Nota speeltuinen 2016-2020
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding…………………………………………………………………………………………….5 1.1. Aanleiding………………………………………………………………………………………….5 1.2. Belang van buitenspelen…………………………………………………………………………....5 1.3. Vormen van spelen………………………………………………………………………………....6 1.4. Formele en informele speelruimte…………………………………………………………….........6 1.5. Ontwikkelingen die aandacht vragen voor speelruimte………………………………………........7 2. Huidige beleid…………………………………………………………………………………........9 3. Analyse speelruimte gemeente Marum……………………………………………………...…….10 3.1. Bevolkingsopbouw gemeente Marum…………………………………………………..………...10 3.2. Richtlijnen en normeringen……………………………………………………………………….11 3.3. Aantal en spreiding speelplekken……………………………………………………………........12 3.4. Nadere analyse van de speelplekken…………………...…………………………………………13 4. Beheer speelvoorzieningen……………………………………………………….……………….16 5. Ondergrond………………………………………………………………………………………...17 6. Nieuwe aanleg……………………………………………………………………………………..18 7. Conclusies en aanbevelingen…………………………………………………………...…………19
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding De aanleiding voor het schrijven van deze nota is de wens van het college om inzicht te krijgen in de staat, gebruik en toekomstbestendigheid van de bestaande speeltuinvoorzieningen in de gemeente. 1.2 Belang van buiten spelen Buiten spelen is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen op zowel lichamelijk, motorisch, zintuigelijk, sociaal-emotioneel en cognitief opzicht. Het draagt tevens bij aan het ruimtelijk inzicht. Buitenruimte wordt hierdoor beschouwd als een belangrijk onderdeel van de leefwereld van kinderen. Zij komen buiten hele andere uitdagingen tegen dan binnen, zien leeftijdsgenoten en volwassenen en moeten leren reageren op onverwachte situaties. De voorliggende nota heeft als doel om inzicht te krijgen in de staat, gebruik en toekomstbestendigheid van de bestaande speeltuinvoorzieningen in de gemeente. Buiten spelen vervult diverse functies: Lichamelijke ontwikkeling Voor een goede gezondheid is beweging belangrijk. Volgens de Norm Gezond Bewegen moeten kinderen en jongeren tot 18 jaar dagelijks minimaal één uur matig intensief bewegen. Buiten kunnen kinderen meer en beter bewegen dan binnen. Zo draagt buiten spelen, naast een gezonde voeding, ook bij aan het tegengaan van overgewicht bij jongeren. Motorische ontwikkeling Kinderen hebben buiten een grote variatie aan bewegingsmogelijkheden. Hierdoor trainen zij zowel hun grove als fijne motoriek. Zintuigelijke ontwikkeling De zintuigen worden buiten op verschillende manieren geprikkeld. Buiten spelen is daarom goed voor de ontwikkeling van de reuk, het gehoor en de tastzin. Door buiten te spelen krijgen kinderen een beter begrip van de eigenschappen van hun materiele omgeving en van de mogelijkheden om deze te beïnvloeden. Sociaal-emotionele ontwikkeling Door samen met anderen te spelen ontwikkelen kinderen zich op sociaal-emotioneel vlak. Zij leren communiceren en omgaan met anderen. Maar ze leren ook hun gevoelens uiten, hun eigen mening te geven, te onderhandelen en waar nodig conflicten op te lossen. De aanwezigheid van leeftijdsgenoten is een belangrijke reden om ergens te gaan spelen. Cognitieve ontwikkeling Buiten spelen bevordert de cognitieve ontwikkeling. Kinderen leren om logisch te denken en problemen op te lossen. Ontwikkeling ruimtelijk inzicht Zelfstandig buiten spelen leidt ertoe dat kinderen de ruimte kunnen structureren. Wat is hoog, laag, veraf of dichtbij? Kinderen leren de weg te vinden, maar krijgen ook inzicht in het gedrag van andere gebruikers en lastige (verkeers)situaties. Naast het feit dat buiten spelen belangrijk is voor kinderen zelf heeft het ook een positieve invloed op de leefbaarheid van de buurt. Kinderen leggen snel contacten waarbij ze vanzelf hun ouders betrekken. Spelen heeft zo een ontmoetingsfunctie.
5
1.3 Vormen van spelen Om de ontwikkeling van de kinderen op een zo breed mogelijk aantal terreinen te bevorderen, zal in de buitenruimte rekening gehouden moeten worden met verschillende spelvormen. Spelen kan namelijk op verschillende manieren. Afhankelijk van de leeftijd en het ontwikkelingsstadium hebben kinderen aandacht voor specifieke vormen van spelen. Hieronder staan verschillende spelvormen beschreven. Bewegingsspel Beweging staat hierbij centraal. Het gaat dan bijvoorbeeld om klimmen en van de glijbaan glijden, maar ook om rennen, skaten en fietsen. Kinderen ontwikkelen door te bewegen zowel conditie als motorische vaardigheden. Constructiespel Bij constructiespelletjes staat het maken en bouwen van dingen centraal. Daarbij valt te denken aan het bouwen van hutten en het spelen met zand, stenen en takken. Kinderen leren zo verschillende materialen kennen en gebruiken. Daarnaast helpen constructiespelletjes bij het leren waarnemen, logisch nadenken en het oplossen van problemen. Rollenspel Op jonge leeftijd imiteren kinderen de volwassenen. Later gaat dit over in fantasiespel met eigen inbreng en zelfbedachte situaties. Daarbij gebruiken ze allerlei voorwerpen. Op deze manier verwerken kinderen en jongeren hun indrukken en leren ze omgaan met verschillende emoties. Voorbeelden zijn vadertje en moedertje spelen, winkeltje of soldaatje spelen. Regel- en wedstrijdspel Vanaf ongeveer 8 jaar worden spelletjes met een competitie-element belangrijk voor kinderen. Om het hardst rennen, stenen gooien, wielrennen, voetballen, basketballen etc. Kinderen kunnen hun prestatie vergelijken met die van anderen en proberen te winnen. Het geeft ze een idee van waar ze goed in zijn en stimuleert ze om verder te oefenen en beter te worden. Regel- en wedstrijdspelletjes leveren daarom een bijdrage aan de ontwikkeling van het zelfbeeld van kinderen (ook als het gaat om het “niet” of “minder” kunnen). Ontmoeting en rust Hierbij gaat het om activiteiten waarbij kinderen ogenschijnlijk niet spelen, maar met elkaar kletsen, hangen en rondlopen. Het kan zijn dat ze volwassenen en andere kinderen observeren om van hen te leren, maar het kan ook zijn dat ze uitrusten of toeschouwer zijn bij een spel. Het kan ook zo zijn dat ze geen zin hebben of zelfs niet kunnen of buitengesloten worden. Het is belangrijk dat gemeenten bij de inrichting van speelruimte rekening houden met bovenstaande vormen van spelen. Bij goede speelruimte krijgen jongeren de kans meerdere vormen van spelen achtereenvolgens te doen. 1.4 Formele en informele speelruimte Kinderen spelen in principe overal: op stoepen, op straat, in parken en bosjes, op pleintjes en op officiële daarvoor aangelegde speelplekken. Jongeren hebben bovendien vaak hun eigen ontmoetingsplekken in de wijk of het dorp. Ideale ruimte biedt kinderen de gelegenheid zoveel en gevarieerd mogelijk buiten te spelen. De ruimte is interessant en uitdagend. Het is verder belangrijk dat de ruimte aansluit bij de verschillende leeftijdsgroepen en dat kinderen hier verschillende spelsoorten kunnen doen (zie ook vorige paragraaf). Bij een ideale omgeving gaat het daarom niet alleen om speelvoorzieningen, maar om de totale woonomgeving. Zo kunnen oudere kinderen verder van huis om te spelen dan hele jonge kinderen.
