Normatieve huisvestingscomponent (NHC) voor de jeugdzorg
Vastgesteld door
het College bouw zorginstellingen op 20 november 2006
Uitgebracht
11 december 2006
© College bouw zorginstellingen, 2006 Rapportnummer 602 ISBN-10: 90-8517-077-X ISBN-13: 978-90-8517-077-8
NHC’s voor de Jeugdzorg
INHOUDSOPGAVE Samenvatting
I
1.
Inleiding
1
2.
De normatieve huisvestingscomponent
3
3.
Onderzoeksopzet
5
4.
Ruimtelijke uitgangspunten voor jeugdzorgvoorzieningen
8
5.
Uitgangspunten bouw- en investeringskosten
14
6.
De normatieve huisvestingscomponent
19
Bijlage 1: Ruimtelijke uitgangspunten Bijlage 2: Kostengegevens recent opgeleverde jeugdzorgprojecten Bijlage 3: Lijst met bij het onderzoek betrokken instellingen en personen
Cbz/nr: 0608-06
NHC’s voor de Jeugdzorg
0.
SAMENVATTING
Bij brief van 16 juni 2006 vraagt de Directeur Generaal Maatschappelijke Zorg van VWS aan het College bouw zorginstellingen (het Bouwcollege) een rapport te willen opstellen over de mogelijkheden om in de sector jeugdzorg een NHC-bekostigingsmethodiek te introduceren. Een van de redenen om dit verzoek aan het Bouwcollege te richten is dat het Bouwcollege betrokken is geweest bij het opstellen van het rapport “Quick scan in de care” van 7 april 2006 1. De uitgangspunten uit dit rapport zouden gebruikt kunnen worden om een vergelijkbare aanpak voor de jeugdzorg uit te werken. De jeugdhulpverlening (ofwel provinciale jeugdzorg) 2, waarop dit rapport betrekking heeft, wordt op dit moment bekostigd via provinciale subsidies. Om de instellingen te stimuleren tot meer efficiency wordt gewerkt aan een meer prestatiegerichte bekostiging. Door producten te definiëren waar in de toekomst prijzen aan gekoppeld zullen gaan worden ontstaat de vraag welke kosten door deze prijzen gedekt zullen gaan worden. VWS heeft er op dit punt voor gekozen om, vergelijkbaar met wat in de care wordt voorzien, integrale kostprijzen te hanteren, waarmee zowel de activiteiten als de kosten voor de gebouwde infrastructuur gedekt worden. Hierdoor worden jeugdzorginstellingen zelf verantwoordelijk voor hun investeringen, waarvoor zij een herkenbare toeslag in hun productprijzen krijgen. Een dergelijke toeslag wordt aangeduid met de term normatieve huisvestingscomponent ook wel afgekort tot NHC. Een NHC is een component van de totale productprijs die instellingen in staat moet stellen om in gebouwen te investeren als dat redelijkerwijs nodig is en deze ook vervolgens in goede conditie te houden gedurende een gebruiksduur die in de sector passend wordt geacht. Om een huisvestingscomponent te kunnen bepalen is het nodig om tenminste drie vragen te beantwoorden: 1. Hoe groot in (termen van bruto m²) zouden nieuw te bouwen voorzieningen gemiddeld moeten zijn? 2. Welke investeringskosten per m² zouden moeten gelden voor deze voorzieningen? 3. Welke investeringen zijn nodig over de levensduur van deze voorzieningen? Het Bouwcollege zou bij de beantwoording van deze vragen gebruik moeten maken van bekende uitgangspunten uit de AWBZ, maar tegelijkertijd oog moeten hebben voor overeenkomsten en verschillen tussen beide sectoren. Dit geldt ook voor de kostenuitgangspunten. VWS is overigens niet voornemens om bouwmaatstaven of prestatie-eisen in formele zin te gaan hanteren. Voor wat betreft de investeringen over de levensduur van de voorziening zou moeten worden uitgegaan van de in het rapport “Quick scan in de care” ontwikkelde modellen. De aldus geformuleerde hypothesen met betrekking tot ruimtegebruik, kosten en levensduurpatronen zijn getoetst in gesprekken en met verkregen materiaal van instellingen voor jeugdzorg. Voor wat het ruimtegebruik betreft sluit de jeugdzorg het beste aan bij de kinder- en jeugdpsychiatrie en de zorg voor LVG-jongeren. Aangezien het vooral gaat om behandeling en om kinderen zijn ruimteeisen met betrekking tot de kamergrootte bescheiden. Veelal wordt er bewust voor gekozen om slechts met slaapkamers te volstaan omdat kinderen overdag geacht worden in de woonkamer te zijn. Overigens lijken meerpersoonskamers in de jeugdzorg niet of nauwelijks voor te komen. 1 2
Signaleringsrapport “Quick scan in de care”, College bouw zorginstellingen, Prismant, CTG/ZAio, 7 april 2006 (rapportnr. 593) In dit rapport wordt verder gemakshalve gesproken over ‘de jeugdzorg’.
Cbz/nr: 0608-06
I
NHC’s voor de Jeugdzorg
Voor wat de kostenuitgangspunten betreft is voor de zwaarste voorzieningen in de sector, de residentiële voorzieningen, aangesloten op de kinder- en jeugdpsychiatrie. Separeervoorzieningen zijn daarbij buiten beschouwing gebleven omdat deze in de jeugdzorg niet voorkomen. Wel is gerekend met een beperkte toeslag voor verzwaarde uitvoering in verband met gedragsproblemen. Deze kan in de AWBZ prestatie-eisen maximaal 10% bedragen. Voor de jeugdzorg wordt uitgegaan van 5%, waarmee in de gemiddelde groepswoning lijkt te kunnen worden volstaan. In de jeugdzorg blijkt het verder nodig te zijn een specifiek levensduur-investeringspatroon te hanteren, dat afwijkt van het AWBZ-model met een midlife renovatie. Het verschil is dat de midlife renovatie die in de AWBZ zowel op functionele als bouwtechnische aanpassingen wordt toegeschreven, in de jeugdzorg slechts op technische instandhouding betrekking heeft. Omdat renovaties in de AWBZ ongeveer voor de helft aan functionele aanpassingen en voor de andere helft aan technische aanpassingen kunnen worden toegeschreven, wordt de midlife renovatie op 25% van nieuwbouwkosten gesteld. Model: levensduur investeringen in de jeugdzorg; technische veroudering / renovatie na 20 jaar, nieuwbouw na 40 jaar Jaar Investering Soort investering Opmerkingen 0 100% Eenmalig 1-9 0,8% Jaarlijks 10-19 1,7% Jaarlijks 20 25% Eenmalig Renovatie, technische aanpassingen en upgrading 21-40 0,8% Jaarlijks 40 100% Eenmalig Nieuwbouw (start nieuwe cyclus)
Bovenstaande tabel leidt tot investeringen over de levensduur van in totaal 165% van nieuwbouwkosten. In de tabel wordt geabstraheerd van een restwaarde van de voorzieningen na 40 jaar. Dit is naar analogie van wat in de zorg en in de volkshuisvesting gebruikelijk is. Overigens zal een deel van de voorzieningen, gegeven de mate van courantheid van de panden, wel degelijk in de praktijk een restwaarde hebben. Ook in de volkshuisvesting is dit het geval, in de zorg in beperkte mate. Op basis van het voorgaande kan een NHC berekend worden die 7,2% bedraagt van nieuwbouwkosten. Dit bedrag dient uiteraard jaarlijks geïndexeerd te worden. Bij deze berekening is conform de afspraak met VWS uitgegaan van een discontovoet van 6,5%, gelijk aan wat in het rapport “Quick scan in de care” is gedaan. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de NHC is berekend met het oog op investeringen tijdens een 40jarige gebruiksperiode, inclusief startkosten, rente tijdens de bouw en rente over de grondkosten. Overigens is de NHC als percentage berekend door genoemde kosten te relateren aan nieuwbouwkosten exclusief grond. Dit leidt tot de volgende tabel: Ruimtebeslag per plaats Residentieel Groepswonen 42 Gezinswonen 37 (Semi) zelfstandig 37 wonen
Cbz/nr: 0608-06
Investeringskosten NHC / plaats nieuwbouw/plaats (aanvangsjaar) € 74.192 € 55.598 € 55.598
€ 5.341/ jaar € 4.003 jaar € 4.003/ jaar
II
NHC’s voor de Jeugdzorg
Dagbehandeling Medische 26 kinderdagverblijven Boddaertcentra 17 Ondersteunende 2,85 diensten Ruimtebeslag per fte 20,8 Ambulante zorg
€ 43.088
€ 3.102/ jaar
€ 28.173 € 4.472
€ 2.028/ jaar € 321/ jaar
Investeringskosten nieuwbouw/fte € 32.634 € 2.350/ jaar
Binnen de NHC-vergoeding kunnen instellingen de vrijheid krijgen om te kiezen tussen zelf bouwen, aankopen en verbouwen van bestaande panden of huren. In de berekende bedragen is geen rekening gehouden met een eventuele restwaarde van vastgoed. Vanzelfsprekend kan deze alleen maar optreden bij panden die in eigendom zijn. In de berekende NHC is vooralsnog uitgegaan van 6,5% rente over een gemiddelde grondkostennorm. Van grondkosten is uiteraard bekend dat deze regionaal sterk kunnen variëren. In hoeverre met deze variatie geheel of gedeeltelijk rekening zou moeten worden gehouden is een beleidsvraag. De verschillen in termen van een NHC-vergoeding zijn echter marginaal. De NHC’s zijn hier per type voorziening gepresenteerd. De ondersteunende diensten zijn apart gepresenteerd maar kunnen, wanneer dat door de gekozen bekostigingssystematiek nodig is, uiteraard in de diverse andere NHC’s versleuteld worden.
