Newsletter Editie juni 2014
Audit & Assurance
Belasting & BTW
Juridische diensten
02 Dematerialisatieproces aandelen aan toonder: controle door commissaris, bedrijfsrevisor, externe accountant
04 Update kostenvergoedingen (fiscaal en sociaal)
13 Motivering van het ontslag
03 CBN ontwerpadvies correctie jaarrekening
07 Voorschot op liquidatiebonus tarief roerende voorheffing
03 Recente adviezen CBN
08 Fairness tax – uitkering ‘oude’ reserves
06 Saga interne meerwaarden – nieuwe ‘a posteriori benadering’
09 Hoever reiken de onderzoeksbevoegdheden van de fiscus? 10 Aangifte personenbelasting – meldingsplicht ‘juridische constructies’ 10 Voorafbetalingen – aanslagjaar 2015 11 Elektronische facturatie voor iedereen? 12 Vrijstellingsregeling inzake btw voor kleine ondernemingen: interessant?
14 Aanwezigheidsregistratie op bouwwerven 15 Nieuwe betalingstermijnen B2B Agenda 16 Seminaries/Opleidingen i.s.m. Grant Thornton
Audit & Assurance
Dematerialisatieproces aandelen aan toonder: controle door commissaris, bedrijfsrevisor, externe accountant Met de publicatie van de Wet van 21 december 2013 heeft de wetgever een aantal wijzigingen aangebracht aan de Wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder. Deze aanpassingen bereiden het verdere verloop van het dematerialisatieproces voor, waarbij ook een controle op het dematerialisatieproces wordt voorzien.
2 Editie juni 2014
Controle door een commissaris of een bedrijfsrevisor, een externe accountant of een externe erkende boekhouder
Deze wijziging betreft de verplichte controle op de naleving van de bepalingen van de Wet van 14 december 2005 inzake de bekendmaking en de organisatie van de openbare verkoop en de navolgende overdracht van de bedragen en/of onverkochte effecten aan de Deposito- en Consignatiekas.
Het bestuursorgaan van de emittent moet door zijn commissaris (of bij gebrek aan een commissaris, een bedrijfsrevisor, een externe accountant of een externe erkende boekhouder) schriftelijk laten bevestigen dat de regels inzake de gedwongen verkoop werden nageleefd. De emittent zal deze schriftelijke bevestiging via elektronische weg moeten overmaken aan de Deposito- en Consignatiekas. Bovendien zal de emittent een specifiek hiertoe bestemde vermelding in de bijlagen bij de jaarrekening van het jaar 2015 moeten opnemen.
Audit & Assurance
CBN ontwerpadvies correctie jaarrekening De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) publiceerde op 26 februari 2014 een ontwerpadvies met betrekking tot de correctie van de jaarrekening. Dit ontwerpadvies kan worden geraadpleegd op http://www.cnc-cbn.be voor een uitvoerige bespreking.
Het ontwerpadvies bespreekt de bindende kracht van een goedgekeurde jaarrekening en meer specifiek de vraag of de jaarrekening, die als basis dient voor de fiscale aangifte, na de goedkeuring door de algemene vergadering nog kan worden aangepast. Het ontwerpadvies geeft hierover diverse gesynthetiseerde mogelijkheden. De heersende meningen worden door de CBN bevestigd.
Recente adviezen CBN Hiernaast vindt u het overzicht van de recente adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. Voor de integrale tekst van de CBN-adviezen verwijzen we naar http://www.cnc-cbn.be/nl/advices/index.
CBN-advies 2014/1
Belgische bijkantoren van ondernemingen naar buitenlands recht - openbaarmaking in geval van sluiting (Dit advies vervangt advies 110/8.) CBN-advies 2014/2
De boekhoudkundige verwerking van ontvangen overheidssteun in de vorm van een terugvorderbaar voorschot (Addendum aan advies 2011/13) CBN-advies 2014/3
De boekhoudkundige verwerking van mutaties binnen het eigen vermogen van een geassocieerde onderneming CBN-advies 2014/4
Correctie van de jaarrekening CBN-advies 2014/5
Afsluitingsdatum van het boekjaar CBN-advies 2014/6
De boekhoudkundige verwerking van effecten aan toonder van rechtswege omgezet in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten op 1 januari 2014 Editie juni 2014 3
Belasting & BTW
Update kostenvergoedingen (fiscaal en sociaal)
Zoals u wellicht weet, aanvaardt de Administratie in bepaalde gevallen dat belastingvrije kostenvergoedingen forfaitair worden vastgesteld (in plaats van via de terugbetaling van kostennota’s). Hierbij wordt vaak verwezen naar de forfaits die door de Administratie zelf worden gehanteerd (bijvoorbeeld kilometervergoeding).
