Nederlandse Aardoliemaatschappij bv T.a.v.: dhr. J.P. van de Water Postbus 28000 9400 HH ASSEN
Leeuwarden, 23 december 2010 Verzonden, 00922510 Landelijk Gebied Beleid I. Gjaltema / (058) 292 81 06 of
[email protected] 201011302586 kaart
Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bijlage(n)
: : : : :
Onderwerp
: Wijziging vergunning Natuurbeschermingswet DRZ/05/7395/SD/SM d.d. 20 december 2005 voor het plaatsen van meetpunten en uitvoeren van deze meetpunten in de Waddenzee
Geachte heer Van de Water, Overeenkomstig uw verzoek hebben wij besloten de door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 20 december 2005 aan u verleende vergunning o.g.v. de Natuurbeschermingswet 1998 te wijzigen. De vergunning betreft het plaatsen van peilmerken en het periodiek meten van de hoogte van die peilmerken in de Waddenzee. In de huidige vergunning mogen de peilmerken tot en met 31 december 2010 worden geplaatst. De aangevraagde wijzigingen betreffen: 1. het (bij)plaatsen van weggespoelde peilmerken; 2. de duur van de vergunning voor deze activiteit gelijk schakelen met de duur van de Nb-wetvergunning voor het uitvoeren van de meetactiviteiten en wel tot en met 31 december 2040. Voorschrift 18 van het besluit met kenmerk DRZ/05/7395/SD/SM komt te vervallen en wordt vervangen door het hierna genoemde voorschrift. De overige voorschriften blijven ongewijzigd. Voorschriften en beperkingen 18. De vergunning is, voor wat betreft de plaatsingsactiviteiten, geldig tot en met 31 december 2040. Voor de motivering van ons besluit verwijzen wij u naar Bijlage 1.
- 1 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan burgemeester en wethouders van de gemeenten Ameland, Dongeradeel, Schiermonnikoog, De Marne, Kollumerland, Staatsbosbeheer regio Noord, Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee, Nederlandse Vissersbond, Nederlandse Bond van Garnalenkustvissers, Productschap Vis, Stichting WAD, Vogelbescherming Nederland, de Waddenvereniging, de inspectievaartuigen ms. ‘Krukel’ en ms. ‘Harder’, AID Zwolle, KLPD Harlingen en het ministerie van EL&I directie Noord. Namens het college van Gedeputeerde Staten,
drs. Waldina Hulshoff Hoofd afdeling Landelijk Gebied Beleid Bezwaar Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de verzending daarvan een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten, postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet tenminste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. Kennisgeving Van dit besluit zal, conform artikel 42, lid 3, van de Nb-wet door ons kennis worden gegeven door publicatie in de Leeuwarder Courant, het Friesch Dagblad, het Dagblad van het Noorden en op www.fryslan.nl/nb-wet. Bijlagen • Bijlage 1: Motivering besluit • Bijlage 2: Gebiedsinformatie, inclusief bevoegdheid • Bijlage 3: Kaart
- 2 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
Bijlage 1: Motivering van het besluit
A.
Weergave van de feiten
A1.