6
Toch is er wel verschil tussen formele en informele speelruimte. Formele speelruimte is de ruimte die specifiek voor buiten spelen is ingericht. In Marum zijn dat vooral de openbare speelvoorzieningen en trapveldjes. Er zijn binnen de gemeente geen grote speeltuinen die worden beheerd door verenigingen. Ook zijn er momenteel geen schoolpleinen die officieel als buurtspeelplaats fungeren. Het spelen van kinderen beperkt zich echter niet tot deze formele ruimtes. Informele speelruimte is de ruimte die kinderen (ook) voor hun spel willen gebruiken, maar die niet speciaal daarvoor bestemd is. Denk daarbij aan parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, parkjes, dorpsbossen, achterpaden, voetpaden, die uitnodigen tot spelen. Informele speelruimte laat zich niet gemakkelijk kwantificeren. Wel is duidelijk dat de hoeveelheid informele speelruimte wordt bepaald door de opbouw van de buurt. De speelmogelijkheden worden verder bepaald door de aanwezigheid en samenstelling van het openbaar groen, het aanwezige water en de wegen. De gemeente Marum heeft op dit moment geen duidelijk overzicht van de speel-en ontmoetingsplekken die worden gebruikt als informele speelruimte. De inventarisatie en richtlijnen die in deze nota worden gehanteerd hebben daarom alleen betrekking op de formele speelruimte. 1.5 Ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de behoefte aan speelruimte a. Minder kinderen (ontgroening van de samenleving) Verschillende demografische en sociaaleconomische ontwikkelingen veranderen de leefsituatie van kinderen. In het algemeen geldt dat door ontgroening kinderen een steeds minder groot deel van de totale bevolking vormen, ook de samenstelling van gezinnen is veranderd. b. Andere opvoedingspatroon door arbeidsparticipatie van de ouders Door een stijging in de arbeidsparticipatie van vrouwen zijn er ook veranderingen ontstaan op het terrein van opvoeden. Die veranderingen hebben vooral te maken met het feit dat het niet alleen de ouders meer zijn die opvoeden. Kinderen en jongeren krijgen daardoor ook een andere vrijetijdsbesteding (ze gaan bijvoorbeeld naar de buitenschoolse opvang) c. Meer binnenactiviteiten (TV en computer/smartphone) Ook de concurrentie van computer en televisie spelen een rol. Kinderen zitten vaker binnen (op hun kamer). Dat kan ertoe leiden dat kinderen te weinig buiten spelen en bewegen, in combinatie met een verkeerd voedingspatroon leidde dat ertoe dat het aantal kinderen met overgewicht in de afgelopen twintig jaar aanzienlijk is toegenomen. d. Toename (gemotoriseerd) verkeer Een belangrijke verandering in de ruimte is de toename van gemotoriseerd verkeer. De verkeerssituatie wordt op veel plaatsen onveiliger, de risico’s zijn voor kinderen minder goed te overzien. De toename van gemotoriseerd verkeer is daarnaast voor ouders een reden om hun kinderen naar school te brengen en hen minder buiten te laten spelen. Toch is het van belang dat kinderen met de risico’s in het verkeer leren omgaan. e. Meer behoefte aan parkeerruimte Door het toenemende autobezit zijn er steeds meer parkeerplaatsen nodig. Hiermee verdwijnen steeds vaker de mogelijkheden om te spelen op stoep en straat. f.
Toename bebouwd gebied Naast een toename van het gemotoriseerd verkeer is er ook een toenamen van bebouwd gebied. Dit komt door een groeiend aantal inwoners, een kleinere omvang van huishoudens, een afnemend gemiddeld woningbezetting en een toename van de gemiddelde oppervlakte van woningen. Landelijk gezien worden de tuinen kleiner. De bouwkavels zijn over het algemeen ruim bemeten, bovendien zijn de dorpen van een beperkte omvang en is het buitengebied goed bereikbaar. De sportvoorzieningen liggen in of dicht tegen de bebouwde kom aan.
7
g. Meer eigen speeltoestellen ( in eigen tuin) Een andere ontwikkeling is dat er steeds meer speeltoestellen in de achtertuin komen te staan, variërend van glijbanen tot trampolines. Het gevolg hiervan is dat kinderen speeltoestellen op openbare speelterreinen al gauw heel gewoon vinden. Dit mag echter geen reden zijn om minder openbare speelplekken te creëren, omdat de toestellen in de achtertuin niet altijd tegemoetkomen aan de diverse functies van spelen (met name het sociaal-emotioneel aspect). Ook moet er voor worden gewaakt dat spelen op toestellen maar voor een beperkte groep kinderen toegankelijk wordt.
