Niet voor groentjes Een cursus natuur en milieu voor de opleidingen maatschappijoriëntatie in de basiseducatie
map voor cursisten
Woord vooraf
Beste cursist, Jij bent een van de cursisten die in de basiseducatie een module uit de opleidingen maatschappijoriëntatie volgt. Daarin is er veel aandacht voor natuur en milieu. In deze map vind je werkbladen voor de volgende modules: ó ó ó ó ó ó ó
module Kaartvaardigheid en mobiliteit - Rubriek verkeer en mobiliteit; module Vrije tijd, handelen in groep. Module Vrije tijd, volwassenenonderwijs en -vorming; module Basis techniek; module Wonen en milieubewust consumeren; module Kaartvaardigheid, mobiliteit en leefmilieu - Rubriek verkeer en mobiliteit; module Kaartvaardigheid, mobiliteit en leefmilieu - Rubriek leefmilieu; module Techniek.
Iedere module bestaat uit een reeks werkbladen. We hebben de werkbladen aangeduid met een pluim. Na de laatste module vind je de portfolio. De lesgever zal je uitleggen hoe je de portfolio kan gebruiken. Achteraan vind je het infoboek. Dit zijn een reeks leesteksten, met extra uitleg over onderwerpen uit natuur en milieu.
We wensen je veel leerplezier toe in de basiseducatie.
2
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID EN MOBILITEIT – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
Module Kaartvaardigheid en mobiliteit Rubriek verkeer en mobiliteit
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID EN MOBILITEIT – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
1 Een rit met bus of tram Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vertrekhalte (A): . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aankomsthalte (B): . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Uur van
ò vertrek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
of
ò aankomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Op maandag gaan we met alle cursisten van halte A naar halte B. We vertrekken niet voor 10 uur. Beantwoord de volgende vragen om na te gaan welke bus we op welk tijdstip moeten nemen om van halte A naar halte B te rijden en op welk tijdstip we kunnen terugkeren van halte B naar halte A. 1. Welke bus- en tramnummers bedienen halte A? ............................................................................. 2. Kijk naar het netplan. Welke bus of tram stopt zowel aan halte A als aan halte B? ............................................................................. 3. Hoe laat zal je aan halte A vertrekken? . . . . . . . uur . . . . . . . minuten 4. Wanneer kom je toe aan halte B?
. . . . . . . uur . . . . . . . minuten
5. Kijk naar de dienstregelingen, maar nu in omgekeerde richting. Wanneer kan je van halte B terugkeren naar halte A? . . . . . . . uur . . . . . . . minuten 6. Hoe laat kom je dan toe aan halte A? . . . . . . . uur . . . . . . . . minuten 7. Hoeveel zones doorkruis je van halte A naar halte B? . . . . . . . zones 8. Kijk naar de tabellen met de tarieven. Hoeveel moet je betalen voor een enkele rit? met een biljet: . . . . . . . euro met een lijnkaart: . . . . . . . euro 9. Noteer hieronder de looproute van het centrum voor basiseducatie naar halte A. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
4
MODULE KAARTVAARDIGHEID EN MOBILITEIT – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
10. Beschrijf wat je allemaal ziet aan halte A. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. 11. Vind je halte A comfortabel? Waarom (niet)? ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. 12. Klopte je reistijd met wat op de dienstregeling aangeduid was? ò ja
ò neen
Indien neen, hoe kwam dat? ............................................................................. ............................................................................. .............................................................................
5
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID EN MOBILITEIT – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
2 Bezoek aan het station Het station van: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Sta niet te dicht bij de rand van het perron. Hou een veilige afstand van minstens één meter. 1. Hoeveel sporen heeft dit station? . . . . . . . 2. Hoeveel dienstregelingen zijn er per week? . . . . . . . . . . . . . 3. Hoe laat vertrekt de allereerste trein op maandag? . . . . . . . uur . . . . . . . minuten Wat is de bestemming van de trein? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoe laat komt de trein toe op zijn eindbestemming? . . . . . . . uur . . . . . . . minuten In hoeveel stations stopt de trein in het totaal? . . . . . . . Dit is een: ò IC-trein ò IR-trein ò L-trein ò P-trein ò andere, namelijk . . . . . . . . . . . . . . 4. Kan je vanuit dit station rechtstreeks naar Brussel, de hoofdstad van België? . . . . . . Indien neen, waar moet je dan eerst heen om tot in Brussel te geraken? (vraag het desnoods aan het loket of aan de infobalie) ............................................................................. 5. Zijn er in dit station automaten om biljetten aan te kopen? . . . . . . . . . . . . . Indien neen, ga dan naar de volgende vraag. Indien ja, los dan de volgende vragen eerst op. Met welk betaalmiddel kan je aan de biljettenautomaat betalen? ............................................................................. Bereken de prijs van een biljet Brussel-Noord - Antwerpen-Centraal enkel (tarief voor jezelf): ............................................................................. 6. Is er in dit station ook een informatiebord aanwezig waarop de informatie elektronisch gemeld wordt? . . . . . . . . . . . . . 6
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID EN MOBILITEIT – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
7. Hieronder vind je een heleboel pictogrammen die je in een station kan aantreffen. Een pictogram geeft een voorziening in het station weer (wc, uitgang, een wachtruimte). Hoe groter het station, hoe meer voorzieningen er zijn en hoe meer pictogrammen je er zal aantreffen. Weet jij wat ze betekenen en kan je ze ook terugvinden in dit station? Schrijf de betekenis rechts van het pictogram.
........................
........................
........................
........................
........................
........................
........................
........................
........................
........................
........................
........................
........................
........................
6. Het openbaar vervoer gebruike
Bron: Meester, mag ik op de bel duwen? Mechelen, Vlaamse Stichting Verkeerskunde, 2002 8. Is er ook een informatiekantoor waar je als reiziger uitgebreidere informatie kan vragen? .............
6. Het openbaar vervoer gebruiken in de praktijk: een bezo
9. Welke praktische voorzieningen zijn er voor reizigers? buiten het station: ........................................................................... 6. Het openbaar vervoer gebruiken in de praktijk: een bezoek aan een station 6.vervoer Het openbaar vervoer in de praktijk: in het station: 6. Het openbaar gebruiken in de gebruiken praktijk: een bezoek aan een een bezoek station aan een station
........................................................................... 6. Het openbaar vervoer gebruiken in de praktijk: een bezoek aan een station 6. Het openbaar vervoer gebruiken in de praktijk: een bezoek aan een station
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
7
MODULE KAARTVAARDIGHEID EN MOBILITEIT – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
3 Een volle autobus is nodig om je kind op te voeden: leestekst
5
Er zijn veel dingen die we onze kinderen niet kunnen aanleren. Ze moeten ervoor het huis uit en leren van vreemden – ongeveer zoals een gemeenschap in een dorp je kind mee vorm geeft. Ik ben dus blij dat ik kan rekenen op de bus. De bus nemen is zeer leerzaam. Openbaar vervoer is redelijk goedkoop en mijn kinderen houden ervan omdat ze er een bonte verscheidenheid van mensen kunnen ontmoeten en aanspreken. Weliswaar niet de superrijken, maar wel ongeveer alle anderen. Ik kan geen andere openbare ruimte bedenken waar mijn kinderen zo vrij met onbekenden kunnen omgaan, terwijl ik helemaal geen benauwd gevoel krijg. Ze spreken iedereen aan: bejaarden, wereldverbeteraars, slaapkoppen, verliefden, zakenlui en tieners.
10
15
20
25
30
35
40
Toen ze nog jonger waren, hadden ze er moeite mee om te begrijpen dat iedereen een andere bestemming had. Met grote vraagtekens in hun ogen informeerden ze: ‘Ga jij ook op bezoek bij tante Eline?’. Heel verwonderd kwamen ze aan de weet dat de ene ging winkelen, de andere naar het werk vertrok terwijl een derde juist van het werk op weg naar huis was. En hier zitten we, allemaal samen op dezelfde bus! Bij kinderen wekt die verwondering een natuurlijke en nieuwsgierige energie op, maar ik was dikwijls verbaasd hoe opgewekt en monter de mensen reageerden. Zilverharige dames gaan er het meest geïnteresseerd op in, maar oudere mannen zorgen voor de aangename verrassing. Zij zijn grootouders voor vijf of tien minuten van verschillende kleur en cultuur die alle tijd van de wereld hebben om te kletsen. Gesprekjes weerhouden mijn kinderen ervan om te gaan staren. Staren is eigenlijk een verloren kans als je met huizenhoge vraagtekens zit. Ze spreken iedereen aan, want ze hebben gemerkt dat ik niet zo gemakkelijk commentaar geef over de andere passagiers. Vraag het hen zelf, zeg ik. Begin met een groet, wees beleefd en luister naar het antwoord vooraleer je een volgende vraag stelt. Dat doen ze dus. Rondom hen zit een gehoor geboeid mee te luisteren. ‘Waarom zit jij in een rolstoel?’ ‘Waarom is jouw haar groen?’ ‘Waarom heb jij een piercing in jouw neus?’ ‘Wat draag jij op je hoofd?’ ‘Waarom heb jij geen kindje bij je?’ Ik luister naar alles, klaar om in te grijpen of bij te sturen. Hoewel kinderen soms over een bijzondere gave beschikken om elkaar op stang te jagen, zijn ze nog nooit brutaal geweest tegen vreemden op de bus. We hebben universiteitsstudenten ontmoet die zichzelf pijnigden in een poging om hun studiegebied met eenvoudige woorden te verklaren. Dronkelappen hebben onnozele grimassen gemaakt om hen in lachen te laten uitbarsten. Ze hebben roze haren aangeraakt: daar hebben ze thuis nooit de kans voor gekregen. Eens hebben ze in koor met de buschauffeur geblaft en gemiauwd, wel zes haltes lang op lijn 27, en op de terugweg werden ze tot hun grote vreugde begroet met miauw en geblaf. ‘Het is dezelfde chauffeur! Het is dezelfde chauffeur,’ gilde mijn dochter. Miauw en waf waf, heel de terugweg lang!
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
8
MODULE KAARTVAARDIGHEID EN MOBILITEIT – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
45
50
55
60
65
70
Sommige mensen hebben maar een kleine por nodig om uit de schelp van onverstoorbare pendelaar te breken. We zijn geprikkelde mensen tegengekomen: vol ongeduld om hun auto op te halen in de garage en kittelorig omdat ze eens met de bus moesten meerijden. Jonge kerels, begin in de twintig, die indruk wilden maken op enkele scholieren: ‘Eens ik mijn auto terug heb, zie je mij nooit meer in een bus.’ Mijn kinderen waren geschokt. ‘Auto’s doen veel kwaad,’ zei mijn dochter. Ze haalde zich weer voor de geest dat een auto drie jaar geleden over haar bal had gereden en de bestuurder had haar bij het vernielde speelgoed achtergelaten zoals gebeurt bij een vluchtmisdrijf. Mijn zoon beweert dat hij heeft leren lezen toen hij drie jaar oud was: telkens als de bel van de bus weerklonk, wees hij naar voren in de bus en zijn vingertje ging van links naar rechts terwijl hij trots las: STOP. Mijn dochter, ondanks mijn aandringen, verkiest te blijven rechtstaan en ze is de eerste om op te staan en haar zitje weg te schenken aan een oudere persoon. Ze weten dat ze van lijn 27 moeten overstappen op lijn 50, als we naar de voorstad rijden. Ze weten welke lijn de luchthaven als bestemming heeft en ze smeken om eens naar de vliegtuigen te mogen gaan kijken zodat ze toch eens met die bus kunnen meerijden. Zelf heb ik ook veel geleerd. Hun vragen aan vreemden probeerde ik te sussen totdat het mij duidelijk werd hoe onschuldig het eigenlijk was en hoeveel ze eruit haalden. Ik had zelf niet eens gemerkt hoeveel effect het openbaar vervoer op mijn kinderen had. Op een keer stapte een oudere vrouw uit aan dezelfde halte en ze pakte mij beet bij mijn arm. Ze vertelde hoezeer ze ingenomen was en onder de indruk van de manier waarop mijn dochtertje praatte, toen drie jaar oud. Zonder nadenken antwoordde ik: ‘Dat komt omdat wij geen auto hebben. Wij nemen dikwijls de bus’. Je hebt een hele bus nodig om een kind groot te brengen.
Bron: ‘It takes a whole bus to educate a child: a reading,’ door Arthur Orsini uit Teaching about climate change, Toronto, 2001, vertaling en bewerking Boudewijn Goos.
9
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID EN MOBILITEIT – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
4 Een volle autobus is nodig om je kind op te voeden: vragen 1. Inleiding 1. Gebruik jij dikwijls het openbaar vervoer? Waarom (niet)? ........................................................................... ........................................................................... 2. Welke voor- en nadelen heeft openbaar vervoer volgens jou? voordelen
nadelen
2. Woordverklaring regel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................... regel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................... regel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................... regel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................... regel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ...........................................................................
10
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID EN MOBILITEIT – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
3. Vragen 1. (r. 6 - 9) Waarmee wordt een bus vergeleken? ........................................................................... 2. (r. 11 - 15) Wat verwondert jonge kinderen als ze rijden met openbaar vervoer? ........................................................................... ........................................................................... 3. (r. 16 - 27) Welk groot voordeel heeft het openbaar vervoer? ........................................................................... 4. (r. 35 - 44) Wordt er alleen maar gepraat in een bus? ........................................................................... 5. (r. 45 - 54) Wat denken de kinderen van de schrijver over auto’s en hun bestuurders? ........................................................................... 6. (r. 55 - 62) Welk groot voordeel heeft het openbaar vervoer voor kinderen? ........................................................................... 7. (r. 64 - 70) Zijn volwassenen zich bewust van wat het openbaar vervoer betekent voor kinderen? ........................................................................... 4. Jouw mening 1. Ben jij het eens met de mening van de schrijver? ò ik ben het ermee eens ò ik ben het er niet mee eens 2. Vind jij zijn visie verrassend? Waarom (niet)? ........................................................................... ........................................................................... 3. Denk je dat de beschreven taferelen ook in een Vlaamse autobus kunnen gebeuren? Waarom (niet)? ........................................................................... ........................................................................... 4. Gedragen mensen zich anders in een bus dan in een trein? ò ja ò neen Indien ja, waarom? ........................................................................... 11
...........................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID EN MOBILITEIT – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
5. Heb je in het buitenland al eens het openbaar vervoer gebruikt? ò ja ò neen Indien ja, in welk(e) land(en)? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Is de sfeer er dezelfde als in Vlaanderen? Leg uit. ........................................................................... ........................................................................... Hoe komt dat? ........................................................................... ........................................................................... 6. Heb jij al eens plezierige momenten beleefd met het openbaar vervoer? Vertel eens. ........................................................................... ........................................................................... ...........................................................................
12
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE VRIJE TIJD EN HANDELEN IN GROEP & VRIJE TIJD, VOLWASSENENONDERWIJS EN -VORMING
Modules Vrije tijd en handelen in groep Vrije tijd, volwassenenonderwijs en -vorming
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE VRIJE TIJD EN HANDELEN IN GROEP & VRIJE TIJD, VOLWASSENENONDERWIJS EN -VORMING
1 Ik woon in de gemeente . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Welke natuur- en milieuverenigingen ken ik? Duid hieronder aan met een kruisje. Meer dan één antwoord is mogelijk. 1 ............................................................................ ò Ik weet van hun bestaan af. ò Ik ken er iemand (of méér mensen) van. ò Ik weet waarmee ze bezig zijn. Namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ò Het is alleen maar een plaatselijke werking. ò De plaatselijke werking is een afdeling van een grotere organisatie. ò Ik weet hoe ik ze moet bereiken.
2 ............................................................................ ò Ik weet van hun bestaan af. ò Ik ken er iemand (of méér mensen) van. ò Ik weet waarmee ze bezig zijn. Namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ò Het is alleen maar een plaatselijke werking. ò De plaatselijke werking is een afdeling van een grotere organisatie. ò Ik weet hoe ik ze moet bereiken.
3 ............................................................................ ò Ik weet van hun bestaan af. ò Ik ken er iemand (of méér mensen) van. ò Ik weet waarmee ze bezig zijn. Namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ò Het is alleen maar een plaatselijke werking. ò De plaatselijke werking is een afdeling van een grotere organisatie. ò Ik weet hoe ik ze moet bereiken.
14
Wie deelneemt aan het verenigingsleven, leert samenwerken met anderen.
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE VRIJE TIJD EN HANDELEN IN GROEP & VRIJE TIJD, VOLWASSENENONDERWIJS EN -VORMING
2 Hoe geraak ik op de hoogte van plaatselijke initiatieven rond natuur en milieu? ò het gemeentehuis / stadhuis ò het VVV-kantoor (toeristische dienst) ò natuur- en milieueducatief centrum ò Vormingplus-centrum ò internet ò kranten ò tv en radio ò aankondiging activiteiten op strooifolders en affiches ò reclamebladen ò artikels in tijdschriften ò informatie op borden bij natuurgebieden, wandel- en fietsroutes ò via een natuurliefhebber die ik ken ò ........................................................................
15
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE VRIJE TIJD EN HANDELEN IN GROEP & VRIJE TIJD, VOLWASSENENONDERWIJS EN -VORMING
3 Vragenlijst Milieuraad ó ó ó ó ó ó ó ó ó ó ó ó ó ó ó
Hoe lang zit jij al in de milieuraad? Welke functie heb jij in de milieuraad? Hoeveel mensen zitten er in de milieuraad? Hoe is de milieuraad samengesteld? Hoe dikwijls komt de milieuraad samen? Hoeveel verenigingen en actiegroepen zijn lid van de milieuraad? Welke? Moet je lid zijn van een vereniging om in de milieuraad te zitten? Welke voorwaarden zijn er om in een milieuraad te zitten? Ontplooit de milieuraad zelf activiteiten? Welke? Zijn er nationale of internationale campagnes waaraan de milieuraad meewerkt (Week van het Bos, autoluwe zondag, Dag van de Aarde, ...)? Hoe worden samenkomsten en activiteiten van de milieuraad voorbereid? Waar vind je informatie over de werking van de milieuraad (tijdstip vergadering, agenda, verslag)? Waarmee is de milieuraad het laatste jaar vooral bezig geweest? Enkele voorbeelden graag. Geef eens een voorbeeld van een advies van de milieuraad. Verricht een milieuraad volgens jou belangrijk werk? Waarom?
Plaatselijk leefmilieu ó Welke troeven zijn er in onze stad/gemeente voor natuur en milieu? ó Waaraan moet volgens jou dringend gewerkt worden in onze stad/gemeente wat natuur en milieu betreft? Vereniging en engagement ó Waarmee zijn de verschillende verenigingen bezig? ó Welke verenigingen hebben de meeste activiteiten? ó Zijn de verenigingen alleen betrokken bij het plaatselijke leefmilieu of komen ook nationale en internationale thema’s aan bod? ó Welke evolutie zie je in de manier waarop verenigingen bezig zijn met natuur en milieu? ó Groeien de milieuverenigingen of net niet? Waarom? ó Hebben de acties die de verenigingen opzetten succes? Hoe komt dat? ó Waarom zet jij je in voor natuur en milieu? ó Hoe is dat bij jou begonnen?
16
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE VRIJE TIJD EN HANDELEN IN GROEP & VRIJE TIJD, VOLWASSENENONDERWIJS EN -VORMING
Tips voor een goed interview ó Vraag naar feiten (Welke functie heb jij?) en meningen (Wat denk je van ...?) ó Stel geen gesloten vragen. Dat zijn vragen die je met ‘ja’ of ‘nee’ kunt beantwoorden. Open vragen leveren meer informatie op. Begin je vragen met woorden als wat, waar, wie, welke, hoe, waarom. ó Doe het interview minstens met twee: de ene vraagt, de ander schrijft. ó Noteer in steekwoorden. Werk direct na het interview de antwoorden verder uit. ó Stel een vraag en luister goed naar het antwoord. Vraag door: een voorbeeld, meer uitleg als iets niet helemaal duidelijk is. ó Stel pas een volgende vraag als je genoeg aan de weet bent gekomen. ó Het verslag: – inleiding: wie heb je geïnterviewd, waarover en waarom? – werk alleen de interessante antwoorden uit. Dat kan op twee manieren: • de vraag opschrijven en daarna het antwoord samenvatten. • een doorlopend verhaal maken van de antwoorden. – afsluiting: geef een conclusie, je eigen mening.
17
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE VRIJE TIJD EN HANDELEN IN GROEP & VRIJE TIJD, VOLWASSENENONDERWIJS EN -VORMING
4 Kennismakingsfiches natuur- en milieuverenigingen Kennismakingsfiche natuur- en milieuvereniging
nummer: . . . . . . . . . . . .
1. Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Heeft website: ò neen
ò ja
Website: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Actief rond thema: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ò op plaatselijk vlak ò op streekniveau
ò op nationaal vlak
ò op internationaal vlak
4. Wat doen ze precies? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................
Kennismakingsfiche natuur- en milieuvereniging
nummer: . . . . . . . . . . . .
1. Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Heeft website: ò neen
ò ja
Website: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Actief rond thema: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ò op plaatselijk vlak ò op streekniveau
ò op nationaal vlak
ò op internationaal vlak
4. Wat doen ze precies? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................
Kennismakingsfiche natuur- en milieuvereniging
nummer: . . . . . . . . . . . .
1. Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Heeft website: ò neen
ò ja
Website: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Actief rond thema: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ò op plaatselijk vlak ò op streekniveau
ò op nationaal vlak
ò op internationaal vlak
4. Wat doen ze precies? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
18
MODULE VRIJE TIJD EN HANDELEN IN GROEP & VRIJE TIJD, VOLWASSENENONDERWIJS EN -VORMING
5 Natuur en milieu voor de vrijwilliger ó tentoonstelling en infostand op beurzen – organisatie, fondsenwerving, bewegwijzering, opzetten, bewaking, promotie, rondleiding, omkadering (drankvoorziening,...), afbraak ó publicaties (folders, affiches) – verzending, verspreiding ó beheerswerken – verzorging bloembak, heemtuin, natuurtuin, wegberm – natuurgebied: maaien, hooien, ontwateren, beplanten, ontruimen, aanbrengen van educatieve informatie, bewegwijzering en afsluiting, ... ó plantenruilbeurzen en promoties voor streekeigen groen – organisatie, fondsenwerving, bewegwijzering, opzetten, bewaking, promotie, verdeling, omkadering (drankvoorziening,...), afbraak ó acties voor dieren – – – –
paddenoverzetacties, nestkasten maken, hangen, controleren en renoveren helpen in dierenasiel: voederen, kuisen, administratie tellingen uitvoeren (vogels, verkeersslachtoffers,...) fondsenwerving bedreigde diersoorten
ó wandelingen, fietstochten – uitstippelen, bewegwijzeren, informatie verzorgen, begeleiden – onderhoud natuurpad, fietsroute, groteroutepaden (GR), trage wegen – zoektochten organiseren ó natuurbehoud en milieuactie – afval: zwerfvuilactie, papierslag, compostdemoplaats, kringloopwinkel, inzamelpunt van inktpatronen, kurk, ... – petities, verspreiding informatie, fondsenwerving (bv. Greenpeace) ó biolandbouw – hulp bij verbouw, afzet, promotie, opendeurdag ó duurzame ontwikkeling – wereldwinkelvrijwilliger – promotie Fair Trade-producten, duurzaam hout (FSC) ó educatie en onderwijs – – – –
vrijwilliger bos- en natuurklassen verkeer en mobiliteit in schoolomgeving natuurcursus, thematische infoavond: promotie, omkadering (drankvoorziening) educatief centrum, energiezuinige modelwoning: onthaal, onderhoud, promotie
ó ............................................................................. NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
19
MODULE VRIJE TIJD EN HANDELEN IN GROEP & VRIJE TIJD, VOLWASSENENONDERWIJS EN -VORMING
6 Keuzeformulier stageopdracht Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Keuze 1:
nummer: . . . . . . . . . . . .
Waarom is dit mijn keuze? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
Keuze 2:
nummer: . . . . . . . . . . . .
Waarom is dit mijn keuze? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
Keuze 3:
nummer: . . . . . . . . . . . .
Waarom is dit mijn keuze? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
20
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE VRIJE TIJD EN HANDELEN IN GROEP & VRIJE TIJD, VOLWASSENENONDERWIJS EN -VORMING
7 Evaluatieformulier voor de cursist Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stageopdracht nummer: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Ik kreeg voldoende instructies vooraf: ò ja
ò neen
Opmerkingen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ 2. Tevreden of ontevreden? Zet een kruisje in de juiste kolom. Tevreden
Ontevreden
Het onthaal Uitvoeren van mijn opdracht Het nut van mijn werk Een nieuwe ervaring opdoen Het samenwerken Het afscheid Opmerkingen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ 3. Ik vond de stageopdracht: (meer dan één antwoord mogelijk) ò prettig
ò leerrijk
ò te kort
ò te lang
ò aantrekkelijk
ò niet leuk
ò spannend
ò niet interessant
ò saai
ò moeilijk
ò te eenvoudig
ò boeiend
ò ........................................................................ 4. Vrijwilligerswerk bij een natuur- en milieuvereniging: ò dat doe ik zeker nog eens graag.
ò dat wil ik nog wel eens doen, als . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ò dat zie ik niet meer zitten, omdat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. Denk je dat de vereniging tevreden is over jouw inzet? ò ja
ò neen
Waarom? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE VRIJE TIJD EN HANDELEN IN GROEP & VRIJE TIJD, VOLWASSENENONDERWIJS EN -VORMING
8 Stellingen
Inzet voor natuur en milieu moet betaald werk zijn. Vrijwilligerswerk is een zinvolle vorm van vrijetijdsbesteding. Inzet voor natuur en milieu is verloren tijd. Samenwerken is prettig.
22
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
Module Basis techniek
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
1 Bekijk de afbeeldingen en duid aan met de letters V, N of L. Welke energie gebruikten de mensen vroeger (V)? Welke energie gebruikt men nu (N) veel? Welke energie zal men later (L) veel gebruiken? ........
........
........
........
........
........
........
........
........
........
........
........
24
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
2 Geschiedenis van het energiegebruik
Spierkracht
een jager bouwt een hut
Inschakelen van werktuigen
een speer om op konijnen te jagen
Inschakelen van energie van dieren
paarden en ossen
Uitvinding van het wiel Gebruik van water en wind
4000 jaar geleden gebruikten de Chinezen wind om hun zeilboten te doen varen
Uitvinding van elektriciteit
1831
Eerste auto’s
1885
Eerste plaatsing van kernenergiecentrale in Engeland
1956
25
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
3 Energie heb je nodig
Activiteit
Welke soort energie heb je nodig?
• koffie zetten met behulp van een koffiezetapparaat
elektriciteit
• fietsen
spierkracht
1.
2.
3.
4.
5.
ENERGIE = . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. .............................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
26
MODULE BASIS TECHNIEK
4 Oefening A Energiebronnen: welke bron hoort in welke kolom? Zet een X in de juiste kolom.
Energiebronnen
1
2
hernieuwbaar
niet-hernieuwbaar
steenkool wind koolzaad kernenergie (uranium) gas water petroleum aarde hout zon
Oefening B 1. Welke nadelen hebben fossiele bronnen voor natuur en milieu? 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Welk voordeel heeft kernenergie voor natuur en milieu?
Een olieslachtoffer aan de kust
............................................................................. 3. Welk nadeel heeft kernenergie voor natuur en milieu? ............................................................................. 4. Welke oplossingen zijn er? ............................................................................. .............................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
27
MODULE BASIS TECHNIEK
5 Energieverbruik kan je meten, maar soms is dat heel moeilijk. Jij hebt een auto gekocht. Welk energieverbruik van de auto kan jij gemakkelijk meten? Duid hieronder aan. ò ontginning van metaal (in mijnen) voor het koetswerk ò transport van onderdelen van de auto naar de fabriek waar de auto wordt in elkaar gezet ò machines die elektriciteit verbruiken in de autofabriek ò het benzineverbruik ò de afvalverwerking van het wrak: transport, recyclage en samenpersen
6 Welke apparaten die werken op elektriciteit, heb jij in huis? Noteer ze hier.
28
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
7 Welke apparaten die werken op elektriciteit, heb jij in huis?
wasmachine vaatwasmachine droogtrommel droogkast koelkast diepvriezer cassetterecorder hifiketen cd-speler tv-toestel dvd-speler radio videoapparaat messenslijper naaimachine koffiezetapparaat waterkoker strijkijzer stofzuiger
kruimeldief mixer haardroger lamp telefoon diaprojector camera fototoestel scanner klok wekkerradio radiator ventilator speelgoed citruspers afzuigkap zonnebank scheerapparaat broodrooster
vleesmes kookplaat oven microgolfoven grill broodmachine boiler boormachine zaagmachine soldeerbout deken grasschaar haagschaar grasmachine krultang ladyshave computer broodsnijmachine tandenborstel
rekenmachine schotelverwarmer kettingzaag frituurpan wafelijzer weegschaal eierkoker deurbel blikopener flesverwarmer babyfoon gsm alarminstallatie batterijlader keukenrobot airco luchtbevochtiger feestverlichting (kerst)
Welke apparaten die jij in huis hebt, zou je onmogelijk kunnen missen? Schrijf er drie op. ............................................................................. Welke apparaten die jij in huis hebt, zou je gemakkelijk kunnen missen? Schrijf er drie op. ............................................................................. Welk apparaat verbruikt volgens jou veel energie? ............................................................................. Waarom? ............................................................................. ............................................................................. 29
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
8 Verbruik per apparaat Niet alle apparaten gebruiken evenveel elektriciteit. En niet ieder huishouden gebruikt een apparaat even vaak. De hieronder gegeven cijfers gaan uit van een gemiddeld apparaat bij een gemiddeld gebruik. Apparaat
Gemiddeld jaarverbruik in kWh
Gemiddelde jaarkosten ¤ 0,19 per kWh (enkeltarief prijspeil jan. 2005)
Waterbed
734
¤ 139,-
Wasdroger
599
¤ 114,-
Verlichting
540
¤ 103,-
Kooktoestellen
55 - 530
¤ 10,- - ¤ 101,-
Elektrische boiler (80 -100 liter)
495
¤ 94,-
Koel-/vrieskast 2-deurs
462
¤ 88,-
Diepvrieskist
380
¤ 72,-
Koelkast met vriesvak
286
¤ 54,-
Wasmachine
231
¤ 44,-
Vaatwasmachine
305
¤ 58,-
Cv-pomp (moderne ketel)
150
¤ 28,-
Computer
146
¤ 28,-
Televisietoestel
138
¤ 26,-
Video
108
¤ 21,-
Koffiezetapparaat
80
¤ 15,-
Stofzuiger
54
¤ 10,-
Audioapparatuur
52
¤ 10,-
Bron: Milieu Centraal. Milieu Centraal informeert consumenten over milieuvriendelijk gedrag in het dagelijks leven. De informatie is beschikbaar via www.milieucentraal.nl.
30
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
9 Huishoudapparaten: koelen met diepvriezer en koelkast Het A+- en A++-label zijn de nieuwe labels waaraan je (zeer) energiezuinige toestellen kan herkennen. Het A-label slaat op een toestel met een gemiddeld verbruik, terwijl B- en C-labels (zeer) verspillende modellen van koelkasten of diepvriezers zijn. In sommige categorieën koelkasten en diepvriezers verbruiken de A+- en de A++-toestellen slechts de helft van het slechtste toestel dat nog steeds een A-label krijgt.
+ A+
Bron: Filip Erkens
Energiebewust gebruik van een koelkast: welke tips ken je en waar let je op? 1.
Plaats het apparaat op een koele plaats, niet te dicht bij een warmtebron zoals verwarming, fornuis of de zon. Zet de koelkast niet vlak tegen een muur: er moet 5 cm luchtcirculatie mogelijk zijn. ò Dit wist ik al
2.
ò Ik let er al op
ò Ik ga er rekening mee houden
ò Ik let er al op
ò Ik ga er rekening mee houden
Bewaar geen producten in de koelkast die ook buiten de koelkast bewaard kunnen worden, zoals ongeopende potjes en flessen. Ook sommige groenten zoals tomaat, komkommer en paprika hoeven niet in de koelkast. Ze blijven dan ook beter van smaak. ò Dit wist ik al
6.
ò Ik ga er rekening mee houden
Ingevroren producten kan je ontdooien in de koelkast. De koude die vrijkomt, wordt gebruikt voor de koeling. ò Dit wist ik al
5.
ò Ik let er al op
Energie bespaar je ook door het apparaat regelmatig te ontdooien (tweemaandelijks of wanneer er een laag ijs op zit). ò Dit wist ik al
4.
ò Ik ga er rekening mee houden
Open de deur zo weinig en zo kort mogelijk. Zo gaat er zo weinig mogelijk koude verloren. Plak etiketten op doosjes zodat je sneller vindt wat je zoekt. ò Dit wist ik al
3.
ò Ik let er al op
ò Ik let er al op
ò Ik ga er rekening mee houden
De temperatuur is niet op iedere plek gelijk. In koelkasten zonder vriesvak of met een drie- of viersterrenvriesvak is de koudste plek direct boven de groentelade achterin. Het warmst is het boven in de kast. Bij kasten met een één- of tweesterrenvriesvak is dat net andersom. ò Dit wist ik al
ò Ik let er al op
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
ò Ik ga er rekening mee houden
31
MODULE BASIS TECHNIEK
7.
De ideale temperatuur is 5° C. De temperatuur in de koelkast is te meten door een thermometer in een bakje water in het midden van de koelkast te zetten. Een lagere temperatuur kost onnodig energie, bij een hogere temperatuur zal voedsel te snel bederven. ò Dit wist ik al
8.
ò Ik ga er rekening mee houden
Wanneer de koelkast een tijd niet gebruikt wordt, bijvoorbeeld tijdens vakanties, kan de koelkast uit. ò Dit wist ik al
9.
ò Ik let er al op
ò Ik let er al op
ò Ik ga er rekening mee houden
Een slecht sluitende deur ‘lekt’ energie. Je kunt dit controleren door een stukje papier tussen de deur en de koelkast te steken. Voel je weerstand, dan sluit de deur nog goed. Het randje rubber langs de deur is soepel te houden door het regelmatig te reinigen met een vochtige doek. ò Dit wist ik al
ò Ik let er al op
ò Ik ga er rekening mee houden
10. Een volle koelkast verbruikt minder dan een lege. Kies een koelkast op maat van je behoeften. ò Dit wist ik al
ò Ik let er al op
ò Ik ga er rekening mee houden
11. Heb je een diepvriezer? Kies dan een koelkast zonder vriesvak. Dat werkt veel zuiniger. ò Dit wist ik al
ò Ik let er al op
ò Ik ga er rekening mee houden
12. Zorg ervoor dat de koelkast waterpas staat: je krijgt minder snel kieren. ò Dit wist ik al
ò Ik let er al op
ò Ik ga er rekening mee houden
32
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
10 Zet een kruisje bij de meest energievriendelijke en geldbesparende keuze. 1.
ò gloeilamp
ò spaarlamp
2.
ò koken met gasvuur
ò koken met elektrisch vuur
3.
ò koelkast met vriesvak
ò koelkast zonder vriesvak
4.
ò strijken zonder stoom
ò strijken met stoom
5.
ò een douche nemen
ò een bad nemen
6.
ò twee halfvolle wasmachines laten draaien
ò een volle wasmachine laten draaien
7.
ò een diepvrieskist
ò een diepvrieskast (met deuren of schuiven)
8.
ò koken met deksel op de pot
ò koken zonder deksel
9.
ò één portie opwarmen in de microgolfoven
ò één portie opwarmen in de gasoven
10.
ò een grote hoeveelheid opwarmen in de microgolfoven
ò een grote hoeveelheid opwarmen in de gasoven
Welke tip(s) kende je nog niet? ............................................................................. ............................................................................. Welke tip(s) vind je gemakkelijk om toe te passen? ............................................................................. .............................................................................
33
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
11 Sluipverbruik verminderen Elektrische apparaten verbruiken soms ook energie als je het apparaat niet gebruikt of het apparaat ‘uit’ lijkt te staan. Dit noemen we stand-byverbruik, sluipverbruik of continu verbruik. Het sluipverbruik is in een gemiddeld huishouden jaarlijks 400 tot 550 kWh, of 76 tot 105 euro per jaar. Ongeveer de helft van het sluipverbruik is te voorkomen met de volgende tips: • Als het apparaat een uitknop heeft, gebruik deze dan in plaats van de stand-byknop. Soms moet je twee keer drukken op dezelfde knop. • Haal van apparaten die je lang niet gebruikt, de stekker uit het stopcontact. • Heb je verscheidene apparaten bij elkaar staan (bv. computerapparatuur), doe dan alle stekkers in een contactdoos met aan-uitschakelaar. Zet de stekkerdoos na gebruik uit. • Halogeenlampen hebben vaak de schakelaar tussen lamp en transformator. De transformator blijft stroom verbruiken als de lamp uit is. Dit voorkom je door de aan-uitknop tussen transformator en het stopcontact te zetten. • Laders van bijvoorbeeld kruimeldief of tandenborstel verbruiken stroom, ook als er niet geladen wordt. Haal ze uit het stopcontact als je niet laadt. Sommige apparaten functioneren niet zonder stand-by te staan, zoals een koelkast, ketel voor centrale verwarming of een deurbel. Maar vaak is stand-by staan niet nodig en bespaar je elektriciteit door de stekker uit het stopcontact te halen.
34
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
Dit kan bij de apparaten in de tabel waarbij is uitgegaan van een gemiddelde. Apparaat en gemiddelde besparing
Stand-by uitschakelen
• Lader elektrische tandenborstel (11 kWh) • Lader kruimeldief (13 kWh) • Batterij/accu-oplader (5 kWh)
De oplader blijft stroom verbruiken, ook zonder apparaat of als apparaat vol is. Haal de stekker uit het stopcontact als er niet opgeladen hoeft te worden.
• Halogeenlamp (5 kWh) • Babyfoon (6 kWh)
De transformator blijft stroom verbruiken, ook als apparaat of lamp uit staat en de stroom dus niet hoeft te worden ‘getransformeerd’ naar het juiste vermogen. Haal de stekker uit het stopcontact.
• • • • • •
Zolang er een lampje brandt, verbruikt het apparaat stroom en kan dan met de afstandsbediening bediend worden. Als het apparaat echt uit staat, kan het niet meer met de afstandsbediening bediend worden. Soms kan dit alleen door de stekker uit het stopcontact te halen.
Versterker (42 kWh) Tuner (19 kWh) Cassettedeck (25 kWh) Cd-speler (23 kWh) Dvd-speler (61 kWh) Televisie (64 kWh)
• Computer (94 kWh)
Sluit de programma’s af voor je de stekker uit het stopcontact haalt of de stekkerdoos uitzet. Dit is beter voor de harde schijf.
• Printer en scanner (45 kWh)
Haal de stekker uit het stopcontact of sluit aan op stekkerdoos met aan/uitknop.
• Fax/modem (43 kWh)
Haal de stekker uit het stopcontact als je niet bereikbaar hoeft te zijn.
• Espressoapparaat (26 kWh)
Haal de stekker uit het stopcontact of sluit aan op stekkerdoos met aan/uitknop.
• Koffiezetapparaat (1 kWh)
Warmhoudplaatje blijft warm. Koffie kan in thermoskan warm gehouden worden.
• Kookplaat en oven (ook gasoven met stekker, 10 kWh) • (Combi)magnetrons (35 kWh)
Vaak is een lampje of een display met de tijd te zien. Dit verbruik is te voorkomen door een schakelaar aan te brengen tussen het stopcontact en de stekker. Bij inbouwapparaten zal het lastig zijn dit stand-byverbruik te voorkomen omdat de stekker moeilijk te bereiken is.
Totale besparing 528 kWh *
Kostenbesparing ¤ 100,-*
* De totale besparing valt hier hoger uit dan in een gemiddeld huishouden. Niet ieder huishouden zal alle bovengenoemde apparaten in huis hebben. (Bron: Milieu Centraal. Milieu Centraal informeert consumenten over milieuvriendelijk gedrag in het dagelijks leven. De informatie is beschikbaar via www.milieucentraal.nl.) 35
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
12 Welke apparaten met sluipverbruik heb je in huis? 1.
...............................
14.
...............................
2.
...............................
15.
...............................
3.
...............................
16.
...............................
4.
...............................
17.
...............................
5.
...............................
18.
...............................
6.
...............................
19.
...............................
7.
...............................
20.
...............................
8.
...............................
21.
...............................
9.
...............................
22.
...............................
10.
...............................
23.
...............................
11.
...............................
24.
...............................
12.
...............................
25.
...............................
13.
...............................
26.
...............................
Hoeveel toestellen met sluipverbruik heb je in huis? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bij welke toestellen is uitschakelen van sluipverbruik moeilijk? ò Omdat ik dan geprogrammeerde gegevens verlies. Nummers: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ò Omdat het toestel altijd moet aan staan (bv. deurbel). Nummers:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ò Omdat ik (bijna) niet aan de schakelaar kan. Nummers:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ò Om een andere reden, namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Nummers:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoe kan je toch je verbruik verminderen? Oplossingen: ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. .............................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
36
MODULE BASIS TECHNIEK
13 Duid aan wat jij zou kiezen. Wat zijn voor- en nadelen van jouw keuze? 1. Mijn tv-toestel is stuk. De elektricien zegt dat er veel kosten aan zijn. Ik wil graag een nieuwe kopen. ò Ik zet mijn tv op zolder, want ik hoop later nog wat te hergebruiken als de volgende ook stuk gaat. ò Ik breng mijn tv naar een kringloopwinkel. Dan wordt de tv misschien hersteld. ò Als de nieuwe tv wordt gebracht, geef ik mijn oude mee. Ik betaal daar trouwens voor. ò Ik breng mijn tv naar het plaatselijke containerpark. 2. Ik ga op vakantie en ik heb geen fototoestel. Ik zou toch graag foto’s maken. ò Ik koop een wegwerptoestel. ò Ik leen een toestel van een goede vriend. Daarom breng ik een leuk souvenir voor hem mee. ò Ik koop een toestel met oplaadbare batterijen. ò Ik ga naar de kringloopwinkel. Daar vind ik wel een prima tweedehands fototoestel. ò Ik koop een toestel in de aanbieding. Dan ben ik mee met de nieuwste trends en snufjes. 3. Op de jaarafrekening lees ik dat mijn elektriciteitsverbruik met tien procent is gestegen. ò ò ò ò ò
Ik ga na wat ik het laatste jaar allemaal heb gekocht en probeer de grote slokop te vinden. Dat moet een fout zijn. Ik bel naar de elektriciteitsmaatschappij en vraag meer uitleg. Ik doe niets, want dat is normaal. Het verbruik stijgt toch elk jaar. Ik vervang alle gloeilampen door spaarlampen. Ik zoek een andere elektriciteitsleverancier die beter bij mijn verbruikspatroon past.
