Newsletter Editie maart 2014
Accounting
Belasting & BTW
Juridische diensten
02 Hoe zit het nu met cashontvangsten?
04 CBN Advies 2013/15: 120% aftrek van bepaalde kosten 05 Nieuwe investeringsaftrek voor KMO-vennootschappen 06 De ‘fairness tax’ 07 Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing onderzoekers 08 Forfaitaire kostenvergoeding buitenlandse dienstreizen 09 Drempel kleine ondernemingen verhoogd naar EUR 15.000 10 Bedrijfsmiddelen: drempel verhoogd naar EUR 1.000 11 Self-billing: versoepeling voorwaarden 12 Mogelijkheid tot indiening kwartaalaangiften voor btw: verhoging drempel
13 Regering past RSZ-regime beëindigingsvergoedingen opnieuw aan 14 Eenheidsstatuut: gevolgen voor outplacement en controle op arbeidsongeschiktheid 16 Tewerkstelling Roemenen, Bulgaren en Kroaten 17 Laattijdige voorlegging en/ of neerlegging jaarrekening: sancties 18 Wat kan/mag de gedelegeerd bestuurder van een NV?
Audit & Assurance 03 Recente adviezen CBN
Agenda 20 Seminaries/Opleidingen i.s.m. Grant Thornton
Accounting
Hoe zit het nu met cash-ontvangsten?
Opfrissing
Bij een aankoop van een onroerend goed mocht tot voor kort 10% van de verkoopprijs in contanten worden betaald, met een maximum van EUR 5.000. De notaris of vastgoedmakelaar die geconfronteerd wordt met partijen die deze beperking negeren, moet dit onmiddellijk schriftelijk of elektronisch melden aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (‘de witwascel’). Bij de aankoop van een roerend goed of een dienst bij een handelaar of dienstverrichter geldt dezelfde verplichting in hoofde van de handelaar of dienstverrichter bij bedragen vanaf EUR 5.000. Er mag wel een bedrag tot ten hoogste 10% van de prijs in contanten worden
betaald, voor zover dit voorschot niet hoger is dan EUR 5.000. Opeenvolgende voorschotten in contanten die samengeteld boven deze 10% of EUR 5.000 komen, dienen ook te worden gemeld. Ook de creatieve oplossing van verschillende facturen beneden het grensbedrag om zo tot de totale som te komen (boven het grensbedrag) wordt als één transactie aanzien.
Bij de aankopen van roerende goederen en/of diensten werd het grensbedrag verlaagd tot EUR 3.000. Sancties
Het niet naleven van deze maatregelen kan leiden tot boetes van EUR 250 tot EUR 225.000, met een maximum van 10% van de ten onrechte in contanten ontvangen sommen en dit niet enkel voor de klant, maar ook voor de handelaar of dienstverrichter.
Nieuw
Sinds 1 januari 2014 werden deze regels gewijzigd. Bij de verwerving van onroerende goederen mag er GEEN voorschot meer betaald worden in contanten (wijziging zie artikel 20, eerste lid witwaswetgeving).
Advies
Tracht hoge cashverrichtingen te vermijden, niet enkel voor hogervermelde sanctie, doch ook voor uw veiligheid en deze van uw personeel. Ontvang zoveel mogelijk via bankverrichtingen (via een bankterminal of via creditcards). Let ook op voor eigen verrichtingen. Melding en bijkomende informatie
Cel voor Financiële Informatieverwerking Gulden Vlieslaan 55/bus 1 1060 Brussel www.ctif-cfi.be T 02 533 72 11
2
Editie maart 2014
Audit & Assurance
Recente adviezen CBN
Hiernaast vindt u het overzicht van de recente adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. Voor de integrale tekst van de CBN-adviezen verwijzen we naar http://www.cnc-cbn.be/nl/advices/index.
CBN-advies 2013/15
De boekhoudkundige verwerking van de verhoogde aftrek van bepaalde kosten die fiscaal wordt aanvaard boven het bedrag van de werkelijk gedane of gedragen kosten mits naleving van de onaantastbaarheidsvoorwaarde (zie ook pagina 4) CBN-advies 2013/16
Toelichting omtrent het niet-gebruik van de waarderingsregels op basis van de waarde in het economisch verkeer voor de financiële instrumenten CBN-advies 2013/17
De boekhoudkundige verwerking met betrekking tot de toepassing van de overgangsregeling zoals vermeld in artikel 537 WIB 92 (Deze in artikel 537 WIB 92 vermelde regeling bestaat uit een dividenduitkering die overeenkomt met de vermindering van de belaste reserves zoals die ten laatste op 31 maart 2013 zijn goedgekeurd door de algemene vergadering op voorwaarde en in de mate dat minstens het verkregen bedrag (i) onmiddellijk wordt opgenomen in het kapitaal, en (ii) dat deze opneming plaatsvindt tijdens het belastbaar tijdperk dat afsluit vóór 1 oktober 2014).
Editie maart 2014
3
Belasting & BTW
CBN Advies 2013/15 - 120% aftrek van bepaalde kosten
De fiscale wetgeving voorziet dat bepaalde kosten voor 120% worden afgetrokken. Deze kosten zijn m.a.w. niet enkel volledig aftrekbaar, de vennootschap mag ook nog eens 20% van deze kosten bijkomend aftrekken.
4
Editie maart 2014
Het betreft kosten voor: • elektrische wagens (0% CO2-uitstoot) • organisatie van collectief vervoer van personeel • aansluiting op een alarmcentrale of bewakingsonderneming • bedrijfsfietsen. In tegenstelling tot vele andere fiscale maatregelen die u louter via de aangifte kan toepassen (bijv. de investeringsaftrek), kan u de 20% bijkomende aftrek slechts genieten indien u dit correct verwerkt in uw boekhouding. In een advies van 27 november 2013 (Advies 2013/15) heeft de CBN de boekhoudkundige verwerking toegelicht: de investeringen en kosten moeten in eerste instantie voor 100% geboekt worden en op het einde van het boekjaar moet u de 20% extra kosten boeken op rekening ‘132 Belastingvrije reserves’ door middel van een onttrekking via rekening ‘689 Overboeking naar de vrijgestelde reserves’.
