Rooilijn
Jg. 42 / Nr. 7 / 2009
Nieuwe ruimte in een sportieve stad
P. 512
Nieuwe ruimte in een sportieve stad Mark van den Heuvel
Figuur 1: Luchtbeeld Sportpark Marco van Basten in de Utrechtse wijk West (Bron: Google Earth)
Rooilijn
Jg. 42 / Nr. 7 / 2009
Nieuwe ruimte in een sportieve stad
P. 513
Vormen sportvoorzieningen een restcategorie in de ruimtelijke ordening of is er sprake van een kentering in het denken hierover? Een omslag in het denken over de relatie tussen sport en stad zorgt ervoor dat sportvoorzieningen meer onderdeel uitmaken van het stedelijke leven. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van een casestudie van de stad Utrecht waarbij wordt ingegaan op het creëren van nieuwe sportvoorzieningen in het stedelijk gebied.
In het achtergrondartikel in dit themanummer schetsen Hoekman en Van der Poel de ontwikkeling van de relatie tussen sport en stad. De modernistische stedenbouw van de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog, waarin sportterreinen werden gekoppeld aan groen- en recreatievoorzieningen buiten de stad, werd gevolgd door een periode waarin stadsvernieuwing en het streven naar een compacte stad centraal stonden. Na de crisis in de jaren tachtig kreeg dit beleid gezelschap van een nieuw cityvormingsdenken (Zonneveld, 1993). Naast stadsvernieuwing moest ook de economische kracht van de stad worden versterkt. Dit resulteerde in de ontwikkeling van toplocaties in steden voor het bedrijfsleven en voor dure woningbouw, zoals de Kop van Zuid in Rotterdam en de Amsterdamse Zuidas. Het is in deze periode (de jaren negentig) dat sportterreinen in de grote steden werden opgeofferd voor woningbouw en kantoren, naar de randen van de stad werden verplaatst en dat sportverenigingen gedwongen werden te fuseren. Terecht stellen Hoekman en Van der Poel dat vanaf de tweede helft van de jaren negentig een nieuwe relatie tussen sport en stad zich aftekent. Sport komt terug in de stad en nestelt zich in oude wijken, parken en stadscentra. Dit is deels het gevolg van een nieuw beleidsdenken waarin sport
als instrument wordt gezien om sociale en economische doelstellingen te verwezenlijken, vooral in gang gezet door de nota van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) Wat Sport Beweegt uit 1996. Ook is het een uitdrukking van een maatschappelijke ontwikkeling waarin sport en bewegen steeds meer buiten het klassieke verenigingsverband plaatsvindt. Sport wordt verbonden met een urban lifestyle, waarmee geld valt te verdienen. Sportvoorzieningen moeten intensief gebruikt kunnen worden en verbonden worden met andere sectoren, zoals welzijn, gezondheid en cultuur. Het effect van deze ontwikkelingen is dat sportvoorzieningen niet meer zo snel worden opgeofferd ten gunste van woningen of kantoren. Zo heeft Amsterdam in haar beleid opgenomen dat sportparken binnen de ring mogen blijven en dat bestaande parken worden geïntensiveerd (Gemeente Amsterdam, 2006). Ook andere grote steden erkennen dat sport een echt stedelijke activiteit is. Het idee dat sportvoorzieningen naar de randen van de stad worden verplaatst, wat in de sportsector regelmatig te beluisteren valt, is achterhaald. Juist in de laatste tien jaar is sprake van een ommekeer.
Utrecht als voorbeeld Ook de stad Utrecht is daar een goed voorbeeld van. In de laatste tien jaar heeft de Gemeente Utrecht bewust gestuurd op
Rooilijn
Jg. 42 / Nr. 7 / 2009
het versterken van sport in de bestaande stad, naast de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen in vinexlocatie Leidsche Rijn. Het stedelijk decor was hetzelfde als in andere steden: grondprijzen liepen sterk op, behoefte aan woningen bleef groot, ruimte was schaars en er waren nog altijd wijken met een achterstand in de fysieke en sociale infrastructuur. Met stedelijke vernieuwingsgelden realiseerde Utrecht op een aantal plekken in de stad nieuwe sportvoorzieningen met een belangrijke functie voor de omringende wijk. Voorbeelden zijn het Sportpark Marco van Basten in de wijk West en het Thorbeckepark waarin sportvoorzieningen onderdeel moeten gaan vormen van de revitalisering van de probleemwijk Ondiep.