4. Ik hoor op het tv-nieuws: ‘Hoog energieverbruik zorgt voor snelle klimaatsverandering.’ ò Ik ben geen grote verbruiker. Ze moeten bedrijven aanpakken en winkels met grote reclameborden. ò Ik verheug me al op warme tijden. ò Als ik een nieuw apparaat ga kopen, let ik op het energieverbruik. ò Ik zap vlug weg. ò Hoezo? Ik probeer meer te weten te komen over nadelige gevolgen van hoog energieverbruik. ò Ik probeer te weten te komen hoe ik kan overschakelen op energie uit duurzame energiebronnen. 5. Onlangs kregen alle Vlaamse gezinnen gratis spaarlampen, maar tot nu toe is is er in bijna een derde van de huishoudens geen enkele spaarlamp gebruikt. Heel wat van de lampen zijn niet afgehaald of liggen ongebruikt stof te verzamelen. ò ò ò ò ò
Ik haal de spaarlamp af, maar gebruik ze niet. Ik haal de spaarlamp af, maar er is nog geen gloeilamp stuk die ik kan vervangen. Ik kies voor een spaardouchekop in plaats van een spaarlamp. Ik haal de spaarlamp niet af. Ze moeten ze brengen. Ik haal de spaarlamp en gebruik ze.
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
37
MODULE BASIS TECHNIEK
14 Evaluatie: wie zuinig is met energie, spaart geld. ó Welke energiezuinige tips pas je al toe? Geef er minstens één voorbeeld van. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ó Welke tips uit deze lessen rond energiezuinig leven vind jij zeer haalbaar voor jezelf? Geef er drie en leg uit waarom jij deze aanbeveling zo haalbaar vindt. 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarom? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarom? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarom? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .............................................................................
38
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
15 Evaluatie 1. Zon, wind en water zijn hernieuwbare energiebronnen. Welke energiebron hoort daar nog bij? ò ò ò ò
aarde vuur kernenergie gas
2. Waarom zijn niet-hernieuwbare energiebronnen voor het milieu minder goed dan hernieuwbare energiebronnen? ò omdat we niet-hernieuwbare energiebronnen altijd moeten vervoeren vanuit het buitenland. ò omdat niet-hernieuwbare energie zorgt voor vervuiling bij de verbranding en problemen bij bevoorrading. ò omdat niet-hernieuwbare energiebronnen bijna opgebruikt zijn en dan veel te duur worden. ò omdat niet-hernieuwbare energiebronnen volgens ouderwetse methodes worden gebruikt. 3. De koelkast en de diepvriezer verbruiken samen ongeveer één vijfde van de elektriciteit thuis. Hoe komt het dat deze toestellen zoveel verbruiken? ò ò ò ò
omdat de motor 24 uur op 24 uur moet werken. omdat ze op eenzelfde zekeringengroep zijn aangesloten. omdat ze slecht geïsoleerd zijn. omdat ze constant een koude temperatuur moeten bewaren.
4. Welke soort lamp is de beste om een klaslokaal te verlichten? ò ò ò ò
spaarlamp tl-buis gloeilamp halogeenlamp
5. Waarom is het meestal beter een diepvriezer in de garage of de kelder te zetten dan in de keuken? ò ò ò ò
omdat het in de keuken veel te koel is om de diepvriezer neer te zetten. omdat de garage en de kelder meestal een stuk koeler zijn dan de keuken. omdat dat beter past qua inrichting. omdat de diepvriezer te veel plaats inneemt.
6. Welke manier van koken is het meest energiezuinig? ò ò ò ò
koken met veel water een kleine kookpot op een groot vuur met een glazen deksel op de kookpot met een roerlepel tegen het aanbranden
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
39
MODULE BASIS TECHNIEK
7. Welk apparaat heeft bij normaal gebruik het hoogste jaarverbruik? ò ò ò ò
computer wasmachine waterbed stofzuiger
8. Welke maatregel levert bij gemiddeld gebruik de grootste energiebesparing op? ò ò ò ò
vervangen van gloeilampen door spaarlampen. naar het sportnieuws luisteren op de radio in plaats van het te bekijken op tv uitschakelen van sluipverbruik. het geluid van radio, tv en hifi met twintig decibel verminderen.
9. Welke maatregel werkt het snelst kostenbesparend? ò ò ò ò
vervangen van gloeilampen door spaarlampen. installatie van zonnepanelen. uitschakelen van sluipverbruik. een plastic teil kopen om in af te wassen.
10. Wanneer betaal ik een Recupel-bijdrage? ò ò ò ò
als ik meer dan een kilo afval deponeer in een containerpark. als ik een versleten elektrisch apparaat aanbiedt in een elektrozaak. als ik een nieuw apparaat koop dat op elektriciteit werkt. als vast percentage bij mijn belastingsbrief.
40
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE BASIS TECHNIEK
16 Evaluatie 1. Welke besparingen vind jij zinvol? ............................................................................. Waarom? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Welke besparingen vind jij gemakkelijk? ............................................................................. Waarom? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Welke besparingen vind jij moeilijk om vol te houden? ............................................................................. Waarom? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Schrijf hier een tip die je heel nuttig vindt. ............................................................................. Wat doe jij? altijd
dikwijls
soms
nooit
Ik doe het licht uit in de kamer waar niemand is.
ò
ò
ò
ò
Ik kleed me warm aan in de winter, ook in huis.
ò
ò
ò
ò
Ik zet de radio af als ik niet meer luister.
ò
ò
ò
ò
Ik kijk op mijn jaarafrekening van elektriciteit na hoe mijn verbruik evolueert.
ò
ò
ò
ò
Bij aankoop van nieuwe toestellen houd ik vooral rekening met energiebesparing.
ò
ò
ò
ò
Ik beperk het sluipverbruik in mijn huis zoveel mogelijk.
ò
ò
ò
ò
Ik breng oude toestellen naar de kringloopwinkel als ze nog herstelbaar zijn.
ò
ò
ò
ò
Ik praat met anderen over energiebesparing in huis.
ò
ò
ò
ò
Ben jij veranderd door de informatie over energiezuinig omgaan met apparaten? ò ja
Wat is er veranderd? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
ò nee
Waarom niet?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
41
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
Module Wonen en milieubewust consumeren
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
1 De familie Huysmans-Verstappen
Dirk Huysmans is 33 jaar en werkt als arbeider. Zijn vrouw Leen is 34 jaar en werkt deeltijds als gezinshelpster bij het OCMW. Ze hebben twee kinderen: Stijn en Tine. Stijn is 10 en speelt muziek, Tine is 7 en speelt voetbal. Dirk en Leen huren al enkele jaren een huis. Ze hebben er een mooie tuin en daar houden ze wel van. Leen tuiniert graag en de kinderen beleven er dolle pret. In de zomermaanden leggen Leen en de kinderen samen een kleine moestuin aan. Zo kunnen ze ‘s zomers al eens boontjes eten uit de tuin. Het contact met de huisbaas loopt echter niet altijd even vlot. Daarom overwegen Leen en Dirk om te verhuizen. Dat is een serieuze beslissing en Leen en Dirk willen er dan ook goed over na denken.
VRAGEN 1. Wat was bepalend bij de keuze van een woning? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
2. Waarmee moeten Leen en Dirk allemaal rekening houden? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
43
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
2 Hoe kom jij naar het centrum voor basiseducatie?
1. Met welk(e) vervoermiddel(en) kom jij naar het centrum voor basiseducatie? ........................................................................ 2. Welke soort energie verbruikt dit vervoermiddel? ........................................................................ 3. Op welke andere manieren kan je nog naar het centrum komen? Welke vervoermiddelen en welke soort energie heb je hiervoor nodig? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ 4. Volgende week moet je naar Brussel. Je wil de stad gaan bezichtigen. Noem vier manieren om daar te geraken en noteer welke voor- en nadelen eraan verbonden zijn. vervoermiddel
voordelen
nadelen
1.
2.
3.
4.
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
44
Bestemming
postkantoor
Datum
.../.../...
fiets
Vervoermiddel auto (zelf rijden), auto (meerijden), trein, tram, bus, fiets, te voet geen luchtvervuiling, gezond, altijd parkeerplaats
Voordelen
- ik werd nat, want het regende - het was druk en ik moest goed opletten
Nadelen
neen
Zou ik een milieuvriendelijker vervoermiddel kunnen gebruiken voor dit traject? Zo ja, welk?
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
3 Welke vervoermiddelen gebruik ik?
45
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
4 Combinatie wonen en vervoer Dirk en Leen merken dat ze nu heel vaak in de auto zitten. Vooral Leen heeft de wagen veel nodig. Zij werkt als gezinshelpster en gebruikt de auto om naar haar cliënten te rijden. ’s Morgens neemt ze de kinderen mee, want die gaan naar school in de buurt van haar werk. ’s Middags is Leen klaar met werken en rijdt ze naar huis. Twee namiddagen per week haalt Leen de kinderen af van school. Ze brengt dan ook Joris en Floor mee, de twee kinderen van de buren. De andere namiddagen brengt de buurman Stijn en Tine mee naar huis. Op woensdag is het echt druk. Wanneer Leen dan thuis komt, zijn Stijn en Tine al bij de buren. Samen eten ze boterhammen en dan brengt Leen Tine naar het voetbal en Stijn naar de muziekschool. Leen gaat daarna een uurtje op bezoek bij haar ouders. Meestal rijdt ze dan met haar moeder naar de supermarkt. Nadien volgt het omgekeerde traject. Dirk heeft de auto minder nodig. Hij kan ‘s morgens en ‘s avonds meerijden met Fons, een collega uit het dorp. Dirk heeft met Fons afgesproken maandelijks een bedrag te betalen als tussenkomst voor de benzine. Alleen in het weekend gebruikt Dirk regelmatig de wagen. Dirk speelt slagwerk in een bandje en elke vrijdagavond wordt er gerepeteerd in de stad. Soms gebruikt Dirk de auto ook om naar een optreden te rijden. Toch proberen Leen en Dirk hun activiteiten in het weekend dicht bij huis te houden, zodat ze de auto dan voor de deur kunnen laten staan. Op zondag gaan de kinderen met de fiets naar de scouts en Leen en Dirk maken dan vaak zelf een tochtje per fiets. Dat ontspant hen.
VRAGEN 1. Hoe kunnen Leen en Dirk rekening houden met hun vervoersperikelen bij het zoeken naar een ander huis? Wat raad jij hen aan? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ 2. En jij, woon jij goed wat vervoer betreft? Zou je er rekening mee houden, mocht je verhuizen? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
46
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
5 Een nieuw huis?
Het is donderdagavond. Leen, Dirk en de kinderen zijn opgetogen. Ze zijn net naar een huis gaan kijken. Echt iets voor hen! Niet te groot, maar toch ruim genoeg, een leuke tuin, vriendjes van school in de buurt en een huurprijs die binnen het budget valt. Goed nieuws dus. Dirk besluit Bart, een vriend, te bellen om samen nog een tweede keer naar het huis te gaan kijken. Na het telefoontje met Bart neemt het enthousiasme snel af. Bart heeft horen vertellen dat er op een leegstaand terrein in de directe omgeving van het huis een discotheek zal worden gebouwd. VRAGEN ó Hoeveel waarde heeft ‘van horen zeggen’? ó Waar kunnen Leen en Dirk terecht om echt aan de weet te komen of er in die buurt een discotheek zal worden gebouwd? ó Wat raad jij hen aan? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
47
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
6 Milieuladder
preventie
hergebruik
recyclage
verbranden
storten
Ladder van Lansink
Wat scoort best op de ladder van Lansink? Duid aan. 1.
ò Ik breng een oude kast naar de kringloopwinkel. ò Ik zaag de oude kast in stukken voor mijn kachel.
2. ò Ik koop een toestel om petflessen samen te drukken: zo krijg ik meer in de afvalzak. ò Ik koop drank in flessen met statiegeld. 3. ò Ik hang een sticker ‘Geen reclamedrukwerk’ op mijn brievenbus. ò Ik breng oud papier altijd naar het containerpark. 4. ò Yoghurt voor de kinderen koop ik in kleine potjes met verschillende smaken fruit. ò Yoghurt voor de kinderen koop ik in gezinspotten en ik voeg zelf vers fruit toe. 5. ò Ik neem zelf een tas mee naar de winkel en ik aanvaard geen plastic zakjes. ò Plastic zakjes van de winkel zijn handig om thuis spullen in op te bergen. 6. ò Boterhammen voor ‘s middags op het werk houd ik vers in een brooddoos. ò Boterhammen voor ‘s middags op het werk houd ik vers in aluminiumfolie. 7.
ò Ik koop champignons in blik. ò Ik koop verse champignons.
8. ò De schommel heb ik te koop gesteld via de zoekertjeskrant. ò De schommel heb ik ontmanteld en het oud ijzer heb ik naar het containerpark gebracht. 48
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
7 Oude en nieuwe bedden
Drie maand later ... zaterdagavond. Leen, Dirk, Stijn en Tine zitten aan de keukentafel. Honger hebben ze wel van een hele dag te verhuizen. Straks slapen ze voor de eerste keer in hun vertrouwde bed, maar in een nieuw huis. Iedereen behalve Stijn, want die heeft een nieuw bed gekregen. Het oude bed werd nog mee verhuisd, want Leen en Dirk wilden het graag gebruiken als logeerbed. Bij nader inzien is een tweepersoonsbed dan wel beter. De verhuizing heeft echter wel al wat geld gekost en een nieuw tweepersoonsbed is niet goedkoop. Volgende maand komen echter Tante Nele en Oom Rik voor enkele dagen op bezoek. Rik is de broer van Dirk. Samen met zijn vrouw Nele woont en werkt hij gedurende twee jaar in Italië. Leen en Dirk willen dus graag dat de logeerkamer klaar is tegen dat bezoek. Daarenboven willen ze ook graag een oplossing voor het oude bed van Stijn. Want daar heeft nu niemand wat aan.
VRAGEN Wat raad jij hen aan? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
49
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
8 Huisvuilophaling
Verhuizen ... het is toch wat. Op je vorige adres ruim je op, je gooit een aantal dingen weg en je stopt alles in dozen. Op je nieuwe adres pak je de dozen weer uit en opnieuw heb je dingen om weg te doen. Daarenboven heb je na de verhuis een heleboel kartonnen dozen. Dat is ook het geval bij Dirk en Leen. Dirk wil alles netjes sorteren. Maar wat hoort er nu weer thuis in welke zak? Waarvoor dienen de containers? Wanneer wordt de vuilnis opgehaald? Wat met oude lampen? Wat met grof vuil? En wat kost dat allemaal? VRAGEN ó Waar vindt Dirk een antwoord op al deze vragen? ó Kan jij Dirk even helpen? Wat raad je hem aan? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
50
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
9 In het compostvat: wat wel en wat niet?
1. Wat zijn volgens jou voor- en nadelen van zelf composteren? Voordeel
Nadeel
........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ 2. Waar plaats je best een compostvat? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ 3. Wat mag er in een compostvat? Wel
Niet
verwelkte snijbloemen
ò
ò
theezakjes
ò
ò
gekookte groenten
ò
ò
kattenbakvulling
ò
ò
konijnenmest
ò
ò
koffiedik met filter
ò
ò
grasmaaisel
ò
ò
onkruid
ò
ò
zand
ò
ò
as van de open haard
ò
ò
versnipperd snoeihout
ò
ò
wc-rolletje
ò
ò
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
51
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
10 Aanleg van de tuin
Leen en Dirk hebben een middelgrote tuin aan hun nieuwe huis. Het is een lange tuin, een tuin van een rijwoning. Langs de scheiding met de buren staan er struiken. Verder is er enkel gras. ‘s Zomers moet er dus wel wat gras gemaaid worden. De gftcontainer zit dan nog sneller vol: niet alleen groenten- en fruitresten, maar ook het gemaaide gras. Tijdens de zomer legt Leen met de kinderen een kleine moestuin aan. Dat is al een stukje gras minder dat moet worden gemaaid. Op de school van Stijn en Tine zijn er kuikentjes uit het ei gekomen. De school zoekt pleeggezinnen voor de kuikens. Stijn en Tine zijn dolenthousiast. De school heeft ook plannen om het zwerfvuil rondom de school aan te pakken. VRAGEN ó Wat raad jij Dirk en Leen aan? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ó Teken een plan voor de tuin.
TERRAS
52
TUIN
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
BERGING
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
11 Ben jij een zakkenvuller? Ben jij een zakkenvuller? Bezoek de website www.ovam.be, klik op ‘afval voorkomen’, dan op ‘zelftest’ en ten slotte op ‘doe de test’. Vul nu de test ‘Ben jij een zakkenvuller?’ in. Bekijk nadien de tips (klik op ‘tips’). Noteer hieronder de tips die jij nuttig vindt en die je thuis kan gebruiken. ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ Bekijk ook de antwoorden en scores (klik op ‘antwoorden en scores’). Je ziet nu aan de hand van de vuilniszakken in verschillende kleuren welke antwoorden het meest/minst verpakkingsafval meebrengen. Welke producten bevatten veel verpakkingsafval? ........................................................................ ........................................................................ Zijn er producten die je nu koopt, die veel verpakkingsafval bevatten en die je zou willen vervangen door producten met minder of geen verpakkingsafval? Zo ja, welke? ........................................................................ ........................................................................ Kan je op het internet nog extra tips vinden om afval te voorkomen? Bezoek de site www.ilva.be en klik op ‘afvalpreventie’. Hier vind je tips om afval te voorkomen. Er zijn vijf rubrieken: ó Afvalarm winkelen (klik op ‘afvalarm winkelen’) ó Afvalarm tuinieren (klik op ‘afvalarm tuinieren’) ó Thuiscomposteren (klik op ‘thuiscomposteren’) ó Liever geen reclamedrukwerk (klik op ‘liever geen reclamedrukwerk’) ó Kringloopcentra (klik op ‘kringloopcentra’) Noteer hieronder de tips die jij nuttig vindt en die je thuis kan gebruiken. ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
53
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
12 Zwerfvuil
Blikvanger afgevoerd Aan sommige Vlaamse scholen en in heel wat gemeenten zie je ze: de blikvangers. Maar blikvangers helpen niet echt het afval verminderen. Blikvangers maken wegwerpverpakkingen en zwerfvuil ongewild populair. Het is duidelijk. Keil je leeggeslurpt blik van op een afstand in het net: niets leuker dan dat. Met die saaie flesjes kan dat niet. Blikvangers hebben niets met het voorkomen van afval te maken. Bovendien komen niet alleen blikverpakkingen in het net terecht. En dan belandt de volledige oogst toch nog bij het restafval. De milieuwinst is nul. Sommigen pleiten er zelfs voor om langs wegen of op openbare plaatsen nog zo weinig mogelijk vuilbakken en blikvangers te plaatsen. Zo geef je het signaal dat de burger zelf maar voor zijn afval moet zorgen en dat afval achterlaten niet langer als normaal wordt beschouwd. Blikvangers geven eerder het signaal dat de productie van afval vanzelfsprekend is. De blikvanger kwam vanuit Nederland overgewaaid. Daar is hij al lang op de terugweg. De blikvanger kan dus niet meer zijn dan een overgangsmaatregel naar de moeilijkere stap van afval voorkomen. Bron: Mosterd, februari 2003, nr. 1, uitgave van ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel (www.milieuzorgopschool.be). Bewerking Boudewijn Goos. VRAGEN ó Weet je plaatsen waar veel zwerfvuil ligt? ó Indien ja, waar? ........................................................................ ó Hoe zou dat komen? ........................................................................ ó Welke argumenten tegen blikvangers staan in de tekst? 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Ben jij voor of tegen blikvangers? Waarom? 54
........................................................................ ........................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
13 Evaluatie Het belangrijkst bij het omgaan met afval is ... Afval goed sorteren Afval verwerken Afval voorkomen Plaats een cirkel om het antwoord van jouw keuze. Je hebt nu heel wat tips verzameld om afval te voorkomen. Bekijk hiervoor opnieuw werkbladen 8, 9, 10 en 11. Welke tips zouden we in het centrum voor basiseducatie kunnen toepassen en waarom? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ Kies samen met de groep één tip voor het centrum voor basiseducatie. Hou hierbij rekening met: ó Is dit mogelijk binnen de muren van het centrum? ó Zal dit geld kosten en, zo ja, hoeveel? ó Is er personeel voor nodig? ó ... Kortom, is deze tip haalbaar voor het centrum voor basiseducatie? Formuleer hieronder de tip. ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ Beslis nu samen hoe je de tip ‘aan de man’ zal brengen. Noteer hieronder welke stappen je zal zetten en hoe je de tip voor iedereen (lesgevers en cursisten) duidelijk zal maken. ........................................................................ ........................................................................ 55
........................................................................ ........................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
14 Energie besparen Noteer tips voor elke categorie. Je kan ook gebruik maken van het internet. Bezoek de website www.energiesparen.be en klik op ‘tips’ Verlichting: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................ Koelen en vriezen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................ Koken:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................ Afwassen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................ Wassen, drogen en strijken: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................ Verbruik van warm water: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................ Andere: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
56
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
15 Duurzame producten
Een duurzaam product is ... ó een product dat wetenschappelijke oplossingen biedt voor de vervuiling; ó een product dat ertoe bijdraagt dat mensen in een gezond milieu kunnen leven zonder verspilling of vernietiging van de aarde; ó een product dat de mensen toelaat zeer comfortabel te leven. Ken je voorbeelden? Welk product is duurzaam en welk niet? duurzaam
niet duurzaam
1. gloeilamp
ò
ò
2. spaarlamp
ò
ò
3. wegwerpscheermesjes
ò
ò
4. zakdoek
ò
ò
5. boek uit bibliotheek
ò
ò
6. plastic rozen
ò
ò
7. suikerklontjes per stuk verpakt
ò
ò
8. plastic kinderzwembad in de tuin
ò
ò
9. rundvlees uit Argentinië
ò
ò
10. fiets
ò
ò
11. weelderige geschenkverpakking
ò
ò
12. katoenen luier voor baby
ò
ò
13. colaflesje met statiegeld
ò
ò
14. aardbeien uit eigen tuin
ò
ò
15. aardbeien in de winter uit verwarmde serre
ò
ò
57
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
16 Duurzaam omgaan met de aarde
Duurzaam omgaan met de aarde is ... ó respect hebben voor de aarde en het leven op aarde; ó energiezuinig leven; ó zorg dragen voor het milieu en zorg dragen voor mens- en milieuvriendelijke levensomstandigheden voor alle volkeren. Heb jij er al eens bij stil gestaan dat wij hier heel anders leven dan de volkeren die wonen aan de andere kant van de planeet? Kan je de verschillen benoemen tussen bijvoorbeeld België en Kongo? België
Kongo
1. kookgerief 2. kleding 3. koelapparaten 4. communicatiemiddelen (apparaten) 5. verkeer 6. straatverlichting
We gaan nu bekijken welke gevolgen onze levenswijze heeft voor de aarde en alle volkeren die erop leven. Je ontvangt nu de folder www.voetafdruk.be. Hoeveel hectare grond is er ter beschikking op onze planeet? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoeveel mensen zijn er op onze planeet?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Op hoeveel grond hebben we dan recht? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het verbruik van: ó de Belg = . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó de Europeaan = . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó de Amerikaan = . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó de Tanzaniaan = . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó de Indiër = . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
58
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
En wat is jouw verbruik? Bezoek de site www.voetafdruk.be, klik op ‘ecologische voetafdruk’, dan op ‘test jezelf: meet je eigen ecologische voetafdruk’ en ten slotte op ‘grondige scan’. Hoeveel hectare grond verbruik jij of hoe groot is jouw voetafdruk? ........................................................................ Bekijk ook de tips om je voetafdruk te verkleinen. Welke tips kan jij thuis toepassen? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
59
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
17 Consumptiemaatschappij
Stijn komt thuis van school. Zoals elke schooldag vraagt Leen of hij huiswerk heeft. Nee, dat heeft hij niet vandaag. Geen huiswerk, maar wel vragen, veel vragen. Vandaag heeft Stijn op school geleerd over rages: pantoffels van Samson, boekentassen van K3, ... De juf heeft verteld over de consumptiemaatschappij. ‘Maar mama, wat is dat eigenlijk de consumptiemaatschappij?’. VRAGEN ó Kan jij kenmerken opnoemen van de consumptiemaatschappij? Denk hierbij ook aan de film Goodbye Lenin. ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ó Heb jij tips om minder te gaan consumeren? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ 60
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE WONEN EN MILIEUBEWUST CONSUMEREN
