Nederlands in Uitvoering Leerjaar 3/4
Zet je afdeling in de schijnwerpers!
Een presentatie houden
Algemene modulegegevens Leerjaar:
3/4
Thema:
Zet je afdeling in de schijnwerpers!
Taaltaak:
Een presentatie houden
Leerstijlvariant: ERVAAR - BEKIJK - DENK - DOE
Beschrijving van de module In deze module maken de leerlingen een fototentoonstelling of filmpje over de eigen bovenbouwsector. Aan de hand daarvan geven zij vervolgens een voorlichtingspresentatie over de bovenbouw aan leerlingen van
de onderbouw (tweedejaars) die voor hun sectorkeuze staan. Eventueel kan de presentatie ook gericht zijn op ouders. De leerlingen leren om een presentatie af te stemmen op een bepaald publiek.
Inzet van de module Hoewel in deze module stilgestaan wordt bij de eigen ervaring van leerlingen op het gebied van presenteren, is specifieke voorkennis niet vereist.
Voor de functionaliteit van de module en de motivatie van de leerlingen is het vooral van belang dat zij de
presentatie ook daadwerkelijk moeten houden voor onderbouwleerlingen en/of hun ouders. Pas de uitvoe-
ring van de module daarom zo mogelijk in in het gangbare voorlichtings- of voorbereidingsprogramma voor onderbouwleerlingen; laat de presentaties bijvoorbeeld houden tijdens een open dag of tijdens de lessen
praktische sectororiëntatie. Houd wel rekening met de tijd die leerlingen nodig hebben om filmpjes en foto’s te maken, zeker wanneer deze een representatief beeld van de gang van zaken in de bovenbouw moeten
geven. Wanneer u activiteiten in beeld wilt laten brengen die op verschillende momenten in het jaar plaats-
vinden, kan de uitvoering van de module eventueel in delen gesplitst worden: voer les 1 en 2 (bedenken van een onderwerp voor een filmpje of fotocollage en maken van een plan van aanpak) dan uit aan het begin van het jaar, en les 3 en 4 (voorbereiden van de presentatie zelf) pas wanneer alle benodigde materialen verzameld zijn - en bij voorkeur kort voorafgaand aan het moment van presenteren.
Doelen •
•
•
•
Nederlands in Uitvoering
•
•
•
2
De leerling presenteert een voorstel of een product.
De leerling verzamelt en selecteert relevante informatie met het oog op het doel van de presentatie.
De leerling bouwt een presentatie goed op (inleiding, kern, slot).
De leerling past zijn taalgebruik in een presentatie aan aan doel en publiek.
De leerling spreekt tijdens een presentatie duidelijk en in een goed tempo.
De leerling kijkt het publiek aan tijdens een presentatie.
De leerling maakt tijdens een presentatie gebruik van audiovisuele hulpmiddelen, op zo’n manier dat het
zijn verhaal ondersteunt.
•
• •
De leerling pakt een spreektaak stapsgewijs aan.
De leerling gebruikt strategieën voor het omgaan met lastige situaties (bijvoorbeeld: zichzelf moed inspreken bij zenuwachtigheid, een presentatie eerst oefenen, enzovoort).
De leerling reflecteert op de eigen taakuitvoering en leidt hieruit ideeën voor verbetering af.
Materialen en voorbereiding Algemeen
Overleg in elk geval met verschillende betrokkenen over een geschikt moment voor het houden van de voorlichtingspresentaties, bijvoorbeeld met de decaan of met docenten van de onderbouw.
Overleg verder met uw collega’s van de bovenbouw over de inhoud en uitvoering van de presentaties,
zeker wanneer deze onderdeel gaan uitmaken van het officiële voorlichtingsprogramma. Welke informatie moet in elk geval in de voorlichting opgenomen worden, en welke vakken zijn daarbij betrokken? Zijn er
specifieke activiteiten die leuk of belangrijk zijn om in beeld te laten brengen? Hoe en wanneer kan dat dan
het best gebeuren? (Wellicht kunnen vakdocenten ervoor zorgen dat leerlingen gedurende het jaar activiteiten filmen of fotograferen, en begint u pas daarna met de presentatielessen.) Welke praktische afspraken
zijn nodig rond het maken van foto’s of het filmen binnen school/tijdens lessen? Welke (aanvullende) eisen
wilt u stellen aan de uitvoering van een filmpje of fototentoonstelling? Wilt u de leerlingen nog ondersteuning bieden bij het maken daarvan? Maak daarvoor afspraken met bijvoorbeeld docenten CKV, Techniek of audiovisuele vakken.
Les 1
Algemeen
Opdracht 1 Opdracht 5
Zorg voor een opstelling waarbij in groepjes van 4 gewerkt kan worden.
Maak per groepje een kopie van het werkblad bij opdracht 1. Knip of snijd de kaartjes los en bewaar ze per set.
Het woordenblad is achter in de leerlingmodule opgenomen. Kopieer ook het
Antwoordblad woordenlijst; maak naar eigen inzicht enkele kopieën voor gezamenlijk gebruik of een kopie per leerling. Verder zijn woordenboeken nodig (1 per tweetal). Eventueel kunt u ook de leerlingen laten werken met een digitaal woordenboek.
Les 2
Opdracht 7
Bereid drie korte presentaties voor (zie verder de betreffende ‘Aanwijzingen per les’).
Maak enkele kopieën van het werkblad A bij opdracht 7 (Tipkaartjes, pagina 14 van
deze handleiding). Zorg dat elke leerling over 3 tot 5 kaartjes kan beschikken. Knip of
snijd de kaartjes uit.
Kopieer verder de serie werkbladen B bij opdracht 7 (Tipposters, vanaf pagina 15) op
grootformaat (A3 of A2). Zorg voor materialen om de posters mee op te hangen in de
klas en om de tipkaartjes mee op de posters te bevestigen.
Eventueel kunt u ook nog kopieën van de serie werkbladen B op A4-formaat maken.
Opdracht 8
Opdracht 9
Leerlingen kunnen deze dan gebruiken voor het aanleggen van eigen tiplijsten.
