Nieuwsbrief 19e jaargang nummer 4
■
december 2006
Oudedagsvoorziening breekt nog steeds politieke reputaties De AOW bestaat 50 jaar. In januari is het een halve eeuw geleden dat de eerste ouderdomsuitkeringen door minister Suurhoff werden uitbetaald. Nu staat de toekomst van de AOW volop ter discussie. Maar dat is niet iets van de laatste jaren. De komst van de AOW heeft nooit het maatschappelijk debat over de ouderdomsvoorziening doen verstommen, maar is in de beeldvorming van mensen zo sterk aanwezig dat iedere politicus die zich waagt aan een ingrijpende verandering zijn reputatie op het spel zet. Tijdens de bijeenkomst van de Vakbondshistorische Vereniging op zaterdag 11 november heeft Jeroen Sprenger daar zijn licht over laten schijnen.. Voorafgaand aan de AOW is er veel aandacht geweest voor de vorm van de voorziening. Moest het een Staatspensioen zijn, volledig betaald door de overheid uit belastinggeld, of een verzekering, waarbij mensen in hun actieve periode premie betalen en op grond daarvan rechten hebben op een uitkering als ze uitgewerkt zijn? Het is een verschil van inzicht dat de vakbeweging verdeeld houdt en binnen de sociaaldemocratische beweging zelfs de partij en de vakbeweging. De voorstanders van het Staatspensioen waren helder: de lonen zijn te laag om daar een premie van af te houden. De voorstanders van de verzekeringsgedachte waren te verdelen in groepen die vinden dat werkgevers de
In dit nummer o.a. pag 1-2 50 jaar AOW pag 2-3 AOW, een fundament voor altijd? pag 3 Dwarsligger
premie voor hun rekening zouden moeten nemen en in groepen die vinden dat het een onderdeel van het emancipatiestreven is dat arbeiders ook voorzieningen treffen voor later. De AOW is een mengvorm geworden. De premie wordt op de lonen ingehouden door de Belastingdienst, de verzekering heeft de vorm van een omslagstelsel – met de nu opgebrachte premies worden de verplichtingen opgebracht voor de huidige groep van 65-plussers – waardoor er geen feitelijke band is tussen premiehoogte en uitkering. De latere minister van Sociale Zaken Gerard Veldkamp zou er van zeggen: “De eerlijkheid gebiedt vast te stellen dat de premie AOW en die van alle andere volksverzekeringen natuurlijk een gewone belastingheffing zijn.” In internationaal verband wordt de AOW vaak voorgesteld als Staatspensioen. Opmerkelijk genoeg is de vorm – hoe principieel het debat daarover ook was – later nauwelijks een punt van discussie. Dat is wel de hoogte van de uitkeringen en
pag 4 Piet de Ruijter en de eerste Amsterdamse socialisten pag 5 Canon en de arbeidersbeweging pag 6-7 David de Leeuw en Erwin Rijkes pag 7 Een pikant conflict pag 8 Heeft de internationale vakbeweging de tegenstellingen overwonnen? pag 9-10 Signaleringen pag 10-11 Burchtberichten
1
mede als gevolg daarvan de betaalbaarheid van de voorziening. Ondanks alle tevredenheid over de AOW als zodanig is er al snel een roep om de uitkeringen te verhogen. Steeds weer klinkt de kritiek dat de uitkering te weinig is om van te leven en teveel om van dood te gaan. Dat leidt ertoe dat in 1964 de AOW gelijk wordt gesteld met het sociaal minimum. Maar dat kan zowel ‘waardevast’ – meegroeiend met het prijspeil - als ‘welvaartsvast’ – meegroeiend met de loonontwikkeling zijn. En vervolgens moet op enigerlei wijze de loonontwikkeling worden gedefinieerd. Gaat het om het algemene loonpeil, of die in de markt danwel de overheidssector? Uiteindelijk wordt voor het laatste gekozen. Gelijk met deze ontwikkeling wordt gesproken over de rechten van vrouwen op een ouderdomsvoorziening. “Weduwen zijn niet van koek, ongehuwde vrouwen niet van ijzer” staat er midden jaren zestig op de spandoeken.
vervolg op pagina 2
Nieuwsb r i e f vervolg van pagina 1 Pas twintig jaar later komt er een zelfstandig recht van vrouwen op een uitkering. In die periode komt ook het gesprek op gang over de betaalbaarheid van de AOW. Begin jaren tachtig, zit de overheid met zijn financiën aardig in de knoop en wordt de ‘koppeling’ een aantal keren niet gehandhaafd. Daarnaast wordt duidelijk dat door de demografische ontwikkeling op termijn de bevolkingsopbouw verandert van een piramide in een paddestoel. Het aantal geboorten neemt af, de levensverwachting neemt toe. Met de alarmerende kop ‘Verdubbeling van de premie of halvering van de uitkering’ vragen enkele economen daarvoor in 1983 de aandacht. De regering stelt daarop de commissie ‘Financiering Oudedagsvoorziening’ in onder leiding van Wim Drees, de zoon van de man die door iedereen voor grondlegger van de AOW wordt gehouden. Vanaf dat moment worden verschillende oplossingen voorgesteld. Er zijn er die zoeken naar verlaging van de lasten door verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, het individualiseren van de AOW-uitkerin-
19e jaargang nummer 4, december 2006
gen of door de AOW inkomensafhankelijk te maken. Anderen willen de premieopbrengsten verhogen door de arbeidsdeelname te verhogen of door ouderen ook aan de AOW te laten meebetalen, hetzij door hen ook premie te laten betalen, danwel een groter deel van de uitkering uit de belastingen te gaan betalen. Andere voorgestelde oplossingen betreffen de spreiding van de lasten in de tijd. Je zou bijvoorbeeld, als je weet dat de naoorlogse geboortegolf vanaf 2010 een beroep gaat doen op de AOW, een bufferfonds kunnen instellen. En een laatste oplossing is versobering van de pensioenuitkering. Daardoor kan de bijdrage van de samenleving aan de opbouw van de pensioenen, zoals in de aftrekbaarheid van de premies voor de belasting zichtbaar is, omlaag. Daarmee komt ruimte om geld te schuiven naar de instandhouding van de AOW. Tien jaar geleden is onderzoek gedaan naar het draagvlak voor deze oplossingen. Ongeacht de politieke voorkeuren is die minimaal. Het CDA merkt dat bij de verkiezingen van 1994. In 2006 is een ver-
gelijkbaar onderzoek gedaan. Het draagvlak voor de verschillende oplossingen is wat gegroeid, maar niet echt overtuigend. Wouter Bos heeft dat op 22 november bij de verkiezingen mogen ervaren. Het debat over de oudedagsvoorziening blijkt politieke reputaties te kunnen breken. Het is een waarschuwing aan eenieder die aan de AOW wil morrelen. Jeroen Sprenger
AOW, een fundament voor altijd? Is de vergrijzing het spook van de toekomst en is de Nederlandse samenleving zich voldoende bewust van de risico’s die dreigen? Peter Gortzak, pensioendeskundige van de FNV hoort tijdens internationale bijeenkomsten met collega-pensioendeskundigen vooral “dat wij ons niet moeten druk maken. Jullie hebben het beste systeem ter wereld.” Tijdens de ledenbijeenkomst van de VHV op 11 november zette Gortzak daar de nuchtere feiten tegenover, aangevuld met de opvattingen van de FNV. Het Nederlands pensioensysteem bestaat uit drie onderdelen; de basisvoorziening AOW, het aanvullende pensioen dat meestal collectief via de werkgever wordt geregeld en individuele regelingen als aanvulling. De basisvoorziening is voor de FNV cruciaal, omdat dit het fundament is voor het hele stelsel. De toekomst plaatst ons voor een aantal uitdagingen. In de periode tot en met 2035 wordt Nederland geconfronteerd met vergrijzing en rijping van de pensioenfondsen. De vergrijzing leidt in de periode bijna tot een verdubbeling van het aantal 65-plussers (van ruim 2 tot 4 miljoen). Daarbij is sprake van een sterke groei van het aantal 65-plussers ten opzichte van het aantal 65- minners (de grijze druk stijgt van 23% naar 43%) en een ouder wordende beroepsbevolking. Bovendien stijgt de levensverwachting verder. Dit leid tot een verdere stijging van de pensioenaanspraken ten opzichte van de loonsom. De vergrijzing leidt tot toenemende lasten, maar het financieringsprobleem moet volgens Gortzak niet worden overdreven. Door toenemende belastingsopbrengsten zal de netto-vergrijzingslast relatief beperkt zijn, Bovendien hebben we ruim de tijd (tot 2035) om deze lasten op te brengen.
