2015 - 2020
Innovatieagenda
Nederlandse Fruiteelt
Een rendabele toekomst voor de Nederlandse fruitteelt waarborgen door zo duurzaam mogelijk onderscheidende kwaliteitsproducten te produceren voor een zo breed mogelijk toegankelijke markt.
Februari 2015
Inhoud Voorwoord ............................................................................................................................... 2 1. Inleiding .............................................................................................................................. 3 2. Economisch belang Nederlandse Fruiteelt..................................................................... 4 2.1 Arealen & bedrijven .................................................................................................... 4 2.2 Productiewaarde eindproducten ............................................................................... 5 3. Ontwikkelingen in de markt ............................................................................................. 6 3.1 De verhoudingen in de keten .................................................................................... 6 3.2 Ontwikkelingen in het retailschap............................................................................. 6 3.3 Betekenis voor de innovatieagenda ......................................................................... 7 4. Het maatschappelijke & politieke speelveld .................................................................. 8 4.1 Gewasbescherming in relatie tot mens en milieu .................................................. 8 4.2 Verduurzaming van voedsel ...................................................................................... 9 4.4 Betekenis voor de innovatieagenda ....................................................................... 10 5. De fruitsector gezien door ogen van de stakeholders ............................................... 11 5.1 Kennisniveau .............................................................................................................. 11 5.2 Bedrijfsopvolging & ondernemerschap .................................................................. 11 5.3 De markt ..................................................................................................................... 11 5.4 De maatschappij ........................................................................................................ 12 5.5 Middelengebruik & Emissie ...................................................................................... 12 5.6 Arbeid .......................................................................................................................... 13 5.7 Betekenis voor de innovatieagenda ....................................................................... 13 6. Naar een Innovatieagenda ............................................................................................ 14 6.1 De hoofddoelstelling ................................................................................................. 14 6.2 Afbakening & thema’s .............................................................................................. 14 6.3 Ambities & doelstellingen ......................................................................................... 15 7. Uitwerking actielijnen ..................................................................................................... 16 7.1 De actielijn duurzame fruitteelt............................................................................... 16 7.2 Actielijn kwaliteit en markt ...................................................................................... 17 8. Aanpak .............................................................................................................................. 18 8.1 Organisatie ................................................................................................................. 18 8.2 Rol innovatiemakelaar .............................................................................................. 18 8.3 Tijdspad en tijdsplanning ......................................................................................... 19 8.4 Budget......................................................................................................................... 19
1
Voorwoord Het Productschap Tuinbouw is per 1 januari 2015 opgeheven. Voor de Nederlandse fruitteelt betekent dit concreet dat er nieuwe vormen van samenwerkingen gevonden moeten worden om innovatie aan te jagen, te coördineren en te financieren. De Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO) heeft daarom samen met Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) het initiatief opgepakt om te komen tot een innovatieagenda voor de Nederlandse fruitteelt. Achtergrond is dat de randvoorwaarden waarbinnen geproduceerd en geleverd kan worden steeds smaller worden. Het pakket aan beschikbare gewasbeschermingsmiddelen krimpt en toelating van nieuwe middelen wordt steeds lastiger. Hierdoor ontstaan onvermijdelijk knelpunten bij de bestrijding van schimmels en plagen. Aanvullend stellen retailers onder maatschappelijke druk stap voor stap meer eisen op het gebied van voedselveiligheid, kwaliteit en arbeid. Deze eisen kan de sector niet negeren omdat retailers voedselveiligheid hebben verheven tot een héél belangrijk thema bij de inkoop van producten. Ook merkt de sector dat er in toenemende mate vragen van omwonenden zijn over de effecten van het middelengebruik. Hierop niet anticiperen, vermindert het draagvlak voor teelt nabij stedelijk gebied. Ondanks het feit dat de sector de laatste jaren vooral in relatie tot emissie belangrijke stappen voorwaarts heeft gezet, moet vastgesteld worden dat op het gebied van planet (zoals energie en water) en people (zoals arbeid) de sector redelijk constant presteert. Er zijn geen negatieve uitschieters, maar er worden ook geen grote stappen voorwaarts gemaakt. Op het gebied van profit valt te constateren dat opbrengsten onder druk staan en kosten niet snel genoeg dalen in het bijzonder door een stabiliserende arbeidsproductiviteit per hectare. En dat terwijl de Nederlandse fruitsector in de markt volop producten tegenkomt uit landen waar arbeid aanmerkelijk goedkoper is dan in Nederland Dit alles bij elkaar opgeteld maakt het noodzakelijk om te blijven zoeken naar mogelijkheden om kosten te verlagen, opbrengsten te verbeteren en te blijven inspelen op ontwikkelingen in markt en maatschappij. Het mag duidelijk zijn, dat kan niet zonder innovatie.