8
2. HUIDIG BELEID Er is op dit moment geen vastgesteld beleid ten aanzien van speeltuinvoorzieningen in de gemeente. Wel is er een Nota speeltuinbeleid 2010-2015 door het college vastgesteld. Relevante zaken uit deze nota zijn overgenomen in deze nota omdat deze nog actueel zijn. Het huidige “beleid” beperkt zich vooral tot het periodiek onderhouden van de speeltuinen. Nota sport en bewegen Begin 2016 heeft de gemeenteraad de Nota sport en bewegen 2016-2019 vastgesteld. De speeltuinen maken geen onderdeel uit van deze nota. De in deze nota opgenomen speerpunten en doelstellingen zijn echter ook op de speeltuinen van toepassing. Voor beleid ten aanzien van de speeltuinen wordt dan ook zoveel mogelijk aangesloten bij de Nota sport en bewegen. Een van de doelstellingen uit de Nota sport en bewegen die ook hier van toepassing is om kinderen/ jongeren in de gemeente te laten voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Deze norm houdt in dat kinderen onder de 18 jaar dagelijks 60 minuten per dag matig intensief moeten bewegen. Voor volwassenen is dit 30 minuten per dag. Uit een jeugdgezondheidsonderzoek van GGD Groningen uit 2012 blijkt dat het aandeel jongeren in het Westerkwartier dat voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen 70% is. Dit is vergelijkbaar met het gemiddelde in de provincie (69%). Vanuit de gezondheidsonderzoeken van de GGD op het consultatiebureau en in het basisonderwijs is in 2012 naar voren gekomen dat van de 2/3 jarigen in de gemeente Marum 2,6% overgewicht had (provincie 5,5%). Bij de 5/6 jarigen had 11,3% overgewicht (provincie 8,1%) en bij de 10/11 jarigen was er bij 13,5% sprake van overgewicht (provincie 17,1%). Hoe de situatie nu is en of er verbetering dan wel verslechtering is ten opzichte van 2012 is niet te zeggen omdat er momenteel geen onderzoeksgegevens voorhanden zijn om te vergelijken. Voldoende, goed ingerichte en bereikbare speeltuinvoorzieningen zijn belangrijk om kinderen aan het bewegen te krijgen en te houden. Hoe jonger de kinderen beginnen met sporten/bewegen, hoe groter de kans dat zij dit ook later, wanneer ze volwassen zijn, blijven doen. De gemeente is verantwoordelijk voor het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden om sporten en bewegen mogelijk te maken. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de speeltuinen in de gemeente waarbij aan de hand van cijfers over het aantal kinderen tussen 0-18 jaar in de gemeente wordt gekeken of de gemeente voldoet aan de landelijke gehanteerde richtlijnen en normeringen voor speeltuinen.
9
3. ANALYSE SPEELRUIMTE GEMEENTE MARUM Hoe staat het nu met de speelruimte in de gemeente Marum? Dit hoofdstuk brengt de huidige situatie in kaart. Aan de orde komen de bevolkingsopbouw, een toelichting op de gehanteerde richtlijnen en normering, het aantal en de spreiding van de speelplekken per wijk. Het hoofdstuk sluit af met conclusies die aan de hand van de analyse van deze huidige situatie kunnen worden getrokken. Dit hoofdstuk is een samenvatting van de uitgevoerde kwantitatieve analyse. 3.1. Bevolkingsopbouw gemeente Marum Marum is een gemeente die bestaat uit acht dorpen: Marum, De Wilp, Jonkersvaart, Nuis, Niebert, Boerakker, Lucaswolde en Noordwijk. De kern Marum is weer onderverdeeld in een aantal wijken, namelijk “oud” Marum, Corpus de Linde, De Holten, De Ackeren en Alberdaheerd. Marum is door de uitbreidingen van de laatste decennia wel onderverdeeld in een aantal woonwijken maar er wordt in tabel 1 geen onderverdeling gemaakt per wijk omdat deze gegevens niet beschikbaar zijn. Er wonen in de gemeente Marum circa 10.300 inwoners (1 januari 2016). Het bevolkingsverloop laat zien dat de gemeente de laatste jaren elk jaar een klein beetje is gegroeid. Met name in het dorp Marum is de laatste twintig jaar het aantal inwoners behoorlijk toegenomen. Ook in de gemeente Marum zal de bevolking de komende jaren krimpen. Niet extreem, maar (tot 2025) met zo’n 0-2,5% per jaar. Naast de ontwikkeling van het aantal inwoners is ook de ontwikkeling van het aantal huishoudens van belang. Immers, die bepalen in belangrijke mate de behoefte aan woonruimte. Als enige gemeente in het Westerkwartier zal het aantal huishoudens in Marum dalen (met 0–5%). Voor een goed overzicht van de leeftijdsopbouw in de dorpen is gekeken naar de bevolkingscijfers van de jeugd in verschillende leeftijdsgroepen. De leeftijdsindeling die gehanteerd is heeft te maken met de afstand die kinderen in bepaalde leeftijdsgroepen van huis gaan. Zo gaan kinderen van 0-6 jaar minder ver van huis dan kinderen van 6-12 jaar en jongeren van 12-18 jaar. Plaats Marum Nuis Niebert Boerakker Lucaswolde Noordwijk De Wilp Jonkersvaart Totaal
0-6 304 23 24 27 12 11 96 9 506
Leeftijdscategorie 6-12 12-18 401 607 41 81 32 61 40 60 9 21 21 43 109 129 11 15 664 1017
Totaal per dorp 1312 145 117 127 42 75 334 35 2187
Tabel 1 Leeftijdsopbouw per dorp in aantallen (bron: gemeente Marum januari 2016)
In tabel 1 zien we dat in aantallen de meeste kinderen in het dorp Marum wonen. Circa 60% van alle kinderen tussen de 0-6 jaar, en ook bijna 60 % van de kinderen tussen de 6-12 en ruim de helft van de jongeren van 12-18 jaar woont in het dorp Marum. Voor de gemeente Marum in het algemeen kan gezegd worden dat er de komende jaren het aantal 0-6 jarigen iets zal dalen, het aantal 6-12 jarigen zal de eerste jaren nog ongeveer gelijk blijven en het aantal 12 tot 18 jarigen neemt ook langzaam af.
