Newsletter Editie september 2013
Audit & Assurance Nieuwe Belgische vertegenwoordiger 02 Recente adviezen CBN Grant Thornton
03 CBN-advies 2013/3 De meeste lezers van deze nieuwsbrief Boekhoudkundige verwerking werden een tijdje geleden reeds op de step acquisitions hoogte gesteld van onze toetreding hetCBN-advies 2013/6 tot Grant Thornton netwerk, Boekhoudkundige verwerking toetreding die ook duidelijk blijkt uit afzonderlijke aanslag op de vormgeving van deze publicatie. interne pensioenvoorzieningen Tot de overstap van PKF naar Grant
Thornton werd beslist omdat onze vennoten unaniem van oordeel zijn dat Grant Thornton Belasting & BTW betere garanties biedt voor de uitbouw van onze 04 Recente fiscale wijzigingen diensten en het behoud van het hoge kwaliteitsniveau, nodig om gevolgen u te kunnen 07 Ongewenste fiscale bijstaanbijinverbouwingswerken een snel wisselende en door uitdagende economische huurder: cassatie omgeving. nuanceert Grant Thornton inzake btwis vertegenwoordigd in 118 landen door meer dan 36.000 medewerkers, en biedt een zeer brede ondersteuning in diverse expertisedomeinen. Als u nog verdere informatie wenst, nodigen wij u uit om een kijkje te nemen op onze nieuwe website www.grantthornton.be en op die van Grant Thornton International www.gti.org.
Juridische diensten 09 Voorrecht onbetaalde verkoper bedrijfsmaterieel: formalisme afgeschaft 10 Eenheidsstatuut
Agenda 12 Seminaries/Opleidingen i.s.m. Grant Thornton
Audit & Assurance
Recente adviezen CBN
Hiernaast vindt u het overzicht van de recente adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. Voor de integrale tekst van de CBN-adviezen verwijzen we naar http://www.cnc-cbn.be/nl/advices/index.
CBN-advies 2013/7
De boekhoudkundige verwerking van ruilverrichtingen CBN-advies 2013/8
De boekhoudkundige verwerking van de door de Waalse regering gecreëerde opleidingscheques CBN-advies 2013/9
De boekhoudkundige verwerking van een herziening van de btw op een aangekocht bedrijfsmiddel CBN-advies 2013/10
Belgische bijkantoren van buitenlandse ondernemingen: voeren van de boekhouding en opstellen van de jaarrekening in een andere munt dan de euro CBN-advies 2013/11
Begrip “omzet”: doorrekening van belastingen en accijnzen (Dit advies vervangt advies 101.)
2 Editie september 2013
Audit & Assurance
CBN-advies 2013/3 Boekhoudkundige verwerking van step acquisitions* Het CBN-advies verduidelijkt met praktische voorbeelden hoe step acquisitions, waarbij de invloed van betekenis in de geassocieerde onderneming verhoogd wordt, boekhoudkundig dienen te worden verwerkt. Ofwel blijft het een geassocieerde dochteronderneming, ofwel wordt het een integraal geconsolideerde dochter. Het eventuele positieve of negatieve consolidatieverschil dient per afzonderlijke transactie bepaald te worden, met aangepaste individuele
afschrijvingsritmes. Bovendien stelt de commissie dat, indien de eerste verwerving volgens de vermogensmutatie verlopen is en de tweede verwerving de verwerving van de controle is, men op het moment van de tweede verwerving de eerste verwerving ook volgens de integrale consolidatiemethode dient te herwerken. Hierbij moet het mogelijk zijn om het initiële consolidatieverschil (uit de vermogensmutatiemethode) te herwerken en zo veel als mogelijk toe te wijzen aan de onderliggende
activa- en passivabestanddelen, zoals bij een integrale consolidatiemethode gebruikelijk is. Pro memorie: bij de vermogensmutatiemethode kan het verschil tussen de boekwaarde van de deelneming en de overeenstemmende fractie van het eigen vermogen toegerekend worden aan de actief- en passiefbestanddelen; bij de integrale consolidatiemethode wordt die zoveel als mogelijk toegerekend. In CBN-advies 2013/4 wordt de boekhoudkundige verwerking van step disposals behandeld.