Verzoek tot wijziging van de vergunning
A1.1. Beschrijving van het verzoek tot wijziging van de vergunning Bij besluit van 20 december 2005 met kenmerk DRZ/05/7395/SD/SM heeft de Minister van LNV aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij (hierna: NAM) een Nb-wetvergunning verleend voor het plaatsen van peilmerken en het periodiek meten van de hoogte van die peilmerken in de Waddenzee. Dit in verband met de monitoring van de bodemdaling van gaswinning onder de Waddenzee vanaf diverse vastelandlocaties nabij Moddergat en Lauwersoog. Het plaatsen van de peilmerken is vergund tot en met 31 december 2010; het uitvoeren van de metingen is vergund tot en met 31 december 2040. Op dit moment zijn 36 peilmerken geplaatst. In de loop der tijd zijn, door het dynamische karakter van het Waddengebied, bepaalde peilmerken verdwenen of in een geul terechtgekomen, waardoor ze onbruikbaar geworden zijn. Bij brief van 10 november 2010 verzoekt de NAM om de verdwenen peilmerken opnieuw te mogen plaatsen c.q. vervangen (tot een maximum van 50 peilmerken). De uitbreiding van het meetnetwerk zal, met inachtneming van het vermijden van de verboden c.q. gesloten gebieden, niet buiten het reeds vergunde gebied komen. Verder verzoekt de NAM om de looptijd voor het plaatsen van peilmerken gelijk te stellen aan de looptijd voor het uitvoeren van de metingen; te weten tot en met 31 december 2040. Het verzoek tot wijziging is op 12 november 2010 bij de Provincie Fryslân binnengekomen. De werkzaamheden worden als volgt uitgevoerd: Wadhoogtemerken bestaan uit drie palen (twee hulpwadpunten en een hoofdwadpunt) die in noord-zuid richting geplaatst worden. Tussen een hulpwadpunt en een hoofdwadpunt bevindt zich 5 respectievelijk 10 m. De pomp van de motor van het schip wordt gebruikt om de palen de grond in te spuiten. De bovenkant van de paal zal ter bescherming afgedekt worden met vier trottoirtegels, welke op ca. 20-30 cm onder het maaiveld geplaatst worden. De bovenste 1-1,5 m van de paal wordt bovendien beschermd met een pvc-mantelbuis met een doorsnede van ca. 12,5 cm. Voor het inkorten wordt de hoogte van het wadhoogtemerk overgezet naar een tijdelijke grondanker door middel van een waterpassing. Op deze wijze blijft de hoogte-informatie intact. Vervolgens wordt de ‘overlengte’ van het wadhoogtemerk afgezaagd en op het achterblijvende deel een nieuwe draad gedraaid. Op deze nieuwe draad wordt een nieuwe bout geschroefd en wordt de kop van deze nieuwe bout weer met een waterpassing in hoogte bepaald. Indien het snijden van de draad niet lukt, zal de nieuwe kop met puntlassen worden vastgezet. Het inkorten van een wadhoogtemerk neemt ca. 1 1à 2 dagen in beslag. De ecologische impact komt overeen met die bij het plaatsen van een wadhoogtemerk.
- 3 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
Op ongeveer 100 m van de bodemdalingmeetpunten in de Waddenzee (zie bijgevoegde kaart). wordt een 4-tal sedimentatiemeetpunten aangebracht. De plaatsing hiervan is goed inpasbaar in reeds geplande bodemdalingmetingen en zal niet tot een meetbare langere aanwezigheid in het gebied leiden. De afstand van 100 m. is nodig om te voorkomen dat verstoring als gevolg van het vrijgraven van de bodemdalingmeetpunten een verstoring veroorzaakt ter plaatse van de spijkerpunten. Sedimentatiepunten zullen zoveel mogelijk in de waterpassen- trajecten worden opgenomen. De frequentie van sedimentatiemetingen is hoger dan die van de bodemdalingmetingen. De frequentie van de sedimentatiemetingen is vastgelegd in het monitoringsplan. A1.2. Periode De vergunning wordt gevraagd voor de periode tot en met 31 december 2040. A1.3. Relevante ecologische onderzoeken Een ecologisch onderzoek is naar ons oordeel voor deze activiteit niet nodig. Het hierboven beschreven project wordt, mede gelet op de voorschriften van de eerder op 20-12-2005 verleende vergunning, zo uitgevoerd dat dit de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000gebied Waddenzee niet kan aantasten. A1.4. Aanvullende gegevens Er zijn geen aanvullende gegevens gevraagd. A1.5. Uw aanvraag en de bescherming van Natura 2000 De peilmerken worden geplaatst in het Natura 2000-gebied Waddenzee. Daarmee is de in bijlage 2 (Gebiedsbeschrijving) vermeld besluit van toepassing.
A2.
