%3$
MB: 29/091988
+(57+2(. 7DEHO±%RXZ]RQHV
"
#%$$'&)(*,+,-'$/.01+'2 hoogte
helling
>?
verdiep
min. kavel
max. kavel
min
max
min
max
type
min
max
B
C
H
60
250
_
Z.P. 0/4
8
8
_
8
20
8
12
6,5
2
HD
30
60
B1
A
B2B3B4
_
W2
H
60
250
_
Z.P. 4/0
8
12 40
8
20
8
12
6,5
2
HD
30
60
B1
A
B2B3B4
C1
W3
H
40
250
_
8
AV 40
_
20
_
12
6,5
2
HD
30
60
B1
A
B2B3B4
C1
A
W
_
0 250
NB
W2
60
250
_
2
3
4
5
6
3 roze 4 roze/rood
1
10
4
max. kroonlijst max. bouwlagen
zijkavelgrens
A
W1
rooilijn
achterkavelgr.
<=
V/T
9:;
34 5 ' 67) 8 @A
in m²
2b oranje
diepte gelijkvl.
min
=
in %
2a oranje
breedte max
B
Dakvorm
VOLUMES
neven
1 vermiljoen
Plaatsing in meter
hoofd
!
AV Z.P. 0/4
7
8
C2
8
AV 40
8
20
8
12
6,5
2
HD
30
60
B1
9
10 11 12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
A
B1B3B4
C3
22
Verklaring bij tabel 1 - bouwzones Algemeen X nihil z.p. zie grafische gedeelte AV zie aanvullende voorschriften Kolom 1 Kolom 2 en 3
Aanduiding van de kleur die op het grafisch gedeelte de bestemming aangeeft en volgnummer van de zones De hoofdbestemming is deze waarvoor meer dan 70 % van de constructie bestemd is. De procentuele berekening gebeurt op basis van de vloeroppervlakten. De nevenbestemming is deze waarvoor minder dan 30% (met maximum van 300m²) van de totaal toegelaten vloeroppervlakten is aangewend of zal aangewend worden. De nevenbestemming W houdt in dat er slechts 1 woongelegenheid is toegelaten per bouwperceel met gebouwen bestemming A. De kenletters uit kolom 2 en 3 hebben volgende betekenis: W1 wonen W2 wonen rijbouw W3 wonen koppelbouw W4 wonen villabouw H horeca, detailhandel, diensten en kantoren
1
A
ambacht
NB
zone met nabestemming
Nota
Kolom 4 Kolom 5 Kolom 6
Kolom 7 Kolom 8
Kolom 10
Kolom 11 Kolom 12, 13, 14, 15 Kolom 16 en 17
Kolom 18
Kolom 19 en 20
de perceelsdelen van de bouwzone die niet bebouwd werden of worden, krijgen de bestemming KT uit tabel II. De totale terreinbezetting met bebouwing binnen deze zone, inbegrepen de bebouwing toegelaten volgens tabel II, mag niet groter zijn dan de toegelaten terreinbezetting met bebouwing volgens tabel I De maximum terreinbezetting wordt uitgedrukt in het procent van het perceelsdeel gelegen binnen de betrokken zone De maximum terreinbezetting wordt uitgedrukt in m² V Som van de vloeroppervlakten De vloeroppervlakte wordt buitenwerks gemeten. Voor de berekening worden alle bouwlagen in aanmerking genomen. Vloeren van lokalen die meer dan 1,50m onder de pas van de inkomdorpel liggen worden niet meegerekend. Voor vloeren onder het dak worden deze meegerekend waarvan de vrije hoogte minstens 1,80 meter bedraagt. T Oppervlakte van het perceelsdeel gelegen binnen de betrokken zone Maximum afstand van de voorbouwlijn tot de rooilijn 0/X betekent dat bouwen op de perceelsgrens verplicht is. Inplanting op een minimum afstand van x meter van de perceelsgrens is slechts toegestaan indien aan de andere zijde van de kavelgrens minimum eenzelfde afstand X wordt gerespecteerd of kan gerespecteerd worden. X/0 betekent dat de inplanting van de constructie op een minimum afstand van Xm t.o.v. de kavelgrens verplicht is, op de andere perceelsgrens dient gebouwd te worden. De breedte wordt gemeten op de voorbouwlijn. Geeft de minimale kavelbreedte aan. Indien de mogelijkheid X uit kolom 8 gebruikt wordt dient deze minimumwaarde met X te worden vermeerderd Geeft de maximale kavelbreedte aan De afmetingen uit deze kolommen worden gemeten tussen de gekozen voorgevelbouwlijn en de verst verwijderde achtergevel De hoogte wordt gemeten vanaf de pas van het voetpad. Bij hellende terreinen telt de pas van het voetpad in het midden van het hoofdgebouw. Hoogte van één bouwlaag = maximum 3 meter gemeten van vloerpeil tot vloerpeil HD Hellend dak HD1 Hellend dak met nok evenwijdig aan de voorbouwlijn HD2 Hellend dak met nok loodrecht op voorgevelbouwlijn PD Plat dak De helling wordt aangeduid in graden.
