Nieuwsbrief Zorg WENb –WWb Inhoud Pakketwijzigingen per 1-1-2015 ......................................................................................................... 1 Hervorming langdurige zorg ............................................................................................................... 1 Wijzigingen artikel 13 Zorgverzekeringswet ..................................................................................... 6 Uitspraak kort geding tegen CZ ......................................................................................................... 8
Pakketwijzigingen per 1-1-2015 Uitbreiding pakket De Zorgverzekeringswet wordt per 2015 flink uitgebreid met zorg vanuit de AWBZ (zie ook: hervorming langdurige zorg). Daarnaast worden er ook nog wat andere kleinere aanpassingen in het pakket gedaan. Meer details over de aanpassingen van het pakket zijn te vinden op de site van de rijksoverheid, deeplink http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/vws/nieuws/2014/06/10/wijzigingen-basispakket-per1-januari-2015.html
Hervorming langdurige zorg Het kabinet is druk bezig om de inrichting van de langdurige zorg per 1 januari 2015 flink te wijzigen. De beoogde wijzigingen zijn erg omvangrijk, zodat er met recht is te spreken van een stelselwijziging van een omvang zoals die sinds de introductie van de Zorgverzekeringswet in 2006 niet meer heeft plaats gevonden. De wijzigingen raken zowel de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ, wordt vervangen door de Wet langdurige zorg (Wlz)) als de Zorgverzekeringswet (Zvw), maar ook de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet. Doelstelling van de wijzigingen is het beperken van de huidige fragmentatie van de zorg. De overheid wil dat er meer samenhang komt tussen medische en sociale zorg. Daarnaast moet er lokaal meer mogelijk zijn op het gebied van individueel maatwerk. Gemeenten en zorgverzekeraars krijgen meer verantwoordelijkheid en moeten ook meer en beter gaan samenwerken in de uitvoering van de verschillende wetten. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet, zorgverzekeraars (zorgkantoren) voeren de Zvw en de Wlz uit.
Niet systemen moeten centraal staan in de langdurige zorg, maar langdurige zorg moet juist om mensen draaien. Vanuit deze visie zijn de hervormingen ingestoken. Belangrijk is wat mensen nog kunnen in plaats van wat de beperkingen zijn. Mensen moeten zo lang mogelijk kwalitatief goed thuis kunnen wonen, met ondersteuning vanuit het eigen sociale netwerk. Waar hulp nodig is wordt dat zo dichtbij mogelijk georganiseerd. Vanuit de Wmo wordt ondersteuning geboden, vanuit de Zvw wordt zorg geleverd. En vanuit de nieuwe volksverzekering, de Wlz, wordt zorg geleverd voor mensen die fors in hun mogelijkheden zijn beperkt en die blijvend zijn aangewezen op permanent toezicht of 24uurs zorg in de nabijheid. Ondersteuning die primair gericht is op participatie in de maatschappij in brede zin komt onder de Wmo 2015 te vallen. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor deze ondersteuning, zoals bijvoorbeeld dagbesteding, begeleiding en persoonlijke verzorging van ouderen. Daarnaast zijn de gemeenten per 2015 verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp, op basis van de nieuwe Jeugdwet. Het verzekeringspakket van de Zvw voorziet in geneeskundige zorg of zorg in verband met een hoog risico op geneeskundige zorg. Hieronder komt per 2015 ook te vallen de extramurale behandeling van mensen met een zintuigelijke beperking. Wijkverpleging (extramurale verpleging en verzorging) wordt toegevoegd aan het verzekeringspakket van de Zvw per 2015. Als mensen vanwege hun leeftijd of een handicapt permanent zorg of toezicht nodig hebben, moet dat worden geïndiceerd door het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Deze zorg wordt geleverd op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). De uitvoering van de Wlz ligt bij de Wlz-uitvoerders, de huidige zorgkantoren. In het volgende schema is weergegeven hoe de langdurige zorg (zoals momenteel geregeld in de AWBZ) per 2015 wordt overgeheveld naar de Wet langdurige zorg (links) en, met de klok mee, de 1 Wet maatschappelijke ondersteuning, de Zorgverzekeringswet en de Jeugdwet :