Wij merken hierbij op dat de fiscale administratie en de RSZ nog steeds andere normen hanteren voor het aanvaarden van zulke forfaits. In bepaalde gevallen zou dit kunnen leiden tot de vreemde situatie waarbij een vergoeding door de ene wordt aanvaard, maar niet door de andere. U zal dus steeds beiden moeten raadplegen. Recent werden enkele fiscale aspecten verder uitgeklaard: Binnenlandse dienstreizen
De werkgever kan forfaitair tussenkomen in de kosten van zgn. ‘binnenlandse dienstreizen’ (i.e. de werknemer is niet in de mogelijkheid om in de omgeving van de vaste plaats van tewerkstelling een maaltijd te nuttigen). Deze dagvergoeding dekt de andere kosten dan de eigenlijke verplaatsingskosten, nl. de kosten van maaltijden en dranken ingevolge buiten de onderneming geleverde prestaties waarvan de totale duur meer dan 8 uur bedraagt of meer dan 5 uur met inbegrip van de middaguren. Wanneer werknemers tijdens een dienstreis het avondmaal dienen te nuttigen of wanneer een overnachting vereist is, is eveneens een vergoeding mogelijk.
4 Editie juni 2014
Vroeger werd hierbij een onderscheid gemaakt in functie van het (ambtenaren)niveau (hoger-, midden- en lager kader). Om hieromtrent discussie te vermijden heeft de Minister van Financiën onlangs gemeld dat voortaan aan elke werknemer de hoogste vergoeding mag worden uitgekeerd.
Belasting & BTW
Dit wil zeggen dat de Administratie voortaan volgende vergoedingen aanvaardt: Kosten ontbijt: verplaatsing > 5 uur en < 8 uur
EUR 3,82
Kosten middagmaal: verplaatsing > 5 uur en < 8 uur (incl. middag)
EUR 19,22
Kosten middagmaal: verplaatsing > 8 uur
EUR 19,22
Kosten nachtverblijf (avondmaal, overnachting en ontbijt)
EUR 43,78
Kosten nachtverblijf (avondmaal en ontbijt)
EUR 23,04
Ook de RSZ staat in gelijkaardige omstandigheden een forfait toe. Aan werknemers die verplicht zijn zich tijdens de dag te verplaatsen (minimum 4 uur opeenvolgend), kan een maximale kostenvergoeding voor afwezigheid van sanitaire en andere faciliteiten worden uitbetaald ten belope van EUR 10,00. Daarbovenop kan een bedrag van EUR 6,00 als forfaitaire maaltijdvergoeding worden aanvaard. Indien de werknemer voor de nacht niet naar huis kan komen, kan een kostenvergoeding van maximaal EUR 35,00 worden terugbetaald (avondmaal, logies en ontbijt). Het aldus bekomen bedrag moet desgevallend (zowel voor de fiscus als voor de RSZ) verminderd worden met de patronale bijdrage in de maaltijdcheque.
Telewerk
Indien werknemers thuis werken (tijdens de werkuren), kan een kostenvergoeding worden uitbetaald voor bijvoorbeeld het gebruik van de eigen computer of het internetabonnement. Op voorwaarde dat deze effectief gebruikt wordt om te telewerken (zelfs op “incidentele basis”), aanvaardt de Administratie nu een vergoeding van EUR 20,00/ maand voor de computer en EUR 20/ maand voor het internetabonnement. Enkel indien een hogere vergoeding wordt toegekend, dan zal dit bedrag moeten worden onderbouwd.
De RSZ hanteert hiervoor een andere benadering en maakt een onderscheid tussen telewerkers en werknemers die een deel van hun werk thuis doen. Voor de eerste categorie kan een maximale forfaitaire kostenvergoeding van 10% van het brutoloon dat betrekking heeft op het telewerk, worden toegekend. Andere werknemers die een deel van hun werk regelmatig thuis doen, kunnen hiervoor een kostenvergoeding ontvangen van maximaal EUR 117,27/maand. Dit bedrag dekt de kosten voor verwarming, elektriciteit, klein bureaugereedschap. Buitenlandse dienstreizen
Inzake de buitenlandse dienstreizen (zie ook Newsletter maart 2014) melden wij dat er een nieuwe landenlijst werd gepubliceerd (van toepassing vanaf 1 april 2014). Deze lijst is ongewijzigd t.o.v. deze van 2013. De RSZ neemt hetzelfde beleid aan: andere kosten dan verplaatsingsen huisvestingskosten, kunnen aan het tarief van deze forfaitaire bedragen worden terugbetaald, zonder dat u het risico loopt dat deze vergoedingen door de RSZ als loon gekwalificeerd worden.
