Nieuwsbrief Stichting Vrienden van het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium Amersfoort Juni 2014
Bijdragen / machtiging Uit kostenoverwegingen verstuurt de stichting geen accept-giro’s meer.
Inhoud Van het bestuur
p3
Van de rector
p5
Herinneringen ophalen met.....
p6
Interview met Jasper Smit
p8
Mededelingen
p11
Een kijkje in de keuken van.....
p12
Colofon Deze nieuwsbrief is een periodieke uitgave van de Stichting Vrienden van het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium Amersfoort. De stichting: - zet zich in voor het creëren en versterken van de banden tussen de school en de oud-leerlingen en tussen de oud-leerlingen onderling. Ook de verbindingen met en tussen de (oud-) docenten rekent de stichting tot haar taken; - ondersteunt de school financieel, bijv. bij het aanbieden van extra aandacht aan van oorsprong nietNederlandstalige leerlingen; - ondersteunt leerlingen/ouders die daarvoor in aanmerking komen financieel bij school-activiteiten die niet door hen noch door de school betaald (kunnen) worden. Donateurs De stichting streeft ernaar alle oud-leerlingen tot haar donateurs te mogen rekenen. Deze nieuwsbrief en andere communicatie van de stichting wordt dan ook naar alle bij de stichting bekende oud-leerlingen toegezonden in het vertrouwen dat zij periodiek een donatie aan de stichting doen. Ook de ouddocenten ontvangen deze nieuwsbrief.
Inmiddels kunt u via de website een machtiging aan de stichting geven t.b.v. een jaarlijkse bijdrage. Deze machtiging kunt u te allen tijde op dezelfde wijze ook weer intrekken. Op eigen initiatief doneren blijft ook altijd mogelijk via IBAN-bankrekening NL16 INGB 0000 423525 ten name van Stichting Vrienden JvO te Amersfoort; de BIC-code van de bank is INGBNL2A. Bestand oud-leerlingen Sinds enige tijd worden de leerlingen direct na het eindexamen geattendeerd op het bestaan van de stichting met het verzoek zich aan te melden (met name hun e-mailadres door te geven). Ook van de oudere lichtingen oud-leerlingen heeft de stichting nog lang niet alle (actuele) e-mailadressen. Geeft u s.v.p. uw huidige e-mailadres aan ons door (o.v.v. uw eindexamenjaar) wanneer u deze nieuwsbrief niet per e-mail van de stichting (
[email protected]) ontvangen heeft. Redactie S.Huisman en K.Echten (m.m.v. E. Manusama en A. Drop) Oplage Deze nieuwsbrief is naar ruim 1.200 e-mailadressen verzonden. Website http://vriendenjvo.wordpress.com E-mail
[email protected] Postadres (p/a JvO) Thorbeckeplein 1 3818 JL Amersfoort Telefoon JvO 033-4613944
2
Van het bestuur Geachte oud-leerlingen en -docenten, Lopende ontwikkelingen gaan door en nieuwe dienen zich aan. Zo gaat het JvO bijvoorbeeld ‘Bouwen op de Berg’! Elders in deze nieuwsbrief leest u meer over de voorgenomen nieuwbouw van onze school. Het is onze bedoeling u via onze site http://vriendenjvo.wordpress.com/feed op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Er staan verder weer leuke en interessante interviews in deze nieuwsbrief, met dank aan geïnterviewden en redacteuren. Wanneer u bereid bent geïnterviewd te worden of kopij wilt aanleveren (liefst met foto’s), kunt u ons berichten op
[email protected]. Op het moment van verschijnen van deze nieuwsbrief is de serie ouderlezingen 20132014 (waarvoor oud-leerlingen en –docenten ook altijd uitgenodigd zijn) inmiddels voltooid. Wij houden u graag op de hoogte van de nieuwe serie voor het curriculum 2014-2015 middels de nieuwsbrief en onze website: http://vriendenjvo.wordpress.com. Het bestuur heeft het jaar 2013 inmiddels afgesloten en o.a. vastgesteld dat er per saldo opnieuw – zij het op relatief bescheiden schaal – is ingeteerd op het vermogen van de stichting. Enerzijds is het beroep dat op de stichting wordt gedaan niet afgenomen, anderzijds zijn de ontvangen middelen, ondanks de nodige aangeboden faciliteiten en verrichte inspanningen, nog niet op peil, laat staan gestegen. Verder is het rendement op de middelen vrijwel nihil. Het bestuur vertrouwt erop dat het ingezette pad (kostenreductie en vereenvoudiging / facilitering donaties) zal leiden tot een betere balans in de financiën van de stichting.