Hoe sterk zal de lastendruk daardoor stijgen? In 2001 bedroegen de kosten van de AOW nog 4,7% van het nationaal inkomen, in 2020 is dat 6,8% en in 2040 zelfs 9%. Dat is een stevige groei maar daar staat een aantal positieve zaken tegenover. Het aantal pensioenontvangers dat ook een aanvullend pensioen ontvangt, is de afgelopen jaren sterk gegroeid. Bij de zogeheten omkeerregeling mag iemand die premie betaalt voor de oudedagsvoorziening die aftrekken van het belastbaar inkomen, maar wanneer deze voorziening tot uitkering komt, moet men daarover belasting betaling. Dat is een prettig bij-effect voor de minister van Financiën. De belastingopbrengst wordt naar verwachting alleen maar groter in de komende jaren. Die belastingopbrengsten zullen tegen 2040 zijn verdubbeld. Het overheidsbudget laat ook nog andere elementen zien. Gortzak houdt rekening met o.a. een verminderde aardgasopbrengst van 1 1/2% en stijgende zorguitgaven van 4 1/4%. Uiteindelijk gaat het vergrijzingsprobleem 3, 25% van het toekomstig overheidsbudget uitmaken. Wat de FNV betreft is de AOW ook in de toekomst de hoeksteen van ons pensioensysteem, waardoor mensen boven hun 65ste
2
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 4, december 2006
HISTORISCHE CANON
Dwarsl i g g e r
Misschien moet de Vakbondshistorische Vereniging Annie M.G. Schmidt maar adopteren. Via haar kan de geschiedenis van de vakbeweging dan op school aan de orde komen. Het is me niet bekend of ze ooit vakbondslid is geweest, maar er is altijd wel een link te leggen. De kinderboekenschrijfster oogde als een vriendelijk persoon; begaan met kinderen, moet ze ook wel in werkende mensen en vakbondsleden zijn geïnteresseerd. De samenstellers van de historische canon zijn erudiete personen. Een enkeling weet wat meer van de geschiedenis van de vakbeweging dan de gemiddelde historicus (en dat is helaas weinig). Piet de Rooy heeft in zijn veelgeroemde boek Republiek van rivaliteiten. Nederland sinds 1813 een interessant hoofdstuk geschreven over Arbeiders en de strijd om de politiek: 1869-1906. Maar ja …., hij voert wel Jan Oudegeest op als eerste voorzitter van het NVV (op bladzijde 137, tweede herziene druk uit 2005). Dat is in ons vakbondshistorische wereldje toch wel een doodzonde. Stel je voor dat een leerling op de middelbare school of een Tweede Kamerlid Maurits zou noemen als Vader des Vaderlands. En met alle respect voor Marco van Basten, maar we roepen hem toch ook (net) niet uit tot de beste voetballer uit onze geschiedenis. De gesprekken over de inhoud van de canon moeten beslist boeiend zijn geweest. Alleen al de argumenten voor en tegen een bepaalde keuze, de afwegingen, de onderlinge debatten. Een boek daarover moet intellectueel nog prikkelender zijn dan de discussie die voorafging aan en werd voortgezet na publicatie van de canon. Arbeid en kapitaal houden de maatschappij draaiende. De vakbondspionier met zijn tegenpool de ondernemer over het hoofd zien in onze nationale geschiedenis roept bij mij het beeld op van een historicus die een boek schrijft over twee elftallen die zonder voetbal tegen elkaar spelen. Harry Peer
altijd op een basisinkomen kunnen rekenen. De AOW is trouwens relatief een lage uitkering, gekoppeld aan het minimumloon, waardoor de kosten beheersbaar zijn. Als we tijdig investeren hoeft geen financieringsprobleem op te treden. Er is dan ook geen enkele reden om de AOW-leeftijd te verhogen.
Oplossingen Er zijn verschillende mogelijkheden om het probleem op te lossen. De FNV voelt niets voor bezuinigingen op de AOW omdat dan vooral de laagste inkomens de klos zijn. Verhoging van de pensioenleeftijd is ook geen goed plan. Teveel mensen halen nu al niet gezond hun 65ste; de kans dat de instroom naar de WW groeit is groot. De rekening mag evenmin alleen bij 65 plus worden gelegd. Daarmee komt het draagkrachtbeginsel in het gedrang. Er is volgens de FNV dan ook een mix van instrumenten nodig, zoals geleidelijke verlaging van de
staatsschuld en verhoging van de arbeidsparticipatie. Daar is nog een hele wereld te winnen, vooral bij personen tussen de 55 en 65 jaar, vrouwen, jongeren en migranten. De FNV wil stevige afspraken maken met de overheid in de vorm van contracten. De participatie kan worden vergroot door bijvoorbeeld betere kinderopvang, maar ook via verhoging van het aantal kleine deeltijdbanen, invoering van deeltijdpensioen waardoor een geleidelijke overgang tussen werk en persoon ontstaat en tenslotte de veel besproken fiscalisering van de AOW. Bij deze oplossingen blijven draagkrachtbeginsel en de solidariteit tussen arme en rijke ouderen gehandhaafd. Via een pact der generaties zou zo een eerlijke mix van maatregelen kunnen worden ingevoerd. Volgens Gortzak is dat de “enige manier om de solidariteit tussen generaties te handhaven en ook voor de toekomst een welvaartsvaste AOW te garanderen.” Kees van Kortenhof
CNV: Geen hogere AOW-leeftijd, wel waardevaste AOW Een waardevaste AOW betekent dat wanneer de lonen stijgen, de AOW ook zal stijgen. Om dit te betalen, moeten er keuzes gemaakt worden. De SER is geen voorstander van een verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar. Het aantal werkenden dat de AOW moet betalen, wordt steeds lager, omdat er steeds meer gepensioneerden bij zullen komen. De SER adviseert om een deel van de AOW uit de inkomstenbelasting te betalen. Dit wordt fiscalisering genoemd. Op dit moment wordt ongeveer 75 procent van de AOW betaald door de mensen onder de 65 jaar. Zij betalen nu 17,9 procent van hun inkomsten via premies aan de AOW. De overige 25 procent van de AOW wordt nu via een deel van de opbrengsten van de inkomstenbelasting betaald. In feite betalen ouderen via hun belasting al mee aan de AOW. De SER adviseert om deze fiscalisering van de AOW voort te zetten. Belangrijk is wel dat mensen met alleen een AOW of een AOW en een klein aanvullend pensioen ontzien worden. Naast solidariteit tussen jong en oud, krijg je zo ook solidariteit tussen rijk(er) en arm(er).
MHP: tegen fiscalisering AOW Voor de vergrijzingsgerelateerde uitgaven pleit de SER voor een breder debat over het ziektekostenstelsel. Daarbij zijn twee uitersten denkbaar. Accepteren we een hoog niveau van polisvoorwaarden, dan hoort er een hogere premie bij (los van de vraag hoe die premie moet worden verdeeld). Als we als Nederlandse samenleving niet bereid zijn een hogere premie te betalen, dan zullen de polisvoorwaarden bijgesteld moeten worden. Verder pleit een meerderheid van de SER voor een geleidelijke fiscalisering van de AOW. Conform een eerder advies van de SER kan de MHP hiermee niet instemmen, omdat oudere generaties (gepensioneerden en werknemers die al een groot deel van hun pensioen hebben opgebouwd) hiermee geen rekening hebben kunnen houden en jongeren – om een vergelijkbaar nettopensioen op te kunnen bouwen – meer geld opzij moeten leggen voor de oudedagsvoorziening. Iedereen met een redelijk aanvullend pensioen wordt op den duur daardoor getroffen met een netto inkomensachteruitgang van gemiddeld ruim 10%. Het is de vraag of de fiscalisering van de AOW wel nodig is om de vergrijzing te kunnen bekostigen. Er komen steeds meer gepensioneerden met een goed pensioeninkomen die daarover (meer) belasting betalen. Zij zullen veel consumeren wat weer goed is voor de economie. Ook is de standaardpensioenleeftijd sinds begin dit jaar tot 65 verhoogd. Als deze nog verder omhooggaat tot bijvoorbeeld 67 jaar, zal de groep die premie betaalt zo groot blijven, dat er geen sprake zal zijn van een onevenredig hoge belasting door AOW-premies.