Aangezien de bijkomende aftrek onderworpen is aan de zogenaamde onaantastbaarheidsvoorwaarde, is dit voordeel wel slechts tijdelijk. Indien u de vrijgestelde reserves wenst te gebruiken (bijv. voor een dividenduitkering of uiterlijk bij de vereffening van de vennootschap), worden deze alsnog belast in de vennootschapsbelasting.
Belasting & BTW
Nieuwe investeringsaftrek voor KMO-vennootschappen
Eind 2013 besliste de regering om de zogenaamde ‘gewone investeringsaftrek’ (die vanaf aanslagjaar 2007 tot 0% werd herleid) terug in te voeren. We overlopen kort de nieuwe en de bestaande mogelijkheden.
De gewone investeringsaftrek
De verhoogde investeringsaftrek
KMO’s die in 2014 en 2015 investeren in nieuwe materiële of immateriële vaste activa (met uitzondering van o.a. personenwagens), kunnen een éénmalige investeringsaftrek van 4% toepassen mits deze activa rechtstreeks verband houden met de bestaande of de geplande economische werkzaamheid die door de vennootschap werkelijk wordt uitgevoerd.
Naast de gewone investeringsaftrek geven een aantal specifieke investeringen reeds enkele jaren recht op een verhoogde investeringsaftrek. Het betreft o.a.: • milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling, energiebesparende investeringen en oplaadstations voor elektrische voertuigen (14,5% voor aanslagjaar 2014) • investeringen in beveiliging (enkel voor KMO’s - 21,5% in aanslagjaar 2014).
Indien u deze investeringsaftrek wenst toe te passen, dan mag u de aftrek voor risicokapitaal voor dat aanslagjaar niet aftrekken. De overgedragen aftrek voor risicokapitaal van vroegere aanslagjaren kan wel nog worden toegepast. De aftrek kan worden overgedragen naar het volgende aanslagjaar. Nadien gaat de aftrek onherroepelijk verloren.
De toepassing hiervan is vaak aan strikte voorwaarden onderworpen. Zo moet u voor energiebesparende en/ of milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling vóór het einde van de derde maand na het boekjaar een attest aanvragen bij het Vlaams Energie Agentschap (VEA). De verhoogde investeringsaftrek kan in principe onbeperkt in de tijd worden overgedragen.
Editie maart 2014
5
Belasting & BTW
De ‘fairness tax’
Complexe berekening
Zoals eerder toegelicht (zie onze Newsletter editie september 2013), is vanaf aanslagjaar 2014 een afzonderlijke aanslag verschuldigd van 5,15% indien het door de vennootschap uitgekeerde dividend groter is dan het belastbaar resultaat.
De belastbare basis voor de ‘fairness tax’ wordt dan als volgt berekend: (a – e) x ((c + d) / b) en bedraagt dus: (600 - 450) × ((800 + 50)/1600) of 150 × 53,12% = EUR 79,68. De afzonderlijke aanslag bedraagt dan EUR 4,10 (79,68 × 5,15%).
Dit verschil (dividend – belastbaar resultaat) wordt nog verminderd met (het gedeelte van) het dividend afkomstig van voor aanslagjaar 2014 belaste reserves, en vervolgens vermenigvuldigd met een percentage dat de verhouding uitdrukt tussen enerzijds de afgetrokken verliezen en notionele interestaftrek en anderzijds het fiscaal resultaat (i.e. resultaat van de zogenaamde ‘eerste bewerking’ in de aangifte: beweging belaste reserves + verworpen uitgaven + uitgekeerde dividenden excl. vrijgestelde waardeverminderingen, voorzieningen en meerwaarden).
Een complexe berekening dus die uiteraard nog moeilijker wordt indien bijvoorbeeld het dividend deels afkomstig is uit belaste reserves, indien er sprake is van andere aftrekposten, vrijgestelde meerwaarden, enz. Indien u overweegt om dit jaar een dividend uit te keren, raden wij aan om voorafgaandelijk de impact van de ‘fairness tax’ te (laten) berekenen. Op die manier kunnen onaangename verrassingen worden vermeden.
We lichten toe aan de hand van een eenvoudig voorbeeld: Gereserveerde winst boekjaar + verworpen uitgaven:
EUR 1.000
Uitgekeerd dividend (uit resultaat boekjaar):
EUR 600
(a)
Fiscaal resultaat na de zgn. eerste bewerking:
EUR 1600
(b)
DBI-aftrek:
EUR - 300
Aftrek voor risicokapitaal:
EUR - 800
(c)
Aftrek van overgedragen verliezen:
EUR - 50
(d)
Belastbaar resultaat:
EUR 450
(e)
6
Editie maart 2014
Belasting & BTW
Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing onderzoekers
Gewijzigde procedure
De fiscale wetgever tracht op verschillende manieren wetenschappelijk onderzoek in België te stimuleren. Zo genieten bedrijven die werknemers tewerkstellen in het kader van wetenschappelijk onderzoek van een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. Deze mogelijkheid werd recent op een aantal punten bijgestuurd.
Voor de bezoldigingen toegekend vanaf 1 juli 2013 bedraagt het vrijstellingspercentage 80%. Dit wil zeggen dat 80% van de (principieel) verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet moet worden doorgestort aan de fiscus. Sedert 1 januari 2014 kan de werkgever de vrijstelling nog slechts genieten indien het betrokken project werd aangemeld bij (en goedgekeurd door) de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid. Reeds bestaande wetenschappelijke projecten (waarvoor de vrijstelling wordt toegepast), moeten uiterlijk op 31 december 2014 worden aangemeld.
