Nota Welstandsbeleid Woudrichem
Nota welstandsbeleid Woudrichem
1
Voorwoord In de nieuwe Woningwet is onderkend dat welstandszorg als middel tot sturing van de ruimtelijke kwaliteit onontbeerlijk is. Tegelijkertijd is ook geconstateerd dat er kritiek is op de wijze waarop de welstandszorg tot nu toe wordt uitgeoefend. De werkwijze van de commissie om, in beslotenheid en zonder vooraf geformuleerde criteria, adviezen uit te brengen met verstrekkende gevolgen voor de burger, is achterhaald. Tegen deze achtergrond heeft de Rijksoverheid in de nieuwe Woningwet voorstellen opgenomen om de welstandsadvisering te vermaatschappelijken en te baseren op vooraf geformuleerde criteria. Aan de gemeenten de taak om deze criteria voor de welstandsbeoordeling vast te stellen. Het doet mij genoegen u de welstandsnota te kunnen voorleggen. Wat beoogt de gemeente met de nieuwe nota? Iedereen die in onze gemeente rondkijkt zal zo zijn oordeel hebben over mooi en lelijk. Dat blijft een persoonlijke zaak. Toch valt er op twee aspecten winst te behalen als het om de gebouwde omgeving gaat, en wel op het gebied van de kwaliteit van het woonmilieu en de verbetering van het inzicht in de beoordeling van bouwplannen. De kwaliteit van het woon- en leefmilieu is altijd voor verbetering vatbaar, op de ene plaats wat meer dan op de andere. In de nota is hierop ingespeeld door die delen van de gemeente aandacht te geven, die dat wat meer nodig hebben. Zo zal een historisch waardevolle omgeving aan hogere kwaliteitseisen worden getoetst dan een industrieterrein. Ook binnen woonwijken kan onderscheid aangebracht worden tussen de toe te passen welstandscriteria afhankelijk van de na te streven verbetering. Om dit te bereiken is in de wet de zogenaamde gebiedsgerichte aanpak geïntroduceerd. Zonder expliciete criteria is de welstandsbeoordeling voor de burger nauwelijks voorspelbaar. In de nota wordt daarom aangegeven aan welke criteria de plannen getoetst worden en op welke accenten er in bepaalde gebieden of bij bijzondere objecten specifiek wordt gelet. Op deze manier wordt de helderheid en de openheid bij de beoordeling door de welstandscommissie vergroot. Ik ben ervan overtuigd, dat deze welstandsnota een positieve bijdrage levert aan de bevordering van het begrip tussen planindiener en welstandscommissie en daarmee aan de versoepeling van de beoordeling van bouwplannen in onze gemeente. Ik dank allen die aan het tot stand komen van deze nota hebben gewerkt.
Wethouder J . Kant
Nota welstandsbeleid Woudrichem
2
Inhoudsopgave
1.
WELSTANDSBELEID ....................................................................... 6
1.1.
Doel van de nota .................................................................................................................. 7
1.2. 1.2.1. 1.2.2. 1.2.3. 1.2.4. 1.2.5. 1.2.6.
Relatie met andere beleidsterreinen .................................................................................... 7 Relatie met overig ruimtelijk kwaliteitsbeleid ....................................................................... 8 Welstandstoezicht in de huidige situatie .............................................................................. 8 Ruimtelijk beleid, bestemmingsplannen............................................................................... 8 Monumentenbeleid............................................................................................................... 9 Openbare ruimte ................................................................................................................ 10 Landschap .......................................................................................................................... 11
1.3. 1.3.1. 1.3.2. 1.3.3. 1.3.4.
Vaststelling en evaluatie van het welstandsbeleid............................................................. 12 Vaststelling ......................................................................................................................... 12 Evaluatie en aanpassingen van de welstandsnota ............................................................ 12 Aanvullingen op de welstandsnota .................................................................................... 13 Verslag burgemeester en wethouders ............................................................................... 13
1.4.
Handhaving welstandstoezicht .......................................................................................... 13
2.
DE WELSTANDSADVISERING...................................................... 15
2.1. 2.1.1. 2.1.2. 2.1.3. 2.1.4. 2.1.5. 2.1.6.
Het welstandsoordeel......................................................................................................... 16 Burgemeester en wethouders voeren het welstandstoezicht uit ....................................... 16 Waarover adviseert de commissie ..................................................................................... 16 Gefaseerde bouwaanvraag ................................................................................................ 16 Informatie aan de aanvrager en architect .......................................................................... 16 Afwijking van het advies, afwijken van de criteria .............................................................. 16 Bezwarenprocedure ........................................................................................................... 17
2.2. 2.2.1. 2.2.2. 2.2.3. 2.2.4. 2.2.5. 2.2.6. 2.2.7. 2.2.8.
Het welstandsadvies (vorm en inhoud) .............................................................................. 18 Schriftelijk advies ............................................................................................................... 18 Aanhouden ......................................................................................................................... 18 Pré-advies .......................................................................................................................... 18 Voldoet ............................................................................................................................... 18 Voldoet mits ( voldoet niet tenzij ) ..................................................................................... 18 Voldoet in principe.............................................................................................................. 18 Voldoet niet ........................................................................................................................ 19 Aanvullend advies .............................................................................................................. 19
2.3. De welstandscommissie .................................................................................................... 19 2.3.1. Samenstelling grote commissie ......................................................................................... 19 2.3.2. Samenstelling kleine commissie ........................................................................................ 19
Nota welstandsbeleid Woudrichem
3
2.3.3. 2.3.4. 2.3.5. 2.3.6. 2.3.7. 2.3.8. 2.3.9.
Taken van de welstandscommissie : ................................................................................. 20 Mandaat ............................................................................................................................. 21 Secretariaat ........................................................................................................................ 22 Benoeming van de commissieleden .................................................................................. 22 Openbaarheid .................................................................................................................... 22 Vooroverleg ........................................................................................................................ 23 Stedenbouwkundige supervisie / relatie welstandscommissie .......................................... 23
2.4.
Integrale welstands-monumentenadvisering ..................................................................... 23
2.5.
Indieningvereisten .............................................................................................................. 24
3.
DE WELSTANDSCRITERIA ........................................................... 25
3.1.
Wettelijke basis van het welstandsadvies .......................................................................... 26
3.2.
Een samenhangend stelsel van criteria ............................................................................. 27
3.3. 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.3.4. 3.3.5. 3.3.6.
Welstandsniveaus .............................................................................................................. 28 Niveau 1 ............................................................................................................................. 28 Niveau 2 ............................................................................................................................. 28 Niveau 3 ............................................................................................................................. 29 Niveau 4 ............................................................................................................................. 29 Toepassing van de welstandsniveaus ............................................................................... 29 Tabel welstandsniveaus ..................................................................................................... 30
3.4. 3.4.1. 3.4.2. 3.4.3.
Beoordelingsaspecten ....................................................................................................... 31 A hoofdaspecten ............................................................................................................... 31 B Deelaspecten ................................................................................................................. 32 C Detailaspecten ............................................................................................................... 32
3.5.
Monumenten en welstandscriteria ..................................................................................... 33
3.6.
Excessenregeling ............................................................................................................... 33
4.
ALGEMENE CRITERIA .................................................................. 33
4.1.
Toepassing algemene criteria ............................................................................................ 35
4.2. 4.2.1. 4.2.2. 4.2.3. 4.2.4. 4.2.5. 4.2.6.
Beoordelingsaspecten en criteria ....................................................................................... 35 Relatie tussen vorm, gebruik en constructie ...................................................................... 35 Relatie tussen bouwwerk en omgeving ............................................................................. 35 Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context ................................................. 36 Evenwicht tussen helderheid en complexiteit .................................................................... 36 Schaal en maatverhoudingen ............................................................................................ 37 Materiaal, textuur, kleur en licht ......................................................................................... 37
Nota welstandsbeleid Woudrichem
4
5.
GEBIEDSCRITERIA ....................................................................... 39
5.1.
Afstemming vormgeving en presentatie gebiedsgericht beleid ......................................... 40
5.2.
Gebiedsgericht beleid. ....................................................................................................... 40
5.3.
Gebiedstyperingen hoofdgroepen subgroepen ................................................................. 40
5.4.
Gebiedscriteria en welstandsniveau .................................................................................. 40
6.
OBJECTCRITERIA ......................................................................... 41
Nota welstandsbeleid Woudrichem
5
1.
WELSTANDSBELEID De nieuwe Woningwet die met ingang van 1 januari 2003 is ingevoerd, roept de gemeenten nadrukkelijker op om welstandsbeleid te voeren. Tezamen met Welstandszorg Noord-Brabant heeft het college van burgemeester en wethouders zich beraden op de wijze waarop vorm en inhoud zou kunnen worden gegeven aan deze oproep. Heldere transparante procedures met objectieve beoordelingscriteria en een meer concrete inbedding van de welstandszorg in het taakveld van ruimtelijke ordening en planning staan ons hierbij voor ogen. Ook de dwarsverbanden met de cultuurhistorie en de monumentenzorg dienen in dit beleid gestalte te krijgen. Omdat wij ons nadrukkelijk zelf wensen te beraden over de criteria waarmee de welstandscommissie in de toekomst dient te werken, hebben wij in overleg met Welstandszorg Noord-Brabant, via het centraal inkoopbureau een extern bureau (Royal Haskoning) opdracht gegeven om ons college en uw raad te adviseren over het te ontwikkelen gebiedsgerichte beleid en de wijze waarop dit beleid met de direct belanghebbenden dient te worden gecommuniceerd. Niet genoeg kan het belang van een goede kwaliteit van de gebouwde omgeving voor onze inwoners worden benadrukt. Het probleem dat zich echter hierbij voordoet is dat kwaliteit door verschillende bevolkingsgroepen anders en niet zelden contrair wordt gezien. Juist in dit spanningsveld ligt een opgave voor de raad om boven de waan van alledag een evenwichtig beleid te formuleren dat nu en in de toekomst haar waarden behoudt en recht doet aan de belangen van de verschillende bevolkingsgroepen in onze gemeente.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
6
1.1.
