161
25 In de Neutse kruisenprocessie draafden mijn zus en ik ooit eens op als Jozef en Maria tijdens de vlucht naar Egypte. Carla mocht plaatsnemen op een grijze ezel, met een lelijke plastieken pop die het Kindje Jezus voorstelde. Zelf moest ik het dier bij de teugel leiden en zo nodig met trekkracht tot voortgang bewegen. Tegelijk reciteerden Carla en ik tijdens de ommegang een breedsprakerige dialoog in stokoud Vlaams. Geen sinecure als de ezel plots geen poot meer wil verzetten. De Boones vonden zoiets natuurlijk bijzonder vermakelijk. Naar jaarlijkse gewoonte zat de hele familie netjes bijeen op de stoep in de Steenstraat, voor de korsetwinkel van tante Dora. ‘De ene ezel trekt de andere’, kreeg ik naderhand meermaals te horen. Carla en ik hebben De Vlucht naar Egypte maar één keer gedaan, ter vervanging van de vertrouwde acteurs. De traditie om elk jaar hetzelfde personage te vertolken ontstond uit praktische overwegingen. Veel figuranten declameren een lange, stichtende monoloog of acteren in een van de bijbelse drama’s die onderweg worden opgevoerd en als je steeds dezelfde rol speelt, hoef je maar één keer zo’n taaie brok archaïsch Nederlands te memoriseren. Zo vergroeiden heel wat Neutelingen met een personage uit de processie, iedereen kende hen als Herodus, Mozes of Pilatus – sommigen werden zelfs als dusdanig aangesproken. Belangrijke rollen behoorden gaandeweg tot de familiale erfenis en werden van generatie op generatie overgedragen. Merkwaardig genoeg werd de prestigieuze rol van de kruisdragende Christus niet vertolkt door een vooraanstaand lid Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
162
van de Neutse burgerij. Een eenvoudige stadswerkman van de Klaverwijk klaarde elk jaar de zware klus. Charles Vandenbossche heette hij, een kloekgebouwde arbeider die in zijn vrije tijd houten beeldjes sneed, stuk voor stuk kruisdragende boetelingetjes. Bij gebrek aan familietraditie had ik geen vaste stek in de processie. Daarom hield ik me beschikbaar voor het opvullen van leemtes, zelfs in het lugubere peloton van de gemaskerde boetelingen. Die zondaars werden via een discrete zij-ingang de SintGertrudiskerk binnengeloodst, waar ze zich vermomden in een anonieme penitent, zonder naam of gezicht; vrome mannen en vrouwen uit alle Belgische bisdommen en zelfs uit het buitenland. De stinkende boetepij voelde erg ruw aan, maar het zou pas een stekelig gedoe worden als je even later op straat de zonnehitte trotseerde en begon te zweten. In afwachting van de zelfkastijding genoot je van de koelte in de Sint-Gertrudiskerk, waar honderden penitenten baden tegen de sterren op. Dan brak het zwaarwichtige moment aan. De huiveringwekkende groep van de gemaskerde kruisdragers, geschouderd met het martelkruis, begaf zich in de openbaarheid. De boetelingen traden in het spoor van Christus, kilometers ver een houten kruis torsend in de verzengende hitte, op doffe toon onverstaanbare gebeden murmelend. Met hun dode oogspleten leken de penitenten veeleer ruimtewezens uit een goedkope televisiereeks en ze joegen kleine kinderen ongewild de stuipen op het lijf. Om de haverklap hoorde je een geschrokken baby huilen; her en der schreeuwde een peuter of kleuter zijn panische angst uit. Verder hielden de vele duizenden toeschouwers zich ongelooflijk stil Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
163
tijdens de doortocht van deze bizarre kudde onbekende zondaars. Een niet gering aantal kijklustigen ging op het einde van de processie letterlijk door de knieën, eerbiedig een kruisteken makend als het Allerheiligste voorbijkwam – een plakje sneeuwwit brood in het piepkleine venstertje van een barokke monstrans. Het pronkstuk met de hostie werd met veel schroom door een hooggeplaatste geestelijke meegedragen, plechtig voortschrijdend onder een kunstig baldakijn dat gekostumeerde heren rondzeulden om de Almachtige tegen zon of regen te beschermen. Als jonge boeteling droeg ik ooit een opschrift dat de penitenten voorafgaat. Het plakkaat stelde de Calvarieberg voor, met de vlammende boodschap van een woedende God. Neemt uw kruisch op, gijlie zondaers! Gemaskerd stapte ik als eerste de markt op, blootsvoets op de warme tarmac, tussen de geluidloze kermiskramen met honderden flitsende lampjes, in een ijzingwekkende stilte, alsof ik ineens potdoof was; aangestaard door honderden mensen tegelijk. De foor, vol ijdele glitter, was een erg bizar decor voor zo’n zondebewuste boetetocht. Ik vond het irreëel: de confrontatie tussen het oppervlakkige amusement van de twintigste eeuw en het christelijke fundamentalisme van de late middeleeuwen. Tegelijk was het vrolijke kermisweekend het noodzakelijke glijmiddel voor de zwaarmoedige processie. De simpele foorgekte compenseerde het vervreemdend effect van zo’n surrealistische boetedoening. Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