Siep Koning Directeur NFO
2
1. Inleiding De Nederlandse Fruitteelt 1 voorziet consumenten in binnen- en buitenland van gezonde en veilige producten. Dit doet zij door het zo duurzaam mogelijk telen van kwalitatief hoogwaardige producten. De Nederlandse Fruitteelt wil daarbij minimaal voldoen aan de normen die gesteld worden vanuit overheid, markt en maatschappij. De Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO) merkt dat de inspanningen van de sector om zo duurzaam mogelijk te werken enerzijds zeer worden gewaardeerd maar anderzijds dat er krachten zijn die de sector dwingen om een tandje bij te zetten op dit vlak. Ook merkt NFO dat er in bijna de gehele keten zorgen zijn over het rendement dat door diverse oorzaken sterk onder druk staat. Tot op heden is het de sector gelukt aan de wensen vanuit markt en maatschappij te voldoen. Dit heeft de sector gerealiseerd door intensieve samenwerking tussen ondernemers, kennisinstellingen, ketenpartners en overheden op het gebied van onderzoek en innovatie. Echter, als het rendement onder druk blijft staan zal het een steeds grotere uitdaging worden om deze intensieve samenwerking ten behoeve van innovatie voort te zetten. Het uiteindelijke effect zal zijn dat de mogelijkheden om rendabel en kwalitatief goed fruit te kunnen telen binnen de kaders die de maatschappij afdwingt verder onder druk komt te staan en op punten zelfs onmogelijk zal worden. De Nederlandse Fruitteeltsector is breed van mening dat het voor een economisch en ecologisch gezonde toekomst van groot belang is dat de fruitteeltsector blijft innoveren. Het economische belang is gelegen in het rendabel kunnen blijven telen van fruit, het behoud van markttoegang, het verkrijgen van toegang tot nieuwe afzetmarkten, het behoud van middelen zolang er geen alternatieven zijn en het maatschappelijk draagvlak voor de teelt in Nederland. Het ecologische belang is gelegen in; het voorkomen van schadelijke effecten op de gezondheid van mensen (de teler, zijn gezin, omwonenden en consumenten), het behoud en benutten van biodiversiteit, de zorg voor de beschikbaarheid van schoon water en het zuinig zijn op (fossiele) grondstoffen. Omdat een euro maar één keer uitgegeven kan worden wil de sector innoveren op basis van een binnen de sector breed gedragen innovatieagenda. De wens is om de uitvoering van de agenda centraal te coördineren in samenwerking en verbinding met de belangrijkste stakeholders in en om de fruitketen. Hierdoor wordt geborgd dat beschikbare (financiële) middelen zo efficiënt en effectief mogelijk worden aangewend. Om de innovatieagenda tot stand te laten komen zijn in de afgelopen maanden in opdracht van de Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO) en het Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) interviews gehouden met stakeholders. Ook heeft deskresearch plaatsgevonden naar actuele ontwikkelingen in teelt, markt en maatschappij. In januari 2015 zijn een tweetal stakeholdersbijeenkomsten gehouden waarin een collectief gedragen streefbeeld voor de fruitteelt is geformuleerd gekoppeld aan een advies over prioritering van de thema’s binnen de innovatieagenda. Voorliggende innovatieagenda gaat in op de positie en het (economische) belang van de Fruitteeltsector en de uitdagingen waar de sector voor staat richting de toekomst. Gekoppeld aan het toekomstbeeld is een hoofddoelstelling van de agenda geformuleerd en zijn actielijnen benoemd. Deze agenda heeft nadrukkelijk niet als doel alle knelpunten in de sector op te lossen maar heeft wel als doel een bijdrage te leveren aan een rendabel en gezond toekomstperspectief voor de Nederlandse Fruitteelt. De einddatum voor realisatie van deze agenda is gesteld op 2020 omdat daarmee de horizon van de agenda goed te overzien is en omdat de datum ruimschoots past binnen streefdata die de overheid heeft gesteld ten aanzien van het realiseren van bepaalde duurzaamheidsdoelstellingen.
1
Met de Nederlandse fruitteelt wordt gedoeld op in Nederland geteeld fruit exclusief aardbeien.
3
2. Economisch belang Nederlandse Fruiteelt 2.1 Arealen & bedrijven Het totaal areaal2 fruit is in de afgelopen 10 jaar (2004-2014) nagenoeg gelijk gebleven. Het areaal appels is echter sterk afgenomen (-23,2%) ten gunste van het perenareaal dat met 32,5% gestegen is. Het areaal overig fruit is ook fors gestegen (+46,02%) onder andere onder invloed van de groei van de blauwe bessenteelt en de wijndruiventeelt. 2004 10.217 ha 6.493 ha 2.007 ha 18.717 ha
Appel Peer Overig fruit Totaal
2014 7.849 ha 8.603 ha 2.731 ha 19.183 ha
Verschil - 23,2% + 32,5% + 36,02% + 2,5%
De verdeling van het areaal over de teelten die vallen onder overig fruit ziet er als volgt uit3: 2% Pruimen
9%
6%
Zoete kersen Zure kersen
17%
15%
Blauwe bessen
Bramen Frambozen 9%
Rode bessen
13%
Zwarte bessen
5%
Wijndruiven 1%
Overig
23%
Het aantal bedrijven4 is in de afgelopen 10 jaar (2004-2014) met ruim 450 gedaald. Per bedrijf is de gemiddelde oppervlakte echter fors toegenomen, waarbij het gemiddeld areaal peer de meest significante stijging laat zien in de groei van de bedrijfsomvang (+68%). 2004 Bedrijven Appel Peer Overig fruit Totaal
1.811 1.854 1.123 2.793
2004 Gem. oppvl. 5,64 ha 3,50 ha 1,79 ha 6,70 ha
