschenen die vanuit verschillende invalshoeken de vergrijzing belichten. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft het gebruik en potentiële vraag naar wonen en zorg door ouderen geraamd. Het RIVM heeft een demografische projectie gemaakt van de belangrijkste (ouderdomsgerelateerde) ziekten en aandoeningen. Kenniscentrum Aedes-Arcares raamt de behoefte aan wonen en zorg op wijkniveau. Op basis van gegevens uit het Woningbehoefteonderzoek heeft onder meer ABF Research ten behoeve van het ministerie van Volksgezondheid onderzoeken verricht. De ministeries van VROM en VWS hebben gezamenlijk een concreet actieprogramma wonen en zorg met opgave aangegeven. Het Economisch Instituut Bouwnijverheid heeft dit actieprogramma vervolgens vertaald in bouwkosten. Het Bouwcollege heeft (kosten)ramingen gemaakt over de behoefte aan intramurale en extramurale zorg. In deze notitie worden de thema’s uit de rapporten samengevat. Allereerst wordt aandacht besteed aan de demografische ontwikkelingen en kenmerken van ouderen. Daarna wordt stilgestaan bij het zorggebruik door ouderen. Wonen en verblijf staan vervolgens op de rol. Trends en ramingen sluiten deze samenvatting af.
Demografische ontwikkelingen en kenmerken ouderen In 2003 woonden ruim 16 miljoen mensen in Nederland. Hiervan waren 2,2 miljoen ouder dan 65 jaar (230.000 ouder dan 85 jaar). Tot 2015 groeit het aantal ouderen, terwijl het aantal mensen tot 55 jaar afneemt. In tabelvorm afgerond weergegeven: 2003
2010
2015
2020
Bevolking totaal
16.200.000
16.700.000
16.900.000
17.200.000
T/m 54 jaar
12.200.000
12.000.000
11.900.000
11.700.000
55 – 64 jaar
1.800.000
2.100.000
2.200.000
2.300.000
65 +
2.200.000
2.500.000
2.900.000
3.200.000
75 +
1.000.000
1.100.000
1.200.000
1.300.000
85 +
230.000
280.000
300.000
320.000
Bron: CBS/Bevolkingsstatistiek; Ruimtelijk Planbureau/Primos/ABF Research
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Het SCP keek nader naar enkele kenmerken van ouderen: Bijna 30% van alle 55+ers woont alleen. Van 65-jarigen en ouder woont ongeveer 40% alleen en van alle 75+ers ongeveer 55%. Ongeveer een op de acht 55-plussers heeft thuiswonende kinderen; bij 65-plussers is dat ongeveer 6%. Ook bij de oudste ouderen (80 jaar en ouder) woont nog 4% samen met een of meer kinderen. In Nederland zijn ruim 2,5 miljoen huishoudens waarin minimaal een 55+er woont. Daarvan woont verreweg het grootste gedeelte zelfstandig (niet in een instelling). Ongeveer 43% van de huishoudens is een eenpersoonshuishouden; bij zelfstandig wonende huishoudens is dit circa 40%. Het aantal nietzelfstandige huishoudens (instellingshuishoudens) van 55-plussers bedraagt 149.000. Zo’n 425.000 75plussers en ruim 100.000 85-plussers wonen alleen. Het SCP noemt dit potentieel kwetsbare huishoudens. In totaal kampen op dit moment 850.000 personen van 55 jaar en ouder gedurende een langere tijd in hun leven met matige of ernstige lichamelijk beperkingen. De beperkingen zijn ernstiger naarmate men ouder is. Op 80-jarige leeftijd heeft de helft van de ouderen matige of ernstige beperkingen. Depressie en cognitieve klachten zijn de meest voorkomende, ernstige psychische aandoeningen tijdens de ouderdom. Depressie komt voor onder 15% van de 55-84-jarigen: 2% lijdt aan een depressieve stoornis (ernstig) en 13% heeft depressieve klachten (500.000 depressieve ouderen waarvan 75.000 ernstig). Cognitieve beperkingen komen voor onder 11% van de 55-84-jarigen: 9% lichte beperkingen, 2% ernstige beperkingen. Het aantal ouderen met cognitieve beperkingen neemt toe naarmate de leeftijd hoger is. Coronaire hartziekten en artrose zijn de meest voorkomende somatische aandoeningen bij ouderen en bepalen vooral de ongezonde levensjaren. Vrouwen blijken vaker dan mannen aan meerdere ziekten tegelijkertijd te lijden en bovendien leven zij daarmee langer dan mannen. Uit gegevens van huisartsenpraktijken blijkt bij beschouwing van vijf ziekten het percentage 65-plussers met co-morbiditeit uit te komen op 18%. Bij een analyse gebaseerd op negen ziekten stijgt dit percentage tot ruim 30%. Wanneer 335 ziekten worden meegenomen in de analyse heeft ruim 69% van de 65-plussers twee of meer ziekten. Het percentage ouderen met co-morbiditeit neemt toe met de leeftijd. Co-morbiditeit leidt niet alleen tot verhoogde sterfte, maar ook vaker tot lichamelijke beperkingen. Het voorkomen van twee of meer aandoeningen bij een persoon verdubbelt grofweg de kans op matige of ernstige beperkingen in zien, horen, zitten/staan, lopen, persoonlijke verzorging en huishoudelijke activiteiten. De ziekten coronaire hartziekten, artrose en beroerte hebben de meest verstrekkende gevolgen voor het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven. Boven de leeftijd van 75 jaar heeft een meerderheid van de ouderen fysieke beperkingen; van de 85plussers heeft zelfs 58% ernstige beperkingen. Dat laatste cijfer wordt vooral bepaald door de tehuisbewoners onder hen. Van de leeftijdscategorie van 80 jaar en ouder woont bijna 20% in een verpleeg- of verzorgingshuis. Chronische aandoeningen zijn in 80% van de gevallen de oorzaak van beperkingen. Dit betreft met name epilepsie, beroerte, astma/COPD, aandoeningen aan het bewegingsapparaat, ernstige gevolgen van een ongeval, en, in iets mindere mate, door psychische aandoeningen. Beperkingen in de huishoudelijke verzorging gaan met de meeste aandoeningen samen, beperkingen in de persoonlijke verzorging met de minste.
