NieuwsDräger
In deze uitgave o.a.: De Aero-guard reduceert CO2 concentraties in ademlucht Pagina 03 De productie van gasdetectiebuisjes Pagina 04 Dräger UCF 6000 en 7000 warmtebeeldcamera Pagina 12 De Dräger Bodyguard 1000 Pagina 20
D-8904-2010
Veilig vullen met de B-safe 100 Pagina 26
| september
2010
02 |
Column HET BLIKVELD Altijd ben ik een groot voorstander geweest van een frisse blik op de wereld. Dat bereik je bijvoorbeeld door in andere vakgebieden over de schutting te kijken, wat ik graag doe. Zelfs binnen ons eigen geweldige bedrijf openen zich regelmatig nieuwe werelden. Mijn zintuigen zijn enorm uit te breiden met onze sensoren die de olfactorische vermogens ver overstijgen. De UCF II warmtebeeldcamera is ook een openbaring voor wie er nog nooit mee heeft gewerkt. Ik zie mijn koffie felgeel uit de automaat stromen, neem een vergeten adapter waar die zich in een wand-
contactdoos hangt op te warmen en kan zónder uit mijn bureaustoel te komen de schets op het whiteboard toelichten met de verlengde laserwijsvinger. Ik meen zelfs verschillen te kunnen zien tussen heel hard werkende collega’s en gewoon hardwerkenden, maar dat kan inbeelding zijn. Maar even serieus nu, Dräger maakt geen speelgoed! Wij produceren en leveren levensreddende artikelen, en ik ben blij dat we het blikveld van de brandweerman kunnen uitbreiden met onze topproducten. Dat zijn niet slechts de dingen die je vast kunt pakken: ook de brede kennis in ons wereldwijd georiënteerde bedrijf
stellen we aan u ter beschikking. Omdat we ervan overtuigd zijn dat u veiliger werkt als we u deelgenoot maken in de technische en operationele achtergronden van onze topproducten. Ik ben de mening toegedaan dat u uiteindelijk meer baat heeft bij een degelijk advies en een op maat gesneden product dan bij een berg half doordachte toeters en bellen waar u zich op den duur slechts aan ergert. U bepaalt mijn blikveld, staat u mij toe uw blikveld voorzichtig te verruimen. De NieuwsDräger zet de deur al op een kiertje. Paul Roodenrijs
COLOFON NieuwsDräger is een uitgave van Dräger Safety Nederland BV, verschijnt twee keer per jaar in een oplage van 7.500 exemplaren en wordt kosteloos toegezonden aan al haar relaties en klanten. Redactie: Dräger Safety Nederland B.V., Postbus 310, 2700 AH Zoetermeer, tel. 079-3444666 Aan dit nummer werkten mee: Marc Ettema (eindredactie), Marcel Captijn (redactie), Paul Roodenrijs, Wilco Kurpershoek, Mark Schilte, Peter van Buuren, Gerrit Grefelman, Ton Sebel, Mascha Fiktorie, Frans Godthelp, Bernd Wittfoth, Bettina Runge, Dirk Zastrow, Thomas Rodewaldt, Philip Vollenbroek, René Torrenga. Vormgeving: Dräger Fotografie: Dräger Hoewel Dräger de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van deze uitgave besteedt mogen er geen rechten aan worden ontleend. Kijk op www.draeger.com voor alle productinformatie en nieuwtjes. Naast de gedrukte NieuwsDräger verschijnt er ook regelmatig een digitale nieuwsbrief. Aanmelden hiervoor kan via de website.
| 03
AERO-GUARD REDUCEERT CO 2 -CONCENTRATIE IN GECOMPRIMEERDE ADEMLUCHT
Kooldioxide is niet zo onschuldig als het lijkt Een te hoge CO2-concentratie in ademlucht is schadelijk voor de mens. Voor gecomprimeerde ademlucht is de wettelijke grenswaarde 0,05 %, ofwel 500 ppm. Het overschrijden van deze waarde heeft ernstige gevolgen: vanaf circa 2% stijgen de bloeddruk en de hartfrequentie, verslechtert het gehoor en vermindert het bewustzijn.
Ademhaling wordt zwaarder en dieper. Vanaf 5% kunnen paniekaanvallen optreden, en boven 20% treedt binnen een minuut bewusteloosheid op, spoedig gevolgd door de dood. Kooldioxide is dus geen onschuldig gas, en in ademluchtcilinders zal de CO2-concentratie dus goed in de gaten moeten worden gehouden ter voorkoming van incidenten bij 'persluchtinzet' of duikongevallen. ‘Veilige’ buitenlucht Op zeeniveau gemeten bevat schone buitenlucht ongeveer 0,04% CO2. Dat lijkt prima, maar het geldt slechts voor schone lucht, en een fris zeebriesje is niet overal voorhanden. Binnenshuis is het al gauw vier keer zoveel, en in de buurt van verbrandingsprocessen kan het nog veel ernstiger zijn, vooral vlak boven vloerniveau, omdat CO2 zwaarder is dan lucht. Een ademluchtcompressor moet dus bij voorkeur op een hoog punt schone buitenlucht aanzuigen. Dat gaat beter op een van de Waddeneilanden dan in het Botlekgebied. Bovendien is er een stijgende tendens te bespeuren in de CO2concentratie in de atmosfeer, met het wereldwijde broeikaseffect en enkele daarmee samenhangende verschijnselen tot gevolg. De concentratie komt op veel plaatsen akelig dicht in de buurt van de 500 ppm, die de NEN-EN 12021 als maximum specificeert voor samengeperste ademlucht. Spoelen van de compressorinstallatie na stilstand In de handleiding van iedere ademluchtcompressor staat beschreven dat na enige tijd stilstand de lucht die zich in het filter bevindt moet worden afgeblazen. Zie hiervoor ook het artikel ‘Eerst spoelen, dan vullen’ in de NieuwsDräger van mei 2008. CO2 heeft de eigenschap dat het onder druk adsorbeert aan het materiaal van dat filter. Deze ‘moleculaire zeef’ bevindt zich in het hogedrukcircuit en dient ervoor om water, oliesporen en andere aerosolen uit de lucht te verwijderen. Zolang de druk niet verandert, is er geen risico, maar bij een flinke drukdaling, bijvoorbeeld als er ademluchtcilinders gevuld worden, treedt er desoptie van CO2 op. De beste manier om te voorkomen dat een gedesorbeerde ‘wolk’ CO2 vanuit het filterpatroon in de cilinders
terechtkomt is het ‘spoelen’ van het circuit. Eén à twee minuten de afsluiter open om het systeem door te blazen geeft de zekerheid dat de concentratie CO2 ook in de eerste gevulde cilinder identiek is aan die van de door de compressor aangezogen lucht. Bronaanpak; de AERO-GUARD Een gegarandeerd lage CO2-concentratie in de gecomprimeerde lucht kan worden bereikt door toepassing van een speciaal cartridgefilter in de aanzuigleiding van een ademluchtcompressor. De AERO-GUARD bestaat uit een verwisselbaar filter, gevuld met poreuze ‘ademkalkkorrels’, die stevig ingesloten zijn, zodat het uitgesloten is dat er vaste partikeltjes in de compressor en daarmee in de ademlucht terechtkomen. Ongeveer tweederde van de aangezogen lucht passeert het filter en ontdoet deze van alle CO2, terwijl de overgebleven éénderde rechtstreeks via een bypass toestroomt. Deze bypass zorgt er tevens voor dat er in het onwaarschijnlijke geval van een verstopt filter tóch lucht wordt aangezogen. Bij normaal bedrijf zal tweederde van de CO2-concentratie in de uitgaande luchtstroom van de AERO-GUARD verwijderd zijn. Bijna onderhoudsvrij Bij een airflow van 680 liter per minuut bedraagt de gebruiksduur van de filtercartridge 50 uur, oplopend tot 300 uur bij 100 liter per minuut. Bij een geringer verbruik dan 30.000 liter per jaar, is jaarlijkse vervanging noodzakelijk. De cijfers gaan uit van de maximaal toegelaten intake-concentratie van 1000 ppm CO2. De luchtvochtigheid mag daarbij tussen 10 en 100 % zijn en de temperatuur tussen 5 en 45 °C. Al met al is de AERO-GUARD zeker niet het meest kritische deel van de installatie maar de AEROGUARD waarborgt te allen tijde een CO2-percentage dat voldoet aan de NEN-EN 12021, zelfs bij minder frisse buitenlucht. CONTACT
Bent u geïnteresseerd? Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dräger Veiligheidstechniek: 079-3444777
04 |
Kleur bekennen
| 05
PRODUCTIE GASDETECTIEBUISJES
Waar een gas zijn kleur bekent Dräger-buisjes zijn klassieke instrumenten om gassen te analyseren en hun concentratie vast te stellen. Hun hoge betrouwbaarheid is alleen te garanderen bij zeer zorgvuldige productie. Een reden waarom Dräger ze al meer dan zeventig jaar in eigen huis vervaardigt.