Editie juni 2014 5
Belasting & BTW
Saga interne meerwaarden – nieuwe ‘a posteriori benadering’
Een zgn. ‘interne meerwaarde’ wordt gerealiseerd bij de overdracht (verkoop of inbreng) van aandelen aan een holding die wordt gecontroleerd door de overdrager zelf. De fiscus tracht zulke meerwaarden te belasten als diverse inkomsten (aan 33%) vermits zij niet voortkomen uit een ‘normaal beheer van privévermogen’ (art. 90, 9° WIB92).
Regelmatig wordt de rulingcommissie geïnterpelleerd om vast te stellen of er al dan niet sprake is van een belastingvrije transactie. De rulingcommissie heeft in dit kader een standaardadvies gepubliceerd met de nodige richtlijnen die haar oordeel kunnen beïnvloeden. In 2011 voorzag dit advies o.a. in een engagement om gedurende een periode van drie jaar geen kapitaalverminderingen door te voeren in de holding. De voornaamste bekommernis van de rulingscommissie is de vraag of de overdracht aan de holding niet in hoofdzaak tot doel heeft de zgn. ‘overtollige liquiditeiten’ belastingvrij uit te keren aan de aandeelhouders. Door de overdracht zou immers een (belastingvrije) kapitaalvermindering mogelijk zijn in plaats van een (belastbaar) dividend. De rulingcommissie eist dan ook dat de overtollige liquiditeiten worden uitgekeerd (vóór de transactie) tenzij de aanvragers “de noodzaak van het behoud van de huidige beleggingen en inzake de toekomstige besteding van de overtollige liquiditeiten” kunnen verantwoorden. In de laatste versie (november 2013) benadrukt de rulingcommissie dat “de controle van de aangehaalde motieven naar een later ogenblik wordt verschoven”. Er wordt gesteld dat iedere latere kapitaalvermindering (ook ná drie jaar) kan worden getoetst
6 Editie juni 2014
aan artikel 344, §1 WIB92 rekening houdend met de verantwoording die werd gegeven voor het behoud van de ‘overtollige liquiditeiten’. Indien met andere woorden de opgegeven verantwoording achteraf niet correct blijkt (bijvoorbeeld bestemming voor investering die uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden), riskeert men alsnog te worden belast.
Belasting & BTW
Voorschot op liquidatiebonus tarief roerende voorheffing
Vanaf 1 oktober 2014 stijgt de roerende voorheffing op een liquidatiebonus van 10% naar 25%. We verwijzen hierbij naar de vorige edities van onze Newsletter.
De vraag rijst nu welk tarief van toepassing is op een voorschot op een liquidatiebonus (uiterlijk op 30 september 2014) waarbij de vereffening pas ná 30 september 2014 wordt gesloten. De vereffenaar kan immers op eigen verantwoordelijkheid voorschotten op liquidatieboni uitkeren. Deze voorschotten kunnen worden teruggevorderd indien blijkt dat het netto-actief niet volstaat. Ze worden met andere woorden pas “definitief en onherroepelijk” op het moment van het sluiten van de vereffening. Hierover ondervraagd, bevestigt de Minister van Financiën dat – onder voorbehoud van gevallen waarin er sprake zou kunnen zijn van misbruik - deze voorschotten moeten worden aangemerkt als een toekenning die de roerende voorheffing verschuldigd maakt. Het toepasselijke tarief bedraagt aldus respectievelijk 10% of 25% naargelang het voorschot wordt toegekend vóór of na 1 oktober 2014.
Editie juni 2014 7
Belasting & BTW
Fairness tax – uitkering ‘oude’ reserves
Voor de bespreking/ berekening van de ‘fairness tax’ verwijzen wij naar de vorige edities van onze Newsletter.
Omwille van een onduidelijke wettekst was er nog enige discussie omtrent de tijdens aanslagjaar 2014 uitgekeerde tussentijdse dividenden (i.e. uitkering van beschikbare reserves per eind vorig boekjaar). In een recente circulaire (3 april 2014) bevestigt de Administratie dat indien een vennootschap (waarvan het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar) in de loop van haar boekjaar 2013 (aanslagjaar 2014) een tussentijds dividend heeft uitgekeerd uit reserves die blijken uit de goedgekeurde jaarrekening per 31 december 2012 (aanslagjaar 2013), dit tussentijds dividend niet onderworpen is aan ‘fairness tax’. Dit dividend wordt immers gehaald uit de ‘oude’ reserves, en niet uit de winst van het boekjaar 2013 (aanslagjaar 2014).