3
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 4, december 2006
Piet de Ruijter en de eerste Amsterdamse socialisten De jaren tachtig van de 19de eeuw waren in Amsterdam jaren van grote werkloosheid en grote oproerigheid. Het was de tijd van het Palingoproer (juli 1886) en de harde confrontaties tussen ‘socialen’ en de ‘oranjeklanten’. In 1882 had de voormalige dominee Ferdinand Domela Nieuwenhuis in een cafeetje in de Dijkstraat de SociaalDemocratische Bond opgericht. Aanvankelijk was het een heel klein clubje, van gelijkgezinde arbeiders, ambachtslieden en kleine middenstanders die lief en leed met elkaar deelden. Een stevig deel van de partijgenoten woonde dicht bij elkaar in de Jordaan. Juist door de gewelddadige reacties van politie en orangistische buurtgenoten werd hun solidariteit versterkt, wat felle onderlinge debatten overigens zeker niet belemmerde. Hun woede over maatschappelijk onrecht, maar ook hun hoop en hun groepsgevoel, werd voortreffelijk vertolkt in de liederen van Piet de Ruijter, begonnen als kantoorbediende, daarnaast jarenlang toneelspeler, tijdelijk om den brode politieagent (totdat zijn lidmaatschap van de SDB aan het licht kwam) en daarna onder veel meer rode boekhandelaar/colporteur, broodschrijver van liederen voor bruiloften en partijen, fotowinkelbediende en bierhuishouder. Over ellende kon hij meepraten. Armoede was regel in zijn gezin. Om de haverklap moeten de
liederen zijn terug te vinden op de onlangs door het Theaterinstituut en de VARA uitgebrachte cd-box ’t Oproer kraait (www.theaterinstituut.nl). In 1886 schreef Piet de Ruijter uit eigen levenservaring dit melancholische en toch, tegen de verdrukking in, optimistische lied:
En toch zing ik mijn liedje Tekst: P.C. de Ruijter, 1886 Mijn schoenen zijn versleten, Mijn broek is erg kapot, Mijn jas vaneengereten. Mijn hoed is elk ten spot. Zo dwaal ik langs de straten, Met weemoed in het hart, Van vreemd en vriend verlaten, Ten prooi aan pijn en smart. De Ruijters wegens huurschuld verhuizen. In korte tijd overleden zijn vrouw en drie van hun jonge kinderen; één zoon werd na de val van een trapje geestelijk gehandicapt. Wegens belediging van een minister zat De Ruijter vier jaar celstraf uit. Daarna sloeg ook bij hem ‘de tering’ toe. Hij overleed vereenzaamd in mei 1889, kort voor zijn 34ste verjaardag. Dat zijn naam en faam nog steeds niet geheel vergeten zijn, is in hoge mate te danken aan cabaretier Jaap van de Merwe (1924-1989), die rond 1970 in zijn radioen tv-serie ’t Oproer kraait (VARA) en zijn boek Gij zijt kanalje!, heeft men ons verweten (1974) op basis van grondig archiefonderzoek veel aandacht aan hem heeft besteed. Veel van zijn liederen werden toen opnieuw opgenomen, gezongen door o.a. Nelly Frijda, Rob van de Meeberg en Van de Merwe zelf. Van zijn basismateriaal (terug te vinden in zijn archief, nu in het Theater Instituut Nederland) maakten wij dankbaar gebruik. Drie De Ruijter-
(REFREIN: ) En toch zing ik mijn liedje, Voor vrijheid en voor recht, En fluit ik op mijn rietje. Wat mij de waarheid zegt. Mijn vrouw ligt ziek te klagen, En schreit zich de oogen rood, Mijn kinderen, ach, zij vragen Mij vruchteloos om brood. Geen brandstof om te stoken, Geen olie in de lamp, Al ’t aardewerk gebroken, een lege maag en … kramp. (REFREIN: ) En toch zing ik mijn liedje, Voor vrijheid en voor recht, En fluit ik op mijn rietje. Wat mij de waarheid zegt.
Peter-Paul de Baar
De tentoonstelling De zingende rooie smeris uit de Jordaan (die typering leenden we van zijn biograaf Jaap van de Merwe) is te zien tot en met zondag 18 maart 2007. Het Theo Thijssen museum (Eerste Leliedwarsstraat 16, 1015 TA Amsterdam, tel. 020-420 7119) is iedere week geopend op donderdag t/m zondag, 12.00-17.00 uur. Deze tentoonstelling sluit aan op de grote tentoonstelling over het Amsterdamse levenslied Geef mij maar Amsterdam! in het Amsterdams Historisch Museum (www.ahm.nl). In januari verschijnt in maandblad Ons Amsterdam (www.onsamsterdam.nl) een artikel over Piet de Ruijter. Voor meer informatie: Theo Thijssen Museum (020-420 71 18) en Peter-Paul de Baar (020-365 78 50.) 4
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 4, december 2006
Canon en arbeidersbeweging Wat moet iedereen weten van de vaderlandse geschiedenis? Welke kennis en inzicht dienen leerlingen in hun bagage te hebben als ze de school verlaten? Om die vragen te beantwoorden heeft de minister van OC&W in september 2005 een commissie in het leven geroepen. Deze commissie heeft in oktober de inmiddels veelbesproken canon gepresenteerd. Wat is de canon eigenlijk? Wat is de bedoeling van de canon? En doet de canon recht aan de rol van de arbeidersbeweging en de vakbeweging in de geschiedenis van Nederland? Canon De canon, in de betekenis van ‘regel, richtsnoer, maatstaf’, is een geheel van belangrijke personen, gebeurtenissen of processen, documenten, uitvindingen en voorwerpen die samen laten zien hoe Nederland zich heeft ontwikkeld tot het land waarin we nu leven. De canon is in de eerste plaats bedoeld voor het onderwijs op de basisschool en op de diverse schooltypen van het voortgezet onderwijs. De canon is vorm gegeven in 50 zogenoemde vensters (http://entoen.nu/ default.aspx), met daarachter telkens een verhalende inleiding die duidelijk maakt
welke betekenis kan worden toegekend aan het desbetreffende onderdeel van de canon. Die begint in 3000 voor Chr. met een venster over de hunebedden en eindigt in ‘na 1945: Nederland en Europa’.
Omstreden canon De canon is van meet af aan omstreden vanwege de ideologische lading en het opgelegde karakter. Historici bepleiten de canon als middel om het historisch besef te vergroten. Politici zien het als instrument voor integratie van migranten. Voor sommigen is de canon het antwoord op een gebrek aan nationaal zelfbewust-
“Ik ben geen voorstander van een historische canon. Maar nu deze er eenmaal is, mag ook opgemerkt worden dat er onderwerpen zijn in de canon die zich goed lenen voor een bespreking van vak- en andere belangenorganisaties. Dat zijn bijvoorbeeld ‘Verzet tegen kinderarbeid’, ‘Aletta Jacobs’, ‘De crisisjaren’, ‘Willem Drees’ en de ‘Haven van Rotterdam’. Merkwaardig genoeg komt de vakbeweging hierin eigenlijk niet voor. Dat er iets tegen kinderarbeid werd gedaan, wordt alleen verbonden met maatschappelijke kritiek (gelukkig) en enkele wetten (zeer noodzakelijk), maar niet met organisaties die tegen zo iets blijven ageren en oplossingen aandragen. Bij ‘De crisisjaren’ is wel sprake van nieuwe ideeën die na de oorlog over de aanpak van het werkloosheidsprobleem ontstonden, maar waar die vandaan gekomen zijn, blijft duister. Bij ‘Willem Drees’ leren we dat de werknemers toen genoegen namen met lage lonen en een socialistische wandelclub, maar dat de vakbeweging aan een sociaal zekerheidsstelsel werkte (als compensatie voor die lage lonen), blijft ongenoemd. In het stuk over de ‘Haven van Rotterdam’ komen we nauwelijks havenarbeiders tegen, laat staan georganiseerde, terwijl die zowel nationaal als internationaal een belangrijke vakbondsgeschiedenis kennen. Gemiste kans dus, of liever: die vakbonden moeten alsnog worden ingevuld. Het is dus aan ons om de canon meer inhoud te geven.”