Het is het belangrijkste levensteken van elke nieuwgeborene: het ademt. Zuurstof is van vitaal belang; bij slechts enkele minuten gebrek eraan wordt het kritisch. Bovendien is de mens weerloos tegen giftige gassen en zal hij zich alleen dan uit de voeten maken als hij ze al bij lage concentraties ruikt. Maar niet elk gevaar kondigt zich aan: koolmonoxide is bijvoorbeeld geheel reukloos. Als er eenmaal gas lekt, is het spoedig overal aanwezig zonder dat iemand het merkt. De wetten van de thermodynamica zorgen voor de verspreiding. Ongeveer tweehondervijftig typen gasmeetbuisjes Een detectiesysteem moet met zekerheid op bepaalde gassen reageren, het moet hun aard vaststellen en hun concentratie in de omgevingslucht meten. “Het spectrum van de Dräger-buisjes is uitgebreid”, zegt Bernd Wittfoth, die bij Dräger dit bedrijfsonderdeel leidt. “De ‘hardlopers’ onder onze ongeveer 250 typen buisjes die tot 500 verschillende gassen meten zijn bijvoorbeeld de buisjes voor de offshore-industrie, waar het vooral om het aantonen van zwavelwaterstof gaat.” Daarmee richt hij meteen de aandacht op de voordelen die een dergelijke vooral snelle analysetechniek zonder stroomvoorziening en mogelijke vonkvorming biedt. Meten met buisjes De meting zelf is eenvoudig. In principe opent men het glasbuisje aan beide zijden met een apparaat dat iets weg heeft van een puntenslijper, en plaatst het in de mechanische handpomp ‘Accuro’. Deze zorgt ervoor dat de omgevingslucht op een exact
gedoseerde wijze door het buisje stroomt. Is er een bepaald gas in de omgevingslucht aanwezig, dan reageert de indicatorvulling met een duidelijk zichtbare kleuromslag. Op een schaalverdeling is bovendien de concentratie in PPM (parts per million) of milliliter per kubieke meter af te lezen. Dit colorimetrische proces werd in 1919 in de VS gepatenteerd. Sinds Dräger in 1937 volgens dit principe haar eerste buisje voor het aantonen van koolmonoxide produceerde, heeft de onderneming met miljoenen Dräger-buisjes voor de bescherming van mensen gezorgd. Heden ten dage worden ze grotendeels volautomatisch in Lübeck vervaardigd. Substraat Echter, hoe functioneert zo’n onzichtbaar werkend glasbuisje van ongeveer 125 mm lengte en rond 7 mm doorsnede eigenlijk? In het buisje bevindt zich ongeveer twee gram korrelig substraat, dat de chemische indicator bevat. De dragersubstantie bestaat uit korrels met een diameter van 0,2 tot 1,2 mm. Hun exacte grootte is afgestemd op het gebruiksdoel. In totaal worden circa twaalf verschillende dragermaterialen toegepast. Wittfoth: “Het silica- of kiezelgel is bekend uit de kleine zakjes die veelal in de verpakking van elektronische apparatuur worden bijgevoegd.” Dit materiaal is poreus en neemt daarom grotere hoeveelheden van een indicatorsubstantie op. Als bepaalde gassen al door kleine hoeveelheden indicator worden aangetoond, dan bestaat de drager uit kleine glaskorreltjes. Deze worden met een eigen glasbreekmolen in de benodigde zuiverheid en grootte uit kwartsglasscherven gewonnen.
06 |
Chef van de buisjesproductie: Bernd Wittfoth
Lopende testen Voor iedere batch wordt de indicator volgens recept gemixt: ruim 400 grondstoffen staan ter beschikking voor de compositie van het reagenssysteem. Wittfoth: “Elke batch wordt geheel individueel gemixt. Alleen al de luchtvochtigheid kan ongewenste reacties veroorzaken. Een recept hiervoor laat zich slechts beperkt herhalen. We vervaardigen eerst een ‘voorserie’ tot wel 70 complete testbuisjes, waarmee -direct na de vervaardiging van het preparaat- wordt getest of de specificaties worden gehaald. Als de combinatie van de dragersubstantie (silicagel of glaskorreltjes) en indicator individueel is afgestemd, moet dit materiaal binnen de volgende zes weken worden verwerkt, anders vangt de testprocedure van voren af aan.” Uiteenlopende substanties De toekomstige inhoud van de Dräger-buisjes wordt in 20-liter stopflessen afgevuld, waarna ze hermetisch worden gesloten met een ingeslepen glazen stop. Niet alleen de chemische, maar ook de fysische eigenschappen van het materiaal kunnen zeer verschillend zijn: “Vele zijn bijna zo kleverig als honing”, zegt Bernd Wittfoth, “terwijl andere zo droog zijn, dat ze bij het vullen van de buisjes statisch opladen en aan de glaswand blijven plakken als de lading niet doeltreffend wordt afgevoerd.” Dat is vooral belangrijk als in een buisje verschillende lagen achter elkaar moeten worden aangebracht; dat kan tot wel acht lagen oplopen. Mechanische opbouw De buisjes zelf zijn van glas; de soort wisselt naargelang de toepassing. Hoogwaardige laboratoriumglassoorten zoals ‘Duran’ worden vaak toegepast, of het borosilicaatglas ‘Durobax’, als een buitengewone chemische resistentie wordt verlangd. De buisjes zijn doorgaans reeds aan één zijde dicht-
gesmolten, zodat ze eruit zien als van onderen gesloten pipetten. Na beproeving op eventuele fouten, worden ze in een speciale afvulmachine gebracht, van welke de bouw drie jaar (!) in beslag heeft genomen. Vervolgens brengt de machine een klein, drie millimeter dik schijfje keramiek in, dat elf microboringen van 0,2 mm heeft, waardoor later de lucht kan doorstromen. Dit keramiekschijfje zorgt ervoor dat bij openen voor gebruik de inhoud er niet uit kruimelt. Vervolgens kunnen de materialen in de definitieve volgorde en hoeveelheid worden ingebracht, waarbij een videocamera ieder individueel buisje op een controlebeeldscherm laat zien. Het analysesysteem wordt vervolgens afgesloten met een laagje glasvezelweefsel, dat in kruisvorm uit een lint wordt gesneden. Een blijvend goede zetting van de korrels wordt gewaarborgd door een bloemachtig object, dat fijngevoelig ‘tulpje’ genoemd wordt: een cirkelvormig stukje roestvaststaalweefsel met een maaswijdte van 0,2 mm dat met behulp van een doorn tot een kelkje is gevormd. De plooien in het tulpje zorgen ervoor dat de zaak goed klem zit. 2000 keer kloppen Of de inhoud daadwerkelijk voldoende gefixeerd is, wordt gecontroleerd in een testkast waarin met vier keer de zwaartekrachtversnelling op het buisje wordt geklopt. Bij deze belasting mag niets verschuiven. En door de gaatjes mogen slechts ‘homeopathische hoeveelheden’ uittreden. Deze kwaliteitsborgende test moet natuurlijk gedaan worden voordat het buisje automatisch wordt dichtgesmolten. Het open buisje passeert vervolgens een aantal kleinere gasvlammen, die het glas niet alleen plastisch maken, maar ook de lucht zodanig verhitten, dat zich na het afkoelen van het dichtgesmolten buisje een minivacuüm vormt.
| 07
Bij een paar van de 250 typen buisjes is nog handwerk nodig (links). De test rechts functioneert automatisch want 2000 keer identiek met 4g tegen de buisjes kloppen kan alleen een machine.
Afsluitend maakt de hitte van de brander het glas week waarna het dichtgesmolten wordt. Het daarbij ontstane mini-vacuüm is deel van het proces. Elk deel van het proces wordt gecontroleerd en gedocumenteerd.
Beproeving en aanbrengen schaalverdeling De nog hete buisjes worden in een houten kist verzameld (plastic zou smelten en bij het raken van metaal zou het glas barsten). Voor elke geproduceerde batch wordt een eigen schaalverdeling gemaakt. Hiertoe worden, lopende de productie, proeven gedaan met verschillende nauwkeurig bepaalde gasconcentraties. Vanuit deze resultaten worden de batchspecifieke calibratiecurves gemaakt. Zelfs de veroudering wordt gesimuleerd, om de houdbaarheidstermijn te kunnen garanderen. De schaalverdeling wordt op de plakzijde van de zelfklevende folie gedrukt, waarmee het buisje wordt omwikkeld. De folie biedt tevens mechanische bescherming. Volgens Wittfoth moet de schaalverdeling niet alleen kloppen, maar moet de concentratie van de aangetoonde gassen zich ook goed af laten lezen.
Voorbuisjes In bepaalde omstandigheden zijn ‘voorbuisjes’ nodig, die het te meten gas eerst afsplitsen om het meetbaar te maken. Bijzonder trots is Dräger op het aantonen van sulphurylfluoride, waartoe de lucht in een voorbuisje tot ongeveer 900 °C moet worden verhit. Hoe dat gaat zonder stroom? Met een chemische verbinding die, blootgesteld aan de lucht, energie afgeeft. Klassiek, maar onmisbaar Is chemie niet alles wat stinkt? Wittfoth trekt zijn neus op. “Tja, als we met boterzuur werken dan ruik je dat”. Is het niet gevaarlijk om bepaalde buisjes te testen die gifgassen detecteren? “Nee, omdat ook op dit gebied uitsluitend gekwalificeerd personeel werkzaam is onder de strengste veiligheidsvoorschriften.” De expert betwijfelt dat elektronica spoedig de Drägerbuisjes zal vervangen. “Want ze zijn betrouwbaar, prijsgunstig, snel en ze werken zonder stroom.”