8 Editie juni 2014
Wij merken nog op dat gewone dividenden over het boekjaar 2013 wel onderworpen zijn aan de ‘fairness tax’ (in de mate dat de uitkering afkomstig is van de winst van het boekjaar 2013). Opmerkelijk is dat indien deze winst door de Algemene Vergadering wordt gereserveerd, deze bij een latere uitkering (i.e. aanslagjaar 2015 of later) geen ‘fairness tax’ ondergaan.
Belasting & BTW
Hoever reiken de onderzoeksbevoegdheden van de fiscus?
Niettegenstaande de bevoegdheden van de belastingadministratie in het kader van belastingcontroles niet gewijzigd werden, is deze materie toch uitgebreid aan bod gekomen in de pers. Aanleiding is recente rechtspraak waarbij de rechten van de fiscus ruimer worden geïnterpreteerd dan in vroegere rechtspraak en rechtsleer.
Zo oordeelde de Rechtbank van Eerste Aanleg in Antwerpen dat de belastingadministratie actief op zoek mag gaan naar documenten en stukken door kasten en laden te openen. Dit vonnis is verrassend aangezien het in strijd lijkt te zijn met een eerder arrest van het Hof van Cassatie. Wanneer we naar de letter van de wet kijken, dan stellen we vast dat de belastingadministratie in het kader van een huisvisitatie de boeken en bescheiden mag onderzoeken die zich in de beroepslokalen bevinden. Het Hof van Beroep in Gent heeft dan weer geoordeeld dat de belastingadministratie geen fout heeft gemaakt bij het kopiëren van (o.a.) Outlook-bestanden op de bedrijfscomputers van een zaakvoerder en een werknemer. Aangezien
de verkregen e-mailberichten en elektronische bestanden gelijkaardig zijn aan papieren correspondentie en gegevens die ook zouden moeten worden overgemaakt aan de belastingadministratie, mocht de fiscus de elektronische bestanden kopiëren. Voor de bescherming van persoonlijke bestanden op bedrijfscomputers is het belangrijk dat het private karakter duidelijk aangeduid wordt en dat de belastingplichtige de belastingadministratie wijst op de aanwezigheid daarvan op de bedrijfscomputer. Blijkbaar had de belastingplichtige in kwestie dit nagelaten. Mogelijk dringt een wetswijziging zich op om duidelijkheid te scheppen omtrent de draagwijdte van de bevoegdheden van de fiscus.
Editie juni 2014 9
Belasting & BTW
Aangifte personenbelasting – meldingsplicht ‘juridische constructies’ In de aangifte in de personenbelasting moet reeds langer melding worden gemaakt van buitenlandse bankrekeningen en/of (sinds vorig jaar) bepaalde buitenlandse verzekeringsproducten. Vanaf dit jaar moet u ook melding maken van het feit dat er een ‘juridische constructie’ bestaat waarvan u, uw echtgeno(o)t(e) of uw kinderen oprichter of begunstigde is.
Het begrip ‘juridische constructie’ betreft (1) trusts en gelijkaardige fiduciaire rechtsverhoudingen (i.e. een ‘rechtsverhouding’ waarbij goederen of rechten onder de macht van een beheerder worden gebracht om ze te besturen ten behoeve van één of meerdere begunstigden of voor een bepaald doel) en (2) buitenlandse vennootschappen of stichtingen die genieten van een fiscaal gunstregime.
Voor deze laatste categorie werd in een KB van 19 maart 2014 (B.S. 2 april 2014) opgelijst welke rechtsvormen nu moeten worden gemeld. Het betreft o.a. de Zwitserse Foundation, de Luxemburgse SPF (‘Société de Gestion de Patrimoine Familiale’), de Liechtensteinse Stiftung, de Private Limited Company uit Hong Kong, …
Voorafbetalingen – aanslagjaar 2015 Indien u tijdig/voldoende voorafbetaalt, vermijdt u een belastingvermeerdering van 1,69% voor aanslagjaar 2015 (inkomsten 2014). De verschuldigde vermeerdering wordt verminderd met het totale bedrag van de voordelen verbonden aan de gedane voorafbetalingen, zijnde: • de 1ste voorafbetaling (VA1) x 2,25% • de 2de voorafbetaling (VA2) x 1,88% • de 3de voorafbetaling (VA3) x 1,50% • de 4de voorafbetaling (VA4) x 1,13%
10 Editie juni 2014
Belasting & BTW
Elektronische facturatie voor iedereen?