1
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hervorming-langdurige-zorg/veranderingen-in-de-langdurige-zorg
Omdat de verschillende wetten veel raakvlakken hebben, moet duidelijk zijn voor de mensen die ondersteuning en zorg nodig hebben waar zij terecht kunnen. Iemand die dement is kan gebruik maken van zowel ondersteuning (Wmo) als zorg (Zvw). De verschillende partijen, zoals gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders moeten goed samenwerken. Voorkomen moet worden dat de verschillende partijen mensen afschuiven naar een andere partij. Hiervoor wordt een samenwerkingsagenda opgesteld. Zowel in de Wmo, de Jeugdwet, de Wlz als de Zvw wordt expliciet opgenomen dat de mogelijkheid bestaat om een persoonsgebonden budget aan te vragen. In plaats van zorg in natura kunnen cliënten dan zelf zorg regelen. Op deze manier kan het zorgaanbod meer toegespitst worden op de persoon die de ondersteuning of de zorg nodig heeft.
Financiele gevolgen van de hervormingen Begin maart heeft het ministerie van VWS de financiële gevolgen van de wijzigingen op een rijtje gezet. Een groot aantal verstrekkingen wordt vanuit de AWBZ overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Wat overblijft van de huidige AWBZ komt onder de Wet langdurige zorg (Wlz) te vallen. Dit gaat gepaard met een flinke verschuiving in de financiering. AWBZ/Wlz De bekostiging van de huidige AWBZ wordt opgebracht door een premiepercentage van 12,65% over het belastbaar inkomen (alleen over de eerste twee belastingschijven). Dit percentage is in feite te laag. Volgens het omslagstelsel zou de premie voor 2014 de uitgaven van 2014 moeten dekken, maar in de praktijk is er een jaarlijks tekort van ongeveer 3 miljard euro. De Wlz wordt op dezelfde wijze gefinancieerd als de AWBZ, dus als een percentage over het inkomen in de eerste twee belastingschijven. Om te voorkomen dat er bij de financiering van de Wlz direct een tekort ontstaat, verwacht VWS dat de premie ongeveer 10% zal zijn (de huidige AWBZpremie bedraagt 12,65% over de eerste twee belastingschijven). Wmo Ook de Wmo wordt uitgebreid met verstrekkingen die momenteel onder de AWBZ vallen. De Wmo wordt uitgevoerd door gemeenten. Gemeenten ontvangen een rijksbijdrage in het Gemeentefonds voor de uitvoering van de Wmo. Deze rijksbijdrage wordt verhoogd als gevolg van de overhevelingen. Deze verhoging van de rijksbijdrage wordt opgebracht door een verhoging van de loonbelastingtarieven van de eerste en de tweede belastingschrijf. Dit zou gecompenseerd moeten worden door de verlaging van de AWBZ/Wlz-premie van 12,65% naar ongeveer 10% over de eerste twee belastingschijven. Zorgverzekeringswet Nominale premie Zvw De dekking van het wettelijke pakket van de Zvw wordt fors uitgebreid. Het kabinet verwacht dat dit zal leiden tot een verhoging van de nominale premie van € 100 op jaarbasis. Door de tijdelijke compensatie van het kabinet (zie verderop) wordt de stijging over een periode van 5 jaar uitgesmeerd. Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw Ongeveer 45% van de financiering van de Zvw wordt door de opbrengsten van de nominale premie betaald. Ongeveer 50% van de financiering komt uit de inkomensafhankelijke bijdrage. Deze inkomensafhankelijke bijdrage wordt grotendeels door werkgevers betaald. De stijging van de inkomensafhankelijke bijdrage zal ongeveer in dezelfde orde van grootte liggen als de stijging van de nominale premie. Omgerekend zal de inkomensafhankelijke bijdrage ongeveer 0,5% stijgen als gevolg van de overhevelingen naar de Zvw Door de tijdelijke compensatie van het kabinet (zie verderop) wordt de stijging over een periode van 5 jaar uitgesmeerd. In 2014 is de inkomensafhankelijke bijdrage 7,5% (regulier tarief) over een inkomen tot maximaal € 51.414. Verplicht eigen risico Zvw De Zvw kent een verplicht eigen risico van € 360 (in 2014). De hoogte van het verplichte eigen risico is gekoppeld aan de te verwachten zorguitgaven. Omdat het verzekeringspakket per 2015 zal worden uitgebreid, zal ook het bedrag van het verplichte eigen risico stijgen. Het kabinet verwacht een stijging van het verplichte eigen risico van € 30 per 2015. Compensatie kabinet De stijging van de nominale premie en de verhoging van de inkomensafhankelijke bijdrage is wel erg fors. Om dat effect te dempen, zal er tijdelijk een aanvullende rijksbijdrage in het Zorgverzekeringsfonds worden gestort door het kabinet. De premieverhoging zal door deze rijksbijdrage vanaf 2015 gefaseerd kunnen worden doorgevoerd. De schatting van het kabinet is dat daardoor de premieverhoging als gevolg van de verschuivingen van de AWBZ naar de Zvw per 2015 € 20 bedraagt. De extra rijksbijdrage wordt verlaagd in vier jaarlijkse stappen. In 2019 komt deze
extra rijksbijdrage te vervallen en zal de totale verhoging van de nominale premie dan € 100 op jaarbasis zijn. Deze tijdelijke extra rijksbijdrage heeft hetzelfde effect op de verhoging van de inkomensafhankelijke bijdrage. De verwachting van het kabinet is dat de inkomensafhankelijke bijdrage jaarlijks van 2015 tot 2019 met ongeveer 0,1% zal stijgen als gevolg van de hervorming langdurige zorg. De tijdelijke extra rijksbijdrage geldt alleen voor de gevolgen van de hervorming van de langdurige zorg. Eventuele andere ontwikkelingen kunnen uiteraard ook nog gevolgen hebben voor nominale premie en de inkomensafhankelijke bijdrage. Verwachtingen per 2015 De verhouding tussen de inkomensafhankelijke bijdrage enerzijds en de nominale premie en de rijksbijdrage anderzijds ligt op 50/50. De nominale premie is voor 2014 een stuk lager uitgevallen dan de verwachting was van VWS. Daarom is de verhouding scheef getrokken, ten nadele van de inkomensafhankelijke bijdrage. Om dit te corrigeren verwacht het CPB dat de inkomensafhankelijke bijdrage per 2015 daalt van 7,5% naar 7,45%, ondanks de overheveling van langdurige zorg van de AWBZ naar de Zvw. De nominale premie zal naar verwachting stijgen met € 144 van gemiddeld € 1.101 (in 2014) naar € 1.245 (2015). Deze stijging is opgebouwd uit de overhevelingen als gevolg van de hervormingen in de langdurige zorg, verminderd met de tijdelijke rijksbijdrage, vermeerderd door het rechtzetten van de 50/50 verdeling tussen de nominale premie en inkomensafhankelijke bijdrage (€ 74) en door overige factoren (€ 50), zoals veranderingen in de reservepositie van zorgverzekeraars en de groei van de zorguitgaven (o.a. door de bevolkingsgroei). Lastenneutraal Overigens heeft de regering aangegeven dat de overheveling van de persoonlijke verzorging naar de Zvw lastenneutraal zal plaatsvinden. Als de extra rijksbijdrage wordt afgebouwd moet de overheid dan ook andere compensatiemaatregelen vinden voor zowel burgers als bedrijven. Voor lagere inkomens geldt dat er compensatie wordt verstrekt door middel van de Zorgtoeslag. Betere zorg of toch bezuinigingen? Al deze wijzigingen lijken ingegeven door het verlangen om de zorg voor mensen die dat nodig hebben beter te organiseren. Maar aan al deze maatregelen ligt een behoorlijke bezuinigingsronde ten grondslag. De herziening van de langdurige zorg moet miljarden euro’s als bezuiniging opleveren. Het is dan ook de vraag wat de effecten van de herziening zijn op de kwaliteit van de zorg.
