Nieuwsbrief van d.d. 27-10-2010 Nummer: 19-2010
Gedeeltelijke vrijstelling OVB voor onroerende zaak die niet geheel onder TBS-regeling valt Het komt in de praktijk regelmatig voor dat niet de gehele onroerende zaak ter beschikking wordt gesteld aan de eigen BV, maar dat een deel aan een derde wordt verhuurd. Dat aan derden verhuurde gedeelte hoort thuis in box 3. Uit paragraaf 4 van het Besluit van 12 juli 2010, DGB 2010/4141M (zie ook F10.192) over de toepassing van de doorschuiffaciliteit in artikel 3.99a Wet IB 2001, blijkt dat de gehele onroerende zaak in de BV moet worden ingebracht, dus ook het niet ter beschikking gestelde gedeelte daarvan. Voor toepassing van artikel 15, lid 1, onderdeel z van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) is van belang dat de onroerende zaak behoort tot een werkzaamheid in de zin van artikel 3.92, lid 1 Wet IB 2001. Strikt genomen wordt aan deze eis niet voldaan omdat het aan een derde verhuurde gedeelte in box 3 thuishoort. Daarom zijn er vragen gesteld aan het Ministerie van Financiën of bij de inbreng van een dergelijke onroerende zaak de inbrengvrijstelling voor de overdrachtsbelasting (artikel 15, lid 1, onderdeel z WBR) van toepassing is op de gehele onroerende zaak of slechts over het TBS-gedeelte. Het Ministerie heeft hierop geantwoord dat de OVB-vrijstelling slechts van toepassing is op het TBS-gedeelte.
Samenstel van handelingen leidt tot ongebruikelijke terbeschikkingstelling Als sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling aan een BV van een verbonden persoon, dan wordt het terbeschikkinggestelde vermogensbestanddeel niet in box 3 belast, maar in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden. De Hoge Raad (nr. 09/02120/LJN: BL3577) heeft onlangs geoordeeld dat daarvan in de volgende zaak sprake was. Belanghebbende en zijn zus kopen van hun vader een kantoorpand. Zij blijven de koopsom schuldig en verlenen vader in verband hiermee een recht van hypotheek op het pand. De looptijd van de schuld is 20 jaar en de rente 5,5%. De vader draagt de hypothecaire vordering voor de nominale waarde over aan zijn BV. Vervolgens wordt het pand onder zakelijke condities door belanghebbende en zijn zus aan de BV verhuurd. De Hoge Raad overweegt dat voor de beoordeling of sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling niet alleen de gebruikelijkheid in het maatschappelijk verkeer van belang is, maar ook het geheel van rechtshandelingen dat met de terbeschikkingstelling verband houdt. Hieruit volgt dat een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling onder meer plaatsvindt als het met een geheel van handelingen behaalde resultaat zodanig is dat een dergelijk samenstel van handelingen tussen derden zich niet zou voordoen. Daaraan doet dan niet af dat onderdelen van dat geheel van handelingen op zichzelf beschouwd niet onzakelijk of ongebruikelijk zijn. Commentaar: Als je een pand wilt overbrengen van TBS (box 1) naar Box 3 moet je zorgen dat de handeling op zich wel zakelijk zijn en zodanig dat je dit ook zou doen met een derde.
Waardeoverdracht pensioen flinke strop voor werkgevers 'Heeft de oude werkgever de pensioenregeling ondergebracht bij een verzekeraar, dan ontstaat er vanaf 2011 een probleem', aldus Paul van der Heide van het Nederlands Pensioenbureau. 'De meeste premies bij pensioenverzekeraars zijn vastgesteld op basis van een verwacht rendement van 4 procent. Maar toezichthouder DNB heeft de rekenrente verlaagd naar 2,984 procent vanaf 2011.