De btw-administratie heeft recent een aanschrijving gepubliceerd ter verduidelijking van de btwregels inzake elektronische facturatie die gelden sinds 1 januari 2013 (aanschrijving nr. 14 van 4 april 2014, grondslag: EU facturatierichtlijn 2010/45/EU). De nieuwe aanschrijving licht de basisvoorwaarden verder toe, nl. de aanvaarding door de afnemer en de authenticiteit van de herkomst, integriteit van de inhoud en leesbaarheid van de factuur. Verder verschaft de aanschrijving praktische richtlijnen ter nakoming van de nieuwe regels van kracht sinds 2013. Er kan echter op voorhand geen rechtszekerheid verkregen worden via een administratieve beslissing wat betreft de conformiteit van de toegepaste bedrijfscontroles. De nadruk ligt voortaan op het nut en het belang van de documentatie en de interne processen (bij voorkeur onderbouwd via een externe audit).
Cruciaal uitgangspunt van de nieuwe regelgeving is de gelijkschakeling van de papieren en elektronische factuur. In dat verband dient de elektronische factuur uiteraard ook alle verplichte vermeldingen te bevatten. De factuur kan bovendien eender welk elektronisch formaat hebben (EDIFACT, XML, PDF, Word, Excel, enz.). Determinerend om als ‘elektronische’ factuur te kwalificeren, is dat het document een elektronisch formaat heeft op het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt én ontvangen. In eerste instantie is het gebruik van een elektronische factuur, zoals voorheen, enkel toegestaan wanneer de klant dit aanvaardt. De leverancier of dienstverrichter moet dus kunnen aantonen dat de klant de elektronische factuur heeft aanvaard. De aanvaarding zou ook impliciet kunnen gebeuren. Wel is het aangewezen om de aanvaarding toch schriftelijk vast te leggen. Daarnaast dient tevens de authenticiteit van de herkomst, integriteit van de inhoud en leesbaarheid van de factuur te worden gewaarborgd. De uitgereikte factuur dient uiteraard een handeling te weerspiegelen die werkelijk heeft plaatsgevonden. De belastingplichtige is voortaan echter vrij in de keuze waarop hij aan deze vereisten tegemoetkomt. Zoals voorheen kan dit nog steeds door het gebruik van technologische middelen zoals de geavanceerde elektronische
handtekening of een EDI-toepassing. Maar dit is voortaan ook mogelijk via interne bedrijfscontroles. Deze bedrijfscontroles moeten een betrouwbaar controlespoor opleveren tussen de belastbare handeling enerzijds en de elektronische factuur anderzijds. Het typevoorbeeld van dergelijke bedrijfscontrole is de systematische vergelijking en/of link van alle handelsdocumenten (bestelbon, leveringsnota, vervoersdocument, factuur en betaling). Het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat aan alle voorwaarden is voldaan die vereist zijn om elektronische facturen uit te reiken en te ontvangen. De aanschrijving stelt expliciet dat een voorafgaande goedkeuring van de interne bedrijfscontroles door de administratie niet mogelijk is. Bijgevolg verdient het de aanbeveling om gepaste bedrijfscontroles uit te werken en behoorlijk te documenteren. In dat kader kan onze btw-afdeling u assisteren in nauwe samenwerking met de collega’s van Business Risk Services, die een ruime ervaring hebben met de certificering van controles voor operationele processen.
Editie juni 2014 11
Belasting & BTW
Vrijstellingsregeling inzake btw voor kleine ondernemingen: interessant?
Zoals eerder toegelicht, geldt met ingang van 1 april 2014 een verhoging van de omzetdrempel voor de bijzondere btw-vrijstelling voor kleine ondernemingen van EUR 5.580 naar EUR 15.000 (zie onze Newsletter editie maart 2014). Deze verhoging werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en verdere toelichting werd gegeven in FAQ’s gepubliceerd op de website van Financiën (Mededeling van 3 maart 2014, B.S. 12.03.2014). Een wetswijziging zou nog volgen. Deze regeling houdt in dat een dergelijke vrijgestelde btw-plichtige geen btw dient aan te rekenen op de verrichte belastbare handelingen. Als keerzijde van de medaille zal hij geen btwaftrek kunnen uitoefenen. Bij de overschakeling naar de bijzondere regeling dient rekening te worden gehouden met een eventuele herziening (terugstorting) van het uitgeoefende recht op aftrek van in het verleden afgetrokken btw op aangekochte bedrijfsmiddelen (voor zover de herzieningstermijn nog niet is verstreken).