Bevoegdheid
De bescherming van Natura 2000-gebieden door Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs ingevoerd. Deze gefaseerde invoering is van invloed op de manier waarop de op grond van Europese wetgeving (artikel 6, lid 3, van de HR) verplichte beoordeling van uw project of handeling plaatsvindt en door welke instantie dit gebeurt. Voor deze aanvraag zijn wij thans bevoegd (zie bijlage 2).
A3.
Procedure
De procedure tot wijziging van de vergunning is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nb-wet en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. A3.1. Zienswijze 1. Naar aanleiding van uw aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, Nb-wet, burgemeester en wethouders van de gemeenten Ameland, Dongeradeel, Schiermonnikoog, De Marne en Kollumerland gedurende een termijn van 4 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. 2. Daarnaast zijn op grond van artikel 4, lid 8, van de Algemene wet bestuursrecht, de Waddenvereniging, Vogelbescherming Nederland, Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee en Staatsbosbeheer regio Noord gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over deze aanvraag kenbaar te maken. 3. Van de mogelijkheid tot het kenbaar maken van zienswijzen is geen gebruik gemaakt. A3.2. Verlengen beslistermijn
- 4 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
Niet van toepassing op dit verzoek. A3.3. Coördinatie met andere wetgeving U hebt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 19ka, lid 2, Nb-wet om te verzoeken om coördinatie van besluitvorming. A3.4. Betrokkenheid van een andere provincie waarin het betreffende Natura 2000gebied mede is gelegen De provincie Groningen heeft ingestemd met het besluit dat in concept is voorgelegd.
A4.
Vergunningplicht
Het plaatsen en vervangen van peilmerken ten behoeve van monitoring van de bodemdaling in de Waddenzee door gaswinning en het uitvoeren van metingen van deze peilmerken is vergunningplichtig op grond van de Nb-wet 1998. Door het ministerie van LNV is in 2005 beoordeeld of het aanbrengen van peilmerken en het verrichten van metingen schadelijke gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van het gebied, zoals beschreven in de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied. Daarbij is de conclusie getrokken dat de activiteit gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied, maar dat het de instandhoudingsdoelstelling daarvan niet in gevaar kan brengen. Het kan dan ook niet worden beschouwd als een project dat significante gevolgen kan hebben voor het betrokken gebied. De gevraagde wijzigingen van deze vergunning brengen daarin naar ons oordeel geen verandering.
B.
Toetsing
B1.
Wettelijk kader
B1.1. Nb-wet 1. Artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet bepaalt, dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten, die, gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten, in een op grond van artikel 10a, lid 1, aangewezen gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 2. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. 3. Artikel 19e van de Nb-wet bepaalt dat bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet rekening moet worden gehouden, enerzijds met de gevolgen die een project of andere handeling kan hebben, gelet op de instandhoudingdoelstelling van het betrokken gebied, anderzijds met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede regionale en lokale bijzonderheden. Als er sprake is van een vastgesteld beheerplan moet ook daarmee rekening worden gehouden. 4. Voor de beoordeling van de vergunningaanvraag is het van belang na te gaan of, en in welke mate, het voorgenomen project en/of de handeling de doelstellingen kan aantasten, zoals die zijn opgenomen in: • het definitieve aanwijzingsbesluit tot Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’. 5. Op grond van artikel 60a, lid 1, geldt het volgende: besluiten die zijn genomen op grond van artikel 12 van de Natuurbeschermingswet voor projecten of andere handelingen als
- 5 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