2014 Bedrijven 1.315 1.462 1.077 2.343
2014 Gem. oppvl. 5,97 ha 5,88 ha 2,54 ha 8,19 ha
verschil Bedrijven -27,4% -21,1% -4,1% -14,5%
verschil Gem. oppvl. +5,9% +68,0% +41,9% +22,2%
(Opmerking: het totaal is hier geen optelling omdat op bedrijven meerdere producten geteeld kunnen worden)
2
Bron CBS-Landbouwtelling Bron CBS Statline (gegevens 2013) 4 Bron CBS-Landbouwtelling 3
4
2.2 Productiewaarde eindproducten De Tuinbouw is goed voor 39% van de totale land- en tuinbouwproductie in Nederland. De totale productiewaarde van de eindproducten in de sector kwam in 2010 uit of ca. € 12,5 miljard. Vers fruit is hiervan ongeveer 8% ofwel ongeveer € 1 miljard.5
5
Bron: Bron voor Groene Economie (Topsectoradvies Tuinbouw en Uitgangsmaterialen , juni 2011)
5
3. Ontwikkelingen in de markt Dit hoofdstuk bevat een samenvatting van de ontwikkelingen in de markt. Er is vooral gekeken naar retail. Naast retail zijn er uiteraard ook nog andere verkoopkanalen zoals de speciaalzaken, foodservicebedrijven, boerderijwinkels etc. Gezien het in verhouding kleine belang in marktaandeel zijn de ontwikkelingen binnen die afzetkanalen in dit hoofdstuk buiten beschouwing gelaten. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt aangegeven wat de betekenis is voor de innovatieagenda. 3.1 De verhoudingen in de keten Kijkend naar de verhoudingen in de (Nederlandse) keten dan is de constatering dat de inkoopkantoren van supermarkten een hele sterke positie hebben. Onderstaand plaatje is gemaakt door het planbureau voor de leefomgeving laat zien dat er 5 inkoopkantoren zijn die het knooppunt vormen tussen circa 65.000 boeren en tuinders enerzijds en 16,7 mio consumenten anderzijds.6
Hier kan bij worden opgemerkt dat er ongeveer 1.195 bedrijven actief zijn in de Nederlandse groenten- en fruithandel. Ruim 80% van deze bedrijven is kleinschalig. Een beperkt aantal grote handelsbedrijven zetten voornamelijk af via het retailkanaal. 7 Conclusie is dat de inkoopkantoren een factor van groot belang zijn voor de Nederlandse producenten. Helaas zorgt de geschetste consolidatie in combinatie met een versnipperd aanbod voor druk op de marges. Ook moet opgemerkt worden dat het beeld in Nederland qua verhoudingen in inkoopmacht niet substantieel afwijkt van de verhoudingen in de belangrijkste afzetlanden. 3.2 Ontwikkelingen in het retailschap Kijkend naar ontwikkelingen in het retaillandschap (in Nederland) dan zie we een aantal trends 8: Ruimere openingstijden en elke dag in de week geopend. De consument kiest voor genot, gezond, gemak en luxe. Toch blijft nabijheid van de supermarkt het belangrijkste keuzecriterium en is de consument daarnaast sterk gefocust op de prijs, zeker in deze tijd. Aandacht voor (en omzet van) duurzame, biologische en buitenlandse producten groeit. De consument besteedt een steeds kleiner deel van zijn inkomen aan voedsel.
6
Bron: PlanBureau voor de Leefomgeving (2012) Bron: Insights ABN-AMRO, Visie op Handel in en bewerking van groente en fruit (2014) 8 Bron: Rabobank cijfers en trends: een visie op branches in het Nederlandse bedrijfsleven (editie 2014/2015) 7
6
Demografische veranderingen leiden tot een ander eet- en koopgedrag en kunnen uiteindelijk ook gevolgen hebben voor het bestaansrecht van supermarkten (vooral in gebieden die sterk te maken (gaan) krijgen met afname van de bevolking). Tot nu bedroeg het aandeel van online verkoop nog maar circa 1% maar dit kanaal is volop in ontwikkeling.
Zoomen we in op vers dan zien we dat de rol vers in de supermarktbranche veranderd.9 Er worden nieuwe concepten uitgerold, versafdelingen worden uitgebreider en ambachtelijke producten keren terug. Bij de online verkoop spelen verse producten een kleine rol dus moeten supermarkten zich in de winkel met vers onderscheiden. De bekende ketens zetten groot in op vers met veranderingen in bestaande formules maar ook met nieuwe concepten. Een analyse van de websites van een aantal grote retailers in Nederland, Duitsland en Engeland laat zien dat alle retailers zich willen profileren op de thema’s voedselveiligheid en duurzaamheid. Veel retailers hebben hun eigen labels met bijhorende eisen op het gebied van voedselveiligheid, hygiëne en arbeidsomstandigheden. Soms met bijbehorende certificeringsprogramma’s. Ook doen diverse retailers mee in convenanten rond duurzaam voedsel en gezonde voeding. Zo kent REWE (in Duitsland) het Pro-Planet label. Tesco (in de UK) heeft een eigen certificeringsprogramma waarmee zij willen borgen dat producten volgens milieuvriendelijke standaards zijn geproduceerd. En het Nederlandse Jumbo profileert zichzelf met 6 duurzame thema’s waaronder gezond eten, voorkomen van verspilling en verduurzaming van productie en inkoop.
3.3 Betekenis voor de innovatieagenda
De verhoudingen binnen de keten laten zien dat de wensen vanuit retailers belangrijk zijn in de afwegingen die gemaakt worden rond de wijze waarop fruit geproduceerd wordt. De trends laten zien dat er kansen liggen voor gezond en duurzaam geproduceerd voedsel en voor het creëren van beleving maar dat het tegelijkertijd (veroorzaakt door de verhoudingen in de keten en de prijsbewuste consumenten) nauwelijks mogelijk is om de extra inspanningen die hiervoor nodig zijn betaald te krijgen.