zijn. Voor anderen is dat juist reden om er niets in te zien. Ook de volledigheid van de canon staat ter discussie. De redactie van de Nieuwsbrief heeft aan vakbondshistorici de vragen voorgelegd: Doet de huidige canon recht aan de sociale geschiedenis van Nederland in het algemeen en de historische rol van de vakbeweging in het bijzonder? Zo niet, met welke toevoegingen zou daarin verandering kunnen worden gebracht? Of zou er zelfs een aparte canon moeten komen voor de sociale geschiedenis? Jacques van Gerwen
“Toegegeven, elke indeling is arbitrair. Dat komt onder andere omdat de voorkeur van de maker daarin tot uiting komt. Of misschien wel, de voorkeur waarvan de maker verwacht dat die populair is. Over vakbonden wordt al jaren een beetje meewarig gesproken. De goedbetaalde opiniemakers, de grachtengordeltypes en niet te vergeten de ronduit rechtsen weten het al tijden: de vakbeweging is iets van vroeger. Die volslagen misvatting, en u kunt het de honderdduizenden actievoerders van 2004 vragen, is niet gebaseerd op de maatschappelijke ontwikkeling van de voorbije decennia, maar vooral een kwestie van wishful thinking. De rechtsen zouden het wel willen, zoals ze het ook al in de jaren dertig wensten en gedeeltelijk voor elkaar kregen en de onbenullen denken dat iedere verandering, zoals bijvoorbeeld de afnemende organisatiegraad, een vooruitgang is en noemen omgekeerd mensen die strijden voor het behoud van verworven rechten met een stalen gezicht conservatief. De makers van de canon lijken in de val van het meegaan met de grootste schreeuwers te zijn gelopen. Over de strijd van de arbeidersbeweging en de vakbeweging vinden we in hun product geen woord, want die wordt niet belangrijk gevonden. Maar laten we eerlijk zijn. Zonder vakbeweging had het leven van de meeste werknemers er heel anders uitgezien en naar ik vermoed, niet beter. Daarom zou ik in de canon de spoorwegstaking van 1903 opnemen, of de oprichting van de diamantbewerkersbond.”
Bob Reinalda, Senior onderzoeker Radboud Universiteit Nijmegen
Sjaak van der Velden, onderzoeker IISG
5
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 4, december 2006
David de Leeuw en Erwin Rijkes
Twee nestors van de medezeggenschap De presentatie van het boek over de geschiedenis van de ondernemingsraad bij Verkade op maandag 23 oktober 2006 bracht twee nestors van de medezeggenschap in Nederland bij elkaar. David de Leeuw en Erwin Rijkes, twee personen, die hun sporen verdiend hebben op het vlak van belangenbehartiging van werknemers/sters. Ook al komen De Leeuw en Rijkes uit een ander deel van Nederland, ze hebben veel met elkaar gemeen: een vakman op hun terrein, een lange staat van dienst in het bedrijf, actief in ondernemingsraad en vakorganisatie, als stakingsleider opgetreden toen het nodig was. David werkte bij de Schelde in Vlissingen, een scheepswerf en machinefabriek opgericht in 1875. Erwin bij Verkade in Zaandam, van de bekende heerlijke koekjes, beschuit, biscuits en chocolade. Verkade, in 1990 een dochter geworden van de Britse multinational United Biscuits, viert in 2006 zijn 120jarig bestaan. Beide ondernemingen groeiden uit tot landelijk bekende organisaties met duizenden medewerk(st)ers in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Daarna reduceerde het personeelsbestand als gevolg van reorganisaties. Die sanering heeft grote invloed gehad op de aard van het OR- en vakbondswerk van de beide mannen. Erwin Rijkes: “Mijn werknemersleven bij Verkade begon op 17 augustus 1953. Ik ging werken als kantoorbediende op het ‘grote kantoor’. Ik had honderden administratieve collega’s. Naast de administratieve afdelingen op dit kantoor, waren er nog tal van andere kleine administratieve afdelingen in de verschillende fabrieken, de technische dienst en de zeven verkoopkantoren in het land. Verkade zou mijn enige werkgever zijn. Na ruim veertig jaar hoefde ik op 2 mei 1994 niet meer op de fiets te stappen om naar Zaandam te gaan.” Het arbeidsleven van David de Leeuw begon eveneens midden jaren vijftig: “Na anderhalf jaar in een motorfietsengarage als hulpmonteur te hebben gewerkt, ging ik op 2 januari 1956 als bankwerker
aan de slag in de Machinefabriek van de Koninklijke Maatschappij de Schelde te Vlissingen”. Na de vervulling van zijn dienstplicht keerde David in augustus 1959 terug als tekenaar op de tekenkamer Stoomketelinstallaties. Hij vertrok in 1998 met de SUM.
Ondernemingsraad Erwin Rijkes heeft zeventien jaar deel uitgemaakt van de ondernemingsraad van Verkade, waarvan de laatste tien jaar als voorzitter. Erwin: “De eerste OR-vergadering die ik meemaakte vond plaats op 31 augustus 1977 en op 25 april 1994 was m’n laatste.” Aanvankelijk had Erwin zo zijn aarzelingen over de betekenis van de OR, maar al gauw veranderde dat door de verzelfstandiging van de OR met de Wet van 1979, de extra bevoegdheden en de mogelijkheid om naar de rechter te stappen. Maar vooral door de noodzaak er als personeelsvertegenwoording in een tijd van crisis de schouders onder te zetten om te redden wat er te redden viel. Een enkel cijfer maakt dat wel duidelijk. Van bijna 3000 werknemers midden jaren zestig is het personeelsbestand bij Verkade veertig jaar later teruggelopen tot ongeveer 425. De grootste klappen kwamen in de jaren tachtig. De leden van de ondernemingsraad hebben in dat decennium, maar ook daarna nog, voor vele moeilijke afwegingen en keuzes gestaan. Het was een en al reorganisatie wat de klok sloeg. Af en toe leidde dat tot acties die breeduit de pers haalden, zoals de poortactie voor het behoud van de Verkadefabriek in Den Bosch. Het bracht de OR zelfs voor de rechter. Rijkes: “De voorgenomen bedrijfssluiting van de fabriek in Den Bosch leidde
6
ons in 1993 tot voor de Ondernemingskamer in Amsterdam. Met de verplaatsing van de productie om economische redenen kon de rechter het eens zijn. Op de kwaliteit van de argumenten van de directie had hij wel wat aan te merken.” In het voorjaar van 1992 verenigde Erwin diverse functies: voorzitter van de OR, kaderlid van de bond en stakingsleider voor enkele weken voor het behoud van de Automatische Prijs Compensatie. In Vijftig jaar ondernemingsraad. Negentig jaar medezeggenschap bij Verkade kan de lezer daar meer over terugvinden.
David de Leeuw was vrijgesteld voorzitter van de ondernemingsraad van januari 1981 tot april 1984 en tot medio 1983 vice-voorzitter van de Centrale ondernemingsraad van RSV. Een ziekte dwong hem om enkele maanden thuis te blijven en het daarna wat rustiger aan te doen. Vanaf 1989 was David vrijgesteld secretaris van de OR tot aan zijn afscheid van het bedrijf. Davids typering van het medezeggenschapswerk en de belangenbehartiging bij de Schelde komt overeen met die van Erwin over dezelfde periode bij Verkade. De Leeuw: “In de jaren zeventig streden wij voor verbetering van de arbeidsvoorwaarden en vanaf 1981 voor behoud van werk. Toen hadden we elkaar allemaal nodig. Ik geloof niet dat ik grote verwachtingen had toen ik in de OR ging. Het was een klus die gedaan moest worden. Ik had niet gedacht dat het door aanvallen vanuit Den Haag op onze werkgelegenheid (Ketelbouwkwestie in 1981 en RSV-debacle in 1983) zo heftig zou worden. Wat me is gelukt als voorzitter is het feit dat ik in de tijd dat het nodig was kans zag in de OR alle neuzen dezelfde kant op te krijgen en samen met de vakbondsbestuurders en actieve kaderleden van ons en de anderen een vertrouwensbasis op te bouwen binnen het bedrijf. Daardoor hebben we
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 4, december 2006
veel voor de mensen en het bedrijf kunnen doen. In mijn periode als secretaris heb ik veel aan persoonlijke belangenbehartiging kunnen doen. Bij alle reorganisaties die vanaf 1988 over ons heen kwamen, heb ik voor mensen iets kunnen betekenen. Elk reorganisatieplan, groot of klein, werd met betrokkenen doorgelicht, afgewogen en in samenwerking met de bonden afgewikkeld.En altijd voorzien van een sociaal plan. Het was dweilen met de kraan open, maar we liepen er niet voor weg.”