Editie maart 2014
7
Belasting & BTW
Forfaitaire kostenvergoeding buitenlandse dienstreizen
Nu ook voor langdurige dienstreizen Met betrekking tot buitenlandse dienstreizen van maximum 30 dagen aanvaardt de fiscus al lang dat de forfaitaire dagvergoedingen – zoals opgenomen in de landenlijst voor ambtenaren van Buitenlandse Zaken – aftrekbaar zijn in hoofde van de werkgever en niet belastbaar zijn in hoofde van de werknemer (‘kosten eigen aan de werkgever’). In een circulaire van 10 oktober 2013 heeft de fiscus nu ook een regeling uitgewerkt voor langdurige dienstreizen (i.e. méér dan 30 opeenvolgende kalenderdagen en maximum 24 maanden). De forfaitaire dagvergoedingen zullen eveneens vrijgesteld zijn indien
het maximumbedrag niet meer bedraagt dan de dagelijkse forfaitaire verblijfsvergoedingen voor de ambtenaren van Buitenlandse Zaken “op post” in het buitenland. Ingeval een hoger bedrag wordt toegekend, dan is dit slechts belastingvrij mits dit hoger bedrag de werkelijk gemaakte kosten dekt. De vergoeding dekt de kosten voor maaltijden en andere kleine uitgaven (bijv. tram, bus, drank, fooien, etc.). Indien deze kosten (gedeeltelijk) door de werkgever zelf worden gedragen, moet het forfait worden verminderd met respectievelijk 15%, 35%, 45% en 5% voor het ontbijt, middagmaal, avondmaal en kleine uitgaven. Het forfait omvat niet de huisvestingskosten en/of de verplaatsingskosten van en naar het buitenland. De dagvergoeding mag worden toegekend voor elke volle dag van afwezigheid, zijnde de dag(en) tussen twee overnachtingen in het buitenland. De dagen van vertrek en terugkeer worden telkens voor de helft in aanmerking genomen. Wanneer verschillende landen worden aangedaan, is de plaats van overnachting bepalend om de forfaitaire dagvergoeding te bepalen voor de eerstvolgende dag. Tot slot kan nog worden opgemerkt dat in geval van definitieve vestiging in het buitenland de forfaitaire vergoeding moet worden beëindigd.
8
Editie maart 2014
De landenlijst wordt regelmatig aangepast en gepubliceerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hierna vindt u een overzicht van de vergoedingen voor korte dienstreizen (A) en langdurige dienstreizen (B) zoals die zijn vastgesteld voor onze belangrijkste handelspartners met ingang van 1 april 2013.
Landen
A
B
EUR
EUR
Austria
95
57
Canada
105
63
Denmark
105
63
Finland
104
62
France
95
57
Germany
93
56
Greece
82
49
Ireland
104
62
Italy
95
57
105
63
Luxembourg
92
55
Netherlands
93
56
Norway
99
59
Portugal
84
50
Spain
87
52
Sweden
97
58
Switzerland
105
63
United Kingdom
101
61
United States
105
63
Japan
Belasting & BTW
Drempel kleine ondernemingen verhoogd naar EUR 15.000
Ondernemingen met een beperkte omzet kunnen genieten van een specifieke vrijstelling van btw voor hun activiteiten. Bovendien zijn ze dan ontslagen van de meeste btw-verplichtingen. Wel hebben ze dan geen recht op aftrek van de aan hen aangerekende btw.
Momenteel bedraagt de maximale jaaromzet om beschouwd te kunnen worden als een ‘kleine onderneming’, EUR 5.580,00. De minister van Financiën heeft onlangs bevestigd dat deze drempel vanaf 1 april 2014 zal worden verhoogd tot EUR 15.000,00. Dit moet evenwel nog wettelijk worden geregeld. Let op, zelfs bij toepassing van de vrijstelling dienen er nog een beperkt aantal verplichtingen te worden voldaan: • aangifte van aanvang, wijziging en stopzetting van de activiteiten • uitreiking van facturen met vermelding: “Kleine onderneming onderworpen aan de vrijstellingsregeling van belasting. Btw niet van toepassing” • jaarlijkse klantenlisting met alle btw-plichtige klanten • bijzondere btw-aangiften (met betaling van verschuldigde btw op intracommunautaire verwervingen en ontvangen intracommunautaire diensten).
Editie maart 2014
9
Belasting & BTW
Bedrijfsmiddelen: drempel verhoogd naar EUR 1.000
Bij aankoop van materieel, klein gereedschap of kantoormaterieel dient op boekhoudkundig (en fiscaal) vlak te worden bepaald of het gaat om een ‘kost’ dan wel om een ‘investering’ die moet worden geactiveerd en afgeschreven. Ook op het vlak van btw dient een soortgelijke beoordeling te worden gemaakt, met name of het gaat om een ‘kost’ of om een ‘bedrijfsmiddel’.
10
Editie maart 2014
Bij een kwalificatie als bedrijfsmiddel, zal de btw nog steeds onmiddellijk en voor het gehele bedrag in aftrek kunnen worden gebracht door een volledige belastingplichtige. Maar het goed (en meer specifiek de belastbare aanwending) zal dan gedurende een herzieningstermijn van vijf jaren ‘gevolgd’ worden met het oog op eventuele correcties van de oorspronkelijk afgetrokken btw: de herziening. Daarom dienen bedrijfsmiddelen te worden gerapporteerd in rooster 83 van de btw-aangifte en dienen ze eveneens te worden opgenomen in een tabel der bedrijfsmiddelen. In deze tabel dienen een aantal gegevens te worden opgenomen. Aangezien deze gegevens in principe niet in een afschrijvingstabel voorkomen, is deze als dusdanig niet dienstig voor btw.
Als bedrijfsmiddelen worden voor btw beschouwd: de lichamelijke goederen, de zakelijke rechten en de diensten die bestemd zijn om op een duurzame wijze te worden gebruikt als werkingsinstrument of exploitatiemiddel. Klein materieel, klein gereedschap en kantoorbehoeften worden echter niet als bedrijfsmiddelen aangemerkt wanneer de prijs (of normale waarde), per in de handel gebruikelijke eenheid, minder bedraagt dan een bepaalde drempel. Deze drempel bedroeg tot voor kort EUR 250 (exclusief btw), maar werd vanaf 1 januari 2014 opgetrokken naar EUR 1.000. Dit betekent wellicht dat laptops, smartphones, tablets, etc. niet meer als bedrijfsmiddel worden aangemerkt en de btw niet langer onderworpen zal zijn aan een herziening.