9
Bron: De nieuwe rol van vers: whitepaper Distrifood (oktober 2014)
7
4. Het maatschappelijke & politieke speelveld Dit hoofdstuk bevat een samenvatting van het politiek / maatschappelijke speelveld rond de fruitsector. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt aangegeven wat de relevante thema’s zijn voor de innovatieagenda. 4.1 Gewasbescherming in relatie tot mens en milieu10 De overheid erkend in dat er in afgelopen periode in de land- en tuinbouw belangrijke stappen zijn gezet in het verduurzamen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Tegelijkertijd wordt uitgesproken dat niet alle gewenste doelen gerealiseerd zijn. De waterkwaliteit is nog niet op orde en ook de bescherming van werknemers kan beter. Daarnaast zijn er nieuwe ontwikkelingen, zoals zorg over risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor omwonenden en niet schadelijke organismen zoals bijen. Het kabinet heeft daarom in samenspraak met maatschappelijke partners de 2e nota duurzame gewasbescherming (Nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst) opgesteld waarin ambities, doelen en maatregelen voor duurzame gewasbescherming zijn vastgelegd. Het kabinet heeft in de nota uitgesproken dat het noodzakelijk is om mens, dier en milieu te beschermen tegen de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen. Uiterlijk 2023 moet voldaan zijn aan alle (inter)nationale eisen op het gebied van milieu- en water, voedselveiligheid, menselijke gezondheid en arbeidsomstandigheden. Daarbij stelt het kabinet dat het bedrijfsleven en de maatschappelijke organisaties in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het behalen van de doelen. Het kabinet wil ondersteuning bieden door onnodig belemmerende regelgeving weg te nemen. Rode draad in verduurzaming van gewasbescherming is geïntegreerde gewasbescherming waarbij het doel is de inzet van chemische middelen zoveel mogelijk te beperken om zo onder andere andere de biodiversiteit beschermen In de nota spreekt het kabinet ook uit dat zij wil dat de waterkwaliteit uiterlijk in 2023 op orde is, zowel voor water dat bestemd is voor de drinkwatervoorziening als voor de ecologische kwaliteit van oppervlaktewater zoals vastgesteld in de Kaderrichtlijn Water. Dit betekent dat in 2023 nagenoeg geen overschrijdingen meer mogen plaatsvinden de drinkwaternorm en de milieukwaliteitsnormen. In 2018 moet het aantal overschrijdingen met 50% zijn afgenomen ten opzichte van 2013. Nog een belangrijk thema is voedselveiligheid. Resten van gewasbeschermingsmiddelen blijven een zorg voor de consument. Met name de zorg over blootstelling van mensen aan meerdere stoffen tegelijk (cumulatie) is groot terwijl dit aspect nog niet meegenomen wordt in de toelatingen. Het kabinet wil vooralsnog het huidige beschermingsniveau handhaven tenzij lopend Europees onderzoek aanleiding geeft dat het beschermingsniveau dient te worden aanscherpt. Naast zorgen voor de consument heeft het kabinet ook aandacht voor de bescherming van werknemers en andere toepassers. Het kabinet wil dat werkgevers, toepassers en werknemers voldoende kennis hebben van de risico’s waarbij het uitgangspunt is dat werkgevers en werknemers beiden verantwoordelijk zijn voor goede arbeidsomstandigheden op de werkvloer. In de huidige toelatingsbeoordelingen worden eventuele risico’s voor omwonenden en passanten niet meegenomen. De EFSA (European Food and Safety Authority) is nu bezig met het ontwikkelen van een methodiek om dit wel in kaart te kunnen brengen. Er zijn vooral zorgen over het effect van cumulatie. 10
Bronnen: Tweede nota duurzame gewasbescherming “Gezonde Groei, Duurzame Oogst” (2013) en het RIVM Rapport “Gewasbescherming & Omwonenden (januari 2014).
8
In Nederland heeft de Gezondheidsraad (het RIVM) begin 2014 een rapport opgeleverd over dit onderwerp. Het rapport onder de titel “Gewasbescherming & Omwonenden” geeft in de kern het navolgende het advies:
“Blootstelling aan chemische gewasbeschermingsmiddelen vanuit de agrarische omgeving verdient serieuze aandacht, nader onafhankelijk onderzoek en maatregelen ter beperking van de inwendige en uitwendige blootstelling” Er zijn sterke aanwijzingen uit buitenlands epidemiologisch onderzoek onder agrariërs dat gewasbeschermingsmiddelen bij agrariërs negatieve gezondheidseffecten hebben (specifiek worden genoemd aandoeningen van het zenuwstelsel w.o. Parkinson en diverse vormen van kanker) De Fruitteelt wordt in de samenvatting van het rapport expliciet genoemd. De conclusie van het rapport is dat er voldoende aanleiding is tot nader onderzoek naar de specifiek Nederlandse situatie. De gezondheidsraad heeft tevens constateert dat de Nederlandse toelatingsprocedure geen omwonendentoets voor open teelten kent. Het rapport van de raad geeft ook aan dat evaluatie van gewasbeschermingsbeleid aantoont dat agrariërs veiligheid onvoldoende prioriteit toekennen en dat wet- en regelgeving niet altijd goed wordt nageleefd. De gezondheidsraad heeft de volgende aanbevelingen gedaan voor de korte termijn: (1) verbetering toelatingsprocedure vanuit EFSA, (2) her beoordeel bestaande toegelaten middelen, (3) scherp het Europese toelatingsbeleid aan in relatie tot mogelijke gevolgen voor gezondheid en (4) organiseer publieksvoorlichting door het Ctgb. Aan de overheid geeft de raad de volgende adviezen geven: (1) bevorder geïntegreerde gewasbescherming, beperk toepassing van middelen en geef voorrang aan alternatieve methoden, (2) organiseer een klachtenstructuur, (3) versterk toezicht en de handhaving door inspecties en (4) stel spuitvrije zones & afstandseisen (langs scholen en woonhuizen) bij. Aan de sector geeft de raad de volgende adviezen: (1) maak meer werk van veiligheid & veiligheidsbesef, (2) werk en doe mee aan blootstellingonderzoek, (3) werk aan actieve communicatie met omwonenden en (4) blijf werken aan technische oplossingen om emissie te beperken. Aan de fabrikanten en distributeurs geeft de raad het advies voorlichting en productinnovatie te richten op de vragen en belangen van omwonenden.
4.2 Verduurzaming van voedsel Het planbureau voor de leefomgeving heeft in 2013 vier oplossingsrichtingen voor een duurzamer voedselsysteem gepresenteerd. Het planbureau stelt dat in verduurzaming van het voedselsysteem een mix van vier elementen belangrijk is te weten; (1)anders consumeren, (2) efficiënter produceren, (3) zorgvuldiger produceren en (4) anders delen en verbinden. Voor de fruitteelt zal vooral efficiënter en zorgvuldiger produceren aandacht behoeven. Voor het vervolg van de keten (handel en retail) zal vooral het anders consumeren een aandachtspunt zijn. Het anders delen en verbinden gaat de gehele keten aan.