Doel van de nota Het welstandsbeleid van onze gemeente is opgesteld vanuit de overtuiging dat wij het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dienen te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van onze inwoners. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar van het bouwwerk alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt bovendien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage leveren aan die dagelijkse leefomgeving, de schoonheid en de aantrekkelijkheid van onze gemeente. Door het ontwikkelen van een zowel intern als extern samenhangend stelsel van beleidsregels voor de welstandsadvisering zet de gemeente haar visie op het ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de rol van de welstandszorg daarin uiteen. Het hebben van een dergelijk stelsel van regels beoogt de bouwende burger vooraf informatie en inzicht te verschaffen over de wijze waarop de welstandscommissie zijn bouwplan zal adviseren. De criteria die bij deze advisering een rol spelen worden met deze nota meer geobjectiveerd en gemotiveerd. De bouwplanprocedure die uitmondt in een door ons college te verstrekken bouwvergunning wordt daardoor beter voorspelbaar. Het functioneren van het welstandsbeleid zal jaarlijkse door de gemeenteraad worden geëvalueerd, waar nodig zal het worden aangevuld en bijgesteld. Natuurlijk is hiermee niet alle weerstand tegen de overheidsinterventie bij bouwinitiatieven opgelost maar aan de gerechtvaardigde eis van de burger om dit ingrijpen te onderbouwen en te legitimeren vanuit het algemeen belang en dit beleid vooraf kenbaar te maken kan zo tegemoet gekomen worden. Daarmee is de belangrijkste doelstelling van de wijziging van de woningwet voor wat betreft welstand, namelijk het creëren van een groter maatschappelijk draagvlak voor welstandszorg, binnen handbereik.
1.2.
Relatie met andere beleidsterreinen Voor een effectief en praktisch hanteerbaar kwaliteitsbeleid is het zaak zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen de verschillende instrumenten. Van elk instrument moet duidelijk zijn wat de reikwijdte is en hoe het is verweven met andere beleidsinstrumenten. In het kader van deze welstandsnota is vooral de relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria van belang. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken 'voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening'. Datgene dat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit, het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo'n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren. In de welstandsnota kan worden verwezen naar welstandscriteria die zijn opgenomen in andere beleidsdocumenten, zoals de beeldkwaliteitplannen.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
7
Dergelijke documenten worden daardoor geacht deel uit te maken van de welstandsnota. Uiteraard gelden voor deze documenten dezelfde eisen als voor de welstandsnota: vaststelling in de vorm van beleidsregels door de gemeenteraad, inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening en welstandscriteria die 'zo veel mogelijk' zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en die specifieke aspecten van het bouwwerk normeren. De aanwezige beeldkwaliteitplannen zullen daarmee onderdeel gaan vormen van het welstandsbeleid in de gemeente en worden gebruikt in het kader van de welstandstoets. 1.2.1.
Relatie met overig ruimtelijk kwaliteitsbeleid In het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van een gemeente is het welstandstoezicht het 'vangnet'. De hoogte van het vangnet hangt echter nauw samen met het ruimtelijk kwaliteitsbeleid dat de gemeente voert. Het proces van het opstellen van een welstandsnota begint dan ook met een inventarisatie van het lokale ruimtelijk kwaliteitsbeleid en een analyse van de consequenties daarvan voor het welstandsbeleid.
1.2.2.
Welstandstoezicht in de huidige situatie De gemeente voert reeds lange tijd welstandstoezicht uit. Sinds 1992 zijn hiervoor algemene welstandscriteria opgenomen in de bouwverordening: “de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte en de stedenbouwkundige context, de massa, materiaal, maat, schaal, detaillering en kleurstelling mede in verband met de samenhang in het bouwwerk zelf” Daarnaast kan de gemeente specifiek beleid voeren met betrekking tot de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving. Van deze mogelijkheid wordt vooral de laatste jaren gebruik gemaakt, in de vorm van beeldkwaliteitplannen. Specifiek welstandsbeleid is ook ontwikkeld voor bouwen in het buitengebied, dakkapellen, erfafscheidingen, reclame-uitingen en aan- en uitbouwen etc. in de vorm van de Algemene notities van Welstandszorg Noord-Brabant. Burgemeester en wethouders laten zich bij de afgifte van bouwvergunningen adviseren door een adviescommissie die bestaat uit onafhankelijke deskundigen van Welstandszorg Noord-Brabant. Een keer per twee weken houdt de grote commissie zitting in een van de aangesloten gemeenten in het rayon. Planindieners en ontwerpers kunnen desgewenst een toelichting geven op het plan. Alle voor advies aangevraagde bouwplannen worden in de week tussen twee grote commissievergaderingen in de kleine commissie van Welstandszorg Noord-Brabant voorgelegd. Alle kleine plannen, herhalingsplannen en plannen waarvan het advies van de grote commissie als bekend kan worden verondersteld worden direct geadviseerd. De overige plannen worden voor behandeling in de grote commissie gereed gemaakt. De uitvoering van het welstandstoezicht geschiedt onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders door de afdeling VROM. Een medewerker bouw- en woningtoezicht licht de plannen toe bij de welstandscommissie en zorgt voor alle relevante informatie. Burgemeester en wethouders volgen in het algemeen de adviezen van de commissie.
1.2.3.
Ruimtelijk beleid, bestemmingsplannen De gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente als geheel is vastgelegd in de notitie Overbruggingsspoor Woudrichem(1998) waarin de toekomstige in- en uitbreidingslocaties zijn aangegeven. In samenwerking met de gemeenten Aalburg en Werkendam en het waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch is de Structuurvisie Plus voor het Land van Heusden en Altena opgesteld waarin op basis van een
Nota welstandsbeleid Woudrichem
8
duurzaam ruimtelijk structuurbeeld de toekomstige ontwikkeling van ook deze gemeente is vastgelegd. Er wordt een actief ruimtelijk kwaliteitsbeleid voorgestaan. Uitgangspunt is, dat elk nieuw bestemmingsplan, voorzover de inhoud van het plan dit verlangt, vergezeld gaat van een beeldkwaliteitplan. De gemeente Woudrichem bestaat sinds de gemeentelijke herindeling in 1973 en is samengesteld uit de voormalige gemeenten Almkerk, Andel, Giessen, Woudrichem en Rijswijk. Momenteel gelden in de gemeente circa 50 bestemmingsplannen. Daarvan is een deel ouder dan 10 jaar. De planvormen lopen uiteen. Momenteel vindt een inhaalslag plaats om de bestaande bestemmingsplannen te actualiseren en daarbij het aantal plannen aanzienlijk terug te brengen. Inmiddels zijn in dit kader reeds diverse plannen gereed gekomen onder ander voor de kernen Woudrichem, Giessen/Rijswijk en het buitengebied. Gestreefd wordt overigens naar een onderlinge samenhang tussen de bestemmingsplannen en met de welstandscriteria.” Bij het actualiseren en stroomlijnen van oude bestemmingsplannen zal met name aandacht worden geschonken aan de samenhang met de welstandsaspecten van het plan, zoals die in de welstandsnota zullen worden opgenomen. Met name ook een kaart waarop de voorkant-achterkant vastgelegd wordt, is hierbij gezien de AmvB voor de vergunningsvrije bouwwerken van belang. In de toelichting bij het bestemmingsplan worden de beleidsuitgangspunten zoals een stedenbouwkundige paragraaf of een kwaliteitsparagraaf (en een verwijzing naar het welstandsbeleid) opgenomen. De welstandscommissie wordt hierbij om advies gevraagd. Het maken van stedenbouwkundige plannen wordt in zijn algemeenheid uitbesteed waarbij nauw wordt samengewerkt met de gemeentelijke afdeling VROM. Het stedenbouwkundig plan legt het ambitieniveau neer voor welstand. Het komt in incidentele gevallen, gevoelige projecten bijvoorbeeld, voor, dat gewerkt wordt met een stedenbouwkundig supervisor. Afstemming tussen supervisor en welstandscommissie zal in de toekomst plaatsvinden door middel van een vooroverleg waarin de afspraken voor het verdere procedurele verloop van de adviesaanvragen wordt vastgelegd. 1.2.4.
Monumentenbeleid De gemeente heeft totaal 132 monumenten en voert een actief monumentenbeleid waarin aandacht wordt besteed aan onderzoek en inventarisatie van cultuurhistorische waarden, met inbegrip van de archeologische monumenten en waarden. Voor bijzondere gebieden zijn of worden historische verkenningen of beeldkwaliteitplannen opgesteld, bijvoorbeeld voor het beschermd stadsgezicht Woudrichem. De gemeente heeft 100 rijksmonumenten. Het betreft hier voornamelijk panden van vóór 1850. Een aantal jonge monumenten uit de periode 1850-1940 is in het kader van het Monumenten Selectie Project in 2001 aangewezen als rijksmonument. Sommige van deze objecten en panden stonden reeds op de gemeentelijke monumentenlijst en zijn bij plaatsing op de rijkslijst van deze (lagere) lijsten afgevoerd. De gemeente heeft 32 gemeentelijke monumenten binnen zijn grenzen. Ongeveer 50 objecten en panden staan op de nominatie om aangewezen te worden als gemeentelijk monument, de procedure daarvoor is echter nog niet afgerond. De gemeente heeft één, in 1972. door het Rijk aangewezen beschermde stadsgezicht. Het betreft de vesting Woudrichem, die naast de beschermde nog een aantal beeldbepalende panden kent. De gemeenteraad heeft in 1991 het monumentenbeleid vastgesteld. Hierin is vastgelegd, dat het gemeentelijk monumentenbeleid gericht dient te zijn
Nota welstandsbeleid Woudrichem
9
op de bescherming en het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed, rekening houdende met maatschappelijke ontwikkelingen. Met dit laatste wordt bedoeld, dat een monument ook in deze tijd moet kunnen functioneren.. De bij het monumentenbeleid behorende beleidsinstrumenten zijn in de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening 1991 vastgelegd. De gemeentelijke monumentencommissie is een onafhankelijk adviesorgaan, dat gevraagd en ongevraagd het gemeentebestuur kan adviseren. Onderdeel van de vergaderingen zijn de planbeoordelingen voor wijzigingen aan rijks- en gemeentelijke monumenten. De monumentencommissie adviseert verder over allerlei beleidszaken met betrekking tot de gemeentelijke monumentenzorg. Ook is voor de commissie een belangrijke taak weggelegd in het selecteren en beoordelen van potentiële objecten voor de rijks- en gemeentelijke monumentenlijst. Het wordt wenselijk geacht, meer dan thans het geval is het monumentenbeleid (inclusief archeologie, cultuurhistorie, historische geografie, stedenbouw en landschapskunde) integraal onderdeel wordt van het toekomstige welstandsbeleid. Hieraan kan vorm worden gegeven op de wijze die bij punt 2.4 beschreven staat.