Maak per groepje een kopie van het werkblad bij opdracht 8.
Wanneer leerlingen binnen lestijd foto’s of video-opnames gaan maken, is de appara-
tuur daarvoor nodig. Regel zo nodig ook assistentie.
3
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
Opdracht 6
Les 3
NB: wanneer de leerlingen het filmpje of de fototentoonstelling geheel onder lestijd maken, is waarschijnlijk een extra les nodig. Opdracht 11
Maak voor elk groepje een kopie van het werkblad bij opdracht 11 (Stappenplanstroken, pagina 23 en 24 van deze handleiding). Knip of snijd de stroken los en
bewaar ze per set. Maak ook kopieën van het antwoordblad (pagina 25-26), een
exemplaar per leerling en 2 á 3 exemplaren voor algemeen gebruik. Tip: Lamineer de stroken voor het uitsnijden. Zo zien de spelsets er mooier uit en gaan ze langer mee. U kunt ook de ‘algemene’ antwoordbladen lamineren; zorg in dat geval voor dubbel-
Opdracht 12
zijdige kopieën.
Bekijk de twee beoordelingsformulieren (werkbladen A en B bij opdracht 12 en 16, pagina 27-28) en bepaal welk formulier u voor/door uw leerlingen wilt (laten)
gebruiken. U kunt er ook voor kiezen twee verschillende formulieren in te zetten,
bijvoorbeeld versie A voor bbl-leerlingen en versie B voor kbl-leerlingen. Wanneer er
bij u op school een ander formulier voor de beoordeling van presentaties gehanteerd
wordt, kunt u dat natuurlijk ook gebruiken. Maak voldoende kopieën van de gewenste
Opdracht 14
formulierversie(s); kopieer voor elke leerling een eigen formulier.
Afhankelijk van de voortgang van les 2 (en daarbuiten), is de opnameapparatuur weer nodig. Verder is de beschikbaarheid van computers gewenst, vanwege het bewerken van film of foto’s of het maken van een Powerpointpresentatie.
Les 4
Opdracht 16
Zorg voor aanwezigheid van (algemene) voor de presentaties benodigde middelen,
zoals: een digibord, een laptop of computer met beamer voor Powerpointpresentaties, enzovoort. Zorg verder weer voor kopieën van (een van) de beoordelingsformulieren (werkblad A en/of B bij opdracht 12 en 16); elke leerling moet een à twee andere
leerlingen beoordelen en u hebt zelf ook enkele exemplaren nodig (in principe een formulier per groepje). Maak eventueel van
Opdracht 17
Nederlands in Uitvoering
Extra opdracht
4
tevoren een ‘rooster’ voor het houden van de presentaties en het beoordelen.
Wellicht zijn er leerlingen die hun spiekbriefje willen aapassen; zorg dan ook voor reservekopieën van het werkblad ‘Spiekbriefje presentatie’ (pagina 29 van deze handleiding).
Maak enkele kopieën van het antwoordblad op pagina 30.
Aanwijzingen per les Les 1 •
Ervaar: Wat weet je nog van eerdere presentaties?
Introduceer de module aan de hand van het titelblad. Licht eventuele aanpassingen of de context van een groter project toe. Wanneer er al een gelegenheid/datum voor de presentaties bekend is, kunt u deze natuurlijk ook vast noemen.
•
Neem de woordenlijst desgewenst kort klassikaal door. (Bij opdracht 5 gaan de leerlingen met de
•
Bepreek het gidsblokje bovenaan les 1 op pagina 5 van de leerlingmodule.
•
woorden aan de slag.)
Vorm de groepen waarin de leerlingen bij alle groepsopdrachten in de module samenwerken en ook het eindproduct maken.
Opdracht 1
Deel aan elk groepje een set vragenkaartjes uit, of laat die bij u ophalen. Geef maximaal
Opdracht 2 en 3
De leerlingen kunnen de opdrachten in principe binnen de groepjes doen. Voor de
10 minuten voor de opdracht.
mini-presentaties splitsen zij zich op in twee tweetallen. Wanneer een groepje uit drie
leerlingen bestaat, kunnen zij alledrie een eigen minipresentatie houden in hun groepje;
één presentatie wordt dan dubbel gehouden.
U kunt ter nabespreking eventueel ook enkele groepjes vragen hun mini-presentatie nog eens voor de klas te houden.
Opdracht 4 Opdracht 5
Zie leerlingenmateriaal. Help zo nodig individuele leerlingen bij het stellen van eigen
leerdoelen.
U kunt de betekenis van de woorden klassikaal nabespreken of zelfstandig laten
nakijken met behulp van het antwoordblad. De leerlingen kunnen gebruik maken van het
woordenblad achter in de leerlingmodule. Les 2
Bekijk: Wat kun je leren van de presentaties van anderen?
Opdracht 6
In het kader van de fase ‘Bekijk’ gaat u ditmaal twee of drie slechte voorbeeldpresenta-
ties geven. Het onderwerp van de presentaties is: instructie over de werking van de
foto- of videocamera die de leerlingen gaan gebruiken voor het maken van hun
filmpje/foto’s (bij opdracht 9 en verder).
Hieronder staan ideeën voor de uitvoering van de presentaties, die gebaseerd zijn op
verschillende aspecten van het presenteren die in deze module aan bod komen. Voel u
echter vrij om een andere invulling aan de presentaties te geven, bijvoorbeeld door in te
gaan op specifieke presentatievaardigheden waarmee uw leerlingen moeite hebben.
Wanneer u volgens de onderstaande opzet te werk gaat, heeft u bij de presentatie de 5
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
Blik kort terug op de vorige les en introduceer het gidsblokje bij deze les op pagina 10.
camera(‘s) nodig en ook de handleiding van (één van) die apparaten. Presenteer steeds
ongeveer 1 minuut. Terwijl u presenteert, maken de leerlingen in het leerlingenmateriaal
aantekeningen van goede en minder goede punten.