Belasting & BTW
Self-billing: versoepeling voorwaarden
De btw-administratie heeft recent een aanschrijving gepubliceerd die de toepassing van het systeem van ‘self-billing’ of ‘factuur uitgereikt door afnemer’ vereenvoudigt en (eindelijk) praktisch bruikbaar maakt (aanschrijving nr. 53 van 16 december 2013). In dit systeem mag de medecontractant (i.e. de koper of de ontvanger van de dienst) een afrekening opmaken in naam en voor rekening van zijn leverancier of dienstverrichter en dit ter vervanging van de gewone factuur die normaal door de leverancier of dienstverrichter moet worden uitgereikt.
Uiteraard is de toepassing van dit systeem onderworpen aan strikte voorwaarden en regels. Onder de ‘oude’ regeling waren volgende voorwaarden nog toepasselijk: (1) een akkoord tussen de partijen, (2) een kennisgeving aan de bevoegde btwcontroles van de partijen en (3) een complexe aanvaardingsprocedure voor elk individueel document. Vooral deze laatste voorwaarde zorgde ervoor dat ‘self-billing’ in de praktijk niet echt toepasbaar was.
Ten slotte voert de aanschrijving, in combinatie met de toepassing van ‘self-billing’, ook een optionele verleggingsregeling in voor bepaalde transacties (bijvoorbeeld handelingen verricht door makelaars of lasthebbers, door depothouders voor wasserijen, door ophaaldiensten bij slagers etc.).
Door een aanpassing van de facturatiewetgeving per 1 januari 2013 werd de wettelijke regeling alvast versoepeld. Voortaan is enkel nog vereist dat: (1) er een voorafgaandelijk akkoord bestaat tussen de partijen over de toepassing van het systeem en (2) elke ‘self-bill’ het voorwerp uitmaakt van een aanvaardingsprocedure. De nieuwe aanschrijving van december 2013 verduidelijkt nu deze toepassingsvoorwaarden. Zo mogen de partijen voortaan zelf de inhoud en de vorm van het voorafgaandelijk akkoord bepalen, evenals de wijze waarop de ‘self-bills’ zullen worden aanvaard. Verder gelden dezelfde principes als inzake gewone facturering voor wat betreft bijvoorbeeld de verplichte vermeldingen, opeisbaarheid van de btw, etc.
Editie maart 2014
11
Belasting & BTW
Mogelijkheid tot indiening kwartaalaangiften voor btw: verhoging drempel
Belastingplichtigen moeten in principe maandelijkse btw-aangiften indienen. Tot eind 2013 konden zij kiezen voor kwartaalaangiften indien hun jaaromzet (exclusief btw) niet meer bedroeg dan EUR 1.000.000,00. Een specifieke drempel van EUR 200.000,00 (jaaromzet) bestond er voor bepaalde fraudegevoelige sectoren zoals o.a. minerale oliën, gsm’s, computers, landvoertuigen, … .
12
Editie maart 2014
Met ingang van 1 januari 2014 werden deze drempels verhoogd tot respectievelijk EUR 2.500.000,00 en EUR 250.000,00 (KB van 21 december 2013 tot wijziging van het KB nr. 1 – B.S. 30 december 2013). Door deze substantiële verhoging van de drempel lijken op het eerste gezicht veel ondernemingen van deze mogelijkheid gebruik te kunnen maken. Maar het voorgaande wordt gedeeltelijk getemperd doordat belastingplichtigen die gehouden zijn tot maandelijkse indiening van intracommunautaire opgaven, uitgesloten worden van kwartaalaangiften. In dat opzicht moet er nu reeds een maandelijkse intracommunautaire opgave worden ingediend van zodra intracommunautaire leveringen de drempel van EUR 50.000,00 per kwartaal overschrijden (voorheen EUR 400.000,00 per jaar). Is de onderneming actief op internationaal vlak, dan zal ze wellicht ook bij een omzet lager dan EUR 2.500.000,00 nog steeds maandelijkse btw-aangiften moeten indienen.
Om over te schakelen van maandaangiften naar kwartaalaangiften moet de belastingplichtige een gemotiveerd verzoek indienen bij het lokale btw-controlekantoor. Bij goedkeuring heeft de overgang uitwerking vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak volgend op de datum van aanvaarding door de Administratie. Wie vandaag een verzoek indient, kan dus ten vroegste overschakelen voor het tweede kwartaal 2014. Bij de keuze voor kwartaalaangiften moet er wel rekening mee worden gehouden dat er in principe maandelijkse voorschotten zullen moeten worden betaald (telkens een derde van het opeisbare btw-saldo van de vorige kwartaalaangifte). Bovendien kunnen kwartaalaangevers geen vergunning voor maandelijkse teruggave verkrijgen.
Juridische diensten
Regering past RSZ-regime beëindigingsvergoedingen opnieuw aan
In onze Newsletter editie december 2013 hebben wij u geïnformeerd over de nieuwe regeling omtrent de betaling van socialezekerheidsbijdragen op beëindigingsvergoedingen. De regering heeft enkele maanden na de inwerkingtreding deze regeling andermaal bijgestuurd.
