Newsletter Editie maart 2013
Nieuwe Belgische vertegenwoordiger Grant Thornton
De meeste lezers van deze nieuwsbrief werden een tijdje geleden reeds op de hoogte gesteld van onze toetreding tot het Grant Thornton netwerk, toetreding die ook duidelijk blijkt uit de vormgeving van deze publicatie. Tot de overstap van PKF naar Grant Thornton werd beslist omdat onze vennoten unaniem van oordeel zijn dat Grant Thornton betere garanties biedt voor de uitbouw van onze diensten en het behoud van het hoge kwaliteitsniveau, nodig om u te kunnen bijstaan in een snel wisselende en uitdagende economische omgeving. Grant Thornton is vertegenwoordigd in 118 landen door meer dan 36.000 medewerkers, en biedt een zeer brede ondersteuning in diverse expertisedomeinen. Als u nog verdere informatie wenst, nodigen wij u uit om een kijkje te nemen op onze nieuwe website www.grantthornton.be en op die van Grant Thornton International www.gti.org.
Audit & Assurance
Juridische diensten
02 Introductie minimale veiligheidsnormen KBO 04 Overnamefinanciering steeds moeilijker te krijgen? 05 Recente adviezen CBN
12 Belastingvrije loonbonus onderworpen aan solidariteitsbijdrage 13 Aandelen aan toonder – anno 2013 13 ‘Wijninckxbijdrage’ 14 Verbod op terbeschikkingstelling van werknemers aangescherpt
Belasting & BTW 05 Update begrotingsmaatregelen 06 Roerende inkomsten in 2013 06 Nieuwe factuurvoorschriften 07 Btw op voorschotten en de heisa die ontstond… 08 Btw en het voordeel van alle aard voor de firmawagen 10 Vennootschappen - Taxatie van aandelentransacties 11 Verhoogde vrijstelling sociale zekerheid voor buitenlandse kaderleden
Agenda 16 Seminaries/Opleidingen i.s.m. Grant Thornton
Audit & Assurance
Introductie minimale veiligheidsnormen KBO
Het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid heeft minimale veiligheidsnormen uitgewerkt die verplicht dienen te worden nageleefd door instellingen en organisaties die sociale persoonsgegevens raadplegen of meedelen via de Kruispuntbank, het netwerk van de sociale zekerheid.
Om toegang te bekomen en te behouden tot dit netwerk van de Kruispuntbank, dienen de betrokken instellingen en organisaties ter evaluatie van het respecteren van deze minimale veiligheidsnormen, jaarlijks een vragenlijst te vervolledigen. Deze vragenlijst moet aan het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid garanderen dat de minimale veiligheidsnormen geïmplementeerd zijn, rekening houdend met de specificiteit en de beschikbare resources van elke instelling of organisatie.
Deze minimale veiligheidsnormen zoals uitgewerkt door het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid zijn gebaseerd op de structuren en de nummering van de ISO – 27002 – norm (internationaal vastgelegde norm voor informatiebeveiliging). Voor het implementeren van de nodige informatiebeveiliging kunnen de betrokken instellingen en organisaties zich baseren op de good practices van de ISO 27002 norm. Het implementatieproces kan samengevat worden in drie stappen: • Bepalen van de behoeften; • Beoordelen van de behoeften; • Uitwerken van maatregelen. De eerste stap in het proces is het vaststellen van de behoefte aan informatiebeveiliging van de eigen instelling of organisatie. Hierbij dienen onderstaande aspecten in rekening te worden gebracht: • Risicobeoordeling binnen de instelling of organisatie; • Wet- en regelgeving en contractuele eisen (bestaande afspraken); • Eigen stelsel van uitgangspunten, doelstellingen en eisen opgesteld/opgelegd /bepaald vanuit de bedrijfsvoering. De tweede stap is het beoordelen van de vastgestelde behoeften en eisen op wenselijkheid en haalbaarheid.