9
Het ministerie van Economische Zaken en De Alliantie Verduurzaming Voedsel (een stichting van 5 brancheorganisaties, te weten LTO Nederland, FNLI, CBL, KHN en Veneca, die samen werken aan de verduurzaming van de Nederlandse agrifoodketen) werken samen aan de transitie naar duurzaam voedsel. De agenda van de alliantie (2013 – 2016) kent vier speerpunten: - Verhogen van het duurzaamheidniveau van de totale voedselketen - Verminderen van voedselverspilling en optimalisatie van reststromen - Verduurzaming van de keten - Verbetering van de transparantie en communicatie over de verduurzaming van het productie- en distributieproces. Partijen hebben de navolgden definitie van verduurzaming gehanteerd:
“ De continue inspanningen van ondernemingen actief in de productie, verwerking, distributie, bereiding en verstrekking van voedsel, gericht op het doorvoeren van verbeteringen in het productieproces van voedsel, op het terrein van het verminderen van milieubelasting en afval, vergroten van dierenwelzijn en verbeteren van arbeidsomstandigheden, binnen een economisch haalbare context.”
4.4 Betekenis voor de innovatieagenda
De overheid / de maatschappij erkent dat de sector in de laatste jaren vele stappen voorwaarts heeft gezet maar verlangt tegelijkertijd dat duurzaamheid hoog op de agenda blijft staan om de milieu impact van voedselproductie tot een minimum te beperken. Dit alles met als doel mens, dier en milieu zo maximaal mogelijk te beschermen. Men kijkt daarbij in hoge mate naar het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen maar ook naar zaken als voedselverspilling en transparantie in productie- en distributieproces.
10
5. De fruitsector gezien door ogen van de stakeholders Dit hoofdstuk bevat een samenvatting van het beeld dat stakeholders hebben van de fruitsector. Dit beeld is tot stand gekomen op basis van individuele gesprekken die eind 2014 gevoerd zijn vanuit NFO en op basis van een tweetal stakeholderbijeenkomsten in januari 2015. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt aangegeven wat de relevante thema’s zijn voor de innovatieagenda. 5.1 Kennisniveau De Nederlandse Fruitteelt kenmerkt zich door een hoog kennisniveau op het gebied van teelt en rassenontwikkelingen. Er zijn echter factoren die het behoud van het hoge kennisniveau onder druk zetten. Deze factoren zijn o.a. (1) de marges die in de gehele keten zwaar onder druk staan, (2) onvoldoende samenwerking binnen de keten door uiteenlopende commerciële belangen, (3) het wegvallen van collectieve financiering van innovatie. Op dit moment lopen er diverse projecten met name in relatie tot emissiebeperking en gewasbescherming. Grote uitdaging hierbij is om de resultaten van deze projecten te vertalen / toegepast te krijgen op de individuele fruitteeltbedrijven. Tevens wordt gewerkt aan een IDC (Informatie en Demonstratie Centrum) voor de fruitteelt in Randwijk en is een samenwerking gevormd rond rassenontwikkeling. Er is echter geen centraal overzicht of centrale coördinatie van de projecten die gaande zijn in en rond de sector. 5.2 Bedrijfsopvolging & ondernemerschap De verwachting is dat er in de komende jaren veel bedrijven zullen stoppen door een gebrek aan bedrijfsopvolgers. Nauw samenhangend daarmee is het grote verschil in ondernemerschap waarmee bedoeld wordt dat bedrijven met toekomstperspectief bewuster bezig lijken te zijn met markt en omgeving dan bedrijven die toewerken naar een afbouw van activiteiten. Veel fruittelers erkennen het belang van duurzaamheid en kwaliteit maar tegelijkertijd zijn er ook ondernemers die relatief weinig urgentiebesef lijken te hebben van de knelpunten die vooral op het gebied van gewasbescherming en bemesting op korte termijn kunnen ontstaan. Veel producenten hebben goede ideeën met betrekking tot innovatie. Zij lopen echter te vaak vast in het proces om te uitvoering van de ze ideeën. Wat ontbreekt is kennis, kennissen en eenvoudige toegang tot subsidiebronnen. Er is behoefte aan het op een toegankelijke manier faciliteren van innovatie. Het gaat daarbij vooral om toegang tot kennis, kennissen en subsidies. 5.3 De markt De Nederlandse fruitteeltsector opereert in een vrije markt met een internationale context. Het rendement staat in de gehele keten onder druk. De oorzaak moet gezocht worden in een combinatie van factoren: een versnipperd aanbod, dalende consumptie en toenemende concurrentie. De afzetmogelijkheden met name binnen Europa zijn breed maar ook de concurrentie is hevig, met name vanuit aanbieders in opkomende productielanden. De concurrentie ‘dwingt’ de sector continu te streven naar een hogere efficiëntie, een betere productkwaliteit en de ontwikkeling van nieuwe exportbestemmingen buiten Europa. Er lijken zeker kansen in het creëren van een voorkeurspositie voor in Nederland geteelde producten. De verwachting is dat samenwerking in transparante ketens in de toekomst terrein zal winnen waardoor er een hechtere relatie ontstaat tussen telers, retailers en consumenten.