bedoeld in artikel 19d, eerste lid, gelden ter zake van een Natura 2000-gebied als besluiten die zijn genomen op grond van artikel 19d. B1.2. Overig beleid in relatie tot vergunningverlening Nb-wet (indien van toepassing) Niet van toepassing. B2. Inhoudelijke beoordeling B2.1. Kwalificerende waarden 1. Het onder A1 genoemde project en/of handeling betreft een project en/of handeling die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, mogelijk de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’ kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 2. De kwalificerende waarden van het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’ zijn in het aanwijzingsbesluit van 2009 verdeeld in kwalitatieve instandhoudingdoelstellingen voor Habitattypen, Habitatrichtlijnsoorten en Vogelsoorten (en mogelijk de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied). Voor de beschrijving van het betreffende Natura 2000-gebied en de betreffende kwalificerende waarden verwijzen wij naar bijlage 2. 3. Hieronder wordt uw verzoek tot wijziging van de Nb-wetvergunning getoetst aan de beoordelingskaders van het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’. Daarbij worden mogelijke verstoringen en verslechteringen besproken in het licht van de relevante kwalificerende waarden van genoemd gebied. B2.2. Selectie van relevante kwalificerende waarden Vogelrichtlijnsoorten Verstoring van broedende vogels De activiteiten zijn van tijdelijke aard. De tijd dat de werkzaamheden op het wad uitgevoerd worden is door inzet van voldoende mankracht en materieel beperkt. De activiteiten vinden plaats op het wad in het water. Van verstoring van broedende vogels is geen sprake, omdat de werkzaamheden niet in de nabijheid van de broedgebieden plaatsvinden. De tijd dat het gebied betreden wordt, wordt tot het minimum beperkt. Hiermee zijn significant negatieve effecten op broedvogels uitgesloten. Verstoring van rustende/foeragerende vogels De in de aanvraag beschreven activiteit in het Natura 2000-gebied Waddenzee zou mogelijk verstoring kunnen veroorzaken van vogels die de aangrenzende gebieden gebruiken als rust- en/of foerageerplek. Het opvliegen van vogels tijdens de foerageer– dan wel rustperiode(n) betekent dat de vogels minder kunnen eten en/of minder goed in staat zijn het tijdens laag water op het strand en wad opgenomen voedsel te verteren. De in de aanvraag beschreven activiteit is van tijdelijke aard en vindt plaats rond laagwater. Vogels zullen indien nodig kiezen voor een plek op voldoende ruime afstand tot de plaats waar de activiteiten zullen plaatsvinden, waardoor de vogels rustig door (kunnen) foerageren of rusten. Verstoring van groepen vogels, op bijvoorbeeld hoogwatervluchtplaatsen, als gevolg van de activiteiten valt daardoor niet te verwachten. De aanvullend te plaatsen wadhoogtemerken worden geplaatst in gebieden wanneer er water op de platen aanwezig is, waardoor verstoring van foeragerende vogels niet aan de orde zal zijn.
- 6 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
Bij het inspuiten van de tijdelijke GPS-meetpalen zal de hiermee gepaard gaande geluidsbelasting ten aanzien van de in de gebieden aanwezige vogels vergelijkbaar zijn met de geluidsbelasting, zoals deze geproduceerd wordt bij het plaatsen van nieuwe wadhoogtemerken. Bij het plaatsen van de nieuwe wadhoogtemerken en het inkorten van reeds aanwezige wadhoogtemerken zal het door de pomp geproduceerde geluid grotendeels in het normale geluid van de scheepsmotor verdwijnen; de NAM kiest hiertoe het minst belastende vaartuig uit. Dit maakt dat verstoring door geluid dan ook niet aan de orde is. Habitattypen (natuurlijke habitats) De activiteit vindt plaats tijdens laagwater. Hierdoor kan een geringe verstoring plaatsvinden van het Habitattype H110A (Permanent overstroomde zandbanken, getijdengebied) en H1140A (Slik- en zandplaten, getijdengebied). Deze verstoring is zo gering, omdat de activiteit van tijdelijke aard is en de verblijftijd in het gebied zoveel mogelijk beperkt wordt. Hierdoor zal de activiteit geen significant negatieve effecten veroorzaken op deze instandhoudingsdoelen. De aan te meten wadhoogtemerken zullen met de hand vrijgegraven worden. Hierdoor wordt een zeer beperkte oppervlakte gebruikt voor de activiteit. Habitatrichtlijnsoorten Bij het inspuiten van de tijdelijke GPS-meetpalen zal de hiermee gepaard gaande geluidsbelasting ten aanzien van de in de gebieden aanwezige zeehonden vergelijkbaar zijn met de geluidsbelasting, zoals deze geproduceerd wordt bij het plaatsen van nieuwe wadhoogtemerken. Verstoring van de Grijze en de Gewone Zeehond is mogelijk. Doordat de werkzaamheden van tijdelijke aard zijn en niet in de directe nabijheid plaatsvinden van de zeehondenrustplaatsen is er dan ook geen sprake van significante negatieve effecten op deze soort te verwachten.