Het belang van geschiedenis Zowel David als Erwin zijn lid van de Vakbondshistorische Vereniging. Beiden hebben hun rijke, strijdbare ervaringen in bond en ondernemingsraad op papier gezet. Een fusie in vakbewegingsland heeft hen ook nog in dezelfde vakbond samengebracht, FNV Bondgenoten. Met hun achtergronden staan David en Erwin voor een grote groep generatiegenoten van wie de huidige mensen die actief zijn in de vakbeweging en de ondernemingsraad veel kunnen leren. David de Leeuw: “Als iets belangrijk is voor werknemers, op welke plek in een bedrijf dan ook, is te beseffen waar we als arbeiders vandaan komen. Welk een lange weg er is afgelegd en welke offers er zijn gebracht om de positie te bereiken die men nu heeft. En nog steeds is de arbeid afhankelijk van het kapitaal. Daarom is geschiedenis zo belangrijk. Kennis en besef over het verleden is echter niet voldoende. Hoe is het nu. Die geschiedenis moet tevens leiden tot inzicht in maatschappelijke verhoudingen, tot politiek bewustzijn.” De samenstellers van de historische canon hebben absoluut iets gemist. Harry Peer Trainer-adviseur Odyssee Literatuurverwijzing: • Harry Peer (redactie), Vijftig jaar ondernemingsraad. Negentig jaar medezeggenschap bij Verkade. Amsterdam 2006. Hierin is een bijdrage opgenomen van Erwin Rijkes, Wie zwijgt ……… wordt niet gehoord, pp. 79-88. • E. Rijkes, 80 jaar georganiseerd overleg 1916-1996. 40 jaar ondernemingsraad 1956-1996. Een kroniek. Z.pl.,z.j. • David de Leeuw, Een taaie strijd. Vijfentwintig jaar vakbondswerk op de Schelde. Stichting FNV Pers 2000. • David de Leeuw en Jan Cremers, Een kilo verantwoordelijkheid…… 50 jaar ondernemingsraad bij De Schelde. GBIO-Katernen deel 10. ‘s-Gravenhage 2005.
Een pikant conflict Onlangs zijn het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen (IVVV) en het Wereldverbond van de Arbeid (WVA) met elkaar gefuseerd. Hun voorlopers hadden na de Eerste - en na de Tweede Wereldoorlog enkele conflicten waarin de Nederlandse vakcentrales een hoofdrol speelden. Het ging daarbij om de vertegenwoordiging bij de Internationale Arbeidsorganisatie. Direct na de Eerste Wereldoorlog worden het Internationaal Christelijk Vakverbond (ICV) en het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV) heropgericht. Anders dan daarvoor is er geen leidende rol gegund aan de Duitse en de Franse vertegenwoordigers. Zwitserland en Nederland, die beiden neutraal zijn geblePiet Serrarens ven, nemen de leiding. Zo worden Piet Serrarens, buitenland-secretaris van de katholieke vakcentrale, en Jan Oudegeest, voorzitter van het NVV, secretaris van respectievelijk het ICV en het IVV. In dezelfde periode wordt in samenhang met de Volkerenbond de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) opgericht. De ILO kent jaarlijkse vergaderingen waar landendelegaties bestaande uit overheids-, werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers aan deelnemen. Het conflict gaat in Nederland om de vertegenwoordiging namens de vakbeweging. Minister Aalberse meent in 1919 dat hij die rol moet gunnen aan het NVV, omdat die vakcentrale veruit de grootste is. Hoezeer hij – en ook het kabinet als geheel – het liefst een katholiek zou hebben aangewezen. De tweede ILO-vergadering in 1920 gaat over zeelieden, waar Jan Brautigam, de voorzitter van de Centrale Bond van Transportarbeiders, de aangewezen vertegenwoordiger is. Een jaar later, in 1921, wil Aalberse na tweemaal een NVV-er te hebben afgevaardigd, zijn ‘leerling’ Serrarens in de delegatie opnemen. Dat is tegen het zere been van het NVV en het IVV. Oudegeest, NVV-voorzitter en IVV-secretaris, dreigt alle afgevaardigden die bij het IVV zijn aangesloten terug te trekken.
7
‘De facto’ wordt besloten Serrarens toch als eerste vertegenwoordiger te zenden en tegelijkertijd het conflict voor te leggen aan het Internationale Hof van Justitie in Den Haag dat net is opgericht. Op 22 juni 1922 wordt uitspraak gedaan in het eerste conflict dat aan het Hof is voorgelegd. “Wenn es also in einem Lande mehrere Berufsverbande gibt, welche die Arbeiterklasse vertreten, werden alle van der Regierung in Betracht gezogen werden müssen, wenn sie daran geht, den Arbeiterdelegierte und seine technische Ratgeber zu bezeichnen.” Het ICV heeft daarmee gewonnen. De confessionele vakbeweging vertegenwoordigt Nederland vanaf dat moment eens in de drie jaar, het NVV de andere twee keer. Serrarens komt na de Jan Oudegeest Tweede Wereldoorlog weer in con-flict met het IV(V)V. In 1948 wordt hij gekozen tot lid van de Raad van Beheer van de ILO. De IVVV-ers onder leiding van NVVleider Ad Vermeulen weten hem echter te wippen. Aanleiding is de opvatting van de Nederlandse bisschoppen over het NVV. In 1946 hadden die laten weten dat lidmaatschap van het NVV voor katholieken is verboden op straffe van onthouding van de sacramenten. Dat is volgens Vermeulen in strijd met tal van resoluties die door de ILO zijn aangenomen. Na drie stemmingen wordt Serrarens vervangen door Vermeulen. De gebeurtenissen in Genève missen hun uitwerking op de samenwerking binnen de Raad van Vakcentrales niet, maar dat verandert het besluit niet. Jeroen Sprenger
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 4, december 2006
Heeft de internationale vakbeweging de tegenstellingen overwonnen? Is met de oprichting op 1 november jongstleden van het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV) een periode van syndicaal internationalisme ingeluid? De fusie tussen het sociaal-democratische IVVV en het christelijke WVA moet de internationale vakbeweging nieuw elan geven. De Koude Oorlog is voorbij en daarmee is ook een einde gekomen aan de ideologische spanningen die de relaties in de internationale vakbeweging na 1945 tekenden. De verhoudingen tussen het WVA, het toenmalige IVVV en de communistische koepel Wereldvakverbond WVV werden na 1945 vooral bepaald door de heersende Koude Oorlog. Zowel sociaal-democratisch als christelijk georiënteerde bonden in West-Europa moesten een buffer vormen tegen het dreigende communisme. De sterke communistische bonden in Frankrijk en Italië werden in de VS nauwlettend in de gaten gehouden. Amerikaanse vakbondscollega’s waren graag bereid daar forse financiële steun bij te verlenen. Sociaal-democratische vakbonden als de Force Ouvrière in Frankrijk en de twee kleinere centrales in Italië, CISL en UIL waren er het resultaat van. Later in de jaren tachtig vinden WVA en IVVV-bonden in Europa zich in gezamenlijke acties bijvoorbeeld ten gunste van de gevangengenomen oprichters van een vrije vakbeweging in de Sovjet-Unie. Maar de samenwerking tussen WVA en IVVVbonden in derde wereld verloopt vooral in Latijns-Amerika zeer moeizaam. De christelijke vakbeweging CLAT is er geradicaliseerd en de sociaal-democraten in LatijnsAmerika voeren een reformistische en voorzichtige koers. De revolutionaire woelingen in de jaren zestig lieten de vakbeweging niet onbewogen. De Parijse revolte in 1968 had weliswaar vooral culturele gevolgen, maar ook de arbeidersbeweging werd er door beïnvloed. De bezetting van het Franse horlogebedrijf Lips leidde tot een discussie over arbeiderszelfbestuur binnen veel Europese bonden. De Franse communistische vakbond CGT probeerde dat proces te smoren; de toenmalige katholieke CFDT
radicaliseerde juist scherp onder invloed van deze nieuwe denkbeelden. NKV-voorzitter Mertens sprak in die periode ook over de 200 mannen die de economische macht in Nederland bezaten. En na een serie gespreksgroepen die het NKV in Nederland organiseerde over arbeiderszelfbestuur, bleek een overduidelijke meerderheid van de vakbondsleden voorstander van dat systeem. De internationale vakbeweging radicaliseerde in die periode mee. De beroepsorganisaties van het IVVV werden versterkt en het fenomeen van de multinationale bedrijven werd het doelwit van internationale arbeidersstrijd. Vooral de ChemieInternationale o.l.v. Charles Levinson zorgde voor een herleving van de klassenstrijd. Het christelijke ICV liet in 1968 het confessionele etiket los en werd omgedoopt tot Wereldverbond van de Arbeid (WVA). Het nieuwe actieprogramma dat in 1973 tijdens het wereldcongres van het WVA werd aangenomen sloeg een overduidelijke anti-kapitalistische toon aan, vooral onder invloed van bonden uit de derde wereld. De nieuwe koers leidde tot spanningen tussen de twee Nederlandse lidorganisaties van het WVA, namelijk de katholieke vakcentrale NKV en de protestantse CNV. Het CNV erkende weliswaar dat in dictatoriale landen door harde strijd een eind moest worden gemaakt aan het grove onrecht, maar wees elke gedachte aan de klassenstrijd af . In de beginselverklaringen van het nieuwe Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV) ontbreekt eveneens de term klassenstrijd maar het IVV wil, aldus haar secretaris-generaal Ryder ‘een mondiaal tegenwicht vormen tegen de uitdijende macht van de transnationale corporaties en tegen de neoliberale aanvallen op de verzorgingsstaat.’ Rudy de Leeuw van het Belgische ABVV wijst ‘op de noodzaak de vakbondsrechten wereldwijd te verdedigen. In veel landen is het nog altijd levensgevaarlijk om vakbondsmilitant te zijn.’ Secretaris-generaal Guy Ryder liet bij de oprichtingspersconferentie dan ook weten dat ‘landen als Cuba en China uitgesloten zijn omdat er daar