11
Consumenten worden zich steeds meer bewust dat gezond eten belangrijk is. Ook zien steeds meer consumenten het belang van duurzaam geproduceerd voedsel. Er is nog wel een groot verschil tussen wat consumenten zeggen en de uiteindelijke keuze die gemaakt wordt in het winkelschap. Er liggen kansen om de afzet te vergroten als de sector de dalende consumptie een halt weet toe te roepen en het in Nederland geproduceerde product en werkwijze van producenten sterker weet te positioneren (Holland Branding). Maar ook het vertalen van kennis en informatie over consumentengedrag in onderscheidende producten en concepten biedt nog kansen. Voor het open krijgen van nieuwe markten is continu lobbyen noodzakelijk. Verwachting is ook dat alternatieve ontsmettingsmiddelen die kunnen garanderen dat product ziektevrij is kunnen bijdragen aan het open krijgen van nieuwe exportmarkten. 5.4 De maatschappij Het succes van bedrijven hangt niet alleen af van de eigen inspanningen ook de omgeving speelt een grote rol. De overheid erkend dat er in afgelopen jaren belangrijke stappen gezet zijn in het verduurzamen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Tegelijkertijd wordt uitgesproken dat niet alle gewenste doelen gerealiseerd zijn. De waterkwaliteit is nog niet op orde en ook de bescherming van omwonenden en werknemers kan nog beter en is er zorg over de gevolgen van het middelengebruik voor de biodiversiteit (ziek ook hoofdstuk 3 van dit document). De consument eist een gezond, veilig en kwalitatief goed product. De overheidseisen in combinatie met de kracht van retailbedrijven die bovenwettelijke MRL-eisen stellen maken dat de noodzaak tot veranderen groot is. Geconstateerd wordt dat nagenoeg alle producten voldoen aan de wettelijke eisen in relatie tot voedselveiligheid en dat de fruitteelt hierdoor voldoet aan de normen in relatie tot gezondheid. Helaas is het zo dat een deel van de producten moeilijk kan voldoen aan de strengste bovenwettelijk retailnormen waardoor de afzetmogelijkheden negatief beïnvloed worden. De sector wordt zo gedwongen te zoeken naar innovaties om de teelt rendabel met zo min mogelijk milieubelasting en zo min mogelijk residu te realiseren. Ook is merkbaar dat retail steeds sterker gaat kijken naar hoe de sector omgaat met arbeid (o.a. via GRASP). In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen is het de uitdaging om samen met ketenpartners te zoeken naar de juiste balans tussen People Planet en Profit. 5.5 Middelengebruik & Emissie Telers geven aan dat zij zorg hebben over de afhankelijkheid van chemische middelen enerzijds en de afname van de beschikbaarheid van middelen anderzijds. De sector verwacht dat zij in de nabije toekomst nog niet kan werken zonder gebruik van chemische middelen. Wel is de sector in de volle breedte bereid om te werken aan toepassingsmethoden, toepassingstechnieken en alternatieve middelen om overlast naar bodem, water en lucht te beperken. Ook het ontwikkelen van resistente rassen staat hoog op de wensenlijst van de sector. Nieuwe veredelingstechnieken die de ontwikkeling van deze rassen kunnen versnellen zijn echter nog niet toegelaten ondanks een positief advies vanuit de EFSA. Wil de sector op lange termijn rendabel kunnen blijven produceren dan zal zij moeten blijven inspelen op de gevolgen van: • een smaller en specifieker wordend middelenpakket • krappe residunormen (MRL-eisen) vanuit overheid & retail zowel in de normhoogte als de breedte van het aantal stoffen • scherpere wet- en regelgeving gericht op het verminderen van emissie • eisen gerelateerd aan protocollen voor nieuwe markten in o.a. Azië, India en Latijns Amerika • de maatschappelijke druk om duurzamer en schoner (lees gezonder) te produceren
12
De sector is bereid te innoveren met als doel beperking van middelengebruik maar vind het daarbij essentieel dat met name binnen Europa een eerlijk speelveld wordt gehanteerd. Met andere woorden: dat alle Europese producenten de beschikking hebben over een gelijk middelenpakket en met dezelfde spelregels worden geconfronteerd op het gebied van wetgeving en handhaving. 5.6 Arbeid Arbeid bepaald een belangrijk deel van de kostprijs van fruit. Omdat arbeid in Nederland relatief duur is zal de sector het op kostprijs niet kunnen winnen van productie in landen met lagere lonen. De beschikbaarheid van arbeid binnen Europa is momenteel goed. Vraag is wel of dit zo blijft als de economie verder aantrekt. Een toenemende zorg bestaat er ook over veranderde wet- en regelgeving rond de inzet van flexibele arbeid. Op dit moment ziet de sector slechts beperkte mogelijkheden om arbeid te automatiseren. De belemmering zit met name in het feit dat de bereidheid om privaat kapitaal te investeren om technologisch grote stappen te zetten er nauwelijks lijkt te zijn omdat de markt voor de technologische oplossingen in de fruitteelt te klein is in relatie tot het mogelijke verdienmodel. Samenwerking met andere sectoren of andere landen biedt wellicht wel mogelijkheden.
5.7 Betekenis voor de innovatieagenda
Binnen de sector worden een breed scala aan onderwerpen genoemd die van belang zijn voor een gezonde en rendabele toekomst van de fruitteelt in Nederland. Uit het overleg met de stakeholders komen drie thema’s als rode draad en prioriteit ten behoeve van de innovatieagenda naar voren. Het eerste thema is “kwaliteit in de keten”, het tweede “duurzame teelt” en het derde thema is “markt, afzet en ketensamenwerking” Daarnaast is er behoefte aan het faciliteren van innovatie in de fruitteeltsector en blijft ook arbeid een aandachtspunt.