Bepaal zelf of u de twee presentaties achter elkaar wilt houden en daarna beide wilt
nabespreken, of dat u een presentatie telkens direct nabespreekt. Laat leerlingen bij het nabespreken vertellen waarom iets niet goed is en hoe het beter kan. Presentatie 1
Lees uit de handleiding voor zonder iets te laten zien. Kijk niemand aan. Ga in een
slechte houding staan (bijvoorbeeld in elkaar gedoken, of zittend achter uw computerscherm).
Presentatie 2/3
Wees heel enthousiast, heb een goede houding, kijk de klas aan, maar laat veel zien
zonder veel te vertellen. (Bijvoorbeeld: “Nou, bij deze camera doe je dus zo... en dan
zo... En dan dit zo open hier... en als je hier dit doet, kijk…Jaaa! Maar dan moet je wel
eerst de instellingen, of nee...” ) Probeer het een beetje chaotisch te laten zijn.
Alternatief voor het geval u ‘wauwelen’ lastig vindt: presenteer met een goede houding,
maar spreek onduidelijk (te snel, mompelend, met veel eh’s en tsja’s). Begin een stuk uit te leggen en raak dan de draad kwijt. (Blader eventueel in de handleiding om te zoeken
hoe het verder gaat.)
Let op: Als de leerlingen daadwerkelijk instructies nodig hebben voor het werken met de
foto- of videocamera, dient u dit ten slotte nog een keer goed en duidelijk uit te leggen! Opdracht 7
• • •
Deel aan elke leerling drie tot vijf tipkaartjes uit. Laat hen op elk kaartje één tip
schrijven, die aansluit bij een onderwerp uit de lijst in het leerlingenmateriaal. Hang
ondertussen de postervellen bij de verschillende onderwerpen op.
Laat steeds enkele leerlingen tegelijk naar voren komen en hun tips op de goede
posters plakken.
Bespreek de tips bij de verschillende onderwerpen (of per onderwerp enkele tips).
Aansluitend kunnen de leerlingen individueel de tips overschrijven die passen bij de
onderwerpen die zij nog wilden oefenen. Refereer hierbij aan het lijstje dat ze bij
opdracht 4 gemaakt hebben. Laat eventueel gebruikmaken van dezelfde tipposters
op A4-formaat.
Alternatieve werkwijze: Vorm groepjes rondom de verschillende posteronderwerpen.
Deel leerlingen in bij een onderwerp waarover zij nog iets wilden leren (zie opdracht
Nederlands in Uitvoering
4). Geef elk groepje de bijbehorende poster met tipkaartjes. De leerlingen kunnen de
•
tips onderling bespreken en voor zichzelf een lijstje aanleggen van bruikbare tips.
Laat de posters in het lokaal hangen gedurende de periode dat er aan de module
gewerkt wordt. Zo kunnen leerlingen later nog andere tips overnemen, of kunnen er
nog tips toegevoegd worden.
6
Opdracht 8
•
Bespreek in de klas welke onderwerpen relevant en leuk zijn om iets over te
presenteren aan de onderbouwleerlingen. Refereer daarbij ook aan de eigen
ervaringen die leerlingen hebben besproken bij opdracht 2. Hieronder staan enkele
suggesties en wellicht hebt u van tevoren ook met collega’s mogelijke onderwerpen
besproken. • •
Wijs aan elk groepje een onderwerp toe.
Laat de leerlingen binnen de groepjes 5-10 minuten nadenken over de keus voor een eindproduct (filmpje of foto’s) en over de globale inhoud daarvan. Loop rond en geef waar nodig adviezen.
Geef elk groepje het werkblad bij opdracht 8 om in te vullen. Bespreek de ‘rand-
voorwaarden’ (voor zover die vaststaan): de momenten waarop er gefilmd/gefotografeerd kan/mag worden; de datum waarop het filmpje of de foto’s klaar moeten
zijn; of en hoe de leerlingen de foto’s kunnen bewerken en printen; enzovoort. Laat
de groepjes vervolgens zelfstandig een plan van aanpak maken. Loop de ingevulde schema’s met de leerlingen door en noteer voor uzelf relevante afspraken.
Mogelijke onderwerpen voor een filmpje of fotocollage: •
een dag uit het leven van een bovenbouwer
•
(algemene) regels in de bovenbouw
•
•
• •
welke praktijkvakken zijn er? (of: een specifiek praktijkvak)
een (jaarlijks terugkerende) excursie
een (vaste) praktische opdracht
•
het maken van werkstukken
•
• •
het lopen van stage
waarom jullie gekozen hebben voor deze bovenbouwrichting de bovenbouwdocenten
op welke beroepen en opleidingen bereid deze bovenbouwrichting voor?
Zie leerlingenmateriaal. Denk: Hoe zit een goede presentatie in elkaar?
Blik terug op de vorige lessen en bespreek het gidsblokje van les 3 op pagina 13 van de leerlingmodule.
Opdracht 10 kunt u eventueel ook naar een ander moment in de module verschuiven. Opdracht 10
Zie leerlingenmateriaal.
Opdracht 11
Geef elk groepje een setje stroken (werkblad bij opdracht 11). Groepjes die denken de
stroken in de goede volgorde te hebben gelegd, kunt u een antwoordblad geven om dit
te controleren. Geef vervolgens elk groepslid een eigen kopie van het stappenplan.
Bespreek het stappenplan zo nodig ook nog klassikaal.
7
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
Les 3
verschillen tussen de bovenbouw en de onderbouw
•
•
Opdracht 9
een praktische opdracht van het begin tot het eind
Opdracht 12
Deel de beoordelingsformulieren (werkblad A en/of B bij opdracht 12 en 16) uit.
NB: Op de meegeleverde formulieren staat geen puntenaanduiding per onderdeel. Dit
impliceert dat de genoemde onderdelen allemaal van even groot belang worden geacht voor een goede uitvoering van de presentatie. Wanneer u echter bepaalde onderdelen belangrijker vindt en hier bij de beoordeling van de presentatie (en daarmee van de
module als geheel) meer gewicht aan wilt toekennen, moet u dit ook van tevoren aan de
leerlingen meedelen.