8
geen democratische vakbeweging bestaat.’ Zowel het CNV als de FNV zijn tot het IVV toegetreden. De Dienstenbond CNV laat een dissident geluid horen. Secretaris Roel Rotshuizen heeft tegengestemd omdat hij vreest dat het vakbondspluralisme de nek wordt omgedraaid. ‘Bovendien is het IVVV ruim 9 keer zo groot als het WVA; de laatste wordt opgeslokt.’ De vrees dat de ene internationale de andere zou opslokken was ook één van de redenen waarom het enkele jaren heeft geduurd voordat de fusiegesprekken rond waren. En in de officiële stukken is zelfs het woord fusie nog taboe. Kees van Kortenhof
De viertalige site van de ITUC: http://www.ituc-csi.org/lai Tot voor kort bestonden er drie internationale vakverbonden die in de hele wereld hun vertakkingen hadden: het Wereld Vak Verbond (WVV), het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen (IVVV) en het Wereld Verbond van de Arbeid (WVA). Het WVV werd opgericht in 1945 en verenigde alle vakcentrales in de voormalige communistische wereld. Door de val van het communisme nam de betekenis van het WVV sterk af. Het IVVV werd in 1949 opgericht door een aantal organisaties uit kapitalistische landen, die zich hadden afgesplitst van het WVV. Het IVVV telde 233 vakbonden uit 152 landen en samen 151 miljoen leden. Het WVA is de oudste vakbondsinternationale en werd in 1920 opgericht als Internationaal Christelijk Vakverbond (ICV). Het WVA was veel kleiner, telde 144 aangesloten vakbonden in 116 landen en telde 26 miljoen leden. De nieuwe organisatie IVV telt 309 vakcentrales uit 156 landen; het aantal leden bedraagt 166 miljoen. Vanuit Nederland zijn de vakcentrales FNV en CNV aangesloten bij het IVV.
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 4, december 2006
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
Signaleringen tatie, toe-eigening, omvorming, vernieuwing en dynamiek in het repertoire van de vrouwenbeweging; over de studentenbeweging, de anti-kernwapenbeweging, de homobeweging en de vakbeweging; over spandoeken, vlaggen en briefkaarten tot bezettingen, stakingen en burgerlijke ongehoorzaamheid; over baas in eigen buik, de bewerking van de politiek, tot Kroesje en Loesje. Met bijdragen van Mieke Aerts, Remco van Diepen, Jan Willem Duyvendak, Marian van der Klein, Mans Kuipers, Maaike Meijer, Saskia Poldervaart, Anneke Ribberink, Anna Tijsseling, Sjaak van der Velden en Saskia Wieringa.
Beelden van het mijnverleden Met medewerking van DSM wordt een meerdelige reeks dvd’s uitgebracht die een bewegend beeld geven van het Limburgse mijnleven. Deel 1 heeft als titel ‘ Het einde van een tijdperk 19561975’. Op deze dubbel-dvd staat onder meer de film ‘Mijnwerkers van morgen’ (1956) over de opleiding van jonge mijnwerkers op de Ondergronds Vakschool (OVS) en ‘ De mannen van de 546’, een documentaire over het ondergronds bedrijf op de Staatsmijn Emma (1973). Verder bevat de dvd films over de opkomst van de chemische activiteiten en Polygoon-materiaal. Als bonus zijn unieke fragmenten over het dagelijkse leven in Limburg door de jaren heen toegevoegd. Het tweede deel heeft de titel ‘De hoogtijdagen van de Staatsmijnen 1950-1955’. De verschijning van deel drie met de titel ‘De staatsmijnen in opkomst 1902-1949’ staat voor april 2007 gepland.
Paul van de Laar, Leo Lucassen & Kees Mandemakers (red.), Naar Rotterdam. Immigratie en levensloop in Rotterdam vanaf het einde van de negentiende eeuw (Amsterdam: Aksant 2006) ISBN-10: 90-5260-209-3, NUR 680, 128 pagina’s, € 12,50 Rotterdam is een migrantenstad. Niet voor niets wordt wel gezegd dat de echte Rotterdammer van buiten komt. De stad was voor zijn economische ontwikkeling in belangrijke mate afhankelijk van arbeidsmigranten die in ruil voor een karig loon hun spierkracht ter beschikking stelden. In sommige perioden kreeg de stad met een grote toevloed van werkwillige nieuwkomers te maken. De grote arbeidstrek aan het einde van de negentiende eeuw is daar het bekendste voorbeeld van. Deze bundel maakt de stand van zaken op en presenteert nieuwe resultaten op het gebied van migratieonderzoek en onderzoek naar de levensloop van Rotterdammers. Voor het nieuwe onderzoek is gebruikgemaakt van de Historische Steekproef Nederland. De mythe van de grote trek naar Rotterdam-Zuid wordt ter discussie gesteld, maar ook de arbeidsmarktsituatie van Duitse migranten en hoe Italianen in Rotterdam integreerden. De bundel biedt echter nog meer, zoals een vergelijking tussen het multiculturele Rotterdam van nu en de migratievraagstukken aan het einde van de negentiende eeuw.
Bestellen bij de uitgever www.winkelvandenostalgie.nl, prijs 16,95 euro. Margaret Chotkowski, Vijftien ladders en een dambord. Contacten van Italiaanse migranten in Nederland, 1860-1940 (Amsterdam: Aksant 2006) ISBN-10: 90-5260-204-2, NUR 680, 288 pagina’s, € 29,90 ‘Moglie e buoi dei paesi tuoi’ is een oud Italiaans spreekwoord. Het betekent dat men het beste kan trouwen met vrouwen uit het eigen dorp en zaken kan doen met streekgenoten. Chotkowski toetst in hoeverre het spreekwoord opgaat voor de Italiaanse migranten in Nederland. Ze brengt de contacten van deze migranten – van schoorsteenvegers tot zeelieden – in kaart en richt zich daarbij op hun Italiaanse en Nederlandse collega’s, huisgenoten, huwelijkspartners en vrienden. De verwachting is dat de Italianen vooral met land-, beroeps- en geloofsgenoten zouden omgaan, maar ze toont aan dat dit maar ten dele het geval was. Binnen de Italiaanse gemeenschap ging men vaak wel om met streekgenoten die een zelfde beroep uitoefenden. De contacten met Nederlanders – die er zeker waren – waren echter gevarieerder. Wel was de overeenkomst in religie hier relatief groot. Chotkowski’s onderzoek geeft een systematisch overzicht van de Italiaanse nieuwkomers en hun relaties, en beschrijft – met behulp van interviews – ook het dagelijks leven van deze migranten in Nederland. Marian van der Klein & Saskia Wieringa (red.), Alles kon anders. Protestrepertoires in Nederland, 1965-2005 (Amsterdam: Aksant 2006) ISBN-10: 90-5260-231-x, 176 pagina’s, € 17,50 In de jaren zeventig kon alles anders: witte fietsen, communes, sit-ins, praatgroepen, mannen in nachthemd, studenten die zichzelf een cijfer gaven, vrouwen op VOS-cursus, soldaten tegen geweld, Lesbian Nation en homo’s voor openbare seksgelegenheden. Het persoonlijke was politiek en de verbeelding was aan de macht. Maar wat betekende dat voor het repertoire van de actievoerders uit die tijd? Bouwden de protestbewegingen voort op actierepertoires uit het verleden? Of moest ook dat anders? In deze bundel laten diverse auteurs zien hoe actievormen de afgelopen decennia zijn veranderd. De artikelen gaan over imi-
vervolg op volgende pagina
9