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
2
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Het SCP is gevraagd de omvang van de categorie te schatten van ‘meest kwetsbare ouderen’. Kwetsbaarheid wordt opgevat als een situatie waarin de draaglast van een persoon te zwaar is in verhouding met diens draagkracht. Mensen met ernstige zelfzorgproblemen en zodoende de mensen met de zwaarste draaglast zijn de personen met ernstige lichamelijke beperkingen of met matige lichamelijke beperkingen in combinatie met andere gezondheidsklachten. Het SCP schat hun aantal op 460.000 zelfstandig wonende 55-plussers. De minst draagkrachtigen zijn alleenwonende ouderen met een laag inkomen. Dit betreft naar schatting 533.000 zelfstandig wonende personen. Personen met ernstige zelfzorgproblemen in combinatie met weinig hulpbronnen worden als de meest kwetsbaren beschouwd. Hun aantal wordt geschat op 150.000 personen. De helft van hen is in de leeftijd van 75 tot 85 jaar. Het SCP merkt op dat kwetsbaarheid zich niet alleen tot deze mensen beperkt. Hierover zijn echter geen gegevens beschikbaar.
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
3
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Zorggebruik door ouderen Zelfstandig wonenden Het SCP concludeert dat ruim een miljoen ouderen (ruim een kwart zelfstandige wonende ouderen van 55 jaar en ouder) hulp krijgt bij de huishoudelijke of persoonlijke verzorging. Ouderen krijgen ongeveer in gelijke mate thuiszorg, informele zorg en particuliere zorg. Naarmate ouderen ernstiger lichamelijke beperkingen hebben, maken zij meer gebruik van thuiszorg. Van de ouderen met ernstige lichamelijke beperkingen krijgt meer dan de helft thuiszorg. Uit de literatuur is bekend dat (ernstige en lichte) depressie veel voorkomt onder ouderen die gebruikmaken van de thuiszorg. Ook veel bewoners van verpleeghuizen kampen hiermee. Het gebruik van thuiszorg, informele zorg en particuliere (niet collectief gefinancierd) zorg hangt samen met de hulpbronnen die ouderen tot hun beschikking hebben. Ouderen die alleen wonen krijgen veel vaker zorg (45% van de alleenstaanden) dan ouderen die hun huishouden met iemand delen (20% hiervan). Ouderen in de lagere inkomensklassen gebruiken meer thuiszorg en informele zorg, terwijl in de hogere inkomensklassen meer particuliere zorg wordt ingeschakeld. Ook blijkt dat personen met een laag inkomen vaker zorg gebruiken dan personen met een hoog inkomen. De ouderen met een laag inkomen blijken namelijk vooral alleenstaande hoogbejaarden te zijn die relatief vaak lichamelijke beperkingen hebben. Bewoners van ouderenwoningen maken meer gebruik van zorg dan bewoners van andere woningen. 55-plussers met lichamelijke beperkingen menen dat zij meer zorg nodig zouden hebben gehad (27%) indien er geen woningaanpassingen zouden zijn. Ook denkt ruim eenderde van degenen met lichamelijke beperkingen die woningaanpassingen hebben dat zij anders zouden moeten verhuizen. Bij de mensen met ernstige lichamelijke beperkingen denkt zelfs 60% dat zij zonder woningaanpassingen zouden moeten verhuizen. Als gekeken wordt naar het zorggebruik van kwetsbare ouderen valt op dat ongeveer 