Sportpark Marco van Basten De bouw van Leidsche Rijn leidde tot de verplaatsing van een groot aantal buitensportcomplexen met circa vijftien sportverenigingen. Dit gold ook voor een zestal sportverenigingen die aan de westkant van het Amsterdam-Rijnkanaal lagen. Het plan was om deze verenigingen in Leidsche Rijn onder te brengen. Dit zou betekenen dat veel leden die in de Utrechtse wijk West woonden een veel grotere afstand zouden moeten afleggen om bij hun vereniging te komen. Voor de betreffende verenigingen was dit geen gunstig vooruitzicht. Zij lieten hun oog vallen op een gebied van 2,5 hectare aan de andere kant van het kanaal, in de wijk West, meer richting de stad en dichterbij de leden (figuur 1).
Een vliegende start Hoewel ook bezwaren tegen de plannen bestonden – men was vooral bang voor overlast van jongeren en vandalisme – vonden toch veel mensen uit de buurt
Nieuwe ruimte in een sportieve stad
een nieuw sportcomplex geen slecht idee. Men vond dat een sportpark in de wijk thuishoorde en ook dat het wat rommelige gebied, met op dat moment een trapveldje met aftandse doelen, een opknapbeurt diende te krijgen. Ook de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de Gemeente Utrecht stond niet afwijzend tegenover de plannen. Daartegenover stond dat andere afdelingen van de Gemeente de bestaande groenstructuur wilden behouden. Uiteindelijk werd het pleit beslecht in het voordeel van de sport en samen met de zes verenigingen werkte de Gemeente de plannen verder uit. Met behulp van stedelijke vernieuwingsgelden werd in 2005 een nieuw multifunctioneel sportpark gerealiseerd op de Noordpunt: een locatie in Utrecht West, ingeklemd tussen twee kanalen en direct grenzend aan de buurt Halve Maan en iets verder weg van Lombok. Zes verenigingen maken gebruik van het complex. Daarnaast huurt een organisatie voor kinderopvang permanent ruimte in het gebouw, hetgeen voor structurele inkomsten zorgt voor Stichting de Noordpunt, die het complex beheert. De stichting heeft één professionele kracht; een verenigingsmanager die de dagelijkse gang van zaken binnen het park coördineert. In 2010 bestaat het park vijf jaar. Hoe heeft het multifunctionele sportpark zich ontwikkeld? Het nieuwe park leidde tot een opbloei van de verenigingen. De mooie accommodatie en de betere organisatie en bereikbaarheid zorgden voor groei van de ledenaantallen. Op dit moment bestaat er een wachtlijst voor het voetbal. Groei kan alleen nog plaatsvinden via optimalisering van het gebruik van het park. Verreweg de meeste leden zijn afkomstig uit de wijk
P. 514
Rooilijn
Jg. 42 / Nr. 7 / 2009
Nieuwe ruimte in een sportieve stad
West of direct omliggende wijken, dus de wijkfunctie is onmiskenbaar.
Succes uitbouwen De organisatie van het park staat en de opgave is nu om de identiteit en cultuur van de verschillende verenigingen te bewaren en voor een aantal verenigingen (korfbal, darts) het ledental te verhogen. Daarnaast doet zich ook binnen dit sportcomplex de discussie voor in hoeverre het sportcomplex zich als maatschappelijk ondernemer kan en moet opstellen. Met andere woorden, of een door vrijwilligers aangestuurde organisatie nog meer, niet direct sportgerelateerde, activiteiten moet organiseren? Stichting de Noordpunt ziet het belang van maatschappelijk ondernemen wel, maar wijst op de grenzen van het organiserend vermogen van een vrijwilligersorganisatie. De stichting ziet in de verenigingsmanager iemand die het maatschappelijk ondernemen gestalte moet geven. De verenigingsmanager zal zich (blijven) richten op een betere exploitatie van het gebouw (verhuur aan buurtgroepen), op de externe contacten met wijkorganisaties en op de coördinatie van de kinderopvang. In die zin is deze persoon eerder de manager van het sportcomplex dan van de verenigingen. De relatie tussen het sportpark en de wijk is niet eenduidig. Schothorst (2009) laat in haar onderzoek zien dat veel bewonersorganisaties uit de wijk vinden dat het sportpark de leefbaarheid vergroot, maar dat het zich beter zou kunnen positioneren in de wijk. Dit geldt sterker voor bewonersorganisaties uit de buurten direct bij het park dan uit andere buurten. Verder blijkt dat veel bewoners wel weten dat er een sportpark is, maar van verdere
P. 515