CBN advies 2013/6 Boekhoudkundige verwerking van afzonderlijke aanslag op interne pensioenvoorzieningen* Het CBN-advies behandelt de éénmalige belastingheffing van 1,75% op interne pensioenvoorzieningen met een aanvullend individueel karakter. Het advies verwijst hierbij naar artikel 33 van het Koninklijk Besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen. Aangezien de belastingheffing van 1,75% een vaststaande schuld is, moet deze voorzien worden op rekening 452 te betalen belastingen en taksen, ongeacht wanneer deze belasting
effectief betaald zal worden. Immers, de onderneming kan, onder bepaalde voorwaarden, voor een gespreide betaling op drie jaar kiezen. Het tarief is in dat geval bepaald op 0,60% per jaar, zodat men uiteindelijk 1,80% zal betalen in plaats van 1,75%. Indien de onderneming kiest om de afzonderlijke aanslag te spreiden over 3 aanslagjaren, zal ze een kost van 0,05% bijkomend voorzien, en dit in het jaar waarin wordt beslist om de belastingaanslag te spreiden. * De volledige tekst van de adviezen is terug te vinden op www.cnc-cbn.be
Editie september 2013 3
Belasting & BTW
Recente fiscale wijzigingen
Stijging van RV op liquidatieboni naar 25%
De laatste maanden zijn er weer verschillende fiscale maatregelen ingevoerd/gewijzigd in functie van de begroting. Hierna vindt u de belangrijkste fiscale wijzigingen uit de Wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling (B.S. 28 juni 2013), de Programmawet van 28 juni 2013 (B.S. 1 juli 2013) en de Wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen (B.S. 1 augustus 2013).
Incorporatie van belaste reserves in het kapitaal aan 10%
De uitkering van de opgebouwde reserves als dividend of bij liquidatie zal dus in principe steeds onderworpen zijn aan een roerende voorheffing van 25%. Gezien de impact van deze wijziging is, gedurende een overgangsperiode, voorzien in de mogelijkheid om deze reserves om te vormen tot gestort kapitaal tegen een verminderde roerende voorheffing van 10%. Een latere uitkering van deze reserves (ingevolge kapitaalvermindering of liquidatie) is belastingvrij, mits de reserves gedurende een periode van 4 jaar (KMO) of 8 jaar (niet-KMO) worden aangehouden.
4 Editie september 2013
Zoals reeds aangekondigd in onze vorige Newsletter, zullen liquidatieboni (i.e. uitgekeerde reserves bij vereffening) onderworpen zijn aan het algemene tarief van de roerende voorheffing van 25%. U kan nog tot 30 september 2014 liquideren aan het huidige gunsttarief van 10%.
Bij een snellere uitkering, gelden volgende tarieven: • 15% bij uitkering in de eerste 2 jaren (KMO) of de eerste 4 jaren (niet-KMO); • 10% bij uitkering in jaar 3 (KMO) of in jaar 5 en 6 (niet-KMO); • 5% bij uitkering in jaar 4 (KMO) of in jaar 7 en 8 (niet-KMO).
Deze maatregel is voorbehouden voor belaste reserves die uiterlijk op 31 maart 2013 door de algemene vergadering werden goedgekeurd en die worden geïncorporeerd in kapitaal tijdens een boekjaar dat afsluit vóór 1 oktober 2014. Voor vennootschappen die op 31 december afsluiten, moet de verrichting dus ten laatste op 31 december 2013 plaatsvinden. Het verlaagde tarief geldt niet voor het gedeelte van het uitgekeerde dividend dat beschouwd wordt als zijnde een uitkering binnen het kader van de bestaande dividendpolitiek van de vennootschap.