Opdracht 13 en 14 Let op: bij opdracht 13 maken de leerlingen een opzet voor de voorlichtingspresentatie zelf; het gaat nu niet over de inhoud van het filmpje of de foto’s. Controleer zo nodig of dit verschil duidelijk is. Geef eventueel aan wat de maximale duur van een presentatie
is. Maak verder afspraken over het moment waarop de presentaties daadwerkelijk voor de onderbouwleerlingen gehouden moeten worden en voor het oefenen ervan met de
hele klas of groep (dit laatste gebeurt in principe tijdens de volgende les, maar wanneer u inschat dat een les te kort is voor het oefenen van alle presentaties, kunt u ook een
ander oefenrooster afspreken). Voor het oefenmoment moeten de filmpjes en/of de foto-
tentoonstellingen toonbaar zijn!
NB: Mocht het zo zijn dat de leerlingen nog (lang) niet klaar zijn met het maken van het
filmpje of de foto’s, dan is het waarschijnlijk handiger om het maken van een spiekbriefje nog even uit te stellen. Dit moet echter wel gebeuren vóór de les waarin de groepjes de
oefenpresentaties houden. Les 4
Doe: Oefen de presentaties voor elkaar
Blik terug op de vorige lessen en bespreek het gidsblokje van les 4 op pagina 18 van de leerlingmodule. Geef eventueel aan in welke volgorde de groepjes gaan presenteren. Opdracht 15
Geef de groepjes enkele minuten de tijd voor de laatste voorbereidingen. Ondertussen
Opdracht 16
•
kunt u zorgen voor een goede opstelling en/of de presentatieapparatuur klaarzetten. Deel beoordelingsformulieren (werkblad A en/of B bij opdracht 12 en 16) uit en
geef aan wie wie moet observeren/beoordelen. Laat een groepje steeds observeren
door ten minste één ander groepje en wijs telkens aan elke beoordelaar een leerling
toe waar hij of zij specifiek op moet letten. Laat iedere leerling twee verschillende
presentaties observeren. Neem na afloop alle beoordelingsformulieren in die door
leerlingen ingevuld zijn. Maak zelf ook aantekeningen van alle presentaties, ten
behoeve van de beoordeling van de module. Gebruik voor uw eigen beoordeling bij
Nederlands in Uitvoering
voorkeur hetzelfde formulier als de leerlingen hanteren, of ga in elk geval uit van
•
dezelfde beoordelingscriteria.
Wanneer er voldoende tijd is, kunt u elke afzonderlijke presentatie kort na (laten)
bespreken. Bespreek anders na afloop van een serie presentaties algemene aan-
dachtspunten.
8
•
Maak zo nodig nog verdere afspraken over de uiteindelijke ‘opvoering’ van de presen-
taties voor de onderbouwleerlingen.
Opdracht 17
Laat de leerlingen weer plaatsnemen in hun presentatiegroepjes. Geef elk groepje de
Opdracht 18
Voor deze opdracht schrijven leerlingen een eigen tekst. Er wordt verwezen naar een
beoordelingsformulieren die over hun presentatie gaan.
portfolio. Als de leerlingen geen portfolio hebben, verzin dan een andere invulling voor
deze opdracht (laat ze bijvoorbeeld het schrijfkader invullen en een overzicht maken van wat ze geleerd hebben). Leerlingen die het schrijfkader in hun portfolio op willen nemen,
kunnen hun persoonlijke tekst overschrijven op een leeg blaadje. Het schrijfkader kan ook op de computer ingevuld en daarna geprint worden.
Kbl-leerlingen kunt u ook vragen om zelf (zonder schrijfkader) een korte beschrijvende tekst over hun presentatievaardigheid te schrijven.
Andere dingen die leerlingen in hun portfolio op zouden kunnen nemen zijn bijvoorbeeld: •
•
een formulier met een positieve beoordeling van de oefenpresentatie; het stappenplan presentatie (antwoordblad bij opdracht 11).
Beoordeling Op de laatste pagina's van deze handleiding staat een woordenschattoets inclusief een antwoordmodel. Deze kunt u eventueel afnemen om na te gaan in hoeverre de woorden worden beheerst.
Geef voor deze module een eindoordeel dat hoofdzakelijk gebaseerd is op de voorlichtingspresentatie die
de leerlingen geven aan leerlingen van de onderbouw. Beoordeel bij voorkeur de ‘echte’ presentatie, maar
wanneer dat problemen oplevert of wanneer er veel tijd zit tussen deze presentaties en de laatste moduleles, kunt u ook de oefenpresentaties uit les 4 (opdracht 16) beoordelen. Gebruik bij uw beoordeling van een
leerling of groepje dezelfde formulieren als u aan die leerlingen in les 3 hebt uitgedeeld! Verder kunt u de
presentatie ook een niveauaanduiding in termen van het European framework toekennen (zie Beoordeling volgens het European framework voor Nederlands als tweede taal). •
•
• •
de kwaliteit (zowel inhoudelijk als qua uitvoering) van het filmpje of de fototentoonstelling;
de samenwerking binnen de groep (deze komt in beoordelingsfomulier B ook enigszins aan de orde);
de mate waarin de leerling vooruitgang heeft geboekt qua presentatievaardigheid. De beoordeling daar-
van kunt u baseren op uw eigen inzicht maar ook afleiden uit wat de leerling zelf aangeeft in het schrijf-
kader/de reflectieve tekst uit opdracht 18 en/of de vooraf (bij opdracht 4) geformuleerde eigen leerdoelen;
de algehele inzet tijdens het werken aan de module.
Beoordeling volgens het European framework voor Nederlands als tweede taal
Om het mogelijk te maken dat de leerling deze opdracht kan gebruiken als bewijs van een taalvaardigheids-
niveau van Nederlands als tweede taal, geven we ook beoordelingsnormen die passen in het raamwerk van
de Europese taalprofielen. Deze taalprofielen zijn een Europese standaard voor taalvaardigheidsniveaus.
9
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
Andere moduleonderdelen die u bij het bepalen van een eindoordeel kunt meenemen, zijn:
Ze dienen om te beschrijven wat iemand kan in een specifieke taal en hoe goed iemand dat kan binnen
bepaalde contexten. Door deze standaard als meetlat te gebruiken voor het onderdeel taal in een portfolio, kan het portfolio gebruikt worden om roc’s, arbeidsbureaus en toekomstige werkgevers inzicht te geven in het taalvaardigheidsniveau van de eigenaar.