Cbz/nr: 0608-06
III
NHC’s voor de Jeugdzorg
1. INLEIDING
Bij brief van 16 juni 2006 vraagt de Directeur Generaal Maatschappelijke Zorg van VWS aan het College bouw zorginstellingen (het Bouwcollege) een rapport op te stellen over de mogelijkheden om in de sector jeugdzorg een NHC-bekostigingsmethodiek te introduceren. Een van de redenen om dit verzoek aan het Bouwcollege te richten is dat het Bouwcollege betrokken is geweest bij het opstellen van het rapport “Quick scan in de care” van 7 april 20063. De uitgangspunten uit dit rapport zouden gebruikt kunnen worden om een vergelijkbare aanpak voor de jeugdzorg uit te werken. De jeugdhulpverlening (ofwel provinciale jeugdzorg)4, waarop dit rapport betrekking heeft, wordt op dit moment bekostigd via provinciale subsidies. Om de instellingen te stimuleren tot meer efficiency wordt gewerkt aan een meer prestatiegerichte bekostiging. Door producten te definiëren waar in de toekomst prijzen aan gekoppeld zullen gaan worden ontstaat de vraag welke kosten door deze prijzen gedekt zullen gaan worden. VWS heeft er op dit punt voor gekozen om, vergelijkbaar met wat in de care wordt voorzien, integrale kostprijzen te gaan hanteren, waarmee zowel de activiteiten als de kosten voor de gebouwde infrastructuur gedekt worden. Hierdoor worden jeugdzorginstellingen zelf verantwoordelijk voor hun investeringen, waarvoor zij een herkenbare toeslag in hun productprijzen krijgen. Een dergelijke toeslag wordt aangeduid met de term normatieve huisvestingscomponent ook wel afgekort tot NHC. Een NHC is een component van de totale productprijs die instellingen in staat moet stellen om in gebouwen te investeren als dat redelijkerwijs nodig is en deze ook vervolgens in goede conditie te kunnen houden gedurende de gebruiksduur die in de sector passend wordt geacht. Het Bouwcollege heeft in zijn aanpak zoveel mogelijk gebruik gemaakt van analyses en uitgangspunten uit de AWBZ. Voor een deel was dit overigens ook onvermijdbaar omdat zaken als oppervlakteuitgangspunten zoals neergelegd in de AWBZ-prestatie-eisen in de jeugdzorg ontbreken. Bovendien waren al deze uitgangspunten in het eerder genoemde rapport “Quick scan in de care” zo systematisch uitgewerkt dat hiermee een goede basis werd verkregen voor een NHC in de jeugdzorg. Aan de hand van een confrontatie van deze uitgangspunten met recente bouw in de jeugdzorg is getoetst of de vanuit de aanpalende sectoren in de AWBZ (kinder– en jeugdpsychiatrie en LVGj zorg) geformuleerde uitgangspunten met betrekking tot m² en de bijbehorende kosten aansluiten bij de praktijk in de jeugdhulpverlening. Vervolgens zijn op basis hiervan NHC’s bepaald volgens een tweetal lifecycle-patronen zoals die in het Quick scan onderzoek zijn bepaald. Daarna heeft nog een toetsing plaatsgevonden van de via de NHC beschikbaar te stellen middelen aan de over een reeks van jaren geschatte behoefte. Ten behoeve van de totstandkoming van dit rapport is dankbaar gebruik gemaakt van materiaal dat door diverse jeugdzorginstellingen is aangeleverd en is met een groot aantal functionarissen gesproken. Het conceptrapport is op 30 oktober 2006 besproken met de technische werkgroep “onderzoek normprijzen” van de MO-groep en de directie jeugdzorg van VWS. Na een omschrijving van de beleidsmatige achtergronden van de NHC-systematiek in hoofdstuk 2 wordt in hoofdstuk 3 de onderzoeksopzet nader toegelicht. Hier wordt met name ingegaan op welk gemiddeld investeringspatroon kenmerkend is voor de jeugdzorg. In hoofdstuk 4 worden de zorginhoudelijke en 3 4
Signaleringsrapport “Quick scan in de care”, College bouw zorginstellingen, Prismant, CTG/ZAio, 7 april 2006 (rapportnr. 593) In dit rapport wordt verder gemakshalve gesproken over ‘de jeugdzorg’.
Cbz/nr: 0608-06
1
NHC’s voor de Jeugdzorg
ruimtelijke uitgangspunten ofwel het voor de NHC-berekening te hanteren referentiekader voor verblijfsen dagbehandelingsvoorzieningen omschreven. Vervolgens besteedt hoofdstuk 5 aandacht aan de te hanteren uitgangspunten voor bouw- en investeringskosten, grotendeels afgeleid van de kostennormen zoals deze voor AWBZ-voorzieningen binnen het bouwregime gelden. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een mogelijke NHC per te onderscheiden jeugdzorgfunctie doorgerekend.
Cbz/nr: 0608-06
2
NHC’s voor de Jeugdzorg
2. DE NORMATIEVE HUISVESTINGSCOMPONENT
Het idee achter de normatieve huisvestingscomponent (NHC) is dat het mogelijk zou moeten zijn om een bekostiging aan de hand van onderscheiden producten te laten plaatsvinden. De prijzen die dan voor deze producten worden gerekend zouden dan integrale kostprijzen moeten zijn, die zowel dienen ter dekking van alle zorgactiviteiten, maar ook voor het beschikbaar hebben van zorginfrastructuur in de vorm van gebouwen voor verblijf, behandeling, etc. Het concept van de normatieve huisvestingscomponent is bedacht om deregulering op het gebied van zorgbouw te kunnen doorvoeren. Waar tot op heden in veel situaties een individuele goedkeuring van projecten en de daaraan verbonden budgetmutaties nodig zijn, kunnen instellingen in de nabije toekomst voor onderscheiden producten kostprijzen in rekening brengen inclusief een huisvestingscomponent. In een systeem van individuele goedkeuringen van investeringsplannen worden aanvragen gehonoreerd binnen een kader dat hiervoor beschikbaar is. Wil een dergelijk kader toereikend zijn en blijven dan moet een dergelijk kader op macroniveau jaarlijks aangepast worden aan de ontwikkeling van de bouwkosten. Een dergelijke aanpak wordt bijvoorbeeld door VWS ook gevolgd voor de kaders voor bouw via het Bouwregime van de WTZi. Stapt men over op een systeem waarbij de bouwkosten op instellingsniveau genormeerd zijn, zoals de NHC, dan zal indexering op deze norm toegepast moeten worden. De huisvestingscomponent wordt een onderdeel van een totale productprijs. Indien een instelling voldoende productie levert kan daarmee een inkomstenstroom worden gegenereerd die ook toereikend is om de huisvestingslasten te dekken. Het hanteren van een huisvestingscomponent betekent in feite dat investeringen in huisvesting, die in belangrijke mate ongelijk gespreid zijn in de tijd moeten worden herverdeeld over de levensduur van de voorziening. Om deze reden focust een NHC-benadering op de investeringskosten en niet op gebouwgerelateerde kosten als onderhoud, schoonmaak, energie etc. Deze laatste kosten worden namelijk geacht wel jaarlijks in gelijke mate voor te komen, zodat een rekenkundige herverdeling van deze kosten over de gebruiksduur niet nodig is. De NHC vervangt dus uitsluitend de vergoeding voor investeringen dan wel rente en afschrijving of huur5. Huisvestingslasten zijn dus meer dan alleen de initiële investeringskosten. Ook tijdens de levensduur van een gebouw is periodiek onderhoud en aanpassing nodig. Aanpassingen kunnen zowel functioneel van aard zijn en voortkomen uit zorginzichten of maatschappelijke opvattingen of technisch van aard zijn. Omdat deze kosten uiteraard in de loop van de tijd veranderen is het nodig de normatieve huisvestingscomponent jaarlijks aan te passen voor inflatie. De NHC heeft daardoor een verloop dat erg lijkt op de wijze waarop verhuurders de huur van woningen jaarlijks aanpassen. Wel kan de aanpassing van woninghuur met een ander percentage plaatsvinden dan de gemiddelde inflatie. Of huur, koop of bouwen in eigendom de meest verstandige optie is blijkt in de praktijk vaak erg situatiegebonden. De NHC-systematiek laat de keuzevrijheid hiervoor in principe bij de instellingen.
5
Strikt genomen kunnen er in huur naast de zogenaamde kale huur tevens bedragen voor klein onderhoud, bijvoorbeeld schilderwerk zijn opgenomen.
Cbz/nr: 0608-06
3
NHC’s voor de Jeugdzorg
In de praktijk blijkt het vaak zo te zijn dat naarmate gebouwen couranter zijn huur gemakkelijker te realiseren is en naarmate gebouwen specifieker zijn huren lastiger wordt, doordat de risico’s voor de verhuurder toenemen. Ook de periode waarvoor men van een gebouw gebruik denkt te maken kan de keuze tussen huur, koop of bouwen in eigendom beïnvloeden.