Dit houdt feitelijk in dat er te weinig reserve is opgebouwd. Dat verschil wordt verhaald bij de oude werkgever.' Rekenvoorbeeld Van der Heide geeft het volgende voorbeeld: 'Stel dat een werknemer 10.000 euro per jaar aan pensioen heeft opgebouwd en dit overdraagt bij een nieuwe baan. De verzekeraar van zijn oude werkgever heeft 63.000 euro in kas. Maar dit is op basis van premies die passen bij een rendement van 4 procent. Met de nieuwe rente van 2,984 procent zou er al 90.000 euro in kas moeten zitten. De oude werkgever moet het verschil, 27.000 euro, betalen.' Volgens Van der Heide zijn de meeste pensioenaanspraken bij verzekeraars opgebouwd met een rekenrente van 4 procent. Bij pensioenfondsen speelt het probleem niet: zij nemen het verlies van een waardeoverdracht voor eigen rekening. Probleem kleinere werkgevers Ook Aegon onderkent het probleem en onderzoekt de omvang ervan. 'Bij grote bedrijven speelt dit niet, daar is het aantal uitstromende en instromende werknemers ongeveer gelijk. Maar voor een kleine werkgever met vijftien man in dienst, kan het een financiële last zijn als personeel ontslag neemt', zo laat directeur pensioenen Frits Bart weten. Bart vindt het wettelijke recht op waardeoverdracht dan ook achterhaald en vindt het al helemaal ongewenst dat werkgevers de rekening betalen. Een alternatief zou zijn om de echte aanwezige waarde over te dragen.
Betaalde premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering bij een buitenlandse verzekeringsmaatschappij is aftrekbaar Een zelfstandige medische specialist heeft naast een gemaximeerde Nederlandse arbeidsongeschiktheidsverzekering voor de duur van 20 jaar een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij een Duitse verzekeraar. Omdat deze verzekeraar niet is aangewezen als een toegelaten aanbieder als bedoeld in artikel 3.124 in samenhang met artikel 3.126 lid 1 onderdeel d Wet inkomstenbelasting 2001, heeft de inspecteur de premie ad 1.862 euro niet op het Box 1-inkomen 2003 in aftrek toegelaten. Hof Den Bosch (nr. 08/00334) heeft dit in strijd geoordeeld met het verbod tot beperking van het vrij verrichten van diensten, neergelegd in artikel 49 EG (thans: artikel 56 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie, hierna: VWEU). De Hoge Raad stelt vast dat de onderwerpelijke regeling elementen bevat die in het buitenland gevestigde verzekeraars ervan kunnen weerhouden diensten aan te bieden in Nederland en binnenlandse belastingplichtigen ervan kunnen weerhouden een
arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten bij een in het buitenland gevestigde verzekeraar. Gelet hierop heeft het Hof terecht geoordeeld dat de eis van aanwijzing als bedoeld in artikel 3.126, lid 1, letter d, van de Wet IB 2001 in het licht van de daaraan gestelde voorwaarden een belemmering vormt voor het vrij verrichten van diensten als bedoeld in artikel 56 VWEU. Dat wijziging van artikel 14 van het Uitvoeringsbesluit Wet IB per 11 maart 2004 de onderhavige belemmering heeft weggenomen, doet hieraan niet af omdat die wijziging niet kan meebrengen dat de in 2003 betaalde premie alsnog aftrekbaar wordt. De belemmering kan volgens de Hoge Raad niet worden gerechtvaardigd door de noodzaak om de samenhang tussen de aftrek van de premie en de beoogde heffing over de uitkeringen dan wel de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen te waarborgen en evenmin door de noodzaak om de doeltreffendheid van de fiscale controles te waarborgen. Het Hof heeft terecht beslist dat de premie aftrekbaar is. Het cassatieberoep van Minister De Jager van Financiën wordt ongegrond verklaard. Conform A-G Van Ballegooijen (nr. 09/01881).