details, zoals wat voor sporten worden aangeboden, niet op de hoogte zijn. Wel wordt het sportpark gebruikt door jongeren uit de wijk om wat te voetballen of elkaar te ontmoeten. Het gebruik als openbare ruimte wordt in principe gefaciliteerd maar kent ook zijn keerzijde in de vorm van vernielingen en rotzooi. Dit heeft geleid tot het plaatsen van speciale hekken waar brommers niet doorheen kunnen, hetgeen weer strijdig is met het idee van openbare ruimte. Meervoudig gebruik van sportvoorzieningen blijft een lastige opgave. Op basis van haar onderzoek concludeert Schothorst dat het sportpark er zeker is voor de bewoners van de wijk West maar dat nog geen sprake is van een sportpark dat door de bewoners wordt gerealiseerd, gelet op de relatieve onbekendheid van het park onder de bewoners van West. Schothorst pleit voor het organiseren van meer activiteiten, zoals wijktoernooien of het promoten van het park als openbare groenvoorziening. Het realiseren van het sportpark door bewoners heeft niet alleen te maken met de mate van bekendheid in de wijk. Belangrijk is ook dat de gebruikers van het park een afspiegeling vormen van de samenstelling van de wijk en dat wijkbewoners actief betrokken zijn bij het sportpark. Wat leeftijd betreft vormen de leden van het park een goede afspiegeling van de wijk (zeker tot 55 jaar), maar daarentegen zijn er veel meer mannen dan vrouwen lid (75 procent tegenover 25 procent). Wat betreft etniciteit vormt alleen het voetbal een redelijke afspiegeling van de wijk, bij de jeugdteams (de grootste groep) is de verhouding 50 procent autochtoon en 50 procent allochtoon (Schothorst, 2009). Vormt voetbal een redelijke
Rooilijn
Jg. 42 / Nr. 7 / 2009
afspiegeling van de wijk, de samenstelling van het vrijwilligersbestand is dat niet. Hier doet zich het probleem voor waar veel sportverenigingen in stedelijke contexten mee kampen: de moeite om allochtonen als vrijwilliger bij de vereniging te betrekken. Het landelijke project Meedoen Allochtone Jeugd waar het sportpark in participeerde, heeft wel enig effect gehad in termen van meer allochtone leden, maar de ouderparticipatie vanuit deze groep als coach, trainer, begeleider of bestuurder loopt sterk achter (Genc, 2009).
Thorbeckepark Het Thorbeckepark ligt in de Utrechtse probleemwijk Ondiep. De ontwikkeling van dit park vormt onderdeel van de meeromvattende stedelijke herstructureringsopgave Utrecht Vernieuwt. Het park is nog in ontwikkeling en de Gemeente streeft ernaar om van het park het sport- en welzijnshart van de wijk Ondiep te maken, gecombineerd met appartementen en een groenvoorziening. Het Thorbeckepark is een goed voorbeeld van het belang dat gemeenten in toenemende mate hechten aan multifunctionele sportvoorzieningen voor wijkontwikkeling. Het project is ontstaan vanuit de ontwikkeling van het integraal accommodatiebeleid (Gemeente Utrecht, 2007). Het uitgangspunt hiervan is dat met de opbrengst van de verkoop van gronden en panden van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling nieuwe integrale maatschappelijke voorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Met behulp van een subsidie vanuit stedelijke vernieuwingsgelden is door de Gemeente, de woningbouwcorporatie en een projectontwikkelaar een plan opgesteld dat voorziet in appartementen, sporthal, fitnessvoorziening, nieuwe (kunstgras)voetbalvelden
Nieuwe ruimte in een sportieve stad
en een nieuw sportpaviljoen. Inmiddels zijn het sportpaviljoen en de velden gerealiseerd en is ook een fusie tot stand gekomen tussen de voetbalvereniging die al gebruik maakte van het oude park en een verder weg gelegen vereniging die onder druk stond. Het draagvlak voor het Thorbeckepark onder de bevolking is breed. Uit de vele gesprekken en bewonersavonden blijkt dat bewoners het idee van een sport- en welzijnshart toejuichen, maar ook kritisch blijven. Zo is men bang dat de hoeveelheid groen zeer beperkt blijft door de ruimte die de appartementen innemen en dat de verkeersdruk toeneemt. Ook stelde men het beoogde bovenwijkse karakter van de fitnessvoorziening aan de kaak. In verband met dit laatste punt heeft de Gemeente inmiddels besloten de fitnessvoorziening als gemeentelijke voorziening, in plaats van als commerciële voorziening, te exploiteren. Daarnaast is de voetbalvereniging als grootste gebruiker van het park een belangrijke speler. De opgave is om intern tot een goed lopende organisatie te komen en extern de verbinding met de wijk te leggen. Om dit proces te faciliteren is een ‘kwartiermaker verenigingsmanagement’ aangesteld, die adviseert over de organisatie en de positionering van de vereniging in de wijk. De kwartiermaker kampt met de, vanwege de fusie, nog altijd bestaande cultuurverschillen binnen het bestuur van de voetbalvereniging en meer in het algemeen met een tekort aan vrijwilligers binnen de vereniging. Een verbinding met de wijk in de vorm van bijvoorbeeld een intensieve samenwerking met welzijnsorganisaties, bewonersorganisaties en onderwijs heeft nog tijd nodig. Wel zijn er al successen geboekt; behalve de realisatie van een kwa-
P. 516
Rooilijn
Jg. 42 / Nr. 7 / 2009
Nieuwe ruimte in een sportieve stad
litatief hoogwaardige accommodatie is het aantal leden sterk gegroeid in het afgelopen jaar. De verwachting is dat het aantal nog verder zal groeien, hoewel onduidelijk is in welke mate.
Sportieve steden Het idee van sport als aanjager van stedelijke kwaliteit is relatief nieuw. De verbinding tussen vrijetijdsactiviteiten en stedelijke ontwikkeling werd lange tijd gemaakt vanuit de optiek van kunst, cultuur en entertainment of, als het om sport ging, de bouw van grote stadions. Nu is daar sport in haar volle breedte bijgekomen, waarbij steden zich zowel richten op grootschalige evenementen en de bouw van multifunctionele stadions (vooral vanuit oogpunt van citymarketing) als op kleinschalige, wijkgerichte sportactiviteiten en accommodaties (vooral vanuit het oogpunt van leefbaarheid). Het spreekt vanzelf dat dit ruimte kost en dus dure grond. Het verhogen van de stedelijke kwaliteit vanuit het perspectief van sport is dan ook een keuze. De voorbeelden uit Utrecht laten zien dat deze keuze goed uitpakt in termen van leefbaarheid en wijkontwikkeling en dat door grondexploitatie nieuwe multifunctionele sportaccommodaties betaald kunnen worden.
P. 517
mooiere openbare ruimte. Niet voor niets stellen gemeenten vaak als eis aan sportvoorzieningen dat zij meervoudig gebruikt kunnen worden, dus ook voor niet-leden, voor mensen uit de buurt die elkaar willen ontmoeten en individueel willen sporten. De ervaring leert dat de theorie vaak mooier is dan de praktijk. En het gaat natuurlijk ook om de sport. Stadsbewoners willen sporten en wel in een kwalitatief hoogwaardige omgeving. Dat kan de openbare ruimte van de stad zijn of de semi-openbare ruimte van een sportpark. Het is en blijft de opgave om sport en bewegen een herkenbare plek in steden te geven, niet meer weggestopt in het groene buitengebied, maar volop onderdeel van het stedelijke leven. Mark van den Heuvel (
[email protected]) is oprichter en directeur van onderzoeksbureau Remarkable Research en tevens verbonden als zelfstandig onderzoeker aan het W.J.H. Mulier Instituut.
Literatuur Gemeente Amsterdam (2006) Vraag en aanbod van de
Amsterdamse basissportaccommodaties, DMO/DRO, Amsterdam Gemeente Utrecht (2007) Collegeadvies Thorbeckepark Ondiep. Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling/Programmabureau, Utrecht Genc, H. (2009) Eindrapportage Tijd voor sport, voetbalvereni-
ging PVC Utrecht, KNVB
Afgaande op de dynamiek in veel steden rondom het realiseren van sport- en beweegvoorzieningen lijkt het erop dat een flinke slag gewonnen is om de hardware. Maar dat is lang niet het hele verhaal. Ontwikkelen van de software duurt minstens zo lang. Het gaat hierbij om beheer en exploitatie van de voorzieningen, de relatie met de stad of de wijk en om het bestuur en management van sportverenigingen. Ook gaat het om de place-making: het creëren van communities en van een betere,
Ministerie van VWS (1996) Wat sport beweegt. Contouren en speerpunten voor het sportbeleid van de Rijksoverheid, Rijswijk Schothorst, S. (2009) Sportpark Marco van Basten: een
sportpark van, voor en door de bewoners van Utrecht West? Een onderzoek naar de betekenis die de bewoners van de wijk Utrecht West geven aan sportpark Marco van Basten, Afstudeerscriptie Master Sportbeleid en Sportmanagement USBO, Universiteit Utrecht Zonneveld, W. (1993) Ruimtelijke planning. In: E. Taverne & I. Visser (red.), Stedebouw. De geschiedenis van de stad in de
Nederlanden van 1500 tot heden, SUN, Nijmegen