Cbz/nr: 0608-06
4
NHC’s voor de Jeugdzorg
3. ONDERZOEKSOPZET
Om een huisvestingscomponent te kunnen bepalen is het nodig om tenminste drie vragen te beantwoorden: 1. Hoe groot in (termen van bruto m²) zouden nieuw te bouwen voorzieningen gemiddeld moeten zijn? 2. Welke investeringskosten per m² zouden moeten gelden voor deze voorzieningen? 3. Welke investeringen zijn nodig gedurende de levensduur van deze voorzieningen? Hoewel bij het bepalen van de NHC gebruik is gemaakt van in de AWBZ gangbare prestatie-eisen (maatstaven), moet uitdrukkelijk gesteld worden dat zij in dit rapport slechts zijn gebruikt voor het formuleren van ruimtelijke uitgangspunten. Voor de jeugdzorg ligt het voor zover bekend niet in de bedoeling om prestatie-eisen of maatstaven in formele zin te op te stellen. Dit rapport moet daarbij overigens ook als een technische analyse worden beschouwd waarin geen beleidskeuzes worden gemaakt. Het Bouwcollege is door VWS gevraagd om vanwege zijn specifieke ervaring met bekostigingssystemen voor vastgoed de onderhavige rapportage op te stellen. Het Bouwcollege streeft daarbij naar een zo objectief mogelijke beschrijving van de huidige praktijk van bouwen in de sector jeugdzorg. Op deze praktijk worden dan de voorstellen voor een in te voeren NHC gebaseerd. Per onderdeel van de drie hierboven genoemde stappen zal dus vanuit de AWBZ-praktijk, rekening houdend met de bekende verschillen met de jeugdzorg, een voorlopig uitgangspunt worden geformuleerd dat vervolgens zo goed mogelijk en binnen de voor het onderzoek beschikbare tijd zal worden vergeleken met de jeugdzorgpraktijk. Ad 1) Uitgangspunten voor nieuwbouw m² Zoals al in de inleiding is aangegeven is het vertrekpunt geweest om niet vanaf de grond iets nieuws te ontwerpen maar te toetsen in hoeverre de AWBZ-prestatie-eisen van het Bouwcollege zouden passen bij de nieuwbouwpraktijk van de jeugdzorg. Hiermee is natuurlijk niet gezegd dat deze twee sectoren qua uitgangspunten voor de bouwkundige infrastructuur identiek zijn. Er zijn overeenkomsten en verschillen. De concepten uit de AWBZ dienden ook nadrukkelijk vergeleken te worden met datgene dat in de jeugdzorg gangbaar is. Op voorhand was al duidelijk dat in tegenstelling tot de kinder- en jeugdpsychiatrie separeerkamers in de jeugdzorg over het algemeen niet gebruikelijk zijn. Een ander in het oog springend verschil is dat in de AWBZ over het algemeen met kleinere groepen wordt gewerkt dan in de jeugdzorg. Op deze wijze zijn voor een aantal relevante voorzieningen zoals de residentiële voorzieningen, de MKD’s, de Boddaertcentra, gezinshuizen etc. uitgangspunten geformuleerd. Vervolgens zijn deze getoetst in een aantal interviews alsmede aan van jeugdzorginstellingen verkregen materiaal met betrekking tot recente bouwplannen. Hierbij kan worden opgemerkt dat er een grote bereidheid gebleken is bij jeugdzorginstellingen om materiaal beschikbaar te stellen. Dit is de betrouwbaarheid van de uitkomsten zeer ten goede gekomen. Ad 2) Kostenuitgangspunten Naast ruimtelijke uitgangspunten is het voor een te ontwikkelen normatieve huisvestingscomponent tevens nodig om uitgangspunten met betrekking tot de investeringskosten te formuleren. Hierbij is in beginsel uitgegaan van de meest vergelijkbare voorzieningen (kinder- en jeugdpsychiatrie) uit de AWBZ, waarvoor de kostenniveaus staan beschreven in de Bouwkostennota 2006 van het Bouwcollege. Deze
Cbz/nr: 0608-06
5
NHC’s voor de Jeugdzorg
Bouwkostennota is een document dat jaarlijks door het Bouwcollege wordt uitgebracht en waarin ondermeer de kostennormen worden vastgelegd die voor de uitvoering van de WTZi benodigd zijn. Om tot deze kostennormen te komen voert het Bouwcollege jaarlijks kostenanalyses uit of laat deze uitvoeren. Er is op deze wijze dus sprake van kostennormen die zowel periodiek gecheckt worden als aangepast aan het dan geldende prijspeil. Ad 3) Levensduurkosten Voorafgaand aan de verlening van de definitieve opdracht is met VWS en de MO-groep over dit onderdeel gesproken en is geconcludeerd dat het zeer moeilijk zal zijn om op dit onderdeel een voldoende betrouwbaar beeld te verkrijgen van de over een lange reeks van jaren (bij voorkeur de volledige levensduur of gebruiksduur van een voorziening) van de instandhoudinginvesteringen. Een van de moeilijkheden is gelegen in het feit dat er tussen instellingen en provincies een variatie is aan financieringswijzen en afschrijvingsmethodieken. Om die reden is afgesproken om in eerste instantie uit te gaan van een tweetal modellen, dat in het rapport “Quick scan in de care” beschreven staat. In genoemd rapport is op basis van dossieronderzoek voor een populatie van 10% van de voorzieningen per onderscheiden deelsector nagegaan welke instandhoudinginvesteringen hebben plaatsgevonden over een lange periode. De lengte van deze periode was afhankelijk van de dossiers en startte gemiddeld in ca. 1970. De bedoelde modellen worden in onderstaande tabellen weergegeven: Model: technische en functionele veroudering / nieuwbouw na 30 jaar Jaar Investering Soort investering Opmerkingen 0 100% Eenmalig 30 100% Eenmalig Grootschalige investering 1-30 0,8% Jaarlijks Beperkte instandhoudingsgelden
Model: technische en functionele veroudering / renovatie na 20 jaar, nieuwbouw na 40 jaar Jaar Investering Soort investering Opmerkingen 0 100% Eenmalig 1-9 0,8% Jaarlijks 10-19 1,7% Jaarlijks 20 50% Eenmalig Renovatie, waarvan 40% tot 60% technische aanpassingen 21-40 0,8% Jaarlijks 40 100% Eenmalig Nieuwbouw (start nieuwe cyclus)
Zoals is te zien kennen beide modellen jaarlijkse investeringen in de vorm van kleine bouwkundige ingrepen. Wat de beide modellen verschillend maakt is de gebruiksduur van de voorziening en het al of niet uitvoeren van een midlife renovatie. Zoals gezegd is voor de AWBZ-sectoren gekomen tot deze twee modellen op basis van een uitgebreide dossieranalyse. Voor de verpleeghuizen kon deze op gebouwniveau worden uitgevoerd. De daar gevonden twee typische investeringsgeschiedenissen zijn in de bovenstaande tabellen enigszins gestileerd weergegeven. Deze gevonden patronen zijn vervolgens geconfronteerd met het materiaal dat op instellingsniveau voor de gehandicaptenzorg en de GGZ beschikbaar was en bleken daar goed bij aan te sluiten.
Cbz/nr: 0608-06
6
NHC’s voor de Jeugdzorg
De voorzieningen voor jeugdzorg vertonen qua gebouwen een zekere mate van gelijkenis met voorzieningen voor kinder- en jeugdpsychiatrie en voor LVGj voorzieningen6. Op basis van gesprekken en verkregen inzichten7 is de hypothese dat de investeringspatronen waar het rapport “Quick scan in de care” toe concludeert niet geheel bevestigd. Weliswaar wordt ook in de jeugdzorg een belangrijk deel van de gebouwen gerenoveerd maar de renovaties lijken vooral tot doel te hebben om de gebouwen technisch op peil te houden. De noodzaak hiertoe vloeit voort uit enerzijds normale slijtage, anderzijds een extra snelle achteruitgang van het inbouwpakket ten gevolge van een zeer intensief gebruik, dat deels met de aard van de doelgroep te maken heeft. Dat in de jeugdzorggebouwen geen ingrijpende functionele aanpassingen plaatsvinden, bijvoorbeeld in de vorm van een ruimtelijke herindeling, zou verklaard kunnen worden uit het feit dat privacy-eisen waar in de AWBZ nog steeds niet overal aan voldaan wordt in de jeugdzorg reeds lang gemeengoed zijn. Gezien het bovenstaande is het nodig om voor de jeugdzorg een specifiek levensduurinvesteringspatroon te hanteren, dat afwijkt van het hierboven beschreven AWBZ-model met een midlife renovatie. Het verschil is dat de midlife renovatie die in de AWBZ zowel op functionele als bouwtechnische aanpassingen wordt toegeschreven in de jeugdzorg slechts op technische instandhouding betrekking heeft. Omdat renovaties in de AWBZ ongeveer voor de helft aan functionele aanpassingen en voor de andere helft aan technische aanpassingen kan worden toegeschreven wordt de midlife renovatie op 25% van nieuwbouwkosten gesteld. Model: levensduur investeringen in de jeugdzorg; technische veroudering / renovatie na 20 jaar, nieuwbouw na 40 jaar Jaar Investering Soort investering Opmerkingen 0 100% Eenmalig 1-9 0,8% Jaarlijks 10-19 1,7% Jaarlijks 20 25% Eenmalig Renovatie, technische aanpassingen en upgrading 21-40 0,8% Jaarlijks 40 100% Eenmalig Nieuwbouw (start nieuwe cyclus)
Bovenstaande tabel leidt tot investeringen over de levensduur van in totaal 165% van nieuwbouwkosten. In de tabel wordt geabstraheerd van een restwaarde van de voorzieningen na 40 jaar. Dit is naar analogie van wat in de zorg en in de volkshuisvesting gebruikelijk is. Overigens zal een deel van de voorzieningen, gegeven de mate van courantheid van de panden wel degelijk in de praktijk een restwaarde hebben. Ook in de volkshuisvesting is dit het geval, in de zorg in beperkte mate. Evenals in de AWBZ wordt hier uitgegaan van een maximale gebruiksduur van panden van 40 jaar. In de volkshuisvesting wordt de afschrijving afgestemd op een gebruiksduur van woningen van 50 jaar. Gezien het intensieve gebruik van de panden in de jeugdzorg zou het uitgangspunt van een gebruiksduur van 40 jaar te rechtvaardigen zijn.
6
LVGj staat voor licht verstandelijk gehandicapte jongeren, een groep waarbij in de regel het probleemgedrag sterk bepalend is voor de indicatie. 7 Voor een overzicht van de instellingen en personen waar gesprekken mee zijn gevoerd en instellingen die info hebben toegezonden zie bijlage 3
Cbz/nr: 0608-06
7
NHC’s voor de Jeugdzorg
4. RUIMTELIJKE UITGANGSPUNTEN VOOR JEUGDZORGVOORZIENINGEN
Dit hoofdstuk heeft betrekking op een referentiekader voor verblijfsvoorzieningen en dagbehandelingruimten voor de jeugdzorg. Met dit kader wordt niet beoogd een specifiek model voor de organisatie van de jeugdzorg voor te schrijven. Bij het opstellen van het referentiekader is gebruik gemaakt van de resultaten van een evaluatieonderzoek dat gebaseerd is op enkele bezoeken aan jeugdzorginstellingen en op een analyse van thans door het College bouw zorginstellingen gehanteerde huisvestingseisen. Het referentiekader dient als uitgangspunt voor de te ontwikkelen normatieve huisvestingscomponenten (NHC’s) voor de jeugdzorg. Het kader geldt voor nieuwbouw en zal worden gebruikt voor het berekenen van de initiële investeringskosten per m² en voor het monitoringonderzoek naar de huidige gebouwkwaliteit van de huisvesting in de jeugdzorg.