Nieuwsb r i e f vervolg van pagina 9 Justus Veenman (red.), Nieuwe ongelijkheden op de transitionele arbeidsmarkt. NWO-reeks Sociale Cohesie in Nederland (Amsterdam: Aksant 2006) ISBN-10: 90-5260-222-0, 176 pagina’s, € 19,50 De transitionele arbeidsmarkt is een analytisch concept dat de recente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt wil verklaren. Door de verandering van een industriële naar een dienstverlenende samenleving, door gewijzigde sociale en economische verhoudingen en door aangepaste eisen van werkgevers zowel als werknemers, is er een andere, meer dynamische arbeidsmarkt ontstaan. In deze studie wordt door negen wetenschappers voor allerlei bevolkingsgroepen uitgeplozen wat de overgang van de ene arbeidssituatie naar de andere betekent, en hoe werknemers ermee omgaan. Transities binnen de sfeer van arbeid (bij voorbeeld van vast naar tijdelijk en vice versa), maar ook tussen arbeid en onderwijs, zorgactiviteiten, langdurige ziekte en sabbaticals worden nauwkeurig gemeten en gewogen. Wat zijn de remmende factoren in de ontwikkelingen, wat de stimulerende, en hoe stellen werkgevers en werknemers zich op, bij voorbeeld in de pogingen om uit ziektewet of wao te komen? Sjaak van der Velden & Marijke van der Woude, Arm Rotterdam. Hoe het woont, hoe het leeft (Amsterdam: Aksant 2006) ISBN-10: 90-5260-118-6, NUR 696, 128 pagina’s, met cd-rom, € 20,00 In hartje Rotterdam lag omstreeks 1900 een wirwar van sloppen en stegen waar duizenden mensen leefden. Waar nu het stadhuis en het postkantoor staan, stonden 631 huizen, 127 pakhuizen en 35 cafés. Het stond bekend als de Zandstraatbuurt of de Polder en was een uitgaansbuurt voor de duizenden zeelieden die de stad jaarlijks aandeden. Deze plek is bewoond en bezongen door Maupie Staal, Louis en Heintje Davids. Kunstenaars zoals Kees van Dongen, Isaac Israëls, Koos Speenhof. Brusse, Bersenbrugge en Breitner deden hier hun inspiratie op. Vanwege het schilderachtige karakter betreurden velen het verdwijnen van de buurt. Nog meer mensen bejubelden echter de verdwijning van wat zij zagen als ‘donkerst Rotterdam’. Enige jaren voor de sloop deden twee Rotterdamse journalisten onderzoek naar de woon- en leefomstandigheden in de Polder en een aantal andere buurten in oud Rotterdam. Deze uitgave bevat een facsimile van de brochure uit 1903 van H. Spiekman en L. Schotting. De brochure wordt ingeleid door Sjaak van der Velden, die wijst op het belang ervan voor de huidige vormgevers van de volkshuisvesting, in een tijd dat velen de stad weer als een afvoerputje beschouwen. Deze uitgave is voorzien van een cd-rom met onder meer gegevens over de toenmalige bewoners. Marijke van der Woude maakte de cd-rom.
19e jaargang nummer 4, december 2006
Programma Schoonheid na het Werk 2007 De Burcht Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam tel: 020-6241166 fax: 020-6237331 E-mail:
[email protected] www.deburcht.org
Openingstijden Dinsdag t/m Vrijdag 11 – 17 uur Zondag 13 – 17 uur Toegang museum € 2,50 – MJK Gratis
De Burcht op zondag Onder de titel ‘Schoonheid na het werk’ organiseert de Burcht in 2007 een nieuwe reeks literair-culturele bijeenkomsten op de ‘zachte uren’ van de zondag. Deze uitdrukking heeft zijn oorsprong in de rijke historie van de arbeidersontwikkeling. De strijders voor de achturige werkdag hadden duidelijke ideeën over een regelmatige indeling van de dag: naast acht ‘sterke uren’ van arbeid, waren er acht ‘diepe uren’ van de rust en tenslotte acht ‘zachte uren’ voor ontspanning en ontwikkeling. De Burcht biedt een interessante invulling van die ‘zachte uren’.
Lezingen (workshop en excursie) Alle lezingen beginnen (tenzij anders vermeld) op zondagmiddag om 14.00 uur. De entreeprijs voor elke lezing (tenzij anders vermeld) is Є 5,Voor alle lezingen geldt: reserveren gewenst. 7 januari Geschiedenis van het betaald voetbal in Nederland Historicus Gerrit Valk spreekt over de geschiedenis van het betaald voetbal in Nederland. Valk promoveerde in 2004 op een studie naar de geschiedenis van voetbalclub AZ: AZ is de naam! Geschiedenis van het betaald voetbal in Alkmaar. In zijn lezing zal hij vooral ingaan op de tumultueuze introductie van het betaalde voetbal in Nederland in de jaren 50, dat door de clubs, verenigd in een ‘wilde voetbalbond’ werd afgedwongen tegen de wil van de KNVB, die aan het amateurisme wilde vasthouden. Hij gaat daarbij in op de maatschappelijke context van die tijd, waarin de vooroorlogse elite ook op voetbalgebied streed tegen naoorlogse machtige zakenlieden en ook de positie van de voetballers zelf komt aan bod. Gerrit Valk was jarenlang Tweede-Kamerlid voor de PvdA., gemeentearchivaris van Alkmaar en is tegenwoordig wethouder in Bergen (NH). Hij voetbalde zelf in het elftal van de Tweede Kamer. 25 februari De strijd om de februaristaking Annet Mooij spreekt over haar boek over de geschiedenis van de herdenking van de Februaristaking, De strijd om de Februaristaking. Dat de woorden Heldhaftig, Vastberaden, Barmhartig toegevoegd zijn aan het wapen van Amsterdam heeft de stad te danken aan de Februaristaking van 1941 – een massaal protest van de Amsterdammers tegen de vervolging van hun joodse stadgenoten. Maar binnen een jaar was de herdenking van de staking inzet geworden van een onverzoenlijke politieke strijd tussen de gemeente en de communisten. De verdeeldheid groeide in de jaren vijftig uit tot Amsterdams eigen Koude Oorlogje op het Jonas Daniël Meijerplein, waar de sfeer door de interne partijtwisten van de CPN nog verder werd verziekt. De strijd om de Februaristaking reconstrueert de toenemende politieke polarisatie, de ruzies en het moeizame proces van eenwording daarna. Maar ook nadat de politieke strijdbijl was begraven bleef de erfenis van de Februaristaking omstreden. Wat voor de één een roemrijke verzetsdaad bleef, die oproept tot waakzaamheid tegen rassenwaan en vreemdelingenhaat, was voor de ander hooguit een moedig gebaar, dat niet mag verhullen dat de deporatie van de joden nergens zo efficiënt en soepel is verlopen als in Nederland. Annet Mooij (1961) is zelfstandig onderzoeker. Zij schreef onder andere De polsslag van de stad, 350 jaar academische geneeskunde in Amsterdam (1999) en Geen paniek! Aids in Nederland 1984-2004 (2004).
Jacques van Gerwen
10
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 4, december 2006
11 maart Koosjer Nederlands Historicus en Jiddischist Justus van de Kamp spreekt over het boek dat hij samen met Jacob van der Wijk schreef, Koosjer Nederlands. Joodse woorden in de Nederlandse taal. Koosjer Nederlands is het grote woordenboek van Nederlandse judaïsmen, joodse woorden en uitdrukkingen die in Nederland zijn gebruikt nadat Portugees en Jiddisch als omgangstaal hadden afgedaan. Sommige daarvan zijn voor buitenstaanders 'Hebreeuws', andere zijn in bredere kring bekend, maar hebben betrekking op specifiek joodse zaken, weer andere zijn zo ingeburgerd dat ze vaak niet meer als 'joods' worden herkend. De eerste opgave van de samenstellers was het verzamelen van een tekstcorpus van meer dan 18.000 citaten. Steunend op dit uitgebreide bronnenmateriaal tonen de auteurs de geweldige variatie van dit bijzondere deel van onze taal. Bij elk lemma wordt verwezen naar vindplaatsen. Dit levert duizenden ontroerende, scherpe, geestige en verhelderende citaten op uit de Nederlandse literatuur van de laatste eeuwen. Van de Kamp zal bijzondere aandacht schenken aan woorden en uitdrukkingen ontleend aan het milieu van de diamantnijverheid. 1 april Rosa Luxemburg: hervorming of revolutie? Historicus Pepijn Brandon spreekt over Rosa Luxemburg. Er is nauwelijks een revolutionaire denker die aan het begin van de eenentwintigste eeuw nog zo vaak geciteerd wordt als Rosa Luxemburg. Maar zo vaak als ze geciteerd wordt, zo weinig is er van haar vertaald. Van haar belangrijkste theoretische werken werd er maar één in zijn geheel in het Nederlands uitgebracht. Uitgaven met beperkte selecties van haar artikelen en brieven zijn al lang alleen nog tweedehands verkrijgbaar. In november 2006 verscheen Hervorming of revolutie?, ruim honderd jaar na de oorspronkelijke uitgave, voor het eerst in het Nederlands, vertaald en ingeleid door Brandon. Dit werk maakte de 27 jaar oude Rosa Luxemburg onmiddellijk tot een bekendheid in de internationale socialistische beweging. In een notendop omvat het alle belangrijke thema’s van Luxemburgs latere werk – van haar crisistheorie tot haar beoordeling van de rol van het militarisme, van haar nadruk op de zelfactiviteit van de massa tot haar oordeel over democratie in het kapitalisme en het socialisme. Tevens zijn er in de tekst een groot aantal aanknopingspunten te vinden voor een moderne kritiek op het geglobaliseerde kapitalisme. Pepijn Brandon studeert geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, is actief bij de Internationale Socialisten en is hoofdredacteur van het maandblad de Socialist.