Belasting & BTW
Verlaging van RV voor dividenden van nieuwe aandelen
Daarnaast geldt (opnieuw) een verlaagde roerende voorheffing voor dividenden van nieuwe aandelen (ingevolge kapitaalverhogingen en oprichtingen) in een KMO die inbrengen in geld vertegenwoordigen, gedaan vanaf 1 juli 2013. Voor deze aandelen bedraagt de roerende voorheffing: • 25% op dividenden uitgekeerd uit winsten behaald in het eerste boekjaar volgend op de inbreng; • 20% op dividenden uitgekeerd uit winsten behaald in het tweede boekjaar volgend op de inbreng;
Minimumbelasting voor grote ondernemingen (‘fairness tax’)
Wanneer de uitgekeerde dividenden groter zijn dan het belastbaar resultaat ingevolge de aftrek van overgedragen
• 15% op dividenden uitgekeerd uit winsten behaald vanaf het derde boekjaar volgend op de inbreng. Het verlaagde tarief is in principe slechts van toepassing indien de aandelen ononderbroken in volle eigendom worden aangehouden vanaf hun ontstaan tot de uitkering van het dividend, maar in bepaalde gevallen wordt voorzien in fiscale neutraliteit (o.a. verkrijging door kinderen ingevolge vererving of schenking, belastingneutrale reorganisaties). Het kapitaal dat door incorporatie van reserves met 10% roerende voorheffing gevormd wordt (zie vorige punt), komt niet in aanmerking voor het verlaagde tarief.
fiscale verliezen of de notionele intrestaftrek, is vanaf aanslagjaar 2014 een afzonderlijke aanslag in de vennootschapsbelasting verschuldigd van 5,15% (inclusief 3% crisisbijdrage). Deze belasting is niet van toepassing op kleine vennootschappen (art. 15 W.Venn). De belastbare grondslag van de ‘fairness tax’ wordt berekend in 3 stappen: • het positief verschil tussen de bruto uitgekeerde dividenden en het belastbaar resultaat dat onderworpen wordt aan de vennootschapsbelasting; • dit bedrag wordt verminderd met (het gedeelte van) de dividenden die (dat) afkomstig zijn (is) van voorheen (en uiterlijk voor het aanslagjaar 2014) belaste reserves. Voor de vaststelling van deze vermindering wordt de opname
van voorheen belaste reserves bij voorrang aangerekend op de laatst aangelegde reserves. • het resultaat wordt vermenigvuldigd met een percentage dat de verhouding uitdrukt tussen enerzijds de afgetrokken verliezen en notionele interestaftrek en anderzijds het fiscaal resultaat (i.e. resultaat van de zgn. ‘eerste bewerking’ in de aangifte: beweging belaste reserves + verworpen uitgaven + uitgekeerde dividenden excl. vrijgestelde waardeverminderingen, voorzieningen en meerwaarden). De aldus berekende belastbare basis kan niet worden verminderd door enige aftrek (o.m. verliezen, notionele interestaftrek, DBI-aftrek, …).
Editie september 2013 5
Belasting & BTW
Overige fiscale maatregelen - kort
Stijging van bepaalde registratierechten vanaf 1 juli 2013
• Het algemeen vast recht stijgt van EUR 25,00 naar EUR 50,00; • Het registratierecht voor overeenkomsten van opstal en erfpacht (verschuldigd op het totaal van de vergoedingen betaald aan de eigenaar) stijgt van 0,2% naar 2%. Voor vzw’s, internationale vzw’s of gelijkaardige EER-rechtspersonen geldt een gunsttarief van 0,5% op het totaal van de vergoedingen die de erfpachter of opstalhouder betaalt aan de eigenaar.