B3.
Zienswijzen
Van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze hebben de gemeente Kollumerland ca. en Staatsbosbeheer gebruik gemaakt. De overige belanghebbenden, te weten de gemeenten Ameland, Dongeradeel, Schiermonnikoog en De Marne en de Waddenvereniging, Vogelbescherming Nederland, Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze. B3.1. Bespreking van de ingediende zienswijzen en reacties Gemeente Kollumerland ca. heeft op 10 december 2010 gereageerd op het verzoek tot het geven van een zienswijze. In haar reactie geven zij te kennen dat zij geen bezwaren hebben tegen de werkzaamheden van de NAM. Zij hebben evenmin bezwaar tegen de afgifte van de gevraagde wijziging van de vergunning. Staatsbosbeheer regio Noord heeft op 13 december gereageerd op het verzoek tot het geven van een zienswijze. Staatsbosbeheer geeft aan positief tegenover de werkzaamheden van de NAM te staan. Verder verzoekt Staatsbosbeheer de provincie om te helpen meer lijn in onderzoek en monitoring te bewerkstelligen. Dat kan door bij elke vergunningaanvraag te bezien wat en hoe de benodigde monitoringinspanning bij kan dragen aan het grotere geheel. De Waddenacademie kan daar wellicht bij helpen.
- 7 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
B3.2. Reactie provincie Fryslân op de zienswijzen en overige reacties De zienswijze van de gemeente Kollumerland geeft geen aanleiding tot een reactie. Reactie op de zienswijze van Staatsbosbeheer: In voorkomende gevallen zullen wij hier naar kijken. In de uitvoering van de Nb-wet stemmen wij reeds af in de verschillende monitoringen. Onlangs is het Waddenfondsproject “WaLTER” goedgekeurd en de uitvoering hiervan zal mogelijkerwijs ook richtinggevend hierin zijn.
C.
Conclusie
Voor een goede monitoring is het van belang dat er voldoende peilmerken zijn. Juist door het dynamische karakter van de Waddenzee, is het dan ook logisch dat de duur van het plaatsen van de peilmerken gelijkgetrokken wordt met de duur van het monitoren daarvan; te weten tot en met 31 december 2040. Op grond van de overlegde informatie staat vast dat het wijzigen van de vergunning op de door u aangegeven wijze, niet tot een andere beoordeling leidt dan die destijds door de Minister van LNV. Er zullen derhalve géén significante negatieve effecten worden veroorzaakt op de beschermde natuurwaarden. Het verzoek tot wijziging van de vergunning kan dan ook gehonoreerd worden.
- 8 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
Bijlage 2
WADDENZEE (nr 001)
13-07-2010
1. Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet. De Europese Unie wil de biologische variatie waarborgen door de natuurlijke leefgebieden van de wilde flora en fauna in stand te houden. Daartoe wordt een netwerk van “Speciale Beschermingszones” (SBZ’s) opgericht. Dit netwerk, dat door de lidstaten wordt aangewezen, heet “Natura 2000”. In Nederland wijst de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid hiervoor gebieden aan als Natura 2000 gebied. Zij bevatten de SBZ’s die via de Vogelrichtlijn (VR) uit 1979 zijn ingesteld en de SBZ’s die via de Habitatrichtlijn (HR) uit 1992 worden ingesteld.