Muziek
Stadswandelingen
De muziekvoorstellingen beginnen altijd op zondagmiddag om 14.00 uur en worden georganiseerd in samenwerking met het Conservatorium van Amsterdam (tenzij anders vermeld). Voor de ensembles van het Conservatorium van Amsterdam is de toegang € 2,50 – en gratis met MJK. Voor de andere ensembles staan de prijzen erbij vermeld. Bij het ter perse gaan van deze folder waren alle ensembles en alle programma’s nog niet bekend: voor inlichtingen kunt u t.z.t. contact opnemen met de Burcht (020-6241166). Voor alle concerten geldt: reserveren gewenst.
De wandelingen beginnen steeds om 14.00 uur. Prijs stadswandeling Є 8,– : gaarne vooraf reserveren! Op aanvraag is ook een stadswandeling op een andere datum mogelijk: inlichtingen bij de Burcht ( Jos Baars 020-6241166)..
11 februari The Royal Wind Music o.l.v. Paul Leenhouts Onder de titel 'Dulce Memoria' speelt The Royal Wind Music virtuoze 16e en 17e eeuwse consortmuziek uit de Spaanse Nederlanden, Fantasias, Tientos, Motetten en gediminueerde dansmuziek van o.a. Sweelinck, Schuyt, Borchgrevinck, de Arauxo, de Cabezon & de Morales. De ROYAL WIND MUSIC werd in Juni 1997 door Paul Leenhouts opgericht. De leden, afkomstig uit Spanje, Estland, Duitsland, Griekenland, Australië en Nederland studeerden aan het Conservatorium van Amsterdam. Het consort, een dubbelsextet van renaissance-blokfluiten, specialiseert zich in Engelse, Duitse, Spaanse & Italiaanse instrumentale muziek uit de periode van 1500 tot 1650. 18 februari Strijktrio Conservatorium van Amsterdam Een strijktrio bestaande uit drie leden van het Bruscamente Strijkkwartet: Judith van Driel (viool), Mark Mulder (altviool) en David Faber (cello), speelt werken van Mozart, Bach, Beethoven en Strawinsky. 18 maart Baroque Chamber Players of Amsterdam Een barokensemble van het Conservatorium van Amsterdam bestaande uit Sara Gutvill (sopraan), Swiatkowska Agnieszka (barokviool), Marieke Tuin (barokcello) en Olivier alandini (clavecimbel) spelen werken van Bach, Händel (Deutsche Arien) en Geminiani.
11
25 maart Vermakelijke hartstochten drie eeuwen Amsterdams theaterleven Stadswandeling langs theaters van toen en nu. Drie eeuwen roerig Amsterdams theaterleven, met o.a. de coryfeeën van het Muiderslot, de schouwburgbrand van 11 mei 1772, de onverwoestbare Gijsbrecht van Amstel, de melodrama’s van de Botermarkt, de triomfen van het classicisme, de bestorming van Felix Meritis, het pluche van de Romantiek en de tomaten van de jaren zestig. Startpunt: Theater Instituut (Herengracht 168) Gids: Judith Marseille
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 4, december 2006
Uitkomsten ledenenquête
Ledenraad VHV bijeen
Het enquêteformulier dat de leden in juni kregen toegestuurd, is door 175 mensen geheel of gedeeltelijk ingevuld. Dat betekent een respons van ruim 20 procent, wat een representatief beeld oplevert. Belangrijke uitkomsten zijn dat 90 procent de Nieuwsbrief leest en deze gemiddeld waardeert met een 8. Driekwart geeft aan op de hoogte te zijn van het bestaan van de website, maar een minderheid van ruim 40 procent bezoekt die wel eens. Ongeveer de helft van de respondenten komt wel eens naar een bijeenkomst en 56 procent is geïnteresseerd in regionale activiteiten. Verder werd een groot aantal onderwerpen gesuggereerd om aandacht aan te besteden in de Nieuwsbrief, op de website of tijdens bijeenkomsten. Juist vanwege die vele tips is het onmogelijk om alle resultaten van de enquête hier weer te geven. Belangstellenden kunnen gratis een volledige lijst aanvragen bij het secretariaat. (Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam tel. 020-6241166).
Twee keer per jaar komt de Ledenraad [LR] van onze vereniging bijeen. Dat is de laatste jaren altijd op de zaterdagen dat we een Algemene Ledenvergadering of een ledenbijeenkomst organiseren. Tot nu toe vergaderde ’s morgens de Ledenraad en werd ’s middags een vakbondshistorisch onderwerp besproken tijdens de ledenbijeenkomst. De LR-leden hoeven dan geen extra rit naar Amsterdam te maken. Op 11 november jongstleden waren de aanvangstijden om-
Geert Wagenaer, secretaris
VHV-ers in Zeeland gezocht
Colofon De Nieuwsbrief is een uitgave van de Stichting FNV-pers te Amsterdam in opdracht van de VHV en verschijnt vier keer per jaar. 19e jaargang, nr. 4, december 2006 Redactie:
gewisseld. De LR kwam ’s middags bijeen. De aanwezigen werden weer geïnformeerd over de lopende activiteiten en de plannen van het bestuur om de VHV, ook in de toekomst, op een aangepaste wijze belangstelling te laten wekken voor de geschiedenis van de vakbeweging. Ook werden de LR-leden ingelicht over de werkzaamheden van de commissie ‘Vakbeweging in WOII’. Tenslotte werd de begroting voor 2007 besproken en vastgesteld.
Jacques van Gerwen Harry Peer Jeroen Sprenger Piet de Vreede Eric-Jan Weterings (eindredactie, tel. 0118 - 635509) Wim de Vrind (redactiesecretaris, tel. 020 - 640 41 07)
Redactieadres: Burgemeester Dregmansstraat 3 4335 BG Middelburg tel. 0118 - 635509
[email protected] Secretariaatsadres VHV: Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam tel. 020 - 624 11 66 Internet
www.vakbondshistorie.nl
Vormgeving:
ACI Ontwerpstudio Amsterdam
Druk:
ACI Offsetdrukkerij Amsterdam
Leden van de VHV in Zeeland willen onderzoeken of het mogelijk is in deze provincie activiteiten te organiseren. We denken daarbij aan de historie van scheepswerf De Schelde in Vlissingen (lange tijd de grootste werkgever in de provincie) en andere bedrijven in de regio Walcheren en Zuid-Beveland, de industrieën langs het Kanaal van Terneuzen naar Gent in Zeeuws-Vlaanderen en andere (kleinere) bedrijven elders in de provincie. Belangrijk in het ‘groene’ Zeeland is verder de agrarische sector en de daaruit voortvloeiende (conserven-)industrie. Hoewel de VHV weinig leden heeft in deze branches hopen we toch ook daar aandacht aan te kunnen besteden. Datzelfde geldt voor een betrekkelijk jonge bedrijfstak als het toerisme. Het gaat dus voorlopig niet om grootse plannen. Een aantal VHV-ers wil onder het genot van een bakje koffie, een pilsje (en/of andere versnaperingen) in informele sfeer bekijken wat de mogelijkheden zijn. Geïnteresseerden kunnen contact opnemen met ondergetekende: Eric-Jan Weterings Burgemeester Dregmansstraat 3, 4335 BG Middelburg 0118-635509,
[email protected] Verder kunnen belangstellenden contact opnemen met de in de Zeeuwse vakbondswereld voor velen bekende: David de Leeuw Haringvlietstraat 19, 4335 XH Middelburg 0118-611845
12