164
Het verrekte plakkaat dat ik meezeulde, begon na enige tijd zwaar te wegen. Ik kreeg het zo warm dat ik de kap met het masker moest afgooien, een beeld dat door een persfotograaf werd vastgelegd. De volgende dag verscheen de foto in de krant: een piepjonge penitent – een vormeloos middeleeuws boetekleed waaruit een somber kijkend jongenskopje te voorschijn kwam – als metafoor voor een oubollige religieuze oefening uit lang vervlogen tijden. Toen ik op kermismaandag in de kerk kwam – al het materiaal van de kruisenprocessie moest weer weg – had de pastoor nieuws voor mij. ‘Je staat in Het Nieuwsblad’, zei hij. ‘Op het eerste blad.’ De geestelijke leek wel wat trots op zijn trouwste misdienaar. Tegen de middag holde ik ongerust naar de krantenwinkel om het dagblad te kopen en toen ik thuis de foto zag, reageerde ik verbaasd. Was ik die tengere slungel in een veel te wijde wollen pij, die met verpletterende ernst een veel te zwaar ding meezeulde? In mijn collegetijd miste ik geen enkele kruisweg van de Broederschap van den vermoorden Verlosscher, een wat gesloten, vrij mysterieuze groepering van vrome mannen. Behalve de kruisenprocessie organiseerde de broederschap ook al eeuwenlang een publieke kruisweg in de straten van Neute, ‘s avonds in het donker. De kruisweg werd gehouden tijdens de veertigdaagse vasten die Pasen voorafging. Elke vrijdagavond verzamelden een paar honderd Neutelingen in een halfverlichte zijbeuk van de Sint-Maartenkerk, stilzwijgend en in alle ernst; heren, dames en jongeren, allemaal Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
165
met sombere gezichten. Om acht uur stipt werd de drukkende stilte doorbroken door een declamator die een kruisteken sloeg en zonder enige introductie met luide stem Christus’ lijdensverhaal begon voor te lezen. Eerste statie, in den Hof van Olijven. De Neutse versie van de passie moet een paar eeuwen oud zijn geweest, meer streektaal dan Algemeen Nederlands, met veel vettige dialectklanken. Na de eerste statie ging de grote groep kruisweggangers de straat op voor een fikse avondwandeling doorheen de historische stadskern. Er werd flink doorgestapt, luidop biddend, het ene rozenhoedje na het andere. Op bepaalde plaatsen werd halt gehouden voor een volgend schuifje van het verschrikkelijke levenseinde van onze heer Jezus Christus, zo’n tweeduizend jaar geleden. De auteur van het antieke Neutse lijdensverhaal had duidelijk geprobeerd om de geselingen zo gruwelijk mogelijk voor te stellen. Onzen Heiland werd gekoord en geslipt, bespogen en geschipt. Dat was nog maar de bescheiden prelude voor de striemende zweepslagen, de kroning met een krans van scherpe doornen en de schrijnende kruisgang naar de Calvarieberg onder het gejoel van de opgehitste massa. Het vastspijkeren aan het ruwe kruishout werd zo realistisch beschreven dat je het macabere gevoel kreeg dat het bloed van Christus in het rond spatte. Gelukkig was het enkel een nijdig voorjaarsbuitje. Bij elke statie hoorde een beschouwing, waarbij we tot in den treure vernamen dat Jezus’ onnoemlijk lijden bedoeld was voor ons bloedeigen zielenheil. Gods zoon offerde zich vrijwillig op, als zoenoffer voor onze zonden. Wij, zondaers, zijn het die zo hardvochtelijk slaen met de zweepe! Geen wonder dat de kruisEen vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
166
vaarders zo somber gestemd waren, op de duur voelden we ons persoonlijk verantwoordelijk voor de brutale kastijdingen. De kruisweg eindigde in de Sint-Gertrudiskerk waar Christus’ hart met een speer werd doorboord. Na de kruisafneming en de graflegging rammelden de Neutse zondaars met luide stem nog een laatste serie weesgegroetjes af, terwijl ze hun armen heel de tijd zo wijd mogelijk spreidden, net als de gekruisigde Verlosser. Een vreemd zicht in de halfdonkere gotische kerk, het deed me denken aan een troep vogelschrikken in afgedankte overjassen. Geen mens die het grappig vond, iedereen was bloedserieus. We waren ons pijnlijk bewust van de eeuwige verdoemenis die ons te wachten stond als we niet dringend ons leven beterden. In de Goede Week hielden de leden van de broederschap iedere avond een openbare kruisweg en op Witte Donderdag waren er zelfs twee: om negen uur ‘s avonds en om middernacht. Ik deed ze allemaal.
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik