Nieuwe kansen voor DC-regelingen, maar verbeteringen zijn hard nodig Artikel Opinie Toekomst van DC
Toenemende levensverwachting, structureel lagere rente, volatiliteit op de financiële markten en aanscherping van internationale boekhoudstandaarden zorgen ervoor dat werkgevers op zoek gaan naar pensioenregelingen met minder risico’s. Het nieuwe pensioencontract, als uitvloeisel van het Pensioenakkoord, moet grotendeels aan deze wensen tegemoet komen. Dat nieuwe pensioencontract heeft veel kenmerken van een individuele beschikbare premieregeling (hierna: DC-regeling) maar is in wezen een collectieve beschikbare premieregeling (hierna: CDC-regeling). Zo wordt het pensioenresultaat afhankelijk van de financiële en economische marktontwikkelingen en wordt het aangepast aan een veranderende levensverwachting. De vraag is dan ook waarom niet direct de overstap naar een DC-regeling wordt gemaakt. Dit komt naar onze mening omdat er teveel spookverhalen rondom DC-regelingen rondgaan. Daarnaast zijn verbeteringen nodig aan de huidige beschikbare premieregelingen en staat de huidige fiscale wet- en regelgeving de ontwikkeling van een “ideale” DC-regeling in de weg. In dit artikel geven wij aan hoe onze ideale DC-regeling eruit ziet en wat nodig is voor de ontwikkeling hiervan.
1 De misverstanden rondom de huidige DC-regeling De DC-regeling is omgeven met een aantal hardnekkige vooroordelen die met name door emotie worden gedreven. Voorbeelden hiervan zijn dat een DC-regeling tot een onvoorspelbaar en lager pensioen zou leiden dan een DBregeling en de gemiddelde deelnemer zou niet in staat zijn de juiste beleggingsbeslissingen te nemen waardoor verkeerde keuzes worden gemaakt. Deze vooroordelen zijn onjuist of kunnen worden weggenomen. Goede life cycles waarin risico’s als het renterisico, marktrisico en inflatierisico op een goede manier worden beheerst kunnen het pensioenresultaat optimaliseren; zowel qua hoogte als qua
volatiliteit. Dit helpt de individuele deelnemer bij het maken van juiste beslissingen of zorgt ervoor dat deelnemers helemaal geen keuze hoeven te maken. Daarnaast blijkt een DBregeling bij een pensioenfonds inmiddels ook niet zo zeker te zijn als we ooit dachten: in april 2013 zijn pensioenrechten op grote schaal gekort waardoor de zekerheid van een DB-regeling bij een pensioenfonds een schijnzekerheid blijkt te zijn. Ook zijn de uitvoeringskosten en garantiekosten in een DCregeling veel lager dan bij een DB-regeling bij een pensioenfonds vanwege de eenvoud van het product en het uitvoeringsmodel.
In onderstaand figuur illustreren wij dat een euro pensioenpremie in een DC-regeling in de meeste gevallen tot een hoger pensioenresultaat leidt. De afkorting RSK in de onderstaande figuur staat voor rentestandkorting en TER staat voor Total Expense Ratio.
Pensioenopbouw in DC regeling vs. middelloonregeling Verwachte uitkomst:
160%
Een DC regeling geeft zo’n 20% hogere verwachte pensioenresultaten door:• Lagere uitvoeringskosten • Volledige winstdeling • Risicovollere beleggingsmix
er ar 5 ja % hog in 4 2 2% delen t g ij n t aa te s Ren opremie Risic e Gelijkblijvend en omstandighed
140% 120%
Middelloonregeling in RSK contract
100% Rente d aa Risicopre lt 3% in 45 jaar mie aand elen 3% lager
80%
Spreiding pensioenuitkomst: De risico’s in een DC regeling hangen af van de beleggingskeuze, maar kunnen worden beperkt door goede (nieuwe generatie) life cycles
60% 45
40
35
30
25
20
10
5
0
Aantal jaar tot pensioen
Neutrale life cycle 100%
15
TER 0,5%
Obligaties, duration 10 en risicopremie 0,5%
50% Aandelen, risicopremie 3,0%
Aandachtspunten: Randvoorwaarden voor een goede DC regeling zijn:• Lage beleggingskosten (TER) • Kwalitatief goede life cycle • Realistische uitgangspunten • Goede communicatie en financiële planning deelnemers
0% 45
40
35
30
25
20
Kortom: een DC-regeling kan een pensioen opleveren dat ten minste even hoog is, of vaak zelfs hoger, als bij een DB-regeling waarbij evenveel, zo niet minder, risico’s gelopen worden voor de deelnemer. Hiervoor is echter wel een aantal verbeteringen noodzakelijk die wij hieronder toelichten.