10
3.2. Richtlijnen en normeringen De gegevens uit de vorige paragraaf zijn nodig om vast te kunnen stellen of de speelplekken wat betreft aantal en spreiding voldoen aan bepaalde richtlijnen en normeringen. Er is voor gekozen om de richtlijnen van NUSO Speelruimte Nederland (overkoepelende organisatie voor speeltuinen) en Jantje Beton te hanteren omdat deze algemeen en breed geaccepteerd zijn. Als basisrichtlijn geldt dat van alle beschikbare ruimte minimaal 300 m² per hectare moet worden gereserveerd voor formele speelruimte, dus minimaal 3%. Afhankelijk van de bevolkingssamenstelling kan de gemeente bepalen of de gereserveerde ruimte ook daadwerkelijk als speelruimte moet worden ingericht en zo ja, voor welke leeftijdscategorieën. Maar ook als deze ruimte niet direct als speelruimte nodig is, blijft de bestemming ’speelruimte’ van kracht. De NUSO en Jantje Beton verfijnen hun richtlijnen verder door rekening te houden met de bebouwingsdichtheid van een gebied. In een wijk met veel bebouwing (uitgegeven gebied) en weinig openbare ruimte zal de behoefte aan formele speelplekken groter zijn dan in de wijken met relatief veel openbare ruimte. De gemeente Marum heeft in haar woongebieden over het algemeen ruim voldoende openbare ruimte en bovendien is het buitengebied altijd dichtbij. Ook voor de verdeling van deze vierkante meters over een wijk geeft de NUSO richtlijnen. Daarbij gaat NUSO uit van drie planniveaus die globaal overeenkomen met de actieradius van kinderen in verschillende leeftijdscategorieën. Zo is er landelijk vaak sprake van blokniveau, buurtniveau en wijkniveau. Het blokniveau is het niveau met de hoogste belevingswaarde. Daar voelen mensen zich het meest bij betrokken. Bij het buurt- en wijkniveau is dat duidelijk minder. Op blokniveau ziet een speelvoorziening er anders uit dan op buurtniveau. De laatste zal groter zijn en een andere doelgroep aantrekken. Hoe hoger het niveau, hoe groter de oppervlaktes van de speelvoorziening en hoe ouder de doelgroep. Nemen we deze ruimtes als uitgangspunt, dan komen we op de volgende oppervlaktes uit. Deze oppervlaktes zijn gemiddelden en zijn in de feitelijke situatie variabel, afhankelijk van de fysieke en sociale situatie: Niveau Blokniveau Buurtniveau wijkniveau
Oppervlakte 100 x 100m (1 ha) 300 x 300m (9 ha) 1000 x 1000m ( 100ha)
Afmeting speelruimte 100m² 1.225m² 6.400m²
Tabel 2 Indeling in planniveaus (bron: handboek speelruimtebeleid, NUSO)
De normering voor formele speelruimte gaat ervan uit dat kinderen van 0-6 jaar vooral op blokniveau spelen. De speelvoorziening is een kleuterspeelplek, met twee tot drie toestellen en speelaanleidingen. Speelaanleidingen zijn objecten in de openbare ruimte die aanleiding geven tot spel. Zij kunnen bewust als bespeelbaar element zijn geplaatst, maar ook onderdeel zijn van een tot ander doel ingericht stuk van de openbare ruimte. De opzet van deze aanleiding is dat ze vaak veel speelwaarde hebben maar niet onder het Attractiebesluit vallen en hooguit een risicoanalyse vergen ( een aantal dikke stenen, een bult grond). Speelaanleidingen zijn dus alle inrichtingen van de openbare ruimte (behalve de toestellen zelf) die kinderen uitlokken om te spelen. In de gemeente Marum zijn geen speelplaatsen op blokniveau aangelegd. Deze categorie is van toepassing op meer stedelijke gebieden. Kinderen van 6-12 jaar spelen vooral op buurt-/wijkniveau. Een grote speelplaats met minimaal drie toestellen en vier speelaanleidingen is nodig als speelvoorziening. De oudste groep van 12-18 jaar beweegt zich vooral op wijk-/dorpsniveau. Voor hen is een voorziening nodig met minimaal vier speeltoestellen en vier aanleidingen. In de volgende tabel zijn de normen ten aanzien van de formele speelruimte schematisch in kaart gebracht. Hierin is tevens te zien hoeveel kinderen per actieradius globaal gebruik moeten kunnen maken van de speelplek. In de gemeente Marum zijn de speelplaatsen zo ingericht dat ze aan een brede leeftijdsgroep speelgelegenheid (3-12 jaar) bieden.
11
0-6 jaar Relatie leeftijd, speelbereik en verzorgingsgebied Actieradius 100m Niveau straat/blok Minuten lopen 2 minuten Verzorgingsgebied
3 hectare
Aantal kinderen per speelplek Aantal kinderen 15 tot 30 kinderen per actieradius
Leeftijdscategorie 6-12 jaar
12-18 jaar
300 tot 400m buurt 5 minuten
>1000m wijk/kern 15minuten
50 hectare
300 hectare
55 tot 70 kinderen
85 tot 100 kinderen
Inrichting speelplek Oppervlakte
100 tot 500m²
500 tot 2000m²
2000 tot 6400m²
Voorzieningen
2 tot 3 toestellen
3 toestellen
4 toestellen
Voorbeelden van mogelijkheden
zandbak speelelement wip huisje glijbaantje
trapveld fietscrossbaan glijbaan zandbak schommel huisje/klimtoestel bouwspeeltuin water
trapveld fietscrossbaan skatebaan korfbalveld volleybalveld rondhangtoestel bouwspeeltuin water
Tabel 3 Normen formele speelruimte (bron: OBB ingenieursbureau Deventer)
3.3. Aantal en spreiding speelplekken In totaal beheert de gemeente 26 formele speelplekken. Daarnaast staan er bij alle openbare scholen ook speeltoestellen. Bij elke openbare school staat een combinatietoestel dat door de gemeente wordt beheerd. De overige speeltoestellen die bij de scholen staan zijn niet in het beheer bij de gemeente. De schoolpleinen zijn na schooltijd niet toegankelijk. Uit de inventarisatie blijkt dat de speelplekken aardig verdeeld zijn over de verschillende dorpen. Marum (13) en De Wilp (6) hebben de meeste speelplekken. Dat zijn tevens de dorpen met het hoogste aantal kinderen (zie tabel 1, paragraaf 2.1). In Nuis, Niebert, Jonkersvaart, Boerakker en Noordwijk zijn minder speelplekken (1-2). Dit zijn echter ook de kleinere kernen met het minste aantal kinderen, dus dat ligt voor de hand. Alle genoemde speelplaatsen hebben een redelijk aantal toestellen (minimaal 3-4). Volgens de tabel in paragraaf 2.2 dient een speelplek voor 6-12 jarigen over tenminste 3-4 speeltoestellen of speelaanleidingen te bestaan. De gemeente heeft geen plekken waar bijvoorbeeld slechts één wipkip staat. De grootte van de speelplekken verschilt. Er zijn speelplekken met drie toestellen en de grootste heeft er zeven. Het is belangrijk dat het aanbod van speeltoestellen afgestemd is op de leeftijd van de kinderen die gebruik maken van de speelplekken. Daarom gaat het volgende hoofdstuk in op de speelplekken, gerelateerd aan de leeftijdsopbouw per dorp.