In principe is de toepassing van deze bijzondere vrijstellingsregeling een keuze voor de btw-plichtige. Een btwplichtige met een jaaromzet lager dan EUR 15.000 kan dus nog steeds kiezen om de normale regeling toe te passen. Indien dergelijke btw-plichtige ook voor de toekomst verkiest om onder de normale regeling te vallen, dient hij zijn keuze voor het normale btwregime via een aangetekend schrijven te melden aan het lokale btw-kantoor en dit vóór 1 juni 2014. In het andere geval zal de betrokken btw-plichtige automatisch vallen onder de bijzondere vrijstellingsregeling vanaf 1 juli 2014. Voor de berekening van de drempel van EUR 15.000 dienen alle aan btw onderworpen handelingen te worden opgenomen in de jaaromzet. Verder dienen ook een aantal vrijgestelde handelingen te worden opgenomen en dit voor zover deze niet bijkomstig zijn, zoals: de verhuur van kantoorgebouwen, het verstrekken van een lening of een verzekering. Andere vrijgestelde handelingen in de zin van artikel 44, §1 en 2 W.btw (medische, sociale en culturele vrijstellingen) dienen dan weer niet te worden opgenomen. Bepaalde belastingplichtigen zijn expliciet uitgesloten van deze regeling zoals buitenlandse belastingplichtigen, ‘btw-eenheden’ en ondernemingen die op niet incidentele wijze ‘werken in onroerende staat’, ‘handel in
12 Editie juni 2014
afval en recuperatieproducten’ of ‘horecadiensten’ verrichten. Tot slot nog dit: een belastingplichtige met een jaaromzet lager dan EUR 15.000 en die opteert voor de bijzondere regeling, dient nog steeds een btw-nummer aan te vragen en te vermelden op alle aan- en verkoopfacturen.
Juridische diensten
Motivering van het ontslag
Vanaf 1 april 2014 gelden nieuwe regels omtrent de motivering van het ontslag. Tot vóór die datum was België één van de weinige landen waar een ontslag niet hoefde gemotiveerd te worden, behoudens in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij een ontslag wegens een dringende reden. De cao nr. 109 van 12 februari 2014 heeft daar verandering in gebracht en voert enerzijds een recht op motivering in. Anderzijds bepaalt de cao ook welke de sancties zijn, indien er sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag.
Motivering van het ontslag
Indien de werknemer bij zijn ontslag niet werd geïnformeerd omtrent de oorzaak van zijn ontslag, dan heeft hij voortaan het recht om bij aangetekend schrijven een verzoek te richten om de redenen te kennen. Dit verzoek dient aan de werkgever te worden gericht binnen een termijn van 2 maanden nadat de arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen, zonder dat deze termijn meer dan 6 maanden na de betekening van de opzegging kan liggen. De werkgever dient binnen 2 maanden na ontvangst van het aangetekend verzoek, de concrete redenen mee te delen bij aangetekend schrijven. Indien de werkgever niet of niet tijdig antwoordt op het verzoek, zal hij voortaan een forfaitaire vergoeding van 2 weken loon verschuldigd zijn. Kennelijk onredelijk ontslag
De tweede krachtlijn van deze cao bestaat erin dat een schadevergoeding wordt voorzien voor een werknemer die het slachtoffer is van een kennelijk onredelijk ontslag. Een kennelijk onredelijk ontslag is een ontslag van een werknemer die is aangeworven voor onbepaalde tijd, dat gebaseerd is op redenen: • die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werknemer • die niet berusten op de
noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, EN • waartoe nooit beslist zou zijn door een normale en redelijke werkgever. De schadevergoeding die de rechter aan de werknemer bij een kennelijk onredelijk ontslag kan toekennen, stemt overeen met minimaal 3 weken en maximaal 17 weken loon. Daarnaast voert de cao ook een specifieke bewijslastregeling in, waarbij het cruciaal is of de werkgever de hoger vermelde regels omtrent de ontslagmotivering heeft nageleefd. Indien de werkgever niet aan zijn verplichting omtrent motivering heeft voldaan, zal een zwaardere bewijslast op hem rusten. Uitzonderingen
De cao is niet altijd van toepassing. Zo is de cao niet van toepassing op de werknemers die ontslagen worden tijdens de eerste 6 maanden van de tewerkstelling of tijdens een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid of studentenarbeid. Een uitzonderingsregime geldt ook voor de sectoren met een tijdelijke of structurele uitzondering omtrent de na te leven opzeggingstermijnen.
Editie juni 2014 13
Juridische diensten
Aanwezigheidsregistratie op bouwwerven
De Wet van 8 december 2013 over voorafgaande aangiften van werken en aanwezigheidsregistratie op bepaalde bouwplaatsen verplicht de registratie van personen die werken in onroerende staat uitvoeren op bepaalde werkplaatsen.