2 Editie maart 2013
Tijdens de derde stap wordt beoordeeld of de bestaande maatregelen inzake informatiebeveiliging voldoende zijn (efficiënt / effectief) om de vastgestelde behoeften/risico’s in te dekken. Hierbij kan de instelling of organisatie zich onder meer laten leiden door het stellen van onderstaande vragen: • Ondersteunt ICT de doelstellingen van de instelling of organisatie, ofwel: worden de processen adequaat ondersteund, krijgt de instelling of organisatie de juiste informatie om te kunnen sturen en is deze informatie betrouwbaar? • Is uw ICT voldoende veilig: is er voldoende bescherming van buitenaf, zijn interne functiescheidingen gewaarborgd en zijn er voldoende continuïteitsmaatregelen? • Voldoet de instelling of organisatie aan de voortdurend veranderende wet- en regelgeving? Sanctie
Indien het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid vaststelt dat een instelling of organisatie niet kan aantonen dat de naleving van deze normen gegarandeerd is, kan het comité de Kruispuntbank verzoeken om de toegang tot het sociale netwerk voor de betrokken instelling of organisatie te weigeren. Indien tekortkomingen in het informatiebeveiligingssysteem
worden vastgesteld, dan is het de verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur van de betrokken instelling of organisatie om zich tegenover het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid te verantwoorden alvorens de beslissing tot toegangsweigering zal worden genomen. Verplichting
Zoals hierboven aangegeven, zal iedere instelling en organisatie die sociale persoonsgegevens wenst te raadplegen of mee te delen via de Kruispuntbank, vanaf 2012 jaarlijks de vragenlijst voor de evaluatie van de minimale veiligheidsnormen moeten indienen. Bijkomend wordt elke instelling of organisatie aangesloten op het netwerk van de Kruispuntbank verplicht tenminste één keer om de vier jaar een externe audit te laten uitvoeren inzake de logische en fysieke beveiliging van haar informatiesystemen.
op uw instelling of organisatie. Op basis van deze beoordeling kunnen wij u advies verstrekken ter verbetering en optimalisatie van de bestaande informatiebeveiliging binnen uw instelling of organisatie. Op basis van bovenvermelde beoordeling, kan Grant Thornton u bijstaan bij het invullen van de jaarlijkse vragenlijst ter evaluatie van de minimale veiligheidsnormen. Grant Thornton kan bijkomend als klankbord fungeren voor het management. Wij kunnen u bijstaan en adviseren bij het inschatten van de risico’s indien wordt afgeweken van de voorgeschreven norm en bij het uitwerken van een voorstel ter verantwoording hiervan naar het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid toe. Zie ook onze website: www.grantthornton.be – audit & assurance – IT governance & audit
Waarmee kan Grant Thornton u bijstaan?
Grant Thornton kan voor u een beoordeling maken van de behoefte aan informatiebeveiliging specifiek voor uw organisatie op basis van de voorgeschreven veiligheidsnormen en de bestaande maatregelen aftoetsen aan de vastgestelde behoefte. Onze auditors beschikken over een grondige kennis van de vastgestelde veiligheidsnormen en hebben een ruime ervaring met het inschatten van de impact ervan
Bronnen: De minimale veiligheidsnormen zijn consulteerbaar op de website Kruispuntbank van de sociale zekerheid (KSZ): http://www.ksz-bcss.fgov.be/nl/bcss/page/ content/websites/belgium/security/security_03.html
Editie maart 2013 3
Audit & Assurance
Overnamefinanciering steeds moeilijker te krijgen?
De meeste overnames worden nog steeds bancair gefinancierd. De eigen middelen van de koper worden meestal aangevuld met bankleningen, zodat met dezelfde eigen inbreng een groter bedrag geïnvesteerd kan worden. Sinds geruime tijd vragen de banken doorgaans een eigen inspanning van 25 tot 30%, terwijl de looptijd voor overnamekredieten teruggebracht werd tot maximaal 5 à 7 jaar. Creativiteit en ervaring zullen een belangrijke rol spelen om tot een juiste financiering te komen. Bij het waarderen van een over te laten bedrijf moet rekening gehouden worden met deze economische realiteit. Als verkoper kan u er best zeker van zijn dat de overnemer voldoende solvabel is om een voldoende grote eigen inspanning te leveren. Bovendien loont het de moeite om ook even de omgekeerde berekening te maken en na te gaan of het bancair te financieren saldo van de overnameprijs bancair kan worden terugbetaald binnen de door de banken gestelde looptijden. Om deze oefening tot een goed einde te brengen, dient u inzicht te verwerven in de toekomstige vrije kasstromen die het bedrijf de volgende jaren zal genereren. De vertrouwde discounted cash flow waardebepalingsmethode, die gebaseerd is op het verdisconteren van toekomstige vrije kasstromen, blijft dan ook de aangewezen methode voor de waardering van te (ver)kopen bedrijven.
4 Editie maart 2013
Creativiteit en ervaring zullen een belangrijke rol spelen om tot een juiste financiering te komen.
Audit & Assurance
Recente adviezen CBN Hiernaast vindt u het overzicht van de recente adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. Voor de integrale tekst van de CBN-adviezen verwijzen we naar http://www.cnc-cbn.be/nl/advices/index.