1.2.5. Openbare ruimte De gemeente heeft haar kwaliteitsbeleid voor de openbare ruimte vastgelegd in het Groenstructuurplan Woudrichem, dat in 2001 door de gemeenteraad werd vastgesteld. In dit plan wordt aangegeven hoe binnen de bebouwde kom meer structuur en differentiatie in het groen kan worden aangebracht afgestemd op de ruimtelijke opbouw van de kernen en het rivierenlandschap. Hierdoor wordt de waarde van het groen voor beleving (beeld), gebruik en natuur verhoogd. Het Groenstructuurplan geeft een totaalvisie op het groen binnen de bebouwde kom met het doel de kwaliteit van de openbare ruimte toegespitst op het openbaar groen te behouden en waar mogelijk te versterken. Het Groenstructuurplan is vooral een instrument dat sturend werkt in de relatie openbaar groen – natuurwaarde en openbaar groen – gebouwde omgeving. De volgende structuurdragers van de kernen vormen tevens de bouwstenen van de groenstructuurvisie: • de randen (overgang bebouwde kom naar buitengebied); • structuurlijnen (infrastructuur); • het water (waterlopen en waterpartijen); • de sferen (wijken en centra) Door deze bouwstenen in goede samenhang te versterken en vorm te geven ontstaan herkenbaarheid, identiteit en oriëntatie in de kernen. Iedere kern heeft daarbij, hoewel vergelijkbaar, in het rivierenlandschap een eigen structuur, opgebouwd uit deze bouwstenen.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
10
De hoofdgroenstructuur wordt bepaald door de randen, de structuurlijnen en het water. De sferen geven invulling aan dit kader. De hoofdgroenstructuur bepaalt de samenhang in ruimtelijke opbouw en relatie met het omringende landschap: de overgang van binnen naar buiten. De sferen daarbinnen zijn gekoppeld aan de stedenbouwkundige opbouw en architectuur. Als uitwerking van het Groenstructuurplan kunnen worden genoemd het Vestingplan en Het Waterfront in Beweging. In het Vestingplan worden concrete maatregelen voorgesteld die het bijzondere karakter van de vesting accentueren zoals het verbeteren van het zicht op de vestingwallen en de rivier door bomen en struiken te verwijderen en het vervangen van afrasteringen door hagen. In het plan Waterfront in Beweging worden herinrichtings- en saneringsvoorstellen gedaan die betrekking hebben op de vesting en de directe omgeving. Daarbij zijn vormgeving en inrichting (o.a. materiaalkeuze, beplantingssortiment) van de openbare ruimte zoveel mogelijk afgestemd op de historische structuur van de vesting, de sfeer van de plek en de ligging in het rivierenlandschap.
1.2.6.
Landschap In 1995 heeft de gemeenteraad van Woudrichem het Landschapsbeleidsplan Aalburg en Woudrichem vastgesteld. Dit plan werd in opdracht van beide gemeenten opgesteld en heeft als hoofddoelstelling bescherming en uitbreiding van landschappelijke en ecologische waarden in het buitengebied van de gemeenten Aalburg en Woudrichem. Verschijningsvorm, structuur en functie van het huidige landschap worden vooral bepaald door menselijke activiteiten, waarvan de meeste een economisch belang dienen. Deze bedrijvigheid tendeert naar schaalvergroting. De verschillen tussen regio’s en daarbinnen tussen bodemgeografisch te onderscheiden eenheden als stroomrug en kom vervlakken. Bij bewoners en bezoekers is echter grote behoefte aan een karakteristiek, aangenaam en ‘leesbaar’ landschap. Het ontwikkelen en instandhouden van een dergelijk landschap is een zaak van de gemeente en haar inwoners. Met name in het buitengebied is dat belangrijk omdat veel kenmerkende landschapselementen zich op particulier terrein bevinden. Een mogelijkheid om het landschap een impuls te geven is het aanbrengen van erfbeplanting. Eeuwenlang bestond er een duidelijke relatie tussen het Nederlandse landschap en de daarin gelegen karakteristieke boerenerven, die van streek tot streek verschilden. Boerenerven nemen ook nu nog vaak een dominante plaats in het buitengebied in. Van oudsher zijn op en rond het boerenerf bomen en struiken aanwezig, die van nature in het gebied thuishoren (streekeigen). De gebouwen zijn zo op een ‘natuurlijke’ wijze opgenomen in het landschap. Ook een nieuw gebouw zoals stal, schuur, woning of bedrijfsgebouw kan veelal op een eenvoudige manier landschappelijk verantwoord worden ingepast. Bij nieuwbouw, restauratie of renovatie van boerderijen en overige woningen in het buitengebied is het van belang aandacht te schenken aan
Nota welstandsbeleid Woudrichem
11
de vormgeving en situering van de gebouwen en de indeling van het erf. Erfbeplanting (streekeigen) zorgt voor samenhang tussen de bebouwing en het omringende landschap. Als onderdeel van het bouwplan kan alvast een (globaal) beplantingsplan worden gemaakt. Op die manier vormt de erfbeplanting vanaf het begin een volwaardig deel van de bouwactiviteiten. In de bouwvergunning (in het kader van vrijstellingsprocedures) en milieuvergunning kunnen voorwaarden worden opgenomen ten aanzien van erfbeplanting. Door ontwikkelingen binnen de agrarische sector komt bedrijfsbebouwing leeg te staan met als mogelijk gevolg een andere functieinvulling. Recreatief medegebruik legt extra druk op het buitengebied. Deze ontwikkelingen kunnen leiden tot een sluipende verstedelijking van het buitengebied waarbij de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en landschappelijke waarden (langzaam) verdwijnen of worden aangetast.
Het wordt dan ook zeer noodzakelijk geacht dat cultuurhistorische en landschappelijke aspecten een rol spelen bij de welstandsbeoordeling van ingrepen in het buitengebied.
1.3.
Vaststelling en evaluatie van het welstandsbeleid
1.3.1.
Vaststelling De gemeenteraad stelt het welstandsbeleid vast. Met de nieuwe Woningwet wordt een gemeentelijke welstandsnota een voorwaarde voor het uitvoeren van welstandstoezicht. Na vaststelling van de welstandsnota door de gemeenteraad kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar worden gebaseerd op de criteria die in de welstandsnota zijn genoemd. De criteria in de welstandsnota moeten zo concreet mogelijk zijn en zo veel mogelijk zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en specifieke aspecten van het bouwwerk De welstandscriteria zij in tegenstelling tot de criteria die voorheen in de bouwverordening waren opgenomen niet langer algemeen verbindend. Ze vormen een stelsel van beleidsregels waarbinnen burgemeester en wethouders het welstandstoezicht moeten uitvoeren. Dit geeft onder meer de mogelijkheid om de welstandscriteria per gebied op maat te snijden. Het blijft bij het welstandstoezicht gaan om redelijke eisen van welstand, maar de vraag wat precies 'redelijk' is wordt per gebied ingevuld.
1.3.2.
Evaluatie en aanpassingen van de welstandsnota Na vaststelling van de welstandsnota zal de werking ervan jaarlijks in de gemeenteraad worden geëvalueerd, aan de hand van het jaarverslag van de
Nota welstandsbeleid Woudrichem
12
welstandscommissie en een rapportage van burgemeester en wethouders over de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan het welstandstoezicht. Deze evaluatie is wettelijk verplicht. Naar aanleiding van de evaluatie kan de gemeenteraad besluiten dat aanpassing van de welstandsnota noodzakelijk is. Voor dergelijke aanpassingen is de gemeentelijke inspraakverordening van kracht. Bij dit evaluatiegesprek kunnen burgers of vertegenwoordigers van maatschappelijke groeperingen worden betrokken. Het verslag van deze evaluatie wordt ter kennisname aan de welstandscommissie gebracht. Minimaal een maal per jaar vindt er naar aanleiding van dit verslag overleg plaats tussen de verantwoordelijke portefeuillehouder en de welstandscommissie. 1.3.3.
Aanvullingen op de welstandsnota Na vaststelling van de welstandsnota zal de gemeenteraad soms ook tussentijds aanvullingen op de welstandsnota vaststellen. Dit is vooral het geval bij de grotere nieuwe projecten waarvoor de welstandscriteria voortaan in het kader van de stedenbouwkundige planvoorbereiding worden opgesteld. Voor dergelijke aanvullingen geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.
1.3.4.
Verslag burgemeester en wethouders Verslag burgemeester en wethouders aan de raad Burgemeester en wethouders stellen, ter uitvoering van artikel 12e Ww 2002 jaarlijks een verslag op voor de gemeenteraad over de wijze waarop zij met hun verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van het welstandstoezicht zijn omgegaan. De rapportage over het voorgaande jaar is uiterlijk gereed in juli van het volgende jaar. In de rapportage komen in ieder geval de volgende punten aan de orde: De wijze waarop burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de welstandsadviezen. In welke categorieën van gevallen zij de aanvraag voor een lichte bouwvergunning niet aan de welstandscommissie hebben voorgelegd en op welke wijze zij in die gevallen zelf toepassing hebben gegeven aan de welstandscriteria. In welke categorieën van gevallen zij tot aanschrijving op grond van ‘ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand’ (artikel 19 Ww) zijn overgegaan en of zij na die aanschrijving zijn overgegaan tot bestuursdwang. Ook wordt in dit verslag melding gemaakt van het aantal malen dat B & W gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om de beslistermijn te verdagen (Ww 2002 artikel 46 lid 8).
1.4.
Handhaving welstandstoezicht De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de naleving daarvan. De gemeente zal prioriteit geven aan het handhavingsbeleid en illegale bouwwerken of gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan actief opsporen en daar tegen optreden. Als voor een vergunningplichtig bouwwerk geen bouwvergunning is aangevraagd, dan wel het bouwwerk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de bouwvergunning is afgegeven, krijgt de eigenaar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze bouwvergunning moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, dan zal de eigenaar de situatie moeten veranderen. Burgemeester en wethouders kunnen dan degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen. Ook ten aanzien van bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning hoeft te worden aangevraagd, kan indien sprake is van
Nota welstandsbeleid Woudrichem
13
ernstige mate van strijdigheid met redelijk eisen van welstand tot aanschrijving worden besloten.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
14
2.
DE WELSTANDSADVISERING
Evenals het welstandsbeleid moet de uitvoering van dat beleid, de welstandsadvisering, klantgerichter worden. Transparante procedures en vooraf geformuleerde beoordelingscriteria zijn belangrijke middelen hierbij. De bij de advisering toe te passen criteria moeten uit te leggen zijn en de uitvoering van het welstandsbeleid moet openbaar en controleerbaar zijn. De aanvrager en zijn architect hebben, voor de behandeling van het plan waaraan zij intensief hebben gewerkt, recht op een inzichtelijke, vlotte procedure. Een procedure die evenwel rekening houdt met zowel het privé- als het gemeenschapsbelang.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
15
2.1.
Het welstandsoordeel
2.1.1.
Burgemeester en wethouders voeren het welstandstoezicht uit De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de afgifte van de bouwvergunning ligt bij burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen criteria. Het advies van de onafhankelijke en deskundige welstandscommissie speelt daarbij een belangrijke rol.
2.1.2.