18 Wat heb jij gisteren verbruikt?
1. Vul de tabel in. Tijdstip
Handeling/activiteit
Verbruik
bv. ’s morgens
- opgestaan, licht aangestoken - verwarming aangezet - koffie gezet
- elektriciteit - aardgas - water, koffie, elektriciteit
2. En jij, kan jij je verbruik verminderen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
61
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
Module Kaartvaardigheid, mobiliteit en leefmilieu Rubriek verkeer en mobiliteit
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
1 Hoe verplaats jij je tussen je woonplaats en het centrum voor basiseducatie?
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Woonplaats: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstand tot het centrum voor basiseducatie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Deel 1 – Hoe doe je het nu? 1. Hoe kom jij gewoonlijk naar het centrum? (duid elk antwoord aan dat van toepassing is) ò te voet ò met de fiets ò met openbaar vervoer ò met de bromfiets ò met de auto (alleen, als bestuurder) ò met de auto (samen met een andere cursist) Vind je dat je op een milieuvriendelijke manier naar het centrum komt? ò ja ò neen Waarom (niet)? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Ga je te voet naar het centrum?
ò ja
ò neen
Indien neen, ga naar vraag 3. ò Ik word er wakker van ò Om wat beweging te hebben ò Ik ga te voet, samen met iemand anders ò Het is kosteloos ò Ik hou van de weg waarlangs ik wandel ò Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Waarom kom je niet te voet naar het centrum? ò ò ò ò ò
Ik doe dat nooit Ik ga nooit te voet, als het slecht weer is Ik word er moe van Het gaat te traag Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
63
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
4. Kom je met de fiets naar school?
ò ja
ò neen
Indien neen, ga naar vraag 5. ò Ik word er wakker van ò Om wat beweging te hebben ò Het is snel en ik kies zelf waarlangs ik fiets ò Het is goedkoop ò Ik hou van de weg waarlangs ik fiets ò Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. Waarom kom je niet met de fiets naar school? ò ò ò ò ò
Ik doe dat nooit Ik fiets nooit, als het slecht weer is Ik kan niet fietsen Ik vind fietsen te gevaarlijk andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6. Kom je met openbaar vervoer naar school?
ò ja
ò neen
Indien neen, ga naar vraag 7. ò Dan heb ik tijd om met anderen te praten ò Dan ben ik van niemand afhankelijk ò Het is goedkoop voor mij ò Er is een halte dicht bij mij thuis en het centrum ò Openbaar vervoer is stipt. Dan geraak ik rond zoals gepland ò Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7. Waarom kom je niet met openbaar vervoer? ò ò ò ò ò ò ò
Ik rijd nooit met openbaar vervoer Ik neem nooit het openbaar vervoer, als het slecht weer is Openbaar vervoer is nooit op tijd Er is geen halte dichtbij Het is te duur Ik begrijp de dienstregeling niet Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8. Kom je met de bromfiets naar school?
ò ja
ò neen
Indien neen, ga naar vraag 9. ò Dat gaat snel ò Ik vind altijd gratis parking ò Voor mij is het gratis: iemand anders betaalt de brandstof ò Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9. Waarom kom jij niet met de bromfiets naar school? ò ò ò ò ò
Ik kom nooit met de bromfiets Ik ben niet beschermd tegen koude en regen Ik vind dat te gevaarlijk Ik kan niet met de bromfiets rijden Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
64
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
10. Kom je met de auto naar school?
ò ja
ò neen
Indien neen, ga naar vraag 11. ò Dat gaat snel ò Ik vind altijd gratis parking ò Iemand pikt mij op ò Ik ben beschermd tegen koude en regen ò Voor mij is het gratis: iemand anders betaalt de brandstof ò Ik heb nog andere bestemmingen onderweg ò Ik kom uistsluitend met de auto, als het slecht weer is ò Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11. Waarom kom jij niet met de auto naar school? ò ò ò ò ò ò
Ik kom nooit met de auto Ik kan niet met de auto rijden Mijn partner heeft de auto nodig Ik vind dat te duur Ik vind dat gevaarlijk Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
65
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
Deel 2 – Hoe kan het in de toekomst anders? 12. Wat zou jou aansporen om te voet naar het centrum te komen? (duid elk antwoord aan dat van toepassing is) ò ò ò ò
Iemand die met mij meewandelt Het verkeer, de straten en de kruispunten op weg naar het centrum zijn veilig Er is minder autoverkeer in de buurt van het centrum Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
13. Wat zou jou aansporen om naar het centrum te fietsen? (duid elk antwoord aan dat van toepassing is) ò ò ò ò ò
Herstelplaatsen voor veilige en goed onderhouden fietsen Veilige, overdekte stalplaats waar ik de fiets slotvast kan achterlaten Veilige fietsroute naar het centrum Een douche op het centrum Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
14. Wat zou jou aansporen om het openbaar vervoer te nemen? (duid elk antwoord aan dat van toepassing is) ò ò ò ò ò ò
Heb je er al eens gedacht om met de fiets naar het centrum voor basiseducatie te gaan?
Overdekte haltes Veelvuldige busdiensten Een halte dichter bij mijn huis Een halte dichter bij het centrum Informatie over de dienstregeling en reisschema dicht bij de uitgang van het centrum Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15. Wat zou jou aansporen om te carpoolen? (duid elk antwoord aan dat van toepassing is) ò Het centrum organiseert het carpoolsysteem ò Ik ken de cursist met wie ik dan samen naar het centrum kom ò Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16. Wat zou jou aansporen om je auto thuis te laten? (duid elk antwoord aan dat van toepassing is) ò ò ò ò ò
Veilige voet- en fietspaden Het openbaar vervoer is gratis Het openbaar vervoer is gemakkelijker in gebruik Carpooling is mogelijk Andere reden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
17. Als je op een andere wijze naar het centrum komt dan met de bromfiets of de auto, hoe zou dat dan zijn? (duid slechts één antwoord aan dat van toepassing is) ò ò ò ò
te voet met de fiets met openbaar vervoer carpooling
Reden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Reden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
66
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
2 Mobiliteitsdagboek: noteer in de kolommen Datum: gedurende een week elke dag alle verplaatsingen noteren. Bestemming: centrum voor basiseducatie, ontspanning, familie- of vriendenbezoek, werk, diensten, winkel. Vervoermiddel: te voet, met de fiets, met bus of tram, met de trein, met de bromfiets, met de auto alleen als bestuurder, met de auto samen met anderen. Afstand: in veelvouden van 100 m en/of 1 km Opmerkingen: de weersomstandigheden, bagage, andere, ... Datum en uur
Bestemming
Vervoermiddel
Afstand
Opmerkingen
67
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
3 Wat vind jij belangrijk bij je keuze van een vervoersmiddel? 1. Welk vervoermiddel vind jij het veiligst (+)? Het minst veilig (-)? A: wagen B: trein C: bus, tram, metro
D: te voet E: fiets
2. Welk vervoermiddel vind jij het meest comfortabel (+)? Het minst comfortabel (-)? A: wagen B: trein C: bus, tram, metro
D: te voet E: fiets
3. Welk vervoermiddel vind jij het goedkoopst (+)? Het duurst (-)? A: wagen B: trein C: bus, tram, metro
D: te voet E: fiets
4. Welk vervoermiddel vind jij het meest milieuvriendelijk (+)? Het meest vervuilend (-)? A: wagen B: trein C: bus, tram, metro
D: te voet E: fiets
5. Welk vervoermiddel vind jij het snelst (+)? Het traagst (-)? A: wagen B: trein C: bus, tram, metro
D: te voet E: fiets
6. In welk vervoermiddel heb jij het meest sociaal contact (+)? In welk het minst (-)? A: wagen B: trein C: bus, tram, metro
D: te voet E: fiets
7. Welk vervoermiddel schenkt je het meest aanzien? (+)? Welk het minst (-)? A: wagen B: trein C: bus, tram, metro
D: te voet E: fiets
68
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
4 Evaluatie van de verschillende vervoersmiddelen voor de zeven belangrijkste factoren in Vlaanderen. Waardering per factor op een schaal van 1 tot 5 (1 = een lage waardering voor die factor – 5 = de hoogste waardering) 1
2
3
4
5
6
7
VEILIGHEID
COMFORT
PRIJS
MILIEU
SNELHEID
SOCIAAL CONTACT
AANZIEN
A: wagen
2,6
4,8
2,0
1,4
4,5
1,8
4,7
B: trein
4,1
3,2
1,9
2,8
4,0
3,6
3,2
C: bus tram metro
3,4
2,7
2,2
2,0
3,1
3,4
2,7
D: te voet
3,1
1,8
4,9
4,9
1,2
3,5
1,8
E: fiets
1,8
2,6
4,0
4,0
2,2
2,8
2,7
Bron: Verkeer: MOS – verkeer op school, rubriek Automatisch, p. 4, samenstelling ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Natuur- en Milieueducatie & Informatie, project Milieuzorg op School (MOS), 2004.
Vergelijk jouw antwoord met wat Vlamingen belangrijk/niet belangrijk vinden. MIJN MENING Hoogste
Laagste
VLAMINGEN Hoogste
Commentaar
Laagste
1. Veiligheid 2. Comfort 3. Prijs 4. Milieu 5. Snelheid 6. Sociaal Contact 7. Aanzien
69
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
5 Afstand, tijd en vervoerskeuze 1. Welke afstand wil ik maximum te voet afleggen? Bv. om naar een bakker te gaan, een boodschap te doen ó Te voet:
..............
Die afstand kan ik stappen in
..............
minuten
2. Welke afstand wil ik maximum met de fiets afleggen? Bv. om naar een bakker te gaan, een boodschap te doen ó Met de fiets:
..............
Die afstand kan ik fietsen in
..............
minuten
3. Welke afstand wil ik maximum met bus, tram, metro afleggen? Bv. om in een andere wijk of een gemeente iets op te halen ó Met bus, tram, metro: Die afstand kan ik afleggen in
.............. ..............
minuten
4. Welke afstand wil ik maximum met de trein afleggen? Bv. om in een andere stad of gemeente naar een dokter te gaan ó Met de trein:
..............
Die afstand kan ik afleggen in
..............
minuten
5. Welke afstand wil ik maximum met de auto afleggen? Bv. om in een andere stad of gemeente iets te kopen ó Met de auto:
..............
Die afstand kan ik afleggen in
..............
minuten
6. Hieronder staat een vervoerscirkel. Het centrum voor basiseducatie is het middelpunt. Duid aan met een kruisje in welke cirkel jij woont. Komt jouw huidig vervoersmiddel overeen met wat in de vervoerscirkel staat? het centrum voor basiseducatie
te voet 750 m à 1 km
met de fiets 3 à 4 km
met de bus of de auto 70
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
6 Observatieopdracht: de weg naar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Naar: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Van: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . naar: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstand enkel (schatting):. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vervoermiddel: (meer dan één aankruisen is mogelijk) ò ò ò ò ò
te voet met de fiets met de bromfiets met de auto met openbaar vervoer: . . . . . . . . . . . . . . . .
1. Waarom kies je deze route? (meer dan één antwoord mogelijk) ò ò ò ò ò ò ò ò ò
de kortste route een veilige route de enige route vanwege de verkeerslichten een gemakkelijke route een bekende route ik ben dan samen met vriend(inn)en of familie een mooie route andere reden, namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2. Welke plaatsen (bv. kruispunten, straten of gedeelten van straten) of verkeersomstandigheden op de route vind jij onveilig? 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................ 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................................................................
71
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
3. Waarom vind jij deze plaatsen gevaarlijk? Kruis aan en noteer ernaast de gevaarlijke plek. ò hoge snelheid ò te hoge verkeersdrukte ò slecht zicht of onoverzichtelijke situatie ò auto’s rijden door rood licht ò te veel geparkeerde auto’s ò moeilijke oversteek ò geen verkeerslichten ò te brede straat ò geen of te weinig plaats voor mij ò andere reden, namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Welke delen van de route vind jij veilig en waarom? Waar?
Veilig
Waarom?
5. Welke verbindingen ontbreken of zijn onvolledig om de bestemming te kunnen bereiken? ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ 6. Welke delen van de route vind jij aangenaam of onaangenaam en waarom? Waar?
Aangenaam
Onaangenaam
Waarom?
72
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
7 Evolutie van het aantal doden 30 dagen en ernstig gewonden volgens de aard van de weggebruiker, 1980-2002.
1980
1990
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
Voetgangers
2.913
1.964
1.046
1.017
976
930
763
861
804
Fietsers
2.427
2.063
1.293
1.352
1.239
1.235
1.105
1.000
1.000
Bromfietsers
3.149
2.447
1.251
1.297
1.310
1.222
1.172
1.033
1.001
Motorfietsers
1.467
1.005
1.038
1.091
1.016
1.013
990
971
991
• Bestuurders
7.267
7.382
5.166
5.166
5.052
4.760
4.677
4.263
3.767
• Passagiers
4.340
3.835
2.213
2.263
2.240
2.004
1.946
1.736
1.445
Auto-en minibussen, cars
128
114
79
74
58
64
71
53
33
Lichte vrachtwagens
309
362
296
301
322
392
385
334
346
Vrachtwagens + trekkers
181
187
147
175
143
148
150
143
139
Andere en onbekend
144
96
48
60
53
50
58
41
57
22.325
19.455
12.577
12.796
12.409
11.818
11.317
10.435
9.583
Personenauto’s
Totaal
2002/2001
2002/1990 2002/1980
Voetgangers
-6,6
-59,1
-72,4
Fietsers
+0,0
-51,5
-58,8
Bromfietsers
-3,1
-59,1
-68,2
Motorfietsers
+2,1
-1,4
-32,4
• Bestuurders
-11,6
-49,0
-48,2
• Passagiers
-16,8
-62,3
-66,7
Auto-en minibussen, cars
-37,7
-71,1
-74,2
Lichte vrachtwagens
+3,6
-4,4
+12,0
Personenauto’s
Vrachtwagens + trekkers Andere en onbekend Totaal
-2,8
-25,7
-23,2
+39,0
-40,6
-60,4
-8,2
-50,7
-57,1
Bron: gegevens NIS - verwerking BIVV
73
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
8 Wat komt de verkeersveiligheid ten goede? Geef een voorbeeld dat te maken heeft met: ó weersomstandigheden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó verkeersreglement: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó medische zorg: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó aanleg van wegen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó bouw van wagens: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó economie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó bedrijfsleven:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó ruimtelijke ordening: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó individueel gedrag: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voetgangers en auto’s...
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
74
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
9 Liever traag!
1. Het gezichtsveld van een automobilist bij 30 km/u en 50 km/u 30 km/u
2. De overlevingskansen van voetgangers bij een aanrijding aan 30 km/u en 50 km/u
75
30 km/u
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
50 km/u
Bron tekeningen: Filip Erkens
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
10 Invloed van het verkeer op gezondheid en milieu: uitstoot In onderstaand schema’s wordt aangegeven ó welke uitstoot belangrijk is voor welke brandstoffen (+: hoge uitstoot, -: relatief lage uitstoot); ó welke invloed de uitstoot heeft op gezondheid en milieu. Uitstoot
Benzine
Diesel
Roetdeeltjes (fijn stof)
+/-
+
Stikstofoxide
-
Niet-methaankoolwaterstoffen
Lpg
Invloed op gezondheid
Invloed op milieu
-
- neus-, keel- en oorirritatie - longziekten - kanker - hartproblemen
- schade aan gebouwen
+
-
- schade aan luchtwegen en longweefsel
- zure regen: schade aan bomen en natuurlijke gebieden - verzuurde bodem met vermindering van plantengroei - verstikking rivieren en meren - ozonvorming op grondniveau - aantasting ozonlaag - aantasting van metalen - afbraak van textiel, rubber en kunsthars
+
-
-
- kankerverwekkend - indirecte invloed door ozonvorming: meer doden door veelvuldige hittegolven, rampen door klimaatverandering, meer infectieziekten
- ozonvorming
Koolstofmonoxide
+
-
-
- hartproblemen - zenuwziektes - aantasting van de luchtwegen
- zorgt voor een verhoogde vervuiling van atmosfeer door verminderde afbraak van broeikasgassen en ozon
Koolstofdioxide (CO2)
+
+
+
- indirecte invloed door versterkt broeikaseffect: meer doden door veelvuldige hittegolven, rampen door klimaatverandering, meer infectieziekten - gevaarlijk in afgesloten ruimtes
- versterkt broeikaseffect
Distikstofoxide
+
+
+
- indirecte invloed door versterkt broeikaseffect: meer doden door veelvuldige hittegolven, rampen door klimaatverandering, meer infectieziekten
- versterkt broeikaseffect
76
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
11 Invloed van het verkeer op gezondheid en milieu. Kruis aan. Invloed op gezondheid 1.
Uitstoot
2.
Lawaai en trillingen
3.
Versnippering van gebieden (barrièrevorming)
4.
Onveiligheid (verkeersslachtoffers)
5.
Afval (wrakken en banden, smeerolie en afgeschraapt wegdek bij hernieuwing)
6.
Wateroverlast (wegens ‘overbetonnering’)
7.
Licht
8.
Drukte en verzadiging (filevorming)
9.
Verkeersonleefbaarheid (drukke weg in en langs woongebied)
10.
Vervoersongelijkheid (voor bejaarden, gehandicapten, kinderen en mensen zonder rijbewijs of auto in gebieden zonder openbaar vervoer)
Invloed op milieu
77
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
12 Ladder van het duurzaam verkeer 1.
Vermijd verplaatsingen
2.
Maak kortere verplaatsingen
3.
Ga bij voorkeur te voet of gebruik de fiets
4.
Neem het openbaar vervoer
5.
Carpool
6.
Rijd met een milieuvriendelijke brandstof
7.
Rijd energiezuinig
8.
Vermijd de verkeersspits
9.
Vermijd gebieden met zeer druk verkeer
10. Zorg ervoor dat de verkeersstroom zo vloeiend als mogelijk verloopt
78
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
13 Bij welke sport van de ladder horen de volgende opmerkingen? Noteer het nummer. ó Die baas geeft aan werknemers een dag extra vakantie als ze dichter bij de fabriek komen wonen. ó In Hasselt zijn de autobussen gratis. ó Zij heeft haar auto uitgerust met een lpg-tank. ó Het bedrijf heeft drie dagen per maand thuiswerk toegestaan. ó Ik doe mee aan de oproep van de school om kinderen onder begeleiding naar school te laten fietsen. ó Het kruispunt met verkeerslichten is vervangen door een rotonde. ó Ik parkeer mijn auto dadelijk in de juiste rijrichting zodat ik geen manoeuvres moet uitvoeren met een koude motor. ó Op mijn werk heb ik glijdende werkuren. ó We gaan met de trein naar zee. ó Ik breng in mijn wagen een andere cursist mee naar de les. ó Ik haal mijn melk met de fiets bij de boer op de hoek. ó Bij mooi weer rijd ik ’s zomers naar een rustig natuurplekje.