CBN-advies 2012/14
Uitgewerkt voorbeeld bij het minimum genormaliseerd rekeningenstelsel voor verenigingen van mede-eigenaars zoals vastgesteld bij koninklijk besluit van 12 juli 2012 CBN-advies 2012/15
Bestellingen in uitvoering CBN-advies 2012/16
De boekhoudkundige verwerking van wentelkredieten CBN-advies 2012/17
Erkenning van opbrengsten en kosten
Belasting & BTW
Update begrotingsmaatregelen Eind december verscheen een programmawet met begrotingsmaatregelen.
Voor een volledig overzicht van de belangrijkste maatregelen verwijzen we naar onze website: www.grantthornton.be
Hierin staan opnieuw een aantal belangrijke fiscale wijzigingen, zoals: • De verdere verlaging van de notionele intrestaftrek en de afschaffing van de overdraagbaarheid hiervan; • De belasting van meerwaarden op aandelen gerealiseerd door grote ondernemingen (zie verder); • De uniformering (verhoging) van de roerende voorheffing (zie verder).
Editie maart 2013 5
Belasting & BTW
Roerende inkomsten in 2013 Zoals u allicht reeds heeft vernomen, bedraagt de roerende voorheffing op dividenden, interesten en andere roerende inkomsten vanaf 1 januari 2013 in principe steeds 25% (art. 269 WIB’92). De Administratie heeft e.e.a. nader toegelicht in een circulaire van 1 februari 2013 (Ci.RH.233/623.477, AAFisc 6/2013). Het verlaagd tarief van 15% zal nog slechts van toepassing zijn op:
• Interesten op spaarboekjes boven het vrijgesteld bedrag van EUR 1.880,00 (aanslagjaar 2014); • Interesten op de zgn. ‘Leterme-staatsbons’;
• Inkomsten uit de (con)cessie van auteursrechten e.d., beneden het grensbedrag van EUR 56.450,00 (aanslagjaar 2014); • Dividenden van zgn. ‘residentiële vastgoedbevaks’; • Inkomsten uit vergoedingen voor ontbrekende coupon of lot, wanneer de roerende voorheffing op de interesten of loten zelf 15% bedraagt.
bevrijdend, zodat de roerende inkomsten niet moeten worden aangegeven in de aangifte in de personenbelasting. Roerende inkomsten waarop (al dan niet terecht) geen roerende voorheffing werd ingehouden, maar die wel belastbaar zijn, moeten uiteraard wel nog worden aangegeven.
De liquidatiebonus bij vereffening blijft (voorlopig) onderworpen aan een roerende voorheffing van 10%. Deze roerende voorheffing is in principe (zoals in het verleden)
Belasting & BTW
Nieuwe factuurvoorschriften Per 1 januari 2013 werden een aantal wijzigingen doorgevoerd op het gebied van de facturatie. In een recente Circulaire van 23 januari 2013 (Circ. AFZ nr. 2/2013, AFZ/2011-0272) licht de fiscus deze wijzigingen toe. Het betreft onder meer: • De versoepeling van de elektronische facturatie; • De vereenvoudiging van self-billing (i.e. de uitreiking van facturen door de klant zelf); • De uitreiking van facturen (nu uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin de btw opeisbaar wordt); • De plaats en wijze van
6 Editie maart 2013
bewaring van facturen; • De opeisbaarheid van de btw; • De aanduiding van de bevoegde lidstaat in grensoverschrijdende situaties. Daarnaast werden ook een aantal wijzigingen en verduidelijkingen aangebracht inzake de verplichte vermeldingen op de factuur.
Zo wordt het bijvoorbeeld nog belangrijker om de correcte datum van het belastbare feit (i.e. de levering of dienst) of de ontvangst van (een gedeelte van) de prijs te vermelden. Ook moet voor de situaties waarin de btw moet worden voldaan door de
afnemer zelf (‘verlegging van heffing’) niet meer verwezen worden naar het toepasselijke wetsartikel, maar volstaat de vermelding “btw verlegd”.
Belasting & BTW
Btw op voorschotten en de heisa die ontstond...
Wanneer vindt voor btw het belastbare feit plaats en wordt de btw ‘opeisbaar’? Dit is een belangrijke vraag aangezien op dat moment de btw door de leverancier moet worden afgedragen aan de Schatkist en de afnemer in principe de btw zou kunnen aftrekken. Bovendien dient volgens de nieuwe regels de factuur te worden uitgereikt binnen de vijftien dagen van de maand na die waarin de btw opeisbaar is geworden. In de regel vindt het belastbare feit plaats en wordt de btw opeisbaar op het tijdstip ‘dat de levering plaatsvindt of de dienst is voltooid’. Wordt de prijs of een deel ervan echter vóór dat tijdstip gefactureerd of ontvangen, dan wordt de btw in die mate opeisbaar op het tijdstip van ‘uitreiking van de factuur’ of op het tijdstip van de ‘incassering’. Vanaf 1 januari 2013 zou de btw echter niet meer opeisbaar worden door de loutere ‘uitreiking van de factuur’.
De btw zou dan enkel nog opeisbaar (en aftrekbaar) worden op het tijdstip van de levering of dienst zelf dan wel daarvoor, op het tijdstip en in de mate van de ontvangst van een (gedeeltelijke) betaling. De factuur die aldus binnen de vijftien dagen moet worden uitgereikt dient trouwens deze datum te vermelden.
Voorgaande betekent dat wanneer voorafgaand aan de levering of dienst een voorschot wordt gefactureerd, de btw niet langer opeisbaar is omwille van de loutere uitreiking van deze factuur. Deze factuur kan bijgevolg ook nog niet verwijzen naar het belastbare feit aangezien dat nog niet heeft plaatsgevonden (de prestatie zelf of de ontvangst van betaling) en is dus geen correcte factuur. Wanneer deze onregelmatige factuur btw zou vermelden, dan zal de leverancier deze wel moeten afdragen. De afnemer zal deze btw evenwel niet kunnen aftrekken aangezien de btw nog niet opeisbaar is geworden (en de ontvangen factuur bovendien niet correct is). Bijgevolg zal de leverancier die een ‘voorschot’ wil aanrekenen, nog geen ‘echte’ factuur kunnen uitreiken maar bijvoorbeeld moeten gebruikmaken van een ‘uitnodiging tot betaling’, dat dan een bedrag inclusief btw vermeldt. Het is pas op het moment van de betaling van het voorschot dat de factuur kan worden uitgereikt (waarop onder meer het tijdstip van de betaling wordt vermeld) en de verwerking in de btw-aangifte kan gebeuren.
Vanaf 2013 zal ook rekening moeten gehouden worden met het financieel dagboek om na te gaan of er sprake is van opeisbaarheid van btw op basis van de betaling van voorschotten. Omwille van de heisa die was ontstaan, werd de inwerkingtreding van de nieuwe regeling inmiddels uitgesteld tot 2014 (Beslissing nr. 123.563 van 19 december 2012). Tot 31 december 2013 mag u dus nog de oude regeling toepassen (i.e. de btw wordt afzonderlijk vermeld op de voorschotfactuur en onmiddellijk afgedragen aan de Schatkist). Deze tolerantie geldt evenwel niet voor de intracommunautaire ‘diensten’ en ‘leveringen’. Voor deze (ontvangen of verrichte) intracommunautaire transacties dient dus nu reeds het facturatie- en verwerkingsproces te worden herbekeken.
Deze wijziging heeft ongetwijfeld een impact op de organisatie van de boekhouding. Tot nu toe werd de btw-aangifte meestal gebaseerd op het aan- en verkoopdagboek.
Editie maart 2013 7
Belasting & BTW
Btw en het voordeel van alle aard voor de firmawagen: gewijzigde regeling
Op 18 december 2012 verscheen in de Administratieve Beslissing nr. ET 119.650/3 van 11 december 2012 het langverwachte addendum dat voorziet in de praktische toepassingsmodaliteiten voor de gewijzigde aftrek van btw op ‘bedrijfsmiddelen’, zoals firmawagens.
Immers, sinds 1 januari 2011 dient de aftrek van btw op firmawagens die zowel bedrijfsmatig als privé worden gebruikt, onmiddellijk te worden beperkt tot het beroepsgebruik. Wel moet er geen btw meer worden afgedragen op het privégebruik (het zogenaamde ‘voordeel van alle aard’). Bovendien zal op de (latere) verkoop van de firmawagen slechts btw verschuldigd zijn over 50% van de prijs. De administratie voorziet in haar addendum drie methoden voor de vaststelling van het ‘aftrekbare’ beroepsgebruik, waarbij het aftrekpercentage voor een personenwagen (ongeacht de toegepaste methode) nooit hoger mag zijn dan 50%.
8 Editie maart 2013
In de eerste methode moet de belastingplichtige voor elke auto apart een ‘volledige rittenadministratie’ (logboek) bijhouden. Deze rittenadministratie kan zowel manueel (vb. notities in rittenboekje, gegevens in softwareprogramma, etc.) als automatisch (vb. aangepast gps-systeem). Woon-werkverkeer wordt beschouwd als privégebruik. In de tweede methode wordt het aantal beroepskilometers per auto vastgesteld in functie van de ‘woonwerkafstand’ en een ‘forfait voor overig privégebruik’. Het % beroepsgebruik is dan gelijk aan 100% - % privégebruik. Dit privégebruik wordt bepaald op basis van volgende formule:
%P =
WW x 2 x 200 (FW) + 6000 (PG) TA (KJ)
x 100
%P = % privégebruik WW = afstand woon-werk FW = forfait werkdagen PG = privégebruik TA = totale afstand KJ = kalenderjaar
In de derde methode kan de belastingplichtige gebruikmaken van een algemeen forfait van 35% beroepsgebruik, dat dan moet toegepast worden voor alle firmawagens. Dit is administratief gezien de eenvoudigste regeling. Deze methode kan evenwel enkel worden toegepast door bedrijven met een wagenpark van minstens 4 auto’s (personenauto’s
of lichte vrachtwagens). De keuze geldt bovendien verplicht voor een periode die eindigt op 31 december van het derde kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin ze voor het eerst wordt toegepast. De belastingplichtige moet kiezen welke van deze methodes hij wenst toe te passen. De eerste methode (rittenadministratie) en de tweede methode (in functie van forfaitair privégebruik) mogen evenwel met elkaar gecombineerd worden. De keuze moet gebeuren per auto, op het moment dat deze auto in gebruik wordt genomen. Eenmaal gekozen moet dezelfde methode worden toegepast voor het gehele kalenderjaar. Keuze voor de derde methode (algemeen forfait van 35%) geldt daarentegen verplicht uniform voor het volledige wagenpark (dus zonder cumulatiemogelijkheid met een andere methode) en verplicht voor een periode van méér dan 3 jaar. Voor het jaar 2012 kan (net als voor 2011) nog de oude regeling worden toegepast. Dit dient te gebeuren in de aangifte in te dienen ten laatste op 20 april 2013. Ook indien vooralsnog zou geopteerd worden voor de toepassing van de nieuwe regeling dienen de regularisaties eveneens te gebeuren in deze aangifte van 20 april 2013.
Zelfs na deze langverwachte toelichting blijven er nog vragen: hoe dient de tweede methode te worden toegepast bij part-time en wat indien er geen woon-werkverkeer is (vb. privé-adres = kantooradres), zal de derde methode ook mogen worden toegepast wanneer er minder dan 4 auto’s zijn, moeten rechtstreekse verplaatsingen naar de klant in bepaalde gevallen toch als woon-werk beschouwd worden, etc. Tot slot vermelden we dat er voor de andere roerende goederen dan vervoermiddelen (gsm, laptop, tablet, etc.) die zowel voor de economische activiteit als anderszins worden gebruikt, eveneens in een forfait werd voorzien. Bij wijze van proef aanvaardt de administratie dat het beroepsgebruik middels een algemeen forfait wordt vastgesteld op 75%. Met betrekking tot onroerende goederen wordt niet voorzien in een forfait en dient de werkelijke verhouding tussen het privégebruik en het beroepsgebruik te worden vastgesteld door bewijskrachtige gegevens.
Editie maart 2013 9
Belasting & BTW
Vennootschappen - Taxatie van aandelentransacties Tot voor kort waren vennootschappen geen vennootschapsbelasting verschuldigd op de gerealiseerde meerwaarde bij de verkoop van aandelen mits deze aandelen voldeden aan de taxatievoorwaarde van toepassing inzake de DBI-aftrek.
Vandaag de dag is dit mogelijk niet meer het geval: • Vanaf aanslagjaar 2013 worden meerwaarden op aandelen die minder dan één jaar werden aangehouden onderworpen aan een afzonderlijk belasting van 25% (25,75% incl. crisisbijdrage); • Vanaf aanslagjaar 2014 worden meerwaarden op aandelen gerealiseerd door niet-KMO’s onderworpen aan een afzonderlijk en effectieve belasting van 0,4% (0,412% incl. crisisbijdrage). Zodoende zullen de volgende taxatieregimes bestaan wat betreft meerwaarden op aandelen: • Taxatievoorwaarde DBI-aftrek niet voldaan: belastingheffing aan 33,99%; • Taxatievoorwaarde voldaan en vervreemding binnen 1 jaar: belastingheffing aan 25,75%; • Taxatievoorwaarde voldaan en vervreemding na 1 jaar volle eigendom: - KMO: vrijstelling; - Niet-KMO: 0,4% (m.i.v. aanslagjaar 2014). Daarnaast heeft de Europese Commissie recent het licht op groen gezet voor de invoer van de zgn. “tobintaks”, zijnde een heffing op financiële transacties. Mogelijk zullen verkopen van aandelen, obligaties, derivaten en andere financiële producten in de (nabije) toekomst dus onderworpen worden aan een bijkomende belasting.
10 Editie maart 2013
Belasting & BTW
Verhoogde vrijstelling sociale zekerheid voor buitenlandse kaderleden De Belgische socialezekerheidsautoriteiten hebben recentelijk een wijziging aangebracht in de berekeningswijze van de van RSZ vrij te stellen kosten eigen aan de werkgever toegekend aan een buitenlands kaderlid dat geniet van het speciaal aanslagstelsel. Voorheen werden de kosten eigen aan de werkgever (wanneer berekend overeenkomstig de zogenaamde “technische nota”) vrijgesteld van Belgische sociale zekerheid met een maximumbedrag van EUR 11.250 of EUR 29.750. Dit verhoogde bedrag van EUR 29.750 is enkel van toepassing voor kaderleden tewerkgesteld in een coördinatieen/of controlecentrum of onderzoekers.
Voorbeeld: De belastingvrije vergoedingen van een buitenlands kaderlid genietend van het speciaal aanslagstelsel bedragen EUR 10.250.
Percentage dagen buitenland
Vrijstelbaar bedrag
Nieuw vrijstelbaar bedrag(1)
Geschatte besparing werkgever(2)
20%
EUR 10.250,00
EUR 12.812,50
EUR 896,88
40%
EUR 10.250,00
EUR 17.083,34
EUR 2.391,67
60%
EUR 10.250,00
EUR 25.625,00
EUR 5.381,25
80%
EUR 10.250,00
EUR 29.750,00
EUR 6.825,00
(1) € 10.250 x 80/100 = € 12.812,50 (2) € 12.812,5 - € 10.250 = € 2.562,50 x 35% = € 896,88
Vanaf inkomstenjaar 2012 mag het van Belgische sociale zekerheid vrijstelbare bedrag van kosten eigen aan de werkgever voor de kaderleden wiens maximum fiscaal vrijstelbaar bedrag begrensd is tot EUR 11.250 verhoogd worden met het percentage van de dagen buitenland van het kaderlid; dit evenwel met een absoluut maximum van EUR 29.750. Noteer dat deze verhoging niet van toepassing is voor kaderleden of onderzoekers voor wie het maximum fiscaal vrijstelbaar bedrag EUR 29.750 bedraagt.
Editie maart 2013 11
Juridische diensten
Belastingvrije loonbonus onderworpen aan solidariteitsbijdrage Werkgevers zoeken steeds naar optimalisatie van het bezoldigingspakket, niet alleen (para-)fiscaal maar ook met het oog op het voeren van een stimulerend HR-beleid. In deze context wordt vaak gezocht naar variabele incentives op basis van individuele of collectieve targets.
Sinds enkele jaren kan men hiervoor gebruikmaken van het regime van de “niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen” (CAO nr. 90 en de Wet van 21 december 2007) waarbij aan alle (of een groep van) werknemers een belastingvrije bonus kan worden toegekend die gekoppeld is aan een collectief resultaat dat afhankelijk is van de verwezenlijking van concrete, duidelijke en meetbare doelstellingen. Voor de invoering van de loonbonus is een bonusplan vereist dat wordt opgenomen in een collectieve arbeidsovereenkomst of een toetredingsakte. Voor 2012 mag de loonbonus per werknemer maximaal EUR 2.430,00 bedragen (basisbedrag EUR 2.200,00). De werkgever betaalt enkel een bijzondere bijdrage van 33% aan de
12 Editie maart 2013
RSZ, die volledig aftrekbaar is in de vennootschapsbelasting. In de mate dat het maximumbedrag wordt overschreden, is de bonus als een gewone bezoldiging onderworpen aan RSZ-bijdragen en belasting. Met ingang van 2013 wordt het regime op 2 punten gewijzigd: • De werknemer is een solidariteitsbijdrage van 13,07% verschuldigd; • Het maximumbedrag wordt voor de RSZ opgetrokken tot EUR 3.100,00 (basisbedrag). (noot: de fiscus zou blijkbaar vasthouden aan de oude grens – EUR 2.488,00 voor 2013). Deze wijzigingen gelden ook voor reeds bestaande bonusplannen waarbij de uitkering wordt uitbetaald in 2013.
Juridische diensten
Aandelen aan toonder – anno 2013 Indien u vandaag nog aandelen aan toonder heeft, dan moeten deze uiterlijk op 31 december 2013 worden omgezet in aandelen op naam of in gedematerialiseerde aandelen.
Let op: aandelen dematerialiseren is niet hetzelfde als de klassieke bewaargeving en boeking op een effectenrekening van uw aandelen aan toonder bij de bank, maar dient voorzien te zijn in de statuten en vergt een overeenkomst tussen de vennootschap en een financiële instelling die fungeert als een erkend rekeninghouder.