Waarover adviseert de commissie De welstandscommissie brengt over alle regulier vergunningplichtige bouwwerken advies uit. De welstandscommissie zal ook over lichtvergunningplichtige bouwwerken aan de voorzijde en bij monumenten advies uitbrengen. In het geval dat het plan voor het licht-vergunningplichtige bouwwerk aan de achterzijde niet voldoet aan de objectcriteria, maar het plan toch een kwalitatief goede aanvulling op de bestaande situatie lijkt te vormen, wordt het eveneens ter advisering voorgelegd aan de commissie. Licht vergunningplichtige bouwwerken aan de achterzijde die voldoen aan de objectcriteria kunnen direct ambtelijk afgehandeld worden.
2.1.3.
Gefaseerde bouwaanvraag Het regulier vergunningplichtige bouwwerk dat bij de indiening in de tweede fase afwijkt van de criteria waarop in de eerst fase streng en kritisch getoetst is, wordt opnieuw aan de welstandscommissie ter advisering voorgelegd. Indien het plan afwijkt van de criteria behorende bij de beoordelingsaspecten die licht getoetst zijn dan kan het plan ambtelijk worden afgehandeld.
2.1.4.
Informatie aan de aanvrager en architect Bij de indiening van een plan zal informatie verschaft worden over de tijd en plaats waarop het plan, indien dit voldoet aan de indieningvereisten voorgelegd zal worden aan de welstandscommissie. Als de aanvrager niet bekend is met de criteria en het beoordelingskader voor zijn bouwplan dan zal hij daarvan in kennis worden gesteld. De indiener van het plan of zijn architect kan, indien gewenst, in de kleine of grote commissie een toelichting geven op zijn plan. Hiertoe wordt een afspraak gemaakt met de ambtenaar van bouw en woningtoezicht. Indien het een afspraak betreft voor de grote commissie dan wordt dit doorgegeven aan de rayonarchitect die de tijd vastlegt. Duidelijk zal aangegeven worden dat de behandeling een week wordt opgeschoven indien het advies van de grote commissie vooraf door de kleine commissie niet met voldoende zekerheid is in te schatten.
2.1.5.
Afwijking van het advies, afwijken van de criteria Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. Daarop zijn de volgende uitzonderingsmogelijkheden: Afwijken van het advies op inhoudelijke grond / second-opinion: Burgemeester en wethouders kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie indien zij tot het oordeel komen dat de welstandscommissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft
Nota welstandsbeleid Woudrichem
16
geïnterpreteerd, of de commissie naar hun oordeel niet de juiste criteria heeft toegepast. Indien burgemeester en wethouders bij een reguliere bouwvergunningaanvraag op inhoudelijke grond tot een ander oordeel komen dan de welstandscommissie, dan vragen zij voordat het besluit op de vergunningaanvraag wordt genomen, maar binnen de daarvoor geldige afhandelingtermijn, een second-opinion aan bij een van de andere adviescommissies van Welstandszorg Noord-Brabant. Het advies van deze commissie speelt een zware rol bij de verdere oordeelsvorming van burgemeester en wethouders. Indien het advies van de reguliere commissie en de second-opinion tegengesteld zijn en burgemeester en wethouders op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de reguliere welstandscommissie wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De reguliere welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld. Afwijken van het advies om andere redenen Burgemeester en wethouders krijgen volgens artikel 44 lid 1 d Ww 2002 de mogelijkheid om bij het in strijd zijn van een bouwplan met redelijke eisen van welstand, toch de bouwvergunning te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld. Burgemeester en wethouders van de gemeente zullen uiterst terughoudend zijn met het gebruik van deze mogelijkheid omdat de ruimtelijke kwaliteit niet snel ondergeschikt wordt geacht aan economische of maatschappelijke belangen. Afwijken van de criteria De welstandscommissie kan bij haar advisering afwijken van het welstandsbeleid. Dit kan gebeuren op basis van een gemotiveerd positief welstandsadvies bij plannen die weliswaar niet voldoen aan enige gebiedsgerichte of objectgerichte welstandscriteria maar wel aan redelijke eisen van welstand, dit te beoordelen aan de hand van de algemene welstandscriteria. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning eveneens gemotiveerd. Afwijkingen van het beleid vragen om een bestuurlijk draagvlak. Wanneer de welstandscommissie voor een bepaald plan aanleiding ziet tot afwijken van het beleid, zal zij het college van B & W in haar advies daarover informeren. 2.1.6.
Bezwarenprocedure Het indienen van bezwaar Belanghebbenden kunnen binnen zes weken bezwaar indienen tegen de beslissing van burgemeester en wethouders op de aanvraag voor een bouwvergunning. Belanghebbenden zijn in de regel de planindiener en de direct omwonenden. In de bezwaarschriftprocedure heroverwegen burgemeester en wethouders het besluit, na advies van de ‘Commissie Bezwaarschriften’. Belanghebbenden worden in dat geval uitgenodigd om tijdens een hoorzitting hun standpunten nader toe te lichten. Binnen tien weken nemen burgemeester en wethouders daarna een beslissing op het bezwaar. De belanghebbenden die het met de heroverweging niet eens zijn kunnen hiertegen in beroep gaan. De afdeling VROM kan informatie over de procedure geven. Als een bezwaar te maken heeft met het welstandsoordeel richt de belanghebbende zich dus nadrukkelijk op het oordeel van burgemeester en wethouders en niet op het advies van de welstandscommissie. Dat is immers alleen een advies aan burgemeester en wethouders. De welstandscommissie zelf kent daarom geen bezwaarprocedure voor belanghebbenden. Natuurlijk kunnen de ontwerper en eventueel de planindiener de welstandscommissie wel een toelichting op een uitgebracht advies vragen. Na hoor en wederhoor kan de welstandscommissie
Nota welstandsbeleid Woudrichem
17
als zij daartoe aanleiding ziet, het advies herzien. Deze herziening wordt in het advies gemotiveerd.
2.2.
Het welstandsadvies (vorm en inhoud)
2.2.1.
Schriftelijk advies Het advies van de welstandscommissie aan burgemeester en wethouders wordt altijd schriftelijk uitgebracht. Het geeft aan of 'het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan' (art. 12 lid 1 Ww 2002), niet is strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de welstandsnota. Alle adviezen, behoudens het positieve advies, worden schriftelijk gemotiveerd. De positieve adviezen worden op verzoek van het college gemotiveerd of indien daar vanuit andere overwegingen aanleiding toe is. Een behandeling van een plan in de grote of kleine commissie kan de volgende uitkomst hebben:
2.2.2.
Aanhouden De welstandscommissie kan het advies aanhouden wanneer meer informatie of een toelichting van de ontwerper gewenst of noodzakelijk is.
2.2.3.
Pré-advies De gemeente Woudrichem heeft er voor gekozen om alleen met definitieve bouwplannen te werken waarbij de grotere plannen in twee fases kunnen worden ingediend. Bij bouwplannen waarbij vooraf kan worden ingeschat dat er geen positief advies mogelijk is wordt contact opgenomen met opdrachtgever of architect.
2.2.4.
Voldoet De welstandscommissie adviseert positief aan B & W omdat het plan volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria voldoet aan redelijke eisen van welstand. Desgewenst motiveert de commissie haar advies schriftelijk. Eventueel geeft de commissie nog suggesties om het plan te verbeteren. Formeel gezien is het bouwplan dan echter akkoord.
2.2.5.
Voldoet mits ( voldoet niet tenzij ) Een 'voldoet mits' houdt in dat het plan niet voldoet aan de toetsingscriteria uit de welstandsnota, tenzij wordt voldaan aan de voorwaarden zoals de welstandscommissie die heeft geformuleerd. De commissie geeft nauwkeurig aan welke onderdelen van het plan gewijzigd moeten worden. De aanvrager krijgt vervolgens de gelegenheid zijn plan aan te passen. B&W kan ook besluiten om de voorwaarden van het welstandsadvies op te nemen in de bouwvergunning. Gelet op de eerste zin wordt in een aantal gevallen, op verzoek in plaats van het “voldoet mits” de omschrijving “voldoet niet tenzij” gehanteerd.
2.2.6.
Voldoet in principe Een voldoet in principe houdt in dat de hoofdopzet van de bouwmassavorm en de plaatsing voldoen aan redelijke eisen van welstand. Het plan vraagt nog om
Nota welstandsbeleid Woudrichem
18
een nadere uitwerking of tegen de voorgelegde uitwerking bestaan op grond van de criteria nog bezwaren. Na een “voldoet in principe” wordt een gewijzigd of nader uitgewerkt plan altijd opnieuw aan de welstandscommissie voorgelegd. 2.2.7.
Voldoet niet De commissie is van oordeel dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een negatief welstandsadvies betekent dat een bouwplan ingrijpend moet worden gewijzigd. Adviseert de commissie negatief, dan geeft ze een nauwkeurige schriftelijke motivering. Deze bevat een korte omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten.
2.2.8.
Aanvullend advies Als er na een advisering een gesprek in de commissie volgt dan wordt het verslag van dit gesprek als aanvullend op het eerdere advies gegeven. Een aanvullend advies zal ook gegeven worden als het college om een nadere motivering of schriftelijke toelichting op het eerdere advies verzoekt.
2.3.
De welstandscommissie De bouwverordening bevat voorschriften bevatten omtrent de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie.
2.3.1.
Samenstelling grote commissie De commissie is als collectief deskundig en onafhankelijk. Zij komt in onafhankelijkheid tot een advies. Er bestaan geen bindingen of relaties op basis waarvan het advies over de welstandsaspecten wordt beïnvloed. De welstandscommissie bestaat uit een bestuurlijk voorzitter en drie stemhebbende leden. De rayonarchitect van het bureau is één van de stemhebbende leden en fungeert tevens als secretaris-deskundige van de commissie, terwijl de overige leden van buiten het bureau worden benoemd. Behalve de rayonarchitect zijn tenminste twee commissieleden deskundig op het terrein van architectuur, stedenbouw, monumentenzorg en aanverwante vakgebieden. De welstandscommissie kan zich naar eigen inzicht laten bijstaan door extra deskundigen van het bureau of daarbuiten. Afhankelijk van het type plan dat moet worden beoordeeld, nemen de extra deskundigen deel aan de vergadering. Wanneer een van de leden van de commissie is verhinderd wordt hij / zij, indien mogelijk vervangen door een van de plaatsvervangende leden. burgerleden in de commissie Ter vermaatschappelijking van de welstandsadvisering wordt een burgerlid in de commissie opgenomen.
2.3.2.
Samenstelling kleine commissie De kleine commissie wordt gevormd door twee rayonarchitecten van Welstandszorg Noord-Brabant. De ambtenaar Bouw en woningtoezicht legt de plannen ter advisering voor aan de kleine commissie en geeft indien nodig een toelichting.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
19
2.3.3.
Taken van de welstandscommissie : De welstandscommissie is belast met zowel wettelijke als niet wettelijk verplichte taken. De wettelijke taken van de welstandscommissies worden uitgevoerd op grond van de Woningwet 2002.