79
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU – RUBRIEK VERKEER EN MOBILITEIT
14 Evaluatie Mijn vijf verkeerstips 1. Minder verkeersoverlast en verkeersproblemen. 2. Ik kan het zelf doen. 3. De tips horen (zoveel mogelijk) bij verschillende sporten van’ De ladder van het duurzaam verkeer’.
Tip 1: ........................................................................ ........................................................................ sport van de ladder nr.: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tip 2: ........................................................................ ........................................................................ sport van de ladder nr.: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tip 3: ........................................................................ ........................................................................ sport van de ladder nr.: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tip 4: ........................................................................ ........................................................................ sport van de ladder nr.: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tip 5: ........................................................................ ........................................................................ sport van de ladder nr.: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
80
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
Module Kaartvaardigheid, mobiliteit en leefmilieu Rubriek leefmilieu
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
1 Jouw ervaringen met natuur en milieu. Noteer!
Kolom 1 Schrijf vier gebeurtenissen, plaatsen, situaties, kenmerken, … op in verband met natuur en milieu die je aangenaam vindt. Kolom 2 Schrijf vier gebeurtenissen, plaatsen, situaties, kenmerken, … op in verband met natuur en milieu die je ergerlijk vindt.
Aangenaam
Ergerlijk
1
1
2
2
3
3
4
4
Vergelijk jouw ervaringen met die van andere cursisten. Bekijk ze telkens per kolom. ó Vinden de andere cursisten wat jij ergerlijk of aangenaam vindt, ook ergerlijk of aangenaam? ó Zijn er zaken die altijd terug komen in wat de verschillende cursisten zeggen? ó Zijn er ervaringen die jij als ergerlijk of aangenaam aanvoelt (subjectief)? Zo ja, welke? ó Zijn er ervaringen die door heel veel mensen (algemeen) als ergerlijk of aangenaam (objectief) vastgesteld kunnen worden? Zo ja, welke? ó Hebben je ervaringen te maken met natuur of met milieu, of met allebei? Betekent natuur hetzelfde voor jou als milieu?
82
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
2 Wandeling in ...
Kolom 1 Wat vind ik mooi en waarom? Kolom 2 Wat vind ik lelijk en waarom?
Mooi
Lelijk
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
83
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
3 Natuur en milieu in het nieuws 1. Open www.vrtnieuws.net – link ‘snelnieuws’ – link ‘wetenschap’ Klik op de titel van het bericht met de linkermuisknop als je het volledige bericht wil lezen. 2. Duid in kolom A aan met een X als het bericht te maken heeft met natuur en milieu. Ga verder met uitsluitend de berichten aangeduid in kolom A. 3. Duid in kolom B aan met + als het bericht positief is of met – als het bericht negatief is voor natuur en milieu. 4. Duid in kolom C aan met een X als het bericht met jou te maken heeft. 5. Met welk thema van natuur of milieu heeft het nieuwsbericht te maken? Noteer in kolom D.
Lijst nieuwsfeiten uit rubriek ‘wetenschap’ van . . . . . / . . . . . / . . . . . (vul datum in). A Nieuws
Natuur en milieu
B
C
+ of –
Heeft met mij te maken
D Heeft te maken met thema
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
84
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
4 Tien nieuwsberichten uit de rubriek ‘wetenschap’
1.
Ovens vervuilen bijna niet Ovens voor het verbranden van afval vervuilen bijna niet meer. Dat zegt de Vlaamse overheid nu. De ovens in Vlaanderen zijn erg verbeterd en zullen dus kunnen blijven.
2.
Meer methaan in de tropen Uit metingen met satellieten blijkt dat de concentratie van het broeikasgas methaan in de tropen veel hoger is dan tot nu toe werd aangenomen. Het is voor het eerst dat concentraties van methaan vanuit de ruimte wereldwijd zijn gemeten. Belangrijke bronnen zijn de rijstproductie, veeteelt, afvalwater, lekke gasleidingen en steenkoolwinning. Broeikasgassen zijn de oorzaak van een té grote opwarming van de aarde.
3.
Astronomen: ‘We hebben foto exoplaneet’ Duitse sterrenkundigen zeggen voor het eerst een rechtstreekse foto te hebben gemaakt van een planeet buiten ons zonnestelsel, een exoplaneet.
4.
Casanova krijgt gelijk van de wetenschap ‘s Werelds beroemdste minnaar wist verdomd goed wat hij deed als hij bij zijn ontbijt tot vijftig oesters at. Dat deze beestjes de wellust zouden bevorderen, werd eeuwenlang als kletspraat van de hand gewezen. Maar nu is het volgens de Sunday Telegraph wetenschappelijk bewezen. Een ploeg vorsers is tot de bevinding gekomen dat de groep schaaldieren waartoe ook de oester behoort, zeer rijk is aan een zeldzaam soort aminozuur. Dat koop je niet zomaar in de vitaminewinkel. Dat zuur verhoogt het peil van de geslachtshormonen en bijgevolg ook van de seksuele activiteit.
5.
Gletsjer afgedekt met vershoudfolie Bij wijze van proef wordt een deel van de Gurschengletsjer in Zwitserland afgedekt met folie om te voorkomen dat de ijsmassa smelt. Door de opwarming van de aarde smelten de gletsjers in de Alpen langzaam maar zeker weg. Met behulp van de inpakactie hopen de Zwitsers de ijsmassa ten behoeve van de wintersport langer te behouden, zo meldde een Zwitserse krant.
6.
Verdriet om een vriend Abu is een olifant. Hij werd in 2001 geboren in de zoo van Wenen. Dat was groot nieuws. Voordien was nog nooit een olifant geboren in een zoo in Europa. Abu had veel hulp nodig om te overleven. Gerd zorgde daarvoor. Deze verzorger was zowel vader, moeder als vriend. Intussen is Abu geen kleine olifant meer. Hij weegt nu 1.600 kilo. Vorige week werd Abu plots boos. Hij drukte Gerd tegen een hek dood. Abu loopt nu vol verdriet rond. Hij mist Gerd. Hij begrijpt de dood van zijn beste vriend echter niet.
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
85
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
7.
Gemeente geeft boetes Vanaf 1 april 2005 mogen de gemeenten zelf boetes geven voor overlast. Dat staat in een nieuwe wet. Voor sommige zaken moet je dan niet meer naar de rechtbank. Sommige dingen storen veel mensen. Dat zijn bijvoorbeeld lawaai tijdens de nacht, poep van honden, graffiti en vuil op straat. Zulke dingen zorgen voor ‘overlast’.
8.
Jacht op 320.000 zeehonden In Canada begon de jacht op zeehonden. Jagers mogen dit jaar van de regering 320.000 zeehonden doden. In heel de wereld betogen mensen tegen de jacht. De jagers slaan de zeehonden met een knuppel dood. ‘De jacht is heel wreed. Sommige zeehonden worden levend gevild,’ zeggen veel tegenstanders. Volgens de regering van Canada is de jacht nodig. ‘Er zijn meer dan vijf miljoen zeehonden in Canada,’ zegt ze. ‘Ze eten al onze vis op. Hun dood is zonder pijn. Met één klap op hun hoofd breekt hun schedel. Bovendien worden ze zeker niet levend gevild.’ Volgens de tegenstanders is het tekort aan vissen de schuld van de vissers. Die zouden te veel vis vangen.
9.
Spitsmail Het Verkeerscentrum Vlaanderen houdt u voortaan ook per e-mail op de hoogte van de meest recente verkeersinformatie. De nieuwe dienst heet Spitsmail en kan door de gebruiker naar eigen wens worden aangepast. U bepaalt zelf over welke wegen u filewaarschuwingen krijgt, welk soort info u ontvangt en op welke tijdstippen u een mailtje wil krijgen.
10. Lucy is niet de eerste Onze voorouders liepen vier miljoen jaar geleden al rechtop. Dat zeggen onderzoekers. Ze vonden pas beenderen in Afrika. Ze komen waarschijnlijk van een soort mensen. De beenderen zijn vier miljoen jaar oud. Meestal blijft er dan weinig van over. Meestal vinden onderzoekers enkele tanden of een schedel. Maar deze beenderen waren wel nog heel goed. De wetenschappers konden ze goed onderzoeken. ‘Deze wezens liepen rechtop,’ zeggen ze. Alleen mensen lopen op voeten. Vroeger liepen we wel op handen en voeten. Maar rechtop lopen had voordelen. We konden dan sneller vluchten. En onze handen kwamen vrij. Zo konden we dingen maken. De eerste mens tot nu toe was drie miljoen jaar oud. Ze kreeg de naam Lucy. Haar beenderen werden ook in Afrika gevonden. Dat was in 1974. Lucy geraakte bekend in de hele wereld. Lucy is nu niet langer alleen. Een miljoen jaar vroeger liep ook al iemand op twee voeten.
86
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
1. Neem hierbij tien nieuwsberichten uit de rubriek ‘wetenschap’ en lees aandachtig. 2. Duid in kolom A aan met een X als het bericht te maken heeft met natuur en milieu. Ga verder met uitsluitend de berichten aangeduid in kolom A. 3. Duid in kolom B aan met + als het bericht positief is of met – als het bericht negatief is voor natuur en milieu. 4. Duid in kolom C aan met een X als het bericht met jou te maken heeft. 5. Met welk thema van natuur of milieu heeft het nieuwsbericht te maken? Vul in.
A Nieuws
1
Ovens vervuilen bijna niet
2
Meer methaan in de tropen
3
Astronomen: ‘We hebben foto exoplaneet’
4
Casanova krijgt gelijk van de wetenschap
5
Gletsjer afgedekt met vershoudfolie
6
Verdriet om een vriend
7
Gemeente geeft boetes
8
Jacht op 320.000 zeehonden
9
Spitsmail
10
Lucy is niet de eerste
Natuur en milieu
B
C
+ of –
Heeft met mij te maken
D Heeft te maken met thema
87
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
5 Klasseer de nieuwsberichten volgens onderstaande thema’s
Afval
Ruimte
Lucht
Energie
Voeding
Natuur
Geluid
Water
Bodem
Nieuws
1
Ovens vervuilen bijna niet
2
Meer methaan in de tropen
3
Astronomen: ‘We hebben foto exoplaneet’
4
Casanova krijgt gelijk van de wetenschap
5
Gletsjer afgedekt met vershoudfolie
6
Verdriet om een vriend
7
Gemeente geeft boetes
8
Jacht op 320.000 zeehonden
9
Spitsmail
10
Lucy is niet de eerste
Heeft te maken met thema
88
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
6 Klasseer de nieuwsberichten volgens dezelfde thema’s
Afval
Ruimte
Lucht
Energie
Voeding
Natuur
Geluid
Water
Bodem
Nieuws
Heeft te maken met thema
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Lijst nieuwsfeiten uit rubriek ‘wetenschap’ van . . . . . / . . . . . / . . . . . (vul datum in).
89
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
7 Beantwoord de vragen in de rechterkolom
Nieuws
1
Ovens vervuilen bijna niet
2
Meer methaan in de tropen
3
Astronomen: ‘We hebben foto exoplaneet’
4
Casanova krijgt gelijk van de wetenschap
5
Gletsjer afgedekt met vershoudfolie
6
Verdriet om een vriend
7
Gemeente geeft boetes
8
Jacht op 320.000 zeehonden
Wie pakt het probleem aan? Wie kan of moet het probleem aanpakken?
90
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
8 Mens en natuur Licht, lucht, bodem, water, planten en dieren. Het maakt allemaal onderdeel uit van de natuur en ze houden allemaal verband met elkaar. Ook de mens heeft een plaats in de natuur. De lucht levert ons zuurstof om te ademen. Voedsel krijgen we door het eten van planten en dieren.
1. Vul in: ó kolom 1: tien natuurproducten die jij gebruikt. ó kolom 2: schrijf hier waarvoor jij die producten gebruikt: eten, wassen, … Kies de producten zoveel mogelijk voor uiteenlopend gebruik. Product uit de natuur
Waarvoor gebruik je het?
2. Schrijf hieronder vijf manieren waarop jij van de natuur kan genieten: 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
3. Is natuur belangrijk voor jou? ò ja
ò neen
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
9 Rangschik de foto’s volgens de chronologie van het productieproces
92
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
10 Wil je een lekker kopje koffie?
Wat is er allemaal nodig als je iemand een kopje koffie aanbiedt, met suiker en melk? (koffie, melk, suiker, kopje en schoteltje, filter, koffiezet, lepeltje, energie, verpakking en afvalverwerking) ó Bedrijven: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... .......................................................................... ó Vervoer: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Mensen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... .......................................................................... ó Natuur: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... ó Machines, loodsen en materialen (infrastructuur): . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... ó Omkadering diensten: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... ó Verpakkingsindustrie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... ó Energie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... ó Water en elektriciteit (toelevering):. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... ó Chemische middelen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
93
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
11 Productieproces
ó Zet een x bij drie stappen in het productieproces die volgens jou het leefmilieu erg belasten. ó Wat is er zo belastend? (bv. bemesting en spuitstoffen bij groei koffiebonen) .......................................................................... .......................................................................... .......................................................................... .......................................................................... ó Kan je daar iets aan doen? Wat? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... .......................................................................... .......................................................................... .......................................................................... ó Vind je ook een stap die niet milieubelastend is? Zet daar een – . ó Waarom is dat zo? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... .......................................................................... .......................................................................... ..........................................................................
94
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
12 Zoek bij elke stelling een antwoord op de vijf vragen
VRAGEN: 1. Is dit slecht of goed voor natuur en milieu? 2. Is er een reden te bedenken waarom dit gebeurt? 3. Gaat de prijs van koffie dalen, stijgen of onveranderd blijven? 4. Wat kan er helpen, het probleem oplossen? 5. Kan jij er iets aan doen?
STELLINGEN: 1.
Koffieoogst dit jaar grotendeels mislukt door late nachtvorst
2.
Olieprijs is nog nooit zo hoog geweest
3.
Volgehouden staking havenarbeiders maakt winkelrekken leeg
4.
Door veelvuldig gebruik van gifstoffen sterven de meeste koffieplukkers voor hun veertigste
5.
Nieuwe soort koffiestruik groeit ook in Europees klimaat
6.
Wetenschappelijk onderzoek bevestigd: oorzaak nierkanker is niet koffie zelf, maar de koffieverpakking
7.
Hoge invoerrechten in Europese Unie treffen vooral kleine en biologische koffieboeren
95
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
13 Waarom kiezen voor koffie van Max Havelaar?
Koffie, samen genieten? Uw kopje koffie: het hoort bij mensen die samenzijn. Een symbool van warme gezelligheid, van genieten. Max Havelaar, het keurmerk voor eerlijke handel
Het keurmerk van Max Havelaar is voor de verbruiker een belangrijke garantie: de boer krijgt een correcte prijs voor zijn product. Deze correcte prijs dekt niet alleen de productiekost, maar stelt hem ook in staat om te investeren in betere levens- en werkomstandigheden, in infrastructuur en in het milieu. En dus in de kwaliteit van zijn product. De arbeiders op de plantages werken in goede arbeidsomstandigheden en de productiemethodes respecteren het milieu. U vindt producten met het Max Havelaar-keurmerk in vrijwel alle supermarkten, in wereldwinkels en sommige bio- en buurtwinkels. Welke producten? Fruit, chocolade, koekjes, confituur, honing, vruchtensap, suiker, rijst, thee, yoghurt, cacao, katoen en koffie natuurlijk. U herkent de producten aan het logo van Max Havelaar. Als u kiest voor koffie met het keurmerk van Max Havelaar mag u gerust zijn: ó de boer kreeg een correcte prijs voor zijn product; ó hij werkt in gezonde arbeidsomstandigheden; ó hij produceert met respect voor het milieu; ó tegelijk kiest u voor een heerlijke kop koffie.
Bron: Koffie, samen genieten?, brochure van Max Havelaar en www.maxhavelaar.be
96
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
14 Evaluatie
PRODUCTIE VAN: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. Welke materialen uit de natuur heb ik nodig? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. 2. Wat is nodig bij de productie? ó Bedrijven: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Vervoer: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Mensen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Natuur: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Machines, loodsen en materialen (infrastructuur): . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Omkadering diensten: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Verpakkingsindustrie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Energie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Water en elektriciteit (toelevering):. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Chemische middelen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3. Stel het productieproces voor van het belangrijkste ingrediënt, van grondstof tot eindproduct: ....................... t ....................... t ....................... ....................... t ....................... t ....................... ....................... t ....................... t .......................
4. Trek een kring rond een onderdeel van het productieproces dat volgens jou zeer belastend is voor het milieu. 5. Stel een milieuvriendelijk alternatief voor: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .............................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
97
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
15 Garnalen pellen in Marokko
De meeste grijze garnalen komen uit Nederland. Nederland koopt die garnalen in Duitsland, Denemarken en Engeland. De garnalen worden niet in Nederland gepeld. Dat gebeurt in Marokko. Voor één kilo gepelde grijze garnalen betaal je 700 frank. Het lijkt duur, maar dat is het niet. Als men de garnalen in Nederland of België zou pellen, zouden ze nog duurder zijn. Fabriek Twee Nederlandse firma’s hebben een fabriek in Tanger. Dat ligt in het noorden van Marokko. In de fabriek worden de garnalen gepeld. Binnenkort komt er nog een fabriek bij. In één ervan werken 1.100 Marokkaanse meisjes. Goedkoop In 1990 lieten de Nederlanders de garnalen pellen in Oost-Europa. Maar ze werkten daar niet hard genoeg. Daarom verhuisden de fabrieken naar Marokko. De vrouwen daar kunnen snel en goed pellen. En de lonen zijn veel lager dan bij ons. De vrouwen verdienen ongeveer 30 frank per kilo gepelde garnaal. Daar moeten ze twee uur voor pellen. Dat is 15 frank per uur. Bewaren De garnalen gaan van Nederland naar Marokko en terug. Ze zijn dus lang onderweg. Daarom doen de firma’s er middelen op om ze te bewaren. ‘Onze garnaal is vers en beter,’ zeggen de Vlaamse vissers. ‘Je moet ze wel zelf pellen. Maar we hebben geen middelen om te bewaren nodig.’ Bron: Wablieft – Antwerpen, VOCB, 1995.
98
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
16 Voedselkilometers
Milieuorganisaties maken zich al langer druk om voedselkilometers. Minder verspilling en zorg voor het landschap zijn argumenten die zij aanhalen. Maar zijn die argumenten wel goed onderbouwd? Een studie van een Amerikaanse organisatie onderzoek vult deze leemte eindelijk op. In deze studie staan interessante zaken. Groenten, vlees, fruit en aardappelen blijken gemiddeld drie- tot vierduizend kilometer af te leggen. Pas dan komen ze op ons bord terecht. Dat is vijftig procent meer dan twintig jaar geleden. Een gemiddelde warme maaltijd met ingrediënten die van elders zijn geïmporteerd, kost tot zeventien keer zoveel brandstof als een vergelijkbare maaltijd met bestanddelen uit eigen omgeving. ‘We besteden veel meer energie om het eten op tafel te krijgen, dan we krijgen uit het eten zelf’, schrijft de opsteller van het rapport. Dat is bepaald niet milieuvriendelijk. Zijn bevindingen komen overeen met die van Duitse onderzoekers. Zij hebben eens de voedselkilometers van een potje aardbeienyoghurt uitgeplozen. De totale afstand van de grondstoffen bleek 4.500 kilometer te bedragen. Nochtans waren alle ingrediënten in een straal van honderd kilometer rond de Duitse stad Stuttgart te vinden. Bron: Nederlands Dagblad, ‘Ieder zijn eigen kropje sla’ (2 januari 2004), door Tjirk van der Ziel, bewerking Philippe Callens.
99
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
17 Gevolgen vrachtverkeer voor het leefmilieu
Noteer hieronder gevolgen van vrachtverkeer voor het leefmilieu: ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó .......................................................................... Welke oplossingen stel je voor? ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó .......................................................................... ó ..........................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
100
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
18 Invloed van jouw leefstijl op het leefmilieu
Activiteiten
Effecten Positief
Negatief
+
–
Veranderingen
Neutraal Weet niet ±
?