Vogelrichtlijn. In artikel 4.1 en Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden de vogelsoorten genoemd die in Europa bijzondere bescherming behoeven. Artikel 4.2 VR gaat in op de bescherming van overige trekvogelsoorten in de lidstaten. In de SBZ’s van de Vogelrichtlijn moeten de populaties van de wilde broed- en trekvogels worden beschermd.
Habitatrichtlijn. De Habitatrichtlijn bevat een viertal bijlagen. In bijlage I (habitats) en bijlage II (dier- en plantensoorten) worden de habitats en soorten genoemd waarvoor SBZ’s moeten worden aangewezen. In bijlage IV worden de dier- en plantensoorten genoemd die ook buiten SBZ’s een bijzonder strikte bescherming genieten (in Nederland geschiedt dat op basis van de Flora- en Faunawet). Sommige habitattypen en soorten zijn “prioritair”: zij lopen het gevaar te verdwijnen. Zij zijn in de bijlagen van de HR met een sterretje (*) gekenmerkt.
Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van Natura 2000 gebieden in Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs vormgegeven: 1. Een gebied wordt door Nederland aangemeld bij de EU, die het betreffende gebied vervolgens op een lijst van te beschermen gebieden zet. 2. Daarna wordt het gebied door de minister van LNV in een aanwijzingsbesluit aangewezen als Natura 2000-gebied. 3. Nadat het gebied definitief is aangewezen moet een beheerplan worden opgesteld door het bevoegd gezag in het betreffende gebied in samenspraak met alle betrokken partijen in en om het gebied. Dit alles is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. Uiteindelijk zullen in Nederland 167 Natura 2000 gebieden worden beschermd. Op de website van het Regiebureau Natura 2000 (http://www.natura2000.nl/) kan de actuele status van de aanwijzingen en de beheerplannen van alle gebieden worden gevolgd. Uiterlijk december 2013 moeten er definitieve beheerplannen zijn voor de Nederlandse N2000 gebieden. Voor 5 gebieden op de Noordzee hangt het verdere verloop af van het moment dat zij op de officiële Europese lijst van te beschermen gebieden worden geplaatst door de EU.
- 9 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
2. Bevoegdheid. Om te voorkomen dat activiteiten schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied moeten bevoegde autoriteiten deze vooraf toetsen (de zg. Habitattoets). In Nederland is e.e.a. als volgt geregeld: 1. De minister van LNV wijst ingevolge artikel 10a van de Nb-wet gebieden aan ter uitvoering van de VR en de HR. 2. Ingevolge artikel 1 sub n,10 jo. artikel 2 lid 1 en/of artikel 2a lid 2 Nb-wet 1998 zijn wij bevoegd om een vergunning op basis van artikel 19d te verlenen of te weigeren. 3. Een project of andere handeling behoeft een vergunning als deze, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor zo’n aangewezen gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dat blijkt uit artikel 19d, lid 1, gelezen in samenhang met lid 2, van de Nb-wet. 4. Bij het verlenen van zo’n vergunning verplicht artikel 19e van de Nb-wet ons om rekening te houden met de gevolgen die een project of andere handeling, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, kan hebben voor het aangewezen gebied. Als deze afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, moet alvorens wij een besluit nemen op de aanvraag een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Deze toets wordt aangeduid als de Habitattoets. De verplichting daartoe vloeit voort uit de HR. 5. Een passende beoordeling is verplicht voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied, wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor dat gebied. (Aldus het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, in zijn arrest van 7 september 2004 in zaak C-127/02 [AB 2004, 365]). In gevallen waarin een plan of project weliswaar gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelen daarvan niet in gevaar brengt bestaat die verplichting niet. Een vergunning kan dan met de “lichtere” verstorings- en verslechteringstoets worden verleend, als door het stellen van voorschriften en beperkingen de te verwachten gevolgen naar ons oordeel voldoende kunnen worden voorkomen.