Wettelijke taken Toetsing van vergunningsplichtige bouwwerken De commissie brengt advies uit aan burgemeester en wethouders over de welstandsaspecten van reguliere aanvragen om bouwvergunning als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet. De tweede wettelijke taak van de commissie is het opstellen van een jaarlijks verslag ( art. 12b lid 3 Ww 2002 ) Verslag van de welstandscommissie aan de raad De welstandscommissie legt de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor van de door haar verrichte werkzaamheden. In het verslag zet de commissie tenminste uiteen op welke wijze zij toepassing heeft gegeven aan de welstandscriteria. Het nu reeds gebruikelijke gemeentelijke verslag zal daartoe met statistische gegeven over de hoeveelheid uitgebrachte adviezen, ontvangen bezoekers en een beschouwing over de toepassing van de criteria worden uitgebreid. Naar aanleiding van de jaarlijkse evaluatie van het welstandsbeleid door het college en de raad, waarin tevens het jaarverslag van de commissie en het college aan de orde zijn gekomen vindt er een gesprek plaats tussen de commissie en de verantwoordelijke portefeuillehouder over deze evaluatie en de eventuele aanvullingen en aanpassingen van de welstandsnota. Toetsing van licht-vergunningplichtige bouwwerken De welstandscommissie zal ook over licht-vergunningplichtige bouwwerken aan de voorzijde advies uitbrengen. In het geval dat het plan voor het lichtvergunningplichtige bouwwerk aan de achterzijde niet voldoet aan de objectcriteria, maar het plan toch een kwalitatief goede aanvulling op de bestaande situatie lijkt te vormen, wordt het eveneens ter advisering voorgelegd aan de commissie. Licht-vergunningplichtige bouwwerken aan de achterzijde die voldoen aan de objectcriteria worden ambtelijk afgehandeld. Niet wettelijk verplichte taken De welstandscommissie krijgt de opdracht om naast de reguliere taken de volgende (niet wettelijk verplichte) taken uit te voeren: -
-
De beoordeling van aanvragen voor reclames (inzake de gemeentelijke APV). Het onder de regie van de gemeente noodzakelijk geacht overleg voeren met betrokkenen bij de voorbereiding van bouwplannen. Het desgevraagd uitbrengen van adviezen aan burgemeester en wethouders over de welstandsaspecten van in voorbereiding zijnde structuurplannen, bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen, stedenbouwkundige plannen en andere relevante beleidsstukken. Het desgevraagd adviseren over stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente. Hierbij valt te denken aan advies over de inrichting van het openbare gebied. De welstandscommissie zou hiervoor desgevraagd kunnen worden uitgebreid met deskundigen op het gebied van design, landschapsarchitectuur, monumentenzorg of openbaar kunstbezit.
Taken voorzitter
Nota welstandsbeleid Woudrichem
20
De voorzitter van de welstandscommissie is in principe gekozen uit de kring van gemeentebestuurders. Hij/zij is verantwoordelijk voor het functioneren van de commissie en de kwaliteit van de advisering. Hij/zij let erop dat de commissie adviseert binnen de kaders van het gemeentelijk welstandsbeleid. De voorzitter leidt de discussie en zorgt ervoor dat alle commissieleden hun mening voldoende naar voren kunnen brengen. Hij / zij zorgt ervoor dat na een inhoudelijke discussie over een adviesaanvraag een voor alle aanwezigen korte en heldere samenvatting wordt gegeven op basis waarvan de rayonarchitect het schriftelijke advies kan opstellen. De voorzitter bewaakt verder de voortgang van de agenda en treedt op als gastheer/-vrouw voor de aanwezige opdrachtgevers, architecten en overige belangstellenden. Bij het overleg met de gemeenten (bestuurders en ambtenaren) en met de pers treedt de voorzitter namens de commissie naar buiten. Op deze wijze vervult hij/zij een belangrijke rol als dagelijks aanspreekpunt, maar ook bij de bevordering van het imago van de commissie. Taken van de rayonarchitect De rayonarchitect heeft een spilfunctie bij het verwerken van de adviesaanvragen uit de gemeente. De plannen waarvoor de rayonarchitect een mandaat heeft, worden door hem / haar in de kleine commissies van een advies voorzien. Hij / zij voert als gemandateerd lid van de welstandscommissie de eerste gesprekken met de gemeente, planindieners, ontwerpers en andere belanghebbenden, verzamelt relevante informatie en bereidt de behandeling van bouwplannen in de grote commissie voor. Hij stelt de agenda van de grote commissie op aan de hand van de plannen die in de kleine commissie zijn aangemeld en eventueel nagekomen aanvragen voor gesprekken of behandeling van grote plannen. In verband met de korte periode tussen de kleine en de grote commissies is een strikte tijdsplanning noodzakelijk. Welstandszorg Noord-Brabant streeft ernaar om de agenda’s voor de grote commissies middels internet te publiceren, een en ander in overleg met de betrokken gemeente. Tijdens de commissievergadering introduceert de rayonarchitect de bouwplannen. Na afloop van de beraadslaging en de samenvatting van de voorzitter werkt hij / zij de conceptadviezen uit tot gemotiveerde definitieve adviezen. De rayonarchitect draagt zorg voor een snelle administratieve afhandeling van de adviezen. Taken externe deskundigen In de commissies wordt de dagelijkse praktijk van het vakgebied 'ruimtelijke kwaliteit' vertegenwoordigd door twee externe deskundigen op het gebied van de architectuur en stedenbouw. De deskundigen geven vanuit hun ervaring en inzicht in het vakgebied een onafhankelijke visie op de adviesaanvragen. Op het moment dat een extern commissielid op de een of andere wijze een zakelijke binding heeft met een bepaald bouwplan meldt hij dit aan de voorzitter en onthoudt hij zich van advisering over dit plan. 2.3.4.
Mandaat De kleine commissie is gemandateerd om in alle gevallen waarin de mening van de grote commissie als bekend kan worden verondersteld adviezen over bouwplannen uit te brengen. Plannen die afwijken van de gebiedsgerichte criteria, maar die niettemin op zich een architectonische waarde bezitten worden in ieder geval in de grote commissie behandeld. Dit zal ook gebeuren indien het advies van de grote commissie vooraf door de kleine commissie niet met voldoende zekerheid is in te schatten.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
21
2.3.5.
Secretariaat De rayonarchitect is secretaris-deskundige van de grote commissie. Hij draagt er zorg voor dat de hem aangeboden grote bouwplannen op het secretariaat worden ingeboekt en van een dossiernummer worden voorzien. Na behandeling van de adviesaanvragen in de commissies zorgt hij voor een snelle adviesverwerking door het secretariaat. De adviezen worden door een van de rayonarchitecten ondertekend en met de afgestempelde tekeningen retour gezonden naar de gemeente. Welstandszorg Noord-Brabant streeft ernaar om de adviezen te zijner tijd middels elektronische post (E-Mail) aan de gemeenten aan te kunnen bieden. Het secretariaat geeft de uitslag van de planbehandeling en de motivering van de adviezen alleen door aan de ambtenaar bouw- en woningtoezicht. Aanvragers en ontwerpers worden voor de uitslag doorverwezen naar het bouwtoezicht.
2.3.6.
Benoeming van de commissieleden De welstandscommissie is volgens artikel 1 lid 1r Ww 2002 een door de gemeenteraad benoemde commissie van onafhankelijke deskundigen. De gemeenteraad heeft met de vaststelling van de Gemeenschappelijke Regeling Welstandszorg Noord-Brabant deze bevoegdheid gedelegeerd naar het Dagelijks Bestuur van Welstandszorg Noord-Brabant. De externe leden van de welstandscommissie worden benoemd voor een periode van drie jaar, met de mogelijkheid van verlenging van nog eens drie jaar. Alvorens een extern architect-lid in de commissie wordt benoemd, heeft hij als plaatsvervangend lid kennis kunnen maken met het welstandswerk. Plaatsvervangende leden worden voor onbepaalde tijd benoemd. Bij de benoeming van een plaatsvervangend lid tot vast commissielid gaat de eerste benoemingstermijn van drie jaar in.
2.3.7.
Openbaarheid Zowel de grote als de kleine commissievergadering (beraadslagingen en beoordeling ) vindt in openbaarheid plaats, tenzij op verzoek van de aanvrager en de gemeente hiervan om redenen die in de Wet Openbaarheid van Bestuur, artikel 10 vermeld staan, van moet worden afgeweken. Indien de openbare behandeling van een plan niet gewenst is, dan wordt dit gelijktijdig met de aanbieding van de overige plangegevens en tekeningen schriftelijk bekend gemaakt aan de rayonarchitect. Belanghebbenden (aanvrager en architect ) kunnen op verzoek in gelegenheid worden gesteld om in de grote commissie een toelichting te geven op hun plan of een toelichting te verkrijgen op het advies. Zij kunnen hiertoe een afspraak maken via het Bouwtoezicht die deze afspraak voor de sluitingstermijn van de agenda doorgeeft aan het bureau van Welstandszorg Noord-Brabant. Voor zover er in de agenda ruimte is voor dit overleg zullen deze afspraken worden gehonoreerd. In het andere geval worden zij naar de eerstvolgende vergadering doorgeschoven. Belangstellenden kunnen de vergaderingen van de welstandscommissie bijwonen op de publieke tribune. Zij hoeven daarvoor geen afspraak te maken. Belangstellenden hebben geen spreekrecht. De welstandscommissie wordt immers gevraagd om een onafhankelijk en deskundig advies aan burgemeester en wethouders, binnen het democratisch vastgestelde kader van de welstandsnota. In zeer bijzondere situaties kunnen burgemeester en wethouders de welstandscommissie vragen om belangstellenden te horen, voorafgaand aan de planbeoordeling. Verwacht mag worden dat de openbaarheid bijdraagt aan de gewenste vermaatschappelijking van het welstandstoezicht.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
22
Het streven is om de huidige passieve openbaarheid te veranderen in een meer actieve openbaarheid. De agenda voor de grote commissievergadering zal hiertoe via het internet worden gepubliceerd en de faciliteiten waarvan de welstandscommissie gebruik maakt, zullen hiertoe, waar mogelijk, worden geoptimaliseerd, e.e.a. in overleg met de betrokken gemeenten. In situaties waarbij een uitzonderlijk grote publieke belangstelling wordt verwacht, kan de gemeente verzoeken om de vergadering van de grote welstandscommissie in het eigen gemeentehuis te laten plaatsvinden. Een dergelijk verzoek wordt minimaal een week van tevoren met de rayonarchitect besproken en georganiseerd. 2.3.8.
Vooroverleg De gemeente Woudrichem heeft besloten om alleen met definitieve bouwplannen te werken. Indien voor de welstandsvergadering kan worden ingeschat dat er geen positief advies mogelijk is wordt contact opgenomen met opdrachtgever of architect.