De voorlichtingspresentatie die de leerlingen in deze module houden is in principe een opdracht op niveau B1 of B2 binnen het domein ‘productief spreken’. Bij een zeer zwakke uitvoering van de presentatie zou sprake zijn van niveau A2. Spreken A2
B1 B2
(sluit aan bij een niveau-1-opleiding): De leerling kan een korte, vooraf ingeoefende presentatie geven over een vertrouwd onderwerp, met gebruikmaking van eenvoudige bewoordingen, korte zinnen en
standaardformuleringen.
(sluit aan bij een niveau-2-opleiding): De leerling kan een eenvoudige uiteenzetting geven over onder-
werpen uit de eigen leef- of werkomgeving. Hij/zij kan vertrouwde processen beschrijven en een eigen
mening verwoorden.
(sluit aan bij een niveau-3-opleiding): De leerling kan een goed uitgewerkte presentatie houden over allerlei onderwerpen binnen zijn/haar interessegebied, waarbij duidelijke en gedetailleerde
beschrijvingen gebruikt worden. Hij/zij kan een standpunt verklaren en voor- en nadelen van
verschillende opties uiteenzetten.
De verschillen tussen de niveaus hebben dus met name te maken met de nabijheid van het onderwerp en
de complexiteit van het taalgebruik. Verder wordt de uitspraak duidelijker en natuurlijker en wordt er vlotter
gesproken naarmate het niveau hoger ligt, terwijl tegelijkertijd het aantal grammaticale fouten afneemt. Op niveau B2 is een leerling bovendien in staat goed en met redelijk gemak te reageren op vragen uit het publiek, terwijl dat op niveau B1 moeizamer gaat en op niveau A2 alleen goed gaat bij zeer simpele of standaardvragen.
Suggesties voor samenwerking met andere vakken Bij deze module ligt samenwerking met andere vakken voor de hand om tot een brede en evenwichtige presentatie van de gehele bovenbouwsector te komen. Verder kan samenwerking gezocht worden met
CKV, techniek of audiovisuele vakken, voor het verkrijgen van een vakkundig uitgevoerd eindproduct (zie
Nederlands in Uitvoering
bij ‘Materialen en voorbereiding algemeen’).
10
Antwoordblad bij opdracht 1 in de schijnwerpers staan
Woordenlijst = veel aandacht krijgen Laat mij maar de fototentoonstelling maken voor de presentatie, dan mag iemand anders er iets over vertellen. Ik houd er niet zo van om in de schijnwerpers te staan.
(iemand ergens over) voorlichten = hem/haar er informatie over geven Toen we in groep 8 zaten, lichtte de docent ons voor over de verschillende soorten onderwijs die er zijn en over verschillende middelbare scholen in de omgeving. (iemand ergens voor) motiveren = ervoor zorgen dat hij/zij het belang ervan inziet en het wil doen De wiskundedocent probeert ons te motiveren voor zijn vak, door te vertellen dat je wiskunde overal voor nodig hebt. = zich voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of om in een bepaalde situatie te zitten Door de foto’s uit het rampgebied te bekijken, kon je je goed inleven in het verdriet van de slachtoffers.
de draad kwijt zijn/raken
= niet meer weten waar het over gaat Tijdens haar presentatie werd er ineens iets omgeroepen door de luidsprekers. Daardoor raakte Irene helemaal de draad van haar verhaal kwijt.
inmiddels
= ondertussen Ivo zou mij nog mailen of hij vanmiddag aan onze presentatie kon werken, maar dat heeft hij niet gedaan. En ik heb inmiddels al een andere afspraak gemaakt.
aan de hand van …
= met … erbij als voorbeeld of houvast Het is vaak makkelijker om iets te vertellen aan de hand van een foto of voorwerp, dan zomaar uit je hoofd.
de opzet
= plan van aanpak Tijdens hun eerste overleg maakten ze een opzet voor de presentatie en verdeelden ze het werk.
11
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
zich inleven (in iets of iemand)
Nederlands in Uitvoering
Antwoordblad bij opdracht 1
12
Woordenlijst
een suggestie doen
= iets voorstellen, een idee inbrengen Riana deed de suggestie om ook ouders voor de voorlichtingspresentatie uit te nodigen. Dat vond iedereen een goed idee.
de gelegenheid
= de kans, de mogelijkheid Ik wilde mijn docent nog iets vragen, maar omdat hij meteen na de les weg moest, was daar geen gelegenheid meer voor.
boeiend
= interessant Onze economiedocente uit de onderbouw gaf altijd heel boeiend les. Het komt vooral door haar dat ik de richting Handel en Administratie gekozen heb!
de opbouw
= hoe een tekst, bijvoorbeeld een verslag of een verhaal, in elkaar zit De presentatie heeft een goede opbouw: een duidelijk begin, midden en einde.
de samenhang
= het verband, de manier waarop dingen met elkaar te maken hebben Elk groepje heeft iets leuks gemaakt voor de tentoonstelling, maar er is totaal geen samenhang tussen de verschillende onderdelen.
de puntjes op de i zetten
= iets helemaal en precies afmaken Ons filmpje is bijna klaar! We moeten alleen nog de puntjes op de i zetten, zoals de aftiteling maken en er een leuk muziekje onder zetten.
Werkblad bij opdracht 1
Vragenkaartjes
Wat is de beste presentatie die je ooit hebt gehouden? Waarom vond je die presentatie zo goed?
Wat is de moeilijkste presentatie die je ooit hebt gehouden? Wat was er zo moeilijk aan die presentatie?
Welke uitspraak past bij jou? Kies een uitspraak en vul die aan. • “Ik heb een hekel aan presenteren, • want …” • “Ik vind het heel leuk om te • presenteren, want …”
Kies een antwoord: “Als ik een presentatie moet houden, doe ik dat het liefst alleen/met z’n tweeën/ in eengroepje.” Leg je keuze uit.