Aankondiging gerichte controles
Tenslotte heeft de Administratie aangekondigd dat volgende aspecten / sectoren tijdens controles extra aandacht zullen krijgen: • het niet-indienen van een aangifte; • de splitsing van eigendomsrechten zoals vruchtgebruik; • verrekenprijzen (transfer pricing); • het misbruik van vennootschapsstructuren (om personenbelasting te ontwijken); • de horeca (controle van o.a. btw-tarieven en omzet); • buitenlandse vennootschappen actief in de bouwsector; • het gebrek aan samenhang tussen de aangiftegegevens van rechtspersonen.
6 Editie september 2013
• De boekwaarde van de aandelen waarvan de inkomsten recht geven op DBI-aftrek (dus niet alleen deze geboekt als FVA, maar eveneens de beleggingen), wordt vanaf aanslagjaar 2014 afgetrokken van de berekeningsbasis van de aftrek voor risicokapitaal. • In de aangifte personenbelasting zal u vanaf aanslagjaar 2014 melding moeten maken van het bestaan van een “juridische constructie” waarvan de belastingplichtige, zijn echtgenote of kinderen hetzij oprichter, hetzij begunstigde of potentieel begunstigde is. • Vanaf 1 januari 2014 wordt de vrijstelling van btw op erelonen van advocaten afgeschaft. • Vanaf aanslagjaar 2014 is de RV die beleggingsvennootschappen ondergaan op Belgische dividenden, niet meer verrekenbaar en terugbetaalbaar. • Het fiscaal vrijgesteld bedrag van niet-recurrente resultaatgebonden voordelen (zie Newsletter nr. 63) stijgt tot EUR 2.695,00 en sluit zo aan bij het maximumbedrag dat op sociaal vlak wordt toegepast.
• Vanaf aanslagjaar 2014 kunnen Belgische beleggingsinstellingen de roerende voorheffing op ontvangen dividenden van Belgische oorsprong (25%) niet meer verrekenen of terugvorderen. De roerende voorheffing vormt dus voortaan een definitieve belasting.
• De aanslag geheime commissielonen (309% op niet-aangegeven vergoedingen of voordelen) zal vanaf aanslagjaar 2014 enkel nog worden toegepast indien taxatie bij de verkrijger niet (meer) mogelijk is. De vergoeding of het voordeel is in hoofde van de uitkerende vennootschap niet- aftrekbaar (tenzij deze kennelijk niet te kwader trouw heeft gehandeld).
Belasting & BTW
Ongewenste fiscale gevolgen bij verbouwingswerken door huurder: cassatie nuanceert inzake btw
Huurders die verbouwingen hebben verricht aan het gehuurde pand dat zij exploiteren, verzeilen vaak in een discussie met de fiscus. De fiscus tracht in zo’n geval vaak aan te tonen dat de uitgevoerde werken eigenlijk een ‘compensatie’ zouden vormen voor een (te) lage huurprijs vanwege de verhuurder. De doorrekening van dergelijke werken aan de verhuurder zou dan aan btw onderworpen moeten worden, waarbij deze btw voor hem niet aftrekbaar is. Een analoge discussie doet zich voor inzake Directe Belastingen,
meer bepaald of deze werken als huurvoordeel dienen beschouwd te worden in hoofde van de verhuurdernatuurlijke persoon. Recente cassatie-rechtspraak mildert alvast het strenge standpunt van de fiscus inzake btw... Boekhoudkundige en fiscale behandeling door exploitant-huurder
Op boekhoudkundig vlak moeten de bouwwerken op het actief van de huurder worden vermeld in de rubriek ‘Materiële vaste activa - gebouwen’ (rekening 221). De aanschaffingswaarde
van de gebouwen moet ten laste worden genomen via afschrijvingen die gespreid zijn over de periode dat zij eigendom zijn van de huurder. Dit weliswaar vanuit de veronderstelling dat de gebouwen eigendom blijven voor een periode die de huurder moet toelaten de gemaakte kosten af te schrijven, of die overeenstemt met de normale economische gebruiksduur (Advies C.B.N. nr. 150/3, Bull. C.B.N. nr. 19, juli 1986, p. 20-21). ‘Werken die volledig opgaan in het gebouw’ (kosten voor de ‘inrichting’ van gehuurde gebouwen) worden vermeld