Vanaf 1 oktober 2013 worden de meeste vergoedingen uitbetaald naar aanleiding van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst onderworpen aan RSZ. Het gaat daarbij o.m. om: • de uitwinningsvergoeding • vergoedingen ingevolge concurrentieovereenkomsten die binnen de twaalf maanden na afloop van de arbeidsovereenkomst worden afgesloten. Een KB van 21 december 2013 past deze regeling alweer op bepaalde punten aan. De volgende punten werden aangepast of verduidelijkt: • Schadevergoedingen die een werkgever verschuldigd is wanneer hij zijn wettelijke, contractuele of statutaire verplichtingen niet nakomt (zogenaamde beschermingsvergoedingen) zijn met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2013 niet onderworpen aan RSZ. Het onrechtmatig ontslag van een zwangere werkneemster of van een werknemer in tijdskrediet behoort tot deze categorie. • Een vergoeding wegens het willekeurig ontslag van een arbeider blijft vrijgesteld van sociale bijdragen. • Vergoeding wegens collectief ontslag is vrijgesteld van sociale bijdragen voor zover het gaat om een aanvulling op een werkloosheidsuitkering.
Op de hierna volgende beëindigingsvergoedingen waren reeds vóór 1 oktober 2013 sociale bijdragen verschuldigd en dat blijft zo: • de onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever (verbrekingsvergoeding) • de eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor personeelsafgevaardigden • de eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor syndicale afgevaardigden • de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in gemeenschappelijk akkoord.
Editie maart 2014
13
Juridische diensten
Eenheidsstatuut: gevolgen voor outplacement en controle op arbeidsongeschiktheid
Controle van de arbeidsongeschiktheid
Door het afschaffen van de carensdag bestond de vrees dat dit de deur zou openzetten voor misbruik. De wetgever komt hieraan tegemoet door een aantal begeleidende maatregelen in te voeren.
getuigschrift voorleggen binnen de voorgeschreven termijn en (3) het zich onderwerpen aan de controle, bestaat de sanctie erin dat de werkgever de betaling van het gewaarborgd loon kan weigeren. Outplacement
Verwittigingsplicht
Elke werknemer heeft de verplichting om in geval van arbeidsongeschiktheid zijn werkgever zo snel mogelijk te verwittigen. Behoudens in geval van overmacht verzendt de werknemer het geneeskundig getuigschrift of geeft hij het af op de onderneming, binnen twee werkdagen vanaf de dag van de ongeschiktheid of vanaf de dag van ontvangst van het verzoek tot afgifte vanwege de werkgever. Er kan wel een afwijkende termijn worden ingevoerd door een cao of door het arbeidsreglement. Deze verplichtingen bestonden reeds in grote mate, maar worden nu expliciet in de wet ingeschreven.
Met de invoering van het nieuwe eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden, werd ook de regeling van outplacement volledig hervormd. Outplacement is het geheel van begeleidende diensten die moeten toelaten dat een werknemer zo spoedig mogelijk een nieuwe job vindt. Toepassingsgebied
De nieuwe algemene regeling zal van toepassing zijn op alle werknemers van wie de arbeidsovereenkomst beëindigd wordt volgens de bepalingen van de arbeidsovereenkomstenwet. Concreet heeft dit tot gevolg dat zowel de werknemers uit de privésector als de contractanten in de publieke sector geviseerd worden. Dat laatste is een nieuwigheid.
Beschikbaarheid voor de controlearts
Voortaan bestaat de mogelijkheid om in een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op het niveau van de onderneming of van de sector, of in het arbeidsreglement, bepalingen op te nemen die regelen dat de werknemer die arbeidsongeschikt is wegens ziekte of ongeval zich gedurende een dagdeel van maximaal 4 aaneengesloten uren tussen 7 uur ’s ochtends en 20 uur ’s avonds in zijn woonplaats of een meegedeelde andere verblijfplaats ter beschikking van de controlearts moet houden.
Voorwaarden
Voortaan hebben werknemers recht op een outplacementbegeleiding indien zij vanaf 1 januari 2014 worden ontslagen en indien zij recht hebben op een opzeggingstermijn van minstens 30 weken of een opzeggingsvergoeding die minstens deze periode dekt.
Tenzij wettige redenen hem dat beletten, zoals hospitalisatie of doktersbezoek, kan de afwezigheid in de woonst of verblijfplaats op het aangeduide dagdeel aanzien worden als het zich onttrekken aan de controle.
De opzeggingstermijn van 30 weken komt overeen met een opgebouwde anciënniteit die zich situeert tussen negen en tien jaar. In de oude regeling diende men slechts één jaar in dienst te zijn bij de werkgever en een leeftijd te hebben van minstens 45 jaar. Werknemers die ouder zijn dan 45 jaar maar die niet voldoen aan de voorwaarden van het nieuwe stelsel behouden hun rechten in het oude, residuaire stelsel.
Wanneer de werknemer zich niet houdt aan zijn verplichtingen, met name (1) onmiddellijk zijn werkgever verwittigen, (2) (indien van toepassing) het geneeskundig
De werknemer die ontslagen wordt wegens dringende reden, heeft geen recht op outplacement. Specifieke regels voor ondernemingen in herstructurering blijven gelden.
14
Editie maart 2014
Juridische diensten outplacementaanbod aan de werknemer. Wanneer een arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd door middel van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, doet de werkgever uiterlijk vier weken na de aanvang van de opzeggingstermijn een outplacementaanbod. • Duur van outplacement De werknemer heeft recht op een outplacementbegeleiding gedurende een maximum periode van twaalf maanden die gefaseerd is vastgelegd door de wetgever. Indien de werknemer in een welbepaalde periode een nieuwe betrekking vindt, dient er geen nieuwe fase te worden aangevat. Er zijn wel bijkomende bepalingen vastgelegd indien de werknemer binnen de drie maanden na de indiensttreding bij een nieuwe werkgever, opnieuw zonder werk valt. In dat geval herleeft zijn recht op outplacement.
Belangrijkste aandachtspunten
• Ontslagpakket Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de situatie waarbij een werknemer ontslagen wordt met een opzeggingsvergoeding, of de situatie waarbij de werknemer een opzeggingstermijn dient te presteren. In beide gevallen heeft de betrokkene recht op een outplacementbegeleiding van 60 uren. In het geval van de prestatie van de opzeggingstermijn, wordt de outplacementbegeleiding aangerekend op het sollicitatieverlof. In het geval van de betaling van een opzeggingsvergoeding, mag de werkgever vanaf 1 januari 2016 deze vergoeding verminderen ten belope van vier weken loon. Tot 31 december 2015 heeft de werknemer de keuze om al dan niet in te gaan op het outplacementaanbod. Gaat hij in op het outplacementaanbod, dan wordt de opzeggingsvergoeding ingekort met vier weken. Opteert hij ervoor om niet in te gaan op het outplacementaanbod, zal zijn opzeggingsvergoeding tot en met 31 december 2015 niet worden ingekort. Daarna is dit wel het geval.