Wat wilde jij graag weten over de bovenbouw, toen je nog in de onderbouw zat?
Op welke manier kregen jullie zelf voorlichting over de bovenbouw?
13
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
Noem drie dingen uit de bovenbouw, die jullie in de onderbouw niet deden of hadden.
Nederlands in Uitvoering
Werkblad A bij opdracht 7
14
Tipkaartjes
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Tip
Werkblad B bij opdracht 7
Tipposters
Tips
voor het vinden van interessante dingen om te vertellen/laten zien
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
15
Werkblad B bij , opdracht 7
Tipposters
Tips
Nederlands in Uitvoering
voor het maken van een goed spiekbriefje
16
Werkblad B bij opdracht 7
Tipposters
Tips
voor het oefenen van de presentatie
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
17
Werkblad B bij opdracht 7
Tipposters
Tips
Nederlands in Uitvoering
voor een goede houding bij het presenteren
18
Werkblad B bij opdracht 7
Tipposters
Tips
om presenteren zonder voor te lezen van het papier
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
19
Werkblad B bij opdracht 7
Tipposters
Tips
Nederlands in Uitvoering
om boeiend vertellen
20
Werkblad B bij opdracht 7
Tipposters
Tips
om je zenuwen onder controle te houden
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
21
Werkblad bij opdracht 8
Schema voor de voorbereiding van een presentatie Onderwerp van de presentatie: .................................................................................................. Wij maken een
q filmpje
q fototentoonstelling
Korte beschrijving van het filmpje/de fototentoonstelling:
........................................................................................................................................
........................................................................................................................................
........................................................................................................................................
........................................................................................................................................ Plan van aanpak:
Nederlands in Uitvoering
Welke informatie of spullen zijn nodig?
Hoe kom je eraan?
Handtekening docent voor gezien: Commentaar van de docent:
22
Wie doet/ regelt het?
Wanneer is het klaar?
¸
Werkblad bij opdracht 11 Stap … : Maak een spiekbriefje Stap … : Maak een opzet voor je presentatie Stap … : Probeer zo veel mogelijk te weten te komen over de opdracht Stap … : Oefen je presentatie Stap … : Verzamel de informatie en materialen die je nodig hebt Stap … : Leef je in in je publiek • • • •
Wie zijn de mensen voor wie je de presentatie houdt? Wat weten zij al? Wat nog niet? Hebben ze speciale vragen of interesses? Verwachten ze een formele of een informele presentatie? Zijn er bijzondere dingen waar je rekening mee moet houden?
23
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
• Houd bij hoe lang de presentatie duurt. • Oefentips: - Doe het eens heel overdreven: overdreven enthousiast, overdreven duidelijk en met overdreven veel gebaren. - Oefen het met iemand samen, dan kun je elkaar commentaar en tips geven. - Neem je presentatie op. Dan kun je zelf zien of horen wat er goed is en wat beter kan. • Bekijk na het oefenen of je de presentatie aan moet passen. Wanneer de presentatie te lang duurt, moet je onderdelen inkorten of weglaten. Duurt je presentatie (veel) korter dan de tijd die je ervoor hebt, dan kun je misschien nog iets meer vertellen over elk deelonderwerp, een ander deelonderwerp bespreken, extra voorbeelden geven, of meer dingen laten zien. Zet veranderingen ook op je spiekbriefje!
Werkblad bij opdracht 11 • Bedenk wat je allemaal wilt of moet vertellen over je onderwerp. Wat zijn de belangrijkste vragen die iemand over het onderwerp kan stellen? Die vragen moet je in elk geval beantwoorden in je presentatie. • Bedenk hoe je de presentatie boeiend of interessant kunt maken. Kun je materialen laten zien (voorwerpen, illustraties, foto’s)? Kun je iets laten horen of voordoen? • Maak een plan van aanpak: schrijf op welke informatie en materialen je nodig hebt, hoe en wanneer je die gaat verzamelen en wanneer. • Wat moet je precies doen? (Een verhaal vertellen? Een Powerpointpresentatie geven? Werk laten zien?) • Waar moet het over gaan? • Waar, wanneer en voor wie moet je presenteren? • Hoeveel tijd heb je/Hoe lang mag het duren? • Wordt de presentatie beoordeeld? Door wie? Wat zijn de eisen? • Verdeel de informatie die je wilt presenteren in verschillende onderwerpen of delen. Zet de onderwerpen/delen in een logische volgorde. • Schrijf bij elk onderdeel kort op wat je gaat zeggen, doen en laten zien. Gebruik het werkblad ‘Spiekbriefje presentatie’. Vul het werkblad in in steekwoorden. Eventueel kun je een paar lastige zinnen helemaal uitschrijven.
Nederlands in Uitvoering
• Zoek informatie bij elke vraag of elk deelonderwerp. Zoek ook dingen om te laten zien. • Reserveer zo nodig apparatuur als een beamer, tv, cd-, dvd- en/of videospeler.
24
Antwoordblad bij opdracht 11 Uitleg Tekst
Stappenplan ‘Een presentatie houden’
Stap 1: Probeer zo veel mogelijk te weten te komen over de opdracht • Wat moet je precies doen? (Een verhaal vertellen? Een Powerpointpresentatie geven? Werk laten zien?) • Waar moet het over gaan? • Waar, wanneer en voor wie moet je presenteren? • Hoeveel tijd heb je/Hoe lang mag het duren? • Wordt de presentatie beoordeeld? Door wie? Wat zijn de eisen? Stap 2: Leef je in in je publiek • Wie zijn de mensen voor wie je de presentatie houdt? • Wat weten zij al? Wat nog niet? Hebben ze speciale vragen of interesses? • Verwachten ze een formele of een informele presentatie? • Zijn er bijzondere dingen waar je rekening mee moet houden? Stap 3: Maak een opzet voor je presentatie • Bedenk wat je allemaal wilt of moet vertellen over je onderwerp. Wat zijn de belangrijkste vragen die iemand over het onderwerp kan stellen? Die vragen moet je in elk geval beantwoorden in je presentatie. • Bedenk hoe je de presentatie boeiend of interessant kunt maken. Kun je materialen laten zien (voorwerpen, illustraties, foto’s)? Kun je iets laten horen of voordoen? • Maak een plan van aanpak: schrijf op welke informatie en materialen je nodig hebt, hoe en wanneer je die gaat verzamelen en wanneer.