Editie september 2013 7
Belasting & BTW
in de rubriek ‘Overige materiële vaste activa’ (III.E) voor zover ze niet ten laste worden genomen van de resultatenrekening (art. 95 K.B. 30 januari 2001, B.S. 6 februari 2001). Er kan worden afgeschreven hetzij over de duur van het huurcontract hetzij over een kortere duur wanneer de werkelijke waardeverminderingen van die bouwwerken een snellere afschrijving rechtvaardigen. Echter, de huurder mag dergelijke uitgaven evenzo als kost boeken in plaats van af te schrijven (Com. IB 1992, nrs. 61/52 en 265-266). Opgepast voor de belasting van de werken als ‘huurvoordeel’ bij verhuurder (natuurlijke persoon)
De fiscus kan bepaalde door de huurder uitgevoerde verbouwingswerken belasten bij de verhuurder-natuurlijke persoon als zgn. ‘huurvoordeel’ (i.e. lasten die door de huurder worden gedragen, terwijl ze normaal ten laste van de verhuurder zijn). In dat opzicht stelt artikel 7 §1 WIB ’92 immers: “Inkomsten van onroerende goederen zijn: [...] c. het totale bedrag van de huurprijs en de huurvoordelen [...]”. Volgens de administratieve commentaar is er slechts sprake van een huurvoordeel indien “de huurder de verplichting heeft om het voorwerp van die huurlast uit te voeren en dat de verhuurder het recht heeft om de uitvoering ervan te eisen”(Com. IB 1992, nr. 13/5, 2°). Indien de huurder dus vrijwillig verbeteringswerken uitvoert (met toestemming, maar zonder enige verplichting vanwege de verhuurder), dan geven de verbeteringswerken geen aanleiding tot een belastbaar huurvoordeel. Dit werd reeds meermaals bevestigd door rechtspraak.
8 Editie september 2013
Is de verhuurder een vennootschap, dan zou de fiscus de huurder en/of verhuurder kunnen taxeren op basis van de regeling van abnormale en goedgunstige voordelen. Volgens administratief standpunt zou btw-kost kunnen ontstaan bij verhuurder
Wat btw betreft kan de huurder de btw ter zake van herstellings-, onderhouds-, omvormings- of verbeteringswerk verricht aan het gebouw dat hij huurt en dat hij gebruikt voor het uitoefenen van een belaste activiteit, in aftrek brengen “indien de huurder zelf de kosten van deze werken draagt” (Administratieve Beslissing nr. E.T. 9284 van 27.01.1972). De btwadministratie schenkt hierbij weliswaar bijzondere aandacht aan de situatie waarbij deze huurder enige vorm van tegemoetkoming zou bekomen vanwege de verhuurder. De hiervoor aangehaalde administratieve beslissing bepaalt immers dat “indien de huurder de door hem gedane kosten, geheel of gedeeltelijk, in de ene of andere vorm, terugbetaald krijgt van de eigenaar of van de hoofdhuurder, dan wordt hij bij toepassing van artikel 20 van het Wetboek geacht aan die eigenaar of hoofdhuurder een dienst te hebben verstrekt in de mate waarin de gedane werken door deze laatste(n) worden vergoed”. De hier bedoelde ‘terugbetaling in de ene of andere vorm’ zou onder meer kunnen bestaan “in de verbintenis de huurprijs te verlagen, in de verbintenis de huurprijs niet te verhogen gedurende een bepaalde periode of in de verbintenis goederen te leveren tegen een lagere prijs dan die welke normaal wordt toegepast (...).” Met andere woorden, de huurder die verbouwingswerken ten laste neemt