2
Verbeteringen aan de productkant
Goede life cycles zijn onontbeerlijk bij een DCregeling. Een groot deel van de deelnemers in DC-regelingen kiest voor een zogenoemde default-oplossing waarbij de DC-regeling wordt uitgevoerd door gebruik van een vooraf vastgestelde life cycle. Het is juist deze life cycle die voor een groot deel het verwachte pensioenresultaat op basis van het bijbehorende risicoprofiel bepaalt. De wijze waarop life cycles worden ontworpen hebben dan ook een grote invloed op de uiteindelijke resultaten. Deelnemers willen zich doorgaans in het begin hierin niet verdiepen, maar
15
10
5
0
naarmate de pensioendatum nadert wordt de interesse groter. Dan is het prettig voor de deelnemer te weten dat de life cycle haar werk goed heeft gedaan. Oftewel, de life cycle zorgt voor een goed risicomanagement. Life cycles kunnen naast het afbouwen van het beleggingsrisico naarmate de pensioendatum nadert, ook het conversierisico / renterisico wegnemen door inzet van de juiste renteafdekkingsinstrumenten. Dergelijke life cycles bestaan al, maar verbetering is mogelijk. Ook bestaat een sterke behoefte aan vergelijkbaarheid en vereenvoudiging van life cycles. Iedere aanbieder stelt momenteel eigen life cycles samen, veelal op basis van eigen huisfondsen zodat life cycles van verschillende aanbieders onvergelijkbaar zijn. Ook kan eventueel op bedrijfs(tak)niveau een life cycle worden ontwikkeld die aansluit bij het risicoprofiel van de doelgroep. Onze ideeën voor vernieuwing vindt u hieronder.
2.1 Begeleiding beleggingskeuze door creëren van inzicht Bij een DC-regeling moeten deelnemers beleggingskeuzes maken. Dit zijn keuzes met betrekking tot ingewikkelde financiële producten en deze hebben een horizon van soms enkele decennia. De consequenties van keuzes zijn zonder de juiste inzichten en hulpmiddelen lastig te overzien. Bij een DCregeling zou iedere deelnemer daarom de beschikking moeten krijgen over een online portal waarbij het effect op lange termijn van keuzes wordt doorgerekend en overzichtelijk wordt gepresenteerd. Dit kan bijvoorbeeld door een ALM- of prognosemodel in de pensioenportal te integreren. De deelnemer kan dan via de pensioenportal van alle (combinaties van) beleggingsopties die hem ter beschikking staan zien wat de verwachte pensioenuitkomst is en hoe groot de upside en downside risico’s zijn. Dat is geen wondermiddel maar draagt zeker bij aan inzicht voor diegene die daar behoefte aan hebben. Daarnaast kan de deelnemer aan de hand van een vragenlijst getest worden op zijn/haar risicobereidheid en zijn/haar uiteindelijke pensioenbehoefte. Hoeveel pensioen heeft de deelnemer nu daadwerkelijk nodig? Het ‘voorgeprogrammeerde’ doel van 70% van het laatstgenoten bruto loon is in veel gevallen niet nodig. Vaak is er ander verteerbaar vermogen beschikbaar en/of dalen de maandlasten na pensionering zo sterk dat een lager pensioen genoeg is. Dit betekent dat ook ander privé vermogen zoals spaargeld en te liquideren overwaarde in de woning in een dergelijk keuzemodel geïntegreerd moet kunnen worden.
Het Pensioenregister en de vooringevulde aangifte van de Belastingdienst kunnen goede bronnen zijn die via het gebruik van DigiD aan een pensioenportal gekoppeld moeten kunnen worden. Daarmee ontstaat als het ware een persoonlijk financieel planningsinstrument voor het pensioen. Hiervoor zijn domeinoverschrijdende innovaties nodig, ondersteund door (politieke) wil en wetgeving. Randvoorwaarde hierbij is een betrouwbare wetgever die de (fiscale) spelregels niet tussentijds aanpast. 2.2 Verdere verbetering life cycles Zoals gezegd zijn de huidige life cycle producten veel beter dan vijf jaar geleden. Zo worden risico’s geleidelijk afgebouwd en niet getrapt per periode van vijf jaar en maken rentehedges onderdeel uit van de life cycles. De huidige life cycles zijn erop gericht de risico’s te spreiden over de diverse asset categorieën waarbij het renterisico meer wordt afgedekt en het marktrisico meer wordt gereduceerd naar gelang de ingangsdatum van het pensioen nadert. De life cycles werken echter alleen goed indien de aannames bij het ontwerp van deze life cycles uitkomen. Het ontwerp van deze life cycles is veelal gebaseerd op een ALM-model. Hierdoor wordt de effectiviteit van de life cycle bepaald door de kwalitatieve werking van het ALM-model. Kiezen voor een life cycle is kiezen voor een ALM-model met bijbehorende aannames die veelal onbekend zijn en te complex om hier iets over te zeggen. Het zou voor de pensioensector dan ook goed zijn als de aanbieders van DC-producten kunnen aantonen dat de modellen en het ALM-proces op een onafhankelijke wijze zijn gevalideerd. Goede ALM leidt tot goede life cycles en hogere pensioenen.
3
Aanpassing wet- en regelgeving
Naast de productkant van DC-regelingen, is er een aantal wijzigingen in wet- en regelgeving nodig om DC-regelingen beter te laten werken. Sommige wijzigingen zijn overigens niet specifiek voor DC-regelingen relevant maar leiden wat ons betreft tot verbetering van pensioen wet- en regelgeving in zijn algemeenheid. 3.1 Geen eis voor een levenslange vaste en gelijkmatige uitkering De Pensioenwet (hierna: Pw) stelt als eis dat vanaf pensioendatum een uitkering in beginsel niet meer mag fluctueren; los van indexatie en korting. Deze eis staat een economisch optimale DC-regeling in de weg. Ten eerste wordt slechts ongeveer twee derde van de totale looptijd van pensioen actief belegd, namelijk tot aan de pensioendatum. Op de pensioendatum moeten de beleggingen worden geliquideerd en omgezet in een vaste en gelijkmatige uitkering. Hierdoor worden risico’s, maar ook rendementsbronnen geleidelijk afgebouwd naar inkoopdatum. Het volledig afbouwen van rendementsbronnen op ingangsdatum ligt in lijn met de doelstelling van dit moment, namelijk liquidatie en aankoop van de pensioenuitkering. Dit leidt echter tot economische inefficiëntie omdat op één vast gedefinieerd moment de beleggingen geliquideerd moeten worden, ongeacht de waarde van de portefeuille en de rentestand op dat moment terwijl de beleggingshorizon nog decennia doorloopt. Veel beter zou het zijn als na pensioendatum doorbelegd kan worden. Op deze wijze hoeven de zogenoemde rendementsbronnen niet helemaal te zijn afgebouwd op pensioendatum en kan met een goede life cycle die doorloopt na pensionering een goede beleggingsportefeuille ingevuld worden zodat een hoger rendement op latere leeftijd bereikt kan worden. De eis uit de Pw dat vanaf pensioendatum een ingegaan pensioen in beginsel niet meer mag fluctueren, moet hiervoor worden aangepast. Deze bepaling is ontstaan vanuit de bescherming
van de werknemer, maar kan economisch nadelig uitwerken voor dezelfde werknemer. Die bepaling zou moeten worden aangepast, zodat een unit-linked pensioenuitkering (weer) mogelijk wordt. Daarnaast sluit de eis dat een pensioenuitkering per definitie levenslang moet zijn wat ons betreft niet altijd aan bij de behoefte van gepensioneerden. Aangezien de AOW in Nederland voorziet in een basisinkomen, is het aanvullend pensioen in beginsel niet nodig om te overleven maar heeft als doel om de persoonlijke levensstandaard te kunnen handhaven na pensionering. Uit onderzoek blijkt dat de inkomensbehoefte van gepensioneerden de eerste 7 tot 10 jaar na pensionering het grootst is. Na deze periode blijkt dat de gepensioneerde steeds meer geld gaat overhouden. Welvaartstechnisch is de inzet van pensioengeld optimaler indien een groter deel dan met de huidige fiscaal begrensde hoog-laag opties mogelijk is, in de beginfase van de pensionering kan worden genoten. De eis dat een pensioenuitkering vast en gelijkmatig dient te zijn, moet dus vervallen. Ook hoeft een uitkering niet per definitie levenslang te zijn, wetende dat velen na bijvoorbeeld hun tachtigste kunnen rondkomen met de AOW en aanvullend privé vermogen. Dit betekent tevens dat afkoop vanaf een bepaald niveau of vanaf een bepaalde leeftijd mogelijk moet zijn. Wij stellen dus voor dat het mogelijk moet worden het pensioen deels ineens uit te laten keren. Dit kan tegen een fiscaal gunstig tarief, omdat de overheid toekomstige belastingopbrengsten naar voren haalt doordat een levenslange uitkering in zijn geheel ineens op een eerder moment belast is. Gepensioneerden kunnen op deze manier hun pensioengeld flexibeler inzetten op de in hun ogen meest wenselijke manier. Let wel; wij pleiten voor het bieden van de wettelijke mogelijkheden hiertoe, niet voor een verplichting. Een levenslange uitkering blijft de standaard optie.