Samenvattend (financieel): Als gevolg van de herziening van de langdurige zorg zal de nominale premie voor de zorgverzekering in een periode van 5 jaar ongeveer € 100 stijgen. Het CPB berekent dat de nominale premie per 2015 gemiddeld ongeveer € 1.245 zal zijn (is in 2014 € 1.101). Het verplichte eigen risico stijgt per 2015, als gevolg van de overheveling van zorg van de AWBZ naar de Zvw met ongeveer € 30 naar € 390. Hierbij zijn overige wijzigingen in het pakket nog niet meegenomen. Het kabinet schat in dat de stelselherziening langdurige zorg ervoor zal zorgen dat de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet gedurende de komende 5 jaar totaal 0,5% zal stijgen. De verwachting van het CPB is dat de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet per 2015 van 7,50% naar 7,45%. De premie van de Wlz zal in 2015 ongeveer 10% zijn over de eerste twee belastingschijven. De huidige AWBZ-premie is 12,65%. Om de uitbreiding van de Wmo te bekostigen zullen de loonbelastingtarieven van de eerste twee belastingschijven verhoogd worden. Deze belastingverhoging zou per saldo moeten wegvallen tegen het verlagen van de AWBZ/Wlz-premie.
Wijzigingen artikel 13 Zorgverzekeringswet Wetswijziging leidt tot grotere verschillen zorgverzekeringen Groter belang integraal gezondheidsmanagementbeleid door wijziging artikel 13 Zvw De Tweede Kamer stemde op 24 juni 2014 in met een aantal wijzigingen in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Belangrijk in dit wetsvoorstel is de beoogde aanpassing van artikel 13 Zorgverzekeringswet die, na goedkeuring van de Eerste Kamer, per 2016 moet ingaan. Door deze wijziging kunnen zorgverzekeraars de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg aan verzekerden met een naturapolis beperken of zelfs helemaal niet uitkeren. Verzekeraars moeten voor 1 april puliceren op basis van welke criteria zij zorg inkopen voor het daaropvolgende kalenderjaar, voor het eerst dus voor 1 april 2015. Tot op heden was het gebruikelijk dat zorgverzekeraars ongeveer 75% tot 80% van nietgecontracteerde zorg vergoeden. Dit betekent dat verzekeraars nog sterker kunnen aansturen op het afnemen van zorg bij zorgaanbieders met wie zij een contract hebben gesloten. Neemt een verzekerde met een naturapolis zorg af bij een aanbieder waarmee geen contract is gesloten, dan kan het zo zijn dat de rekening hiervoor volledig bij de verzekerde zelf wordt gelegd. Ook voor u als werkgever heeft dit verstrekkende gevolgen. Maak zorgkosten onderdeel van integraal gezondheidsmanagementbeleid Een collectief ziektekostencontract is niet zomaar een faciliteit die u aan uw medewerkers aanbiedt. U kunt het gebruiken om zorg te regelen, arbeidsongeschiktheid te verlagen of te verkorten, maar ook om de inzetbaarheid van uw werknemers te verhogen. Met de komst van de gewijzigde Zorgverzekeringswet, doet u er daarom verstandig aan om uw eventuele collectieve zorgregeling goed onder de loep te nemen en zorgkosten mee te nemen in uw totale gezondheidsmanagementbeleid. Dat is belangrijk, aangezien de wijzigingen in de praktijk veel kunnen veranderen. Een van de gevolgen van de aangepaste wet is dat de regio waar uw meeste werknemers wonen, belangrijker wordt bij de selectie van de zorgverzekeraar in een collectieve regeling. Met name als uw werknemers in heel Nederland wonen, is het van belang om goed na te gaan of het personeel geen extra kosten maakt in tijd en/of reisafstand om de benodigde