en enige vorm van compensatie of vergoeding vanwege de verhuurder bekomt, zou in die mate de werken moeten doorfactureren aan de verhuurder. De op deze doorrekening verschuldigde btw zal in de regel niet aftrekbaar zijn in hoofde van de verhuurder, aangezien de verhuur kwalificeert als een vrijgestelde activiteit zonder recht op aftrek. Aldus ontstaat een btw-kost in hoofde van de verhuurder. De consequente toepassing van dit principe zou een financiële aderlating kunnen betekenen voor vele verhuurders: zij zouden mogelijk een aanzienlijke btw-kost oplopen. Cassatie tempert administratief standpunt inzake btw
Maar in een recent arrest lijkt het Hof van Cassatie voornoemd administratief standpunt in belangrijke mate te temperen (Cass. 15 maart 2013, www.cass.be). Volgens het Hof kan voormeld standpunt enkel toegepast worden indien de huurder effectief is opgetreden ‘als tussenpersoon’ en hij bij afname van de verbouwingswerken als het ware voor rekening van de verhuurder optrad. Het loutere feit dat verbouwingen ten laste van de huurder worden uitgevoerd en de huurder enige vorm van compensatie vanwege de verhuurder ontvangt, is op zich dus niet voldoende om het administratief standpunt toe te passen. De fiscus zal volgens deze rechtspraak in beginsel ook moeten aantonen dat de huurder daarbij is opgetreden ‘als tussenpersoon’. Kan zij dit niet, dan zou zij in principe geen doorfacturatie aan de verhuurder kunnen opleggen en kan mogelijk een belangrijke btw-kost in hoofde van de verhuurder vermeden worden.
Juridische diensten
Voorrecht van de onbetaalde verkoper van bedrijfsmaterieel: formalisme afgeschaft
Het voorrecht
Op grond van artikel 20,5° Hypotheekwet genieten verkopers van roerende goederen een bijzonder voorrecht op de niet-betaalde prijs van de verkochte goederen, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn: • de verkochte goederen dienen zich nog in het bezit van de koper te bevinden, en • de verkochte goederen mogen niet onroerend zijn geworden door incorporatie of bestemming. Voor bedrijfsuitrustingsmaterieel, zoals machines en gereedschap, geldt op deze laatste voorwaarde echter een uitzondering. Zelfs indien het materieel onroerend geworden is door bestemming of incorporatie, blijft het voorrecht gelden gedurende een termijn van 5 jaar te rekenen vanaf de levering. Dit voorrecht van de onbetaalde verkoper van bedrijfsuitrustingsmaterieel wordt wel afhankelijk gemaakt van de vervulling van een formaliteit. Administratieve formaliteit inzake bedrijfsmaterieel
De verkoper van bedrijfsuitrustingsmaterieel dient immers, om van het voorrecht te
kunnen genieten, zijn facturen of de verkoopovereenkomst met betrekking tot het betrokken materieel, binnen de 15 dagen na de levering, neer te leggen bij de griffie van de rechtbank van koophandel van het arrondissement waarin de koper zijn woonplaats of, bij gebreke hiervan, zijn verblijfplaats heeft. Doet hij dit niet, dan kan hij geen beroep doen op het voorrecht in het kader van een eventuele samenloop met andere schuldeisers van de koper, zoals in het kader van een faillissement. Administratieve vereenvoudiging: afschaffing van de formaliteit
Daar deze administratieve formaliteit zorgde voor heel wat werklast bij de bevoegde griffie, werd beslist om de neerleggingsverplichting met ingang van 1 september 2013 af te schaffen. De onbetaalde verkoper van bedrijfsuitrustingsmaterieel zal vanaf dan automatisch, zonder vervulling van formaliteiten, bevoorrecht zijn op de prijs van het betrokken materieel en dit gedurende een termijn van 5 jaar te rekenen vanaf de levering (eventueel verlengd in geval van onroerend beslag op het materieel of een faillissement van de koper voor het verstrijken van de vijfjarige termijn).