Zorginhoudelijke uitgangspunten Bij de jeugdzorg kunnen globaal de volgende leeftijdsgroepen worden onderscheiden: - kinderen tot 6 jaar; - kinderen van 6 tot 12 jaar; - kinderen en jeugd van 12 tot 23 jaar. Kinderen/jeugdigen (en hun ouders) kunnen om meerdere redenen in aanraking komen met de jeugdzorg; bijvoorbeeld als zich opvoedings-, gedrags- of ontwikkelingsproblemen voordoen. Waar mogelijk zal geprobeerd worden het gehele (pleeg)gezin ambulante hulp te verlenen, om zo het kind/de jeugdige in de thuissituatie te laten wonen. Als het thuis wonen niet meer mogelijk is, bijvoorbeeld door een ernstig verstoorde ouder/kindrelatie of onmacht bij ouders, kan besloten worden het kind/de jeugdige in een residentiële voorziening te plaatsen dan wel een plaats in een pleeggezin te geven. De jeugdzorg is niet bedoeld voor kinderen en jeugd met een verstandelijke handicap, ernstige psychiatrische of lichamelijke problemen, een forensische achtergrond of ernstige verslavingsproblemen. Hiervoor wordt doorverwezen naar de geestelijke gezondheidszorg, de gehandicaptenzorg of justitiële jeugdinrichtingen (straf of civiel). Na afloop van een straf kunnen kinderen wel weer in de jeugdzorg terecht. Tussen de verschillende vormen van hulp is een vorm van overlap dat betekent dat er soms intensieve samenwerking plaatsvindt, om zo de optimale hulp te bieden (bijvoorbeeld leven in een leefgroep, en behandeling bij een GGZ-instelling). In de jeugdzorg worden de volgende functies geleverd: 1. Jeugdhulp (behandeling, begeleiding, training). Deze functies worden ambulant geleverd, al dan niet in combinatie met verblijf, niet door de (pleeg)ouders/verzorgers/groepsleiders van de kinderen zelf, maar door professionals. 2. Verblijf. Deze functie wordt intramuraal geleverd (met of zonder nachtverblijf), waarbij de professionals, zij het tijdelijk en gedeeltelijk, de taak van (pleeg)ouders/verzorgers op zich nemen. Het kind/de jeugdige leert weer in een "normale" thuissituatie te functioneren. 3. Observatiediagnostiek (wordt ingezet als een verblijfssituatie noodzakelijk is om goed te kunnen observeren en diagnosticeren).
Cbz/nr: 0608-06
8
NHC’s voor de Jeugdzorg
In de jeugdzorg vormt informatieoverdracht een belangrijke activiteit. Advies, voorlichting, preventie en bemiddeling gericht op cliënten en professionals vindt veelvuldig plaats. In de jeugdzorg kunnen 4 verschillende vormen van zorg worden onderscheiden: 1. ambulante zorg 2. residentiële zorg 3. dagopvang 4. pleegzorg Voor de ambulante zorg zal geen referentiekader ontwikkeld worden. Het betreft hier hulp in de thuissituatie. Hoogstens wordt hiervoor gebruik gemaakt van kantoorfuncties. Het betreft hier kantoorfuncties waar geen cliënten verblijven. De desbetreffende ruimtes zijn overigens niet zelden ondergebracht in woonvoorzieningen. Voor de overige functies (verblijf, verzorging, verpleging, dagbesteding, relatietraining en opvoeding) worden twee referentiekaders opgesteld: Residentieel en Dagbehandeling. In de referentiekaders zullen "sub"referentiekaders opgesteld worden om de essentiële verschillen in zorg te kunnen vertalen naar ruimtelijke behoefte. De kaders worden zo opgezet, dat per "sub"referentiekader meerdere functies bediend kunnen worden. Dit maakt de gebouwen flexibel en veranderbaar waardoor beleidswijzigingen in de (nabije) toekomst opgevangen kunnen worden. Het is aan te bevelen bij het bepalen van de ruimtebehoefte in de voorzieningen uit te gaan van de leeftijdsgroep en verblijfsduur met de grootste ruimtebehoefte. Dit zorgt voor een hoge mate van flexibiliteit van de voorzieningen, waarbij een maximale bruikbaarheid wordt gegarandeerd. Het gebouw is nu en in de toekomst geschikt voor meerdere doelgroepen.
Referentiekader Residentieel Residentiële opname wordt geboden aan kinderen als zich ernstige opvoed- en opgroeiproblemen voordoen, en zorg thuis niet meer geboden kan worden. Zorg thuis is soms niet meer mogelijk vanwege onmacht bij de ouders, ook na ambulante begeleiding. Bij het plaatsen van een kind/jeugdige wordt altijd de voorkeur gegeven aan een gezinssituatie. Dit is veelal een pleeggezin. Als dit niet mogelijk is, wordt gekeken naar één van de volgende drie vormen. 1. Gezinswonen: opvoeding in gezinssituatie, gezinshuizen. 2. (Semi-)zelfstandig wonen: individueel wonen, aanleungroep, kamertrainingscentrum (kan ook als onderdeel van groepswonen). 3. Groepswonen: crisis, leefgroepen, observatiegroep, behandelgroep, fasegroep, intensieve groepsbehandeling, intensieve residentiële hulpverlening, intensieve orthopedagogische behandeling, klein groepsverband, kortdurende-, middellange- en lange residentiële hulpverlening. Ad 1. Opvang in een gezinssituatie is vaak langdurig (langer dan 2 jaar). In een gezinshuis leeft een echtpaar (eventueel met eigen kinderen) en worden gemiddeld 4 kinderen opgenomen. Ook zijn er gezinshuizen
Cbz/nr: 0608-06
9
NHC’s voor de Jeugdzorg
waar 8 kinderen kunnen worden opgenomen, vaak zijn dan ook 2 echtparen woonachtig in het pand. De panden zijn eigendom van de instelling of worden door de instelling gehuurd van een woningbouwcorporatie. Sommige instellingen kennen ook een tussenvorm, waarbij jongeren naast een gezin of mentor wonen. Ad 2. Jongeren leven (semi-)zelfstandig, in eigen/kleinschalige wooneenheden, met eigen sanitair en eigen keuken. In een wooneenheid wordt dan alleen, of samen met een andere cliënt gewoond. De kamertraining/zelfstandigheidstraining die in leefgroepen wordt gegeven is een voorloper van het zelfstandig wonen. Tussen de twee vormen zit een overlapgebied. Zelfstandig wonen met een eigen voordeur en de hulp op loopafstand, of zelfstandig wonen met een gezamenlijke keuken en hulp in hetzelfde gebouw. Aangezien kamertraining een van de laatste stappen op weg naar echte zelfstandigheid is, is er sprake van beperkte beschikbaarheid van begeleiding. Hiervoor zijn geen aparte ruimtes aanwezig. Bij zelfstandig wonen gekoppeld aan groepswonen zijn de panden vaak in eigendom van de instelling. Bij eigen/kleinschalige wooneenheden is vaak sprake van huur via een woningbouwcorporatie. Ad 3. Verschillende vormen van groepswonen bieden dag- en nachtverblijf. Het kind/de jeugdige wordt begeleid bij de ontwikkeling en leert om te gaan met anderen. Hoewel regelmatig beluisterd wordt dat een groepsgrootte van 6 ideaal zou zijn, zijn groepen in de praktijk veelal groter en kunnen variëren tussen 8 tot 12 met groepen van 16 als uitschieter naar boven. Financiële begrenzingen zijn meestal de reden van een bepaalde groepsgrootte. De kinderen/jeugdigen hebben een eigen slaapkamer met genoeg ruimte voor een bed, een kast en een bureau. De kinderen maken verder gebruik van een gemeenschappelijke woonkamer en een gemeenschappelijke woonkeuken. Een aparte activiteitenruimte (spelen voor de kleinere kinderen, gymmen voor de grotere kinderen en sporten of "hangen" voor de jeugdigen) kan aanwezig of wenselijk zijn, evenals een afzonderings-/computer-/filmkijkruimte. Bij een leefgroep in de wijk wordt zoveel mogelijk gestreefd naar een ‘gewone thuissituatie’ en ontbreken deze extra ruimten veelal. Het sanitair is óf individueel óf gedeeld. De kinderen/jeugdigen maken gebruik van scholen, winkels en andere voorzieningen in de buurt. Per groep zijn er meerdere begeleiders, hoewel elk kind vaak een individuele mentor heeft. Een "personeelsruimte" is ook noodzakelijk. Voor de begeleiding is er tevens een slaapruimte aanwezig.
Referentiekader Dagbehandeling De hulpverlening vindt plaats op één van de locaties van de instelling. Het aanbod is vaak flexibel en vindt meestal gedurende "schooltijd" plaats. Voor schoolgaande kinderen/jongeren is ook de mogelijkheid aanwezig na schooltijd opgevangen te worden, en vóór bedtijd naar huis terug te keren. Zo wordt de thuissituatie ontlast. Er zijn drie vormen: a. Medische kinderdagverblijven, waarin zowel babygroepen voor 0-1,5 jaar als daghulp aan nietschoolgaande kinderen in de leeftijd van 1,5 - 6 kan plaatsvinden. b. Daghulp schoolgaande kinderen/jongeren: 6-18 (Boddaertcentra).
Cbz/nr: 0608-06
10
NHC’s voor de Jeugdzorg
c.
Daghulp niet schoolgaande jeugd: het gaat om jongeren in de leerplichtige leeftijd die om diverse redenen niet naar school gaan. Omdat de ruimte-eisen voor huisvesting van deze categorie globaal overeenkomen met die voor de Boddaertcentra wordt deze groep niet afzonderlijk besproken.