3. Aanwijzingsbesluiten Waddenzee De minister van LNV heeft het gebied “Waddenzee” op 26 februari 2009 ingevolge artikel 10a van de Nbwet aangewezen als Natura 2000 gebied, ter uitvoering van de VR en de HR. Met dit besluit wordt het gebied aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. Tevens worden met dit besluit de besluiten tot de aanwijzingen als speciale beschermingszones onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. De instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000 gebied Waddenzee staan in de tabel aan het eind van deze gebiedsbeschrijving. Ingevolge artikel 15a, tweede en derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 vervalt van rechtswege de status van de volgende beschermde – en Staatsnatuurmonumenten: het beschermd natuurmonument Dollard, aangewezen op 20 mei 1977 het beschermd natuurmonument Schorren van Eendracht en Vlakte van Kerken, het beschermd natuurmonument Neerlands Reid, het beschermd natuurmonument Kwelders langs de noordkust van Groningen, het beschermd natuurmonument Kwelders langs de noordkust van Friesland (allen 23 juli 1982); het beschermd natuurmonument Noord Friesland Buitendijks aangewezen (23 julil 1988); het Staatsnatuurmonument Boschplaat (8 november 1974); het Staatsnatuurmonument Dollard (19 oktober 1978); het Staatsnatuurmonument Waddenzee I (18 mei 1981); het Staatsnatuurmonument Noord-Friesland Buitendijks (24 juli 1986). het Staatsnatuurmonument Waddenzee II (17 november 1993).
- 10 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
In een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2004 met het nummer 200000690/1-A en 200101670/1-A heeft de Afdeling als volgt geoordeeld. Als algehele instandhoudingsdoelstelling van de Waddenzee gelden de volgende waarden: 'het beleid is gericht op een duurzame bescherming en een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van onder meer waterbewegingen en de hiermee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen, van de kwaliteit van het water, bodem en lucht, alsmede van de (bodem)fauna en de (bodem)flora, onder meer omvattende de foerageer- , broed- en rustgebieden van vogels. Dit samenstel wordt door de rechter aangemerkt als zijnde de instandhoudingsdoelstellingen voor de Waddenzee'. De wezenlijke kenmerken en waarden van deze natuurmonumenten (natuurschoon en natuurwetenschappelijke betekenis) dienen, voor zover deze aan de orde zijn, binnen de beoordeling van de voorgenomen activiteit aan de orde te komen (art 15a, derde lid).
4. Gebiedsbeschrijving. De Waddenzee is in ecologisch opzicht het belangrijkste getijdengebied van West-Europa. Het gebied bestaat uit een complex van diepe geulen en ondiep water met zand- en slibbanken waarvan grote delen bij eb droog vallen. Deze banken worden doorsneden door een fijn vertakt stelsel van geulen. Langs het vasteland en de eilanden liggen verspreid kweldergebieden die door grote verschillen in zout- en vochtgehalte bijdragen aan een zeer diverse flora en vegetatie. De biomassaproductie van het gebied is erg hoog. Dit hangt samen met de aanvoer van grote hoeveelheden anorganisch en organisch materiaal vanuit de Noordzee. Een deel hiervan wordt direct opgenomen door planten en dieren. Een ander deel bezinkt en wordt opgenomen door plantaardige en dierlijke organismen op en in de bodem. Het overgrote deel van de biomassa is opgeslagen in een aantal soorten die in grote hoeveelheden voorkomen en die op hun beurt direct of indirect voedselbron zijn voor andere dieren waaronder vissen, vogels en zeehonden. Door de grote omvang, de rust en de hoge biomassaproductie is de Waddenzee een vitale schakel in een samenhangend systeem van wetlands in Europa, West-Afrika en de Arctische zone tussen Noord-Azië en Oost-Canada: de zogenaamde West-Palearctische trekbaan voor vogels. Voor ongeveer 50 soorten eenden, steltlopers, meeuwen en sterns is de Waddenzee van vitaal belang omdat hun hele populatie, of althans een aanzienlijk deel daarvan gedurende een deel van het jaar afhankelijk is van het voedsel uit het gebied. In de hieronder volgende tabel staan de kwalificerende habitats en soorten uit het concept-aanwijzingsbesluit. In de kolom “kwal.” is aangegeven of er voor het oppervlakte en de kwaliteit een behoudsdoelstelling geldt (=) of een herstelopgave (+).