Het ‘ledenbestand’ wordt, door uw en onze gemeenschappelijke inspanningen, steeds accurater, hetgeen valt op te maken uit het beduidend afnemende aantal ‘onbestelbaar retour’ ontvangen poststukken en e-mails. Dit is een goede ontwikkeling gezien de kostenbesparingsdoelstelling van de stichting, met dank aan allen die hun (nieuwe) gegevens aan ons hebben doorgegeven. Verder mogen wij jaarlijks gelukkig ruim 100 nieuwe ‘oudleerlingen’ aan ons bestand toevoegen, maar schrijven wij, helaas, ook oud-leerlingen uit om verschillende, meer of minder voor de hand liggende, redenen. Wij zijn voorzichtig verheugd over het aantal machtigingen dat is afgegeven sinds onze oproep daartoe eind 2013 en de bedragen die daarbij toegezegd zijn. Hartelijk dank daarvoor, nogmaals, ook via deze weg! Hierbij de oproep aan alle overige lezers ook tot machtiging over te gaan, zie voor meer informatie http://vriendenjvo.wordpress.com/machtiging -geven/ Los van deze machtigingen ontvangt de Stichting gelukkig ook nog steeds bijdragen via ‘gewone’ overmaking. Het bestuur bedankt hierbij de betreffende donateurs graag hartelijk daarvoor, mede namens de school en de ouders/leerlingen die middels uw bijdragen geholpen zijn. Het bestuur van de Stichting is in nauw overleg met de rector van het JvO permanent zoekend naar de beste ‘propositie’ voor de oud-leerlingen en -docenten in relatie tot de doelstelling. Zo onderzoekt het bestuur momenteel o.a. de mogelijkheid van een ‘strategische samenwerking’ met LEA. Aangezien LEA dit schooljaar haar 100-jarig bestaan viert, verzoeken wij u hierbij om uw medewerking: graag ontvangen wij foto’s, verhalen of bijvoorbeeld de bereidheid tot
3 [
een interview van oud-LEA-bestuursleden resp. ‘kandidaat-LEA-bestuurleden’, in een duister verleden ook wel ‘tegenbestuursleden’ genoemd. Ondergetekende is zelf ‘tegenbestuurslid’ geweest (zie foto’s over campagne op pag. 11) en heeft op een haar (letterlijk: één stem) na dat Walhalla niet mogen betreden; een tot op de dag van vandaag gevoeld gemis. Des te meer is hij ervan overtuigd dat degenen die daar wél toe doordrongen iets moois daarover te vertellen hebben. Van tijd tot tijd melden oud-leerlingen (en docenten) zich met de bereidheid tot medewerking aan de doelen van de stichting. Als bestuur zijn wij erg blij met deze steunbetuigingen. In goed overleg komen we tot een wederzijds bevredigende invulling van zo’n aanbod. Graag nodig ik u uit uw steentje bij te dragen aan de continuïteit van uw oude school en aan de vorming van de huidige generatie scholieren die in dezelfde traditie worden opgeleid. Stuur uw aanbod s.v.p. aan:
[email protected] Namens het bestuur van de St Vrienden JvO, Arnout Drop (’84)
4 [
Van de rector De stunt van de examinandi, op de laatste lesdag van hun JvO-carrière, was goed voorbereid. In de weken eraan voorafgaand was er een zoekactie op touw gezet naar mijn verdwenen kat; deze was zo realistisch dat zelfs menig collega ging denken dat ik inderdaad een kat gehad zou hebben die verdwenen was. Op de dag van de stunt zelf, hing een opengereten met nep-bloed besmeerd pluchen beest in een strop aan het plafond van mijn kamer. Om precies 12 uur speelde er in elke lokaal op de beamer een in grimmig zwartwit geschoten filmpje waarin de ondervraging van een aantal medewerkers van de school opgenomen was. De ontknoping van het verhaal vond plaats in een toneelstukje op het gras voor de school, en daarna was er voor alle leerlingen nog wat vertier en snoep. En iedereen had een vroegertje, ook fijn met lekker weer. Ze hadden er een leuke dag van gemaakt. Toen ik zelf uren later eindelijk weg wilde, waren er nog steeds zesdeklassers in de school. Met een vaag gevoel van komend gemis wilden ze die dag zo lang mogelijk in de school blijven rondhangen. Pas toen het eigenlijk allang etenstijd was, vertrokken zij, ook toen pas uit de sinds twee jaar in de tuin staande noodlokalen. Uit de noodlokalen? Ja, uit de noodlokalen. Zo snel hechten leerlingen aan een nieuwe plek. Dat vond ik grappig omdat juist in hun laatste schoolweek heel wat zesdeklassers hun beklag bij mij deden (op een allervriendelijkste manier hoor) dat we van plan zijn te vertrekken vanuit dit gebouw naar een nieuw te bouwen school. En als we het er dan even
over hadden, dan begrepen ze wel hoe relatief het begrip “het gymnasium” is vanuit gebouwenperspectief. Voor leerlingen die in de jaren 90 naar dit gebouw verhuisden, was het gebouw aan de BW-laan “het gymnasium”; en in de oorlogsjaren, toen dat gebouw door de Duitsers opgeëist was, was het huidige pand al een paar jaar “het gymnasium” van de toenmalige leerlingen. Het begrip “Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium” gaat veel verder dan het gebouw waarin de school een bepaalde tijd gevestigd was of is. Het gymnasium waarmee alumni zich verbonden voelen, is de herinnering, het zich realiseren een hoe mooie tijd de schooltijd was, hoeveel kennis en algemene ontwikkeling daar gesprokkeld is, en niet zelden hoe bepalend het voor de verdere opleiding en de professionele carrière geweest is (of, afhankelijk van onder meer het examenjaar, nog steeds is). De verbondenheid gaat veel verder dan het voor een aantal jaren samen in een gebouw geweest zijn, welk gebouw dan ook. Die verbondenheid blijkt onder meer uit het feit dat alumni contact houden via de Stichting Vrienden van het JvO, reünies bezoeken en doneren voor de doelen van de stichting. Ik hoop van harte over een paar jaar de reünie in de nieuwe school te kunnen laten plaatsvinden. Voor die tijd zal ik met het stichtingsbestuur nadenken over een manier om alumni te betrekken bij een stukje financiering van de bouw zodat de herinnering aan het JvO van de vorige generaties leerlingen (in welk gebouw dan ook) kan bijdragen aan de schooltijd van de komende generaties in een nieuw gebouw. Cees van Lent
5
Herinneringen ophalen met Nico Geleijnse, examenjaar 1941 Op een zonnige middag in maart werd ik in Alphen aan de Rijn gastvrij ontvangen door Nico Geleijnse en zijn vrouw. Zijn vrouw moest naar een vergadering en Nico vertelde me onder het genot van kopjes thee en vele paaseitjes schitterende verhalen over zijn leven. Nico komt uit de buurtschap De Glind in de gemeente Barneveld en toen hij in 1933 van de lagere school kwam, ging hij naar de mulo in Barneveld. Zijn ouders vonden het gymnasium 15 kilometer verderop in Amersfoort te ver om alleen naar toe te fietsen. In 1937 deed hij eindexamen en ging hij naar het gymnasium, waar hij instroomde in de derde klas, terwijl zijn jongere broer naar de brugklas ging. De uren die hij niet hoefde te volgen bij de vakken die hij al op een hoger niveau afgerond had, besteedde hij aan Latijn en Grieks, waarvoor hij bijlessen volgde. In november werden de terreinen gelegen oostelijk van de Grebbelinie geïnundeerd vanwege de dreiging van een Duitse inval. Dat had tot gevolg dat Nico en zijn broer dagelijks door het water moesten fietsen om de school te bereiken. In de winter betekende dat over het ijs gaan. Aan de klas bewaart hij fijne herinneringen en aan verschillende docenten ook. Voor Latijn had hij de heer Unger, een zeer erudiet man, die altijd alleen in zijn boek keek en eigenlijk de klas niet zag. Ondanks de lange fietstocht iedere ochtend stelde Nico er een eer in toch altijd op tijd te zijn. Toen dat eens niet lukte, is hij tijdens de les van Unger door het raam naar binnengeklommen: Unger merkte niets. Voor Grieks had hij Rein van der Velde (zie ook de vorige Nieuwsbrief): een enthousiasmerende docent die zijn leerlingen helemaal in zijn verhalen meetrok, niet op zijn
stoel kon blijven zitten en de strijd waarover de tekst ging, voorspeelde. Bijzondere waardering heeft Nico nog steeds voor een vloek van Van der Velde. Toen Nico’s vader in oktober 1940 door de Duitsers als gijzelaar in Buchenwald werd vastgezet als represaille voor de in Nederlands-Indië vastgezette NSB’ers en Duitsers, haalde Van der Velde de volgende dag bij het begin van de les ostentatief een oranje broodtrommel uit zijn tas, zette die met kracht op de lessenaar, keek Nico indringend aan en uitte een stevig “GVD”. De rector, dr. B. Keulen, was een statige, patriarchale man die aandacht voor elkaar hoog in het vaandel had staan. Toen de Duitsers in oktober 1940 het schoolgebouw aan de BW-laan vorderden om daarin de Ortzkommandatur te huisvesten, heeft een groepje leerlingen, onder wie Nico, het gebouw onklaar gemaakt door alle kranen en lampen eruit te halen. De volgende dag ging de rector alle klassen langs met de boodschap dat hij zich de actie goed kon voorstellen, maar dat hij op het matje geroepen was en dat hij zich bij de Grùne Polizei moest melden als de schade niet onverwijld hersteld werd. Daarna hebben de leerlingen alles maar weer gemonteerd, maar de parterre stond tenminste onder water! In het (toen) HBSgebouw aan het Thorbeckeplein heeft Nico later examen gedaan. Dat examen had ook nog wat voeten in de aarde: professor R.H. Woltjer (hoogleraar Latijn, Grieks en Oude Geschiedenis, Vrije Universiteit te Amsterdam, van 23 september 1904 tot 23 april 1955) was gecommitteerde bij het mondeling Latijn, maar kon in eerste instantie niet komen, omdat hij opgeroepen was om zich bij de Polozei te melden. Gelukkig kon hij later toch komen. Verder deed Nico β omdat hij beroepsofficier wilde worden, net als zijn vader, die wiskundeleraar op de KMA was -, maar eigenlijk lagen Nico’s talenten veel meer aan de α-kant. Zijn wiskundeleraar De Vries haalde over Nico’s keuze voor β zijn schouders op en maakte een gebaar van “Dat zal ik dan moeten verduren.” Dat was een niet heel aardig, maar hij heeft Nico met het eindexamen wel gematst.
6
Van de klas hebben niet alle leerlingen de oorlog overleefd: Sonja Wittstein bijvoorbeeld, en Joop Nihom. Na school heeft hij onder anderen contact gehouden met Roel van Eizinga Veenstra, die advocaat was in Haarlem, en met Gerrit Nieuwenhuizen, met wie hij samen in het bestuur van een instelling voor verstandelijk gehandicapten zat. Vanwege de oorlog kon Nico niet naar de KMA en kon hij alleen bij een repetitor studeren. Hij koos toen voor rechten en in 1945 is hij rechten aan de VU gaan studeren. Daarna heeft hij 22 jaar als advocaat gewerkt bij het kantoor van o.a. Sjoerd Gerbrandy, wiens praktijk hij overgenomen heeft toen Gerbrandy tot hoogleraar benoemd was. Het was een overwegend sociale praktijk, met als een van de specialisaties ambtenarenrecht. De bevredigendste zaken vond Nico altijd die waarin hij mensen die onrecht aangedaan was, kon helpen dit onrecht recht te zetten: de machinist die aan de deur een medische encyclopedie aangesmeerd had gekregen, de docent die mondeling een huis gekocht had, op vakantie ging en bij terugkomst het huis aan een ander verkocht vond. Van zijn jaren op het gymnasium heeft hij geleerd onder de oppervlakte te kijken: wat is de letter van de wet en wat zit er achter een wet, wat bedoelt de regel nu, is die wel rechttoe rechtaan toepasbaar? Omdat Nico liever meer tijd aan zijn gezin wilde besteden - twee van hun kinderen hadden cystic fibrosis en zijn daaraan in hun puberteit overleden -, is hij dichtbij huis directeur van de Hooge Burch (nu Ipse de Bruggen), een instelling voor verstandelijk gehandicapten, geworden. Dat werk heeft hij elf jaar gedaan en daarna is hij nog zes jaar politierechter in de rechtbank Alkmaar geweest. Nu maken zijn vrouw en hij reizen, bijvoorbeeld naar Noorwegen, of fietsen ze in Nederland, en genieten ze van hun twee kinderen en drie kleinkinderen.
Nico’s gastvrijheid hield niet op bij de voordeur: omdat de doorgaande weg afgesloten was en hij een kort achterafweggetje naar de snelweg wist, is hij in zijn auto voor me uit gereden, zodat ik snel weer op de juiste weg was. Karin Echten-Ram
29-09-1933 (bron: Archief Eemland) Dr. B. Keulen, rector van het Stedelijk Gymnasium Johan van Oldenbarnevelt, (links) en burgemeester Van Randwijck bij het zojuist geplaatste borstbeeld van Johan van Oldenbarnevelt. Dit beeld was vanaf het Stationsplein overgebracht naar de nieuwbouw van het gymnasium aan de Groen van Prinstererlaan. Op de achtergrond zien we de Barchman Wuytierslaan.
7
Jasper Smit (1996): van cognitieve linguistiek tot WKhits! Als ik terugdenk aan Jasper Smit, dan denk ik aan een creatief brein in een vrolijk jasje. Zijn grappige, ontroerende en mooie liedjes ontbraken nooit op Mupropo’s of andere JvOoptredens. Al was de term singer-songwriter mij in die tijd nog niet zo bekend, achteraf gezien was Jasper, denk ik, de eerste singersongwriter die ik kende. Het verbaasde me dan ook niet dat ik Jasper's naam in de afgelopen jaren op diverse plekken steeds weer tegenkwam: in het theater, bij het radioprogramma Cappuccino, met zijn wekelijkse Q-musical (bij Q-Music) en recentelijk zelfs in een echte WK-videoclip! Meer dan genoeg reden om te horen waar hij zich allemaal mee bezighoudt en hoe het hem sinds ons eindexamen is vergaan. Als jij op een formulier jouw beroep in moet vullen, wat vul je dan in? Dan zou ik invullen: cabaretier, radiomaker, festivalorganisator. Maar waar ik eigenlijk het meest mee bezig ben, is dingen doen die ik leuk vind. En dingen waar ik goed in ben: creatief bezig zijn, liedjes schrijven. Ik zeg altijd dat ik veel verschillende projecten doe waarmee ik heel veel vonkjes kan maken, en dan hoop ik dat het ergens vlam vat. Mijn moeder heeft ook wel eens gevraagd: ‘Wat is nou eigenlijk je carrière?’... maar dat is niet zo helder. Het is bepaald niet zo dat ik in de postkamer ben begonnen en langzaam ben opgeklommen tot hoogste bediende. Kun je dan kort een impressie geven van hoe het jou is vergaan sinds jouw eindexamen?
Nou, wat ik nog heel goed weet van de diploma-uitreiking in 1996, was dat ik toen de enige was die er een jaar tussenuit ging. Dat was toen een enorm ding. Mensen vonden het heel raar. Dat vond ik ook eigenlijk helemaal niet leuk, dat ik zo’n uitzondering was. Maar ik had echt geen idee van wat ik wilde studeren. Ik heb toen eerst een paar maanden in Engeland gezeten, en daar de belangrijkere dingen in het leven geleerd: de eerste zoen, de eerste sigaret en al die dingen die er in die levensfase bij horen. En het jaar daarna ben ik Engels gaan studeren. Ik was altijd al verzot op Engels. En uiteindelijk ben ik afgestudeerd in de cognitieve linguïstiek: wat de taal ons kan vertellen over cognitieve modellen. Superinteressant, maar mega-ingewikkeld. Maar wel heel veel lol mee gehad! Gelukkig zeiden mijn ouders: ‘Neem lekker de tijd om van dingen te genieten’, die vonden het geen probleem dat ik langer studeerde. Dus heb ik altijd dingen naast mijn studie gedaan: cabaret maken, radio maken. Daar heb ik in mijn studententijd eigenlijk het meeste van geleerd. Achteraf gezien had ik geen idee hoe nuttig de dingen waren die ik naast mijn studie deed. Ik werkte bijvoorbeeld bij 3FM waar ik een bijbaantje had om 20 uur per week radio te maken. Daar heb ik allerlei radiosystemen leren kennen. Op dat moment had ik echt geen idee hoe nuttig dat was, maar door die ervaringen kan ik nu naadloos radio maken. Verder heb ik een heel groot deel van mijn tijd sinds het eindexamen besteed aan theater maken. Ik heb elf jaar in een cabaretduo gespeeld: “Olaf en Jasper”, met een echt impressariaat, boekingen en optredens. Het was geweldig, en daar konden we goed van leven. Maar na elf jaar was de rek er een beetje uit. Olaf wilde het liefst zoveel mogelijk spelen, en ik wilde schrijven, schrijven, schrijven. Het liefst onze liedjes nog mooier en beter maken. Ik ben een echte schrijver, loop
8
over van ideeën, en wilde van alles schrijven. Dat matcht niet zo goed met iemand die het liefst zo snel en veel mogelijk het toneel op wil. Heb jij dat schrijven op het JvO geleerd? Ik was op het JvO ook al een schrijver. Ik ben op mijn vijftiende begonnen met liedjes schrijven en doe dat nog steeds het liefst. Wat ik mooi vind, is op een heel specifieke manier kleinkunstliedjes schrijven. Het liefst over personen die zich in dramatische situaties bevinden. Ik heb ook wel een theorie over wat een goed cabaretliedje is. Dan ben ik natuurlijk erg benieuwd naar die theorie. Nou, mijn grote held is Randy Newman, zijn teksten hebben vaak het perspectief van een personage dat zich in een dramatische situatie bevindt. En de tekst in het liedje gaat dan over wat dat personage in die situatie zegt. Ik schrijf ook graag dat soort liedjes. Ik wil dat een liedje een soort reisje is van A naar B, een liedje waarbij het publiek moet denken ‘waar gaat dit toch naar toe?’ Is wat je nu bent wat je voor ogen had toen je vijftien was? Liedjes schrijven is wat ik het allerliefste doe en dat weet ik al heel lang. Op het JvO had ik mijn eerste Mupropo (MuziekProzaPoezie) optreden. Toen had ik al wel door ‘hier zit iets, de respons is best groot’. En ik en mijn vrienden wilden natuurlijk ook geen saaie loonslaven worden. We wilden leuke dingen doen. En dat wil ik nog steeds. Ik merk dat er heel veel lollige, kleine dingetjes te doen zijn. Heel veel mensen hebben leuke ideeën en roepen van alles, maar ik vind ‘doe er dan ook wat mee’. Zo heb ik met Edo, een goede vriend van mij drie jaar geleden een zomerhit gescoord ‘’Meisjes met ijsjes’. Als je op Youtube kijkt, kun je een videoclip vinden van mij met allemaal schaars geklede meisjes. Dat was ook zo’n idee dat we hadden, waarvan we
vonden, ‘dat moeten we dan ook echt doen’. En dat lukt dan nog ook! Dat heeft ons dan zelfs per ongeluk een platencontract opgeleverd en optredens in Paradiso. Overigens moet ik erbij zeggen dat ik bij de opnames voor die videoclip de hele dag tosti’s heb gemaakt voor die meisjes. Het waren van die meisjes die eruitzagen of ze dat nodig hadden. Of met een vriend van mij leek het ons hilarisch om alle Chineze restaurants in Nederland die ‘De Chinese Muur’ heten te bezoeken. Toen hebben we Iens benaderd en ons idee voorgelegd en gevraagd zouden jullie ons willen betalen, en ja hoor Iens betaalde. Dus toen zijn we door heel Nederland gereisd, met het OV, want rijbewijzen hadden we dan weer niet... En als jij denkt dat ik niet twee keer babi pangang kan eten op een dag, beginnend om 11.30 uur ’s ochtends... Dan heb je het mis! En al etend blijk je dan te zijn beland in een enorme subcultuur waar veel mensen echt nauwelijks van weten, echt oneindig interessant. Dat is echt een wereld waar niemand weet van heeft. En dat is wat jij leuk vindt om te leren kennen, werelden die niemand kent, waar niemand weet van heeft? Ja, dat vind ik geweldig! Ook nu in mijn werk bij de radio, als freelance redacteur bij Cappuccino. Dat is echt een fantastische baan. Dan zie ik bijvoorbeeld een berichtje over ‘brandstichting van coniferen’’. Dan ga ik dat onderzoeken en dan blijkt dat er een hele cultus is omtrent coniferen. Mensen die van coniferen houden, en die daar een mening over hebben. Dat is toch geweldig. Dat blijkt dan weer zo’n wereld te zijn waar ik helemaal geen idee van heb. Wat heb je meegenomen van het JvO? Of welke kennis/vaardigheden/herinneringen kom je nu nog tegen in je dagelijkse leven? Ik ben echt heel blij met mijn schooltijd op het
9
JvO. Ik heb echt een heel gedegen opleiding gehad, met heel veel ruimte om leuke dingen te doen. Ik hing daar op een gegeven moment met mijn ‘posse’’ een beetje rond, maar dat kon daar ook allemaal wel. We maakten wel herrie, maar waren verder eigenlijk wel braaf. Veel ruimte om jezelf te ontplooien. Er kon echt best veel. Wat ik ook echt heel bijzonder vond aan de sfeer op het JvO, was dat het best wel tof was om goede cijfers te halen. En ik vond het JvO echt een definitie van voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Toen ik op de Universiteit kwam, dacht ik “O, gaat het er hier zo aan toe, dat weet ik wel. Dat heb ik al geleerd.” Daar heb ik wel veel aan gehad. Ik kijk er echt heel positief op terug op mijn tijd op het JvO. Ik ben wel echt gevormd door het JvO. Dank je wel voor dit interview! Ik ben blij te horen dat je na al die jaren nog dezelfde creatieve, grappige Jasper bent gebleven. Eigenlijk ben ik in dat opzicht niet zo veranderd. Ik ben nog even springerig. Ik dans nog steeds door de kamer, maar nu met een keurig huis en een keurig inkomen. Op een bepaalde manier ben ik nu gewoon een keurige ondernemer. Sasja Huisman
10
Mededelingen LinkedIn Wist u dat de Stichting Vrienden van het JVO ook een LinkedIn groep heeft? Wanneer u op LinkedIn zoekt naar ‘Stichting Vrienden Johan van Oldenbarnevelt’ kunt u zich aansluiten bij deze groep. Op deze wijze kunnen wij ons digitale netwerk uitbreiden en u ook via deze weg op de hoogte brengen van nieuwsfeiten en aankondigingen.
Familieberichten Wij hebben een bericht van overlijden ontvangen van Dhr. M.A. Pestalozzi Groothoff (1931), Sao Paulo, Brasil, overleden op 07-032014
LEA Aangezien LEA dit schooljaar haar 100-jarig bestaan viert, verzoeken wij u hierbij om uw medewerking: graag ontvangen wij foto’s, verhalen of bijvoorbeeld de bereidheid tot een interview van oud-LEA-bestuursleden resp. ‘kandidaat-LEA-bestuurleden’, ook wel ‘tegenbestuursleden’ genoemd.
11
Een kijkje in de keuken van Max Meijnderts Op een zonnige doordeweekse dag in mei 2014 bezocht ik Max Meijnderts thuis in Hoevelaken. We namen beiden plaats in zijn tuin met een kopje groene thee. Na mijn eindexamen in 1983 zijn er inmiddels 31 jaar verstreken. Max zit nu in het laatste jaar voor zijn pensioen. De oud-leerling stelt vragen en de leraar vertelt. Waarom koos je voor wiskunde? Vanaf de middelbare school wilde ik leraar worden en ik ben mijn studie begonnen aan de R.U.U. Het had bijvoorbeeld ook geschiedenis kunnen zijn, want dat vind ik ook een interessant vak. Uiteindelijk ben ik blij dat ik voor wiskunde gekozen heb, omdat het een heel gemakkelijk vak is om les in te geven: je moet namelijk dingen uitleggen en een aantal kinderen kan het gewoon niet vanzelf, heeft je gewoon nodig. Wiskunde heeft zijn aantrekkelijkheden: het puzzelen, het uitzoeken. En waarom wilde je leraar worden? Het is eigenlijk de communicatie, het overbrengen van leerstof en als iemand het niet begrijpt een andere manier zoeken om het over te brengen. Los daarvan moet je wel je doelen halen en om dat effectief te doen, moet je de leerlingen op een gegeven moment routines laten inslijpen. Wanneer begon je baan op het Gymnasium? Na mijn kandidaats heb ik nog een jaar doctoraal gedaan en toen ben ik in 1972 stage gaan lopen op het gymnasium en werd me opeens een baan aangeboden door de toenmalige conrector, De Kimpe. Hoppetee, 16 uren, eerst geprobeerd te combineren met de doctoraalstudie, lukte niet, overgestapt naar MO-B en zo rolde ik in deze baan. In die tijd was groepswerk erg in: de kinderen zaten aan tafeltjes van vier.
Ik heb tijdens de stage indruk gemaakt op De Kimpe toen een leerling mij vroeg wat radialen waren. [Meteen legt hij mij duidelijk en beknopt uit hoe het zit met die radialen.] Hoe heeft je lesstijl zich ontwikkeld? Begin jaren zeventig liepen we als studenten in corduroy jasjes, spijkerbroek en gympen rond. Bij de openingsvergadering trof ik tot mijn verbazing alleen mannen in grijze pakken en vrouwen in lange rokken aan. Ik was verreweg de jongste (23 jaar). De één na jongste was Wessel Landzaat (ook nieuw) met 29 jaar. Verder was Rob Tuizenga nieuw als docent klassieke talen. De eerste les kwam ik binnen met mijn boeken in een plastic tasje, spijkerjasje aan. Een aantal leerlingen dacht dat ik ook een leerling was, dat was in de vijfde klas. En toen moest ik lesgeven en dat begon dus heel joviaal, het jaar daarop was ik al een stuk strenger en het jaar daaropvolgend heb ik een driedelig pak gekocht en werd ik nog een stuk strenger en zo groeide ik in het vak. Ik begon te mild, werd strenger, te streng misschien af en toe, en later is dat afgenomen. In jouw tijd was ik vrij streng! Weet je nog dat jij mij eens in de hoek heb gezet? [Lachend] Dat realiseer ik me niet meer. Oh, wat leuk! Dat heb ik trouwens bij meerdere leerlingen gedaan, die over de schreef gingen en als ik heel gemeen was, dan zei ik dat ze ook nog een voet in de prullenbak moesten zetten. Als extra variatie. Ja, dat was een soort spot. Ik werd een stuk milder toen ik kinderen kreeg en nu geef ik op een redelijk milde manier les. Ik ben wel dominant aanwezig. Als ik een leerling nu strafwerk geef, dan is dat zinvol en vrij weinig, ik kijk er serieus naar, praat het even door en zorg ervoor dat een kind geen hekel aan mij krijgt. Vroeger kon me dat niet schelen, toen was het top-down. Dus dat is duidelijk veranderd. Het is ook een andere tijdgeest.
12
Leerlingen zijn heel divers, hoe ga je daarmee om? Er is natuurlijk al een verschil tussen de leerling die wiskunde A doet, d.w.z. toegepaste wiskunde voor de alphavakken, en de beta-leerling die wiskunde B doet. Bij A ligt de nadruk op zelfwerkzaamheid en bij B vind ik de klassikale benadering het efficiëntst. Bij wiskunde A is namelijk een groter niveauverschil dan bij wiskunde B. Bij wiskunde A heb je ook leerlingen die te lui zijn om wiskunde B te doen en dan voor A gekozen hebben om maar een kwartier per les te hoeven werken en dan alles af te hebben; dat is dus jammer genoeg een negatieve keuze. Om slimme leerlingen meer te laten doen, schakel ik ze vaak in om hun buurman te helpen. Helaas lukt dat niet altijd. Stimuleren van leerlingen lukt bij de wiskunde B ook wel door uitstapjes te doen naar de universitaire wiskunde of naar de toegepaste wiskunde. Wiskunde D (de extra wiskunde naast wiskunde B) is nog geschikter om van die uitstapjes te maken. Sommige leerlingen sluiten zich geheel voor je af, zonder dat er überhaupt sprake is van een conflict. Dit heeft vaak te maken met de houding van de leerling tegen de school in het algemeen en/of de levensfase waar de leerling in zit. Daar kan je niet zoveel aan doen: je moet dan heel voorzichtig contact zoeken. Het uiteindelijke doel is zo min mogelijk leerlingen buiten de de boot te laten vallen en een zo hoog mogelijk rendement uit de leerling te halen. Waarom moesten we regels als cos^2(x)+ sin^2(x)= 1 leren? Ik heb leerlingen altijd verteld dat ze zoiets niet uit hun hoofd moeten leren, maar dat ze gewoon een eenheidscirkel moeten tekenen en daaruit allerlei regels kunnen afleiden. De goniometrie komt terug in de mechanica en ook in de bouwkunde. De meeste wiskundeonderwerpen hebben een praktische toepassing. Geldt dat ook voor imaginaire getallen: de wortel uit -1? Leuk, ja [lacht]. In mijn tijd werd het toegepast in de electriciteitsleer, iets wat flux heet,
geloof ik. Het zegt mij nu niet zoveel meer. Het zit nu in de wiskunde D, complexe meetkunde. Er zijn nog heel veel meer voorbeelden van toepassingsgebieden, zoals bij matrixberekeningen die nu ondergebracht zijn in de wiskunde A, voorraadproblemen pak je daarmee aan. En overgangsmatrices gebruik je om de onderverdeling van populaties te onderzoeken. Wel of niet convergent. Ja, dat is wel heel duidelijk praktisch toepasbaar. Abstracte of figuratieve kunst? Nee, ik ben geen liefhebber van Escher, noch van abstracte kunst. Van Gogh is al te ver weg. Wat me kan boeien, is een schilderij met een mooi landschap. Ook muziek moet herkenbaar zijn. Popmuziek van de jaren 50, 60 en 70 bevalt me het meest. Ik luister er graag naar. Na volgend jaar niet meer op het Gymnasium? Ik blijf nog wel een jaartje aan de school verbonden als roosteraar. We hebben software voor clusteren en voor roosteren en dan moet een en ander nog gecombineerd worden met het administratiepakket. Maar de intelligentste stap, het echte denkwerk, doen we handmatig. Dan schieten de computers toch tekort. We hebben wel eens geprobeerd om botweg alles in te voeren in het programma, maar met alle wensen en eisen van leraren en de vakkenpakketten van de leerlingen komt er dan gewoon geen oplossing uit. Aan het einde van het interview laat Max een lijstje met foto’s zien uit de lang vervlogen jaren 70. Ongeveer acht foto’s beslaan een tijdsspanne van tien jaar. Dit staat in schril contrast met deze tijd van FLICKR en FACEBOOK. Namen van leraren worden genoemd, kampeerfoto’s worden bestudeerd en Max met heuse ringbaard wordt geïdentificeerd. Max is al 42 jaar lang een leraar om het leraar zijn en heeft zijn vak met veel voldoening uitgeoefend, en uit het gesprek blijkt ook tussen de regels door dat hij de gezelligheid tussen de docenten onderling en met leerlingen altijd heeft gekoesterd. Met die conclusies neem ik afscheid. Eric Manusama 13