Ad a. In babygroepen worden kinderen waarbij de ontwikkeling problematisch verloopt of waarbij een achterstand wordt geconstateerd, opgevangen. De begeleiding is voor kind én ouders, waarbij veel aandacht wordt besteed aan het verbeteren van het contact tussen ouders en kind. Groepen bestaan doorgaans uit niet meer dan 6 baby's. Er is een algemene ruimte nodig om in te verblijven, maar ook slaapruimten (waarin eventueel ouder en kind kunnen slapen) en afzonderingsruimten. Ruimten om de kinderen te verzorgen "zoals thuis" zijn eveneens nodig, bijvoorbeeld een badkamer en keuken. Ook een "kantoor" op de groep is gewenst. Voor de niet-schoolgaande jeugd wordt hulp geboden aan kinderen en ouders als er problemen zijn met de ontwikkeling van de kinderen en/of met de opvoeding. De kinderen zijn hierbij normaal begaafd, maar hebben bijvoorbeeld een vorm van autisme. De ruimten die hier nodig zijn betreffen een algemene ruimte/speelruimte, een afzonderingsruimte, een of meerdere slaapruimten, pantry, badkamer en kantoor. Verder zal voor het gehele medisch kinderdagverblijf een gymruimte/bewegingstherapieruimte nodig zijn, evenals een recreatieruimte waar de groepen elkaar kunnen ontmoeten of gescheiden van elkaar kunnen recreëren (zowel binnen als buiten). Daarnaast is een ruime personeelsruimte nodig, evenals een groot aantal kantoorruimten/spreekruimten. In sommige gevallen is dubbel gebruik niet wenselijk, aangezien een aantal behandelkamers prikkelarm moet zijn en speciaal ingericht moet worden voor de therapie die gegeven moet worden. Groepen zijn doorgaans niet groter dan 8 kinderen. Ad b. Hier wordt hulp geboden aan kinderen die al dan niet naar school gaan. Na schooltijd worden groepsactiviteiten en individuele begeleiding aangeboden. Vaak hebben kinderen niet alleen problemen thuis, maar ook op school. Kinderen die (tijdelijk) geen onderwijs volgen kunnen ook opgevangen worden. De ruimtebehoefte omvat enkele algemene ruimten, (afzonderlijke) studieruimte, rustruimten, een pantry per groep en een kantoor. Ook een algemene recreatieruimte (zowel binnen als buiten) is wenselijk, evenals een aantal kantoor-/behandelruimten. Groepen zijn doorgaans niet groter dan 8 kinderen.
Ruimtebehoefte De hieronder beschreven ruimten met de daarbij behorende oppervlakten worden op basis van het voorgaande noodzakelijk geacht voor de voorzieningen voor de functie verblijf en dagbehandeling. Omdat de situatie ter plaatse kan verschillen van de uitgangspunten waarop het referentiekader is gebaseerd, is binnen de gegeven oppervlakte enige flexibiliteit in de verdeling van de diverse ruimten mogelijk. De beschreven ruimtebehoefte is opgebouwd uit enerzijds de voorzieningen ten behoeve van verblijfsvoorzieningen en anderzijds de voorzieningen voor de functie dagbehandeling.
Cbz/nr: 0608-06
11
NHC’s voor de Jeugdzorg
Algemene voorzieningen Hoewel vaak wordt uitgegaan van een scheiding tussen de behandel- en woonaccommodatie omvatten woonvoorzieningen vaak ook enige gespreks- en behandelruimten en enige kantoorfaciliteiten. Dit is zeker onvermijdelijk bij relatief kleine units. De behandelaccommodatie kan zowel door intramuraal gehuisveste kinderen/jeugdigen als door kinderen en jeugdigen van dagbehandeling worden gebruikt. Voor de totale ruimtebehoefte van jeugdzorginstellingen wordt ervan uitgegaan dat de ondersteunende functies zoals de facilitaire dienst veelal worden uitbesteed. Voor de residentiële groepswoningen en gezinswonen wordt uitgegaan van kleinschalige keukens waarbij gekookt wordt ‘op de groep’. Voor de scholing van kinderen wordt normaliter gebruik gemaakt van de regulier aanwezige scholen en de bijbehorende voorzieningen. Voor de opzet en ruimtebehoefte van de algemene voorzieningen zal een analyse worden verricht op basis van de in het najaar van 2006 te starten monitoring van de jeugdzorginstellingen. Vooralsnog wordt voor ondersteunende diensten uitgegaan van een ruimtebehoefte van 2,85 m² per plaats, uitgaande van de ruimtebehoefte volgens de prestatie-eisen voor AWBZ-voorzieningen in de categorie ‘licht’. Residentiële voorzieningen Met het oog op flexibiliteit verdient het aanbeveling om verschillen in de opzet van woonvoorzieningen zoveel mogelijk te beperken. Dit houdt in dat idealiter de ruimten voor alle leeftijdscategorieën in beginsel even groot zijn. Wel zullen meer specifieke ruimten qua inrichting gedifferentieerd moeten zijn. Deze zullen echter met een minimum aan middelen voor een andere leeftijdscategorie aangepast moeten kunnen worden. Uitgegaan is van in beginsel uitsluitend eenpersoons zit-/slaapkamers met kastruimte voor seizoenkleding en schoonlinnen. Voor een slaapkamer wordt uit gebruiksoogpunt een breedte van minimaal 2,70 m aangehouden. Op grond van de ruimtestaat die in de bijlage is opgenomen zou men tot een ruimtebehoefte van ca. 42 m² bruto per plaats kunnen komen. Een en ander is met name afhankelijk van de groepsgrootte en de omvang van de kamers. Uitgegaan is van slaapkamers van 10 m² voor een jeugdige en over het algemeen mobiele doelgroep. Deze oppervlakte sluit aan bij de prestatie-eis zoals deze binnen de AWBZ geldt voor eenpersoonskamers in geval van ‘genormaliseerd wonen in de wijk’, bijvoorbeeld bij gebruik van bestaande woningen (met name voor licht verstandelijk gehandicapte jongeren en mensen met een psychiatrische aandoening) en in geval van logeervoorzieningen. Voorzieningen met kamers van 12 m² die ook als zit-/slaapkamer kunnen worden gebruikt zijn flexibeler maar zouden ook iets hoger uitkomen (ca. 45 m² bruto per plaats). In de berekeningen is uitgegaan van een groepsgrootte van 8 tot 9 kinderen of jeugdigen. Aangezien het m²-aandeel voor bewonersvoorzieningen groot is en deze grotendeels plaatsgebonden is, neemt de ruimtebehoefte per plaats slechts in geringe mate af bij een grotere groepsgrootte. Bij 10 tot 11 plaatsen per groep zou men uit kunnen komen op ca. 41 m² bruto per plaats. In de praktijk zijn voor de (zit-/)slaapkamers metrages aangetroffen variërend van 8 tot 20 m² en voor de gehele voorziening 32 tot 68 m² bruto per plaats. De ene voorziening omvat meer gemeenschappelijke en multifunctionele ruimten en relatief kleine slaapkamers, terwijl de andere voorziening vanuit het oogpunt van meer privacy en individualiteit juist in grotere zit-/slaapkamers en minder gemeenschappelijke en
Cbz/nr: 0608-06
12
NHC’s voor de Jeugdzorg
multifunctionele ruimten voorziet. Daarnaast is veelal sprake van indelingsverliezen waar wordt gehuurd of gekocht op de reguliere woningbouwmarkt, waardoor het aantal m² per plaats relatief hoog uit kan komen. Gezinswonen en semi-zelfstandig wonen Op grond van de ruimtestaat die in de bijlage is opgenomen zou men voor gezinswonen en kamertrainingscentra of semi-zelfstandige woonvormen tot een ruimtebehoefte van ca. 37 m² bruto per plaats kunnen komen. Een gezinswoning is met name afhankelijk van de groepsgrootte en de omvang van de kamers. Uitgegaan is van slaapkamers van 10 m². Bij kamertrainingscentra is juist sprake van grotere zit-/slaapkamers tot eigen appartementen met weinig gemeenschappelijke ruimten. In de praktijk zijn voor kamertrainingscentra metrages gevonden van 32 tot 55 m² bruto per plaats. Dagopvang Zoals hierboven gebleken is kunnen drie soorten dagopvang onderscheiden worden: babygroepen, daghulp aan niet schoolgaande kinderen (MKD’s) en de Boddaertcentra voor schoolgaande jeugd. Zowel voor de babygroepen als de MKD’s komt het ruimtelijk programma in de bijlage uit op 26 m² bruto per kind. In de praktijk zijn metrages aangetroffen variërend van 22 tot 38 m² bruto per plaats. Voor de Boddaertcentra wordt uitgegaan van 17 m² bvo per plaats. In de praktijk zijn metrages aangetroffen variërend van 15 tot 38 m² bruto per plaats.
Cbz/nr: 0608-06
13
NHC’s voor de Jeugdzorg
5. UITGANGSPUNTEN BOUW- EN INVESTERINGSKOSTEN
Voor de berekening van een normatieve huisvestingscomponent (NHC) is van belang te weten wat de normatieve investeringskosten voor nieuwbouw per plaats bedragen. Om tot een investeringskostennorm per plaats te komen, zal allereerst de ruimtebehoefte in m² per plaats conform het eerder genoemde referentiekader voor de jeugdzorg worden gehanteerd en vervolgens per type voorziening of functie een investeringskostennorm per m² worden vastgesteld. Hiervoor zal worden uitgegaan van de diverse kostennormen en uitgangspunten uit de Bouwkostennota 2006 die voor de nieuwbouw van AWBZ-voorzieningen gelden. Deze kostennormen en uitgangspunten zijn geverifieerd aan de hand van een aantal recent opgeleverde jeugdzorgvoorzieningen (zie bijlage 2). Vanwege het binnen de jeugdzorg ontbreken van enig normatief kostenkader blijken de bouw- en investeringskosten van deze projecten per m² ver uiteen te lopen. Energie-, verzekerings-, belasting-, schoonmaak- en reguliere onderhoudskosten behoren tot de exploitatiekosten van een instelling en maken geen onderdeel uit van een NHC.
Algemene uitgangspunten De investeringskostennormen uit de Bouwkostennota 2006 bestaan naast bouwkosten uit bijkomende kosten (2,5% van de bouwkosten), directiekosten (14% van de bouwkosten) en onvoorziene kosten, te weten programma- en bestekswijzigingen en loon- en prijsstijgingen. In de investeringskostennormen uit de Bouwkostennota 2006 wordt voor de post programma- en bestekswijzigingen uitgegaan van een percentage van 2% over het totaal van de bouwkosten, bijkomende kosten en directiekosten. Evenals in het rapport “Quick scan in de care“ wordt dit percentage voor programma- en bestekswijzigingen, conform de uitgangspunten voor budgettair bouwen8, opgehoogd naar 4%. Voor de loon- en prijsstijgingen wordt voor alle voorzieningen uitgegaan van een gemiddelde bouwtijd van 12 maanden. De investeringskostennormen uit de Bouwkostennota 2006 zijn exclusief grondkosten, inventariskosten, rente tijdens de bouw en startkosten. Ten aanzien van deze kostenposten worden de volgende uitgangspunten aangehouden. Grondkosten Voor de grondkosten hanteert het Bouwcollege voor AWBZ-voorzieningen gemiddelde grondkostennormen conform de Bouwkostennota 2006, zijnde € 235,-- per m² bruto vloeroppervlakte (bvo) voor de categorie ‘licht’, inclusief BTW, prijspeil januari 2006. Voor de berekening van de kapitaallasten ofwel de NHC wordt alleen de rente over de normatieve grondkosten meegenomen, waarbij een rentepercentage van 6,5% wordt gehanteerd, conform de discontovoet uit de “Quick scan in de Care”.