12
3.4. Nadere analyse van de speelplekken Het aantal formele speelplekken op zich zegt niet voldoende, omdat hieruit niet duidelijk wordt of de speelplek op blok-, buurt-, of wijkniveau is en voor welke leeftijdsgroep deze speelplek dus geschikt is. In de gemeente Marum hebben we geen speelplaatsen op blokniveau. In de analyse is daarom per dorp in kaart gebracht voor welke leeftijdsgroep de speelplekken bestemd zijn. In de gemeente Marum is er vanuit gegaan dat de kleinste kinderen hoofdzakelijk in de eigen tuin spelen of onder begeleiding van een ouder naar een speelplaats gaan. Samenvattend leidt dit tot onderstaand resultaat: Dorp
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 13a. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26.
Marum A.S. Talmalaan A.S. Talmalaan De Omloop Buurlandt Boereveld Berkenlaan Langestraat Westerbuuren Westerbuuren Gruttostraat Houtwal Houtwal Houtwal Vondelstraat De Wilp Middenstraat Middenstraat De Jutte De Jutte De Stoeken De Stoeken Jonkersvaart Jonkersvaart Jonkersvaart Nuis Offeringalaan Niebert Holtweg Noordwijk Pastorielaan Boerakker De Olde Ee De Olde Ee
Oppvlak ca.
Inrichting
Niveau
1.000 m² 2.000m² 180 m² 350 m² 2.000 m² 650 m² 530 m² 350 m² 2.240 m² 400 m² 2.500 m² 650 m² 650 m² 300m²
6 Speel-trapveld geen doelen 3 4 Trapveld 2 doelen 8 6 2 Trapveld 2 doelen 4 Trapveld 2 doelen 5-6 Fietscrossbaan 4
wijk wijk wijk/buurt wijk/buurt wijken wijk/buurt wijk/buurt wijk/buurt wijk/buurt wijk/buurt wijken wijk dorp wijk/buurt
275 m² 600 m² 350 m² 700m² 1.000 m² 2.500 m²
3-4 Speel-trapveld geen doelen 5 Trapveld 2 doelen 4 Trapveld 2 doelen
wijk/buurt
1.640 m² 2.500 m²
7 Trapveld 2 doelen
dorp dorp
1.120 m²
7
dorp
370 m²
4
dorp
370 m²
6
dorp
1.000m² 1.130m²
Trapveld 2 doelen 7
dorp dorp
Tabel 4 Aantal formele speelplekken op buurt-, wijk- en dorpsniveau uitgesplitst
13
wijk/buurt wijk/buurt wijk/buurt wijk/dorp
Met behulp van tabel 3 (normen formele speelruimte) uit paragraaf 2.2 kan berekend worden of de formele speelplekken in de gemeente voldoen aan de normen voor formele speelruimte. Ook kan gekeken worden naar de norm voor het aantal kinderen dat in een gebied moet wonen om één speelplek te gebruiken. Voor de jongste groep is dit 15 tot 30 kinderen op blokniveau (heeft de gemeente Marum niet), 70 tot 100 kinderen van 6-12 jaar op buurt- en wijkniveau en 85 tot 100 jongeren van 12-18 jaar op wijk- en dorpsniveau. Indien er veel informele speelruimte is kan de bovengrens worden toegepast; indien er weinig of geen informele speelruimte is zal de ondergrens gehanteerd moeten worden. In enkele dorpen is er met name voor de jeugd tussen 12-18 jaar weinig speelruimte; het gaat voor deze groep dan vooral om een trapveld, basketbalveld o.i.d. De afstemming tussen vraag en aanbod van speelplekken is met deze normering in kaart gebracht. Dit is berekend door het aantal kinderen per leeftijdsgroep en per dorp (zie tabel 1, paragraaf 2.1) te delen door het aantal kinderen dat volgens de norm gebruik maakt van één speelplek (respectievelijk door 70 en 100). Uit de tabel is ook de spreiding van de speelplaatsen over de dorpen af te lezen.