- 11 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
Waddenzee aanwijzingsbesluit februari 2009, kwalificerende habitats en soorten Nr
Naam
doel
Kwal.
Habitatrichtlijn: habitattypen (bijlage I; cursief: prioritair habitat) H1110
Permanent overstroomde zandbanken, getijdengebied (subtype A)
=+
H1140
Slik- en zandplaten, getijdengebied (subtype A)
=+
H1310
Zilte pionierbegroeiingen, Zeekraal (subtype A)
==
H1320
Slijkgrasvelden
==
H1330
Schorren en zilte graslanden: Subtype A, buitendijks Idem: Subtype B, binnendijks
=+ ==
H2110
Embryonale duinen
==
H2120
Witte duinen
==
H2130
Grijze duinen, kalkrijk (subtype A) Idem: kalkarm (subtype B)
== =+
H2160
Duindoornstruwelen
==
H2190
Vochtige duinvalleien, kalkrijk (subtype B)
==
Habitatrichtlijn: soorten (bijlage II; cursief: prioritaire soorten) H1014
Nauwe korfslak
=
==
H1095
Zeeprik
>
==
H1099
Rivierprik
>
==
H1103
Fint
>
==
H1364
Grijze zeehond
=
==
H1365
Gewone zeehond
>
==
Vogelrichtlijn: broedvogels (in paartjes; cursief: VR art 4.1 Bijlage I) A034
Lepelaar
430
==
A063
Eider
5.000
=+
A081
Bruine kiekendief
30
==
A082
Blauwe kiekendief
3
==
A132
Kluut
3.800
=+
A137
Bontbekplevier
60
==
A138
Strandplevier
50
++
A183
Kleine mantelmeeuw
19.000
==
A191
Grote stern
16.000
==
A193
Visdief
5.300
==
A194
Noordse stern
1.500
==
A195
Dwergstern
200
==
A222
Velduil
5
==
Vogelrichtlijn: niet-broedvogels (seizoensgemiddelden) A005
Fuut
310
==
A017
Aalscholver
4.200
==
A034
Lepelaar
520
==
A037
Kleine zwaan
1.600
==
A039
Toendrarietgans
A043
Grauwe gans
7.000
==
A045
Brandgans
36.800
==
A046
Rotgans
26.400
==
==
- 12 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510
A048
Bergeend
38.400
==
A050
Smient
33.100
==
A051
Krakeend
320
==
A052
Wintertaling
5.000
==
A053
Wilde eend
25.400
==
A054
Pijlstaart
5.900
==
A056
Slobeend
750
==
A062
Topper
3.100
=+
A063
Eider (midwinteraantallen)
90.000115.00
=+
A067
Brilduiker
100
==
A069
Middelste zaagbek
150
==
A070
Grote zaagbek
70
==
A103
Slechtvalk (seizoensmax.)
40
==
A130
Scholekster
140.000160.000
=+
A132
Kluut
6.700
==
A137
Bontbekplevier
1.800
==
A140
Goudplevier
19.200
==
A141
Zilverplevier
22.300
==
A142
Kievit
10.800
==
A143
Kanoet
44.400
=+
A144
Drieteenstrandloper
3.700
==
A147
Krombekstrandloper (seizoensmax.)
2.000
==
A149
Bonte strandloper
206.000
==
A156
Grutto
1.100
==
A157
Rosse grutto
54.400
==
A160
Wulp
96.200
==
A161
Zwarte ruiter
1.200
==
A162
Tureluur
16.500
==
A164
Groenpootruiter
1.900
==
A169
Steenloper
2.3003.000
=+
A197
Zwarte stern
23.000
==
- 13 / 13 -
Ons kenmerk: 00922510