2.3.9.
Stedenbouwkundige supervisie / relatie welstandscommissie De gemeente kan voor bepaalde (nieuw te ontwikkelen) gebieden een supervisor aanstellen met als taak de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en initiatiefnemers in de vroege planvormingfasen reeds te informeren en te begeleiden. Om misverstanden te voorkomen is het van belang de relatie tussen de planbegeleiding door de supervisor en de uiteindelijke welstandsbeoordeling door de welstandscommissie vooraf schriftelijk vast te leggen.
2.4.
Integrale welstands-monumentenadvisering Voor bouwplannen, die betrekking hebben op gemeentelijke- en rijksmonumenten is zowel een welstandsadvies als een advies van de monumentencommissie benodigd. In beide adviezen zal worden ingegaan op vormgevingaspecten. Een integrale benadering kan in die gevallen zowel procedureel als inhoudelijk een meerwaarde opleveren. Voor de integratie van de beide aspecten in een commissie zijn verschillende modellen denkbaar: - Voor de behandeling van het verbouwings-restauratieplan van het monument wordt de welstandscommissie uitgebreid met een lid van de monumentencommissie. Zij kan daardoor aangemerkt worden als monumentencommissie in de zin van de Monumentenwet ( art.15 lid 1) voor de behandeling van bouwplannen. De overige monumententaken blijven bij de reguliere monumentencommissie. - In de gemeentelijke monumentencommissie wordt een lid van de welstandscommissie benoemd, die onder mandaat van de grote commissie advies uitbrengt over het welstandsaspect van het plan. - De monumentencommissie wordt in aan te geven gevallen tevens aangewezen als welstandscommissie. De gemeente heeft de integrale advisering voor welstand en monumentenzorg op de volgende wijze georganiseerd:
De welstandscommissie en de monumentencommissie blijven zelfstandig taken uitvoeren. Om procedurele, er is maar één advies op basis waarvan het college dient te beslissen, en inhoudelijke redenen gaat de voorkeur er echter naar uit de advisering over beschermde gemeentelijke en rijksmonumenten en objecten binnen het beschermd stadsgezicht
Nota welstandsbeleid Woudrichem
23
Woudrichem in één hand te leggen namelijk bij de gemeentelijke monumentencommissie. Deze breed samengestelde commissie heeft meer dan de welstandscommissie de specifieke deskundigheid en locale kennis in huis om tot een afgewogen integraal oordeel te komen. Deze taakverbreding van de commissie dient te worden vastgelegd in de verordening, die de taak, samenstelling en werkwijze van de commissie regelt. Het een en ander impliceert ook een aanpassing van de werkwijze van de commissie en wel zodanig, dat frequenter wordt vergaderd dan wel, dat een werkwijze wordt vastgelegd die inhoudt, dat de advisering binnen een zodanige termijn plaatsvindt, dat geen problemen ontstaan met de afdoeningtermijn voor aanvragen om een bouwvergunning. Overigens voorziet genoemde verordening reeds in deze mogelijkheid. De voorkeur naar het in stand houden van twee afzonderlijke commissies en het dus niet integreren van de monumentencommissie in de welstandscommissie, is gelegen in de ruime taak van de monumentencommissie, die meer omvat dan het adviseren over bouwplannen, zoals de advisering over de aanwijzing van gemeentelijke monumenten en het verlenen van vrijstellingen van het bestemmingsplannen of wijzigingen daarvan.
2.5.
Indieningvereisten De kwaliteit van het aangeleverde materiaal (plattegronden, tekeningen, foto’s etc.) moet een goed beeld geven van het bouwplan en de relatie met de omgeving. Zowel de kleine als de grote commissie kunnen zich een goed oordeel vormen als tenminste de volgende zaken worden aangeleverd. Een situatietekening inclusief aansluitende terreinen (minimaal schaal 1 :1000), foto’s van de bestaande situatie en de omgeving, bij verbouwingsplannen tevens tekeningen van bestaande plattegronden, doorsneden en gevelaanzichten (minimaal schaal 1:100), tekeningen van de principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk, kleurenschema’s en een materiaallijst. Tevens zijn kopieën van de relevante criteria uit de welstandsnota benodigd. Wanneer het plan een monument betreft, dient de redengevende beschrijving van het monument bij de behandeling van het plan beschikbaar te zijn. Bij grote projecten kan de welstandscommissie een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving vragen om de schaal en massa te kunnen beoordelen. De rayonarchitect die de vergadering van de grote commissie voorbereidt, zorgt in overleg met de ambtenaar bouwtoezicht die het plan in de kleine commissie de eerste keer heeft voorgelegd dat de vereiste informatie om het plan te kunnen beoordelen aanwezig is. Indien naar de mening van de commissieleden voor een goede beoordeling van alle aspecten een oriëntatie ter plaatse noodzakelijk is, wordt de advisering tot de volgende vergadering aangehouden.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
24
3.
DE WELSTANDSCRITERIA
Het formuleren van de aspecten en de daarbij behorende criteria waarop een plan beoordeeld wordt tezamen met het vaststellen van het ambitieniveau voor specifieke gebieden, zal moeten leiden tot meer objectiviteit en een duidelijk toetsingskader voor de welstandscommissie. Voor de burger ontstaat hiermee meer inzicht in de welstandstoetsing en vooraf meer zekerheid over de haalbaarheid van zijn plannen. De duidelijkheid die ontstaat met het vaststellen van de beoordelingsaspecten, criteria, en de openbare besluitvorming die daaraan ten grondslag ligt, moet de welstandstoetsing een groter maatschappelijk draagvlak geven.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
25
3.1.
Wettelijke basis van het welstandsadvies Artikel 12 van de Ww 2002 luidt: “Het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, mogen niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in art. 12a, eerste lid, onderdeel a.” “Uiterlijk en plaatsing” Er dient niet alleen te worden gekeken naar de vormgeving van het object, maar ook naar de situering: Staat het op logische wijze op het kavel gesitueerd? Past de plaatsing van het object in deze omgeving of in de ontwikkeling van die omgeving? “Bouwwerk of standplaats” Bij woonwagens is geen sprake van een bouwwerk in de zin van de woningwet. Toch is het plaatsen van een woonwagen van invloed op de welstand. De situering en de inrichting van de standplaats vallen door deze formulering toch binnen de reikwijdte van het welstandsadvies. “Op zichzelf, in verband met de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan” De kern van welstandszorg ligt in het feit dat bouwen een maatschappelijke daad is, die het leven van anderen, de leef- en werkomgeving, beïnvloedt. Het particuliere belang kruist in Nederland vrijwel altijd het algemene of maatschappelijke belang. Elke burger mag van de overheid verwachten dat zij een zorgvuldige afweging van belangen maakt bij het verlenen van vergunningen. Het is in het algemeen belang dat onze leef- en werkomgeving een verzorgd en samenhangend karakter vertoont. Vandaar dat de welstandsadvisering zich niet kan beperken tot de verschijningsvorm van het bouwwerk op zich, maar ook de relatie van dat bouwwerk met zijn omgeving dient te onderzoeken. De invloed van bouwen op de omgeving is bovendien vrijwel altijd van lange duur. Het is daarom ook belangrijk een inschatting te maken van de te verwachten ontwikkelingen van de omgeving. Ook de samenhang van verschillende bouwplannen onderling moet kunnen worden beoordeeld. Deze plannen vormen immers elkaars toekomstige omgeving. “redelijke eisen van welstand” Met “redelijk” bedoelt de wetgever aan te geven dat plannen getoetst worden op eisen die men redelijkerwijs mag verwachten. Redelijk is dus geen absoluut begrip en heeft niet de betekenis van “gemiddeld”. Het is afhankelijk van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan, of de eisen hoog, gemiddeld of laag zullen zijn. Zoals ook verderop in tekst zal worden uitgelegd kan van een plan dat zich onderscheidt van zijn omgeving in redelijkheid verwacht worden dat het aan hoge architectonische en stedenbouwkundige eisen voldoet. Het ambitieniveau wordt door de ontwikkelaars van het bouwplan zelf immers al hoog gelegd. “beoordeeld naar de criteria, bedoeld in art. 12a, eerste lid, onderdeel a” Deze zinsnede is toegevoegd aan de oorspronkelijke wetstekst, en vormt de basis voor deze welstandsnota. Gemeenten worden hiermee verplicht de criteria voor de welstandsadvisering vast te leggen in een gemeentelijke beleidsnota. Artikel 12 a, lid 1, onderdeel a luidt immers: “De gemeenteraad stelt een welstandsnota vast inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders toepassen bij hun beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van
Nota welstandsbeleid Woudrichem
26
een bouwwerk of standplaats, waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand.”
3.2.
Een samenhangend stelsel van criteria Een gemeentelijk welstandsbeleid bevat de welstandsaspecten en de criteria waaraan bouwplannen in die gemeente worden getoetst. In principe kan elke gemeente zijn eigen criteria hanteren, zolang dit wordt gedragen door de gemeenteraad. Als het gaat om de karakteristieken die de gemeente haar eigen identiteit verlenen is dat een goede zaak. Het specifieke karakter van een gemeente is echter in het algemeen vooral regio-gebonden (denk aan nederzettingsstructuur), en wordt voor het overige door enkele karakteristieke gebouwen of ensembles bepaald. Een groot deel van het grondgebied omvat bebouwing zonder specifiek plaatselijke kenmerken. Voorts bestaat het bouwen in Nederland voor een groot deel uit (standaard-)objecten: kleine gebouwen, verbouwingen en uitbreidingen, waarvoor een maatschappelijk geaccepteerd scala aan oplossingen en vormen is ontwikkeld, en waarvoor objectieve, meetbare criteria op te stellen zijn. Het is dus logisch dat de welstandsnota een samenhangend stelsel van criteria zal bevatten onderverdeeld in drie hoofdgroepen: -
algemene criteria gebiedscriteria objectcriteria
De algemene criteria en de objectcriteria behandelen aspecten die niet gebiedsgebonden zijn, de gebiedscriteria zullen van gemeente tot gemeente verschillen, en zullen gekoppeld zijn aan specifieke gebieden binnen de gemeente. Met het vaststellen van de criteria zal de welstandstoetsing objectiever worden. Echter niet alle aspecten van het bouwen zijn op basis van volledig geobjectiveerde criteria te toetsen. Architectuur laat zich niet vangen in louter meetbare eigenschappen. Vandaar dat de toetsing van bouwplannen ook in de toekomst door een onafhankelijke commissie moet plaatsvinden. De toetsing kan wel inzichtelijker worden door: de algemene criteria te expliciteren: deze algemene architectonische criteria worden toegepast in het geval een plan niet of niet volledig voldoet of kan voldoen aan de gebiedscriteria. de kenmerkende waarden van een gebied te omschrijven (gebiedsgerichte criteria): met welke gebiedsgebonden aspecten moet bij de ontwikkeling van bouwplannen rekening worden gehouden? Hoeveel vrijheid is er om daarvan af te wijken? Een gebiedscriterium is de beschrijving van de vergelijking van het planaspect met de maten, marges of hoedanigheid van de overeenkomstige gebiedskarakteristiek. Bij de beoordeling wordt getoetst of het planaspect voldoet aan die vergelijking. (zie 3.4.) het ambitieniveau van de gemeente voor het specifieke gebied vast te stellen (welstandsniveau): hoe waardevol is het gebied en hoe kwetsbaar? Wat zijn de toekomstplannen van de gemeente met het gebied? Het welstandsniveau is de mate waarin de aspectgroepen relevant geacht worden voor de planbeoordeling. (zie tabel 3.3.6.) standaardregels (objectcriteria) op te stellen voor veel voorkomende, kleine plannen: de aanvrager kan zich zo vooraf duidelijkheid verschaffen over
Nota welstandsbeleid Woudrichem
27
de haalbaarheid van zijn plan. Dit is feitelijk een formalisering en uniformering van een bestaande praktijk bij veel welstandscommissies. een excessenregeling te formuleren die criteria bevat die te maken hebben met de aanschrijvingsmogelijkheid van B en W indien een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand ( Ww 2002 art 19 ). Samenhang van de criteria Bouwaanvragen in een bepaald gebied worden met behulp van de beschreven gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen en op basis van het vastgestelde niveau beoordeeld. Voor de beoordeling van standaardbouwopgaven en kleine bouwwerken in dit gebied wordt gebruik gemaakt van de Objectbibliotheek (zie hoofdstuk 6. object criteria) en het vastgestelde niveau. Bouwwerken die niet met de gebiedscriteria en de objectcriteria te adviseren zijn omdat zij daarvan zowel functioneel als morfologisch te veel afwijken worden beoordeeld aan de hand van de algemene welstandscriteria (zie hoofdstuk 4). Het gaat dan immers om de vraag of dit te realiseren bouwwerk door zijn bijzondere verschijningsvorm een bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.