30% van de ouderen met ernstige zelfzorgproblemen en geringe hulpbronnen geen zorg in wat voor vorm dan ook ontvangt. Bij degenen met potentiële hulpbronnen (partner of redelijk inkomen) is dit aandeel groter. Er zijn ongeveer 142.000 zelfstandig wonende ouderen met ernstige beperkingen die het helemaal zonder zorg stellen (31% van 460.000 ouderen). Hiervan zijn er circa 30.000 die extra kwetsbaar lijken te zijn omdat zij geen partner hebben op wie ze een beroep kunnen doen en geen inkomen om bijvoorbeeld particuliere zorg in te schakelen. De redenen om geen zorg te gebruiken zijn divers: ten eerste de weg niet weten naar het RIO of de eigen problemen onderschatten, ten tweede psychische problemen en ten slotte ouderen die vinden dat ze zelf actief moeten blijven. Thuiszorg komt vooral bij diegenen die deze zorg het meeste nodig lijken te hebben. Veel alleenstaanden blijken ook voor een aanzienlijk deel informele zorg te krijgen. Ongeveer een kwart van de ouderen heeft huishoudelijke verzorging. Dit betreft circa 980.000 ouderen. Naar schatting krijgen 215.000 ouderen persoonlijke verzorging of verpleging. Tehuisbewoners In 2003 waren in verpleeghuizen 26.000 bedden voor somatisch zieken en 34.000 bedden voor mensen met een psychogeriatrische aandoening of beperking aanwezig. In verzorgingshuizen waren in 2003 ruim 110.000 plaatsen aanwezig. Op basis van gegevens van Prismant en Arcares bleken eind 2000 ruim 57.000 mensen in een verpleeghuis te verblijven, van wie ongeveer 55% in een psychogeriatrisch verpleeghuis.
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
4
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Ruim 2000 bewoners zijn jonger dan 55 jaar en bijna 2500 bewoners zijn tussen de 55 en 65 jaar oud. Bijna 80% van de verpleeghuispatiënten is 75 jaar of ouder. Hoe hoog het zorggebruik is door bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen is op dit moment nog moeilijk aan te geven. De zorg en het verblijf vormen samen één pakket. Voor de bouw van voorzieningen voor mensen die palliatieve zorg nodig hebben, worden op dit moment veel bouwaanvragen bij het Bouwcollege ingediend. Het NIVEL heeft op verzoek van ZonMW onderzoek verricht naar wat de (verwachte) vraag is naar palliatieve zorg. NIVEL schat in dat meer dan de helft van de in 2001 overleden personen (totaal overleden 140.000) vrijwel zeker (49.000) of waarschijnlijk (30.000) palliatieve zorg heeft ontvangen. Zij ontvingen palliatieve zorg in verband met een niet-acute doodsoorzaak zoals kanker, COPD, ziekte van Parkinson, etc. Uit onderzoek door Francke & Willems1 bleek dat in 1997 van de mensen met kanker 65% thuis overleed, ruim 25% in een ziekenhuis en 6% in een verpleeg- of verzorgingshuis. In een zelfstandig hospice overleed minder dan 1%. Beide onderzoekers hebben op basis van CBS-bevolkingsprognoses ook berekend dat naar verwachting het aantal personen dat overlijdt aan een niet-acute aandoening tussen 1997 en 2015 zal toenemen met 20%. Dat zou kunnen betekenen dat de vraag naar palliatieve zorg ook met ongeveer 20% groeit.
1
Francke A.L., Willems D.L. Palliatieve zorg vandaag en morgen: feiten, opvattingen en scenario’s, 2000.