Gevolgen
Deze administratieve vereenvoudiging kan uiteraard worden toegejuicht. Echter, voor de verkoper van bedrijfsmaterieel die deze verplichting in het verleden consequent toepaste, brengt de afschaffing van de neerleggingsverplichting wel een belangrijk nadelig gevolg met zich mee in het kader van de rangregeling bij faillissement van de koper. Sedert geruime tijd was de rechtspraak immers van oordeel dat het voorrecht van de verkoper, die zijn facturen had neergelegd, primeerde op het voorrecht van de schuldeiser met een pand handelszaak, daar de titularis van het pand vanaf de neerlegging van de facturen geacht werd kennis te hebben van de niet-betaling van de prijs van de verkochte goederen. Met het wegvallen van de neerlegging valt ook de “kennis” in hoofde van de pandhoudende schuldeiser weg. In de toekomst zal de verkoper zijn voorrecht dan ook enkel nog kunnen laten primeren op het voorrecht van de pandhoudende schuldeiser, indien hij de pandhoudende schuldeiser vóór de levering in kennis stelt van de niet (volledige) betaling van de geleverde goederen.
Editie september 2013 9
Juridische diensten
Eenheidsstatuut Ongetwijfeld heeft u in de pers vernomen dat het eenheidsstatuut een feit is. Dit is wellicht wat al te voorbarig gesteld, maar dat de contouren van de nieuwe regeling zich stilaan beginnen af te tekenen, is duidelijk. Tot op heden zijn er echter nog geen wetteksten beschikbaar. Eén en ander is dus nog onder voorbehoud. De volgende conclusies kunnen alvast getrokken worden:
Afschaffing van de carensdag
Met ingang van 1 januari 2014 wordt de carensdag afgeschaft. Omdat het risico op misbruik zeker niet denkbeeldig is, zullen de sociale partners en de regering verdere maatregelen uitwerken om het ziekteverzuim tegen te gaan. Ook zou er voorzien worden in financiële compensaties. Harmonisering van de opzeggingstermijnen Algemeen
De meest in het oog springende hervorming is de harmonisering inzake opzeggingstermijnen die uitgaan van de werkgever. Met ingang van 1 januari 2014 wijzigen de opzeggingstermijnen als volgt: • De eerste vijf jaar is er een geleidelijke opbouw; • Vanaf het vijfde jaar wordt er opgebouwd a rato van drie weken per begonnen kalenderjaar; • Vanaf 20 jaar anciënniteit wordt de opbouw vertraagd.
10 Editie september 2013
Juridische diensten
De nieuwe opzeggingstermijnen zien er als volgt uit: Anciënniteit
Opzeggingstermijn
In de loop van het eerste kwartaal
2 weken
Vanaf het tweede kwartaal
4 weken
Vanaf het derde kwartaal
6 weken
Vanaf het vierde kwartaal
7 weken
Vanaf het vijfde kwartaal
8 weken
Vanaf het zesde kwartaal
9 weken
Vanaf het zevende kwartaal
10 weken
Vanaf het achtste kwartaal
11 weken
Vanaf 2 jaar
12 weken
Vanaf 3 jaar
13 weken
Vanaf 4 jaar
15 weken
Vanaf 5 jaar
18 weken
Vanaf 6 jaar
21 weken
Vanaf 7 jaar
24 weken
Vanaf 8 jaar
27 weken
Vanaf 9 jaar
30 weken
Vanaf 10 jaar
33 weken
Vanaf 11 jaar
36 weken
Vanaf 12 jaar
39 weken
Vanaf 13 jaar
42 weken
Vanaf 14 jaar
45 weken
Vanaf 15 jaar
48 weken
Vanaf 16 jaar
51 weken
Vanaf 17 jaar
54 weken
Vanaf 18 jaar
57 weken
Vanaf 19 jaar
60 weken
Vanaf 20 jaar
62 weken
Vanaf 21 jaar
63 weken
Vanaf 22 jaar
64 weken
… (+1)
… (+ 1)
Gevolgen
Arbeiders profiteren van dit nieuwe eenheidsstatuut. Hogere bedienden dienen dan weer in te leveren. Een voorbeeld maakt dit duidelijk. Een bediende van 50 jaar en met een anciënniteit van 20 jaar wordt ontslagen. Zijn jaarloon bedraagt EUR 65.000 op het moment van ontslag. Op basis van de formule Claeys kon de bediende in het huidige systeem aanspraak maken op een opzeggingstermijn van 21 maanden. Niet elke arbeidsrechtbank paste deze formule evenwel toe. In de praktijk werd vastgesteld dat een opzeggingstermijn van een maand/jaar anciënniteit eveneens richtinggevend kon zijn. Ook in dat geval zou de bediende nog recht hebben op een opzeggingstermijn van 20 maanden. In de nieuwe regeling zal de betrokken bediende recht hebben op 62 weken of 14 à 15 maanden. Motivering van het ontslag
Tot op heden bestond er in België geen algemeen geldende verplichting om het ontslag van een werknemer te motiveren. Vanaf 1 januari 2014 zal dit wel het geval zijn. Het is de bedoeling dat de sociale partners hierrond een cao afsluiten. Eens deze cao in werking treedt, wordt het wetsartikel in verband met willekeurig ontslag van arbeiders afgeschaft.