3.3.
Welstandsniveaus Na de inventarisatie van de ruimtelijk-morfologisch samenhangende gebieden en een globale waardebepaling is voor alle gebieden een ruimtelijk ambitieniveau vastgesteld. Dit ambitieniveau bepaalt de aard en de intensiteit waarmee de bouwplannen aan de diverse criteria zullen worden getoetst. Afhankelijk van de waarde en gevoeligheid van het gebied en de betekenis voor het aanzien van de openbare ruimte kan voor dat gebied een hoog (niveau 1), normaal (niveau 2 ), laag (niveau 3) welstandsniveau vastgesteld worden. Afhankelijk van het niveau worden de beoordelingsaspecten streng, kritisch, licht of niet gehanteerd. In het algemeen geldt: Hoe waardevoller de gebiedskarakteristiek, hoe hoger het welstandsniveau.
3.3.1.
Niveau 1 In de eerste plaats zijn die gebieden aangewezen die van cruciale betekenis zijn voor het totaalbeeld van de kernen en het landschap. Verder is niveau 1 toegekend aan gebieden met hoge cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige waarde. In een beschermd dorpsgezicht met niveau 1 zal de welstandscommissie op meer beoordelingsaspecten adviseren en de criteria bij deze beoordelingsaspecten ook nauwgezetter toepassen. Voor individuele monumenten en de directe belendingen wordt altijd niveau 1 gehanteerd, ongeacht het niveau van het gebied waarin ze liggen. Niveau 1 wordt ook toegekend aan nieuw te ontwikkelen gebieden waarvoor een hoog ambitieniveau is vastgelegd in het stedenbouwkundig plan of het beeldkwaliteitplan.
3.3.2.
Niveau 2 Onder dit niveau vallen de gebieden die om een zorgvuldige afstemming vragen van nieuwe bouwkundige ingrepen. Niveau 2 is van toepassing op de meeste samenhangende woon- werk- en leefomgevingen. In de gemeente kunnen we globaal de volgende gebieden onderscheiden die onder niveau 2 vallen: -
Buurt- en ontsluitingswegen Dorps- en stadsranden
Nota welstandsbeleid Woudrichem
28
3.3.3.
Waardevolle woonbuurten Bedrijventerreinen op prominente locaties buitengebied
Niveau 3 Niveau 3 geldt in principe alleen voor gebieden met een beperkte betekenis voor het openbare ruimte, zoals industrieterreinen, of gebieden waar zeer bewust gekozen is voor een grote mate van vrijheid. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur (voor zover aanwezig) zonder al te veel problemen verdragen. Er zal bij de welstandstoetsing niet gedetailleerd op architectonische kwaliteiten worden beoordeeld. Onder dit niveau vallen de volgende gebiedssoorten: -
3.3.4.
Op zichzelf gelegen gebieden die weinig invloed uitoefenen op de omgeving Bedrijventerreinen met een laag representatief gehalte Gebieden waar de beeldwaarde weinig prioriteit heeft.
Niveau 4 In gebieden met niveau 4 worden plannen niet getoetst aan redelijke eisen van welstand. De gemeente Woudrichem heeft er voor gekozen geen gebieden aan te wijzen waar geen welstandstoets plaatsvindt. Wel geldt hier de excessenregeling (zie 3.6. : excessenregeling). Niveau 4 kan gelden voor sommige niet-openbaar toegankelijke gebieden, zoals kazerneterreinen, of voor een nieuw te ontwikkelen gebied waarin, bij wijze van experiment, geen beperkingen worden gesteld aan onderlinge afstemming en architectonische vormgeving. Bouwplannen worden in deze gebieden overigens wel aan alle andere voorschriften getoetst, zoals het bouwbesluit en het bestemmingsplan, waarin zaken als rooilijnen, goot- en nokhoogte kunnen worden vastgelegd.
3.3.5.
Toepassing van de welstandsniveaus Om de niveaus in praktijk te kunnen toepassen is het noodzakelijk de welstandsniveaus te koppelen aan de beoordelingsaspecten. In het hierna volgende is een schematisch overzicht gegeven van alle beoordelingaspecten. In een tabel zijn deze elementen afgezet tegen de welstandsniveaus. Hieruit valt af te leiden welke aspecten bij welk niveau kritisch, normaal, of licht getoetst worden aan de bij 3.4 vermelde criteria.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
29
3.3.6.
Tabel welstandsniveaus
Aspectgroepen
beoordelingsaspecten
niveau 1 hoog
niveau 2 normaal
niveau 3 laag
niveau 4 vrij
Plaatsing / situering massavorm
A hoofdaspecten
gevelopbouw materiaal (hoofdvlakken) kleur (hoofdvlakken) compositie massaonderdelen
B deelaspecten
gevelindeling vormgeving gevelelementen
materialen (onderdelen)
C detailaspecten
kleuren (onderdelen) detaillering (onderdelen)
streng:
Alle beoordelingsaspecten van deze aspectgroep moeten voldoen aan de criteria die onder 3.4 beschreven zijn. Afwijkingen van deze criteria zijn slechts mogelijk wanneer het plan een overduidelijke meerwaarde voor de omgeving krijgt. Een afwijking behoeft een zorgvuldige motivering van de welstandscommissie.
kritisch:
De meeste beoordelingsaspecten van deze aspectgroep moeten voldoen aan de criteria die onder 3.4 beschreven zijn. Afwijkingen van deze criteria zijn mogelijk mits goed gemotiveerd en mits er geen afbreuk aan de kwaliteit van de omgeving wordt gedaan.
licht:
Enkele beoordelingsaspecten van deze aspectgroep moeten voldoen aan de criteria die onder 3.4 beschreven zijn. Er wordt een basiskwaliteit gevraagd. Afwijkingen van deze criteria zijn mogelijk wanneer deze in dienst staan van het plan zelf.
niet:
Het plan wordt op geen enkel beoordelingsaspect van deze aspectgroep preventief getoetst. Alleen bij excessen kan repressief getoetst worden.
Opmerking: de verschillende “vrijheidsgraden” hebben alleen betrekking op de welstandstoetsing. Afmetingen e.d. kunnen nog steeds zeer strikt in een bestemmingsplan zijn vastgelegd.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
30
3.4.
Beoordelingsaspecten
3.4.1.
A hoofdaspecten Plaatsing / situering - afstemming van de plaats van het object op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen. - afstemming van de plaats van het object op die van de belendingen. - overeenstemming van de plaats van het object op het kavel met de ruimtelijk-functionele en architectonische opzet van het object. - wanneer sprake is van meerdere bouwdelen: overeenstemming van de situering van de bouwdelen onderling met de ruimtelijk-functionele en architectonische opzet van het object. Afwijkingen dienen een positieve bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving*. Bij afwijkingen zal een positief welstandsadvies voorzien moeten zijn van een motivatie. Massavorm - afstemming van de massavorm van het object op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen. - afstemming van de massavorm van het object op die van de belendingen. - een evenwichtige compositie van de massavorm van het object - wanneer sprake is van meerdere bouwdelen: een evenwichtige en samenhangende compositie van de bouwdelen onderling aandachtspunten: schaal en maatverhoudingen (bijv. tussen gevelvlak en dakvlak), horizontaliteitverticaliteit, nokrichting en oriëntatie, kapvorm en dakhellingshoek, profielvorm Afwijkingen dienen een positieve bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving*. Bij afwijkingen zal een positief welstandsadvies voorzien moeten zijn van een motivatie. Gevelopbouw - afstemming van de gevelopbouw van het object op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen. - afstemming van de gevelopbouw van het object op die van de belendingen. - een evenwichtige compositie van de gevelopbouw. aandachtspunten: verhouding tussen verschillende gevelvlakken, open-dicht-verhouding Afwijkingen dienen een positieve bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving*. Bij afwijkingen zal een positief welstandsadvies voorzien moeten zijn van een motivatie. Materialen en kleuren hoofdvlakken - afstemming van de materialen en kleuren van de hoofdvlakken op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen. - afstemming van de materialen en kleuren van de hoofdvlakken op die van de belendingen. - consistente toepassing van materialen en kleuren van de hoofdvlakken in dienst van de architectonische expressie van massavorm en gevelopbouw. - evenwicht en samenhang in de materiaal- en kleurtoepassing op zich.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
31
Afwijkingen dienen een positieve bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Bij afwijkingen zal een positief welstandsadvies voorzien moeten zijn van een motivatie. * Om te grote contrasten met bestaande omgeving te voorkomen kan er in het algemeen slechts van een aspect tegelijk worden afgeweken. Welstandshalve kunnen er, bij een van de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen afwijkend bouwplan, nadere eisen gesteld worden t.a.v. situering, voor zover passend binnen het bestemmingsplan. 3.4.2.