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
5
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Wonen of verblijf met zorg Ongeveer 40% van de ouderenhuishoudens (55-plussers) woont in een geschikte woning. Dit aandeel is groter naarmate men een oudere leeftijdsgroep in ogenschouw neemt. Zo woont van alle 75-plussers 60% in een geschikte woning. Bij de huishoudens met leden met ernstige beperkingen is dit ongeveer 66%. Kijkend naar de bijzonder kwetsbare groep 75+ers met matige of ernstige lichamelijke beperkingen blijkt dat 72% van hen in een geschikte woning woont. Ruim vier vijfde van de ouderenhuishoudens (81,8%) hoeft geen trap(je) op of af om bij de voordeur te komen. Bijna de helft (48%) woont in een woning zonder binnentrap, wat inhoudt dat de woonkamer, de keuken, het toilet, de bad- of douchegelegenheid en ten minste één slaapkamer op dezelfde verdieping zijn gelegen. Uit de combinatie van beide gegevens blijkt dat 36% van de ouderenhuishoudens in een zogenoemde nultredenwoning woont. Volgens de respondenten van het Woningbehoefteonderzoek 2002 zijn in Nederland 498.000 voor ouderen bestemde woningen. Daarvan was bijna 80% een zogenaamde nultredenwoning (geen trap of trapje naar of in de woning). Het blijkt dat 57% van de bewoners van woningen waarin ook zorg wordt geboden en 52% van de bewoners van woningen met diensten, matige of ernstige beperkingen heeft. Bij de overige ouderenwoningen waarin ook dienstverlening wordt geboden, heeft ongeveer 45% matige of ernstige beperkingen, en bij de ingrijpend aangepaste woningen ongeveer twee derde van de bewoners. Anderzijds is er ook een (grote) groep bewoners die in geschikte woonvormen woont en geen lichamelijke beperkingen kent. Volgens ABF Research en het Woningbehoefteonderzoek zag het aanbod aan specifieke woningen in 2003 er als volgt uit: - beschermd wonen 79.612 (verpleeghuis/verpleegunits) - verzorgd wonen 182.297 (verzorgingshuis, woonzorgcomplex, etc.) - wonen met diensten 143.180 - overige ouderenwoningen 260.288 - ingrijpend aangepaste woningen 92.273 - overige nultredenwoningen 1.205.126 Op basis van de statistieken van het CBS blijkt 96% van de 55-plussers zelfstandig te wonen. Van de 4% die permanent in een tehuis verblijft (ruim 150.000 ouderen) woont het grootste deel in een verzorgingshuis (100.455) of verpleeghuis (26.885). Hierbij zijn echter niet de mensen geteld die tijdelijk in een tehuis verblijven. Het SCP heeft een vergelijking gemaakt tussen ouderen (65-plussers) die zelfstandig wonen, in een beschermende woonvorm wonen (verzorgd wonen of wonen met diensten) of in een tehuis (verzorgings- of verpleeghuis) verblijven. Hierbij is vooral nagegaan in hoeverre de bewoners van deze drie woonvormen overeenkomen en verschillen. Op basis van 8 kenmerken (ernst van de fysieke beperkingen, leeftijd, huishoudensvorm, chronische ziekten, incontinentieproblemen, psychische problemen, inkomensklasse en geslacht) zijn de bewoners nader onderzocht. De overlap tussen ouderen die in een verzorgingshuis wonen en de ouderen die verzorgd wonen (in een ouderenwoning waar ook zorg wordt geboden), is groot: ongeveer een kwart van de tehuisbewoners zou ook verzorgd
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
6
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
kunnen wonen. Anderzijds is er ook een groep ouderen die momenteel verzorgd woont, maar ook in een tehuis opgenomen zou kunnen worden (bijna 30%).
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
7
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Trends De gemiddelde levensverwachting van de Nederlanders is toegenomen gedurende de laatste 20 jaar. Deze toename is te danken aan het feit dat de sterftekansen op alle leeftijden zijn afgenomen, ook beneden 65 jaar. Ook de kans op het bereiken van de 100-jarige leeftijd is toegenomen. Het aantal gezonde levensjaren is eveneens toegenomen en is groter dan de levensverwachting. De RIVM heeft in 2002 een demografische projectie gemaakt van de belangrijkste (ouderdomsgerelateerde) ziekten en aandoeningen in 2000 en 2020. In onderstaande tabel zijn de gegevens weergegeven. Ziekte
Absolute prevalentie in 2000
Absolute prevalentie in 2020
Verandering in 2020 t.o.v. 2000 (in %)
Dementie
210.000
296.940
41,4
Diabetes mellitus
414.000
561.800
35,7
Hartfalen
136.400
194.400
42,5
Beroerte
129.400
185.800
43,6
Astma
444.900
474.200
6,7
COPD
289.500
404.400
39,7
Reumatoïde artritis
132.700
168.700
27,1
Kanker
252.000
388.300
54,1
Depressie
233.100
267.800
14,9
Visusstoornissen
438.400
643.600
46,8
Lawaai- en ouderdomsslechthorendheid
571.600
783.100
37,0
Coronaire hartziekten
556.600
802.100
44,1
64.300
85.800
33,4
3.872.900
5.256.940
35,7
Osteoporose Totaal
Volgens de Gezondheidsraad vindt een stijging van het aantal dementerenden plaats van 44,2% in de periode 2000-2020 (van 170.344 naar 245.748 patiënten). In 2050 zullen er volgens de Gezondheidsraad naar schatting 412.000 dementiepatiënten zijn. Bij de meeste ziekten is sprake van een stijgende epidemiologische trend. Dit betreft met name het aantal patiënten met diabetes, beroerte, hartziekten, astma/COPD, ziekten van het bewegingsapparaat en ernstige gevolgen van een ongeval. Alleen de ziekten van het zenuwstelsel zullen trendmatig verminderen.