Plaatsnaam
Leeftijdsgroep 6-12 jaar
Marum Nuis Niebert Boerakker Noordwijk De Wilp Jonkersvaart
401 41 32 40 21 109 11
Speelplaats per 70 5,73 1 0,54 0,55 0,54 1,5 0,2
Aanwezige speelplaatsen 7 1 1 1 1 3 1
Leeftijdsgroep 12-18 jaar 607 81 61 60 43 129 15
Speelplaats per 100 5,3 0,6 1 1 0,48 1,5 0,24
Aanwezige speelplaatsen 5 0 0 1 1 2 1
Tabel 5: Mate waarin dorpen voldoen aan normen voor formele speelruimte
Uit bovenstaande tabel kan geconstateerd worden dat er in de meeste dorpen (meer dan) voldoende speelplekken zijn op buurtniveau voor kinderen van 6-12 jaar. In alle dorpen zijn er meer speelplekken dan het aantal kinderen dat er volgens de norm gebruik van zou moeten maken. Voor de jongste kinderen tot 6 jaar zijn er geen specifieke speelplekken aangelegd, er is bij de inrichting wel rekening gehouden met deze groep Zo beschikken de meeste speelplekken over wipkippen, huisjes of glijbanen die geschikt zijn voor de jongste kinderen, maar deze zijn niet afgescheiden van de rest van de toestellen. Overigens spelen veel van de kinderen uit deze leeftijdsgroep vaak onder toezicht van ouders in de eigen tuin of onder begeleiding in de speelplaats. Wat betreft de speel- en ontmoetingsplekken voor 12-18 jarigen zijn er vooral in de dorpen Nuis en Niebert te weinig voorzieningen Hoewel de actieradius van deze groep veel groter is, is het gebruik maken van de speel- en ontmoetingsplekken in andere dorpen moeilijk door de afstand en het ontbreken van een sociale binding met de dorpen die wel dergelijke voorzieningen hebben. In Nuis en Niebert worden informele speelplaatsen gebruikt als trapveld, ook wordt er wel gebruik gemaakt van de trainingsvelden van de voetbal- en korfbalvereniging om een balletje te trappen. Kijken we naar het totaal aantal jongeren dat gebruik maakt van de speelplekken, dan betekent dit dat er, volgens de normering in tabel 3, paragraaf 3.2, in het dorp Marum totaal 12 speelplaatsen of speelveldjes zouden moeten zijn. Op dit moment zijn dit er in totaal 13, inclusief trapveldjes en fietscrossbaan. Voor het dorp De Wilp zouden dit er drie tot vier moeten zijn. Op dit moment zijn er totaal vijf speelplaatsen inclusief de trapveldjes. In de overige dorpen zou één speelplaats voldoende zijn. Die zijn er in elk dorp ook, in de meeste dorpen is er ook nog een trap- of speelveld. 14
Een ander punt dat hierbij moet worden meegewogen is de onderlinge afstand tussen de verschillende speelplaatsen. Kernenbeleid In het kader van het opstellen van het kernenbeleid zijn middels een brommerronde dromen opgehaald bij de inwoners. Bij meerdere basisscholen is toen door de leerlingen van groep 8 aangegeven dat zij behoefte hebben aan meer op hun leeftijd gerichte speelvoorzieningen.
15
4. BEHEER SPEELVOORZIENINGEN De gemeente Marum staat voor een kwalitatief goed beheer van speelvoorzieningen en wil dit bereiken door een goed en evenwichtig uitvoerings- en beleidsprogramma vast te stellen. De gemeente vindt dat de veiligheid van de speeltoestellen en de staat van onderhoud voorop staat en zorgt er daarom voor dat de speeltoestellen voldoen aan het Attractiebesluit. De gemeente kiest voor het opstellen van een meerjarenbeheersplan waarin rekening wordt gehouden met de kwaliteit, duurzaamheid en mate van onderhoud van de speeltoestellen. De gemeente heeft het beheer over de openbare speelvoorzieningen in de gemeente. Dit houdt in dat de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ook bij de gemeente liggen. Het beheer en onderhoud van de speelplaatsen is ondergebracht bij de sector Ruimte en Werken. Eindverantwoordelijkheid bij de inrichting, budgettering en realisatie van speelgelegenheden ligt ook primair bij deze sector. Het verwijderen van zwerfvuil, het egaliseren van de valondergrond en klein snoeiwerk bij de speeltoestellen in het dorp Marum wordt al enige jaren verricht door bewoners van de Hermanshoeve. Het moet tot slot voor de inwoners duidelijk zijn waar ze terecht kunnen met aanvragen, vragen en klachten over speelruimte. De gemeente gaat dit aangeven op de gemeentelijke website. Doel De gemeente heeft een evenwichtig meer jarenbeheersplan waarin rekening wordt gehouden met kwaliteit, duurzaamheid en mate van onderhoud. Speerpunt Het opstellen van een meer jarenbeheersplan voor de periode 2016-2020 met budgetten voor vervanging en onderhoud. Financieel Financieel betekent het meer jarenbeheersplan dat er naast budget voor de verplichte inspectie in het kader van het Attractiebesluit ook budget moet zijn voor het dagelijks onderhoud van de toestellen. Het dagelijks onderhoud bestaat uit het vlak en schoon houden van de valondergrond, het maaien van het gras, legen van afvalbakken en herstel van beschadigingen aan de toestellen. Deze kosten bestaande uit uren buitendienst en de kosten voor inspectie en kleine reparaties worden gedekt uit de post onderhoud speelvelden. Voor vervanging een grotere herstelkosten is geen budget beschikbaar maar wordt per gelegenheid een krediet gevraagd. Op dit moment zijn er twee zaken waarvoor extra geld nodig is om ze te kunnen uitvoeren. Het gaat om een nieuwe hekwerk rond de speelplaats op de hoek van de Merelstraat en Gruttostraat te Marum voor € 3.100 en het vervangen van een deel van het hekwerk rond de speelplaats aan de Oudeweg te Nuis voor € 3.900. De structurele vervanging- en grootonderhoudskosten worden geschat op € 6.500 per jaar. In de begroting is een post opgenomen voor klein onderhoud en inspectie speelweiden (6.580.210) van € 5.130. Genoemde kosten voor vervanging en grootonderhoud komen hier bovenop. Dus het totale budget voor klein onderhoud en structurele vervangings- en groot onderhoudskosten komt daarmee uit op € 11.630.