De aanwezigheidsregistratie (Checkinatwork) is verplicht voor werkplaatsen waar werken worden uitgevoerd waarvan het totale bedrag exclusief btw gelijk is aan of hoger is dan EUR 800 000. Het gaat hier om contracten gesloten door aannemers met een en dezelfde opdrachtgever. Het systeem maakt het mogelijk een duidelijk beeld te krijgen van de personen die op een bepaald moment aanwezig zijn op een bouwplaats, of zij werken als werknemer of zelfstandige en voor wie zij werken uitvoeren. Deze gegevens worden opgenomen in een gegevensbank.
14 Editie juni 2014
Aanwezigheidsregistratiesysteem
Registratiemiddel
De registratie moet gebeuren op de bouwplaats via een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem dat zich op de werf bevindt of via een alternatieve automatische registratiewijze. Deze laatste registratiewijze dient registraties vanop afstand of voorafgaandelijke registraties mogelijk te maken.
De werkgever is verantwoordelijk voor de aflevering van het registratiemiddel aan zijn werknemers. Het registratiemiddel laat toe dat elke persoon die zich op de bouwplaats bevindt en die onder de regeling valt, zijn aanwezigheid registreert. De bouwdirectie belast met de uitvoering, de aannemer of onderaannemer die een beroep doet op een zelfstandige zorgt ervoor dat dit registratiemiddel wordt bezorgd aan deze zelfstandige.
De bouwdirectie belast met de uitvoering (d.i. iedere natuurlijke of rechtspersoon die voor rekening van de opdrachtgever zorg draagt voor de uitvoering van het bouwwerk, d.i. in de meeste gevallen de hoofdaannemer) stelt het registratieapparaat ter beschikking van de aannemer op wie deze bouwdirectie een beroep doet. Op hun beurt stellen de aannemer en elke volgende aannemer het registratieapparaat ter beschikking van hun eigen onderaannemers op wie ze een beroep doen. Zo is het registratieapparaat ter beschikking gesteld van de hele onderaannemingsketen van de bouwdirectie belast met de uitvoering. Alle actoren in de keten dienen ervoor te zorgen dat de wettelijk voorgeschreven gegevens worden geregistreerd.
Controle- en informatieplicht
Elke aannemer en onderaannemer zorgt ervoor dat de wettelijk voorgeschreven gegevens correct worden geregistreerd en doorgestuurd. Bovendien dienen zij hun eigen onderaannemers contractueel op hun verplichtingen te wijzen opdat ook zij alle gegevens betreffende hun aanwezigheid daadwerkelijk en correct registreren. Tot slot: het sociaal strafwetboek voorziet in administratieve en strafrechtelijke sancties indien de regeling niet wordt gerespecteerd. Parallel wordt er een belastingvoordeel toegekend: de gedeeltelijke vrijstelling van bedrijfsvoorheffing op overuren wordt verhoogd van 130 naar 180 overuren.
Juridische diensten
Nieuwe betalingstermijnen B2B
In onze Newsletter van 1 december 2012 bespraken wij reeds de nieuwe Europese richtlijn 2011/7/EU waarin te lange betalingstermijnen in B2Brelaties aan banden worden gelegd en laattijdige betalingen worden gesanctioneerd. Deze richtlijn diende in principe uiterlijk tegen 16 maart 2013 te worden omgezet in nationaal recht. De Belgische wetgever heeft thans bij Wet van 22 november 2013 de voornoemde Europese richtlijn, met terugwerkende kracht vanaf 16 maart 2013, omgezet in Belgisch recht, via de aanpassing van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. Wij brengen hierna kort de belangrijkste vernieuwingen van deze gewijzigde wet in kaart. De gewijzigde wet op de bestrijding van de betalingsachterstand in handelstransacties is, zoals voordien reeds het geval was, niet alleen van toepassing op handelstransacties tussen ondernemingen onderling, doch ook op handelstransacties tussen ondernemingen en de overheid (B2G-relatie), waarbij de overheid de schuldenaar is. In de gewijzigde wettekst wordt wel verduidelijkt dat de wet enkel van toepassing is in de B2G-relatie “in de mate dat de specifieke bepalingen inzake overheidsopdrachten op het vlak van de algemene uitvoeringsregels niet van toepassing zijn”. In principe komt dit erop neer dat de gewijzigde wet in