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
8
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Wensen van ouderen De ouderenwoning, ook wel aangeduid met de term bejaarden- of seniorenwoning, is een door ouderen (ouder dan 55 jaar) veel gewenste vorm van huisvesting. In de leeftijdscategorie 75-84 jaar is de aanleunwoning een veel gewenste huisvestingsvorm. Vanaf 75-jarige leeftijd komt een stijgende behoefte aan wonen in combinatie met zorg naar voren, getuige de toenemende aandelen voor verzorgingsflats, verzorgingshuizen en woonzorgcomplexen. De NVB, Vereniging voor ontwikkelaars en bouwondernemers heeft de volgende wensen van 50plussers waargenomen: - Een woning met tenminste twee (bij voorkeur drie) slaapkamers, waarvan twee gelijkwaardig en op hetzelfde niveau als de woonkamer. De dagelijkse functies dienen op dat niveau te kunnen plaatsvinden. - In de leeftijdsgroep 50 tot 65 jaar kiest de meerderheid voor een grondgebonden woning met gelijkvloerse faciliteiten. Vanaf 65 jaar maakt deze voorkeur langzaam plaats voor een toenemende voorkeur voor een appartement. - Een woning die tegen inbraak beveiligd is en weinig onderhoud vergt. In 2002 heeft Laagland’ Advies voor de provincie Gelderland vastgesteld dat: - ouderen per saldo van koop naar huur willen; - ouderen per saldo van een eengezinswoning naar een meergezinswoning willen; - ouderen per saldo van groot (≥ vier kamers) naar klein (≤ drie kamers) willen.
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
9
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Determinanten van het SCP Het SCP heeft op basis van verschillende onderzoeken de determinanten, die significant van invloed zijn op een of meer van de onderscheiden pakketten verpleging en verzorging, ingedeeld in vijf groepen. In onderstaand overzicht worden de determinanten en verwachte trends weergegeven. •gezondheidskenmerken: - lichamelijke aandoeningen hebben de meeste invloed op verpleging, opwaartse trend verwacht; - ervaren gezondheid vooral van invloed op keuze tussen zorg thuis of opname, geen trend verwacht; - aanwezigheid van beperkingen belangrijkste determinant van vraag en gebruik, gunstige trend verwacht. •demografische kenmerken: - leeftijd en geslacht ook determinanten van vraag en gebruik, los van gezondheidsproblemen; - alleen wonen belangrijke determinant van vraag en gebruik van alle vormen van verpleging en verzorging; aandeel eenpersoonshuishoudens daalt; - geen trend te verwachten in verdeling oudere bevolking naar stedelijkheidsgraad. •sociaal-economische kenmerken: - hoger opgeleiden zoeken eerder hulp dan lager opgeleiden met vergelijkbare gezondheidsproblemen, maar zij maken minder gebruik van AWBZ-gefinancierde hulp; trend in opleidingsniveau gunstig bij ouderen; - verwachte gunstige trend in netto huishoudinkomen heeft dempend effect op vraag naar en gebruik van AWBZ-gefinancierde zorg. •trends in aanpassingen woon- en leefomgeving: - gunstige trend in het aantal voor ouderen geschikte woningen te verwachten; - inhaalslag woningaanpassingen ten einde; - effect van woningaanpassingen en hulpmiddelen op vraag naar en gebruik van verpleging en verzorging is onduidelijk. •trends in informele en particuliere hulp - gebruik AWBZ-gefinancierde thuiszorg sterk afhankelijk van hoogte eigen bijdrage; - geen grote veranderingen verwacht in het aanbod van informele hulp in de toekomst.
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
10
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Ramingen Het SCP heeft basisramingen opgesteld die gebaseerd zijn op de invloed van bovenstaande determinanten en trends. Dit leidde tot de volgende ramingen. Raming van de potentiële vraag naar hulp van personen van 65 jaar en ouder, naar plaats van de gevraagde hulp, 2000-2020 (absolute aantallen x 1.000) (Bron: SCP-VV&V’03). Jaar Omvang Potentiële Vraag naar zorg Vraag naar opname bevolking vraag thuis 2000
2.160
736
509
227
2005
2.289
797
548
248
2010
2.499
867
597
270
2015
2.899
972
680
292
2020
3.220
1.099
778
321
Raming van het gebruik van AWBZ-gefinancierde diensten door personen van 65 jaar en ouder, naar plaats van de gevraagde hulp, 2000-2020 (absolute aantallen x 1.000) (Bron: SCP-VV&V’03) Jaar Omvang Totaal gebruik Totaal hulp aan Totaal hulp met bevolking huis opname 2000
2.160
426
274
152
2005
2.289
447
283
164
2010
2.499
467
299
179
2015
2.899
492
300
192
2020
3.220
529
324
205
Bij vergelijking van beide tabellen valt op dat de potentiële vraag veel hoger ligt dan het verwachte zorggebruik. Om diverse redenen blijken potentiële zorgvragers geen gebruik te willen of te kunnen maken van het zorgaanbod.