101
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
19 De genezende kracht van het oerwoud
5
10
15
20
25
30
35
40
Ieder jaar verdwijnt er een stuk tropisch regenwoud dat, in oppervlakte, te vergelijken is met de Benelux. Tientallen grote farmaceutische bedrijven hebben sinds 1990 ontdekt dat het oerwoud niet enkel de long van de wereld is, maar ook een indrukwekkende apotheek vol planten. In de oerwouden van Afrika, Zuid-Amerika en Azië lopen er vandaag meer hooggeschoolde dokters met computers rond dan ooit. Ze worden begeleid door lokale medicijnmannen of sjamanen. De farmaceutische bedrijven zoeken de geneesmiddelen van de 21ste eeuw in de jungle. In een dorp in het Afrikaanse Kameroen staat de 57-jarige medicijnman Sammy Folba in een grote dampende ketel te roeren. Rondom hem wachten de dorpsgenoten ongeduldig. Het tovermengsel, dat tegen malaria beschermt, is nog niet klaar. Zijn handen roeren door het sap, hij proeft en spuwt alles weer uit. Twee minuten later drinkt Sammy Folba een grote slok om zo de omstanders gerust te stellen. Twintig meter verder zit professor Barney Helms op zijn laptop te werken. Helms is een 46-jarige farmacoloog van de universiteit, in de hoofdstad van Kameroen. Hij werkt als verbindingsman voor een bedrijf uit de Verenigde Staten (VS). Helms was tot twee jaar geleden ernstig suikerziek. Dankzij de brouwsels van Sammy Folba is hij opnieuw gezond. Hij moet weliswaar een dieet volgen en wat medicijnen tussen zijn voedsel mengen, maar inspuitingen met insuline of pillen zijn niet meer nodig. Het bedrijf uit de VS wil graag weten hoe Sammy Folba Barney Helms heeft genezen. Over de hele wereld lijden er meer dan driehonderd miljoen mensen aan suikerziekte. Hun aantal zou, volgens de Wereldgezondheidsorganisatie, binnen de eerstkomende vijf jaar meer dan verdubbelen. Ondertussen is de plechtigheid voor de patiënten, die lijden aan malaria, afgelopen. Sammy Folba begeleidt zijn vriend met de rare tokkeldoos, de laptop, naar zijn praktijk. In de lemen hut staan ontelbare potjes gevuld met verschillende soorten aarde. Verder zijn er glazen, gevuld met een rode vloeistof, zakken vol gedroogde bladeren, wortels en boomschors. Sammy Folba is iedere maand blij met de komst van de professor, die hem om raad komt vragen. ‘Nu ben ik zeker dat de kennis die ik heb verzameld, na mijn dood bewaard zal blijven.’ De zwarte genezer kent de eigenschappen van 856 planten uit het hoofd. Barney Helms stockeert op de harde schijf van zijn computer hun werking, de mogelijke effecten bij overdosering, de vindplaatsen en de ideale dosering bij een aantal ziektebeelden. Sammy kan meer dan tweehonderd verschillende kwalen genezen met planten die in zijn schamele hut aanwezig zijn. Hij behandelt meestal bloeddrukproblemen, geelzucht (hepatitis), hoofdpijn, onvruchtbaarheid, depressies en suikerziekte. Professor Helms was aanvankelijk sceptisch toen men hem vertelde dat de sjamaan diabetes kon genezen. Hij was immers zelf diabetespatiënt. Maar hij had ook een panische angst voor injecties. Toen Helms de zwarte sjamaan ontmoette, bleek dat die geen idee had hoe westerse artsen een diagnose stellen voor suikerziekte. Van een verhoogde suikerspiegel in het bloed of de urine had hij vanzelfsprekend nooit gehoord. Dat hoefde ook niet. ‘Iemand die suikerziek is en in het zand urineert, merkt
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
102
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
45
50
55
60
70
75
80
85
dat de mieren op zijn urine afkomen. Als mijn behandeling niet goed werkt, blijven de mieren komen. Als alles goed is, vluchten ze. Mensen die aan diabetes lijden, worden door mij behandeld met een mengsel van wortels en schors van tien verschillende boomsoorten.’ Het zorgvuldig noteren van de recepten en het testen van de ingrediënten in ultramoderne westerse labo’s heeft onze specialisten al geleerd niet meer te lachen met de kennis van Afrikaanse medicijnmannen. In Amerikaanse en Duitse onderzoekscentra werden ondertussen zeventien werkzame stoffen tegen diabetes ontdekt. De werkzame schors- en worteldeeltjes worden geïsoleerd en in het lab in grote hoeveelheden nagemaakt. Proeven op muizen toonden aan dat de wortels en de boomschors inderdaad de glucosespiegel in het bloed aanzienlijk laten dalen. De nieuwe stoffen tegen diabetes zullen pas binnen enkele jaren op de markt worden gebracht. Dit jaar zal één ‘oerwoudproduct’ zeker al op de markt komen. Het heeft de commerciële naam Chisar en is beschikbaar in tabletvorm. In feite gaat het om het sap van de drakenbloedboom, die in het Amerikaanse en het Afrikaanse regenwoud groeit. Medicijnmannen schrijven driemaal per dag vijf druppels ‘drakenbloed’ voor om een van de vervelendste vakantieziektes, de turista, in één dag te genezen. Het bedrijf uit de VS heeft het actieve bestanddeel geïsoleerd. Het product werd ook getest op aids-patiënten, die wegens hun medicatie vaak af te rekenen krijgen met een oncontroleerbare, waterachtige diarree. Iedereen die Chisar kreeg, was na twee dagen behandeling diarreevrij. Chisar kan in het Westen alleen jaarlijks zestig miljoen mensen met diarreeaanvallen helpen. Het is uiteraard ook een uitstekend middel om de veertig miljoen toeristen, die naar derdewereldlanden reizen, tegen de vervelende turista te beschermen. Gezien de veiligheid en de snelle werking zonder nevenverschijnselen kan Chisar binnen enkele jaren wereldmarktleider worden voor de behandeling van dit soort klachten. Tot hier toe is men er niet in geslaagd het product in het lab chemisch na te maken. Men moet een beroep doen op de mensen uit het oerwoud om over voldoende grondstoffen voor het drakenbloed te kunnen beschikken. Er werden ondertussen plantages met de drakenbloedboom aangeplant. Honderden mannen en vrouwen verdienen een behoorlijk loon door de arbeid op deze plantages. Het farmaceutische bedrijf geeft ook vijftien procent van het onderzoeksbudget aan de lokale bevolking. Het Amerikaanse bedrijf heeft eveneens beloofd een deel van de toekomstige winsten terug te laten vloeien naar de landen die mee hebben geholpen om de geneesmiddelen te ontdekken. Medicijnman Sammy Folba krijgt voor waardevolle informatie een bepaald bedrag uitbetaald. Verder ging ook zijn levensdroom in vervulling. Het farmaceutische bedrijf schonk hem een mountainbike. Nu kan hij zijn patiënten per tweewieler opzoeken. Er wordt ook werk gemaakt om een school op te richten die toekomstige medicijnmannen moet opleiden. Sammy geeft alvast les aan twee leerlingen. Bron: De Morgen, vrijdag 7 januari 2000, bewerking Boudewijn Goos (namen en plaatsen fictief)
103
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
20 De genezende kracht van het oerwoud – Vragen bij de tekst 1. Woordverklaring ó regel 2: farmaceutisch: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... ó regel 15: laptop: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó regel 15: farmacoloog: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó regel 20: insuline: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... ó regel 25: malaria: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... ó regel 38: sceptisch: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó regel 40: panisch: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó regel 60: turista: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .......................................................................... ó regel: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó regel: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó regel: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. In krantenartikels die nieuwe wendingen en resultaten beschrijven in de geneeskunde, komen vaak veel moeilijke woorden voor. Kan jij in de tekst de moeilijke termen opsporen voor volgende woorden? ó oerwoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó geneesmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó medicijnman . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó inspuitingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó suikerziekte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó suikerspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
104
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
21 De genezende kracht van het oerwoud – Inhoudelijke vragen bij de tekst 1. Om welke twee redenen is, volgens dit artikel, behoud van het oerwoud belangrijk? . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. 2. Waarom heeft farmacoloog Barney Helms zoveel belangstelling voor de geneeskunst van sjamaan Sammy Folba? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. 3. a. Hoe merken westerse specialisten wanneer iemand suikerziekte heeft? . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. 3. b. Hoe merkt Sammy Folba wanneer iemand suikerziekte heeft? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. 4. Waarom duurt het nog enkele jaren vooraleer nieuwe stoffen tegen diabetes op de markt zullen worden gebracht? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. 5. Waarom is Chisar een nuttig geneesmiddel?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. 6. Welke voordelen hebben derdewereldlanden bij de evolutie in de farmaceutische sector? . ............................................................................. ............................................................................. 7. Welke voordelen krijgt Sammy Folba voor zijn bijdrage? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. 105
.............................................................................
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
22 De genezende kracht van het oerwoud – Jouw mening 1. Wat vind jij positief in dit artikel? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. 2. Wat vind jij negatief in dit artikel? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. 3. Welke mening heb je over natuurlijke en scheikundige medicijnen? Zijn ze even betrouwbaar?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. 4. Bij ons zijn er ook geneeskrachtige planten. Ken je er enkele met hun werking? . . . . . . . . . . ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. ............................................................................. 5. Hoe vond je dit artikel? Duid aan: ò ò ò ò ò ò
langdradig gemakkelijk ongeloofwaardig te kort kritisch ik wil meer weten
ò ò ò ò ò ò
interessant onnozel fris spannend modern gestructureerd
ò ò ò ò ò ò
moeilijk informatief mooi geschreven onthullend informatief onsamenhangend
106
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
De genezende kracht van het oerwoud (korte inhoud) Tegenwoordig zoeken farmaceutische bedrijven meer en meer hun geneesmiddelen in de jungle. Hooggeschoolde dokters lopen met computers rond in het oerwoud. (1-8) Zo is er professor Barney Helms. Hij was ernstig suikerziek, maar hij is genezen dankzij de brouwsels van een medicijnman uit Kameroen in Afrika. De professor werkt voor een westers bedrijf. Hij onderzoekt hoe het brouwsel suikerziekte geneest. (10-24) De medicijnman Sammy Folba woont in een schamele hut, waar in glazen en zakken de geneeskrachtige middelen verzameld staan. De bekwame medicijnman is blij dat hij zijn kennis om wel tweehonderd kwalen te genezen kan doorgeven. Sammy Folba kan ook op eenvoudige, maar praktische wijze zijn diagnose stellen. (25-47) In onderzoekscentra worden de geneesmiddelen uit het oerwoud onderzocht en getest. Dit jaar komt al één uitstekend middel tegen diarree op de markt: Chisar. Het wordt gemaakt van het sap van de drakenbloedboom en werkt veilig, snel en zonder nevenverschijnselen. (48-74) Het besef groeit dat we in de moderne geneeskunde het oerwoud en zijn mensen nodig hebben. Op plantages met geneeskrachtige planten krijgen de arbeiders een behoorlijk loon. Daarnaast krijgt de lokale bevolking een percentage van het onderzoeksbudget. Bovendien zal een deel van de winsten terugvloeien naar de betrokken landen. Sammy Folba wordt ruim vergoed en kan nieuwe medicijnmannen opleiden. Er wordt dus voor gezorgd dat iedereen beter wordt door de geneeskracht uit het oerwoud. (75-88)
107
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE KAARTVAARDIGHEID, MOBILITEIT EN LEEFMILIEU - RUBRIEK LEEFMILIEU
23 Interview over natuur en omgeving 1.
Uit welk land kom je?
2.
Woonde je daar in een stad of op het platteland?
3.
Hoe is het weer daar?
4.
Welke seizoenen zijn er?
5.
Hoe is het landschap daar?
6.
Vlaanderen ligt aan de zee en het is redelijk plat. Is er in jouw land iets in de natuur en de omgeving dat heel belangrijk is?
7.
Wat vind jij mooi in de natuur van je eigen land?
8.
Wat vind jij mooi in de natuur van ons land?
9.
Wat vind jij van het weer in België?
10. Is er in jouw land veel drinkwater? Hoe wordt het gebruikt? 11. Houden mensen in jouw land veel huisdieren? Welke? 12. In België eten mensen veel brood en aardappelen. Wat eten mensen vooral in jouw land? 13. Welke groenten en fruit worden er veel gegeten? 14. Welk vlees en welke vissoorten worden veel gegeten? 15. Hoe gaat men in jouw land om met afval? 16. Worden in jouw land medicijnen uit de natuur gehaald? 17. Kan je daar een voorbeeld van geven? 18. Wat heeft je hier in de natuur verbaasd? 19. Heb je iets geleerd van de Belgen in de omgang met natuur en milieu? Wat? 20. Kunnen wij iets leren van de mensen uit jouw land? Wat?
108
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE TECHNIEK
Module Techniek
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE TECHNIEK
1 Kiezen is verliezen?
Een tijdje geleden kwam ik mijn oude klasgenoot en vriend Jean tegen. Ik was blij om hem nog eens te zien. We besloten om samen iets te gaan drinken en konden zo bijpraten. In het café zat er een oud vrouwtje naar een film op een betaalzender te kijken. We begonnen te babbelen. Hier volgt zijn verhaal. Jean zag er wel wat anders uit in vergelijking met vroeger. Hij had zijn haar immers rood geverfd. Hij vertelde mij dat zijn vader zwaar ziek was en dat de dokter en de familie overwogen om euthanasie te laten uitvoeren. Jean vertelde me dat zijn vader wou begraven worden, maar de familie zelf wou liever een crematie. Jean is een advocaat terwijl zijn vader erop had aangedrongen om zijn bakkerij over te nemen. Ik vroeg aan mijn oude vriend waarom hij die ring aan zijn hand had. Hij vertelde me dat hij trouwde met een Belgisch meisje dat zich bekeerd heeft tot het boeddhisme. Jean was wel niet voor de kerk getrouwd, enkel voor de wet. Zijn huwelijksreis ging naar Thailand. Ze zijn er naartoe gevlogen met een goedkope vliegtuigmaatschappij. Ik vroeg hem of er al kinderen op komst waren, maar dat zag hij nog niet meteen zitten. Het werd al laat en dus besloten we allebei om terug naar huis te gaan. Ik vroeg Jean zijn gsm-nummer. Twee maanden later belde ik hem op, maar Jean was er niet meer. Hij was ondertussen Jeannine geworden.
Wat is er veranderd ten opzichte van vijftig jaar geleden? Welke keuzes zijn er gemaakt die men vijftig jaar geleden niet (of veel moeilijker) had kunnen maken? Welke keuzes? 1
..........................................................................
2
..........................................................................
3
..........................................................................
4
..........................................................................
5
..........................................................................
6
..........................................................................
7
..........................................................................
8
..........................................................................
9
..........................................................................
10 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
110
MODULE TECHNIEK
2 Maatschappelijke diensten
Welke maatschappelijke diensten kan ik kiezen? Welke kan ik niet kiezen? Duid hieronder aan met een kruisje (X). Dat kan ik kiezen
Dat kan ik niet kiezen
legerdienst belastingen betalen waterleidingsmaatschappij elektriciteitsnet elektriciteitsleverancier
111
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE TECHNIEK
3 Wat is er veranderd in de elektriciteits- en gasmarkt?
ó Vroeger was er per gemeente of regio één standaardleverancier voor elektriciteit en gas. Je kon dus niet kiezen. Die tijd is voorbij! Met de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt in Vlaanderen op 1 juli 2003 kies ik zelf waar ik mijn energie koop. ó Is dat belangrijk voor mij? Zeker en vast! Dankzij deze vrijmaking kan ik kiezen tussen de verschillende elektriciteits- en/of gasleveranciers. Zo kan ik op basis van bijvoorbeeld prijs, dienstverlening en milieuvriendelijkheid voor mij de beste uitkiezen. ó Is dat moeilijk en ingewikkeld? Helemaal niet! Via enkele stappen kan ik nagaan welke leverancier voor mij de beste keuze is. Als ik dat wil, verander ik van leverancier zoals ik dat ook kan doen voor de aanschaf van andere producten. De energie, die de woning binnenkomt, verandert natuurlijk niet. ó Opgelet! Veranderen van energieleverancier op zich is niet ingewikkeld, de energiemarkt op zich is dat wel! Het is een kluwen van verschillende diensten en bedrijven die er samen voor zorgen dat ik energie bij mij thuis krijg. Zo zijn er verschillende diensten voor het beheer van de bedrading, herstellingen aan het netwerk, het vervoer van de energie, opname van de meterstand,... Hiervan moeten wij als consument echter niet wakker liggen. ó Wat verandert er en wat verandert er niet? Mijn netbeheerder verandert niet. Hij zorgt voor het vervoer van elektriciteit en gas tot bij mij huis. Het veranderen van leverancier vergt dus geen aanpassingen aan aansluiting of meter. Mijn elektriciteits- en gasleverancier kan ik zelf kiezen op basis van onder meer prijs en dienstverlening. Daarvoor moet ik de leveranciers kunnen vergelijken.
112
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE TECHNIEK
4 Waarop moet ik letten bij het kiezen van een leverancier? 1. PRIJS: de verschillende elektriciteits- en gasleveranciers hebben ook verschillende prijzen. Hanteert de leverancier een vaste prijs of niet? 2. CONTRACTDUUR: in een vrijgemaakte markt kunnen prijzen snel stijgen of dalen. Kan ik gemakkelijk een andere leverancier kiezen als ik dat nodig acht? Hoe zit dat met de opzegtermijn? 3. DIENSTVERLENING: elke leverancier biedt extra diensten en kortingen. Past het voordeelaanbod bij mijn energieverbruik? Zijn mijn contract en de factuur duidelijk? 4. MILIEUVRIENDELIJKHEID: wil ik energie uit niet-hernieuwbare of hernieuwbare energiebronnen? Stimuleert de leverancier meer energieverbruik of krijg ik een bonus als ik minder energie verbruik? Wat belangrijk is bij het maken van de keuze, bepaal je zelf. Duid hieronder aan wat jij belangrijk vindt bij het kiezen van een energieleverancier. zeer belangrijk belangrijk
niet zo belangrijk
onbelangrijk
1. Mijn energie is zo goedkoop mogelijk. 2
Mijn elektriciteit en gas komen van één leverancier.
3. De factuur is zeer duidelijk. 4. De leverancier heeft een snelle en behulpzame klantendienst. 5. Ik heb een groot vertrouwen in mijn energieleverancier. 6. Ik wil domiciliëren met een fikse korting. 7. Ik wil mijn contract gemakkelijk kunnen opzeggen. 8. Ik wil een vaste prijs: geen indexatie. 9. Ik wil elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen (groene stroom). 10. De prijs van mijn energie verlaagt per eenheid als ik minder verbruik. 11. De prijs van mijn energie verlaagt per eenheid als ik meer verbruik.
113
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE TECHNIEK
5 Vergelijking leveranciers elektriciteit ó Wat moet je weten om deze vergelijking uit te voeren? 1. Wat wil je vergelijken? Aardgas, elektriciteit, aardgas én elektriciteit? 2. De postcode van je woonplaats. 3. De tariefformule: a. Het elektriciteitstarief: enkelvoudig of tweevoudig tarief. Let op: het tarief kan gecombineerd zijn met uitsluitend nachttarief. De tariefformule staat op de laatste afrekeningfactuur voor elektriciteit en/of aardgas vermeld (dit staat niet op de maandelijkse afrekeningen). b. Gebruik van aardgas voor verwarming of niet. 4. Het jaarverbruik. Dat vind je op de afrekeningfactuur. 5. Aantal gezinsleden op 1 januari van het lopende jaar. ó Hoe ga je te werk? 1. Open je browser om op het internet te gaan. 2. Ga naar de website www.vreg.be. 3. Kies voor ‘particulieren’ (kan ook automatisch openen). 4. Ga naar ‘vergelijking leveranciers’. 5. Volg stap per stap tot je een resultaat krijgt in een vergelijkende tabel.
114
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE TECHNIEK
6 Verklaring bij de tabel
ó jaarlijkse kost: dit bedrag betaal je per jaar als je maandelijks betaalt via een overschrijving. ó jaarlijkse kost met domiciliëring: dit bedrag betaal je per jaar als je maandelijks de factuur betaalt via domiciliëring. Vaak is er een (eenmalige) korting. ó opzegtermijn contract één jaar: ieder contract is geldig voor één jaar, de vermelde prijs- en leveringsvoorwaarden dus ook. Als je wil veranderen van elektriciteitsleverancier, moet je soms één of twee maanden wachten. ó tussentijds opzegbaar: bij sommige leveranciers kan het contract slechts opgezegd worden op het einde van de periode (dus jaarlijks), bij andere ook tussentijds. ó indexatie: Ja wil zeggen dat, als de prijs van de energie stijgt, je ook meer moet gaan betalen. Neen wil zeggen dat je niet méér zal moeten gaan betalen zelfs indien de prijzen van de energiebrandstoffen stijgen. ó doorrekening bij aanpassing nettarieven: als de prijs voor het vervoer van de energie naar je huis stijgt, gaan sommige leveranciers dat doorrekenen aan de klant, andere niet. ó meterhuur inbegrepen: Ja, dan zal je niets extra moeten betalen. Neen, dan zal je nog een extra som moeten betalen voor de meterhuur. ó herkomst geleverde stroom (bij elektriciteit): hoe groener het balkje in de kolom, hoe groener de energie. Dit wil zeggen dat deze energie afkomstig is van hernieuwbare energiebronnen (wind, water, zon, biomassa, biogas,...) Deze groene stroom is veel beter voor het milieu. Tip Om de leveranciers te rangschikken volgens het element dat jij het belangrijkst vindt, klik je gewoon op de kolomtitel van je keuze. Let op Sommige leveranciers verkopen enkel elektriciteit, andere enkel gas, nog andere elektriciteit én gas. Mocht je van leverancier willen veranderen, hou daar dan rekening mee.