08 |
D-7873-2010
Dräger HPS 3100 de multifunctioneelste hulpverlenershelm
Steeds meer hulpdiensten maken gebruik van hoofdbescherming. Tenslotte blijft het hoofd een uiterst kwetsbaar en ontegenzeglijk onmisbaar lichaamsdeel. Bijkomend voordeel van het dragen van een helm is dat hulpverleners direct als zodanig worden herkend, hetgeen in noodsituaties het overzicht, de rust en de orde flink ten goede komt. Punt één blijft natuurlijk de bescherming van het hoofd. Daar is de Dräger HPS 3100 uitzonderlijk goed in. Vele toepassingen van de hulpverlenershelm De risico’s waar een timmerman of een steigerbouwer zich aan blootstelt zijn redelijk in te schatten. Die voorspelbaarheid is een stuk minder bij hulpverleners: de risico’s bij oefeningen zijn weliswaar enigszins te voorzien, maar een ‘echte’ noodsituatie waarmee de
hulpverlener wordt geconfronteerd is dat niet, ondanks taakrisicoanalyses en scenario’s. Het kunnen zoek- en reddingsacties zijn, assistentie bij bos- of duinbrandjes, verkeersongelukken of incidenten met gevaarlijke stoffen. Daarom zal een dergelijke helm aan een heleboel eisen tegelijk
| 09
De Dräger HPS 3100 voldoet aan vele normen
Het hoofdbandenstel is eenvoudig instelbaar
moeten voldoen. In Zuid-Europese landen wordt bij hoofdbescherming voor niet-brandweerlieden vaak gesproken over een ‘bosbrandhelm’, vanwege de grote waarschijnlijkheid van het scenario ‘bosbrand’. De Dräger HPS 3100 is geschikt als mountaineershelm (EN 12492), bijvoorbeeld voor reddingsoperaties op hoogte, maar ook voor bedrijfshulpverleners, voor ambulancepersoneel en als veiligheidshelm in de industrie (EN 397), hoewel hij aan vele beduidend zwaardere eisen voldoet (o.a. hitte- en vlambestendigheid volgens EN 443). Daarnaast kan hij beter geschikt zijn voor het dragen in een gaspak dan de volumineuze, warme en wat zwaardere brandweerhelm. De helm die allen past De Dräger HPS 3100 hulpverlenershelm is veel geavanceerder dan een ‘bouwhelm’. De helmschaal is gemaakt van glasvezelversterkt polyamide en daardoor extreem robuust. De schaal is voorzien van door metaalgaas afgeschermde ventilatieopeningen, die bovendien via een eenvoudig bedienbare schuif af te sluiten zijn. Dat gaat zelfs probleemloos met handschoenen aan. Een op vier punten bevestigd bandenstel met handige klittenbandsluiting voorkomt verlies bij stoten of afwijkende houdingen. Bovendien is het hoofdbandenstel via een grote draaiknop zeer eenvoudig op de hoofdmaat instelbaar.
Vele accessoires zijn beschikbaar
Accessoires en uitvoeringen De helm is uit te rusten met nagenoeg elk wenselijk accessoire: diverse vizieren, oorkappen, een Nomex neklap en een led- of xenonlamp, zowel links als rechts op de houders te bevestigen. Speciale vermelding verdient de standaard bijgeleverde veiligheidsbril, die zowel aan de EN 166 (oogbescherming) als aan de EN 14458 (persoonlijke oogbescherming voor brandweer, ambulance- en hulpdiensten) voldoet, en is voorzien van het vermaarde Pinlock anticondenssysteem. Het eenvoudig uitneembare transparante extra vizier maakt van het condensprobleem voorgoed verleden tijd. Pinlock anticondensvoorzieningen hebben inmiddels hun plaats verworven in de motorsport, bij defensie en in de industrie. Op de schaal van de helm zijn zelfklevende retroreflecterende strepen van vlambestendig materiaal aan te brengen ten behoeve van zichtbaarheid, herkenbaarheid of personalisatie. De helm is naar keuze rood, wit, geel, blauw of zwart en is zelfs in een luminescerende (in het donker oplichtende) variant te bestellen. Het bedenken van een hulpverleningstaak waar de universele HPS 3100 niet geschikt voor is lijkt nog de grootste uitdaging…
CONTACT
Bent u geïnteresseerd? Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dräger Veiligheidstechniek: 079-3444777
10 |
GASDISTRIBUTIE VIA LEIDINGSYSTEMEN
Elk gewenst gas veilig binnen handbereik
Laboratoria, industriële cleanrooms -bijvoorbeeld in de halfgeleiderindustrie- en ruimten waar proefplants worden gebouwd zijn bijna ondenkbaar zonder een deugdelijk en betrouwbaar gasdistributienetwerk. Ook in ziekenhuizen worden bijvoorbeeld operatiekamers van medische lucht, zuurstof en diverse narcosegassen voorzien via leidingsystemen. Het is net zo gewoon als een elektrische installatie die op elke werkplek netspanning beschikbaar maakt. In veel gevallen is het onhandig -of in het kader van de veiligheid zelfs verboden- om gascilinders in gebouwen of op werkplekken te gebruiken. Dräger ontwerpt, installeert en onderhoudt gasdistributiesystemen, waarbij batterijen gascilinders (flessencentrales) of gasgeneratoren zich op een voorgeschreven veilige plaats bevinden, in de buitenlucht of volgens voorschrift op de buitenlucht geventileerd. De gebruikers of processen die voorzien moeten worden van gas, kunnen zich op iedere willekeurige plaats bevinden. Daartussen bevindt zich het distributiesysteem, dat zich doorgaans grotendeels aan het zicht onttrekt. Het kan gaan om kleine systemen met slechts enkele gassen, maar een omvangrijke installatie kan gemakkelijk 30 verschillende (meng)gassen transporteren via een uitgebreid leidingnetwerk. Risico’s van gassen Een cilinder of drukvat bevat een forse hoeveelheid energie in de vorm van gecomprimeerd gas. Zelfs
als dat gewone lucht betreft, kan de schade enorm zijn als een dergelijk vat bezwijkt. Andere gassen dan lucht kunnen bovendien de samenstelling van de atmosfeer drastisch wijzigen als ze vrijkomen. Ze verdrijven de omgevingslucht, waardoor er verstikkingsgevaar kan ontstaan. Zuurstof doet het brandgevaar enorm toenemen en andere gassen kunnen bijvoorbeeld toxisch of bijtend zijn. Bij brandbare gassen zal ophoping van elektrostatische lading door een deugdelijke aarding moeten worden voorkomen. Extreem gevaarlijke gassen zoals ammoniak, H2S, fluor of koolwaterstoffen met een zeer lage zelfontbrandingstemperatuur zullen niet alleen in cilinders geweerd moeten worden van de werkplek, ze zullen ook extra veiligheidsmaatregelen behoeven als ze via leidingen worden gedistribueerd. Leidingen zullen zich niet zomaar tussen systeemplafonds bevinden, maar via een veilige route naar de bestemming leiden. Uitvoering van het distributienetwerk Waterleidingen kunnen bestaan uit een serie koperen pijpen die met knelkoppelingen aan elkaar zijn gezet. Een dergelijke constructiewijze biedt voldoende veiligheid voor transport van leidingwater, maar niet voor een veilige distributie van gassen.
Meerdere gassen overzichtelijk beschikbaar
| 11
Gasdistributieleidingen zijn gemaakt van het juiste materiaal, soms van roestvaststaal of zelfs edelmetaal en verbindingen zijn vaak gelast of bijvoorbeeld uitgevoerd als flenskoppeling. Extreem gevaarlijke gassen kunnen dubbelwandige leidingen vergen, waarbij permanent op lekkage wordt gemonitord, bijvoorbeeld omdat ze door corrosie leidingen onzichtbaar van binnenuit kunnen aantasten. Hiertoe wordt een stikstofflow door de mantelbuis geleid, die de leiding vervolgens via een sensor verlaat. Ieder spoor van verontreiniging van de stikstof zal worden gedetecteerd, en leidt tot automatische afschakeling. Bij gasdistributiesystemen is de dimensionering en de engineering in het algemeen allesbehalve nattevingerwerk. Bij gering debiet of een lage gelijktijdigheidsfactor voor verschillende afnamepunten, zal voor veel bijzondere gassen een kleine leidingdiameter volstaan. Bovendien kunnen leidingsystemen voorzien zijn van (automatische) druk- en flowregelaars, veiligheidskleppen en changeover-units. De meeste van deze componenten zijn in eigen huis ontwikkeld en gefabriceerd (Dräger/Tescom) en bewijzen al jaren hun hoge kwaliteit. Wat niet als ‘standaardcomponent’ beschikbaar is, wordt zonodig als klantspecifieke special vervaardigd. Dräger staat garant voor ontwerp, engineering en service en begeleidt tevens onafhankelijke keuringen voor ingebruikname en periodieke inspecties.
Gasdetectie Als er in bouwkundig besloten ruimten gasdistributieleidingen aanwezig zijn, moeten deze -afhankelijk van de aanwezige gassen- bewaakt worden door automatische gasdetectiesystemen. Vooral in bemande ruimten waar afnamepunten aanwezig zijn, zal detectie vereist zijn. Uiteraard is een gasdetectiesysteem op zijn beurt afgestemd op de specifieke gassen die worden toegepast. Dräger is tevens specialist op detectiegebied, en zal de noodzaak om de werkplek veilig te houden nimmer uit het oog verliezen. Het later aanvullend aanbrengen van een detectiesysteem, -omdat het niet in het bestek stond, maar wel in de RI&E boven water kwam- pakt altijd duurder uit dan gelijktijdige installatie. Distributie en lekdetectie gaan hand in hand. Dräger beschikt over alle noodzakelijke expertise.