Belastingplichtige kan elk bewijsmiddel aanbrengen omtrent privégebruik lease auto Aan een werknemer van een autoverhuur- en leasebedrijf zijn in 2004 ook voor privédoeleinden auto’s ter beschikking gesteld. Gedurende een deel van het jaar 2004 moest hij een auto die hem op dat moment ter beschikking was gesteld, overdag beschikbaar stellen aan andere medewerkers van het bedrijf voor het halen en brengen van huur- en leaseauto’s naar verschillende adressen (hierna: pendelritten). De werknemer heeft een rittenadministratie overgelegd met betrekking tot de auto’s. Deze vermeldt ter zake van de pendelritten niet wat de bestemming van die ritten is geweest en evenmin welke route is gereden. In geschil is of het voordeel privé-gebruik auto's op grond van artikel 3.145 lid 2 Wet IB 2001 op nihil moet worden gesteld. Hof Den Haag (nr. 09/00066) heeft die vraag ontkennend beantwoord omdat de overgelegde rittenadministratie niet aan de gestelde eisen voldoet. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de werknemer ook geen ander bewijs heeft bijgebracht om zijn stelling te onderbouwen dat in de geadministreerde pendelritten geen kilometers zijn begrepen voor privé-doeleinden. Het Hof heeft daarbij overwogen dat de werknemer geen bescheiden heeft overgelegd aan de hand waarvan kan worden gecontroleerd dat wat betreft de pendelritten sprake is van een sluitende rittenregistratie. Het is bij zijn oordeel kennelijk uitgegaan van de opvatting dat (aanvullend) bewijs bij de onderhavige verzwaarde bewijslast slechts kan worden geleverd met schriftelijke
stukken, en dat verklaringen zoals die welke de werknemer voor de Rechtbank heeft afgelegd in dit verband nimmer tot het bewijs kunnen bijdragen. Deze opvatting is echter onjuist, aldus de Hoge Raad. Een belastingplichtige kan met elk bewijsmiddel doen blijken dat hij de hem ter beschikking gestelde auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt. Het cassatieberoep van de werknemer wordt gegrond verklaard. De zaak wordt verwezen voor een hernieuwde waardering van het bewijs.
Gemeenten mogen Fierensmarge niet meer hanteren bij bepalen WOZ-waarde De Hoge Raad heeft een belangrijke uitspraak gedaan voor huizenbezitters. Gemeenten moeten voortaan nauwkeurig de WOZ-waarde bepalen. De zogeheten Fierensmarge mag niet langer worden gehanteerd. Gemeenten gebruiken deze marge nu nog om de WOZ-waarde van een huis te bepalen, waarmee weer wordt bepaald hoeveel onroerende zaakbelasting (ozb) iemand moet betalen. Met deze uitspraak kunnen huizenbezitters in principe altijd bezwaar maken tegen de WOZ-waarde die een gemeente vaststelt. Fierensmarge De Fierensmarge, een wettelijke regeling waarbij kleine verschillen in waardering niet tot aanpassing van de WOZ-beschikking leidden, blijkt in strijd met hogere regelgeving/Europees Recht. De Fierensmage is in het leven geroepen om het aantal bezwaar- en beroepsprocedures over relatief kleine waardegeschillen te beperken. De Hoge Raad oordeelt nu dat de rechtmatigheid van een WOZ-beschikking mag worden betwist, hoe klein het waardeverschil ook is. Daarom is de Fierensmarge volgens de Hoge Raad niet rechtmatig of ‘lawful’ in de zin van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Bezwaar en beroep Op basis van de uitspraak van de Hoge Raad moeten gemeenten en rechter de Fierensmarge in alle gevallen buiten toepassing laten. Dit heeft gevolgen voor de wijze waarop gemeenten bezwaar en beroep tegen WOZbeschikkingen moeten afhandelen. Aanpassing aan kleine verschillen heeft een kostenverhogend effect doordat het aantal geschillen in bezwaar en zeker ook in beroep toeneemt. Commentaar:
Ook wij hebben momenteel een zaak bij de Hoge Raad lopen inzake het feit dat wij vinden dat de Fierensdrempel in strijd is met Europees Recht. De Fierensdrempel is in strijd met het gelijkheidsbeginsel dan wel met het eigendomsrecht van artikel 1 EERSTE Protocol EVRM. Volgens de jurisprudentie is de overheidsmaatregel, die het eigendomsrecht aantast, onrechtmatig als zij verstrekkende gevolgen heeft voor de eigenaar van het pand. In onze zaak moet de hoge Raad nog uitspraak doen, maar gezien bovenstaande zullen ook wij in het gelijk worden gezet.
Mogelijke fout in voorlopige aanslag IB 2009 De Belastingdienst meldt in een nieuwsbericht van 25 oktober 2010 dat in onlangs vastgestelde aanslagen inkomstenbelasting 2009 mogelijk ten onrechte geen rekening is gehouden met de arbeidskorting. Belastingplichtigen hoeven niets te doen. De Belastingdienst zorgt voor een nieuwe voorlopige aanslag waarin de arbeidskorting is verwerkt.