Raming van de potentiële vragers naar hulp aan huis van personen van 65 jaar en ouder, naar type gevraagde hulp, 2000-2020 (absolute aantallen x 1.000) (Bron: SCP-VV&V’03) Jaar Omvang Huishoudelijke Persoonlijke Verpleging Begeleiding Dagopvang bevolking hulp verzorging (plus) (plus) (plus) (plus) 2000
2.160
191
172
111
7
28
2005
2.289
204
183
123
8
30
2010
2.499
222
196
139
9
32
2015
2.899
256
215
162
12
35
2020
3.220
290
243
192
13
40
De toevoeging plus betekent dat het behalve om de genoemde hulpvorm ook kan gaan om een combinatie met eerder in de rij genoemde.
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
11
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Raming van de potentiële vraag naar opname van personen van 65 jaar en ouder, naar type intramurale opvang, 2000-2020 (absolute aantallen x 1.000) (Bron: SCP-VV&V’03) Jaar Omvang Tijdelijke opname Opname verzorging Opname verpleging bevolking 2000
2.160
37
102
88
2005
2.289
40
112
96
2010
2.499
44
121
105
2015
2.899
47
129
115
2020
3.220
52
141
128
Raming van het gebruik van AWBZ-gefinancierde diensten door personen van 65 jaar en ouder, naar type hulp, 2000-2020 (absolute aantallen x 1.000) (Bron: SCP-VV&V’03) Jaar Omvang Huishoudelijke Persoonlijke Verpleging Opname Opname bevolking hulp verzorging (plus) verzorging Verpleging (plus) 2000
2.160
155
56
64
103
49
2005
2.289
159
59
64
110
54
2010
2.499
161
63
64
121
58
2015
2.899
166
67
67
128
63
2020
3.220
177
72
75
136
69
De toevoeging plus betekent dat het behalve om de genoemde hulpvorm ook kan gaan om een combinatie met eerder in de rij genoemde. Ook uit bovenstaande ramingen blijkt de potentiële vraag groter te zijn dan het geraamde gebruik. Opvallend zijn de ramingen voor opname verzorging: de potentiële vraag en het geraamde gebruik komen vrijwel overeen. Ten aanzien van opname verpleging ligt de raming van het gebruik weer lager. De ministeries van VROM en VWS becijferen dat 39% van de huishoudens van 55 jaar en ouder behoefte heeft aan nultredenwoningen en verzorgd wonen. Dit zijn 970.000 oudere huishoudens. De ontwikkeling van de behoefte aan gewone nultredenwoningen en verzorgd wonen vergt ten gevolge van de vergrijzing, extramuralisering en het inlopen van het bestaande tekort in 2015 de realisatie van in totaal 395.000 woningen. Aan nultredenwoningen dienen 280.000 woningen in 2015 gerealiseerd te zijn en voor verzorgd wonen 115.000 woningen. Rekening houdend met de reguliere woningbouw gaan de ministeries ervan uit dat door nieuwbouw van 101.000 nultredenwoningen en 60.000 verzorgd wonen, door verbouw 45.000 nultredenwoningen, door zorgsteunpunten 55.000 en door woningtoewijzing 134.000 woningen in 2015 het benodigde aantal van 395.000 woningen zal opleveren.
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
12
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
In 2009 zullen, aldus de beide ministeries, 255.000 nultreden woningen extra beschikbaar moeten zijn, waarvan 99.000 in de categorie verzorgd wonen in zelfstandige woningen. Nultredenwoningen in 2009 Totaal Waarvan door nieuwbouw Waarvan door verbouw Waarvan door zorgsteunpunten Waarvan door labeling en woningtoewijzing
Nederland 255.000 104.000 29.000 35.000 87.000
Het Bouwcollege raamde in 2003 dat het huidige gebruik door 75+ers van intensieve zorgplaatsen (verpleeghuisplaatsen, meerzorgafdelingen, verpleegunits) van 86.500 in 2001 minimaal zou stijgen naar 90.000 plaatsen in 2015. Maximaal zou een stijging tot 107.000 plaatsen moeten plaatsvinden in 2015. Een sterkere groei voorziet het Bouwcollege in het aantal woningen met zorg. Dit zijn vooral woningen waar zorg ontvangen kan worden, maar het kan ook een woonzorgcomplex of appartement in een verzorgingshuis betreffen. Uitgaande van een gebruik door 75+ers van 351.000 in 2001, verwacht het Bouwcollege in 2015 minimaal een benodigde toename van 430.000 tot 450.000 zorgwoningen. Het Aedes-Arcares Kenniscentrum Wonen-Zorg heeft twee scenario’s nader bekeken. Dit betreft de behoefte aan wonen/verblijf en zorg op bovenwijks en per wijkniveau. Bovenwijkse voorzieningen zijn woonzorgcombinaties die zich richten op de regionale markt, een groter draagvlak nodig hebben dan een wijk en slechts bij toeval soms tevens een wijkfunctie hebben. De cliënten die hierin wonen of verblijven dienen in mindering te worden gebracht op de berekende wijkgebonden behoefte. De twee scenario’s zijn van ABF Research (opdracht van VWS) en STAGG (architecten gezondheidszorggebouwen). De STAGG is uitgegaan van een sterke extramuralisering van de intramurale gezondheidszorg. ABF Research houdt een mindere mate van extramuralisering aan. Bovenwijkse behoefte 75+ in 2015 Verpleeghuizen Verzorgingshuizen Instellingen gehandicapten Serviceflats (luxe)