Stap 5 : Maak een spiekbriefje • Verdeel de informatie die je wilt presenteren in verschillende onderwerpen of delen. Zet de onderwerpen/delen in een logische volgorde. • Schrijf bij elk onderdeel kort op wat je gaat zeggen, doen en laten zien. Gebruik het werkblad ‘Spiekbriefje presentatie’. Vul het werkblad in in steekwoorden. Eventueel kun je een paar lastige zinnen helemaal uitschrijven. 25
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
Stap 4: Verzamel de informatie en materialen die je nodig hebt • Zoek informatie bij elke vraag of elk deelonderwerp. Zoek ook dingen om te laten zien. • Reserveer zo nodig apparatuur als een beamer, tv, cd-, dvd- en/of videospeler.
Antwoordblad bij opdracht 11
Nederlands in Uitvoering
Stap 6 : Oefen je presentatie • Houd bij hoe lang de presentatie duurt. Oefentips: - Doe het eens heel overdreven: overdreven enthousiast, overdreven duidelijk en met overdreven veel gebaren. - Oefen het met iemand samen, dan kun je elkaar commentaar en tips geven. - Neem je presentatie op. Dan kun je zelf zien of horen wat er goed is en wat beter kan. • Bekijk na het oefenen of je de presentatie aan moet passen. Wanneer de presentatie te lang duurt, moet je onderdelen inkorten of weglaten. Duurt je presentatie (veel) korter dan de tijd die je ervoor hebt, dan kun je misschien nog iets meer vertellen over elk deelonderwerp, een ander deelonderwerp bespreken, extra voorbeelden geven, of meer dingen laten zien. Zet veranderingen ook op je spiekbriefje!
26
Werkblad A bij opdracht 12 en 16
Checklist voor de beoordeling van een presentatie Naam beoordelaar: ................................................................................................................... Presentatie die je hebt beoordeeld: .......................................................................................... Op wie heb je speciaal gelet? ...................................................................................................
q Ja q Ja q Ja
q Nee q Nee q Nee
Opbouw Is de opbouw van de presentatie goed? Heeft de presentatie een goed begin? Heeft de presentatie een duidelijk eind? Opmerkingen/Tips:
q Ja q Ja q Ja
q Nee q Nee q Nee
Informatie Geeft de presentatie genoeg informatie? Is de informatie interessant? Opmerkingen/Tips:
q Ja q Ja
q Nee q Nee
q Ja q Ja
q Nee q Nee
q Ja q Ja
q Nee q Nee
Zijn er genoeg dingen te zien? Zijn dat goede dingen om te laten zien? Opmerkingen/Tips: Presentator Is de presentator goed te verstaan? Kijkt de presentator het publiek aan? Opmerkingen/Tips:
Mijn belangrijkste complimenten: Mijn belangrijkste tip:
27
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
Opdracht Voldoet de inhoud van de presentatie aan de opdracht? Sluit de presentatie aan bij de doelgroep? Zijn de taken in de presentatie goed verdeeld? Opmerkingen/Tips:
Werkblad B bij opdracht 12 en 16 Beoordelingsformulier presentatie
Naam beoordelaar: ................................................................................................................... Presentatie die je hebt beoordeeld: .......................................................................................... Op wie heb je speciaal gelet? ................................................................................................... Waar je op moet letten Inleiding
Wordt de luisteraar nieuwsgierig gemaakt?
ja / nee
Is duidelijk wat er verteld gaat worden en in welke volgorde?
ja / nee
Is snel duidelijk wat het onderwerp is?
ja / nee
Is er genoeg informatie over het onderwerp?
ja / nee
Zijn er genoeg dingen te zien?
ja / nee
Is de informatie interessant?
Zijn de dingen die je te zien krijgt leuk/ interessant?
Kun je alles goed zien vanaf een afstand?
Geeft de presentatie een goed beeld van de bovenmbouwafdeling of sector? Slot
ja / nee
ja / nee ja / nee
ja / nee
Is er een duidelijk slot?
ja / nee
Wordt er een conclusie en/of advies gegeven?
ja / nee
Wordt er een goede samenvatting gegeven? Is er een leuke afsluiting?
Worden de vragen van het publiek goed beantwoord? Algemeen
ja / nee
ja / nee
ja / nee
Is/Zijn de spreker(s) goed te verstaan?
ja / nee
Praat/Praten de spreker(s) in een goed tempo (niet te snel, niet te langzaam)?
ja / nee
Kijkt/Kijken de spreker(s) het publiek aan?
Nederlands in Uitvoering
ja / nee
Wordt er gezegd wanneer er gelegenheid tot vragen stellen is? Kern
Sluit de presentatie aan bij de doelgroep?
Zijn de taken in de presentatie goed verdeeld?
28
Omcirkel
ja / nee
ja / nee
ja / nee
Opmerkingen/tips
Werkblad
Spiekbriefje presentatie
Vul de ‘kerngegevens’ van jullie presentatie in. Schrijf daarna bij elk onderdeel van de presentatie in steekwoorden op wat jullie gaan doen (vertellen/laten zien) en wie het doet. Tips: • Schrijf zó dat je het van een afstandje (met het briefje voor je op tafel) snel kunt lezen. • Zorg dat belangrijke dingen extra opvallen. Markeer die bijvoorbeeld met stift, of zet er een pijl of uitroepteken bij. Datum van de presentatie: Tijdstip en plaats: Benodigde hulpmiddelen: q Beamer q tv
Inleiding
q Laptop q Usb-stick q video/dvd
Wat vertellen?
Wat laten zien?
q overheadprojector Wie?