zorg te gebruiken. Wanneer een werknemer bijvoorbeeld een stuk verder moet reizen om bij een gecontracteerd ziekenhuis te komen, heeft dat gevolgen voor het opnemen van verlof, wat op termijn een extra kostenpost kan worden. Extra kosten Zieke werknemers goed re-integreren is niet alleen een wettelijke plicht voor u als werkgever. Het is ook in uw eigen belang dat dit snel en goed verloopt. De wetswijziging kan het re-integratiebeleid van organisaties beïnvloeden. Bijvoorbeeld als de drempel naar bijvoorbeeld een orthopeed wordt verhoogd omdat werknemers verder moeten reizen voor een behandeling. De wetswijziging kan werkgevers daarnaast op extra kosten jagen. Werknemers die gebruikmaken van zorgaanbieders die niet gecontracteerd zijn door hun zorgverzekeraar, kunnen namelijk financieel in de problemen komen wanneer de zorgverzekeraar de nota niet of slechts gedeeltelijk vergoedt. Deze niet vergoede zorgkosten kunnen uiteindelijk voor rekening van de werkgever komen, zeker als het gaat om zorg die verzuim voorkomt of beperkt. Premieverschillen naturapolis en restitutiepolis vergroot Verzekerden kunnen vooralsnog blijven kiezen voor een restitutiepolis. Wel komt de premie van de naturapolis, als gevolg van de te verwachten selectievere zorginkoop door zorgverzekeraars, ten opzichte van de restitutiepolis waarschijnlijk lager te liggen. Een ander voordeel van een naturapolis is dat de zorgverzekeraar op basis van de wettelijke zorgplicht kan worden aangesproken als de gecontracteerde zorg kwalitatief onvoldoende is. Bij een restitutiepolis is de zorgverzekeraar alleen verplicht de kosten te vergoeden en eventueel te bemiddelen in het verkrijgen van de zorg; de verzekerde is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de gekozen zorg. Hoewel de mondigheid van consumenten ook richting zorgverleners toeneemt, blijkt in praktijk dat de meeste verzekerden bij de keuze voor een zorgverlener vooral op afstand en beschikbaarheid letten, in plaats van kwaliteit. Er zijn momenteel ook nog niet veel mogelijkheden om de kwaliteit van zorgverleners objectief te vergelijken. Als wordt gekozen voor een goedkope naturapolis met mogelijk
kwalitatief minder goede gecontracteerde zorgverleners, dan zou dat wel eens een slechtere keuze kunnen zijn dan een wat duurdere naturapolis met kwalitatief betere gecontracteerde zorgverleners. Voor werkgevers is het niet altijd even eenvoudig om te beoordelen welke collectiviteit het beste is voor het bedrijf, zeker niet als zorgverzekeraars steeds selectiever zorg inkopen. In de tender voor de nieuwe mantelafspraken voor het zorgcontract zal de WENb/WWb hier scherp naar kijken.
Vanuit de Zorgverzekeringswet gaat in 2014 ongeveer € 44 miljard om in de zorg. Hiervan wordt 50% opgebracht vanuit de inkomensafhankelijke bijdrage die grotendeels door werkgevers wordt voldaan. De nominale premie betalen werknemers, waarmee ongeveer 45% van de financiering wordt opgebracht. De overige 5% betaalt de overheid. Voor zowel werkgevers als werknemers is een reductie van de zorgkosten daarom van financieel belang. Als zorgverzekeraars er op termijn, met behulp van deze wetswijziging, inderdaad in weten te slagen om gerichter en efficiënter zorg in te kopen, geeft dit financiële voordelen voor beiden. Daarbij is het wel van groot belang dat de kwaliteit van de geleverde zorg, het aanbod van zorgverleners en het aanbod van verschillende varianten zorgpolissen gewaarborgd blijven.