2
7DEHO±2SHQ5XLPWHQ
%HVWHP PLQJ
0D[WH
3ODDWVLQJ
EHERXZH
'DNYRUP
LQPHWHU
Q
729
RSSHU YODNWH
type
min
max
1
bouwstrook
11 sienna
achterkavelgr.
10 donkergroen
zijkavelgrens
9 lichtgeel
rooilijn
8 olijfgroen
in m²
7 oker
in %
6 licht groen
neven
5 pastel groen
$DQYXOOHQGH YRRUVFKULIWHQ
hoofd
Helling Bouwlagen
%LMJHERXZHQ
=RQH
VT
PO
30
_
_
_
_
_
_
_
_
_
A1
_
_
KT
B
30
100
_
_
_
_
HD
30°
1
_
A
B1B2
_
P
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
PO
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
WE
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
BU
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
L
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
13
A
B
C
14
Verklaring bij tabel 2 - open ruimten Kolom 2 en 3 B Bergplaatsen en tuingebouwen P Parking KT Koeren en tuinen Voortuinstrook VT WE Zone voor Wegenis Private oprit PO L Landbouw BU Buffergroen Openbaar plein O Kolommen 1, Zie verklaring bij tabel 1 bouwzones onder kolommen 1, 4, 5, 7, 8, 18, 19 en 4,5,6,7,10,11, 20 12
Bij tegenstrijdigheid tussen het grafisch en het beschrijvend gedeelte gelden de voorschriften van dit laatste.
3
AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN A. Algemene voorschriften A1 Afsluitingen op perceelsgrenzen Op zij- en achterkavelgrens : afsluitingen in hout, baksteen, hagen, toegelaten tot maximum 2 meter hoogte Op de rooilijn
: hagen tot maximum 2 meter hoogte
A2 Parkeerruimten, garages, stallingsruimtes 1) Woningen Bij iedere nieuwbouw dient per woning voorzien te worden: 1 garage of stallingsruimte 1 parkeerplaats (aansluitend bij de openbare weg) Uitzonderingen: - parkeerplaats niet te voorzien bij aaneengesloten bebouwing in een reeds bebouwde straat - bij een nieuwe verkaveling van rijbebouwing mogen bij aaneengesloten bebouwing de parkeerplaatsen gegroepeerd worden in kleine parkeerhavens van max. 10 wagens. Geen enkele woning verder verwijderd dan 30 meter. - garages zijn niet noodzakelijk bij ingesloten percelen smaller dan 9 meter - garages zijn verboden bij ingesloten woningen die niet breder zijn dan 6 meter 2) Winkels, horeca, kantoren, stapelplaatsen en industrie - parkeerplaatsen volgens vigerende voorschriften op ogenblik van de bouwaanvraag - per 4 parkeerplaatsen dient 1 hoogstammige boom te worden aangeplant.
A3 Materialen 1) Algemeen Het materiaalgebruik van alle gevels moet constructief en esthetisch verantwoord zijn. De aard en de kleur van de gevel- en dakmaterialen moeten harmonisch zijn met het bestaande straatbeeld. 2) Woningen, winkels, diensten, kantoren en autobergingen gevelbekleding: kleinschalige materialen vb wel: baksteen en betonsteen geen: prefab- en betonelementen dakbedekking:
- platte daken: bij platte daken die lager gelegen zijn dan 5 meter dient een grindbedekking te worden aangebracht
3) Nijverheidsgebouwen In geval ze aansluiten bij gebouwen vermeld onder 3.2 dienen gelijkaardige materialen te worden gebruikt. In andere gevallen zijn prefabelementen of bezettingen toegelaten.