Scenario Andante (ABF Research) 80.000 50.000 22.000 35.000
Scenario Presto (STAGG) 40.000 25.000 11.000 35.000
Op wijkniveau betekent dan vervolgens de behoefte per 10.000 inwoners in 2015: Behoefte per 10.000 Bruto behoefte Netto in wijk Andante Netto in wijk Presto bewoners in de wijk Beschermd wonen 80 20 50 Verzorgd wonen 170 110 130 Wonen met thuiszorg 250 210 210 Het bruto getal geeft aan hoeveel mensen uit deze wijk in totaal aanspraak maken op zorg op een van de drie niveaus. Een deel van hen realiseert echter deze aanspraak buiten de eigen wijk. In het scenario Presto is verondersteld dat in 2015 een derde deel van de verpleeghuiscapaciteit en tweederde deel
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
13
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
van de instellingsplaatsen voor verstandelijk gehandicapten zijn vervangen door kleinschalig beschermd wonen in de wijk. Het Kenniscentrum Wonen-Zorg heeft het aantal bewoners vervolgens vertaald in woningen. Woningen met zorg in 2015 in een wijk van 10.000 inwoners Scenario Andante Scenario Presto Beschermd wonen voor 50 personen Beschermd wonen voor 20 personen - 50-60 m² pp - 50-60 m² bruto pp - 50 wooneenheden - 20 wooneenheden - 8-9 groepswoningen - 3-4 groepswoningen - 25 standaardwoningen - 10 standaardwoningen - 2 zorgposten - 1 zorgpost Verzorgd wonen voor 105 huishoudens Verzorgd wonen voor 90 huishoudens - 90-120 m² per huishouden - 90-120 m² per huishouden - 105 zorgwoningen - 90 zorgwoningen - verdunningsfactor 1:3 - verdunningsfactor 1:3 - 155 woningen in woonzorgcomplexen - 135 woningen in woonzorgcomplexen - 1-2 woonzorgcomplexen - 1-2 woonzorgcomplexen Het Kenniscentrum heeft vervolgens bekeken hoe het staat met de huidige woningvoorraad en de behoefte in 2015. Kengetallen voor woningen met levensloopkwaliteit, per 10.000 woningen (=4.500 woningen) Kwaliteitsklasse Voorraad 2002 Behoefte 2015 Gewone nultreden woningen 665 700 Levensloopwoningen 200 500 Zorgwoningen 65 120 Deze getallen zijn een landelijk gemiddelde en geven slechts een indicatie. De werkelijke situatie verschilt per wijk. In wijken met veel flats met lift en in recent gebouwde wijken zal het beeld relatief gunstig zijn. Wijken met veel eengezinshuizen of portiekflats en vooroorlogse wijken zullen daarentegen ongunstig scoren.
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
14
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Kostenramingen Het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) heeft onderzoek gedaan naar de nieuwbouwproductie van ouderenwoningen en de kosten ervan. Op basis van enkele projecten heeft het Instituut berekend dat de gemiddelde bouwkosten per ouderenwoning ruim € 103.000 (excl. BTW) bedragen. De range van de bouwkosten was ruim € 63.000 tot € 151.000 per woning. De gemiddelde gebruiksoppervlakte per woning liep ook sterk uiteen, respectievelijk 74 m² en 135 m². De kosten kunnen ook uiteenlopen door het verschil in bouwlagen tussen de projecten. Indien 152.500 nultredenwoningen (tot 2015) benodigd zijn, worden de kosten geraamd op € 15,7 miljard. Per jaar betekent dit een nieuwbouwproductie van € 1,3 miljard. (Ter vergelijking: in 2003 bedroeg de nieuwbouwproductie van woningen ruim € 10 miljard.) Ook heeft het EIB onderzocht wat de kosten zijn voor de verbouwproductie van nultredenwoningen. De prijzen voor het opplussen van woningen lopen sterk uiteen. De Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) heeft in 2002 aan de hand van een kleine steekproef geconstateerd dat de spreiding van opplussen uiteenliep van € 1.200 tot ruim € 11.300 per woning. Ook een onderzoek van Quintis in de provincie Zuid-Holland wees uit dat niet te berekenen valt