• Sancties bij beëindiging met een opzeggingsvergoeding De werknemer herwint het recht op een opzeggingsvergoeding ten belope van vier weken (met name de hierboven vermelde inkorting) als de werkgever: - hem geen enkele outplacementbegeleiding aanbiedt na de procedure te hebben gevolgd - hem een aanbod voorstelt dat niet in overeenstemming is met de wettelijke voorwaarden - hoewel hij een outplacementbegeleiding heeft aangeboden overeenkomstig de wettelijke voorwaarden, de voormelde begeleiding niet daadwerkelijk uitvoert.
• Aanbod Wanneer de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd met een vergoeding die overeenstemt hetzij met de duur van een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, doet de werkgever binnen een termijn van vijftien dagen nadat de arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen, schriftelijk een geldig
Editie maart 2014
15
Juridische diensten
Tewerkstelling Roemenen, Bulgaren en Kroaten
Roemenen en Bulgaren
Geen knelpuntberoep
Vanaf 1 januari 2014 dienen Roemenen en Bulgaren niet langer in het bezit te zijn van een arbeidskaart indien zij tewerkgesteld worden door een Belgische werkgever. Tot vóór die datum bestonden er overgangsmaatregelen voor de inwoners van deze lidstaten. Voortaan genieten Roemenen en Bulgaren net als de inwoners uit andere EU-lidstaten van een absolute vrijstelling tot het bekomen van een arbeidskaart.
Concreet betekent dit dat indien deze werknemers geen knelpuntberoep zullen uitoefenen en niet behoren tot één of andere bijzondere categorie (hooggeschoold personeel, leidinggevenden, technici…) de ‘gewone’ voorwaarden dienen te worden vervuld voor het bekomen van een arbeidskaart. In de praktijk is dit een vrij zware procedure en geldt het als weinig waarschijnlijk dat er een arbeidskaart zal worden verkregen.
Kroaten
Knelpuntberoep
Wij herinneren eraan dat er wel nog overgangsmaatregelen bestaan voor Kroaten die in dienst wensen te treden van een Belgische werkgever. Kroatië trad als 28e lidstaat van de Europese Unie toe op 1 juli 2013. Vanaf die datum gelden er gedurende twee jaar overgangsmaatregelen (tot 30 juni 2015), zoals die ook golden voor Roemenen en Bulgaren.
Kroatische onderdanen die zullen worden tewerkgesteld in een knelpuntberoep, kunnen een beroep doen op een soepele procedure. Voor de aanvraag tot tewerkstelling in een knelpuntberoep werd een aparte procedure uitgewerkt die in principe wordt afgerond binnen de vijf werkdagen, op voorwaarde van een volledig dossier. Detacheringen
Tot slot herinneren wij eraan dat Kroaten die naar België worden gezonden in het kader van een detacheringsopdracht vrijgesteld zijn tot het bekomen van een arbeidskaart.
16
Editie maart 2014
Juridische diensten
Laattijdige voorlegging en/of neerlegging jaarrekening: sancties
De bestuursorganen van Belgische naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en commanditaire vennootschappen op aandelen zijn verplicht om (1) jaarlijks een jaarrekening op te stellen, (2) deze ter goedkeuring voor te leggen aan de gewone algemene vergadering en (3) de goedgekeurde jaarrekening neer te leggen bij de Nationale Bank van België. Conform de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen dienen deze verplichtingen binnen bepaalde termijnen te worden nageleefd. Zo dient de jaarrekening binnen de zes maanden na het afsluiten van het boekjaar waarop ze betrekking heeft ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de gewone algemene vergadering en binnen de 30 dagen na deze gewone algemene vergadering, en in elk geval binnen de zeven maanden na het afsluiten van het boekjaar, te worden neergelegd bij de Nationale Bank van België. De wettelijk voorgeschreven termijnen worden echter niet altijd correct nageleefd. Vaak leeft bij het bestuursorgaan de misvatting dat de niet-tijdige naleving van deze verplichtingen alleen ‘maar’ gesanctioneerd wordt met een boete vanwege de Nationale Bank. Wat echter vaak vergeten wordt, is dat de laattijdige voorlegging ter goedkeuring en/of neerlegging van de jaarrekening
tevens een inbreuk vormt op het Wetboek van Vennootschappen (en de statuten) en uit dien hoofde ook andere sancties en aansprakelijkheden in hoofde van het bestuursorgaan tot gevolg kan hebben. Wij brengen hierna kort de mogelijke sancties en aansprakelijkheden in herinnering. Mogelijke sancties bij niet-tijdige goedkeuring van de jaarrekening: • De bestuurders of zaakvoerders zijn, zowel jegens de vennootschap, als jegens derden (bijvoorbeeld de schuldeisers), hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van de inbreuk op het Wetboek van Vennootschappen en de statuten. • De door derden geleden schade wordt, behoudens tegenbewijs, geacht voort te vloeien uit het verzuim de jaarrekening tijdig ter goedkeuring voor te leggen aan de algemene vergadering. • Het bestuursorgaan kan worden gestraft met een geldboete van EUR 300 tot EUR 60.000 (inclusief opdeciemen 2014). De vennootschap is burgerlijk aansprakelijk voor het betalen van deze boete. Mogelijke sancties bij niet-tijdige neerlegging van de jaarrekening: • De bestuurders of zaakvoerders zijn, zowel jegens de vennootschap, als jegens derden (bijvoorbeeld de schuldeisers), hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade
die het gevolg is van de inbreuk op het Wetboek van Vennootschappen en de statuten. • De door derden geleden schade wordt, behoudens tegenbewijs, geacht voort te vloeien uit het verzuim de jaarrekening tijdig neer te leggen. • De Nationale Bank legt, bij neerlegging van de jaarrekening meer dan acht maanden na de datum van het afsluiten van het boekjaar, aan de vennootschap een tarieftoeslag op voor de laattijdige neerlegging, die kan oplopen tot EUR 360 voor kleine vennootschappen (die het verkort schema hanteren) en tot EUR 1.200 voor de andere vennootschappen. Tot slot dient wel opgemerkt dat de algemene vergadering kwijting kan verlenen aan de bestuurders of zaakvoerders voor het niettijdig voorleggen/neerleggen van de jaarrekening, doch uitsluitend indien dit expliciet wordt vermeld in de agenda van de algemene vergadering. Deze kwijting is echter niet tegenstelbaar aan derden, die hun aansprakelijkheidsvordering tegen de bestuurders of zaakvoerders onverkort behouden.
Editie maart 2014
17
Juridische diensten
Wat kan/mag de gedelegeerd bestuurder van een NV?
De gedelegeerd bestuurder wordt algemeen geacht de spilfiguur te zijn van een KMO-NV. Niet zelden wordt hem dan ook op basis van zijn titel een grote macht toegedicht. Maar is de gedelegeerd bestuurder zo machtig als algemeen wordt aangenomen? Wie is die gedelegeerd bestuurder?
De raad van bestuur van een NV kan het dagelijks bestuur van de vennootschap en de vertegenwoordiging van de vennootschap in het kader van dat bestuur opdragen aan een of meer personen (art. 525 W. Venn.). Indien zulk een persoon tevens lid is van de raad van bestuur, wordt hem/ haar gebruikelijk de titel van ‘gedelegeerd bestuurder’ toegekend. Wat kan/mag de gedelegeerd bestuurder beslissen?
Uit de bestaande cassatierechtspraak omtrent de inhoud van het dagelijks bestuur kan worden afgeleid dat de gedelegeerd bestuurder kan beslissen over: • handelingen die behoren tot het dagelijks leven van de vennootschap (recurrente handelingen) • handelingen die een gering belang vertonen én dermate dringend zijn dat de raad van bestuur niet tijdig kan worden bijeengeroepen. Uit de praktijk blijkt dat de tweede categorie van handelingen zich zelden of nooit voordoet. De eerste categorie van handelingen komt uiteraard wel dagelijks voor. Een gedelegeerd bestuurder mag zich evenwel niet blindstaren op het recurrente karakter van de handelingen. Zelfs indien een handeling recurrent is, kan het toch zijn dat de rechtbank – gezien het belang dat de beslissing heeft voor de toekomst van de vennootschap – oordeelt dat deze buiten het dagelijks bestuur valt. Zo wordt de 18
Editie maart 2014
aankoop van grondstoffen klassiek tot het dagelijks bestuur gerekend, maar zal de beslissing om voor meerdere jaren een toeleveringsovereenkomst aan te gaan met een bepaalde leverancier allicht buiten de scope van het dagelijks bestuur worden geacht. De gedelegeerd bestuurder dient zich dus dagelijks bewust te zijn van de impact van een potentiële beslissing om dan te oordelen of hij al dan niet bevoegd is om ze effectief te nemen. Desgevallend kan ervoor worden geopteerd om in de statuten of in het benoemingsbesluit te omschrijven wat door de vennootschap wordt verstaan onder ‘dagelijks bestuur’, zij het dat zulke omschrijvingen de rechter, die zich over een bepaald bevoegdheidsdispuut moet uitspreken, niet binden en dat de gebeurlijke beperkingen die erin worden opgelegd niet tegenstelbaar zijn aan derden. Wat kan/mag de gedelegeerd bestuurder tekenen?
Het bovenstaande met betrekking tot de bevoegdheid van de gedelegeerd bestuurder om over een bepaald onderwerp een beslissing te nemen (interne beslissingsbevoegdheid – bijvoorbeeld ‘we gaan onze grondstoffen bij die leverancier kopen’), dient te worden onderscheiden van de bevoegdheid van de gedelegeerd bestuurder om de vennootschap juridisch te verbinden in het rechtsverkeer (de externe vertegenwoordigingsbevoegdheid – bijvoorbeeld ‘wie kan het toeleveringscontract namens de vennootschap ondertekenen?’). Vooreerst kan de gedelegeerd bestuurder de vennootschap rechtsgeldig vertegenwoordigen in de materies waarin hij beslissingsbevoegdheid heeft, m.a.w. het dagelijks bestuur (zie hierboven). Ten tweede is het mogelijk dat de statuten van de
vennootschap bepalen dat de vennootschap – naast de algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid van de raad van bestuur als college – bij alle rechtshandelingen kan worden verbonden door een gedelegeerd bestuurder die alleen optreedt, de zogeheten ‘éénhandtekeningsclausule’. Deze clausule wordt vaak ingeschreven om er bijvoorbeeld
Juridische diensten
voor te zorgen dat overeenkomsten waarin de vennootschap partij is, niet steeds moeten worden getekend door de meerderheid van de bestuurders. Waar deze clausule de gedelegeerd bestuurder het recht geeft om de vennootschap enkelhandig in alle materies rechtsgeldig te verbinden, impliceert dit echter niet dat de gedelegeerd bestuurder ook alle beslissingen in die materies op eigen houtje kan nemen. De beslissingsbevoegdheid van de gedelegeerd bestuurder blijft ook bij zulke clausule strikt beperkt tot handelingen van dagelijks bestuur. Het is en blijft de raad van bestuur die als collegiaal orgaan de algemene beslissingsmacht heeft. Ook de gedelegeerd bestuurder met individuele vertegenwoordigingsbevoegdheid zal zijn handelingen buiten het kader van het dagelijks bestuur dus moeten laten indekken door de raad van bestuur.