B Deelaspecten Compositie massa-onderdelen (geledingen) - afstemming van de compositie van de massa-onderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen. - afstemming van de compositie van de massa-onderdelen op de belendingen. - evenwichtige verhouding van massa-onderdelen tot de hoofdmassavorm(en) - evenwicht en samenhang in de compositie van de massa-onderdelen op zich aandachtspunten: structurele verwantschap (kenmerkende massaverhoudingen en hiërarchie), schaal en maat Gevelindeling - afstemming van de gevelindeling op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen. - afstemming van de gevelindeling op de belendingen. - evenwicht en samenhang in de gevelindeling op zich aandachtspunten: plaatsing gevelelementen in het vlak, open-dicht verhouding, verticaliteit horizontaliteit hiërarchische verhoudingen tussen gevelelementen onderling Vormgeving gevelelementen - afstemming van de vormgeving van de gevelelementen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen. - afstemming van de vormgeving van de gevelelementen op de belendingen. - vormgeving van de gevelelementen in dienst van de architectonische expressie van het gevelvlak - evenwicht en samenhang in de vormgeving van de gevelelementen op zich
3.4.3.
C Detailaspecten Materialen onderdelen - afstemming van de materiaalkeuze voor onderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen. - afstemming van de materiaalkeuze voor onderdelen op die van de belendingen. - consistente materiaalkeuze voor onderdelen in dienst van de architectonische expressie van het object - evenwicht en samenhang in de materiaalkeuze voor onderdelen op zich. Kleuren onderdelen - afstemming van de kleurkeuze voor onderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen. - afstemming van de kleurkeuze voor onderdelen op die van de belendingen.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
32
-
consistente kleurkeuze voor onderdelen in dienst van de architectonische expressie van het object evenwicht en samenhang in de kleurkeuze voor onderdelen op zich.
Detaillering onderdelen - afstemming van de detaillering van onderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen. - afstemming van de detaillering van onderdelen op die van de belendingen. - consistente detaillering van onderdelen in dienst van de architectonische expressie van het object - evenwicht en samenhang in de detaillering van onderdelen op zich.
3.5.
Monumenten en welstandscriteria Voor bouwplannen op, aan of bij beschermde monumenten vormt in beginsel de redengevende beschrijving van het monument het welstandscriterium. Alle monumenten worden vermeld in de gebiedsbeschrijving. Monumenten vormen niet zelden een uitzondering in hun omgeving. Ze hebben vaak specifieke vormen stijlkenmerken, die afwijken van de gebiedskarakteristiek. Beschermde stads- en dorpsgezichten zullen meestal al als een apart gebied zijn beschreven en onder het hoogste welstandsniveau vallen. Voor deze gebieden zal de redengevende beschrijving meestal als basis voor het opstellen van de gebiedsgerichte criteria zijn gehanteerd.
3.6.
Excessenregeling Volgens artikel 19 Ww 2002 kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Criteria hiervoor moeten in de welstandsnota zijn opgenomen. De excessenregeling is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan. Voor de gemeente geldt het criterium dat er bij ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand sprake moet zijn van een exces, dat wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan een groot deel van de mensen zich ergert. Vaak heeft dit betrekking op het onbruikbaar maken van bouwwerken, ernstig verval van bouwwerken, het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk, armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of contrasterende kleuren, te opdringerige reclames of een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie hoofdstuk 5). Het zal duidelijk zijn dat in een gebied waarvoor een hoog niveau is vastgesteld er eerder sprake kan zijn van een exces dan in een gebied met een laag niveau.
4.
ALGEMENE CRITERIA
De algemene welstandscriteria die in deze paragraaf worden genoemd, richten zich op de zeggingskracht en
Nota welstandsbeleid Woudrichem
33
het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes. De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling. De algemene criteria bestaan uit een uiteenzetting van algemene architectonische begrippen en aspecten waarmee kwaliteit (of het gebrek aan kwaliteit) kan worden omschreven. De algemene architectonische begrippen komen voort uit de notitie die de toenmalige rijksbouwmeester, dhr. Tj. Dijkstra, in 1985 heeft uitgebracht onder de titel “Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid”. Ze vormen het begrippenkader en zijn als het ware het gereedschap van de welstandscommissie bij de argumentatie van het welstandsadvies.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
34
4.1.
Toepassing algemene criteria In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan slaafs de gebiedsgerichte beschrijvingen en gebiedsgerichte welstandscriteria volgt zonder daar enige inspiratie aan te ontlenen. Een dergelijk bouwplan voegt weinig toe aan die omgeving. Het is alleen meer van hetzelfde en het bouwwerk zelf blijft zo onder de maat dat het zijn omgeving negatief zal beïnvloeden. Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo'n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van 'redelijke eisen van welstand' ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.
4.2.
Beoordelingsaspecten en criteria
4.2.1.
Relatie tussen vorm, gebruik en constructie Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft. Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.
4.2.2.
Relatie tussen bouwwerk en omgeving Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw
Nota welstandsbeleid Woudrichem
35
ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen. 4.2.3.
Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd kan worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te 'begrijpen' als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.
4.2.4.
Evenwicht tussen helderheid en complexiteit Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat. Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt
Nota welstandsbeleid Woudrichem
36
houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.
4.2.5.
Schaal en maatverhoudingen Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen. leder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.
4.2.6.
Materiaal, textuur, kleur en licht Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken. Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
37
Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
38
5.
GEBIEDSCRITERIA
De gebiedsgerichte criteria bestaan uit een beschrijving van de beeldkarakteristiek van de verschillende gebieden in de gemeente, een waardebepaling daarvan en, daaraan gekoppeld, een vaststelling van het welstandsniveau. De beeldkarakteristiek wordt per kenmerkend deelgebied beschreven. In de waardebepaling wordt aangegeven welke gebiedsgebonden kenmerken zodanig waardevol zijn dat ze dienen te worden gerespecteerd of beschermd. Het welstandsniveau geeft aan hoe intensief er door de welstandscommissie in een bepaald gebied getoetst wordt. Het zal duidelijk zijn dat in een historisch waardevolle omgeving een hoger welstandsniveau zal worden vastgesteld dan in een omgeving zonder duidelijk waardevolle bebouwingskarakteristiek. In dit hoofdstuk is het ook mogelijk beleidslijnen op te nemen met betrekking tot specifieke gebieds- of regiogebonden bouwwerken, zoals boerderijtypen of molens.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
39
5.1.
Afstemming vormgeving en presentatie gebiedsgericht beleid Om in de rayoncommissies van Welstandszorg Noord-Brabant op een efficiënte wijze met de gemeentelijke welstandsnota’s te kunnen werken is een uniforme aanpak voor de ontwikkeling en uitwerking van het gebiedsgerichte beleid ten zeerste gewenst. Maar niet alleen vanuit deze overweging zijn er in dit hoofdstuk handreikingen gedaan om de ontwikkeling van het gebiedsgericht beleid aan te pakken. Ook voor bureau Royal Haskoning dat het gebiedsgerichte beleid voor de gemeente Woudrichem gaat uitwerken zijn deze handreikingen hulpmiddelen om snel en efficiënt tot resultaat te komen.
5.2.
Gebiedsgericht beleid. Bureau Royal Haskoning heeft voor de gemeente Woudrichem het gebiedsgericht beleid ontwikkeld. De desbetreffende stukken maken onderdeel uit van de welstandsnota en treft u hierbij aan.
5.3.
Gebiedstyperingen hoofdgroepen subgroepen Vanuit de vaststelling dat er bij elke gemeente min of meer sprake is van een aantal dezelfde gebieden met dezelfde gebiedsomschrijvingen en gebiedstyperingen is landelijk een onderscheid gemaakt in een 5-tal gebiedshoofdgroepen: - Historisch gegroeide gebieden - Planmatig ontworpen gebieden - Bedrijvengebieden - Groene gebieden - Gebieden met bijzondere bebouwingsthema’s Deze hoofdgroepen zijn elk weer worden onderverdeeld in een aantal subgroepen. Voor de te onderscheiden gebieden is een kleurcodering voorgesteld. Welstandskaarten en gebiedsbeschrijving Voor het gemeentelijk grondgebied zijn welstandskaarten gemaakt. Op meer gedetailleerde kaarten zijn deze hoofdgroepen uitgesplitst naar de subgroepen. Elke subgroep is beschreven. De beschrijvingen zijn geïllustreerd met relevant fotomateriaal.
5.4.
Gebiedscriteria en welstandsniveau Criteria Vervolgens zijn de waarden van het gebied beschreven, en aangegeven in hoeverre deze bescherming behoeven. Ook storende elementen zijn omschreven. Uit deze waardebepaling volgt het vaststellen van de gebiedsgerichte criteria voor nieuw- en verbouw in dit gebied. Welstandsniveau Van elk gebied is op basis van de aanwezige kwaliteit het gewenste welstandsniveau vastgesteld en op de detailkaarten aangegeven. Alle plannen in dat gebied zullen op het vastgestelde niveau aan de gebiedsgerichte criteria worden getoetst. Ontwerpen die, doelbewust of noodzakelijkerwijs, van de gebiedsgerichte criteria afwijken, zullen met behulp van de algemene criteria beoordeeld worden als lagen zij in een gebied met welstandsniveau 1 (zie ook 2.1.5. :afwijken van criteria).
Nota welstandsbeleid Woudrichem
40
6.
OBJECTCRITERIA
Het bouwen in Nederland bestaat voor een belangrijk deel uit verbouwingen en uitbreidingen van bestaande gebouwen, en het plaatsen van standaard (vaak prefab-) bouwwerken. In de loop der jaren is door gemeenten en welstandsorganisaties veel beleid met betrekking tot standaard bouwopgaven en het kleine bouwen vastgelegd in notities, die vaak voorzien zijn van voorbeelden. Elke welstandscommissie of organisatie heeft zijn eigen set met notities ontwikkeld. Vaak lijken ze sterk op elkaar qua inhoud, maar verschillen ze qua methodiek en structuur. Het streven is echter om de objectcriteria landelijk te uniformeren, waardoor ook de inzichtelijkheid voor de burger groter wordt. De objectcriteria bestaan voor een belangrijk deel uit objectieve, meetbare beleidsnormen, die van toepassing zijn op specifieke, veel voorkomende bouwwerken of bouwkundige ingrepen. Een deel van de objectgerichte criteria zal bestaan uit de omschrijving van maximale maten en verhoudingen, minimale afstanden en objectieve vormaspecten (zoals plat of hellend). Voldoet het plan hieraan dan zal het geen bezwaren oproepen. Wanneer het plan daarvan afwijkt zal het plan moeten worden getoetst aan minder meetbare criteria: de afstemming op de bestaande toestand, enz. Deze criteria worden zo eenduidig mogelijk beschreven en zijn te vinden in de sneltoets.
Nota welstandsbeleid Woudrichem
41