Bij het ontwerp is ook de materiaalkeuze van de leidingen van groot belang
CONTACT
Bent u geïnteresseerd? Voor meer informatie over aanleg, management en engineering van gasdistributiesystemen kunt u contact opnemen met Dräger Gasmanagementsystemen: 079-3464800 of zie www.gasmanagementsystems.nl
12 |
D-5255-2010
Dräger UCF 6000 en 7000 warmtebeeldcamera’s Heet van de naald en warm aanbevolen
De Dräger UCF camera’s kenmerken zich door een verbluffende beeldkwaliteit
D-8177-2010
Goede grip, robuust en ergonomisch vormgegeven
Intuïtieve bediening vergroot het gebruiksgemak
De Dräger UCF 1600 en UCF 3200 warmtebeeldcamera’s maken inmiddels op veel plaatsen deel uit van het ‘reddingsinstrumentarium’ van brandweerkorpsen. Zij worden met veel succes ingezet voor het opsporen van brandhaarden en slachtoffers. Vooral waar het zicht beperkt wordt door rook of stoom, of gewoon door een gebrek aan omgevingslicht, biedt een warmtebeeldcamera welkome ondersteuning. Dräger heeft het genoegen de eerste leden van de nieuwe generatie te presenteren: de Dräger UCF 6000 en de UCF 7000. Verschillen De nieuwe camera’s zijn -net als de bestaande modellen- gebouwd in een robuuste, waterdichte en schokbestendige behuizing. De rubberen stootranden op alle (afgeronde) hoeken van de behuizing voorkomen schade bij stoten en vallen. Zover niets nieuws onder de zon. De beeldkwaliteit en de bedienbaarheid zijn echter nóg beter geworden: bediening kan nu -door de gewijzigde vorm van het apparaat- met één hand geschieden en is in hoge
mate intuïtief. De lens bevindt zich veilig achter een hittebestendig germaniumvenster, dat net als alle bedieningselementen en het scherm enigszins teruggetrokken is geplaatst. De lens zelf heeft een grotere beeldhoek, heel praktisch omdat het eigen gezichtsveld vaak al door helm en gelaatsmasker wordt beperkt. Beeldhelderheid, contrast en vloeiende weergave bij camerabewegingen zijn verbluffend.
| 13
Dynamisch bereik en beeldpresentatie Een warmtebeeldcamera heeft een zeker dynamisch bereik, te vergelijken met de lichtgevoeligheid van een normale videocamera. Een te grote gevoeligheid in combinatie met veel licht zou overbelichting veroorzaken, waardoor het beeld nauwelijks contrasten meer vertoont. Een automatische gevoeligheidsregeling die schakelt tussen “normale” en “brand” modus ondervangt dit deels, maar er zit een addertje onder het gras. Een object in het beeld dat een andere temperatuur heeft dan de ingestelde modus doet normaalgesproken de gevoeligheid zodanig terugregelen dat het contrast in donkere partijen nagenoeg verdwijnt. Op tegenlichtfoto’s is de voorgrond niets meer dan een donkere schaduw. Als we het ‘object’ in het voorbeeld vervangen door een hittebron (brandhaard) bij een warmtebeeldcamera, dan is het effect duidelijk: de geringe warmteverschillen buiten de brandhaard leiden niet meer tot een beeld waarop men zich kan oriënteren. Met name dit aspect heeft bij de productontwikkelaars van Dräger zeer veel aandacht gekregen. De automatische regeling en het dynamisch bereik worden bij de Dräger UCF camera’s als het ware per gedeelte van het beeld geoptimaliseerd, zodat -zelfs met een hete brandhaard in beeld- een persoon of de contouren van een ruimte steeds worden weergegeven. De camera is bovendien voorzien van een omgevingslichtsensor, die de helderheid van het beeldscherm automatisch regelt. Het getoonde beeld blijft zowel in donkere ruimtes als in fel zonlicht uitstekend waarneembaar. Verlengde wijsvinger De collega met de camera ziet méér dan de anderen: dat betekent dat communicatie noodzakelijk zal zijn om de anderen deelgenoot te maken. Gewoon het aanwijzen van een brandhaard, een risico of de positie van een slachtoffer kan al voldoende zijn en voorkomt lastige en tijdrovende uitleg. In de nieuwe generatie warmtebeeldcamera’s is een laserpointer ingebouwd, waarmee snel en op veilige afstand de aandacht op alle ‘bezienswaardigheden’ kan worden gevestigd. Bovendien wordt op de door de laserpointer aangewezen plaats een spottemperatuurmeting uitgevoerd. Het vermogen van de laser is dusdanig dat beschadiging van het netvlies bij normaal gebruik uitgesloten is.
Momenteel is er een normering voor warmtebeeldcamera’s in ontwikkeling; de NFPA1801. Deze norm heeft als doel het standaardiseren van een aantal eigenschappen van de warmtebeeldcamera. Zo is er een valtest voorgeschreven op alle zijden van de camera en ondergaat de camera gedurende een uur een test in een ronddraaiende trommel. Ook voor de bestendigheid tegen warmtestraling zijn speciale voorschriften opgenomen. De Dräger UCF 6000 en UCF 7000 voldoen reeds aan deze ontwerpnorm, waarmee de robuustheid van de camera’s nog eens bevestigd wordt.
Freeze Eén van de functies die de veiligheid enorm bevordert, is de mogelijkheid om het beeld te bevriezen. Er kan dus ‘om de hoek’ een snapshot worden gemaakt, waarna in relatieve veiligheid kan worden beoordeeld of betreding noodzakelijk is en of dat veilig kan geschieden. Een vastgezet beeld kan uiteraard ook aan een ander teamlid worden getoond. Dräger UCF 7000 Juist in moeilijke situaties bestaat het gevaar een detail over het hoofd te zien. De Dräger UCF 7000 beschikt dankzij de „Application switch” (toepassingsgerichte bedrijfsmodi) over de mogelijkheid, de weergave van de camerabeelden voor de actuele taak te optimaliseren. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden voor het zoeken van personen of het vinden van brandhaarden. Daarnaast beschikt de camera over een geïntegreerde video- en geluidsregistratiefunctie die automatisch loopt, en kan deze tevens afzonderlijke beelden opnemen. De Dräger UCF 7000 heeft dezelfde fenomenale eigenschappen als de ‘6000’ maar is daarnaast intrinsiek veilig (ATEX zone 1) en is dus zelfs bruikbaar in explosiegevaarlijke gebieden. Zien is geloven De prestaties van een warmtebeeldcamera laten zich weliswaar beschrijven, maar ‘the proof of the pudding is in the eating’. Vraag uw verkoopadviseur daarom om een demonstratie.
CONTACT
Bent u geïnteresseerd? Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dräger Veiligheidstechniek: 079-3444777
14 |
KUIPERS LOGISTICS TE OLDENZAAL
Nuchtere grootgebruiker van het Dräger Interlock XT alcoholslot Directeur Harry Kuipers is in 2008 aan het woord geweest in NieuwsDräger, toen de eerste testen net in gang waren gezet. Het bedrijf heeft eerst proefgedraaid met één wagen om alle instellingen naar wens te krijgen en om te kijken of het beviel. Harry Kuipers is inmiddels zodanig overtuigd van het nut van het alcoholslot dat hij het gehele wagenpark (40 vrachtwagens) heeft uitgerust met de Dräger ademgestuurde startonderbreker. Een veilig idee, en een heel betrouwbare manier om overtredingen te voorkomen en de veiligheid te waarborgen, aldus Philip Vollenbroek, medewerker expeditie en verzekeringen bij het bedrijf. NieuwsDräger bezocht de thuisbasis van de logistiek specialist en sprak met Philip en met René Torrenga, sinds 13 jaar chauffeur bij Kuipers. Hoe bevalt de Dräger Interlock XT in de praktijk? Philip: “Wij zijn er blij mee. Het is een heel goede preventiemaatregel, en het heeft veel effect op het gedrag, zo mag je concluderen omdat ‘positief blazen’ -na de eerste gewenningsperiode van drie maanden- nu heel weinig voorkomt. Wij hebben er vooraf al veel aandacht aan besteed en gelukkig zijn echte ingrepen door het slot zeldzaam te noemen. Voor een van de uitzendkrachten was het ‘einde verhaal’, en met een eigen chauffeur zijn we om de tafel gegaan. Dat heeft heel goed uitgepakt. Gelukkig; want we wilden hem niet kwijt.” Is het alcoholslot echt nodig? Philip: “Ik denk van wel: 5% van de beroepsbevolking kun je aanmerken als probleemdrinker, en dat betekent statistisch gezien dat wij er ook een paar in dienst moeten hebben. Je weet natuurlijk nooit
waar een alcoholslot je voor spaart, maar je bent er wel zeker van dat je chauffeurs nuchter de weg op gaan. We zijn nu over langere tijd aan het inventariseren hoeveel ongevallen en schade we hebben, maar dat is natuurlijk heel lastig. Ik ben voorzichtig positief. ” René: “Er is al een vooroordeel over chauffeurs, en helaas zie ik er genoeg om me heen die dat vooroordeel bevestigen. Opscheppen over hoe gezellig het was en hoeveel ze ’s avonds hebben gedronken. In Italië is het bovendien heel gewoon dat je ’s middags bij het eten wijn drinkt, en dat weten ze aan de grens ook: ze voeren daar regelmatig alcoholcontroles uit, ook midden op de dag. Ik weet altijd dat ik goed zit en roep ook graag dat ik al geblazen heb. Dan kijken ze een beetje verbaasd, maar ook dat zal wel over gaan. En de collega-chauffeurs roepen wel eens: ‘Kuipers? Dan
| 15
Eerst
blazen dan starten moet je zeker vroeg naar bed?’. Ik mag net zo laat naar bed als zij, maar ik word niet wakker met een spijker in mijn hoofd.” Kunnen de chauffeurs er mee leven dat ze gecontroleerd worden? Philip: “Nou, in het begin waren er wel kritische geluiden te horen, en dat hadden we ook wel verwacht. Dat was maar een klein groepje. Er waren zelfs mensen bij die dreigden op te stappen als we het alcoholslot zouden invoeren. Dat bleek uiteindelijk een loos dreigement. Na een paar maanden gesputter was dat over, en nu, na ruim een jaar, is het volkomen ingeburgerd. Ik heb zelfs van chauffeurs gehoord dat er echt minder gedronken wordt onderweg, en daar ging het om.” René: “Ik ben zelf maar een matige drinker, dus ik heb er weinig problemen mee. Bij sommige collega’s ligt dat anders. Die waren zelfs een beetje bang voor het apparaat. In het begin waren er creatievelingen die erg hun best deden om het apparaat te bedotten, maar dat gaat echt niet. Bovendien vraagt het apparaat na willekeurige tijd om een herhalingstest. Dat is tijdens het rijden dus.” Is dat niet gevaarlijk? René: “Nee hoor, want meestal is het na een kwartier of een half uur en dan zit je doorgaans op de snelweg. En je kunt dat piepje ook een paar keer wegdrukken als de verkeerssituatie het even niet toelaat. Niet eindeloos natuurlijk. En als je het toontje niet hoort omdat je de radio of de verkeersinformatie hard aan hebt, dan gaat het gepiep over in een aanhoudende toon. Die mis je echt niet.” Hoe vaak blaas je op een dag? René: “Er zijn uitschieters tot wel zes keer, vooral als je een tijdje aan het laden of lossen bent geweest. Dan moet je opnieuw blazen. Gelukkig
niet na een stop van een kwartier of als je even hebt getankt, dan zit je nog binnen de tijd dat het systeem stand-by blijft.” Heb je wel eens geprobeerd om te blazen nadat je wat had gedronken? René: “Jawel, maar ik ben echt niet aan het uitproberen waar de grens ligt. De keer dat ik ertegenaan liep was met een oudere DAF zonder stand-airco. We rijden veel op Italië en ik stond in de avondzon op mijn overnachtingsplaats. Om de cabine koel te krijgen, moet de motor dan draaien. Dat lukte me dus even niet na het diner. Dat was de enige keer dat ik er een beetje moeite mee had, verder vind ik het een prima voorziening.” Zie ook: www.eerstblazen-danstarten.nl en www.kuiperslogistics.nl
KUIPERS LOGISTICS
Kuipers Logistics in Oldenzaal, gespecialiseerd in internationaal transport, kent een streng alcoholbeleid voor alle chauffeurs. Beschonken achter het stuur levert maar één keer een waarschuwing op, een volgende keer betekent dat het einde van het dienstverband. Eigenlijk is dat heel logisch, gezien de grote risico’s in het verkeer. Helemaal als het om zware trekker-opleggercombinaties gaat die bovendien regelmatig een vracht aan boord hebben die een forse waarde vertegenwoordigt.