8
Circulaire “Budgettair bouwen” d.d. 26 juli 2004 (Stcrt. 2004, 141).
Cbz/nr: 0608-06
14
NHC’s voor de Jeugdzorg
Inventariskosten Inventariskosten zijn kosten die betrekking hebben op de losse inrichting van een gebouw. Alle inrichting die niet aard- of nagelvast met een gebouw is verbonden, is te beschouwen als inventaris. Te denken valt in dit verband aan meubilair en stoffering. De inventariskosten vormen geen onderdeel van de gehanteerde investeringskostennormen en hebben als zodanig geen betrekking op de NHC. Vaste vloer- en wandafwerkingen (bijvoorbeeld vloerbedekking en behang) en vaste inrichting (keukens, sanitair, balies e.d.) behoren overigens wel tot de investeringskosten van een gebouw en moeten uiteindelijk uit een NHC kunnen worden gefinancierd. Rente tijdens de bouw De kosten voor rente tijdens de bouw worden geraamd door het rentepercentage te berekenen over de halve bouwtijd en het totaal van de bouwkosten, bijkomende kosten en directiekosten. Hierbij wordt voor alle voorzieningen uitgegaan van een gemiddelde bouwtijd van 12 maanden en een rekenrente van 5,5%. Startkosten Onder de startkosten worden verstaan de bouwgerelateerde kosten tot ingebruikname van het gebouw voor: - droogstoken en overig energieverbruik; - bewaking; - schoonmaak; - publicrelationsactiviteiten (eerste paal, hoogste punt, voorlichting en opening); - kosten voor verhuizing van cliënten, bewoners en inboedel (bij renovatie en vervangende nieuwbouw). Voor bovengenoemde startkosten wordt een normatief kader van 1,5% van de normatieve bouwkosten voor nieuwbouw gehanteerd.
Residentiële groepswoningen De residentiële groepswoningen zijn wat betreft opzet en afwerkingsniveau vergelijkbaar met verblijfsvoorzieningen voor de kinder- en jeugdpsychiatrie in de categorie ‘zwaar’. Separeervoorzieningen, waarvoor binnen de AWBZ aparte hogere kostennormen gelden, komen echter niet voor in de jeugdzorg. Voorts kan voor de jeugdzorg worden uitgegaan van een overwegend mobiele doelgroep zonder ernstige bijkomende handicaps die om specifieke bouwtechnische voorzieningen vragen. Wel is voor een deel sprake van een verzwaarde uitvoering (bijvoorbeeld gehard gelaagd glas, elektrische deursignaleringen en brandvertragende vloerafwerking) waarvoor binnen de AWBZ voor sterk gedragsgestoorde cliënten een kostentoeslag wordt gehanteerd. Binnen de AWBZ kan deze toeslag oplopen tot maximaal 10% in geval van zeer specifieke extra voorzieningen. De verzwaarde uitvoering binnen de jeugdzorg blijkt in de praktijk echter van dien aard, dat voor een gemiddelde residentiële groepswoning kan worden volstaan met een kostentoeslag van 5%. Voor de berekening van de normatieve investeringskosten wordt derhalve uitgegaan van de investeringskostennorm voor nieuwbouw van verblijf in de categorie ‘zwaar’ volgens de Bouwkostennota 2006, vermeerderd met 5% voor verzwaarde uitvoering. Deze bedraagt, uitgaande van budgettair bouwen, € 1.676,-- per m² inclusief BTW, exclusief grond-, rente- en startkosten, prijspeil januari 2006.
Cbz/nr: 0608-06
15
NHC’s voor de Jeugdzorg
Gezinswonen en (semi)zelfstandig wonen Gezinshuizen en (semi)zelfstandige woonvoorzieningen worden in veel gevallen gehuurd van woningbouwcorporaties en zijn wat betreft opzet en afwerkingsniveau vergelijkbaar met AWBZvoorzieningen voor verblijf in de categorie ‘licht’. Voor de berekening van de normatieve investeringskosten wordt derhalve uitgegaan van de investeringskostennorm voor nieuwbouw van verblijf in de categorie ‘licht’ volgens de Bouwkostennota 2006. Deze bedraagt, uitgaande van budgettair bouwen, € 1.280,-- per m² inclusief BTW, exclusief grond-, rente- en startkosten, prijspeil januari 2006. Aangezien per definitie sprake is van relatief kleinschalige en vaak stand-alone voorzieningen en vanwege de doelgroep met soms ernstige gedragsproblematiek in veel gevallen wel degelijk sprake is van een molestbestendige afwerking zou een toeslag van 10% kunnen worden gehanteerd waardoor de normatieve investeringskosten voor deze woonvormen uitkomen op € 1.408,-- per m² inclusief BTW, exclusief grond-, rente- en startkosten, prijspeil januari 2006.
Dagbehandeling De te onderscheiden vormen van dagbehandelingsvoorzieningen (medische kinderdagverblijven inclusief babygroepen en Boddaertcentra) zijn wat betreft opzet en afwerkingsniveau vergelijkbaar met AWBZ-voorzieningen voor ondersteunende en activerende begeleiding in de categorie ‘zwaar’. Voor de berekening van de normatieve investeringskosten wordt derhalve uitgegaan van de investeringskostennorm voor nieuwbouw van ondersteunende en activerende begeleiding in de categorie ‘zwaar’ volgens de Bouwkostennota 2006. Deze bedraagt, uitgaande van budgettair bouwen, € 1.596,-- per m² inclusief BTW, exclusief grond-, rente- en startkosten, prijspeil januari 2006. De in het referentiekader genoemde afzonderingsruimten, prikkelarme behandelkamers en rustruimten zijn niet van dien aard dat hiervoor financiële toeslagen benodigd zijn en worden geacht binnen de ‘zware’ kostennorm te kunnen worden gerealiseerd.
Kantoorfuncties Voor de ambulante zorg, maar ook voor de directie, het beheer en de overige ondersteunende diensten van een jeugdzorginstelling worden kantoren of kantoorachtige voorzieningen gerealiseerd. Veelal worden deze kantoren gehuurd op de reguliere kantorenmarkt. Voor de berekening van de normatieve investeringskosten wordt uitgegaan van de investeringskostennorm voor nieuwbouw voor ondersteunende diensten en kantoren voor ambulante zorg volgens de Bouwkostennota 2006. Deze bedraagt, uitgaande van budgettair bouwen, € 1.511,-per m² inclusief BTW, exclusief grond-, rente- en startkosten, prijspeil januari 2006. Ambulante zorg kent verschillende verschijningsvormen. Indien sprake is van een voorziening inclusief spreek-, werk-, behandelkamers en speelruimte vergelijkbaar met een polikliniek binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie ligt een bvo van 42 m² per fte in de rede. Indien sprake is van een ‘uitvalsbasis’ voor ambulante hulpverleners die met name buiten het instellingsgebouw werken, ligt een bvo van 10 m² per fte in de rede. Tussen deze twee uitersten zijn verschillende al dan niet gecombineerde vormen van ambulante zorgvoorzieningen mogelijk. Voor de ambulante zorg wordt uitgegaan van een gemiddelde bvo van 20 m² per fte of werkplek. Voor de ondersteunende diensten gerelateerd aan ambulante zorg wordt uitgegaan van een bvo van 0,8 m² per fte ambulante medewerker.
Cbz/nr: 0608-06
16
NHC’s voor de Jeugdzorg
Voor de overige ondersteunende diensten wordt uitgegaan van een bvo van 2,85 m² per plaats, uitgaande van de ruimtebehoefte volgens de prestatie-eisen voor AWBZ-voorzieningen in de categorie ‘licht’. Het investeringsbedrag per plaats of fte voor ondersteunende diensten kan, al naar gelang, als toeslag op de te onderscheiden normatieve bedragen voor verblijfs- en dagbehandelings- en ambulante voorzieningen worden gehanteerd.
Keukens Voor de residentiële groepswoningen en gezinswonen wordt uitgegaan van kleinschalige keukens waarbij gekookt wordt ‘op de groep’. De Bouwkostennota 2006 kent hiervoor, uitgaande van budgettair bouwen, een richtlijn van € 2.409,-- per m² keuken aan investeringskosten, inclusief BTW, prijspeil januari 2006. Uitgaande van groepen van 8 kinderen en een keuken van 12 m² bvo resulteert dit in een toeslag van € 1.100,-- per plaats voor residentieel groepswonen en € 1.502,-- per plaats voor gezinswonen. Bij (semi)zelfstandig wonen is over het algemeen nog geen sprake van volwaardige appartementen en vindt veelal op individuele basis gebruik plaats van een gemeenschappelijke keuken. Derhalve kan ook hier de toeslag van € 1.502,-- per plaats worden gehanteerd. Resumé Resumerend zijn de totale normatieve investeringskosten per plaats voor de te onderscheiden functies als volgt vast te stellen.
totaal investeringskosten per pl.
toeslag keuken per plaats
startkosten per m²
rente tijdens de bouw per m²
norm per m²
m² bvo per pl.