Editie september 2013 11
Agenda
Seminaries / opleidingen i.s.m. Grant Thornton
Spreker
Datum
Organisatie
Seminarie / Opleiding
Marc Van den Bossche Peter Vermeiren
6 september 2013
Infotopics
Overname en (ver)kopen van een KMO
Stefaan De Coninck
Academiejaar 2013-2014
Syntra Antwerpen & VlaamsBrabant – campus Metropool
Module ‘Boekhouden en vennootschapsboekhouden’
Hilde Gaublomme
Academiejaar 2013-2014
Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Postgraduaat Fiscaliteit – Module ‘Diverse belastingen: rechtspersonenbelasting’
Bart Verstuyft
Academiejaar 2013-2014
Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen
Postgraduaat Fiscaliteit – Module ‘Omvormingsproblematiek’
Voor het meest recente overzicht van onze seminaries en opleidingen kan u steeds terecht op onze website: www.grantthornton.be
Disclaimer Grant Thornton garandeert de grootste zorg te hebben besteed aan de betrouwbaarheid van de informatie weergegeven in deze nieuwsbrief. Zij kan hiervoor evenwel geen aansprakelijkheid aanvaarden. Wenst u de Grant Thornton Newsletter voortaan elektronisch te ontvangen, dan kan u dit melden via
[email protected]. Onze nieuwsbrief is eveneens online beschikbaar op www.grantthornton.be. Grant Thornton is een handelsnaam van Grant Thornton Accountants en Belastingconsulenten CVBA, Grant Thornton Bedrijfsrevisoren CVBA, Grant Thornton Efficiëntia CVBA en Grant Thornton Belgium CVBA. Genoemde vennootschappen zijn lid van Grant Thornton International Ltd (GTIL). GTIL en haar leden zijn geen wereldwijd partnerschap. Alle diensten worden geleverd door de leden van GTIL. GTIL en haar leden zijn geen vertegenwoordigers van elkaar, hebben geen onderlinge verplichtingen en zijn niet verantwoordelijk voor elkaars handelingen of nalatigheden. Zie www.grantthornton.be voor meer details.
Contactinfo V.U. Geert Lefebvre
[email protected]
Antwerpen Potvlietlaan 6 2600 Berchem (Antwerpen) T +32 (0)3 235 66 66
Doornik Rue du Progrès 4B 7503 Doornik (Froyennes) T +32 (0)69 84 78 44
Brussel Metrologielaan 10 bus 15 1130 Brussel T +32 (0)2 242 11 40
Hasselt Maastrichtersteenweg 8 bus 5-6 3500 Hasselt T +32 (0)11 22 72 45
www.grantthornton.be
© 2013 Grant Thornton Alle rechten voorbehouden.
Turnhout Parklaan 49 bus 7 2300 Turnhout T +32 (0)14 47 30 70