16
5. ONDERGROND Het Attractiebesluit schrijft bij speeltoestellen met een bepaalde valhoogte een val dempende ondergrond en een obstakelvrije zone voor. Er is door de gemeente bewust gekozen voor grof zand als val dempende ondergrond bij de openbare speeltoestellen. Zand was goedkoop in aanschaf en verwerking, zand was goedkoop in onderhoud en voldeed en voldoet als valdemping aan de regelgeving (valhoogte max.3.00m). Er is een inventarisatie gemaakt van de valhoogte en de aanwezige valondergrond per speeltoestel in de gemeente. Omdat volgens de regelgeving gras tegenwoordig kan voldoen als valondergrond tot een valhoogte van 1,50m, speelt de eventuele vervanging van zand door rubbertegels vooral bij de toestellen met een valhoogte boven de 1.50m. Als valondergrond bij toestellen tussen de 1,50m en 3,00m voldoet de huidige ondergrond van grof zand aan de regelgeving. De reden om het zand te vervangen door rubbertegels is dan alleen om het probleem van de kattenpoep in het zand te voorkomen. Bovendien is er het dan voor de kinderen niet meer mogelijk om in het zand te spelen, wat wel veel gebeurt. Om de val dempende zandondergrond te vervangen bij de speeltoestellen met een valhoogte boven de 1.50m door rubbertegels moet rekening worden gehouden met een investering van ongeveer € 80 per m². Over alle openbare speelplaatsen in de gemeente gaat het dan om ongeveer 450m². De werkzaamheden hierbij zijn verwijderen van het aanwezige zand, aanbrengen en leveren straatzand, verdichten zandcunnet, aanbrengen van een opsluiting van betonbanden en rubbertegels en afwerken van het geheel. Bij de toestellen met een lagere valhoogte (onder de 1.50m) kan de zandondergrond ook worden vervangen door gras. Dit kost beduidend minder maar er moet toch worden gerekend met ongeveer € 25 euro per m². Hierbij gaat het over alle speelplaatsen binnen de gemeente om ongeveer 750m². De werkzaamheden hierbij zijn deels verwijderen van het aanwezige zand, leveren en aanbrengen teelaarde, doormengen en egaliseren, leveren en aanbrengen blokzoden. Door het gebruik van blokzoden is de speelplaats direct weer bruikbaar. Inzaaien met graszaad kan ook maar dan kan er een aantal weken (minimaal acht) geen gebruik worden gemaakt van het speeltoestel om het gras voldoende dicht te laten groeien. De speeltoestellen op de speelplaats aan De Omloop hebben een maximale valhoogte van 1.24m, dus ruim beneden de 1.50m. Rubbertegels als vervanging van zand in de valondergrond is hier dus niet nodig. Een grasondergrond is hier voldoende als valdemping. Een afvalbak is geen verplicht onderdeel op een speelplaats en als deze wordt gebruikt om zakjes hondenpoep kwijt te raken is het beter om de bak te verwijderen. Financiële gevolgen: leveren en aanbrengen rubbertegels voor totaal 450m²: 450m² x € 80 = € 36.000; leveren en aanbrengen blokzoden voor totaal 750m²: 750m² x € 25 = € 18.750. De totale investering voor het vervangen van de bestaande valondergronden voor rubbertegels en blokzoden bedraagt dan € 54.750 excl. BTW. Door inzet van medewerkers en materieel van de buitendienst/detachering kan er op de aanlegkosten worden bespaard. Inzet vindt plaats vanuit de post onderhoud groen. De totale investering bedraagt dan circa € 33.000 excl. BTW. Hiervoor zijn in de begroting geen middelen opgenomen. Derhalve wordt gevraagd deze middelen beschikbaar te stellen. De vervanging van de ondergrond kan over meerdere jaren worden uitgesmeerd. Als dit in drie jaren gerealiseerd moet worden betekent dit voor 2016 t/m 2018 dat er jaarlijks € 11.000 beschikbaar zou moeten zijn.
17
6. NIEUWE AANLEG Tot nu toe ontbraken de kaders waarbinnen de gemeente kon toetsen of ze wel of niet op een bepaald verzoek voor aanleg van speelvoorzieningen moesten in. Wij stellen u daarom voor om de komende jaren onderstaand toetsingskader te hanteren. 1. De toestellen voldoen aan de veiligheidseisen van het Attractiebesluit Volgens het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen (1996) moeten speeltoestellen veilig zijn, waarbij voor nieuwe toestellen geldt dat ze van een certificaat en typekeuring zijn voorzien. Alle speeltoestellen die zijn gebouwd na 26 maart 1997 worden gecertificeerd door een van de keuringsinstellingen die de overheid heeft aangewezen. 2. Aantal en spreiding van speelplekken per wijk worden gerelateerd aan de landelijke normering en bevolkingsopbouw In het toekennen van verzoeken om speelplekken worden de landelijke richtlijnen van NUSO/Jantje Beton (zie paragraaf 2.2) gehanteerd. Dit betekent dat er rekening gehouden wordt met de actieradius die kinderen in verschillende leeftijdsgroepen hebben. Hierbij wordt rekening gehouden met barrières zoals drukke wegen. Zolang de vierkante meters niet bekend zijn wordt uitgegaan van het aantal kinderen per wijk dat volgens de norm gebruik zou kunnen maken van een bepaalde speelplek. Er wordt altijd rekening gehouden met de bevolkingsopbouw en -ontwikkeling per wijk. In nieuwe woonwijken wordt er naar gestreefd om aan de 3% “norm” te voldoen. 3. Bij de inrichting van speelplekken is aandacht voor verschillende spelvormen Bij de (her)inrichting van speelruimte wordt er zoveel mogelijk rekening gehouden met verschillende spelvormen (zie paragraaf 1.2). Er wordt geprobeerd de plekken zodanig in te richten dat er gelegenheid is voor bewegingsspel, constructiespel, rollenspel, regel- en wedstrijdspel en ontmoeting en rust. Op deze manier krijgen kinderen de kans meerdere vormen van spelen naast of achter elkaar te doen. De inrichting van een speelplaats bestaat in hoofdzaak uit minimaal drie toestellen of spelaanleidingen en de valondergrond bestaat uit grof zand. Als het nodig is wordt een speelplaats voorzien van een hekwerk of haag om de speelplaats af te schermen van het verkeer, water en honden. De speelplaatsen worden voorzien van een bordje “verboden voor honden”. 4. De (her)inrichting van speelplekken vindt plaats in samenspraak met de buurt, omwonenden en gebruikers Bij de (her)inrichting van speelplekken worden gebruikersgroepen geformeerd. Gezamenlijk worden de ideeën verder uitgewerkt. Het proces moet leiden tot een breed gedragen speelvoorziening, een gedeelde verantwoordelijkheidsgevoel voor de speelvoorziening en verminderde overlast. 5. De aanleg van nieuwe speelplekken of herinrichting van bestaande speelplekken kan uiteraard alleen plaatsvinden als daarvoor voldoende budget gevonden wordt De aanleg van speelplaatsen is duur. Dit komt voornamelijk door alle wettelijk eisen die er aan de toestellen, valondergrond en inrichting van een speelplaats worden gesteld. In de praktijk worden er alleen nieuwe speelplekken aangelegd in uitbreidingsplannen en renovatie van een speelplek vindt vaak plaats bij de herinrichting van een oudere woonwijk. 6.Voor het veilig in stand houden van de speelplaatsen is jaarlijks voldoende budget nodig Het is verplicht om de speeltoestellen te laten inspecteren (kwartaal- en jaarinspecties) door een erkend inspecteur. De inspecties worden bijgehouden in een logboek, hierin staan ook de eventuele geconstateerde gebreken en reparaties vermeld op datum. Voor de inspecties, reparaties, onderhoudswerkzaamheden, controle en eventueel het vervangen van een toestel is voldoende budget nodig.