3.2 Minder fiscale begrenzingen in opbouwfase De fiscaliteit rondom pensioen is sterk overgereguleerd. De fiscale regels voor DCregelingen zijn afgeleid van die voor DBregelingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de hoogte van de fiscaal toelaatbare stortingen actuarieel zijn afgestemd op de maximaal per jaar toe te zeggen middelloonaanspraak. Het ‘denken’ in tijdsevenredig opgebouwde aanspraken overheerst daarmee in de fiscale wet- en regelgeving. Dit zou wat ons betreft moeten wijzigen omdat het te beperkend uitwerkt. Wij stellen daarom voor de huidige fiscale toetsing op het niveau van de individuele werknemer los te laten en te vervangen door een toetsing op werkgevers- of brancheniveau. Dat zou betekenen dat een werkgever fiscaal gefaciliteerd een bepaald percentage van de loonsom aan pensioen mag besteden. Hoe hij dit besteedt, aan wie, voor welke regeling enzovoort is ter vrije beoordeling van de werkgevers en werknemers samen. Dit systeem sluit aan bij ontwikkelingen als de werkkostenregeling en loonsomheffing waarbij fiscale toetsing op niet op werknemers- maar op werkgeversniveau plaatsvindt. Desgewenst kan bijvoorbeeld een relatief of nominaal maximum per werknemer worden gehanteerd zoals maximaal 70% van het laatstgenoten loon of maximaal 1 miljoen euro pensioenvermogen. Dit betekent dat de huidige fiscale staffels kunnen komen te vervallen. Ook moeten ontwikkelingen en behoeftes waarbij de domeinen pensioen, wonen en zorg worden gecombineerd niet fiscaal worden beperkt. Steeds vaker fungeert de overwaarde in een eigen woning, al dan niet door verkoop dan wel andere verzilveringsmogelijkheden, als pensioen voorziening terwijl de fiscaliteit de inzet van de eigen woning voor dat doel belemmerd.
4
Tot slot
Wij verwachten dat steeds meer organisaties overstappen naar DC-regelingen. De huidige markt van DC-regelingen kan echter verbeterd worden, zodat de traditionele bezwaren en vooroordelen tegen DC-regelingen weggenomen worden. Naast productverbeteringen zijn hiervoor wijzigingen in wet- en regelgeving nodig. De belangrijkste voorstellen zijn: 1. Verbeter de communicatie en creëer meer inzicht rondom DC-regelingen en de bijbehorende beleggingen. 2. Creëer samenwerking tussen instanties als het Pensioenregister, de Belastingdienst en pensioenuitvoerders, zodat deelnemers inzicht krijgen in hun totale oudedagsvoorziening. 3. Optimaliseer de bestaande life cycle producten. 4. Maak het mogelijk dat na pensionering wordt doorbelegd. 5. Biedt de wettelijke mogelijkheid om pensioen vanaf een bepaald niveau ineens te laten uitkeren. 6. Maak het mogelijk dat een pensioenuitkeringen niet per se levenslang moet zijn. 7. Laat de eis los dat een pensioenuitkering vast en gelijkmatig moet zijn ten gunste van de deelnemer. 8. Vereenvoudig de fiscale wet- en regelgeving op het gebied van pensioenen. Op deze manier kan de markt voor DCregelingen de benodigde innovatie doormaken en daarmee bijdragen aan het behoud van het Nederlandse pensioenstelsel. Het vergt een denkomslag maar we kunnen daarbij leren van ‘best practices’ in landen als Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.
© 2013 -PricewaterhouseCoopers Pensions, Actuarial & Insurance Services B.V. (KvK 54226368). Alle rechten voorbehouden. In dit document wordt met ‘PwC’ bedoeld PricewaterhouseCoopers Pensions, Actuarial & Insurance Services B.V. die een member firm is van PricewaterhouseCoopers International Limited. Niet bestemd voor verdere openbaarmaking zonder toestemming van PwC. ‘PwC’ is het merk waaronder member firms van PricewaterhouseCoopers International Limited (PwCIL) handelen en diensten verlenen. Elke aangesloten firma is een afzonderlijke juridische entiteit. Kijk op www.pwc.com/structure voor meer informatie.