115
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE TECHNIEK
7 Energieleverancier van mijn keuze Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Wat biedt de leverancier aan? ò ò ò ò
elektriciteit aardgas elektriciteit en aardgas ook andere producten, namelijk:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2. De leverancier heeft een tijdelijke promotie die geschikt is voor mij: ò ja ò neen Indien ja, welke promotie precies? ........................................................................... 3. Bijkomende voordelen die ik nog niet kende: ........................................................................... ........................................................................... 4. Nadelen die ik nog niet kende: ........................................................................... ........................................................................... 5. De leverancier moedigt: ò meerverbruik aan. Ik krijg dan een lagere prijs per eenheid. ò minder verbruik aan. Ik krijg dan een lagere prijs per eenheid. ò meerverbruik of minder verbruik aan. Ik weet het niet. 6. De leverancier biedt groene stroom aan van hernieuwbare bronnen: ò ja ò neen 7. Ik kies voor groene stroom uit hernieuwbare bronnen:
ò ja ò neen
8. Ik wil overstappen naar deze leverancier en vraag een offerte aan:
ò ja ò neen
Contactgegevens leverancier: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Adres: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Postcode: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Plaats:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Telefoonnummer: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Fax: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . E-mailadres: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Website: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
116
MODULE TECHNIEK
8 Hoe verander ik van leverancier? In de vrije markt kan je veranderen van leverancier zo vaak je wil en wanneer je wil. Je moet natuurlijk wel rekening houden met de opzegtermijn in je contract. Je kunt de leveranciers telefonisch, schriftelijk, per fax of per e-mail contacteren en extra uitleg vragen over hun prijzen en diensten. Je kan ook een offerte vragen volgens jouw verbruik. Hun gegevens vind je op www.vreg.be onder de rubriek ‘particulieren’, vervolgens ‘leveranciers’. Bij het veranderen van leverancier moet je het volgende doen: 1. Je contacteert een nieuwe leverancier en tekent een contract. 2. Je zegt het contract met je huidige leverancier op. Hoe en wanneer je dit moet doen, moet je nalezen in het contract met je huidige leverancier. Je kan het contract met je huidige leverancier zelf opzeggen, maar je kan ook je nieuwe leverancier vragen om dit in jouw plaats te doen. Is de huidige leverancier de zogenaamde standaardleverancier, dan gaat je nieuw energiecontract in ten vroegste een volle maand na je aanvraag en steeds op de eerste van de maand. Als je bijvoorbeeld op 14 april je aanvraag doet, dan gaat je nieuwe contract in op 1 juni. 3. Een paar dagen voor het einde van de opzegtermijn zal je netbeheerder of het meetbedrijf Indexis, dat in opdracht van een aantal netbeheerders werkt, je contacteren met de vraag om je meterstand door te geven. Nadat je de meterstand hebt doorgegeven, zal je oude leverancier de eindafrekeningfactuur opmaken. Als je vergeet je meterstand door te geven, maakt de netbeheerder of het meetbedrijf een schatting van de meterstand op basis van je vorige verbruiksgegevens. 4. Je nieuwe contract gaat in. Let op Wie een contract ondertekent bij een huis-aan-huisverkoop, heeft zeven dagen bedenktijd om het contract toch nog op te zeggen met een aangetekend schrijven. Hou zelf altijd een ondertekend exemplaar van het contract en zorg ervoor dat je de algemene voorwaarden van de leverancier hebt.
117
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE TECHNIEK
9 Sociale maatregelen: waarop heb ik recht?
Elektriciteit en verwarming zijn basisbehoeften. Niemand kan zonder! Daarom werden enkele maatregelen voorzien: ó Ieder gezin in Vlaanderen heeft recht op een hoeveelheid gratis elektriciteit per jaar: 100 kWh per gezin, plus 100 kWh gratis elektriciteit per gezinslid. Als een gezin uit vier leden bestaat, dan krijgen ze 100 kWh plus viermaal 100 kWh, samen 500 kWh. 100 kWh is ongeveer 15 euro gratis elektriciteit. Een alleenstaande krijgt 200 kWh gratis. Leveranciers moeten dit duidelijk op de factuur vermelden. ó Mensen met een laag inkomen hebben recht op een lager tarief voor hun verbruik van elektriciteit en gas. Dat is het sociale tarief. Zij krijgen 500 kWh of ongeveer 75 euro gratis elektriciteit per jaar, plus een vrijstelling van vaste kosten ter waarde van 12 euro. Ze krijgen jaarlijks ook voor ongeveer 17,25 euro gratis aardgas. Wie heeft recht op het sociaal tarief? Dat vind je op www.vreg.be onder de rubriek ‘particulieren’, vervolgens ‘sociale maatregelen’. Of wend je tot het plaatselijke OCMW. ó De Vlaamse overheid heeft een aantal voordelige maatregelen voor een aantal categorieën van afnemers (bijvoorbeeld personen die leven van een leefloon, personen die budgetbegeleiding hebben). Deze afnemers worden als het ware extra beschermd op energiegebied. Een van de voordelen voor deze beschermde afnemers is dat zij recht hebben op de gratis plaatsing van een budgetmeter voor elektriciteit. ó Alle sociale energiemaatregelen zijn overzichtelijk gebundeld in Sociale maatregelen voor wie aardgas en elektriciteit koopt, een uitgave van de Vlaamse overheid. Je kan deze brochure gratis bestellen of downloaden via www.energiesparen.be. Meer informatie ook via www.vreg.be of het plaatselijke OCMW.
118
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE TECHNIEK
10 Evaluatie 1. Ik weet hoe ik kan veranderen van elektriciteitsleverancier. ò ja ò neen 2. Volgende criteria zijn voor mij van belang bij keuze van een energieleverancier: ........................................................................... ........................................................................... ........................................................................... ........................................................................... 3. Ik wil graag groene stroom als energiebron: ò neen omdat: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ò ja omdat: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Ik wil graag minder energie verbruiken: ò ja ò neen
119
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE TECHNIEK
11 Hoe ga ik thuis om met energie? Duid aan met X.
verkwistend
geen idee
zuinig
Algemeen Elektriciteitsverbruik Gasverbruik Waterverbruik Isolatie Isolatie van het dak Isolatie van ramen en deuren Isolatie van muren Isolatie van vloer (en kelder) Verwarming Verwarming Water Verbruik van warm water Verbruik van koud water Andere installaties Ventilatie en koeling Verlichting Elektrische apparaten Mijn leefgewoonten zijn:
120
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE TECHNIEK
12 Energie-audit
Bij deze resultaten van de energie-audit kreeg ik een pluimpje. Ik kies: ........................................................................... ........................................................................... ........................................................................... ...........................................................................
Deze adviezen van de energie-audit vind ik belangrijk en praktisch uitvoerbaar. Ik kies: ........................................................................... ........................................................................... ........................................................................... ...........................................................................
121
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
Infoboek
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
HET BROEIKASEFFECT De aarde wordt verwarmd door de zon. Een gedeelte van de zonnestraling wordt door de dampkring (atmosfeer) terug de ruimte in gekaatst. Een ander deel wordt omgezet in warmte op aarde. Ook deze warmte verdwijnt gedeeltelijk in de ruimte. Een deel van de teruggekaatste hitte wordt tegengehouden door natuurlijke broeikasgassen, zoals koolstofdioxide (CO2) en methaan. Deze gassen leggen een warme deken om de aarde. Het werkt net als glas bij een serre: het glas houdt de hitte van de zonnestraling binnen de serre. Daarom noemt men dit fenomeen het broeikaseffect. Leven op aarde is dus niet mogelijk zonder CO2 in de lucht. Zonder het natuurlijke broeikaseffect zou de gemiddelde temperatuur op aarde -18 graden Celsius bedragen, in plaats van de huidige +12 graden. Dat betekent een gemiddeld temperatuurverschil van 30 graden Celsius.
Hoe komen de broeikasgassen in de lucht? Er bestaan natuurlijke en onnatuurlijke broeikasgassen. Natuurlijke broeikasgassen zijn onder meer CO2, methaan, lachgas, ozon en waterdamp. Ze ontstaan op vele manieren, onder andere door te ademen, mestproductie, vulkaanuitbarstingen, ... Zij kwamen altijd al voor in de dampkring. Daarnaast zijn er onnatuurlijke broeikasgassen, vooral fluorverbindingen zoals cfk’s en hfk’s. Die worden vooral gebruikt in koelsystemen, spuitbussen, isolatiematerialen en oplosmiddelen. Productie en gebruik van deze gassen worden tegenwoordig beperkt. Het is beter deze gassen niet te gebruiken.
Hoe wordt het broeikaseffect versterkt? We gebruiken energie om ons huis en om water te verwarmen, om elektrische apparaten te doen werken en om vervoer mogelijk te maken. Bij de verbranding van fossiele brandstoffen, zoals kolen, olie en gas, komt CO2 (en in mindere mate methaan en lachgas) vrij. Sinds 1750, het begin van de industriële revolutie, is de hoeveelheid broeikasgassen in de dampkring met dertig procent
123
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
gestegen, zo hebben wetenschappers vastgesteld. CO2 is van al deze gassen het belangrijkste. De gemiddelde aardbewoner stoot nu vier ton CO2 per jaar uit, de gemiddelde Belg twaalf ton. Planten zijn de grootste gebruikers van CO2. Ze nemen CO2 op en zetten het om in organisch materiaal en zuurstof. Planten kunnen echter onmogelijk de enorme CO2-uitstoot van het versterkte broeikaseffect verwerken. De grootschalige ontbossing van onder meer de regenwouden maakt dit nog erger.
Wat zijn de gevolgen van het versterkte broeikaseffect? Door het versterkte broeikaseffect wordt de deken van broeikasgassen steeds dikker. Warmte kan daardoor moeilijker worden afgevoerd. Hierdoor stijgt de globale temperatuur op aarde. De laatste jaren is wereldwijd een stijging van de temperatuur gemeten van 0,3 tot 0,6 graden Celsius. Wetenschappers gaan ervan uit dat de gemiddelde temperatuurstijging niet meer dan 2 graden Celsius mag bedragen ten opzichte van het niveau vóór de industriële revolutie. Anders zal het klimaatsysteem drastisch veranderen.
Is dat een probleem? Een wat meer zuiders klimaat in België ... daar zijn we toch niet tegen? Jammer genoeg ligt het niet zo eenvoudig. Een dergelijke snelle temperatuursstijging heeft zich de laatste 10.000 jaar niet meer voorgedaan. Wereldwijd heeft dat verregaande gevolgen: ó Door de regionale verschillen in de opwarming van het aardoppervlak en door de toenemende neerslag kunnen wervelstormen en overstromingen ontstaan.
Bron: KNMI
Zonnestraling warmt de aarde op, de aarde straalt de warmte weer uit. Broeikasgassen houden de warmtestraling vast, de aarde is daardoor +15°C in plaats van -18°C. Extra uitstoot van broeikasgassen verhoogt de temperatuur verder.
ó In sommige gebieden dreigt woestijn te ontstaan. Andere gebieden krijgen af te rekenen met lange perioden van droogte waardoor landbouw moeilijker wordt. ó De klimaatsverandering zet de natuur onder grote druk. Bossen die er miljoenen jaren over hebben gedaan om zich te vormen, moeten zich nu in een paar honderd jaar aanpassen. Dieren en planten moeten zich halsoverkop aanpassen aan een nieuw klimaat of lukken daar niet in en sterven uit. Koralen bijvoorbeeld zijn ten dode opgeschreven. ó Ook mensen zijn bedreigd. Door de stijging van de zeespiegel komt het leven van mensen die op laaggelegen eilanden of in kwetsbare kustgebieden leven, in gevaar. Ook extreme hittegolven of insectenplagen doen de gezondheid geen goed. Zo heeft de Wereldgezondheidsorganisatie gewaarschuwd dat de malariamug of de vlieg die slaapziekte veroorzaakt, zich breder zal gaan verspreiden als de temperatuur op aarde toeneemt. ó Er hangt ten slotte een fiks prijskaartje aan. Zo houdt ons buurland Nederland er rekening mee dat het over ongeveer vijftien jaar alle dijken zal moeten ophogen om te voorkomen dat het land overstroomt. Verzekeringsmaatschappijen rekenen het verhoogde risico op schade, aangericht door extreme weersomstandigheden, door aan de consument. Ook de gezondheidszorg dreigt duurder te worden. 124
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
Kunnen we de gevolgen nu al merken? Ook nu al worden we opvallend vaak geconfronteerd met extreme weersomstandigheden. Orkanen richtten enorme schade aan. Overstromingen, bosbranden en opmerkelijk warme of natte maanden zijn schering en inslag. De ‘eeuwige’ sneeuw op de Kilimanjaro, de hoogste berg van Afrika (5895 m), smelt. Ook ijskappen en gletsjers smelten. Of deze fenomenen in verband kunnen gebracht worden met de opwarming van de aarde, is niet met zekerheid te zeggen. Maar er zijn wel steeds meer aanwijzingen in die richting.
Is het broeikaseffect wel de oorzaak? Het is bewezen dat het klimaat opwarmt, maar sommige mensen beweren dat het klimaat vanzelf verandert. Vroeger zijn er nog koude en warme periodes geweest. Denk maar aan de ijstijden. Er is dus discussie over de oorzaak van de klimaatsverandering. Sommigen denken dat de opwarming een natuurlijke zaak is, anderen zeggen dat het een gevolg is van menselijk handelen. Het broeikaseffect is zeker niet de enige oorzaak. Ook ontbossing en verstedelijking spelen een rol. Het is niet eenvoudig om op korte termijn een zicht te krijgen op alle factoren die een invloed hebben op het klimaat. Toch waren in 1995 al 2.500 wetenschappers het erover eens dat mensen een invloed hebben op het klimaat.
Zijn er al maatregelen genomen? Tijdens de wereldtop van de Verenigde Naties in 1992 werden in Rio de Janeiro voor het eerst maatregelen voorgesteld. Het klimaatverdrag werd ondertekend door de meeste landen. Deze landen beloofden zich in te spannen om klimaatveranderingen door menselijke invloed te voorkomen. Het internationale verdrag van Kyoto (1997) zorgde voor de praktische uitwerking van deze beloften. Bijna alle landen ondertekenden het verdrag in Rio, maar de belofte nakomen was veel moeilijker. De Verenigde Staten (VS) ondertekenden niet en laten het nog altijd afweten. Met de ondertekening van het Kyoto-protocol op 16 februari 2005 werd een eerste stap gezet. Er zullen er nog veel meer moeten volgen. Geïndustrialiseerde landen (de VS inbegrepen) zouden, in vergelijking met 1990, tegen 2020 dertig procent minder broeikasgassen moeten uitstoten om de temperatuursstijging wereldwijd onder de twee graden Celsius te houden.
Wat kunnen wij doen? België heeft een zeer hoog energieverbruik. Er zijn maatregelen uitgewerkt voor bedrijven en overheden. Er zijn ook maatregelen voor huishoudens. Deze staan voor Vlaanderen gebundeld in het Vlaams klimaatbeleidsplan en zijn voortgangsrapporten. Gewone verbruikers moeten vooral besparen op energieverbruik. Dit kan door gebruik van energiezuinige apparaten, zonne-energie voor warm water, een goede isolatie van de woning en door minder auto te rijden. Praktische tips voor energiebesparing en milieuvriendelijke vervoer vind je bijvoorbeeld in de brochure Adem diep in. 184 tips voor een gezonde lucht. Ontdek hoe u het verschil kan maken. Je kan deze brochure bestellen via e-mail (
[email protected]) of ze downloaden via www.vlaanderen.be/lucht.
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
125
MODULE INFOBOEK
Websites met meer informatie over het broeikaseffect ó ó ó ó ó ó
www.vlaanderen.be/lucht (doorklikken op klimaat) www.greenpeace.org www.klimaat.be www.kennemerwind.nl www.milieuloket.nl www.ecolife.be
126
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
AANTASTING VAN DE OZONLAAG Ozon is een gas dat vooral voorkomt in de ozonlaag. De ozonlaag is een laag van ozon (O3) en andere gassen, op vijftien tot dertig kilometer hoogte, net buiten de dampkring van de aarde. Deze laag beschermt ons tegen de uv-straling (ultraviolette straling) van de zon. Het blauwachtige ozon is giftig om in te ademen. Maar op grote hoogte is ozon een zeer waardevol gas. Dit is ‘goede’ ozon. Door het dunner worden van de ozonlaag bereikt steeds meer uv-straling de aarde en wordt zonnen gevaarlijk.
Waarom wordt de ozonlaag aangetast? Men zegt wel eens dat er in de ozonlaag een gat zit. In werkelijkheid is het gelukkig (nog) geen gat, maar is de ozonlaag alleen dunner. Dat komt vooral door de cfk’s die in koelkasten, in sommige spuitbussen (drijfgas) en bij productie van piepschuim vrijkomen. De gassen verdwijnen pas na vijftig tot honderd jaar en breken heel die tijd de ozonlaag af. Ook vliegen op grote hoogte is schadelijk voor de ozonlaag.
Hoe ontstaan de problemen met ozon? Als cfk’s de ozonlaag bereiken, breken ze het ozon af. Daarbij spelen een lage temperatuur, zonlicht en wind ook een rol. Daarom ontstaat het gat het gemakkelijkst boven de noord- of de zuidpool. Als de omstandigheden veranderen, verdwijnt het gat weer. Dat duurt gewoonlijk enkele maanden. Ook boven Europa wordt een verdunning van de ozonlaag vastgesteld.
Heeft de verdunning van de ozonlaag schadelijke gevolgen? De toename van de uv-straling is een gevolg van de aantasting van de ozonlaag. Meer uv-straling heeft gevolgen voor de gezondheid van mensen en dieren. De kans op huidkanker en oogziektes neemt toe. De weerstand tegen infecties neemt af. Meer uv-straling vermindert ook de kwaliteit en de opbrengst van gewassen in de landbouw. In de zee leven miljoenen kleine planten en dieren: plankton. Het plankton neemt veel broeikasgassen op en het is voedsel voor al het andere leven in zee. Door meer uv-straling sterft het plankton af. Zo verergert de aantasting van de ozonlaag ook het broeikaseffect en de leefomstandigheden van veel zeedieren.
Zijn er al maatregelen genomen? De aantasting van de ozonlaag kan alleen aangepakt worden door internationale afspraken. Productie en verkoop van aantastende gassen zijn nu grotendeels verboden. Bij de afvalverwerking moeten apparaten met cfk’s apart verzameld worden.
Websites met meer informatie over de aantasting van de ozonlaag ó www.milieuloket.nl ó www.klimaat.be
127
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
OZONSMOG Door de luchtvervuiling, van vooral verkeer en industrie, komt bij warm en zonnig weer ozon in de lucht dat wij inademen. Dan wordt ozon een krachtig, prikkelend en schadelijk gif. We spreken dan van ozonsmog. Dit is ‘slechte’ ozon. Ozonsmog ontstaat vooral op warme en zonnige dagen. Het ozongas wordt gevormd wanneer zonnestralen schijnen op de gassen die door verkeer, industrie en huishoudens in de lucht terechtgekomen zijn. Het heeft niets te maken met de aantasting van de ozonlaag.
Heeft ozonsmog schadelijke gevolgen? Ozonsmog is nadelig voor de gezondheid. Door ozonsmog kunnen bejaarden, kinderen en zieken problemen krijgen met hart en ademhaling. Ozonsmog prikkelt de ogen en de longen en men kan er keelpijn en hoofdpijn van krijgen. Ozon is schadelijk voor planten en is betrokken bij sterfte van bossen. Maatregelen tegen ozonsmog zijn zowel gericht op het verkeer, industrie als huishoudens. Deze maatregelen hebben pas effect als ze de uitstoot van ozonvormende stoffen het hele jaar door beperken.
Wat kunnen wij doen? Iedereen kan zijn steentje bijdragen door te zorgen voor minder uitlaatgassen: ó minder verplaatsingen maken met de wagen en regelmatiger het openbaar vervoer gebruiken; ó korte verplaatsingen te voet of met de fiets maken; ó te snel rijden en ‘sportief’ rijgedrag vermijden; ó bij de aankoop van een nieuwe wagen voldoende rekening houden met milieuvriendelijkheid; ó kiezen voor verwarmingsketels met hoog rendement; ó zuinig omgaan met producten die oplosmiddelen bevatten, zoals verf, lijm, haarlak, white spirit, ...; ó kiezen voor verven op basis van water. Tijdens periodes van ozonsmog wordt aangeraden zoveel mogelijk binnen te blijven.
Websites met meer informatie over ozonsmog ó www.milieuloket.nl ó www.environment.fgov.be ó www.ikbenrob.be
128
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
FIJN STOF Fijn stof is een mengsel van verschillende deeltjes. Men spreekt van primair en secundair fijn stof. Primair fijn stof wordt rechtstreeks uitgestoten in de atmosfeer (roet), secundair stof wordt gevormd door de condensatie van gassen (SO2, NOx, VOS, ...). Fijn stof is afkomstig van verkeer (voornamelijk dieselmotoren), fabriekspijpen en stookinstallaties (bijvoorbeeld houtkachels), maar komt ook in de natuur zelf voor. De deeltjes zijn van verschillende grootte en samenstelling. Sommige typen fijn stof zijn schadelijker voor de gezondheid dan andere. De oorsprong van het stof is waarschijnlijk bepalend voor de schadelijkheid. Zo lijkt fijn stof afkomstig van de uitstoot door verkeer, schadelijker voor de gezondheid dan bijvoorbeeld stofdeeltjes afkomstig uit de bodem.