18
7. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Aantal, spreiding en variatie van speelplekken In de meeste dorpen/wijken zijn (meer dan) voldoende speelplekken op wijk/buurtniveau voor de leeftijdsgroep van 6-12 jaar. De variatie in toestellen is redelijk. Speelplekken dienen aanleiding te geven tot beweging, balspel, fantasiespel, constructiespel en rust (voor toelichting op spelvormen zie paragraaf 1.3). De meeste plekken zijn vooral gericht op beweging en balspel. De speelplekken worden vooral getypeerd als “niet avontuurlijk”. Er is tevens behoefte aan meer “natuurlijke” speelplekken. Specifiek voor de kinderen van 6-12 jaar is er weinig anders dan duikelrekken, evenwichtsbalken, schommels, glijbanen en een klimtoestel. Daarmee lijken de meeste plekken ingericht voor meisjes. Jongens kunnen uiteraard ook gebruik maken van deze toestellen, maar uit ervaring blijkt dat naarmate ze ouder worden (vanaf 10 jaar) ze hierdoor niet meer worden uitgedaagd. Voor hen blijft dan een trapveld of informele speelplek over. Voor de kinderen tot 6 jaar zijn er in alle dorpen/wijken te weinig specifieke speelplekken. Wel beschikken de meeste plekken op buurtniveau over wipkippen, huisjes of glijbanen die ook geschikt zijn voor deze leeftijdsgroep. Deze zijn alleen niet afgescheiden van de rest van de toestellen. Hierbij moet wel in acht worden genomen dat de meeste kinderen uit deze leeftijdsgroep spelen in de eigen tuin of onder toezicht van een oudere op een speelplaats. Er wordt in de meeste wijken voldoende gebruik gemaakt van de bestaande speelplekken. Uitzondering hierop is momenteel de speelplaats aan het Buurlandt. De kinderen waarvoor deze speelplaats destijds is aangelegd zijn inmiddels te oud geworden. In deze buurt zijn nu niet veel jonge kinderen meer. Speel- en ontmoetingsplekken voor jongeren Voor de hele gemeente Marum zijn er voor 12-18 jarigen alleen speel- en ontmoetingsplekken in de vorm van trapveldjes. Volgens de normering zouden er tien plekken moeten zijn en die zijn er ook. De gemeente Marum heeft in bijna ieder dorp een of meerdere trapveldjes behalve in Niebert. In Marum is ook een fietscrossbaantje. In De Wilp wordt er bij het trapveldje aan De Stoeken een basketbalpaal geplaatst. Deze takken van sport lijken met name gericht op jongens. Voor meisjes in deze leeftijdsgroep zijn weinig voorzieningen. Bij de brommerronde in het kader van het kernenbeleid is op verschillende scholen door met name kinderen uit groep 8 aangegeven dat zij behoefte hebben aan meer op hun leeftijd aangepaste speelvoorzieningen. Jongeren worden onvoldoende betrokken en krijgen te weinig verantwoordelijkheid bij de (her)inrichting en het gebruik van de speelplekken. Het jongerenwerk kan hierin wellicht een rol vervullen. Wanneer jongeren een idee hebben of initiatief nemen duurt het traject bij de totstandkoming ervan vaak lang. Maar in bepaalde gevallen kan het ook snel. Zo is de fietscrossbaan in Marum, waarvan het plan als burgerinitiatief is ingediend binnen een half jaar gerealiseerd. Op diverse plekken is sprake van overlast door jongeren. Dit uit zich in vernieling, vervuiling en geluidsoverlast. Veiligheid De ruim 90 toestellen voldoen allemaal aan de veiligheidseisen. Er wordt regelmatig (klein) onderhoud verricht aan de toestellen. Van de bij de inspectie geconstateerde gebreken en de daar uit voortvloeiende werkzaamheden hebben meestal betrekking op het opheffen van kleine gebreken zoals ontbrekende doppen, een kapot zitje, onvlakke ondergrond. Een aantal kleine gebreken worden tijdens de inspectie direct verholpen. De ondergrond van de valzone (te kleine afmeting of onvlakke ondergrond) wordt regelmatig bijgewerkt door medewerkers van de gemeentelijke buitendienst. In enkele gevallen is er sprake van beschadigde toestellen of ontbreken van onderdelen. Deze gebreken worden na opdracht door een gespecialiseerd bedrijf hersteld en als het nodig is vervangen.
19
Schoolpleinen Schoolpleinen zijn na schooltijd geen openbaar terrein. Desondanks komen er na schooltijd wel kinderen te spelen. De schoolbesturen staan negatief tegenover het openstellen van schoolpleinen na schooltijd. Een aantal jaren geleden zijn de scholen voorzien van een hekwerk om de jeugd buiten het schoolplein te houden. De reden voor het plaatsen van de hekwerken waren vernielingen aan schoolgebouwen en toestellen en afval in de vorm van spuiten, verpakking van drugs en anticonceptiemiddelen. Informele speelplekken Er is geen inzicht verkregen in de specifieke informele speelplekken. In zijn algemeenheid kunnen worden genoemd: op straat, openbare grasvelden, dorpsbossen, op het schoolplein of sportvelden. Financiën Vervanging- en grootonderhoudskosten vraagt om structureel € 6.500 per jaar. Deze middelen zijn niet opgenomen in de begroting. Voor de vervanging van de valondergronden is voor de periode 2016 tot en met 2018 jaarlijks € 11.000 nodig. Nieuwe aanleg Indien er sprake is van de nieuwe aanleg van een speelvoorziening moet hiervoor dan wel dekking gevonden binnen een nieuwbouw-/renovatieplan voor wonen dan wel door een kredietaanvraag bij de gemeenteraad.
20