Tabel: investeringskosten per plaats incl. BTW, excl. (rente over) grondkosten, prijspeil januari 2006
Residentieel Groepswonen
42
€ 1.676
€ 44
€ 21
€ 1.100
€ 74.192
Gezinswonen *)
37
€ 1.408
€ 37
€ 17
€ 1.502
€ 55.598
(Semi)zelfstandig wonen *)
37
€ 1.408
€ 37
€ 17
€ 1.502
€ 55.598
26
€ 1.596
€ 42
€ 20
€ 43.088
Dagbehandeling Medische Kinderdagverblijven
€ 28.173
€ 18
€ 4.472
Ambulante zorg **)
20,8
€ 1.511
€ 39
€ 18
totaal investeringskosten per fte
€ 20
€ 39
startkosten per m²
€ 42
€ 1.511
rente tijdens de bouw per m²
€ 1.596
2,85
norm per m²
17
Ondersteunende diensten
m² bvo per fte
Boddaertcentra
€ 32.634
*) inclusief benodigde personele voorzieningen per geclusterde woning **) inclusief ondersteunende diensten
Cbz/nr: 0608-06
17
NHC’s voor de Jeugdzorg
In bovenstaande tabel is de rente over de grondkosten niet opgenomen, omdat deze rente geen investeringskostenpost betreft. De rente over de grondkosten betreft wel een kapitaalslast die als zodanig wordt meegenomen in de NHC-berekeningen voor de jeugdzorg. Aangezien ondersteunende diensten niet kunnen worden gezien als een kostendrager of product, moeten de in de tabel genoemde investeringskosten en NHC per plaats worden gehanteerd als toeslag op de te onderscheiden normatieve bedragen per plaats voor verblijfs- en dagbehandelingsvoorzieningen".
Cbz/nr: 0608-06
18
NHC’s voor de Jeugdzorg
6. DE NORMATIEVE HUISVESTINGSCOMPONENT
In paragraaf 3 is aangegeven dat wordt uitgegaan van een levensduurinvesteringspatroon dat specifiek is voor de jeugdzorg en neerkomt op een totale investering van 165% van nieuwbouwkosten gedurende 40 jaar. Dit leidt tot een NHC die 7,2% bedraagt van nieuwbouwkosten. Dit bedrag dient uiteraard jaarlijks geïndexeerd te worden. Bij deze berekening is conform de afspraak met VWS uitgegaan van een discontovoet van 6,5%, gelijk aan wat in het rapport Quick scan in de care is gedaan. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de NHC is berekend met het oog op investeringen tijdens een 40jarige gebruiksperiode, inclusief startkosten, rente tijdens de bouw en rente over de grondkosten. Overigens is de NHC als percentage berekend door genoemde kosten te relateren aan nieuwbouwkosten exclusief grond. Dit leidt tot de volgende tabel: Ruimtebeslag per plaats Residentieel Groepswonen 42 Gezinswonen 37 (Semi) zelfstandig 37 wonen Dagbehandeling Medische 26 kinderdagverblijven Boddaertcentra 17 Ondersteunende 2,85 diensten Ruimtebeslag per fte 20,8 Ambulante zorg
Investeringskosten NHC / plaats nieuwbouw/plaats (aanvangsjaar) € 74.192 € 55.598 € 55.598
€ 5.341/ jaar € 4.003 jaar € 4.003/ jaar
€ 43.088
€ 3.102/ jaar
€ 28.173 € 4.472
€ 2.028/ jaar € 321/ jaar
Investeringskosten nieuwbouw/fte € 32.634 € 2.350/ jaar
De hierboven weergegeven bedragen zijn afhankelijk van de gekozen uitgangspunten voldoende om jeugdzorgvoorzieningen op te richten en in stand te houden. Binnen de vergoeding kunnen instellingen de vrijheid krijgen om te kiezen tussen zelf bouwen, aankopen en verbouwen van bestaande panden of huren. In de bedragen is geen rekening gehouden met een eventuele restwaarde van vastgoed. Vanzelfsprekend kan deze alleen maar optreden bij panden die in eigendom zijn. In de berekende NHC is vooralsnog uitgegaan van 6,5% rente over een gemiddelde grondkostennorm. Van grondkosten is uiteraard bekend dat deze regionaal sterk kunnen variëren. In hoeverre met deze variatie geheel of gedeeltelijk rekening zou moeten worden gehouden is een beleidsvraag. De verschillen in termen van een NHCvergoeding zijn echter marginaal. De NHC’s zijn hier per type voorziening gepresenteerd. De ondersteunende diensten zijn apart gepresenteerd maar kunnen, wanneer dat door de gekozen bekostigingssytematiek nodig is, uiteraard in de diverse andere NHC’s versleuteld worden.
Cbz/nr: 0608-06
19
NHC’s voor de Jeugdzorg
BIJLAGE 1 : RUIMTELIJKE UITGANGSPUNTEN
Uitgangspunten oppervlakte residentiële groepswoning; groepen van 8/9 kinderen/jeugdigen omschrijving van de ruimte
groepsgrootte en nuttige opp. in m² per bewoner bij aangegeven groepsgrootte
opmerkingen
woonareaal
bewonersvoorzieningen dagverblijfruimten
Bestaat uit zones voor diverse activiteiten, te onderscheiden naar actief/passief, rustig/rumoerig, schoon/vuil. Gecombineerd gebruik van eethoek, speel/hobbyruimten en/of zit-/woonruimte moet mogelijk zijn.
- eetruimte (8/9)
- zit-/woonruimte
Cbz/nr: 0608-06
(8/9)
1,5
3,0
Behalve voor het gezamenlijke eten kan deze ruimte dienen voor knutselen, gezelschapsspel, tekenen, lezen, schrijven. Meubilair (bij voorkeur verplaatsbaar): - 1 of 2 tafels; - stoelen; - servieskast; - bergkasten voor spellen, teken- en schrijfmateriaal e.d. Alle kinderen/jeugdigen kunnen hier aanwezig zijn; zitten, computeren, lezen, naar radio of dergelijke luisteren, tv kijken, bezoek ontvangen, spelletjes doen, zingen etc. Meubilair: - lage tafel(s); - zitelementen of gemakkelijke stoelen; - kast(en) voor boeken en tijdschriften; - opstelruimte voor geluidsapparatuur c.a. en tv; - plantenbakken.
1
NHC’s voor de Jeugdzorg
omschrijving van de ruimte
groepsgrootte en nuttige opp. in m² per bewoner bij aangegeven groepsgrootte
opmerkingen
woonareaal
- speel/hobbyruimte
(8/9)
spreek-/bezoekkamer
2,0
1,5
Slechts in bepaalde gevallen zullen alle groepsleden hier aanwezig zijn (groepsspel.); computeren, knutselen, handenarbeid, boetseren, verven, spelen met groot speelgoed. Meubilair: - tafel of werkblad; - stoelen of krukken; - kast(en) voor speelgoed, materialen, gereedschap. 12 m² per ruimte, rustig, afgezonderd vertrek voor ontvangen van bezoek, gesprekken met staf of ander personeel, studeren. Meubilair: - tafel met 4 tot 6 stoelen; - zonodig enige kastruimte. N.B.: indien meer spreek-/bezoekkamers gecombineerd ten behoeve van meer woongroepen, kan worden volstaan met één kamer per gebouw.
subtotaal dagverblijfruimten:
(8/9)
8
multifunctionele ruimte
4
zit-/slaapvertrekken
10
Cbz/nr: 0608-06
Bij voorkeur eenpersoons zit-/slaapkamers (een afzonderlijke ziekenkamer is in die situatie niet nodig); meerpersoonskamers opdeelbaar in eenpersoonskamers. Meubilair: - bed of bedbank; - hang-/legkast; - wastafel met spiegel en planchet; - werkblad (computer) met stoel; - gemakkelijke stoel; - bergruimte voor boeken, tijdschriften, geluidsapparatuur.
2
NHC’s voor de Jeugdzorg
sanitaire ruimten wc's, (inclusief voorruimte) badkamer, resp. douche/ voorruimte
(8/9)
schoonlinnenberging vuillinnenberging werkkast(en) was- en droogruimte subtotaal bewonersvoorzieningen, afgerond:
2 tot 2,5
2 wc’s per vier kinderen met handenwasbak en één douche, een bad is niet noodzakelijk.
0,5 0,5 0,2 p.m. (8/9)
26
(8/9)
1,0
(8/9)
1,5
begeleiding/personeelsaccommodatie pantry of dienkeuken personeelspost, c.q. kamer leid(st)er, tevens personeelsruimte garderobe en sanitaire voorzieningen personeel subtotaal, afgerond:
0,5 (8/9)
3,0
diensten algemene berging (inclusief rolstoelberging, berging tuingereedschap e.d., bijkeuken) seizoenkledingberging fietsenberging
1,0 p.m.
1,0
subtotaal afgerond:
p.m.
subtotaal; afgerond Nuttige oppervlakte, geprogrammeerd: Bruto-oppervlakte
Cbz/nr: 0608-06
(8/9)
30 42
3
NHC’s voor de Jeugdzorg
Basispakket Voor een woonvoorziening met 8/9 plaatsen voor de residentiële jeugdzorg wordt uitgegaan van een totale nuttige vloeroppervlakte van 30 m² per bewoner.
Brutovloeroppervlakte De brutovloeroppervlakte van een woonvoorziening voor de residentiële jeugdzorg wordt als volgt berekend:
*totale nuttige oppervlakte *), geprogrammeerd *ontwerpverliezen
100% ca. 4%
Totale nuttige oppervlakte *), volgens bouwplan
104%
*verkeersoppervlakte ) hierover: *installatie-oppervlakte )
t.o.v. nuttige oppervlakte, geprogrammeerd
20-25%
t.o.v. nuttige oppervlakte volgens bouwplan
Totale netto vloeroppervlakte
ca. 125%
t.o.v. nuttige oppervlakte, geprogrammeerd
*tarra vloeroppervlakte (constructie) hierover:
ca. 10%
t.o.v. netto oppervlakte
Totale brutovloeroppervlakte (betreft uitsluitend aan alle zijden omsloten en overdekte oppervlakte, conform NEN 2580)
*)
140%
t.o.v. nuttige oppervlakte, geprogrammeerd
De nuttige oppervlakte, overeenkomstig bijlage B bij NEN 2580, komt globaal overeen met het begrip gebruiksoppervlakte zoals omschreven in die norm.
Cbz/nr: 0608-06
4
NHC’s voor de Jeugdzorg
Uitgangspunten oppervlakte voorzieningen voor gezinswonen en kamertraining (semi-zelfstandig wonen) omschrijving van de ruimte
oppervlakte ruimte per geclusterde voorziening ( ) en nuttige opp. in m² per bewoner bij aangegeven groepsgrootte
opmerkingen
voorziening per woning
- personeel/spreekruimte
(15)
- woon-/zitruimte
)
- eetruimte
)
- hobbyruimte
)
- eenpersoonskamer - keuken/pantry
)
- was- en droogruimte
)
- toilet
)
- douche
)
- badkamer
)
- linnenberging
)
- algemene bergruimten
)
- seizoenberging
)
- werkkast
)
Woon-/zitruimte, eetruimte en hobbyruimte tezamen 8 m² per plaats. 8 10 2
Keuken en was- en droogruimte tezamen 2 m² per plaats.