Hoe groot is fijn stof? Fijn stof is er in verschillende maten: ó deeltjes met een omvang van 2,5 tot 10 micrometer (een micrometer is een duizendste millimeter): bijvoorbeeld opwaaiend wegenstof en slijtagedeeltjes uit motoren en remmen; ó deeltjes met een omvang kleiner dan 2,5 micrometer (PM 2,5): deze zijn vooral afkomstig van verbrandingsprocessen zoals het verkeer en stookinstallaties; ó deeltjes met een omvang kleiner dan 0,1 micrometer komen ook hoe langer hoe meer. Verbrandingsdeeltjes die net uit de uitlaatpijp komen, behoren hiertoe. In de lucht en met de tijd groeien deze deeltjes naar grotere fracties. De term ‘PM10’ omvat alle deeltjes.
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
129
MODULE INFOBOEK
Is fijn stof schadelijk? Fijn stof blijkt erg schadelijk te zijn voor de gezondheid. Wetenschappers gaan ervan uit dat het heel diep in de longen kan dringen en heel wat schade kan aanrichten, van luchtwegproblemen tot hartproblemen, kanker en vroegtijdige sterfte. Fijn stof draagt bij tot hart- en longziekten, acute en chronische bronchitis en astma. Hoe kleiner de deeltjes, hoe dieper ze kunnen doordringen in de longen en hoe groter de effecten. Fijn stof is de vervuiler die de grootse gezondheidseffecten veroorzaakt. Bij ongewijzigde concentraties zal iedereen in Vlaanderen gemiddeld een derde van een gezond levensjaar verliezen. Kwetsbare groepen zoals kinderen, bejaarden en zieken ondervinden meer effecten. De drie categorieën fijn stof werken elk anders op het lichaam: ó de deeltjes kleiner dan 10 en 2,5 micrometer verschillen van elkaar, omdat ze tot verschillende diepte de luchtwegen binnendringen met de ingeademde ademlucht. ó de deeltjes kleiner dan 0,1 micrometer stimuleren waarschijnlijk de bloedklontering.
Zijn er normen voor overschrijding? Problematisch is dat er voor fijn stof eigenlijk geen concentratiedrempel is. Effecten kunnen dus niet worden vastgesteld. Dit wil zeggen dat zelfs als de wettelijke normen voor stofdeeltjes in de lucht niet worden overschreden, er toch gezondheidsproblemen kunnen ontstaan. In Vlaanderen zorgen verkeer, industrie, energiecentrales en huishoudelijke verwarming voor de meeste uitstoot van fijn stof. Verkeer is globaal verantwoordelijk voor een derde van het fijn stof – het autoverkeer neemt hiervan het overgrote deel voor zijn rekening. Sinds 1 januari 2005 is er een nieuwe Europese richtlijn van kracht met concrete normen voor fijne stofdeeltjes. Op jaarbasis mag de gemiddelde norm per dag maximaal 35 keer overschreden worden. Tevens is er een gemiddelde norm per jaar. In 2003 was de gemiddelde norm per dag op alle meetplaatsen overschreden, ook in achtergrondgebied. We hebben in Vlaanderen dus te maken met een waar stofprobleem. Om de concentraties naar beneden te halen worden er maatregelen getroffen. Dit is niet steeds eenvoudig. Maatregelen in verband met het verkeer zijn immers niet populair. Ook hebben we in Vlaanderen voor een belangrijk deel te maken met grensoverschrijdend fijn stof: vijftig tot tachtig procent van het stof zou van het buitenland komen. Voor dit aandeel zijn we afhankelijk van Europese maatregelen.
Websites met meer informatie over fijn stof www.vmm.be www.ircel.be (dagelijkse meetresultaten)
130
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
ZURE REGEN De term zure regen ontstond in de jaren tachtig, maar is eigenlijk gedeeltelijk onjuist. Onderzoek in de jaren negentig toonde namelijk aan dat veel zure en verzurende stoffen niet zozeer als echte regen naar beneden komen, maar dat er vooral veel droge neerslag is. Ook als het niet regent, trekken stoffen (in gasvorm) richting bodem, bomen en struiken. Dit komt doordat vochtige bladeren of naalden veel gassen opnemen. ‘Echte’ zure regen bestaat ook, als schadelijke stoffen in druppeltjes ‘gevangen’ worden. In België is de droge zure neerslag twee keer zo groot als de natte. Zure regen heeft een laag zuurgehalte. Anders gezegd: een lage pH-waarde. Normaal leidingwater heeft een pH van ongeveer 7 en gewone regen een pH van 5,6. Koolzuurgas, dat in water oplost tot koolzuur, zorgt ervoor dat water van zichzelf al een beetje zuur is. Zure regen echter heeft een pH van 4 tot 4,5.
Wat veroorzaakt zure regen? Het verkeer, raffinaderijen, elektriciteitscentrales en tal van andere vormen van industrie zijn belangrijke veroorzakers van zure regen. Bij de verbranding van onder meer steenkool, olie en gas komen zwavel- en stikstofoxiden vrij. Deze oxiden kunnen zich in lucht, water en bodem verbinden tot zwavelzuur en salpeterzuur. De totale uitstoot is geschat op honderd miljoen ton zwavelen stikstofoxiden in de gehele wereld. De intensieve veehouderij is ook een zeer grote vervuiler. Naast het salpeterzuur komt er via bodem en lucht ammoniak bij, die wordt omgezet in nitraat, een stof die nauwelijks of zeer moeilijk te verwijderen is uit het grondwater. Gevolg: nog meer verzuring. Veel van de verzurende stoffen worden over grote afstanden door de lucht verspreid en komen dan ook gedeeltelijk uit het buitenland.
Hoe merk je de schade? Normaal verliezen sparren hun naalden na zeven tot acht jaar. Door de zure regen wordt dit proces aanmerkelijk korter en verliezen sparren al hun naalden om de twee à drie jaar. De takken in de buurt van de stam zijn kaal, de kroon wordt dun, je kunt er dwars doorheen kijken en de toppen sterven af. Als dit gebeurt, heeft de boom nog slechts enkele jaren te leven. Nieuw aangeplante boompjes gaan ook dood omdat de bodem verontreinigd is. In de bodem vindt een belangrijke toename plaats van aluminium in het bodemwater. Dit bodemwater wordt door de wortels opgenomen en wordt naar alle delen van de boom getransporteerd. Door de zure regen ontstaat er een soort kettingreactie op het aluminium. Normaal lost aluminium niet op in water, maar door de hoge zuurtegraad wel. De zure regen en het opgeloste aluminium komen in water én in planten en bomen terecht met alle gevolgen van dien. Deze stof is uiterst giftig: de wortelharen en schimmeldraden van de boom sterven af. De giftige stof tast de stam aan die gaat rotten. De vatbaarheid voor allerlei ziekten neemt toe en de boom gaat dood. Er wordt ook verondersteld dat voor de ‘vergrassing’ van heide de oorzaak moet worden toegekend aan de zure regen. Bij zandgronden komt zure regen ook in het grondwater terecht. Niet alleen bossen en planten (en uiteindelijk ook mensen) hebben te lijden van de zure regen. Ook gebouwen, beelden, kerkramen en -klokken worden aangetast. Koperen leidingen lossen op en de bekende Akropolis in Griekenland staat regelmatig in de steigers.
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
131
MODULE INFOBOEK
Wat kunnen we eraan doen? Het is natuurlijk niet alleen de zure regen die rampzalig is voor het milieu, maar de luchtverontreiniging in zijn geheel. Minder met de auto rijden, minder energieverbruik en betere opwekkingsmethoden (windenergie, zonne-energie) zijn hard nodig.
Websites met meer informatie over zure regen ó www.milieuloket.nl ó www.ecologiebibliotheek.nl ó www.bblv.be
132
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
BIOLOGISCHE LANDBOUW Biologische landbouw stelt de samenhang tussen plant, dier, mens en omgeving voorop. Deze landbouwmethode heeft aandacht voor de vruchtbaarheid van de bodem, ruime vruchtwisseling (het afwisselen in het verbouwen van veldvruchten op een stuk land), dierenwelzijn en genetische verscheidenheid. De biologische boer slaagt erin om plantaardige en dierlijke producten voort te brengen zonder gebruik te maken van scheikundige en kunstmatige bestrijdingsmiddelen, kunstmest, Bron: Bioforum Vlaanderen scheikundige toevoegingen in veevoeder, groeihormonen of genetisch gewijzigde organismen (zie volgend hoofdstuk). In de biologische landbouw wordt ernaar gestreefd om zo gezond mogelijke dieren en planten te kweken. Dan moet de mens minder ingrijpen.
Biologische landbouw met planten Bij plantaardige productie zijn de bodemvruchtbaarheid, een ruime vruchtwisseling en de keuze van geschikte rassen van bijzonder belang. Planten hebben minder last van ziekten en plagen als ze op een gezonde bodem groeien – een bodem met voldoende organische stof en met een actief bodemleven. Daarom wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van groenbedekkers. Dit zijn planten die op zich geen commerciële waarde hebben. Ze verbeteren de bodem doordat ze ondergeploegd worden en de organische stof verhogen, bij hevige regenval het wegspoelen van de vruchtbare bodemlaag verhinderen of door hun diepe wortels de structuur van de bodem luchtiger maken. Ook organische meststoffen (bv. compost) dragen bij tot een verbetering van de bodemvruchtbaarheid. Een ruime en weloverwogen vruchtwisseling zorgt ervoor dat dezelfde gewassen of gewassen van dezelfde plantenfamilie niet jaar na jaar op dezelfde plaats geteeld worden. Daardoor hebben ziekten en plagen minder de kans om jaar na jaar erger te worden. Ook de keuze van geschikte rassen is van groot belang. Sommige rassen zijn resistent voor bepaalde plantenziekten of zijn voor insecten
133
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
minder aantrekkelijk. Andere rassen hebben bijvoorbeeld door hun groeivorm minder last van bepaalde ziekten. Ondanks deze voorzorgsmaatregelen kan een probleem zo erg worden dat de opbrengst van de teelt dreigt verloren te gaan. In dat geval kan de biologische landbouwer overwegen om een natuurlijk bestrijdingsmiddel te gebruiken dat in de biologische landbouw is toegestaan.
Biologische landbouw met dieren In de biologische veehouderij ligt de nadruk op het respect voor het gedrag van de diersoorten. Dieren zijn minder vatbaar voor ziekten en zijn productiever als ze zonder stress, in een aangepaste omgeving en met een evenwichtige voeding worden geteeld. Daarvoor moet de boer huisvesting, fokkerij, voeding en verzorging aanpassen aan het dierenwelzijn.
Voordelen voor het milieu Voor het milieu heeft de biologische landbouw ongetwijfeld grote voordelen. Andere landbouwers die meer milieuvriendelijk willen telen, nemen technieken en kennis uit de biologische landbouw over. Ook de overheid stimuleert landbouwers om milieuvriendelijker te werken en neemt daarbij soms de kwaliteit van een product, het milieu, dierenwelzijn,... uit de biologische landbouw over als norm: ó Bij de teelt worden stoffen vermeden die de gezondheid van mens en dier kunnen schaden: er worden geen scheikundige bestrijdingsmiddelen noch kunstmest gebruikt. ó Mestoverschotten komen niet voor omdat de biolandbouw grondgebonden is. Dit wil zeggen dat een bedrijf niet méér vee mag telen dan er land is om mest af te zetten. ó Genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) worden niet toegepast. ó Biologische telers proberen vaak zelf zoveel mogelijk in te staan voor de afzet van hun producten. Op die manier willen ze de afstand tussen boer en verbruiker zo klein mogelijk houden. ó Respect voor natuur, dieren en landschap zijn eigen aan de biologische landbouw. ó De bioboer wil natuur en landschap behouden of herstellen en de genetische verscheidenheid van soorten behouden. ó Het bedrijf is opgezet om zoveel mogelijk een gesloten kringloop te bewaren en het milieu zo weinig mogelijk te belasten. De biologische landbouw is duurzaam. De normen die in de toekomst zullen gelden voor de kwaliteit van een product, het milieu, dierenwelzijn, economie en arbeidsomstandigheden worden nu al zoveel mogelijk opgevolgd.
Hoe weet je zeker dat een product biologisch is? De biologische productie van plantaardige en dierlijke producten is wettelijk vastgelegd op Europees niveau. In België zorgen twee gespecialiseerde, onafhankelijke organisaties voor de controle en certificering van de producten van de biologische landbouw: Blik en Ecocert. De termen biologisch, ecologisch en organisch zijn in België beschermd voor alle plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen. Als je ze leest op een verpakking, mag je ervan uitgaan dat het werkelijk om een bioproduct gaat.
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
134
MODULE INFOBOEK
Hoe kan je biologische producten herkennen? Veel producten van de biologische landbouw dragen een keurmerk. Dat keurmerk is goedgekeurd door de Europese Unie en garandeert dat het product volgens de normen van de biologische landbouw werd geteeld. Elk land heeft een eigen keurmerk. Ingevoerde producten dragen vergelijkbare labels die even streng gecontroleerd worden.
Waar vind je biologische producten? Het aandeel van de biologische landbouw in de Vlaamse landbouw bedroeg in 2004 nog altijd minder dan een half procent. In de buurlanden ligt dat hoger. Het verbruik van bioproducten ligt wel hoger en bedraagt ongeveer 1,5 procent. Biologische producten vind je in natuurwinkels, wereldwinkels, op biomarkten, via boerderijverkoop en bij allerhande plaatselijke afhaalpunten. Ook supermarkten hebben steeds meer biologische producten in de rekken.
Websites met meer informatie over biologische landbouw ó ó ó ó ó ó ó ó ó ó
www.bioforum.be www.biodichtbijhuis.be www.velt.be www.zonderisgezonder.be www.bondbeterleefmilieu.be www.landwijzer.be www.wervel.be www.voedselteams.be www.vlam.be www.biotheek.be
135
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
GENETISCH GEMODIFICEERDE ORGANISMEN Een genetisch gemodificeerd organisme (ggo) is een organisme waarin door ingrijpen van de mens de erfelijke eigenschappen veranderd (of gemodificeerd) zijn op een wijze die ‘van nature’ niet mogelijk is. Dit gebeurt door rechtstreeks in te grijpen op het erfelijk materiaal. Zo is het mogelijk om tomaten langer houdbaar te maken, aardbeien minder gevoelig te laten zijn voor koude, gewassen zoals soja en maïs een behandeling met een onkruidverdelger te laten overleven, of planten zelf een insecticide te laten aanmaken. Daarbij kan het zowel gaan om genetisch gewijzigde micro-organismen (bijvoorbeeld bacteriën of schimmels), als om genetisch gewijzigde planten of dieren. Genetische modificatie (manipulatie, zeggen de tegenstanders) laat toe de grenzen tussen de soorten te overschrijden en volledig nieuwe organismen voort te brengen: nieuw voor de natuur en voor de mens. In de natuur is dat uitgesloten.
Toepassingen De belangrijkste teelten die vandaag gebruikt worden, hebben een selectieve weerstand tegen onkruidverdelgers of insecten (eerste generatie). Een tweede golf van producten heeft eigenschappen die de productie of de voedingswaarde verhogen, bijvoorbeeld koffiestruiken die beter tegen vorst kunnen en daarom ook in Europa zouden kunnen worden gekweekt. Een derde golf omvat het gebruik van teelten voor niet-landbouwdoeleinden; het wijzigen van medische eigenschappen is daar een voorbeeld van. Ggo’s en de daarvan afgeleide producten worden niet verenigbaar geacht met een biologische productiemethode. Vandaar dat er een absoluut verbod is op het gebruik van ggo’s en daarvan afgeleide producten in producten die als biologisch worden aangeduid.
Voordelen en nadelen Er is veel discussie of ggo’s vooral voor- of nadelen hebben. Als mogelijke voordelen van ggo’s kunnen vermeld worden: ó weerstand tegen insecten en ziekten; ó verbetering van de voedselkwaliteit (bv. ervoor zorgen dat soorten minder snel bederven); ó aanpassing aan extreme bodem- en klimaatsvoorwaarden; ó nieuwe producten voor de niet-voeding; ó verhogen en betrouwbaar maken van de opbrengst; ó verlagen van het gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen. Bij de belangrijkste nadelen horen: ó mogelijk ongewilde overdracht van genen (sommige zaden van ggo-planten waaien over naar wilde planten); ó risico’s voor de gezondheid van mens en dier (we kennen vaak de effecten niet van planten bij consumptie op lange termijn); ó risico’s voor het milieu, bijvoorbeeld door besmetting van zaden van wilde planten waardoor de oorspronkelijke soorten verdwijnen. Op velden met ggo-planten blijken minder vlinders en nuttige insecten als bijen voor te komen.
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
136
MODULE INFOBOEK
ó filosofische beschouwingen en ethische bezwaren; ó verscherpte afhankelijkheid van de landbouwers van de toeleveranciers en de afnemers door monopolievorming; ó mogelijk verlies van het vertrouwen van de consument.
Zijn er veel ggo’s? Sinds verscheidene jaren worden over de gehele wereld ggo-teelten verbouwd en gecommercialiseerd. In de VS is veertig procent van de maïsoogst en vijftig procent van de sojaoogst afkomstig van ggo-planten. In Europa nemen zowel overheid, landbouwers als verbruikers een meer afwachtende houding aan. Europa heeft toelating gegeven voor de commerciële verwerking in voedsel en voeder van een aantal maïs-, koolzaad- en sojavariëteiten. De meeste worden gebruikt voor veevoeder.
Kan je ggo’s herkennen? Vermelding van aanwezigheid van ggo’s is verplicht op etiketten van producten die ggo’s bevatten.
Websites met meer informatie over ggo’s ó ó ó ó ó ó ó
www.greenpeace.be www.velt.be www.bewustverbruiken.org www.wervel.be www.bioveiligheid.nl www.biosafety.be www.biotheek.be
137
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
Portfolio
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
MODULE INFOBOEK
portfolio
ó Module: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
ó Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ó Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
139
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]
Colofon Niet voor groentjes UITGAVE EN SAMENSTELLING Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid Cel Natuur- en Milieueducatie & -Informatie Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel www.milieueducatie.be/volwassenen/
[email protected] AUTEUR Boudewijn Goos (medewerker Centrum voor Basiseducatie Klein-Brabant Rupelstreek Vaartland; ontwikkelaar Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie) EINDREDACTIE Philippe Callens (Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie)
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
De auteur wenst in het bijzonder volgende personen te danken:
Jean-Pierre Heirman, directeur-generaal afdeling Algemeen Milieuen Natuurbeleid, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel.
– Diane De Keyzer (Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie), Muriel Geldhof, Rosine Van Oost en Francis Vandennoortgaete (Cel Natuur- en Milieueducatie & -Informatie) hebben het idee in een bruikbaar concept voor de basiseducatie gegoten en het wordingsproces begeleid; – Kistien De Rouck (Centrum voor Basiseducatie Dendermonde), Eva Geerardijn (Centrum voor Basiseducatie Westhoek), Renaat Vanbeckevoort (Centrum voor Basiseducatie West-Limburg), Moris Venken (Centrum voor Basiseducatie Genk) - leden vakgroep maatschappijoriëntatie en collega-lesgevers basiseducatie; – Vicky Ackermans (Centrum voor Basiseducatie Aalst) heeft het basismateriaal voor de module Wonen en milieubewust consumeren uitgewerkt in het kader van haar stageopdracht; – Luce Cornelissen (Centrum voor Basiseducatie Antwerpen) en Annelies Wyn (Centrum voor Basiseducatie Klein-Brabant Rupelstreek Vaartland) voor de constructieve evaluatie van testlessen; – Lucie Evers (Ludi educatieve winkel, Gent) bezorgde vrijwillig commentaar; – Ann Collys (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie), Ann Theunissen (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Duurzame Landbouw) en Els Van den Broeck (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Cel Lucht) voor de wetenschappelijk gefundeerde kanttekeningen.
STUURGROEP Mathilde Bartels (Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid), Willem Boon (Mobiel21), Katleen Bosmans (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Cel Inburgering), Marc Cherretté (afdelingshoofd Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid en voorzitter stuurgroep), Diane De Keyzer (Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie), Magda Fostie (Natuur- en Milieueducatief Centrum De Helix), Werner Gebruers (Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord Nemen), Muriel Geldhof (Cel Natuur- en Milieueducatie & -Informatie), Boudewijn Goos (Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie), Gike Neels (Provinciaal Instituut voor Milieueducatie), Ilse Rottiers (Cel Natuur- en Milieueducatie & -Informatie), Willy Sleurs (Dienst voor Onderwijsontwikkeling), Krist Tack (Natuureducatief Centrum De Vroente), Philippe Van de Velde (Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest), Hugo Verdurmen (Inspectie Basiseducatie).
FOTOVERANTWOORDING (MAP VOOR CURSISTEN) Cel Natuur- en Milieueducatie & -Informatie, Tim Joye: p. 24 (rij 1, kolom 1-3; rij 4, kolom 2) | Filip Erkens: p. 6, 14, 24 (rij 2, kolom 2-3), 24 (rij 3, kolom 1-2; rij 4, kolom 1), 24 (rij 3, kolom 3, met dank aan Haviland), 48, 66 (met dank aan stad Gent), 74, 75, 78, 93, 100, 112, 129 | Europese Commissie, Audiovisuele Diensten: p. 27 | Ewoud L’Amiral: p. 24 (rij 4, kolom 3) (met dank aan Natuurpunt) | Oxfam: p. 92 | PhotoDisc®: p. 24 (rij 2, kolom 1), 123, 133 | Klaas Puul & Zoon: p. 98 | Ward Stulens: p. 19 (met dank aan Natuurpunt) VORMGEVING
DRUK
Atelier voor Grafische & Aanverwante Toepassingen (Gent)
Parys (Evergem)
DEPOTNUMMER D/2005/3241/268 140
NIET VOOR GROENTJES [MAP VOOR CURSISTEN]