16 |
Service is een instelling Bettina Runge, Applications & Market Manager
Denken vanuit de gebruiker ‘In Lübeck is service geen afdeling, maar een instelling’ Als je apparaten en systemen ontwikkelt, ben je als fabrikant niet klaar als het eindproduct van de band rolt. Gewetensvolle fabrikanten hebben een ‘zorgplicht’. De gebruiker van een Dräger-product moet zich niet alleen verzekerd weten van een deugdelijk kwaliteitsartikel, maar hij mag ook verwachten dat hij bij gebreken aan een product of apparaat, bij uitzonderlijke toepassingen of bij geconstateerde ‘eigenaardigheden’ in het gedrag van een systeem, een sensor of een persoonlijk beschermingsmiddel, ergens hulp en ondersteuning kan vinden. In eerste instantie zal de accountmanager het aanspreekpunt zijn, of de onderhoudstechnicus die toch al over de vloer komt. Deze functionarissen staan niet alleen: zij beschikken over een enorme achterban. In Nederland, maar ook daarbuiten. Iedere vraag verdient een antwoord, zelfs als die meer te maken heeft met een specifieke toepassing of omstandigheid bij de gebruiker dan met het Dräger-product. Klantvragen De kans is groot dat een vraag niet uniek is. Als een gebruiker wil weten waarom bepaalde meetgegevens een zekere afwijking lijken te vertonen, of -in het geval van gasmeting- met welke kruisgevoeligheidsrisico’s hij te maken kan hebben, dan zal Dräger niet stilzitten voordat daar op zijn minst een goed antwoord op is gegeven, en zo mogelijk
een deugdelijke oplossing voor is aangedragen. Misschien is een probleem elders al opgelost: tenslotte wordt Dräger-apparatuur wereldwijd gebruikt, soms onder vergelijkbare omstandigheden. Het inzetten van de juiste apparatuur op de juiste plaats is daarbij een eerste voorwaarde. Dat is niet slechts af te leiden uit het al dan niet voldoen aan bepaalde normen, hoe vanzelfsprekend dat ook lijkt. NieuwsDräger besloot op bezoek te gaan bij twee afdelingen van het Dräger Safety te Lübeck, waar hard wordt gewerkt aan het verzamelen van informatie en het terugkoppelen naar de praktijk. Application Notes Bettina Runge, Applications & Market Manager, heeft als voorname taak het schrijven van zogenaamde ‘Application Notes’. Een Application Note is een toegankelijk en geïllustreerd stukje tekst, dat uitleg verschaft over de praktijktoepassing van apparatuur en systemen, vanuit het werk gezien. Het is uitdrukkelijk geen ‘Product Sheet’, welke een overzicht geeft van alle bijzondere technische eigenschappen van een product, zonder daarbij op speciale toepassingen in te gaan. Bettina: “In mijn
| 17
Dirk Zastrow bij de klimaatkast. Snelle temperatuurvariaties van -40 tot maximaal + 190 C mogelijk.
Met een iets gemodificeerde infuuspomp zijn langdurige gasstromen te creëren, ook in bijzondere samenstellingen en met zeer lage te meten concentraties.
werk richt ik me met name op de industrie. Ik bestudeer de toepassing bij de klanten in samenhang met de omgang met gevaarlijke stoffen en de geldende wetten, regelingen en voorschriften. Vervolgens doe ik aanbevelingen met welke producten wij ze bij het uitvoeren van hun taken kunnen ondersteunen. Een voorbeeld: in veel bedrijfstakken binnen de chemische industrie, de scheepvaart of op het gebied van de waterzuivering worden werkzaamheden uitgevoerd in tanks of andere besloten ruimten. Voor dit soort werk gelden bijzondere veiligheidsregels die resulteren in specifieke procedures. Vanwege deze afwijkende eisen valt de aanbeveling van de apparatuurconfiguratie soms anders uit. Denk maar aan het soort gassen dat je kunt verwachten. Binnen de scheepvaart maakt het al een enorm verschil of je te maken hebt met een chemicaliëntanker of een olietanker. Ik wil onder andere uitleggen wanneer je gassen meet met infrarood-sensoren of juist met bijvoorbeeld katalytische sensoren, en waarom je in bepaalde gevallen combifilters als adembescherming zou moeten toepassen. Ik wil dat onze klant op een simpele manier de juiste keuze kan maken. De kapitein van een tanker moet het liefst met een simpel overzichtje en wat basiskennis kunnen selecteren wat zijn werknemers, afhankelijk van de lading, aan persoonlijke beschermingsmiddelen nodig hebben.”
producten kenmerken zich door een veelheid aan innovatieve features. Maar niet elke feature zal bij de specifieke toepassing van de klant nuttig zijn. Daarom is het belangrijk precies die feature ter beschikking te stellen die de klant bij zijn toepassing ondersteunt. Een voorbeeld: de Dräger X-am 7000 beschikt over een krachtige geïntegreerde pomp, die in staat is meetgassen door een verlengslang tot wel 45 meter aan te zuigen. Deze eigenschap is heel nuttig in de scheepvaart bij het vrijgeven van laadruimen. Bij een klant die containers meet is het eerder de toepassingsmogelijkheid van de smart-PID sensor in de Dräger X-am 7000 die de doorslag geeft. Het gebruiksnut voor de klant volgt uit de toepassing. Iedereen wordt er beter van als de apparatuur en de beschermingsmiddelen precies passen bij het specifieke werk. Application Notes helpen daarbij. Ze hebben een breed bereik, dus handelen niet alleen over hoe je gevaren van gassen herkent, maar ook hoe je je ertegen beschermt. Application Notes worden ook vertaald en soms geheel herschreven voor bepaalde landen, omdat situaties, normen en eisen daar anders zijn. Mijn teksten zijn ook een soort advies aangaande veilig werken; geen bindend voorschrift. Ik ondersteun en leg uit, maar verplicht niemand ergens toe. En het leest hopelijk prettiger dan een studieboek.”