Vanaf 1 januari 2014 worden toonderaandelen automatisch omgezet en worden alle rechten (dividenden, stemrechten,…) eraan verbonden geschorst. De rechthebbenden kunnen zich dan nog gedurende één jaar kenbaar maken. Vanaf 1 januari 2015 worden de aandelen waarvan de rechthebbenden zich niet hebben aangemeld, door de vennootschap te koop aangeboden. Aandeelhouders die zich pas nadien kenbaar maken om de verkoopprijs (of de nog nietverkochte aandelen) te claimen, betalen een boete van 10% per begonnen jaar te rekenen vanaf 1 januari 2016. Na tien jaar zijn de niet-omgezette aandelen aan toonder dus waardeloos.
Sinds vorig jaar wordt er een ook taks geheven op de omzetting van aandelen aan toonder. Sinds 1 januari 2013 bedraagt deze omzettingstaks 2% van de waarde van de omgezette aandelen.
Juridische diensten
‘Wijninckxbijdrage’ Extralegale pensioenen (zoals groepsverzekeringen, IPT’s, …) waarvoor op jaarbasis een premie van meer dan EUR 30.000,00 (niet-geïndexeerd) wordt gestort, zijn voortaan onderworpen aan een bijzondere sociale bijdrage van 1,5% (de zogenaamde ‘Wijninckxbijdrage’).
Voor de berekening van het premievolume wordt enkel rekening gehouden met het aandeel pensioenopbouw en overlijdenskapitaal (en dus niet met het aandeel voor bijkomende risicowaarborgen zoals premievrijstelling en gewaarborgd inkomen). De verzekeringstaks (4,4%) en de VAPZ-bijdragen moeten niet worden opgenomen. Deze bijdrage is (net als alle premies en taksen) fiscaal aftrekbaar in hoofde van de vennootschap.
Deze regeling zal van toepassing zijn van 2012 tot en met 2015. Het eerste bijdragejaar is 2012 voor premies toegewezen in 2011. De vennootschap moet voor eind februari 2013 de bijdrage voor 2012 storten. Vanaf 1 maart zal er per maand vertraging een verhoging van 1% worden aangerekend op het deel van de bijdrage dat nog niet werd betaald. Vanaf 2013 (premies 2012) dienen deze bijdragen in het vierde kwartaal van het betrokken jaar betaald te worden aan het RSVZ.
Editie maart 2013 13
Juridische diensten
Verbod op terbeschikkingstelling van werknemers aangescherpt
Principieel verbod op terbeschikkingstelling van werknemers
Het uitgangspunt in de Belgische wetgeving is een verbod op terbeschikkingstelling van werknemers, ingevoerd door de Wet van 24 juli 1987. Essentieel voor de toepassing van het verbod op terbeschikkingstelling is dat er werknemers worden uitgeleend en dat er in dit verband een overdracht plaatsvindt van een deel van het werkgeversgezag van de oorspronkelijke werkgever (dienstverlener) naar de gebruiker (opdrachtgever). Enkel tijdelijke arbeid en uitzendarbeid vallen niet onder dit verbod, mits naleving van strikte voorwaarden. Versoepeling van het verbod
In 2000 werd het verbod drastisch versoepeld. De volgende zaken werden niet beschouwd als de uitoefening van het werkgevergezag: • Het naleven door de opdrachtgever van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk; • De instructies die door de opdrachtgever worden gegeven aan de werknemers van de dienstverlener in uitvoering van een overeenkomst tussen de opdrachtgever en de dienstverlener. In de praktijk bleek deze versoepeling echter niet te controleren, aangezien er geen schriftelijke overeenkomst tussen de opdrachtgever en de dienstverlener diende te bestaan. Het was de facto onmogelijk om na 14 Editie maart 2013
te gaan of de instructies die werden gegeven in uitvoering waren van de aannemingsovereenkomst. Verstrenging na de programmawet van 27 december 2012
de opdrachtgever en de dienstverlener stemt volledig overeen met de uitdrukkelijke bepalingen van voormelde geschreven overeenkomst.
De programmawet van 27 december 2012 heeft om die reden het verbod op terbeschikkingstelling opnieuw sterk aangescherpt. De volgende elementen worden voortaan niet beschouwd als de uitoefening van een deel van het werkgeversgezag:
Daarnaast voorziet de wetgeving tevens in de verplichting om de werknemersvertegenwoordigers onverwijld op de hoogte te brengen van deze overeenkomsten. Hierover wordt er tevens nog een uitvoeringsbesluit verwacht.