wat de gemiddelde oppluskosten zijn. Geraamd wordt dat eengezinswoningen tegen relatief lage kosten kunnen worden aangepast (€ 2.760 voor eengezinswoningen voor 1970 en € 2.176 voor eengezinswoningen van na 1970). De oppluskosten voor woningen zonder lift (bovenwoningen, galerijwoningen en portiekwoningen) zijn relatief hoog (variërend van € 9.200 tot € 23.245). Uit onderzoek van VROM blijkt dat bijna 500.000 intern toegankelijke woningen tegen redelijke kosten, via het plaatsen van een lift of hellingbaan, van buitenaf toegankelijk kunnen worden gemaakt voor ouderen of gehandicapten. Ruim 70 procent van deze technisch kansrijke voorraad bevindt zich in de huursector, hiervan bevinden zich 260.000 woningen in de sociale huursector. Uitgaande van de indicatieve verbouwopgave van 300.000 woningen (totale verbouw woningen tot 2015) wordt de verbouwproductie geraamd op minimaal € 1.889 miljoen en maximaal € 4.468 miljoen. In prijzen van 2003 wordt de verbouwproductie geraamd op minimaal € 2 miljard en maximaal € 4,6 miljard. De gemiddelde verbouwkosten per woning lopen uiteen van ruim € 6.500 bij de minimumraming tot bijna € 15.500 bij de maximumraming. Voor de realisatie van zorgsteunpunten baseert het EIB zich op de geraamde bouwkosten van het Bouwcollege (€ 930 per m²). Voor een zorgsteunpunt voor 80 cliënten bedragen de bouwkosten ruim € 550.000. Uitgaande van 80 cliënten per steunpunt en één cliënt per woning is volgens de raming van VWS en VROM behoefte aan 690 zorgsteunpunten. De bijbehorende bouwkosten bedragen dan bijna € 0,4 miljard. Als de spreiding van zorgvragers ruimer is (55.000 woningen bewoond door maximaal 100.000 mensen) zal het aantal zorgsteunpunten groter moeten zijn: 1.250 stuks, bouwkosten € 0,7 miljard. Het Bouwcollege heeft in 2001 de bouwbehoefte over de periode 2000-2012 geraamd. Uitgaande van 45% extramuralisering van de verzorgingshuiscapaciteit (plus investeringskosten voor ICT, duurzaam bouwen en vraagsturing) komen de investeringskosten voor intramurale bouw in de sector verpleging en verzorging voor deze periode uit op ongeveer € 10,1 miljard (instandhoudingsbouw en uitbreidingsbouw). Dit is ongeveer € 840 miljoen per jaar. Een actualisatie van de geraamde bouwbehoefte voor de sector verpleging en verzorging volgt eind 2005/begin 2006. Hierbij zullen de uitkomsten van het onderzoek naar de gebouwkwaliteit in de sector worden betrokken.
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
15
Ouderen: wonen en zorg samenvatting rapporten
Geraadpleegde literatuur: • Sociaal en Cultureel Planbureau, Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen, mei 2004. • Nederlands Instituut Zorg en Welzijn, Ouder worden we allemaal, 2004. • Stichting STG/Health Management Forum, Gezond ouder worden, deelrapportage 1, Algemene verkenning, juni 2004. • STG/HMF, Gezond ouder worden, casus: dementie, juni 2004. • Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid, Bouwen voor een vergrijzende samenleving, juni 2004. • Ministerie van VROM en Sociaal en Cultureel Planbureau, Met zorg gekozen? Woonvoorkeuren en woningmarktgedrag van ouderen en mensen met lichamelijke beperkingen, 2004. • Ministeries van VROM en VWS, Investeren voor de toekomst, september 2004, nr. 26631, 57. • Ministeries van VROM en VWS, Actieplan 2004 t/m 2006; Investeren voor de toekomst (Kwantitatieve opgave voor wonen met zorg en welzijn tot 2015), 2004. • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Sociaal en Cultureel Planbureau, Ouderen nu en in de toekomst. Gezondheid, verpleging en verzorging 2000-2020, 2004. • ABF Research, Zorg Informatiesysteem (ZOIS), 2004. • Aedes – Arcares, Toekomstscenario’s en planologische kengetallen wonen en zorg, mei 2004. • Raad voor de Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Gepaste zorg, 2004. • College bouw ziekenhuisvoorzieningen, Uitvoeringstoets onderzoek bouwbehoefte 2000-2012. Gewijzigd beleid scenario’s, 2001. • College bouw ziekenhuisvoorzieningen, Op tijd bouwen voor ouderen, 2003. Websites: www.scp.nl www.minvrom.nl www.minvws.nl www.rivm.nl www.nizw.nl www.aedes.nl www.arcares.nl www.kenniscentrumwonenzorg.nl www.rvz.net www.nivel.nl www.bouwcollege.nl
Cbz/nr samenvatting rapporten vraag cie zorg
16