3,0
3 m² per plaats voor alle ruimten
2,0
totaal nuttig vloeroppervlak:
25
totaal brutovloeroppervlak:
35
Cbz/nr: 0608-06
Deze voorzieningen/ruimten zijn (per geclusterde woning), incl. sanitair.
2 m² per plaats voor alle ruimten
exclusief de benodigde personele voorzieningen, en ruimten voor het echtpaar met eigen gezin indien van toepassing.
5
NHC’s voor de Jeugdzorg
Uitgangspunten oppervlakte medisch kinderdagverblijf inclusief babygroepen (0-6 jr) omschrijving van de ruimte
( ) oppervlakte per ruimte en nuttige oppervlakte in m² per groep van 6 kinderen
opmerkingen
voorziening MKD
- dagverblijfruimte
36
- gezamenlijke slaapruimte
20
- toilet en bad/douche
(8)
- keuken/was-/bergruimte - personeelsruimte
16
-
zit/woonruimte, eetruimte speelruimte
-
8 m² per sanitaire ruimte en twee per voorziening
-
per eventueel geclusterde voorziening van 2 groepen eenmalig
20 )
(14)
7
- spreek-/behandelruimte )
(12)
6
totaal nuttig vloeroppervlak:
105
-
ca. 17,5 m² nuttig per kind
totaal brutovloeroppervlak
158
-
bruto/nuttig-factor = 1,5
Cbz/nr: 0608-06
6
NHC’s voor de Jeugdzorg
Uitgangspunten oppervlakte Boddaertcentra, daghulp voor schoolgaande kinderen (6-18 jaar) omschrijving van de ruimte
oppervlakte per ruimte ( ) en nuttige opp. (m²) bij 8 jeugdigen/kinderen
opmerkingen
voorziening Boddaert
- ruimte groepstherapie
)
- socio-/ontmoetingsruimte ) - overige therapie; beweging
166 )
- computerruimte
)
- schoolvoorziening
)
- keuken
8
- toiletruimte
3
- bergruimte
7
8 m² per plaats voor alle ruimten
- personeelsruimte
(15)
5
- spreek-/behandelruimte
(12)
4
per geclusterde voorziening van 3 groepen eenmalig
193
per kind/jeugdige circa 24 / m²
totaal nuttig vloeroppervlak:
exclusief ruimte voor regulier onderwijs indien gekoppeld totaal brutovloeroppervlak
Cbz/nr: 0608-06
289
-
bruto/nuttig-factor = 1,5
7
NHC’s voor de Jeugdzorg
BIJLAGE 2: KOSTENGEGEVENS RECENT OPGELEVERDE JEUGDZORGPROJECTEN
Bvo (m²)
Bruto m²/pl.
Inv.kosten*)
Inv.kosten/m²
Prijspeil
Residentieel Groepswoning (koop en verbouw)
600
66,7
€ 801.280
€ 1.335
Leefgroep (koop en verbouw)
454
41,3
€ 731.918
€ 1.612
Leefgroep (koop en verbouw)
353
35,3
€ 547.215
€ 1.550
€ 2.869.858
€ 1.844
Dagbehandeling Combi MKD en ambulante zorg (nieuwbouw) Combi MKD en ambulante zorg (nieuwbouw) MKD (nieuwbouw) Combi MKD, Boddaert en ambulante zorg (nieuwbouw)
1.556
2005
672
32,0
€ 774.000
€ 1.152
2004
1.725
31,9
€ 3.154.079
€ 1.828
mrt-04
€ 2.199.831
€ 1.512
2004
€ 4.982.316
€ 2.303
2003
1.455
Kantoor Ambulante zorg en ondersteunende diensten 2.163 *) exclusief grond-, rente-, inventaris- en startkosten
Cbz/nr: 0608-06
2004
1
NHC’s voor de Jeugdzorg
Overzicht gegevens diverse huurpanden jeugdzorg Bvo (m²)
Bruto m²/pl.
Jaarhuur/m² *)
Maandhuur/plaats
Prijspeil
Residentieel/semi-zelfstandig wonen MKT
904
€ 174
2006
Fasehuis (semi-zelfstandig wonen)
80
40,0
€ 45
€ 149
2005
Fasehuis (semi-zelfstandig wonen)
85
42,5
€ 41
€ 144
2005
Fasehuis (semi-zelfstandig wonen)
85
42,5
€ 44
€ 155
2005
Fasehuis (semi-zelfstandig wonen)
163
81,5
€ 86
€ 584
2005
Fasehuis (semi-zelfstandig wonen)
90
45,0
€ 44
€ 165
2005
Fasehuis (semi-zelfstandig wonen)
393
49,1
€ 63
€ 259
2005
KTC
70
70,0
€ 63
€ 369
2005
KTC
140
46,7
€ 44
€ 173
2005
KTC
76
38,0
€ 70
€ 222
2005
KTC
85
42,5
€ 65
€ 232
2005
KTC
161
53,7
€ 68
€ 302
2005
Leefgroep intensief
375
41,7
€ 133
€ 461
2005
Leefgroep intensief
123
61,5
€ 41
€ 208
2005
Leefgroep intensief KTC
123
61,5
€ 23
€ 120
2005
172
43,0
€ 82
€ 295
2005
965
29,2
€ 72
2005
983
33,9
€ 34
2005
263
13,2
€ 55
2005
1.186
34,9
€ 44
2005
Dagbehandeling Combi daghulp/naschoolse opvang e.d. Combi daghulp/naschoolse opvang e.d. Combi naschoolse opvang/educatie Combi daghulp/naschoolse opvang e.d. MKD
781 Bvo (m²)
Kantoor Centraal bureau
743
Stafgebouw
485
Centraal bureau
394
Combi ambulant/pleegzorg e.d. *) inclusief afschrijving verbouwingen
901
Cbz/nr: 0608-06
€ 135 Bruto m²/fte
Jaarhuur/m²
Prijspeil
€ 111 26,9
34,8
2006
€ 149
2006
€ 120
2005
€ 87
2005
2
NHC’s voor de Jeugdzorg
BIJLAGE 3: LIJST MET BIJ HET ONDERZOEK BETROKKEN INSTELLINGEN
Onderzochte jeugdzorginstellingen Residentieel
algemeen (≥16m²/pl)
45 50
-
-
+ +
-
B B
39 55 55 55 32 32 55 63 43 42
+ + + + + *** ***
+/+ *** ***
+ + + + + + *** ***
+/+ +/+ + *** ***
A/B C C C D D B B B B
functionele kwaliteit CBZ **.
badkamers (≥1 per 4 pl)
KTC LG/KTC LG KTC LG KTC crisis GH LG LG
zit-/slaapk. (≥ 10m²/pl)
functie LG KTC
groepsgrootte (KTC≤4, LG≤8)
GSJ Lindenhout GSJ Lindenhout GSJ Lindenhout GSJ Lindenhout GSJ Lindenhout GSJ Lindenhout GSJ Lindenhout GSJ Lindenhout Cardea Jeugdformaat
Gebouw Schuilhoek Regenboog Van Hogendorplaan 30d Kastanjelaan Kastanjelaan Kastanjelaan Pr Bernhardlaan Pr Bernhardlaan A. Mauvestraat Binnenweg 69 Gemiddeld Gemiddeld
Bruto vloeroppervlak per jeugdige *
Instelling Trivium Trivium
beoordeling CBZ
Dagopvang
badkamers (≥1 per 4 pl)
algemeen (≥16m²/pl)
37 23 32
+ +/+
+/+
+ + +
+/+
functionele kwaliteit CBZ **.
zit-/slaapk. (≥ 10m²/pl)
functie MKD MKD MKD
groepsgrootte (KTC≤4, LG≤8)
Gebouw MKD-Dubbeldam MKD-Gorinchem MKD Notedop
Bruto vloeroppervlak per jeugdige *
Instelling Trivium Trivium GSJ Lindenhout
beoordeling CBZ
A/B D A
* De bruto oppervlakte per plaats is per instelling en/of gebouw Aangezien het precieze aantal plaatsen van instellingen op de opnamedatum ontbreekt, is afgezien van een totalisering van alle betrokken gebouwen en instellingen.
Cbz/nr: 0608-06
1
NHC’s voor de Jeugdzorg
*.* De aan de hand van het referentiekader gehanteerde voorlopige score van de gebouwkwaliteit van de bezochte jeugdzorginstellingen. Van Horizon en Pactum zijn geen of onvoldoende gebouwen bezocht. Het Bouwcollege heeft overigens nog geen referentiekader opgesteld voor bestaande bouw, hetgeen betekent dat de functionele gebouwkwaliteitsoordelen als indicatief ten opzichte van de nieuwbouweisen zijn bepaald Voor de monitoring van de gebouwkwaliteit van de jeugdzorg zal als afgeleide van de nieuwbouweisen het referentiekader voor bestaande bouw worden ontwikkeld.
Met de volgende personen zijn gesprekken gevoerd: Amersfoort – SGJ, dhr. W. van Oostende Amsterdam – Altra, dhr. G. Gruppen Arnhem – Lindenhout, dhr. A. Pannekoek en mevr. Y. Janssen Arnhem – Pactum, dhr. A. Boonen Capelle a/d IJssel – Stek, mevr. Th. Roelofs Dordrecht – Trivium, dhr. L. Raas, dhr. Sarneel en dhr. R. Sevenum Hoenderloo – De Hoenderloo Groep, dhr. J. Wiltink Leiden – Cardea, mevr. M. Harten en dhr. R. Vermeer Nijmegen – De Waarden, dhr. P. van Dinteren Oss – Oosterpoort. dhr. J. van der Eerden en dhr. Lacourt Rijswijk – Jeugdformaat, dhr. K. Puijk Rotterdam – Horizon, dhr. A. Voormeeren Santpoort-Noord – OCK Het Spalier, dhr. Z. Hutten en dhr. C. Eigenhuis
Cbz/nr: 0608-06
2