• Het naleven en laten naleven van de verplichtingen die op de opdrachtgever rusten inzake het welzijn op het werk; • Het geven van instructies door de opdrachtgever aan de betrokken werknemers inzake de uitvoering van het overeengekomen werk. Hieraan voegt de wetgever voortaan de volgende strenge voorwaarden toe: - er moet een geschreven overeenkomst bestaan tussen de opdrachtgever en de dienstverlener/werkgever; - deze overeenkomst bepaalt uitdrukkelijk en gedetailleerd welke instructies precies door de opdrachtgever kunnen worden gegeven aan de werknemers van de dienstverlener; - dit instructierecht van de opdrachtgever holt het werkgeversgezag van de dienstverlener op geen enkele wijze uit; - de feitelijke uitvoering van deze overeenkomst tussen
Sancties
Het verbod van terbeschikkingstelling wordt in het sociaal strafwetboek gesanctioneerd met een sanctie van niveau 3 (zware inbreuk). Zowel uitlener als gebruiker riskeren ofwel een strafrechtelijke geldboete die tussen de EUR 600 en EUR 6.000 kan bedragen, ofwel een administratieve geldboete die tussen de EUR 300 en EUR 3.000 kan bedragen. De geldboetes worden vermenigvuldigd per aantal betrokken werknemers, maar het totaalbedrag van de geldboete mag niet hoger zijn dan het honderdvoud van de maximale boete (dus EUR 600.000 of EUR 300.000). Naast deze zware strafrechtelijke en administratieve sancties kan de werknemer die in strijd met deze wetgeving wordt tewerkgesteld, onmiddellijk zijn arbeidsovereenkomst verbreken, zonder opzeggingsvergoeding of opzeggingstermijn. Bovendien ontstaat er automatisch een
arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur tussen de opdrachtgever en de werknemer van de dienstverlener. Er is ook rechtspraak en doctrine die de overeenkomst tussen dienstverlener en opdrachtgever als absoluut nietig beschouwt, aangezien de overeenkomst een ongeoorloofde oorzaak heeft.
Het verbod van terbeschikkingstelling wordt in het sociaal strafwetboek gesanctioneerd met een sanctie van niveau 3 (zware inbreuk).
Editie maart 2013 15
Agenda
Seminaries / opleidingen i.s.m. Grant Thornton
Spreker
Datum
Organisatie
Seminarie/opleiding
Peter Vermeulen Marc Van den Bossche Filip Camps
19 maart 2013 (Hasselt) 21 maart 2013 (Antwerpen)
Grant Thornton Accountants en Belastingconsulenten
Verboden terbeschikkingstelling van personeel en schijnzelfstandigheid anno 2013
Stefaan De Coninck
Academiejaar 2012 - 2013
Syntra Antwerpen & Vlaams-Brabant – campus Metropool
Module ‘Boekhouden en vennootschapsboekhouden’
Bart Verstuyft
Academiejaar 2012 - 2013
Artesis Hogeschool Antwerpen
Postgraduaat in de fiscaliteit – Module ‘Omvormingsproblematiek’
Michiel Michiels Bart Verstuyft
19 maart 2013 (Hasselt) 21 maart 2013 (Gent) 28 maart 2013 (Berchem)
Standaard Uitgeverij
De bedrijfswagen – 360° belicht
Disclaimer Grant Thornton garandeert de grootste zorg te hebben besteed aan de betrouwbaarheid van de informatie weergegeven in deze nieuwsbrief. Zij kan hiervoor evenwel geen aansprakelijkheid aanvaarden. Wenst u de Grant Thornton Newsletter voortaan elektronisch te ontvangen, dan kan u dit melden via
[email protected]. Onze nieuwsbrief is eveneens online beschikbaar op www.grantthornton.be. Grant Thornton is een handelsnaam van Grant Thornton Accountants en Belastingconsulenten CVBA, Grant Thornton Bedrijfsrevisoren CVBA, Grant Thornton Efficiëntia CVBA en Grant Thornton Belgium CVBA. Genoemde vennootschappen zijn lid van Grant Thornton International Ltd (Grant Thornton International). Grant Thornton International en haar leden zijn geen wereldwijde vennootschap. Diensten worden geleverd door de onafhankelijke leden.
Contactinfo V.U. Geert Lefebvre
[email protected]
Antwerpen Potvlietlaan 6 2600 Berchem (Antwerpen) T +32 (0)3 235 66 66
Turnhout Parklaan 49 bus 7 2300 Turnhout T +32 (0)14 47 30 70
Brussel Metrologielaan 10 bus 15 1130 Brussel T +32 (0)2 242 11 40
Hasselt Maastrichtersteenweg 8 bus 5-6 3500 Hasselt T +32 (0)11 22 72 45
www.grantthornton.be
© 2013 Grant Thornton Alle rechten voorbehouden.
Voor het meest recente overzicht van onze seminaries en opleidingen kan u steeds terecht op onze website: www.grantthornton.be