Redeneren vanuit het werk Bettina: “Ik kijk naar de omstandigheden en de werkzaamheden bij de klant. Daaruit bepaal ik vervolgens welke apparatuur en welke persoonlijke beschermingsmiddelen geschikt zijn. Onze
De Dräger toepassingstechniek Producteigenschappen komen voor een groot deel voort uit normen. Dat strookt echter lang niet altijd met de realiteit: Dräger apparaten zijn doorgaans veel robuuster en storingsbestendiger dan de
18 |
Vijfhonderd maal laden en ontladen van de NiMH accucellen van de Alcotest 7510. Op de vensterbank, net als bij de klant.
normen voorschrijven. Tenslotte moeten ze ook in het werkveld hun kwaliteiten duurzaam bewijzen. Normen schrijven vaak specifieke testen voor. Dräger voert deze allemaal in eigen huis uit maar heeft de testprocedures vervolgens uitgebreid, zwaarder gemaakt, en voert tevens gecombineerde ‘stresstesten’ uit. Daarvoor is toepassingstechniek nodig. Dirk Zastrow, medewerker van het Application & Test Lab, test apparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen. Onder leiding van Thomas Rodewaldt controleert het Applicatielab of de ontwerpers hun werk goed hebben gedaan. In de woorden van Dirk: “De ontwerper test zelf of hij het goed gemaakt heeft, en vervolgens testen wij of hij het goede gemaakt heeft”, waarmee hij wil zeggen dat het Applicatielab de gebruiker zo goed mogelijk simuleert. Of het product op de werkvloer geheel zal voldoen aan de verwachtingen. Dat is iets anders dan het antwoord op de vraag of het goed werkt. Dat is namelijk al geregeld. Het Applicatielab fungeert als eerste gebruiker. Een vrij ruwe, dat wel. Productvalidatie Het ‘valideren’ van een product gaat niet altijd even zachtzinnig, en het kan niet anders dan dat er wel eens wat sneuvelt. Valproeven, onderdompeling, blootstelling aan chemicaliën en het zeer snel variëren van de omgevingstemperatuur tot waarden die in de praktijk nauwelijks denkbaar zijn, horen daarbij. Voor elk product geldt een testprotocol, dat bovendien wordt uitgebreid of aangepast aan de hand van meldingen uit de praktijk en eigen inzicht. “Vaak doen we gecombineerde testen; apparatuur wordt bijvoorbeeld tegelijk blootgesteld aan extreme temperaturen en aan elektromagnetische
Vijftienduizend keer flink op een knop drukken met een rubberen vinger, glansrijk doorstaan.
velden. Want wat een product aan moet kunnen, volgt uit de praktijk. Zo worden instrumenten afwisselend blootgesteld aan kamertemperatuur gevolgd door hoge temperatuur met hoge luchtvochtigheid. Zo kunnen we beoordelen hoe het instrument zich houdt in tropische omstandigheden. Dat noemen we de ‘Singapore-test’ omdat de praktische noodzaak van een dergelijke test uit deze regio komt. Om de electromagnetische robuustheid van onze gevoelige instrumenten boven de norm te testen voeren we de ‘Walkie-Talkie- test’ uit. Daarbij wordt onderzocht wat er in het instrument gebeurt als het stoorveld niet binnen de norm blijft maar een veelvoud verhoogt wordt. Daarvoor laten we de antenne van de actieve Walkie-Talkie vlak naast het instrument daar omheen draaien. De CE-markering vereist slechts een fractie van deze test maar het is gewoon de praktijk dat een radio vlak naast ons instrument gedragen wordt.” Testfaciliteiten zijn er echter niet alleen voor nieuwe producten. Testen met componenten en prototypes vinden uiteraard plaats voordat de productie aanvangt. Toch zal het altijd nodig blijven om ook nadien te kunnen testen of een serieproduct optimaal presteert, of er modificaties nodig zijn of bijvoorbeeld gebruiksvoorschriften moeten worden aangepast. Ook dit wordt bedoeld met toepassingstechniek. Nabootsen van de praktijkcondities Dirk: “Wat we heel goed kunnen is het nabootsen van de omstandigheden bij de gebruiker. Als een klant bijvoorbeeld een bepaalde gasmeter in gebruik heeft en hij signaleert vreemde afwijkingen, dan zullen wij zo’n gasmeter hier op de pijnbank leggen om het verschijnsel te reproduce-
| 19
Een stukje D-MEX laminaat van een gaspak wordt in een glazen cuvet gemonteerd en er worden vele vloeibare koolwaterstoffen onder druk op losgelaten. Sensor in een (onderdruk) stikstofstroom aan de ‘droge zijde’ ter vaststelling van de doorslagtijd van het materiaal.
ren. Dat kan betekenen dat we heel exotische gasmengsels moeten samenstellen om te kijken hoe een bepaald type sensor of gasmeter daarop reageert, ook op langere termijn. Wij willen hoe dan ook een antwoord op de specifieke vraag. Die vraag kan in de praktijk gesteld zijn, maar we stellen ons zelf ook voortdurend toepassingsvragen. Als we verwachten dat er heel vaak op een bepaalde knop gedrukt zal worden, dan doen we dat dus ook, met een pneumatisch toestel en een rubberen vinger zullen we bijvoorbeeld vijftienduizend keer een knop indrukken, met een kracht die liefst nog wat groter is dan die welke een mens uitoefent. Niet alleen om aan te tonen dat de knop nog blijft functioneren, maar ook om te zien hoe de folie zich houdt. Dat doen we met allerlei apparaten en materialen die aan ‘stress’ onderhevig kunnen zijn. Wij blijven de praktijk graag een stap voor.” Brede kennis Dirk benadrukt hoe belangrijk kennis en vaardigheid zijn: “De instrumenten worden steeds complexer. Het wordt moeilijker om alle omstandigheden te simuleren en fouten te vinden. We moeten van alle producten weten hoe ze werken en hoe ze worden ingezet, en dan ook nog van verschillende uitvoeringen en eventuele software-versies. Dat vergt nogal wat van een medewerker, dus hebben we op ieder gebied specialisten. Daarnaast heeft iedereen een brede algemene achtergrondkennis. Dat gaat zo ver dat we gaspaktesters niet alleen de materialen laten beproeven, maar ze ook een inzettraining laten volgen, waarbij ze zelf een gaspak moeten dragen. Het duurt erg lang voordat je over voldoende kennis beschikt, maar we hebben dan ook een erg interessant en afwisselend beroep.
Het vertegenwoordigen van de dagelijkse praktijk bij de ontwikkeling van veiligheidsgerelateerde producten is de ene kant van de opgaven van toepassingstechniek. Aan de andere kant adviseert toepassingstechniek onze klanten over speciale toepassingsmogelijkheden of beantwoorden we lastige vragen, zoals of en hoe stoorgassen de aanwijzing van Dräger-buisjes beïnvloeden.” Hoe beter zijn team zich inleeft in de klant en de toepassing, des te sneller vragen en problemen kunnen worden opgelost. Hier kan het team met zijn jarenlange kennis en ervaring de klanten een wezenlijke toegevoegde waarde van de Drägerproducten te bieden. "Steeds weer krijgen we vragen hoe een buisje dat zich al jarenlang bewezen heeft reageert op nieuwe omstandigheden en gas-samenstellingen" zegt Dirk Zastrow en wijst op een omvangrijke database die al decennia lang groeit en die ook exotische toepassingen van Dräger-buisjes omvat. "Hierin zijn we uniek." Klantspecifiek testen Dirk: “Het komt voor dat grote afnemers zeer specifieke eisen stellen aan hun apparatuur en dat ze ook willen zien hoe onze testen worden uitgevoerd. In dergelijke gevallen zullen wij ze graag demonstreren wat wij doen en maken wij testopstellingen en methoden die aan hun eisen tegemoet komen. Als er ergens iets opmerkelijks gebeurt, dan horen wij daar zeker van en zoeken we direct uit wat er aan de hand is. Meestal verlopen de contacten via de normale weg en zien wij de klant niet zelf: Dräger productspecialisten vanuit alle vestigingen weten ons te vinden en houden de klant op de hoogte. Hoe sneller hoe beter. En nee: we sturen geen factuur. Het hoort bij onze normale service.”
20 |
Bodyguard 1000 persoonlijke bewegingsloosmelder Onafhankelijke beschermengel
altijd
D-8905-2010
paraat
Hulpverleners en werknemers die hoogrisicowerk uitvoeren doen dat zelden alleen. Er zijn vele (nood)situaties en risicovolle werkzaamheden te bedenken waar moeilijk aan het recht op een veilige werkplek volgens de arbowetgeving tegemoet te komen is. In veel gevallen is aanwezigheid van een collega vereist, die kan ingrijpen of hulp kan organiseren. Taakrisicoanalyses leiden menigmaal tot beheersmaatregelen die extra mankracht vergen. Regelmatig zijn er twijfelgevallen: geldt een ruimte als besloten ruimte waarbij een extra veiligheidswacht moet worden ingezet en hoe nabij moet die persoon zijn? Is dat dan toereikend? Heeft een ‘meewerkende collega’ alles voldoende onder controle? Het zicht kan bijvoorbeeld beperkt zijn of er bevinden zich obstakels tussen werkers en hun collega’s.
| 21
Zelfstandig apparaat De Bodyguard 1000 is een zelfstandig persoonlijk waarschuwings- en veiligheidssysteem, een stevig apparaatje dat met de krokodillenklem aan de werkkleding of met een stalen clip (beide bijgeleverd) aan een riem of draagbandenstel wordt bevestigd. Zodra de drager langer dan bijvoorbeeld 25 seconden niet heeft bewogen, klinkt een vooralarm en als de drager daar niet met een beweging op reageert gaat dit na 10 seconden over in een luider hoofdalarm. Het alarm bestaat uit een akoestisch (fluittoon van 102-112 dBA) en optisch signaal (fel knipperende leds aan beide kanten). Dat alarm is via een grote maar iets verdiept liggende knop ook handmatig te activeren. Om een hoofdalarm te deactiveren, moeten de knoppen aan beide zijden gelijktijdig worden ingedrukt. De Bodyguard 1000 is zo gemaakt dat bediening zelfs met handschoenen aan mogelijk is. Bovendien is het apparaat bestand tegen stof en spatwater, ATEX-goedgekeurd en bruikbaar van -30° tot +60° C. De Bodyguard 1000 verlangt geen externe voeding en hoeft niet te communiceren met andere toestellen, waardoor combinatie met ieder ander uitrustingsstuk mogelijk is. Datalog en programmeerbare settings De gebruiksgegevens van de Dräger Bodyguard 1000 worden intern opgeslagen. Voor het uitlezen hiervan is als optie een aansluitmodule (contactloze usb-cradle) beschikbaar, die verbinding met een gewone pc mogelijk maakt. Met deze aansluitmodule en de bijbehorende software zijn alle opgeslagen gegevens met betrekking tot data, inen uitschakeltijden en alarmen naar de computer over te brengen en in Excel of andere databasesoftware in te lezen. Bovendien zijn de activeringstijden van voor- en hoofdalarm en de manier waarop de gebruiker een alarm uitzet (werkingsmodus)
D-16516-2010
Bewegingsloosmelder Dragers van ademluchttoestellen werken met collega’s, inzetleiders, reddingslijnen en beschikken over intelligente digitale manometers met geïntegreerde bewegingsloosmelders, zoals bij de Dräger Bodyguard 7000. Er zijn echter ook ademluchttoestellen die niet zijn uitgerust met een dergelijk persoonlijk alarm. Bovendien zijn er talloze risicovolle werkzaamheden die zonder onafhankelijke adembescherming worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden waarbij een persoonlijk bewegingsloosalarm zeer goede diensten kan bewijzen. Daarom is er de Bodyguard 1000: standalone, nergens van afhankelijk en altijd paraat.