4
B. BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN B1 Bijgebouwen - bijgebouwen zijn toegelaten in zoverre de terreinbezetting en de V/T factor (kolommen 4, 5 en 6) niet worden overschreden - maximum gabarit vanaf de perceelsgrens
perceelsgrens 30° max.6m max.2,7m
- bestaande bebouwing mag behouden blijven - het bouwen op de perceelsgrens is enkel toegelaten indien de muur op de perceelsgrens wordt opgetrokken in baksteen - bij niet-bakstenen constructies dient een minimum afstand van 1 meter te worden gerespecteerd - indien aan de andere zijde van de perceelsgrens reeds gebouwd is, dient daar tegen aangesloten te worden
B2 Afwerking scheidsmuren Bij aaneengesloten bebouwing en halfopen bebouwing dienen de delen van de scheidsmuren binnen het toegelaten gabarit te worden afgewerkt met materialen die de waterdichtheid van de scheidsmuur verzekeren en die in harmonie zijn met de omgeving.
B3 Uitbouwen en dakkapellen 1) Per verdieping zijn op de voorgevel uitbouwen meter toegestaan tot op maximum 0,60 meter van de uiterste hoeken van de voorgevel. De uitsprongen over de weggrens mogen echter niet meer bedragen dan de voetpadbreedte verminderd met 75 cm. Gemeten vanaf voetpad moet de vrije hoogte onder de uitsprongen minimum 2,50 meter zijn. Dakkapellen max. ½ van de gevelbreedte met een absoluut max. van 4,00 meter op minimum 1 meter van het midden van de scheidsmuur zijn toegestaan. B4 Harmonie - de constructie moet zich harmonisch inpassen in de straatwand en dient steeds rekening te houden met de waardevolle elementen die erin voorkomen zoals gevelritme, penanten, hoogte van de kroonlijst, dakbedekking en materiaalgebruik - bij aanbouw of invulbouw dient de voorgevelbouwlijn van de bestaande constructies over een minimum van 2 meter te worden gevolgd, daarna zijn verspringen mogelijk B5 Buffergroen Een ondoorzichtbaar groenscherm van hoog- en laagstammige aanplantingen dient aangelegd zoals grafisch aangeduid. Er zijn geen verhardingen of bouwwerken toegestaan.
5
C. ZONEVOORSCHRIFTEN
C1Bij een nieuwe verkavelingsaanvraag dient gespecificeerd te worden welke oplossing op de verschillende percelen wordt toegelaten. A 4
44
4
A De kavels dienen minimum 20 meter te zijn. B 4
44
4
B De kavels dienen minimum 12 breed te zijn C2 Ambacht 1) Nieuwbouw - waar de zone voor ambacht aansluit aan een andere zone wordt de hoogte van de gebouwen op de zonegrens beperkt tot 2,70m kroonlijsthoogte. De helling van het dak is max. 30° - wanneer de gebouwen kunnen aansluiten bij gebouwen uit een naastliggende woonzone moeten ze het gabarit van deze woonzone over een minimum afstand van 5 meter aanhouden - een woongelegenheid van max. 250m² is toegestaan Voorschriften keuze zone 1, 2 of 3 Volume: max.30°
max.5,5m
max.9,00m
zonegrens
2) Bestaande gebouwen De bestaande gebouwen mogen voor ambacht worden gebruikt. Aan de gebouwen die het max. volume vermeld onder 1 overschrijden zijn slechts onderhoudswerken toegestaan. Bij afbraak van deze gebouwen of uitbreidingen moeten de nieuwe gebouwen beantwoorden aan de voorschriften vermeld onder 1. Een woongelegenheid van max. 300m² per bedrijf is toegestaan. Voorschriften zone 1, 2 of 3 C3 Zone met nabestemming 1) Bepaling Heeft betrekking op de percelen waarop nu schuren of stapelplaatsen of kleine bedrijven opgetrokken zijn en waarop andere bestemmingen gewenst worden. 2) Bestemming
6
Binnen deze zone mogen de bestaande gebouwen worden gebruikt voor volgende activiteiten: stapelen, handel of klein bedrijf. Aan deze gebouwen zijn geen grondige verbouwingswerken toegelaten. Bij afbraak van deze gebouwen of grondige verbouwingswerken mag het gedeelte van het gebouw, gelegen binnen deze zone, niet worden herbouwd, tenzij een natuurramp (brand, windhoos) ervan de oorzaak is. Het perceelsgedeelte gelegen binnen deze zone krijgt dan de bestemming van de naastliggende zones. Deze bestemming wordt aangeduid door de tweede kleur van de zone-arcering.
7