1. Publiek verwelkomen, ‘pakkend’ begin 2. Kort: • Wat is het onderwerp? • Uit welke delen bestaat de presentatie? • Wie doet/vertelt wat? • Wanneer gelegenheid om vragen te stellen? Kern
Deel 1
Deel 3 Slot
• Korte samenvatting wat jullie verteld heben • Conclusie of advies 29
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
Deel 2
Antwoordblad Extra opdracht Op deze manier moeten de woorden in de zinnen staan: 1. Volgende week is er voor onderbouwleerlingen een ‘kijkdag’ op de bovenbouwafdelingen. Dat is een goede gelegenheid om onze presentaties te houden.
2. Ik heb me opgegeven om op de Open Dag een rondleiding te geven aan nieuwe leerlingen en hun ouders. Ik vind het leuk om mensen voor te lichten. 3. Gisteren was er in de klas een schrijfster op bezoek. Ze vertelde over haar leven en las voor uit een van haar boeken. Ik vond haar een erg boeiend persoon!
4. Dionne wil later sportleraar of coach van een sportteam worden. Dat lijkt me echt wat voor haar, want ze kan mensen altijd heel goed motiveren.
5. Ik ben gek op dansen en ik kan het ook heel goed. Maar ik wil geen danser van beroep worden, want dan moet je optreden en ik houd er niet van om in de schijnwerpers te staan.
6. Leila en Sil hadden een filmpje gemaakt over de praktijkvakken. Jammergenoeg was er weinig samenhang tussen de beelden die je zag en wat ze erbij vertelden.
7. De presentatie van John en Khalid was heel grappig, maar er zat geen goede opbouw in. Ze vertelden bijvoorbeeld eerst wat zij de leukste vakken in de bovenbouw vonden, en pas daarna wat het onderwerp van hun presentatie was! 8. Khalid was tijdens het praten een paar keer de draad kwijt. Misschien kwam het door de zenuwen; voor hem was dit zijn eerste presentatie.
9. Ik weet altijd heel goed wat ik wil hebben of doen. Daarom vind ik het moeilijk om me in te leven in mensen die niet goed kunnen kiezen.
10. Je kunt de keuze voor een bovenbouwsector ook maken aan de hand van een beroepentest. 11. We moeten de opzet voor ons werkstuk morgen aan de docent laten zien.
Nederlands in Uitvoering
12. Onze tentoonstelling is bijna klaar. Vandaag zetten we de puntjes op de i.
13. Volgens mij is het niet handig als wij allemaal achter elkaar onze presentaties houden voor alle onderbouwleerlingen. Ik ga bij de decaan de suggestie doen om groepjes leerlingen te maken. Elk groepje kan dan twee of drie presentaties volgen. 14. Vroeger vond ik het eng om te praten voor een groep mensen. Maar inmiddels heb ik zo vaak een presentatie gehouden, dat ik het zelfs leuk vind!
30
Woordenschattoets
Zet je afdeling in de schijnwerpers
Naam: .................................................................... Klas: .............. Datum: ............................ Wat betekent het schuin gedrukte woord? 1.
2.
3.
4.
5.
Om me in te leven in mijn rol van weeskind, in het toneelstuk, dacht ik aan het gevoel dat ik had toen mijn oma net dood was. q je voorstellen hoe iets voelt q iets zo goed mogelijk proberen te doen q medelijden hebben met iemand anders q medelijden hebben met jezelf, je verdrietig voelen De eerste paar keer dat ik een presentatie moest houden, was ik heel zenuwachtig. Maar inmiddels heb ik het al vaak gedaan en vind ik het niet eng meer. q tegenwoordig q voorlopig q ondertussen q na hele lange tijd
Doordat tijdens haar spreekbeurt ineens de bel ging, was Agnes even de draad kwijt. q ze was erg geschokken q ze durfde niet meer verder te vertellen q ze wist niet meer waar ze gebleven was in haar verhaal q ze wist niks meer te vertellen over het onderwerp
Ik wil later graag werken op een olieplatform in zee. Dat lijkt me echt een boeiende baan! q interessante q oninteressante, duffe q wat de moeite waard is q belangwekkende
Ik hoop niet dat iemand voor mijn verjaardag een ‘surprise party’ organiseert. Ik sta liever niet zo in de schijnwerpers. q geëerd worden q belangrijk gevonden worden q belangrijk zijn, een hoofdrol spelen q veel aandacht krijgen
31
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
6.
De mentor probeert ons te motiveren om op school ons best te doen. Ze zegt dat je met een diploma veel leuker en beter betaald werk kunt krijgen. q iemand overhalen om iets te doen q iemand proberen op te vrolijken q iemand ergens over voorliegen of dingen mooier vertellen dan ze zijn q ervoor zorgen dat iemand het belang ergens van inziet of het wil doen
7.
8.
9.
10.
Nederlands in Uitvoering
11.
32
Aan de hand van een schema legde de docent uit hoe het apparaat in elkaar zat. q met een schema in de hand q met een schema als voorbeeld q met een schema in plaats van met woorden q door ons er een schema van te laten tekenen
We moeten de opzet voor ons eindverslag volgende week aan de docent laten zien. q het plan van aanpak q de indeling q de belangrijkste informatie q de taakverdeling
In het tweede jaar op school werden we voorgelicht over de verschillende bovenbouwsectoren. q kregen we een rondleiding q kregen we informatie q werd er getest of we geschikt waren q moesten we een keuze maken
Tijdens de rondleiding op de Open Dag deed een ouder de suggestie om ook even bij de sportvelden te gaan kijken. q hij dacht er ineens aan q hij wilde het heel graag q hij vroeg zich af of het mogelijk was q hij stelde het voor “De enige gelegenheid die ik heb om met je naar de film te gaan, is donderdag. De rest van de week moet ik werken.” q moment waarop je iets wilt doen q mogelijkheid om iets te doen q tijd die je hebt om iets leuks te doen q vrije dag
Zet je afdeling in de schijnwerpers
Woordenschattoets
Antwoorden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
D A C C A D B A B D B
Normering (op basis van aantal goede antwoorden) onvoldoende zwak voldoende goed zeer goed
KBL 6 of minder 7 8 9/10 11
BBL 5 of minder 6 7/8 9 10/11
Zet je afdeling in de schijnwerpers! - Een presentatie houden
33