via de computer te wijzigen. In plaats van de gelijktijdige bediening van de knoppen opzij, kan gekozen worden voor een procedure met een zogenaamde ‘tally-sleutel’. De werkwijze is dan als volgt: de sleutel wordt uit de Bodyguard getrokken en bijvoorbeeld op een controlebord -zoals de Regis 300- gehangen ter indicatie dat iemand het apparaat in gebruik heeft. Uitzetten van een hoofdalarm kan dan alleen door de sleutel weer in het toestel te steken. Kleine en betrouwbare beschermengel De Bodyguard 1000 weegt slechts 215 gram en wordt gevoed door niet-oplaadbare CR123 (standaard) Lithiumcellen. Onderhoud is niet nodig, afgezien van vervanging van de batterijen. Eigenlijk zou iedere werknemer die taken uitvoert waarbij toezicht gewaarborgd moet zijn, de beschikking moeten hebben over een betrouwbare bewegingsloosmelder. U kunt zelf situaties bedenken waar de Bodyguard 1000 het verschil tussen leven en dood kan betekenen.
CONTACT
Bent u geïnteresseerd? Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dräger Veiligheidstechniek: 079-3444777
22 |
DE THERMOK ATALY TISCHE SENSOR
EX-meten
met hete
ST-4940-2004
pareltjes
Bij het ‘recreatief’ carbidschieten, het verjagen van vogels met knalpotten of het toepassen van de drijfkracht in een verbrandingsmotor zijn gasexplosies gewenst en onmisbaar. Op de werkvloer zijn ontploffingen daarentegen uit den boze. Gerichte metingen en tijdige alarmering kunnen het ontstaan van explosieve gas- en dampmengsels voorkomen. Voor detectie van brandbare gassen en dampen ter voorkoming van explosierisico (EX-metingen) bestaan twee verschillende detectiemethoden: de thermokatalytische en de infrarood-optische. In dit artikel wordt de werking van de thermokatalytische sensor uit de doeken gedaan.
| 23
Twee heel kleine hete pareltjes in het inwendige van de sensor beveiligen een explosiegevaarlijk gebied.
Detectie van brandbare gassen Hoe herkent een thermokatalytische sensor op betrouwbare wijze brandbare gassen? In principe gebeurt dat door het brandbare gas op een verhitte katalysator vlamloos te verbranden en te oxideren; ongeveer zoals dat in de katalysator van een auto plaatsvindt. Hierin worden bijvoorbeeld het giftige CO en onverbrande koolwaterstoffen geoxideerd naar het ‘onschuldiger’ CO2. Dat de katalysator daarbij iets heter wordt, is hier slechts een neveneffect. Dat effect wordt bij thermokatalytische detectie juist benut: het warmte-effect is het basisprincipe van de meting met de katalytische sensor. Maar wat speelt zich precies in het inwendige van de sensor af?
Het katalytisch effect Uiteindelijk is het de reactiviteit van de zuurstof waaraan het katalytisch principe te danken is: zuurstofmoleculen houden van metaaloppervlakken, zetten zich erop vast, vallen uiteen (één zuurstofmolecuul bestaat uit twee zuurstofatomen) en zijn gedurende korte tijd in een hoogreactieve toestand. Daar zitten ze dan, die zuurstofatomen met ‘onbenutte bindingen’, te wachten op een reactiepartner. Wanneer de zuurstof niet rechtstreeks met het metaal reageert, dan zal dat via een voorgeschakelde reactie met vocht plaatsvinden; dat is het ons vertouwde alledaagse roestproces (oxidatie).
24 |
Explosieveilig uitgevoerd: het gas passeert een sinterfilter in de robuuste rvs-behuizing (links). De platinaspiraal (rechts) is een slechts 1 mm brede wikkeling, waarvan de draad een diameter van ongeveer 0,05 mm heeft.
Chemische dynamiek in het hart van de sensor Ook de oppervlakken van zeer edele metalen zoals platina of palladium raken bedekt met een dergelijke zuurstofmantel. Door de microscoop bezien is deze laag een zich voortdurend vernieuwende maar qua gewicht constante hoeveelheid ‘ongeduldige’ zuurstofatomen. Als zo’n atoom niet zeer snel een geschikte reactiepartner vindt (palladium is te edel om mee te reageren), dan recombineert het met een ander zuurstofatoom en maakt plaats voor een zuurstofmolecuul in de nabijheid. Als er echter een ‘oxidatiebereid’ molecuul in aanraking komt met een brandbare gasvormige substantie (bijv. een koolwaterstofverbinding), dan slaat dat zuurstofmolecuul toe: het wordt dan samen met het gas omgezet in CO2 en H2O. Echter: dat gebeurt slechts als de zuurstofatomen zich sterker aangetrokken voelen tot het betreffende molecuul dan tot het metaaloppervlak. Die aantrekkingskracht is regelbaar: hoe heter het oppervlak, hoe gemakkelijker de zuurstofatomen zich weer loslaten. Als het oppervlak echter té heet is, arriveren ze daar in geheel niet meer. Zo vindt er via de omweg van een heet metalen oppervlak een ‘gedwongen’ reactie plaats, die normaliter niet optreedt. Het metaal verandert daarbij niet, maar werkt slechts als reactiebemiddelaar (‘katalysator’). Het gebied waarin de reactie plaatsvindt wordt aangeduid als ‘katalysecentrum’. Zo klein mogelijk Wat gebeurt er eigenlijk bij een dergelijke reactie? De vrijkomende reactiewarmte verwarmt het katalysegebied en zijn omgeving. Om deze geringe verwarming te kunnen meten, heeft men zo veel mogelijk katalytische centra in een zo klein mogelijk lichaam nodig, want alleen bij een zeer kleine massa
zal de minimale energietoevoer tot een merkbare opwarming leiden. Ideaal zou een hoogporeus materiaal zijn, zoals het volledig luchtdoorlatende materiaal van een bloempot; de gebakken klei of keramiek, die ontelbare microporiën vertoont. Daarom wordt een klein keramisch pareltje genomen, dat tijdens de vervaardiging al met katalytisch materiaal wordt geïmpregneerd. Zelfs bij een doorsnede van nauwelijks een millimeter heeft een dergelijk pareltje al een enorm katalytisch oppervlak (meer dan 0,1 m2), terwijl de microscopische poriën met de omgevingslucht worden doorstroomd. Dat wil zeggen dat alle katalytische centra met reactiebereid zuurstof verzadigd zijn. Pellistor De zeer fijn verdeelde metallische katalysator verleent het pareltje zijn grijszwarte uiterlijk. Om de temperatuur op het juiste niveau te brengen, is in het pareltje een klein verwarmingsspiraaltje van platina ingebed. Als daardoor een stroompje van ongeveer 270 mA wordt geleid, zal de temperatuur van het pareltje ruim 500° C bedragen. Zodra er brandbare gassen in de poriën binnentreden, zullen de katalytische centra zich evenredig opwarmen en aldus de temperatuur van het pareltje verder doen toenemen. Hierdoor wordt ook de platinaspiraal heter en zijn weerstand iets hoger. Dientengevolge is een weerstandstoename in de orde van grootte van milli-ohms bespeurbaar, waaruit de gasconcentratie valt af te leiden. Zolang de verwarmingsstroom door de platinaspiraal constant gehouden wordt, volstaat een nauwkeurige spanningsmeting. De woorden parel en weerstand, in het Engels ‘pellet’ en ‘resistor’, hebben gezorgd voor de gangbare naam van deze constructie, namelijk ‘pellistor’.