13
6. Naar een Innovatieagenda Dit hoofdstuk schetst de hoofddoelstelling, de afbakening, de actielijnen en de ambities van de innovatieagenda. 6.1 De hoofddoelstelling Op basis van de input van de stakeholders, de marktontwikkelingen en de politiek maatschappelijke context waarbinnen de sector opereert kan geconcludeerd worden dat een succesvolle toekomst een toekomst is waarin rendabel fruit geteeld kan worden. Maar ook een toekomst waarin fruitteelt in Nederland maatschappelijk draagvlak heeft en waarin consumenten er 100% op kunnen vertrouwen dat het Hollandse product veilig, gezond en van goede kwaliteit is. Hierdoor moet fruit eten weer vanzelfsprekend worden zodat de consumptie weer groeit. Om dit te kunnen realiseren is het van belang dat marktkennis in de sector versterkt wordt maar ook dat de sector zowel intern als richting consument en burger meer en beter gaat communiceren. Enerzijds om uitleg te geven over de mooie gezonde producten en de duurzame manier van produceren anderzijds om te luisteren en te leren begrijpen wat consument en maatschappij van de sector verwachten. Om het vertrouwen van consumenten te waarborgen en om maatschappelijk draagvlak te behouden zal er aandacht moeten zijn voor duurzaamheid en zal de afhankelijkheid van chemische middelen terug gedrongen moeten worden zodat “overlast” voor mens en milieu nihil wordt en zodat residu op het product ook tot nihil gereduceerd kan worden. Daarnaast zal van oogst tot aankoopmoment de kwaliteit in de keten maximaal en op transparante wijze geborgd moeten worden. Om hier vorm en inhoud aan te kunnen geven is faciliteren van innovatie essentieel. Op basis van de analyse in de eerste drie hoofdstukken is het centrale doel van de innovatieagenda als volgt:
Het waarborgen van een rendabele toekomst voor de Nederlandse fruitteelt door zo duurzaam mogelijk onderscheidende kwaliteitsproducten te produceren voor een zo breed mogelijk toegankelijke markt.
Alle activiteiten binnen de innovatieagenda dienen direct bij te dragen aan deze doelstelling. De einddatum voor realisatie van deze agenda is gesteld op 2020 omdat daarmee de horizon van de agenda goed te overzien is en omdat de datum ruimschoots past binnen streefdata die de overheid heeft gesteld ten aanzien van het realiseren van bepaalde duurzaamheidsdoelstellingen. 6.2 Afbakening & thema’s NFO en PPO kiezen er op basis van het maatschappelijke en politieke speelveld, de marktontwikkelingen en op basis van de stakeholdersinput voor thema’s centraal te stellen binnen de innovatieagenda.
Het eerste thema is “Duurzame Fruitteelt” het tweede thema is “Kwaliteit en Markt”
14
Beide thema’s zullen worden uitgewerkt in zogenaamde actielijnen die bijdragen aan het centrale doel van de innovatieagenda. Onder de actielijnen kunnen diverse projecten lopen die voor een go- of no go worden getoetst aan de bijdrage die de projecten kunnen leveren aan de centrale doelstelling en de ambities gekoppeld de actielijnen. Door thema’s gefaseerd op te pakken waarbij gezien de druk vanuit markt- en maatschappij prioriteit wordt gegeven aan duurzame fruitteelt wordt focus gerealiseerd en wordt geborgd dat implementatie vanuit en binnen NFO en PPO behapbaar is. Aspecten die te maken hebben met wetgeving en (milieu)beleid vanuit de overheid verdienen wel aandacht maar vallen buiten het werkgebied van de agenda. Daarnaast zal buiten de agenda om onderzocht worden of en op welke wijze het faciliteren van innovatie in de sector beter kan. Ook dit aspect is daarom vooralsnog geen onderdeel van de innovatieagenda.
6.3 Ambities & doelstellingen Het algemene ambitieniveau van de Nederlandse Fruitteelt is om het maatschappelijk draagvlak voor de teelt in Nederland te waarborgen. Innovatie moet minimaal resulteren in het behalen van Europese en landelijke doelstellingen zoals die zijn vastgelegd in de Tweede nota duurzame gewasbescherming en de doelstellingen in de kaderrichtlijn water. Daarnaast is het van belang dat de rentabiliteit binnen de sector verbetert. Dit wil de sector primair doen door een sterke focus op kwaliteit, door het organiseren van brede markttoegang en ketensamenwerking. De innovatieagenda moet ondernemers concrete handvatten aanreiken om aan de ambities bij te dragen. Concreet betekent dit dat na afloop van de projectperiode (2015 – 2020): Ambities & doelstellingen duurzame fruitteelt: Minimaal 75% van de bedrijven aantoonbaar bezig is met de implementatie van duurzaamheid op het teeltbedrijf. Alle toeleverende bedrijven en adviseurs in de Fruitteelt weten wat bedrijven moeten doen om de duurzaamheidsdoelstellingen te halen. Uiterlijk 2023 moet voldaan zijn aan alle (inter)nationale eisen op het gebied van milieu- en water, voedselveiligheid, menselijke gezondheid en arbeidsomstandigheden. - In 2018 50% minder milieukwaliteitsnormoverschrijding t.o.v. 2013 en in 2023 90% minder t.o.v. 201311 Alle bedrijven die gewasbeschermingsapparatuur gebruiken en reinigen op erven moeten uiterlijk in 2018 (individueel of als collectief) over bio filters (of vergelijkbare installaties) beschikken ter voorkoming van erfafspoeling 12 Ambities en doelen kwaliteit & markt: Verspilling in de keten is verminderd omdat producten van betere kwaliteit zijn en omdat de kwaliteit in de keten beter geborgd is en gemonitord wordt. In 2020 kunnen alle producten voldoen aan de strengste retailnormen (gerelateerd aan de normen die gelden in 2013) op het gebied van residu. In 2020 is de markttoegang uitgebreid is met exportmarkten in Azie, Noord- en ZuidAmerika.
11 12
Bron: Nota duurzame gewasbescherming “Gezonde Groei, Duurzame Oogst”. Bron: Schoner, Groener, Beter (LTO actieplan gewasbescherming 2015-2020)
15
7. Uitwerking actielijnen Om de doelstellingen van de innovatieagenda te realiseren wordt gewerkt aan twee actielijnen: In dit hoofdstuk wordt per actielijn uiteengezet wat de bijdrage is aan de doelstellingen en wat de invulling zal zijn op hoofdlijnen. 7.1 De actielijn duurzame fruitteelt Deze actielijn zal bijdragen aan het behalen van de door de overheid vastgestelde milieudoelstellingen, het voorkomen van problemen in de teelt als gevolg van het minder beschikbaar zijn van middelen, aan het behoud en versterken van het maatschappelijk draagvlak voor de teelt in Nederland maar ook aan het rendement omdat het Nederlands product gepositioneerd kan worden als het meest duurzaam en veilig geteelde product. Binnen deze actielijn worden vier innovatiesporen uitgewerkt: 1. Verminderen van afhankelijkheid van chemische middelen 2. Beperking emissie naar bodem water en lucht 3. Residubeperking 4. Rentabiliteit door kosten te besparen. Bij rentabiliteit hoort ook het verbeteren van de opbrengst. Dit spoor is niet uitgewerkt binnen het thema duurzaamheid maar binnen de actielijn kwaliteit en markt (zie hst. 7.2) Onder de sporen vallen diverse nader te specificeren en te prioriteren projecten waarbij het de intentie is de projecten die een relatie hebben met het vet gedrukte in de oranje blokjes als eerste op te pakken.