de B2G-relatie enkel van toepassing zal zijn op overheidsopdrachten waarvan het geraamde bedrag lager is dan EUR 5.500 en in beginsel, behoudens afwijking, eveneens op overheidsopdrachten waarvan het geraamde bedrag lager is dan EUR 22.000 (excl. btw) (op de mogelijke uitzonderingen hierop wordt in het kader van het kort bestek van dit artikel niet verder ingegaan). In concreto betekent dit derhalve dat de nieuwe regeling inzake de bestrijding van de betalingsachterstand in handelstransacties in de B2G-relatie enkel van toepassing is op de kleinere overheidsopdrachten. Inzake de toepasselijke betalingstermijnen voorziet de gewijzigde wet in een verschillende regeling, naar gelang het om een B2B- of een B2G-relatie gaat. In de B2B-relatie geldt een standaard betalingstermijn van 30 dagen te rekenen vanaf (i) de datum van de levering van de goederen of diensten, (ii) de datum van de ontvangst van de factuur of het verzoek tot betaling, indien deze na de datum van de levering van de goederen of diensten valt of (iii) de datum van de aanvaarding of verificatie van de goederen wanneer in een aanvaardingsof verificatieprocedure is voorzien. De termijn van deze aanvaardings- en verificatieprocedure mag in principe eveneens slechts 30 dagen bedragen. De betalingstermijn
kan in onderling akkoord opgetrokken worden tot 60 dagen. De gewijzigde wet voorziet, in navolging van de richtlijn, evenwel nog steeds in een achterpoortje, met name door aan de partijen de mogelijkheid te bieden om een langere verificatietermijn en/of betalingstermijn (langer dan respectievelijk 30 en 60 dagen) overeen te komen, mits er geen sprake is van een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser. In de B2G-relatie geldt een absolute maximumtermijn van 30 dagen, met uitzondering van twee overheidssectoren (o.a. de gezondheidszorg) waarvoor een absolute maximumtermijn van 60 dagen geldt. Zoals hoger vermeld, geldt deze regeling enkel voor de kleinere overheidsopdrachten. Voor andere (grotere) overheidsopdrachten gelden de betalingstermijnen voorzien in het kader van de wetgeving op de overheidsopdrachten. Ten slotte voorziet de gewijzigde wet in het recht van de schuldeiser om automatisch (zonder vereiste van voorafgaande ingebrekestelling) een interest gelijk aan de referentieinterestvoet van de ECB + 8% (voorheen was dit 7%) en een administratiekost van minimum EUR 40 aan te rekenen, indien de schuldenaar de vervaltermijn overschrijdt.
Editie juni 2014 15
Agenda
Seminaries / opleidingen i.s.m. Grant Thornton
Spreker
Datum
Organisatie
Seminarie / Opleiding
Stefaan De Coninck
Academiejaar 2013-2014
Syntra Antwerpen & VlaamsBrabant – campus Metropool
Module ‘Boekhouden en vennootschapsboekhouden’
Hilde Gaublomme
Academiejaar 2013-2014
Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Postgraduaat Fiscaliteit – Module ‘Diverse belastingen: rechtspersonenbelasting’
Bart Verstuyft
Academiejaar 2013-2014
Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Postgraduaat Fiscaliteit – Module ‘Omvormingsproblematiek’
Voor het meest recente overzicht van onze seminaries en opleidingen kan u steeds terecht op onze website: www.grantthornton.be
Disclaimer Grant Thornton garandeert de grootste zorg te hebben besteed aan de betrouwbaarheid van de informatie weergegeven in deze nieuwsbrief. Zij kan hiervoor evenwel geen aansprakelijkheid aanvaarden. Wenst u de Grant Thornton Newsletter voortaan elektronisch te ontvangen, dan kan u dit melden via
[email protected]. Onze nieuwsbrief is eveneens online beschikbaar op www.grantthornton.be. Grant Thornton is een handelsnaam van Grant Thornton Accountants en Belastingconsulenten CVBA, Grant Thornton Bedrijfsrevisoren CVBA, Grant Thornton Efficiëntia CVBA en Grant Thornton Belgium CVBA. Genoemde vennootschappen zijn lid van Grant Thornton International Ltd (GTIL). GTIL en haar leden zijn geen wereldwijd partnerschap. Alle diensten worden geleverd door de leden van GTIL. GTIL en haar leden zijn geen vertegenwoordigers van elkaar, hebben geen onderlinge verplichtingen en zijn niet verantwoordelijk voor elkaars handelingen of nalatigheden. Zie www.grantthornton.be voor meer details.
Contactinfo V.U. Geert Lefebvre
[email protected]
Antwerpen Potvlietlaan 6 2600 Berchem (Antwerpen) T +32 (0)3 235 66 66
Doornik Rue du Progrès 4B 7503 Doornik (Froyennes) T +32 (0)69 84 78 44
Brussel Metrologielaan 10 bus 15 1130 Brussel T +32 (0)2 242 11 40
Hasselt Maastrichtersteenweg 8 bus 5-6 3500 Hasselt T +32 (0)11 22 72 45
www.grantthornton.be
© 2014 Grant Thornton Alle rechten voorbehouden.
Turnhout Parklaan 49 bus 7 2300 Turnhout T +32 (0)14 47 30 70