Uitspraak kort geding tegen CZ Op 19 juni 2014 heeft de voorzieningenrechter een opmerkelijke uitspraak gedaan in een kort geding dat door een leverancier van hulpmiddelen tegen CZ Zorgverzekeringen was aangespannen. Geschil CZ koopt in 2014 bij 17 zorgverleners hulpmiddelen in. Per 2015 wil CZ de inkoop van hulpmiddelen efficienter en goedkoper regelen. Daarom heeft CZ de inkoopregels gewijzigd en wordt er per 2015 nog maar bij één zorgverlener hulpmiddelen ingekocht. Een leverancier van hulpmiddelen is het hier niet mee eens en is naar de voorzieningenrechter gestapt. Beoordeling rechter De voorzieningenrechter heeft –kortweg- geoordeeld dat CZ als uitvoerder van de Zorgverzekeringswet een publiekrechtelijke instelling is, omdat meer dan de helft van de financiering via de overheid komt. Vanuit de vereveningsbijdrage (dat zijn de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw en de Rijksbijdrage) komt namelijk ongeveer 55% van de financiering van zorgverzekeraars binnen. De overige 45% komt uit de nominale premie die zorgverzekeraars heffen. Daarnaast kent de Zorgverzekeringswet een aantal publiekrechtelijke waarborgen waar zorgverzekeraars zich aan moeten houden, zoals acceptatieplicht en verbod op premiedifferentiatie. Dit alles is, volgens de rechter, voldoende om CZ als publiekrechtelijke instelling aan te merken. Gevolg Als publiekrechtelijke instelling zou CZ de inkoop van zorg moeten aanbesteden volgens de regels van de Aanbestedingswet. Daarbij moet rekening gehouden worden met alle zorgaanbieders. Een aanbesteding mag niet zodanig van omvang zijn dat (kleine) zorgaanbieders niet mee kunnen doen met de aanbesteding. In dit geval moet CZ de aanbesteding van hulpmiddelen dan ook in gedeelten aanbesteden. De omvang van de zorginkoop is zo groot dat lang niet alle zorgverleners dit volledig zelfstandig aan kunnen. CZ heeft aangegeven tegen de uitspraak in hoger beroep te gaan. Als deze uitspraak echter stand houdt, betekent dit dat zorgverzekeraars voortaan alle zorginkoop moeten aanbesteden en daarbij dus rekening moeten houden met de omvang van de zorgverleners. Dit betekent een enorme verzwaring van de zorginkoopprocedure van zorgverzekeraars. Relatie met wijziging artikel 13 Zvw De wetswijziging van artikel 13 Zorgverzekeringswet die op 24 juni 2014 in de Tweede Kamer is aangenomen, regelt dat zorgverzekeraars vanaf 2016 de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg aan verzekerden met een naturapolis kunnen beperken of zelfs helemaal niet uitkeren. Dit geeft zorgverzekeraars de mogelijkheid om selectiever zorg in te kopen. De uitspraak van de rechter ten nadele van CZ geeft echter aan dat zorgverzekeraars in het aanbestedingstraject rekening moeten houden met kleine zorgverleners en dus de aanbesteding in delen moet opsplitsen als het te omvangrijk is. Dit zal ervoor zorgen dat het voor verzekeraars weer lastiger wordt om selectiever zorg in te kopen. Het effect van de wetswijziging wordt met deze uitspraak dan ook gedeeltelijk teniet gedaan. Zover is het overigens nog niet, want het is de vraag of de uitspraak in hoger beroep in gehandhaafd blijft.