Innovatiesporen en mogelijke projecten binnen de actielijn duurzame fruitteelt.
16
7.2 Actielijn kwaliteit en markt Deze actielijn zal bijdragen aan een beter rendement doordat producten beter van kwaliteit zijn en beter aansluiten op de vraag uit de markt maar ook doordat prioriteit wordt gegeven aan het ontwikkelen van nieuwe afzetmarkten en het versterken van het imago van het Nederlands product. Binnen deze actielijn worden drie innovatiesporen uitgewerkt: 1. Verbeteren afzetmogelijkheden 2. Ketensamenwerking 3. Marktgericht telen, oogsten en bewaren Onder de sporen vallen diverse nader te specificeren en te prioriteren projecten waarbij de intentie is de projecten die vet gedrukt staan in de oranje blokjes als eerste op te pakken. Onder de sporen vallen ook diverse projecten die wellicht beter vanuit de productgroepen opgepakt kunnen worden. Vandaar dat het aantal blokjes dat prioriteit krijgt binnen de innovatieagenda beperkt is.
Innovatiesporen en mogelijke projecten binnen de actielijn kwaliteit & markt.
17
8. Aanpak NFO en PPO hebben gezamenlijk het initiatief voor dit programma genomen. Zij kunnen de uitvoering van het programma niet alleen voor hun rekening nemen. Ook staat het programma van de agenda niet op zichzelf. Waar mogelijk zal aangehaakt worden bij lopende projecten 8.1 Organisatie
Organisatie
De coördinatie van uitvoering van de agenda zal geborgd worden vanuit NFO. Omdat de agenda niet op zichzelf staat zal daar waar mogelijk worden samengewerkt met andere organisaties zoals bijvoorbeeld LTO, Agrodis, Nefyto, LTO, GroentenFruitHuis, met voorlichters en kennisinstellingen, ketenpartners, waterschappen, de GreenPorts en de Topsectoren. De directeur van NFO is eindverantwoordelijk en wordt ondersteunt door een projectcontroller en de innovatiemakelaar. Overwogen wordt om met name in relatie tot het thema duurzaamheid een “taskforce” aan te stellen die kan fungeren als klankbordgroep, als ambassadeur en als wegbereider.
8.2 Rol innovatiemakelaar Om de uitvoering van de actielijnen te waarborgen is een innovatiemakelaar aangesteld. De rol van de makelaar is het op agendaniveau organiseren en borgen van draagvlak voor de agenda, het aanjagen en stimuleren van innovatie binnen de actielijnen en het organiseren van financiering.
Takenoverzicht Innovatiemakelaar Fruitteelt.
De feitelijke uitvoering van de projecten en de communicatie over specifieke projecten binnen de actielijnen ligt bij projectleiders en/of programmamanagers die de opdracht krijgen een zo breed mogelijke groep aan stakeholders een functionele rol te geven in de uitvoering van de projecten.
18
8.3 Tijdspad en tijdsplanning De doorlooptijd van het programma is van 2015 tot 2020 waarbij jaarlijks een evaluatiemoment zal worden gepland waarin de resultaten worden besproken en waarin een besluit wordt genomen over verdere voortgang. De agenda zal een dynamisch karakter hebben. Binnen de thema’s zullen naar verloop van tijd nieuwe prioriteiten worden vastgesteld. De planning is dat: de agenda en aanpak in februari 2015 door het NFO bestuur besproken wordt met het verzoek de actielijnen, de innovatiesporen binnen de actielijnen en het plan van aanpak goed te keuren, de agenda in maart en april wordt besproken met de kringen en de productgroepen, de inhoud van de agenda aan de orde zal komen tijdens de Algemene Ledenvergadering, in april / mei de eerste concrete projectvoorstellen (inclusief budget klaar zijn) waarna aansluitend financiering gezocht kan worden. Er zal met name gestart worden met projecten binnen de actielijn duurzame fruitteelt. In de komende periode zullen ook de deelnemers aan de stakeholdersbijeenkomsten op de hoogte worden gehouden van de voortgang rond de innovatieagenda. 8.4 Budget De financiering van het programma zal werkenderwijs worden opgezet. Financieringsopties zijn: Aansluiting bij Topsectorenbeleid via Publiek Private Samenwerking (PPS) Europese en nationale programma’s waarbij nadrukkelijk wordt gezocht naar aansluiting bij POP-gelden en EFRO-gelden Resterende gelden vanuit het PT, basis budget vanuit de NFO Cofinanciering vanuit telers, (branche) organisaties, regionale overheden, waterschappen, kennisinstellingen, voorlichters etc. Met het fruitpact en met FoodPort Zeeland is afgesproken dat contact over mogelijke projecten plaats zal vinden zodra de innovatieagenda is vastgesteld. Met GreenPort Noord Holland Noord loopt een eerste concrete stap om te komen tot een project binnen de actielijn duurzame fruitteelt.
19
Datum : februari 2015 Auteur : Patricia Hoogervorst werkend voor Phoocus te Ter Aar In opdracht van : De Nederlands Fruittelersorganisatie te Zoetermeer en Praktijkonderzoek Plant en Omgeving te Randwijk.
20