Ook gedetacheerden binnen concernverband gaan mee over bij overdracht onderneming Het Europese Hof van Justitie (C-242/09) heeft op 21 oktober jl. geoordeeld dat de regels van ‘overgang van een onderneming’ ook van toepassing zijn als er sprake is van een overgang van een entiteit waar werknemers niet op de loonlijst staan, maar waar werknemers zijn gedetacheerd. Deze uitspraak is van belang wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een ‘personeelsBV’. In de Europese Richtlijn wordt evenwel niet gesproken over een arbeidsovereenkomst maar over een arbeidsbetrekking. Dit hoeft geen betrekking te hebben op een contractuele band tussen de werkgever en de werknemer. Tot deze uitspraak ging de praktijk er altijd van uit dat personeel dat niet op de loonlijst stond, bij een overname van een onderneming niet mee overging met alle rechten en verplichtingen. Nu zal de overnamepraktijk goed moeten opletten of er naast de daadwerkelijke dienstverbanden tevens nog gedetacheerden zijn die werkzaamheden verrichten voor de betreffende werkgever.
Verhoging competentiegrens kantonrechters
Naar verwachting wordt op 1 januari 2011 de competentiegrens van de kantonrechter verhoogd van € 5.000 naar € 25.000. Daardoor wordt de drempel tot de rechter voor de burger en ondernemer verlaagd. Geldvorderingen tot genoemd bedrag kunnen worden voorgelegd aan de kantonrechter. Aangezien hier geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt, kan hier dus een procedure aanhangig worden gemaakt zonder bijstand van een advocaat. Eveneens zal bij een verweer tegen de vordering niet de verplichting bestaan om een advocaat in te schakelen.
Huurderslasten toch vergoeden ondanks andere contractuele afspraak Rechtbank Haarlem (LJN: BN7352) heeft onlangs geoordeeld dat de bepaling zoals deze is opgenomen in de algemene voorwaarden opgesteld door de Raad Onroerende Zaken (ROZ), onredelijk bezwarend zou kunnen zijn. Het betrof hier de bepaling dat de huurder afziet van een vergoeding voor aanpassingen die door hem aan het gehuurde zijn aangebracht, ook al is de verhuurder ongerechtvaardigd verrijkt. In dit geval werd er door een huurder een winkelruimte gehuurd waarin hij een restaurant vestigde. Hiervoor heeft de huurder het pand moeten verbouwen. Huurder komt door de economische malaise in de problemen en zou het pand moeten verlaten. Hierdoor dreigt de huurder zijn investeringen volledig te verliezen. Er was immers overeengekomen dat een vergoeding uit gerechtvaardigde verrijking niet was verschuldigd. Verder doet de huurder een beroep op verrekening met achterstallige huurpenningen. De rechter oordeelt dat handhaving van de betreffende algemene voorwaarde in dit geval onredelijk bezwarend was en vernietigt de bepaling. De verhuurder moet aan huurder toch een vergoeding betalen als de verhuurder overgaat tot opzegging van de huurovereenkomst. Commentaar: Deze uitspraak is erg nadelig voor de verhuurder die wordt geconfronteerd met het betalen van een vergoeding, zonder dat deze daadwerkelijk een verrijking met zich mee brengt. Ook is het wellicht een tip om deze bepaling niet op te nemen in de algemene voorwaarden van een huurovereenkomst, maar deze bepaling in ieder geval op te nemen in de overeenkomst zelf.
Dit werpt ten minste een barrière op. Ook is het raadzaam om ten aanzien van geplande verbouwingen een en ander nader overeen te komen.
Hoogachtend, R.A.M. van der Velden b.v. Oostveenseweg 7-b 2636EC Schipluiden k.v.k. nummer 27231863 telf. nr. 015-3808141 fax. Nr. 015-3808095 Hoewel aan de inhoud van deze nieuwsbrief de uiterste zorg wordt besteed, kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor onverhoopte onjuistheden. Aanmelden nieuwsbrief, c.q. afmelden en e-mailadres wijzigen:
[email protected]