| 25
Explosieveiligheid De temperatuur van een dergelijke pellistor zal bij ‘begassing’ slechts enkele graden stijgen. Schommelingen van de omgevingstemperatuur kunnen aanzienlijk groter zijn en moeten daarom zeker worden gecompenseerd. Bijvoorbeeld door een geheel indentieke pellistor, die echter geen katalysator bevat (waardoor deze ‘compensator’ wit is) en zodoende niet gevoelig is voor het gas. Vervolgens wordt het verschilsignaal tussen beide pellistoren gemeten: bij veranderingen van de omgevingstemperatuur wordt het meetsignaal zodoende nauwelijks beïnvloed, beide pellistoren reageren daarop immers even sterk. Slechts de aanwezigheid van een brandbaar gas zal het evenwicht verstoren en leidt tot een verschilsignaal en dus tot een reactie van het meetinstrument. Dat werkt prima, maar omdat een zwarte pellistor de warmte gemakkelijker uitstraalt dan een witte, leidt dat tot een zekere asymmetrie en een verslechtering van de meetnauwkeurigheid. De verhouding wordt duidelijk beter als men twee zwarte pellistoren gebruikt en het nettosignaal bereikt door één der pellistoren in te kapselen en slechts via een klein gaatje (‘pinhole’) met de buitenwereld te verbinden. Alleen de niet-ingekapselde pellistor fungeert als gasmeetelement, terwijl het ingekapselde exemplaar als compensator dient. Geen ontstekingsbron Er is een groot aantal brandbare gassen dat door de 400 tot 500 graden hete pellistoren ontstoken kan worden, als hun concentratie boven de 100% LEL (Lower Explosion Limit) komt. Om ervoor te zorgen dat een katalytische sensor geen ontstekingsbron kan worden, moet ervoor worden gezorgd dat de sensorbehuizing een inwendige ontsteking weerstaat en dat geen vlamterugslag naar de omgeving kan optreden. Het inwendige, dat nauwelijks zo groot is als een vingerhoed, moet daarom drukbestendig ingekapseld zijn. Gas mag slechts door een vlamdovende barrière (vlamdover) toe- en uittreden. Een dergelijke barrière, uitgevoerd als metallisch sinterfilter of draadweefsel, is enerzijds volledig gasdoorlatend en anderzijds vlamdovend doordat de goede warmtegeleiding ervoor zorgt dat de tempera-
tuur van het gas-luchtmengsel tot onder de ontvlammingstemperatuur daalt. Diffusie Een dergelijke vlamdovende barrière werkt echter ook als diffusiebarrière: enkelvoudige moleculen moeten eerst de in de vlamdover aanwezige lucht passeren. Zij kunnen dus nooit sneller de pellistor bereiken dan hun diffusiesnelheid toelaat. Een methaanmolecuul zou in een seconde honderden meters kunnen afleggen indien het niet miljarden malen zou opbotsen tegen omringende moleculen, waardoor het voortdurend van richting en snelheid verandert. Diffusie is een langzaam ‘concentratienivellerend’ proces, omdat de moleculen zich voortdurend daarheen bewegen waar een tekort bestaat of waar zich weinig identieke exemplaren bevinden. Daar ze in de pellistor worden omgezet, bestaat daar een soort permanente ‘verarmingszone’ die de andere moleculen aantrekt. Er ontstaat een ‘moleculaire zuiging’ die bij dergelijke diffusiesensoren een pomp vrijwel overbodig maakt. Betrouwbaar en economisch Juist gekalibreerd en volgens voorschrift gebruikt is de katalytische sensor een zeer betrouwbaar en economisch meetinstrument voor alarmering bij explosiegevaar, ook bij brandbare gassen waar een IR-sensor niet gevoelig voor is. Zelfs bij zeer hoge temperaturen (tot 150°C) waar andere (elektronische) instrumenten niet meer kunnen worden ingezet. Echter: het vereist natuurlijk zuurstof; in een inerte atmosfeer zal de sensor niet functioneren (maar er bestaat dan ook geen explosiegevaar). Bij aanwezigheid van gassen die de katalysator ‘vergiftigen’ kan de alarmgrens ongewenst verschuiven. Als dergelijke substanties bedrijfsmatig worden toegepast, zal de sensor beduidend vaker aan een functionele test moeten worden onderworpen. De katalytische sensor heeft dus voor- en nadelen. De voordelen maken hem tot een onmisbare partner in de strijd tegen explosiegevaar. Dr. Wolfgang Jessel (bewerkte vertaling uit DrägerHeft nr. 384)
K ATALYSATORVERGIFTIGING De meetgevoeligheid van een katalytische sensor kan veranderen. Naast verouderingseffecten (bijvoorbeeld het versinteren van de keramiekparel, wat tot geringere porositeit en minder katalytische centra leidt) en contaminatie van de vlamdover (geringere doorlaatbaarheid, leidend tot een lagere diffusiesnelheid) kunnen ook enkele vluchtige substanties de katalysator onbruikbaar maken. Lood- en zwavelverbindingen zijn niet slechts vergiftigende stoffen voor de automobielkatalysator (daarom zijn deze stoffen niet langer aanwezig in de gebruikte brandstof), maar ook voor de katalytische sensor. In het algemeen zijn het tevens polymeren en siliconenverbindingen die de sensor beschadigen. Vele ‘onschadelijke’ koudemiddelen zijn corrosief, omdat ze bij de verbrandingsreactie agressieve chloor- en fluorverbindingen doen ontstaan.
26 |
DE NIEUWE STANDAARD VOOR HET VEILIG VULLEN VAN ADEMLUCHTCILINDERS
B-safe 100: explosieveilig ei van Columbus Aan het vullen van ademluchtcilinders kleven risico’s. Recente ongevallen in het buitenland gingen gepaard met zwaar letsel en schade aan gebouwen. In bijvoorbeeld Spanje en Frankrijk zijn daarom nieuwe procedures ingevoerd die de bouw van een zware – betonnen – borstwering of muur vereisen, waarachter zich de vulbalk bevindt. Het kan echter handiger en zonder bouwkundige ingrepen.
Beheerst vullen In Nederland zijn de risico’s niet anders: ook hier worden aluminium of composietcilinders afgevuld tot een druk van 300 bar. De gebruiksaanwijzing van deze cilinders schrijft een rustig vultempo voor van maximaal 27 bar per minuut ter voorkoming van grote temperatuurverschillen en de daardoor veroorzaakte materiaalspanningen. Dat ‘rustig vullen’ staat vaak op gespannen voet met de operationele behoefte: in de praktijk worden de gebruikte cilinders veelal vlot volgeperst en liefst nog even ‘nageklapt’ op 320 bar, waarna de druk door afkoeling terugzakt naar ongeveer 300 bar. Omwille van een geringe tijdwinst wordt afgeweken van de afgesproken procedure en worden maximum toegestane drukken bewust overschreden. Maar ook zonder overschrijding van maximale druk of vulsnelheid blijft voorzichtigheid geboden bij het vullen van ademluchtcilinders. Opbouw van de B-safe 100 De risico’s kunnen tot een absoluut minimum worden teruggebracht door toepassing van een explosieveilig kabinet waarin de cilinders geplaatst zijn als ze gevuld worden. De B-safe 100 bestaat in essentie uit een extreem robuuste stalen veiligheidskamer met automatisch vergrendelende explosiebestendige schuifdeuren. De zijwanden zijn geperforeerd uitgevoerd voor een gecontroleerde decompressie na een onverhoopte explosie. Het meest uitgebreide leveringspakket bevat ook een ingebouwde vulbalk waar tot zes cilinders
gelijktijdig kunnen worden aangekoppeld en gevuld. Een proportionele drukregelaar zorgt voor de optimale en veilige vulsnelheid, automatisch aangepast aan het aantal aangekoppelde cilinders en hun volume. De bediening en instelling van het vulproces geschiedt via een overzichtelijk touch-screen aan de buitenzijde van het kabinet. Bij gebruik van een compressor met beperkte capaciteit -zonder buffer- volstaat een magneetventiel. Geen bouwkundige aanpassingen vereist De B-safe 100 is een zelfstandige constructie die slechts een vlakke opstelplaats behoeft. In veel gevallen kan de kast worden geplaatst op de oorspronkelijke plaats van de vulinstallatie, soms zelfs met gebruikmaking van de bestaande vulbalk. Uitsparingen aan de onderzijde van de kast maken eenvoudige plaatsing mogelijk met een vorkheftruck of palletwagen. Zelfs het plaatsen van de kast in een voertuig behoort tot de mogelijkheden. Het vereiste veiligheidsniveau wordt dankzij de B-safe 100 bereikt zonder bouwkundige aanpassingen. Dat betekent optimale veiligheid voor de gebruiker en rechtszekerheid voor de werkgever. Tenslotte is het recht op een veilige en gezonde werkplek één van de belangrijkste uitgangspunten van de Arbo-wet.
CONTACT
Bent u geïnteresseerd? Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dräger Veiligheidstechniek: 079-3444777
| 27
BEURS HET INSTRUMENT
Dräger presenteert… op HET Instrument 2010
Van 28 september tot en met 1 oktober 2010 wordt de beurs ‘HET Instrument’ gehouden, deze keer in de RAI te Amsterdam. Het thema is ‘Sound of Technology’, dus zal het met enige regelmaat klinkende gasalarm van de door Dräger getoonde X-zone 5000 geen probleem zijn. De Dräger X-zone is het nieuwe verplaatsbare bewakingssysteem voor werk in besloten ruimten en zones waar gassen gevaren opleveren bij het uitvoeren van bijvoorbeeld onderhoudswerk. Draadloos koppelbare repeaters die zich in principe tot ver buiten de grote Dräger-stand kunnen bevinden. De stand is te vinden in hal 1, cluster Test & Measurement, standnummer D117. Dräger is niet gemakkelijk te missen, want de stand is opvallend aanwezig en zo ruim opgezet dat
‘zomaar voorbijlopen’ uitgesloten is. Behalve de Dräger X-zone zullen de RVP-panelen (zie NieuwsDräger mei 2010) en de alcohol- en drugsdetectiemiddelen prominent aanwezig zijn. Natuurlijk zijn onze specialisten present voor alle vragen over Dräger producten en systemen, en er is koffie voor elke bezoeker die zich daar de tijd voor gunt. Ook als u (nog) geen gebruiker bent van Dräger producten…
Inline met uw applicatie!
Dräger PIR 7000 met Duct Mount Set voor inline procesmeting De combinatie Dräger PIR 7000 met Duct Mount Set maakt een betrouwbare en snelle (response tijd 1 sec) inline procesmeting van koolwaterstoffen eenvoudig.
2519
Ook aan het onderhoud is gedacht: de Dräger PIR 7000 kan voor kalibratie of testen tijdelijk uit het proces worden genomen. En vanzelfsprekend kan altijd een flowcell gemonteerd worden. www.draeger.com/PIR7000