hem tegenstelbaar is en hij derhalve geacht wordt te weten dat de vennootschap niet gehouden zou zijn het onroerend goed te kopen. Het valt uiteraard niet uit te sluiten dat er begeleidende omstandigheden zijn die gebeurlijk de aansprakelijkheid van de gedelegeerd bestuurder ten aanzien van de verkoper in het gedrang zouden kunnen brengen. Is er wel een éénhandtekeningsclausule voorzien in de statuten, zal de vennootschap gebonden zijn door de onderhandse overeenkomst en dus gehouden zijn het onroerend goed te kopen aan de overeengekomen prijs. De vennootschap kan zich evenwel wenden tot de gedelegeerd bestuurder om de door haar geleden schade te vergoeden, aangezien de gedelegeerd bestuurder de beperkingen van zijn bevoegdheid heeft overschreden. Een valabel alternatief: bijzondere volmachten
Sancties
De sancties verbonden aan een bevoegdheidsoverschrijding door de gedelegeerd bestuurder hangen af van het al dan niet bestaan van een éénhandtekeningsclausule. Een voorbeeld kan één en ander duidelijk maken. De gedelegeerd bestuurder tekent namens de vennootschap een onderhandse overeenkomst tot aankoop van een onroerend goed voor een prijs van EUR 300.000,00, zonder voorafgaand besluit hiertoe door de raad van bestuur. Deze handeling kadert duidelijk buiten de grenzen van het dagelijks bestuur en is dus een bevoegdheidsovertreding door de gedelegeerd bestuurder. Indien geen éénhandtekeningsclausule is de vennootschap niet gebonden door de onderhandse overeenkomst en zal zij dus niet gehouden zijn het onroerend goed te kopen. Indien de vennootschap schade zou lijden ingevolge de bevoegdheidsovertreding (bijvoorbeeld advocatenkosten), zal zij die op de gedelegeerd bestuurder kunnen verhalen. Bovendien zal de gedelegeerd bestuurder zijn mandaat allicht beëindigd zien wegens de ontstane vertrouwensbreuk. De verkoper van het onroerend goed zal zich in principe niet tot de gedelegeerd bestuurder kunnen wenden, aangezien de bevoegdheidsbeperking van de gedelegeerd bestuurder aan
De onzekerheden waarmee de gedelegeerd bestuurder wordt geconfronteerd, kunnen worden vermeden door het werken met bijzondere volmachten. De bestuurder wordt in die hypothese niet gelast met het dagelijks bestuur in de zin van het W. Venn., maar krijgt vanwege de raad van bestuur een reeks bijzondere volmachten, waarin diens beslissings- en vertegenwoordigingsbevoegdheden gedetailleerd en op heldere wijze worden opgesomd. Men kan ervoor opteren om deze bijzondere volmachten te publiceren in de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad, zodat de bestuurder niet steeds een papieren versie van zijn volmacht dient voor te leggen aan derden. Let wel: een algemene volmacht, waarbij één bepaald persoon individueel wordt gelast met de algehele beslissingsbevoegdheid, is niet geldig.
Editie maart 2014
19
Agenda
Seminaries / opleidingen i.s.m. Grant Thornton
Spreker
Datum
Organisatie
Seminarie / Opleiding
Hilde Gaublomme Frederik De Graeve
13 maart 2014
EHSAL-FHS-Seminaries
Internationaal ondernemen via dochter of vaste inrichting
Hilde Gaublomme Marc Van den Bossche
20 maart 2014
EHSAL-FHS-Seminaries
Overname, overdracht of exit via asset-share deal
Stefaan De Coninck
Academiejaar 2013-2014
Syntra Antwerpen & VlaamsBrabant – campus Metropool
Module ‘Boekhouden en vennootschapsboekhouden’
Hilde Gaublomme
Academiejaar 2013-2014
Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Postgraduaat Fiscaliteit – Module ‘Diverse belastingen: rechtspersonenbelasting’
Bart Verstuyft
Academiejaar 2013-2014
Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Postgraduaat Fiscaliteit – Module ‘Omvormingsproblematiek’
Voor het meest recente overzicht van onze seminaries en opleidingen kan u steeds terecht op onze website: www.grantthornton.be
Disclaimer Grant Thornton garandeert de grootste zorg te hebben besteed aan de betrouwbaarheid van de informatie weergegeven in deze nieuwsbrief. Zij kan hiervoor evenwel geen aansprakelijkheid aanvaarden. Wenst u de Grant Thornton Newsletter voortaan elektronisch te ontvangen, dan kan u dit melden via
[email protected]. Onze nieuwsbrief is eveneens online beschikbaar op www.grantthornton.be. Grant Thornton is een handelsnaam van Grant Thornton Accountants en Belastingconsulenten CVBA, Grant Thornton Bedrijfsrevisoren CVBA, Grant Thornton Efficiëntia CVBA en Grant Thornton Belgium CVBA. Genoemde vennootschappen zijn lid van Grant Thornton International Ltd (GTIL). GTIL en haar leden zijn geen wereldwijd partnerschap. Alle diensten worden geleverd door de leden van GTIL. GTIL en haar leden zijn geen vertegenwoordigers van elkaar, hebben geen onderlinge verplichtingen en zijn niet verantwoordelijk voor elkaars handelingen of nalatigheden. Zie www.grantthornton.be voor meer details.
Contactinfo V.U. Geert Lefebvre
[email protected]
Antwerpen Potvlietlaan 6 2600 Berchem (Antwerpen) T +32 (0)3 235 66 66
Doornik Rue du Progrès 4B 7503 Doornik (Froyennes) T +32 (0)69 84 78 44
Brussel Metrologielaan 10 bus 15 1130 Brussel T +32 (0)2 242 11 40
Hasselt Maastrichtersteenweg 8 bus 5-6 3500 Hasselt T +32 (0)11 22 72 45
www.grantthornton.be
© 2013 Grant Thornton Alle rechten voorbehouden.
Turnhout Parklaan 49 bus 7 2300 Turnhout T +32 (0)14 47 30 70